Een
blaadje
uit
mijn
journaal
.
DOOR
Mr.
’s
Morgens is
Altijd
die
Deze
gerigt
verhulde het
voor
gelaten In
daardoor
en
laatste
de
de
van
den
dag
was,
afweert.
vallen achter
hoeken om, paar
voet
de
gaat wijkende.
afbeeldsel
mede,
van
—
als
Koning
treedt
de
monnik
de omstanders
kussen.
neemt
daar
eenige
lava
de
bereiken,
deze
en
het
het
punt,
even
te
arm
af,
San
en
Diorio.
en
villa’s,
hier slechts 5 tot en
met
opslurpende. Rondom mate
naar
het
voor
waar
voren
zij
voort-
met ontblooten
Hof,
voorwaarts
voeten
de stad
hoogte
langs huizen
kring,
prevelende
maria
januarius,
opgeheven
genaamd
wat haar in den staat weg
dat het
welke
statig zich ontrollende,
is
kleurd
bidt
en
de
Ook
monnik
door
eenige straatjes
toe-
gesprek,
van
H.
met
wij
zijn
genoeg,
hoogte,
plaats,
eene
eerbiedigen
Een
door
tot
van
te
ons
eerst
niet,
majesteit.
den
scheidt,
reden
schare een’
hoofde.
alles
avond
tijdig
de
op
Vesuvius
den
grooter
daar nadert de dikke, zwarte,
—
alles
lippen
vormt
niet
stelde
ons
onderwerp
één
vloeide die
hooge lavamassa, langzaam
gloeijeiyle haar
den
tot
landstreek.
maar,
het
verschrikkelijke
slechts
bloed
Portici
uit, gingen
stegen
zijner
Napels,
van
kleiner
van
aller aandacht
was
overschoone
berouwde
ongelukkig
het
van
lavastroom
vlak
ware
wij
dat
thans
maar
Napels binnen.
van
dikke rookwolken;
natuurlijk
was
vernamen
het
in
golf
dezer
leur, later
aanschouwing
rondom
gingen Wij
het
vlakte
Tegen
7
als
te
de
wij
koning
echter
beschermheilige
den
een
op
en
zelf
Napels
den
oogenblik
de
tot
.
indrukwekkend,
zich
langzamerhand,
Bergsma
stoomden
ure
aanblik
uitsluitend
dit
5
om
W.B.
en
den
het weer
legt
een
stroom,
ge—
prentje
ligt, zal
en
laat het
op
389
Wij aan
zijde,
onze
Na
links
gaan
half
een
vormt
der
verbeelden tevens
juicbt
schijnt
zij
alle
ook
hij
Ons
straal Na
zij
in
ze
half
veel
niets
eeus
draait
ver
boven
de
opgekloramen zich, hier
op
evenwijdig
waarop eene
zijn,
hooger
wij
zeer
breedste zeewaarts
gelijk
de linksche hier
staan,
ons
tot
en
en
en
loopt
naar
den
stof.
zonne-
kant
de van
?
die
zij ons
een
linksche Portiek
wij,
eene
na
den
tot
wij,
reikt,
bij
de
heeft
vergunt
tot
gaat
onze
van
San
voeten
den
gesplitst,
digt
Niet op
te
af,
zoo
als
die
en
rots,
naderen,
vindt hier
Sebastiano;
vlak
berg
Diorio
waarin de stroom
regtsche
San
Op
vuurko-
vooruitspringende zoo
zien
en
brand.
tang, wier kop
voet
van
niet
nog
wederom
klove,
beneden
ver
hier rolt de bewe-
reusachtige
gloeijende
nemen; de
in
en
vrecsselijken Twee
pooten
gezigt dat
ander schouw-
diepte,
als
der twee armen,
landwaarts
magtigste;
wij
en
af door
regterzijde
uiteenloopende rigting
diepe bedding
geen
nieuwe tooneel,
een
genaderd
wiens
alloopen,
thans
zijde van
wier
en
een
de
uit
op
dit
van
als
thans
aan
dan
zoo
door
oog
ondergegaan,
ter
dalende
Wij zijn
is
zinkt
gloeijende stipals
is veel schitterender,
aanschouwen
hoofden,
stroom,
pad
glans,
wat
en
onze
geplaatst zijn. zelven:
het
beneden
naar
hebben
ons
ginds
gloed
is thans
te
feilen
een
het,
de
af;
zon
ijlen, gaat
dan
lommen,
De
gezien
genoeg
voorwaarts
wordt
de lava
Kwam
voeten
sneller.
