Een aanzienlijk deel van de openbare ruimte in Amsterdam wordt in beslag genomen door geparkeerde auto’s. Het Amsterdams parkeerbeleid wordt in grote lijnen vastgesteld door de centrale stad. De stadsdelen hebben binnen die lijnen ruimte om eigen beleid te ontwikkelen. De stadsdelen hebben de handhaving uitbesteed aan de Parkeercombinatie Holland (PCH) in de stadsdelen Bos en Lommer, De Baarsjes en Oud Zuid en aan de Dienst Stadstoezicht in de overige stadsdelen.
Parkeren Voor de dienstverlening aan de burger is de Menukaart parkeerregelingen van belang. De menukaart legt veel bevoegdheden op het gebied van het parkeerbeleid bij de stadsdelen neer. Het gevolg kan zijn dat er tussen de stadsdelen steeds grotere verschillen ontstaan, bijvoorbeeld met betrekking tot de tarieven. Met de hoogte van de tarieven bemoeit de ombudsman zich niet, maar wel met de gebruiksvoorschriften in de verschillende stadsdelen. Zowel de Amsterdamse burger als de bezoeker van deze stad is gebaat met zoveel mogelijk overeenkomstige en duidelijke regimes voor het parkeren. Naar aanleiding van diverse signalen over verschillen in parkeerregimes zal de ombudsman in 2006 een onderzoek instellen.
37
In Amsterdam kan op verschillende manieren parkeerbelasting betaald worden: met een kaartje uit de automaat, met (voorlopig nog) een parkadammer en door de aanschaf van een vergunning. Vanaf 1 mei 2006 kunnen Amsterdammers ook ‘belparkeren’: het parkeergeld wordt dan betaald via de mobiele telefoon. De ombudsman blijft er op toezien dat bij de invoering van de nieuwe systemen, evenals het beëindigen van het bestaande, het niveau van de dienstverlening gehandhaafd blijft. Ook zijn er voor sommige vergunninghouders (artsen), vaste parkeerplaatsen, parkeerplaatsen voor gehandicapten en parkeerplaatsen die korte tijd gehuurd kunnen worden (bijvoorbeeld in verband met een verhuizing). Naar elke aangelegenheid die te maken heeft met parkeren heeft de ombudsman onderzoek ingesteld. De ombudsman heeft waargenomen dat de stadsdelen er steeds meer toe komen om hun parkeerbeleid op elkaar af te stemmen. Op zich is dat met het oog op de dienstverlening aan de burger een goede ontwikkeling, die soms echter tot overgangsproblemen leidt. Zo verneemt een bewoonster van een stadsdeel in de media dat ze haar parkeervergunning mag meenemen als ze verhuist naar een bepaald ander stadsdeel. Na de verhuizing blijkt dat de regeling per 1 april 2005 is ingegaan, terwijl zij eind maart is verhuisd. Ze is haar parkeervergunning dus kwijt. Het stadsdeel meent dat de verzoekster zelf navraag had moeten doen naar de ingangsdatum van de regeling. De ombudsman oordeelde evenwel, dat het stadsdeel meer moeite had moeten doen om burgers op de hoogte te stellen van de regeling.
38 Wat betreft de behandeling van klachten over de Dienst Stadstoezicht is de ombudsman gebleken dat onvoldoende duidelijk is of de klacht door het stadsdeel als opdrachtgever, of door de Dienst Stadstoezicht als uitvoerder, behandeld dient te worden. Voor het huren van parkeerplaatsen in verband met een verhuizing dient de burger zich bijvoorbeeld tot het stadsdeel te wenden. Het is voorgekomen dat gehuurde parkeerplaatsen op de verhuisdag waren bezet door andere auto’s en het stadsdeel was niet bereikbaar. Na veel moeite geeft een verzoeker het op. Als hij van de Dienst Stadstoezicht de rekening krijgt voor de gehuurde parkeerplaats dient hij een klacht in, omdat hij de plaatsen niet heeft kunnen gebruiken. Stadstoezicht verklaart de klacht ongegrond, omdat de dienst het niet kon helpen dat het stadsdeel onbereikbaar was. Inmiddels wordt op het bord dat de tijdelijke verhuur aangeeft een telefoonnummer vermeld. De huurder kan dan bellen als de parkeerplaats door een ander is bezet. Ook de beslissingen op bezwaar tegen het opleggen van een naheffingsaanslag kunnen niet altijd de toets der kritiek doorstaan. Een verzoeker krijgt een naheffingsaanslag terwijl een in werking zijnde parkadammer aan de achteruitkijkspiegel in zijn auto hangt. Drie getuigen bevestigen dit. Het bezwaarschrift wordt ongegrond verklaard; Dienst Stadstoezicht gaat af op de verklaring van de ambtenaar en verwijst daarbij naar de door hem afgelegde ambtseed. Op welke wijze de getuigenverklaringen hebben meegewogen in de beslissing op het bezwaarschrift maakt de dienst niet duidelijk. Gelet op de gedetailleerdheid van deze verklaringen was een gemotiveerde weerlegging of andere reactie noodzakelijk. De beslissing van de dienst om de naheffingsaanslag in stand te laten, kan niet worden gedragen door de daaraan ten grondslag liggende motivering. Dit is voor de ombudsman aanleiding om de wethouder aan te bevelen deze beslissing te herzien. De wethouder heeft de aanbeveling opgevolgd
