H. L. THEUNS
EEN ANALYSE VAN DE ONTWIKKELING VAN HET INTERNATIONALE TOERISME IN DE NEDERLANDSE ANTILLEN
INLEIDING
"Gedurende enkele decennia voorafgaande aan de jaren vijftig was de economische situatie in de Nederlandse Antillen betrekkelijk zorgeloos, dank zij de olieraffinaderijen"*. Door toename van de internationale concurrentie gedwongen gingen de olieraffinaderijen omstreeks 1955 over tot grootscheepse reorganisaties, waardoor aanzienlijke aantallen werknemers moesten afvloeien, terwijl de beroepsbevolking door natuurlijke aanwas een groot accrès vertoonde^. De als gevolg hiervan ontstane werkloosheid deed de noodzaak van een structuurwijziging in de te eenzijdig op de aardolie georiënteerde Antilliaanse economie duidelijk naar voren komen. Het hoogste aantal werknemers sinds de oprichting werd bij de aardolie-industrie bereikt in 1952. Via een geleidelijke daling van het personeelsbestand na dit topjaar wierpen de massale ontslagen reeds hun schaduw vooruit. Anticiperend op deze ontslagen werden door de Antilliaanse overheid reeds in 1953 belastingfaciliteiten in het leven geroepen ter stimulering van industrievestiging en hotelbouw^. Op grond van de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden maakte Nederland in 1958 een aanvang met de verlening van hulp bij het streven naar diversificatie van de Antilliaanse economie. Met garantie van Nederland werden in dat jaar door de Antillen leningen ten behoeve van de economische ontwikkeling van Curacao en Aruba afgesloten tot een bedrag van NA f. 19 miljoen'*. De opbrengst van deze leningen werd op Aruba besteed voor de waterdestillatie-inrichting, de bouw van het Aruba Caribbean Hotel en de zgn. hydroponicsfarm; op Curacao voor de uitbouw van de vrije zone en de bouw van het Hotel Curacao Intercontinental. Het diversificatiestreven was, zo blijkt, van meet af aan duidelijk mede gericht op ontwikkeling van de toeristensector. Dit is niet verwonderlijk:
68
H. L. THEUNS
1) de toeristensector is evenals de andere onderdelen van de zgn. tertiaire sector relatief arbeidsintensief. 2) de internationale toeristische vraag is zeer inkomenselastisch: bij toenemend inkomen wordt een meer dan evenredig deel aan buitenlandse reizen uitgegeven, m.a.w. er bestaat bij stijgende welvaart een snelgroeiende markt voor toeristische dienstverlening. Een op basis van het jaar 1963 door de International Union of Official Travel Organizations (IUOTO) gemaakte 'cross-country' analyse van 72 landen leverde voor de uitgaven aan internationaal reisverkeer een inkomenselasticiteit van 1,5 op, terwijl Davis in 1968 dezelfde gemiddelde inkomenselasticiteitscoëfficiënt aangeeft voor de gehele wereld*. 3) het Caraïbisch gebied kende dankzij de geografische nabijheid van de Verenigde Staten reeds voorbeelden van een geslaagde toeristische ontwikkeling: pre-Castro Cuba, Puerto Rico en de Bahama's. 4) met name Curacao had al enige ervaring met toerisme, zij het met 'cruise-toerisme' en zaken-, familie- en vriendenbezoek en nauwelijks met ver blij f st oerisme in de eigenlijke betekenis van het woord ('tourists travelling for recreational reasons')*. 5) Curacao en Aruba beschikten reeds over een gevestigde internationaal gerichte traditie in de dienstverlenende sector. Met name Curacao kon reeds bogen op een "historisch sterk gegroeide en goed ingeburgerde handelsstand"'. De ontwikkeling van het internationale toerisme op de Antillen vertoont wat dit betreft gelijkenis met een land als Tunesië, waarvan SAMIR AMIN zegt: "(Thus) the prosperous tourist industry has opened up new areas of investment to private enterprise, in a field to which local entrepreneurs, with their merchant origins, are well suited both temperamentally and financially"*. Preconditie voor een ontwikkeling van het internationale toerisme was uiteraard dat het gebied een zekere toeristische aantrekkelijkheid bezat. Welnu de twee 'basic attractions': zon en zee waren in overvloed aanwezig. DE TWEELEDIGE ONTWIKKELING VAN HET INTERNATIONALE TOERISME IN DE NEDERLANDSE ANTILLEN: CRUISE-TOERISME EN VERBLIJ FSTOERISME
De aanzet voor de ontwikkeling van het internationale toerisme op de Antillen werd, zoals gezien, gevormd door het cruise-
TOERISME IN DE NEDERLANDSE ANTILLEN
69