kleuren,
van
en
gezigt; de lava gloeit,
ontelbare
zijn
met
onzer
onderaardsche
prachtige
het
brij
dikke
een
en
roept.
wandelens,
uur
aangetrokken.
ging
dit
aan
Als als
zicli
ijst,
en
weerklinkt het
slingert,
geheimzinnige
schitterend
het leven
half
een
schijnt,
op
geheele oppervlakte;
100 tot 150
wij
gekluisterd
want
stroom
het harte
niemand
verstomt
aanschouwen !
zeg
er
deze
in
duim
bloembed
een
pen,
spel
de
steen
de
uit
als
zoo
men
doen.
wijnbergen,
zich
welt, als
gloed
kruit
hij
rivieren en
verheft
lava,
waarbij
mag
ik
velden
platgetrapte
een
volgen;
onze
op
en'onderuit
bet
men
borrelen;
blijft
oog
ijsscholleu
lava,
te
opwaarts
heete
brug,
zwaren
niet één
niet
maar
dat
een
de
schouwspel,
een
te
op
kracht
als
over
gloeijende
kan,
stroom
brokken
breede
de
den
loopens
over
eene
aarde,
om
volmaakt
uur
tusschenbeiden en
af,
eene
het is de
wij
enkele punten,
zagen, zoo
als
390
lager af,
inaar
verdoofde
als
de
moraine rondom
kunnen
Wij
den
wij
het
prachtige
springen
en
vende. Daar zal
ons
vóór
of
gezelschap
kleederen die
lieeren,
heldin
der
geworden; met
blaauwe
den
werd
en
steekt
heerlijk zijn
glans;
geroep
gidsen,
bergpaden En
nu
met
geraden.
zijn
er
twee
Om
en
en
van
van
de
de
het
andere
en
ver
bang
door
eenige
barer klei-
des
donker het
is
van
een
nacht
en
geheele
zien
flikkeren er
en
en
onze
tot bescha-
lucht-
wij
nu
wiegelen
geruisch
van
stem-
die el-
nieuwsgierigen
doen hooren,'en
die hunne lieden
de als
van
de
doorkloven
elkander seinen in de duisternis. wenschten
bergs
langs om
kinderen
strom-
keerde
en
licht
is
“Bah! peureux
angstkreten
geheel
oiis
vraagt
Napolitaansche
beklimt,
groote
scharen
Wij
korter,
de
ook
en
niet
zij
af.
vervult
kanten
patent,
voet
laatste als
volbragt
thans
onophoudelijk
den
Napolitanen, De
en
barer
af
ge-
Ondertusschen is
sterk
verbazing
van
zonder
een
uit,
kolenvuur;
voorwaarts?
wegen-
ongebaand,
om
alle
prijs
en
alsof het ook
het is
terug.
door de
is
gloed
en
een
kreten
en
leiden
de
togt,
hoop. Met eenig hompelen,
Het
aan
bij
raden
blijdschap
naast
gejoel
en
wederom
niet
en
tot
schoenen
beraadslaagd:
zij
blikken
onze
tot den
ons
toestemmend
en
mantels
onze
vreesselijk schoon; eenige
en
gelukkig
togt
teruggeblevenen.
verdringen
tallooze
roept
de
vuur;
keeren
gaan,
smeulenden
toortsvlammen
en
kafir
op
ctes!"
phosphorusvlammetjes men
het
na
weiden
wij
jonge kinderen.
ondersteund
behouden weder,
ming
ruim
niet
vous
que
scheuren
en
wij
cavaliers
achtervolgd,
pelen
twee
antwoorden
te branden. Er wordt
zelve ook
Napolilains
gedienstige
met
—
van
even
eenige ellen naderen.
onze
verscheidene
aangekomen:
dame
kan?”
zij “op
nen
lava,
wij
en
opgeworpen,
stil, en
bereiden
heete
kraakt
voldoende,
zijn
Eransche
hare
Dan
en
op
omgeslagen,
de
over
wal
breede
een
wij dien wal overklimmen,
oogenblik
een
verraaien; het is vreesselijk heet,
een
eene
eerst
hebben
kruit
ons
Als
beide stroo-
zijn
lava
gloeijende
regterzijde
onze
schouwspel.
kleuteren
oogenblikken er
liever
de kanten
aan
gletschers.