Afstemming bij verplaatsing Wat betreft de handhaving van de parkeerregels ontvangt de ombudsman regelmatig klachten over het wegslepen van auto’s wegens het belemmeren van de doorstroming of het bezetten van een verhuurde parkeerplaats. Hieronder volgt een voorbeeld van de ‘sleepzaken’ die de ombudsman heeft ontvangen. Na terugkeer van haar vakantie in het buitenland komt een verzoekster erachter dat haar auto weg is. Zij informeert bij de politie en verneemt dat de auto naar het bewaarterrein van de Dienst Stadstoezicht aan de Daniël Goedkoopstraat is verplaatst omdat de parkeerplaats was verhuurd. In dit stadsdeel werkt Parkeercombinatie Holland (PCH) niet meer met ‘papieren’ parkeervergunningen. De Dienst Stadstoezicht kan in zulke gevallen niet nagaan of er voor het parkeren betaald is en neemt ook geen contact op met PCH. De dienst verplaatst auto’s altijd naar het bewaarterrein omdat daar niet voor het parkeren betaald hoeft te worden. Het stadsdeel geeft geen antwoord op de vraag van de verzoekster waarom zij hierover niet is geïnformeerd. Zij krijgt wel een uitvoerige toelichting op de gevolgde procedure. Het stadsdeel is niet bereid om haar klacht over de gang van zaken door te sturen naar de Dienst Stadstoezicht, dat moet ze zelf doen. Inmiddels heeft de ombudsman naar aanleiding van deze, en een vergelijkbare, klacht een onderzoek ingesteld.
39
Gehandicaptenparkeerplaatsen Aanvragen van invalidenparkeerplaatsen en -kaarten moet de burger bij het stadsdeel indienen. Het stadsdeel vraagt advies aan de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) en neemt aan de hand daarvan een besluit. De doorlooptijden zijn reden tot enige zorg. De lange behandelingsduur is het gevolg van het feit dat de adviezen van de GGD allesbehalve voortvarend worden uitgebracht en van onvoldoende bewaking door het stadsdeel. Anderzijds komt het voor dat het stadsdeel zelf traag is bij de afwikkeling van de zaak, zoals blijkt uit het volgende geval. Naar aanleiding van zijn aanvraag van een gehandicaptenparkeerkaart wordt een verzoeker gekeurd door de GGD. Omdat een besluit van het stadsdeel uitblijft, neemt de verzoeker telefonisch contact op met het stadsdeel en verneemt dat het advies van de GGD nog niet ontvangen is. Nadere berichten van het stadsdeel blijven uit, totdat bijna een jaar na de aanvraag wordt beslist. Uit onderzoek van de ombudsman blijkt dat het stadsdeel het advies van de GGD al ontvangen had ten tijde van het telefoontje van verzoeker. Het stadsdeel kan geen verklaring geven voor het feit dat de aanvraag pas zo’n lange tijd daarna werd afgehandeld. In een andere zaak wijst een stadsdeel de aanvraag van een gehandicaptenparkeerkaart en -plaats af conform het advies van de GGD. De verzoeker tekent bezwaar aan omdat de GGD het advies gebaseerd zou hebben op verouderde gegevens. In deze procedure komt aan het licht dat ook is nagelaten om informatie op te vragen bij de revalidatiearts van de verzoeker. Uiteindelijk besluit het stadsdeel, zo’n zestien maanden na indiening van de aanvraag, positief. Openbare ruimte: toegankelijk Zoals al eerder is opgemerkt, betekent het feit dat een vervoersvoorziening is verstrekt nog niet dat daarvan zorgeloos gebruik kan worden gemaakt. Zo ontving de ombudsman de klacht dat diverse plaatsen in Stadsdeel Zuidoost niet toegankelijk zijn voor een gesloten buitenwagen (Canta), omdat verkeerspaaltjes te dicht op elkaar stonden. Het stadsdeel wees er desgevraagd op dat het uitgangspunt bij de toepassing van de richtlijnen van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond, Water en Wegenbouw en de Verkeerstechniek is, dat de paaltjes de