toerisme en het zaken-, familie- en vriendenbezoek. Een indruk van de ontwikkeling van het cruise-toerisme kan worden verkregen uit Tabel 1. TABEL I CRUISE-TOERISTEN PER EILAND in duizendtallen, 1958-1968
Curasao
1958
i960
1962
1964
1966
1968
26,2 0,6
45.1 16,2
41.4 14.5
48,8 16,3
52.6 19.9
85.2 25.5
o,a
4.1
7.O
21.5
39.9
61.5
59.9
72.1
94.O
I5I.7
fiowatre S*. Maarten Afeo\ ^nft/fon
28,0
1,1
B r o n n e n . 1958: H. MOERMAN, Toerisme, £ncyc/o/>edi« tian a"« i4n
Uit deze tabel blijkt, dat het cruise-toerisme primair tot bloei kwam op Curacao: in 1958 werden de Nederlandse Antillen door circa 28.000 passagiers van cruise-schepen bezocht, waarvan ruim 26.000 of meer dan 90% voor rekening van Curacao kwamen. Van de factoren die hierbij een rol hebben gespeeld kunnen worden genoemd: a) de gunstige natuurlijke haven. b) de typische architectuur en eigen sfeer van oud-Willemstad. c) de aanwezigheid van een internationaal georiënteerde handelsstand. d) de bijzonder lage invoerrechten op zgn. toeristenartikelen, waardoor deze nagenoeg tegen vrijhavenprijzen konden (en kunnen) worden aangeboden. Tot voor kort bijvoorbeeld was het tarief op edelstenen, sieraden uit edel metaal, polshorloges en fototoestellen 3,3% over de f.o.b.-waarde. e) de reclame-activiteiten gericht op verbreiding van het freeportshopping image van Willemstad. Het zakenbezoek hangt uiteraard samen met de reeds genoemde aanwezigheid van een internationaal georiënteerde handelsstand; het vrij omvangrijke familie- en vriendenbezoek met het hoge percentage niet-Antillianen in de bevolking van Aruba en Curacao: in 1947 respectievelijk 43,8% en 27,3%*.
You are reading a preview. Would you like to access the full-text?
Access full-text
82
H. L. THEUNS
een 'time-lag' van i a 2 jaar. MAIDENBERGS aanduiding van Cura9ao als 'former tourist haven'21 zal, ervan uitgaande dat de gebeurtenissen van 30 mei zonder herhaling blijven, dan ook slechts een kortstondige waan van werkelijkheid beschoren zijn. NOTEN
1
H. MOERMAN: Economie van de Nederlandse Antillen, in: rfie ÜOW de iVafeWamfce ^n
2 Voor cijfers wordt verwezen naar: H. L. THEUNS: Hulpverlening aan de Nederlandse Antillen, in /nferna/toMo/e Spectator, 8 maart 1971. 3 Landsverordening ter bevordering van Industrievestiging en Hotelbouw (Pu6/. 6/od J95J, no. 794, gewijzigd bij P. B. J9J5, no. 53 en P.B. J966, no. 39). 4 NA f. 1,— = circa Nf. 1,90. 5 H. DAVID DAVIS : Potentials for Tourism in Developing Countries, in: .FtwaMC* and Z)ef«/opmen<, dec. 1968. 6 Voor de interpretaties welke aan de term toerist worden toegekend wordt verwezen naar: JOHN G. HAMILTON, ROBERT CLEVERDON, QUENTIN CLOUGH : International tourism, The Economist Intelligence Unit, @«ar/«Wy £co«o»«tc .Review 5/>ecia/ iVumoer 7, 1970, p. 1 en 2. 7 Ch. GOMES CASSERES: Handel, in: fncyc/o^erfte wwt de Afafe>7an
SAMIR AMIN: TA* AfagAreö »w
9
ATontnA/y'A /nsft/uu/ DOCH- de Tronen: Nederlandse Antillen, LandendocM>nenta
10 O.E.C.D.: Xowmm deve/o/>meM< awd economic grou/M, Paris 1967, p. 38. n
J. G. RAMAKER: Toeris/en en toerisme. SociaaZ-economiscAe unngen over Ae/ moderne /oerisme, Assen 1966, p. 93.
12 The Boeing Company, Commercie/ ^4tr^ane Z>ifi5io«: i/ote/ rejwiremen/s Caribbean J966-J975, Renton, nov. 1967, p. 1. 13 De indeling van hotels naar klasse vormt bij ontbreken van een algemeen geaccepteerde hotelclassificatie een probleem. In verschillende publicaties worden als gevolg daarvan verschillende indelingen gehanteerd. Zo wordt in het rapport van het Nederlands Economisch Instituut (N.E.I.), //e< /oerisme o/> Curacao
TOERISME IN DE NEDERLANDSE ANTILLEN
83
Hiertoe werd o.a. gerekend het Hotel Americano dat in Caribbean Report van juni 1969 terecht als 'dusty' wordt bestempeld. Volgens het reeds meerdere malen aangehaalde rapport van A. D. LITTLE waren er in 1966 op Curacao maar 204 kamers in zgn. toeristenhotels (Intercontinental 124, Piscadera 45 en Coral Cliff 35). Bij de berekening van de gemiddelde jaarlijkse groei in de hotelcapaciteit naar categorie hotels werd van de in laatstgenoemd rapport gehanteerde indeling uitgegaan. 14 F. P. DE VRIES: Motieven en perspectieven van de NederlandsAntilliaanse economie, in: A'ie«tt>e Wes<-/wd«cAe Gt
MAIDENBERG: New front hails Curacao results, in: TAs Times, sept. 7, 1969.