aan
de nachtkoude te
tegen
is
uitgestrektheid
nog sterk
de
stroom
echter
staan
aan
inwendig
maar
geheele
slechts
rood;
gloeijend
men
hunne
over
naar
den
over
het
wel,
den
top
vuurstroom,
Resina,
maar
maar
te
het is
komen,
maar
per
steil as
te
391
den
wij
laatsten.
de
wij,
feller
vuurtoren
uit,
gen
bevinden
en
afstand
links
torium
onder
ben
den
men
ziet
men,
de
eene
of
ouden
massa’s
landzijde in
van
als
Wij hier
wij
kraters
Op
dit
in
hem
verlaat
daar stort
de
geheel
het
naar
hebben
zich
wederom
ineen,
zij
van
de
aan
de
kleine
dan
bin-
kraters
vertoond.
kom
van
de
Pompeji
aan
van
den
Napels,
een
over
den rand
hij
waar
hermitage af;
zich,
beiden
verstuift
en
is
van
een
een
blokken
ijsschollen)
beweging
gloed hevig;
kom des ouden
de
doorbreekt,
aantal
de
de
sterk,
hij
waar
tusschen
een
en
dat
het,
eene,
de
gestort,
zeer
geweld
en
in
kant
ligt
begin
verdeelt.
punt,
vreesselijk
geno-
het
aldaar
opening
den
gekraak
het
ter
aantal
een
beneden
stroomen
vormende,
denke
massa
naar
is
hebben zich
doorgeloopen,
uur,
opwaarts
sneller,
met
oogenblik
opgehoopt
\
twee
vooruit
blokken
(men
een
Herculanurn
naar
Napels
sedert
krater
grooten
top
gebleven.
daartusschen
genoemd,
de eerste
heb-
altijd ronkende krater,
woedende vaart
met
deze
thans
veel
en
zich
klimmen
rustig
berg);
Thans
regtschen
hermitage
de
zagen,
alweder
vurige
hier
dan
meer
volgen
dezen die
de
(oude
oude krater
Uit
heeft
gestort,
echter wij jagen
van
de
den
van
van
langs
kom,
Vecchio
berg heeft
laatsten
uit
gezigt
is
regtsche
voeten
het observa-
dezen
ditmaal
een
Wij stij-
verder te
Met
het
thans
eigenlijken
zonder
is
hij
afgebeeld,
opspoten,
Pebruarij is
hier
krater.
doen,
de
den
men
liever
een’
van
200
slechts
of
uit
totdat
pas,
worden
Terracina.
op
naar
goed,
zeer
Vesuvius
bij
hermitage,
waar
hebben bedolven.
zijde
krater
afstand
is
Monte
gesloten.
stroom
zoo
toppen;
de
jaartelling
geopend;
der
is
De
van
te
ziet
kom,
andere
De
twee
men
vveesselijke
nen-
thans niet
uitgestrekte
onzer
ter
loopt
Vesuvius
linksche
punt
tot
dan
en
te
zeer
den
van
hermitage,
kegelvormigen
den
aan
echter
wij
Als
stroom.
voetpad
een
terug,
gedeelte
een
blinkt
de
aan
het
is
daarneven,
bestegen; tot
den
van
die
en
schijnsel
ons
voor
zijn,kiezen
genoeg
wederom omschenen
beneden,
maakt, wiens
groot
llambouw komt
de
naderende,
dan
is
al
den zeekant
naar
De weg
zaamgesteld;
hermitage
veel
gloed
dus
gaat
paarden.
lava
gehouwen
toch
vermoeienissen Het
drie
met
boven
de
Daar
berijden.
tot
een
waterval
vuurregen. een
huis
verzwolgen,
klomp
hoogte; het
too-
392
iieel
verandert
weder
is
dien
voor
de
wij
storten.