40 verkeersdeelname van mensen met een handicap niet belemmeren. De ombudsman zag in de klacht aanleiding om de betreffende locaties te bezoeken. De verzoekster en een medewerker van de Sector Beheer en Milieu (afdeling Juridisch Wegbeheer) zijn daarbij aanwezig. Omdat de verkeerspaaltjes hier en daar wel degelijk een belemmering vormen voor de Canta, zorgt de medewerker van het stadsdeel ervoor dat de situatie vrijwel direct wordt aangepast. Het stadsdeel zegt toe de richtlijnen bij toekomstige locaties stipt in acht te zullen nemen. Openbare ruimte: veilig Nadat de Amsterdamse gemeenteraad in 2000 de Nota Inzoomen op veiligheid: cameratoezicht in Amsterdam heeft vastgesteld, stemt de deelraad van Stadsdeel Centrum op 19 september 2002 in met het besluit van het Dagelijks Bestuur om een proef met cameratoezicht in het Wallengebied te starten. De doelen zijn het voorkomen van criminaliteit, het verbeteren van de hulpverlening aan slachtoffers, het opsporen van strafbare feiten en het vergroten van de veiligheid. De proef zal vanaf maart 2004 tot januari 2007 duren. Er is een ‘aannemelijk verplaatsingsgebied’ aangewezen, waar de overlast zou kunnen toenemen. Een verzoekster woont in het ‘aannemelijk verplaatsingsgebied’. Zij ondervindt direct na plaatsing van de camera’s een ernstige toename van overlast: drugsdealers en verslaafden houden zich dagelijks (en met name ook ’s nachts en ’s avonds) luidruchtig voor haar deur op. Zij beklaagt zich hierover bij de politie en het Meldpunt Zorg en Overlast. De politie onderneemt wel actie naar aanleiding van haar meldingen van overlast, maar de dealers verschijnen weer nadat de politie is verdwenen. In april 2005 besluit het stadsdeel dat de camera op de hoek Oude Hoogstraat/Oudezijds Achterburgwal binnen twee maanden wordt vervangen door een camera met een lange arm. Deze zou ook bij de verzoekster in de straat kunnen inzoomen. Er komt geen camera buiten het proefgebied, omdat het effect van het project dan niet goed meer te meten is. In overleg met de politie en na toestemming van de burgemeester worden toch extra camera’s geplaatst en worden bestaande camera’s verhangen. Eind juni blijkt dat de langere beugel aan de camera op de hoek Oude Hoogstraat/Oudezijds Achter-
burgwal niet het gewenste effect heeft, omdat een uithangbord in de straat in de weg hangt. Het stadsdeel besluit om onderzoek te laten doen naar de mogelijkheid een paal op deze locatie te plaatsen waaraan de camera bevestigd kan worden. Tevens zal, omdat de klachten uit dit deel van de buurt niet afnemen, een camera buiten het toezichtsgebied worden opgehangen. Daarvoor moeten een bouwvergunning (inclusief een ‘schone grond-verklaring’) en een monumentenvergunning afgegeven worden, de bewoners moet om toestemming gevraagd worden, de camera moet worden besteld en er moeten graafwerkzaamheden plaatsvinden die moeten worden afgestemd met andere instanties. Dit zal ten minste tien weken gaan duren. Daarnaast moet het stadsdeel de diverse werkzaamheden in de openbare ruimte afstemmen met andere instanties en dit kan tot vertraging leiden. Uiteindelijk verneemt de verzoekster uit de media dat pas in november een camera geplaatst zal worden. De ombudsman oordeelde dat het stadsdeel zich onvoldoende rekenschap had gegeven van de gevolgen die de cameraproef zou kunnen hebben voor de bewoners van het aannemelijk verplaatsingsgebied. Het had in de rede gelegen om een actieplan op te stellen waarin flankerende maatregelen, vervolgstappen en/of compensatiemogelijkheden waren opgenomen. De verwijzing naar procedures in verband met de plaatsing van nieuwe camera’s acht de ombudsman onvoldoende. Gelet op de ernst van de zaak had een tijdelijke maatregel overwogen moeten worden.
41 De Amsterdamse burger is voor het openbaar vervoer met de bus, de tram en de metro afhankelijk van het Gemeentevervoerbedrijf (GVB). In 2005 zijn 25 zaken bij de ombudsman binnengekomen, in het jaar ervoor werden 27 verzoeken tot onderzoek ingediend. Een kwart van de zaken gaat, evenals voorheen, over de arbeidsverhoudingen binnen het GVB. Het GVB is volop bezig met de ontwikkeling van de OV-chipkaart en de tourniquets. De ombudsman meent dat het GVB ook aandacht zou moeten besteden aan het toonrecht achteraf (kwijtschelding van de boete na het tonen van het abonnement). In Rotterdam en Den Haag is dit al vaste praktijk, maar niet in Amsterdam. In de gesprekken met de ombudsman heeft de directeur van het GVB aangegeven dat hij een toename van het aantal klachten bij de ombudsman voorziet als gevolg van de OV-chipkaart en de tourniquets. Die kunnen het gevolg zijn van een systeem waarbij twee betaalwijzen worden gehanteerd: de strippenkaart en de OV-chipkaart. De ombudsman houdt de vinger aan de pols. Ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag heeft de ombudsman een begin gemaakt met een onderzoek op eigen initiatief naar de betrouwbaarheid van de elektronische mededelingen over vertrektijden bij tramhaltes.