Napels
letter
Het
nacht,
duisternis
nog
zelfs
gelaten,
ons
wij
getuigen; toen
ping, het
gesprek
wij
het
er
heeft
kloppen
nachtelijke
een
Duitsch
gezongen ori
te
om
van
verplaatst
de
orn
daar
nemen
van
ginds
gevoelens,
en
te
doen
,
grondvesten
hare
dun
als
Het ons
ccne
dat
hooger
en
steeds
aan
hooger
uitgestrekte plaats
wijd
onder
gegrond
onze
zee
een
uitgaan de
en
hart tot
is
in
Hem,
eilanden
te
schep-
ratelt hooren eens
op een
juist
die
haar
duisternis;
en
en
het
wij achter
der
dag
vor-
doet de
van
daar trillen
aangeheven, ons
licht
om
kraakt
zang:
dan
ure
die
lied
door
door
geschikt
en
doorstroomde
daarheen
aarde
op
geworpen
stof.
licht,
en
heeft
die
niet
—
w.i
bedekken
hebben
licht
sur
beschouwing.
wolken
hier,
in-
huiveren,
voorwerp
eersten
tusschen
het
hartslag;
is
dien
was
als
toonen
geen
mij
zou
marcher
onderaardsche
boom
ri-
geluid,
herinner
de
aan
levende natuur
in
een
krater
mij
Zaamgepakte het
van
de
tijd
heen,
beschrijft,
deed
ervaren,
geen
ons
scheiding
onzen
de
te
ik
hol,
gedachte
laat
afgebrande
gezelschap
den
de oude
opgehouden;
stilte
juist
dat
zijn;
ons
nog geene
de
voorspelde, de
Onze
strooraende
toe
en
fiksche
razende. Ik stoot met
en
is
dat
eene
komen.
pas
het
schijn
geen
voelen
af
wij
snuivende
rondsom.
donkerder
te
blijven
den rand
over
de stroom
gelijkmatig
een
spreekwoord
massa’s
om, en
nu
klinkt,
het
nacht
de felle
bovenlucht;
gang,
gewaarwording
zwarte
donkere
melooze
het
goed dien
hooren
ons
bekennen, van
de
Maar
is
in
moet
Ik
de
bodem:
als
hebben
en
cirkel,
linkerhand
op
zien
Eindelijk zijn wij zelve
de stokken
onder
willekeuriger
voorwaarts! klinkt al-
blijven, wij
oogen
halven
den
men
volcan.
de
van
onze
op
dat
aldus
den
kan
kaleidoslcoop
geklouterd,
waarbij
ons,
voortrollen;
stok
toen,
onze
weten.
stoomwerktuigen
van
mijn
wij
boog aan
zien
vier als
Maar
het
geen
vertoonen. Maar liet
vulkanische bekken
wandeling weg
dat
zonder
het
van
minuut,
wij gaan.
en
—
staan
de
elke
wentelingen
verrassender
en
van
voeten
lava,
ligt, gestold
op,
onze
tot
linkerzijde waar
der kraters moet
was,
sterker
aanwijzen.
voorzigtig
in hare vaart.
is
licht De
vlak
nu
en
geraas
bodem,
Wij huppelen
ons
die thans
betreden rvorden; over
voor
het
is
de zwarte
393
de
golven,
worden
Plotseling betreden,
lava
de
met
gedoogde
en
het
niet, keel
nen
onze
had
poort
vlijen
van
willen
neder
ons
die
wml,
zeer
te
ietwat
wordt
ditmaal
het
te
en
uit
onze
in
in
matig
op-
omvang
de
wij
on-
het
woede;
zelfvol-
hebben kunnen
komen,
tooneel kalm
geheele
be-
het
ruim beloond.
konden
daarentegen
te
gaat
moe
stoffen
afgenomen
en
wij den
valt.
te
kun-
gewaar, doen
ons
siësta,
onderzoek volle den
het en
zweven
moeten en
van
des
de
van
den
een
zouden
den
onzer;
aantal
de stad
van
ons
zeekust de
weg
zijn
kraters,
oog, en
gehad
er
“zie!
ons
de
aan
voortreffe-
hebben
voor
maar
een
waarop
wij
dat
eerst
uit
en
het
zelve
nog
wij
togtgenooten
is,
onder-
zeer
staan
Maar
kleinen afstand
ja
rig-
door
voorwerpen
aanwijzen.
gebivouakeerd
de
te
te
andere
besloten.
en
Napels
niets
rvaarop
huiswaarts
terugtogt
Napels!”
lichten,
van
hoogte
mijne Amerikaansche Wij
wij
besluiten,
wij
en
verren
tot
een
wmrdt
landschap
wordt
bevredigd. mond
iets
smaken
wat
hadden
Lachrymae Christi (de
groeit)
roept
Langzamerhand
erkennen, uur
ons
zien,
o!
en
inval
tegengif tegen den zwaveldamp. Terwijl wij
gezigteinder
gloed verblind, die
geen
Vesuvius
uitrusten,
ze
harde korst,
gelukkigen
koopen;
den
op
de
dan
wij
beneden
ver
van
scheiden
van
leden
echter
die
hoogerop
en
op
geen beter
waarin
hoewel
den
die
zitten
zoo
ting,
Napels
ruilen,
daar
ten
sterk
vandaar
en
Zeer
plaats
spuwen,
kruin
vlug
maal!
de
de kra-
te
opgehouden
inspanning
met
opgehouden;
voorgangers,
lijke wijn
van
schoon
de
doch
zwarte
ons
smelt-
stroomt
gloeijing;
onophoudelijk
werpen
naderbij
oranjeappels,
half
korte
onze
door
overzien.
Wij de
de
laatste
steil,
en
kraters
massa,
smaken
doening 'dan
ruw
maar
de
voor
bodem,
kokenden
vuurzee,
zijne
en
voelen.
onze
voeten,
van
dagen
naderen
te
gloeijende steenen,
van
geweest,
zijn
dus
vrij
twintig
verminderde
werpen
is
droog,
dan
digt
de
onze
wit
gelegen, bad
zijde
onder
gapenden
voor
eenige
voor
nog
zoo
vlak
af
dat
zien, een
vloed,
een
deze
aan
ons
pad
zeer
Meer
was
te
die
ddar
breken
en
om
is,
laag
van
Voorwaarts
stijgen.
gestuit
daar,
vaart
meest
het
wij
en
staan,
wij
waar
broos,
zijn
dunne
eene
overdekt,
oven
ter,
kammen
is
juist
Na
een
de geest nog
niet
verwijderd hebben;
hij
394
is
uitgedoofd, uit.
metjes
Hierbij
groote voorregt
wij
waren
echter
stappen
zulk
die
afzond,
van
angstige
vrij
onzacht
schrik
stikt,
al
dat
weet,
gen
maand
Lucia
maar
Mei
uit
de
der
van*den
wat
so
staan
maar
zijn
lstcn
Mei
gekomen kon
men
liever
Florence
eene
:i ,
is
in
toch
de de als
sasz
het
er
einc
wij het
wij
ste-
die
uren
die
zij
Napels
niet
van
van
op
geheimzinnige
deLorelei;
losgescheurd ons
in
Santa
ware
van
welligt
het en
de
ge-
vermeld:
staat
Leiche
Morgens da, noch
Antlitz
vlakte,
dan
bleiche
begonnen,
den
geëindigd
das
sah.
uitbarsting
1855.
Palazzo;
Allen,
zingen
ons
vooral
aantrekkingskracht,
toggenbuug
[dem Berge]
uitstorting Junij
als
Eer
ge-
nemen.
het minst, het verheven
starende:
magische
gehad:
gaat,
hebben.
hoevele
vastgenageld,
Kalte
Den
en
pligtbesef
Eincs Nach
voor
weten,
met den
geleerde
dan op
del
Largo
niet
bewonderen.
eene
armen
TJnd
het
starende
Undine, en
stonden
wij
waaraan
te
hebben, al
gesleten
blik
de
schreven
verte
bezocht
vermoeidheid
hadden
plaats
over
laatst,
daarboven hadden
als
was
rijtuig
af
gerust
uur
één
en
in den krater wilde
berg
een
liet
hebben
vlammen
observatie’s
die twee
Duitsch
een
op
sekonden
had liet benaauwd
was
over
smook
van
eenige
rondtastten
en
tot
was
verbolgen
gelukkig kwamen wij
jaar
sneller
men
paarden,
voor
hier
schouwspel
voorleden
af te hebben:
voorste
De
er w'aren
strompelden
rolde het
om
stikken;
avond
ganschen
ons
wervelwind
een
digtst genaderd
is
vhn
zwavelvlara-
en
hoogheid,
vurige
tuimelde;
grondige
te
Siciliaansche
uit,
het
smook
die wat
vermoedden
de
die
hij
een
iedereen met
allen
beneden
naar
zijne
te doen
dreigde
ons
den
wij
wind
zijde afgedraaid.
plotseling
stilte, waarbij
vrij;
zulk
toen
vermetelheid,
eene
ons
in
genaderd,
dat
den
gehad,
ter
iets
rookwolken
opmerken,
hadden
nu
dikke
nog
ik
moet
het
drie
blaast
maar
28
sten
was
den er
beschouwen,
eene
uitbarsting
12den
nog
wat te
ik
j
s
vuur
z
;j
boven,
geneigd
noemen.
f 0t
zou