Nieuws Financieel/economische informatie op maat
onderneming
loonheffing
personeel subsidie
administratie auto van de zaak
omzetbelasting C.J. van Beek & Co
accountants-administratieconsulenten
MILJOENENNOTA
Belastingplan 2009 Op Prinsjesdag presenteert het kabinet de Miljoenennota, de begroting voor het volgende jaar. De fiscale uitvoering van de kabinetsplannen zijn vastgelegd in het jaarlijkse Belastingplan. Evenals in vorige jaren het geval was, bestaat het Belastingplan 2009 uit drie wetsvoorstellen: het eigenlijke Belastingplan, waarin het kabinetsbeleid voor de komende periode is verwerkt, het wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen, waarin diverse eerder gedane toezeggingen en technische aanpassingen zijn opgenomen en het nog niet gepubliceerde - wetsvoorstel Fiscale Onderhoudswet waarin vooral technische aanpassingen zitten die minder haast hebben. Het Belastingplan 2009 kent drie hoofdonderwerpen, nl. het bevorderen van het ondernemerschap, het inkomensbeleid en mobiliteit en vergroening. Onderstaand vindt u een overzicht van de belangrijkste maatregelen uit het Belastingplan.
bevindingen zal de WBSO verder worden uitgebreid in 2011.
Maatregelen voor alle ondernemers
Uitbreiding faciliteiten zeescheepvaart De Wet IB 2001 bevat een forfaitaire winstbepalingsmethode voor de zeescheepvaart; de zogenaamde tonnageregeling. Het tonnagetarief voor grotere schepen en voor als scheepsmanager werkzame ondernemers wordt verlaagd om het Nederlandse fiscale zeescheepvaartpakket aantrekkelijker te maken. De huidige tonnageregeling kent vanaf 25.000 nettoton een vast tarief. Er komt nu een extra schaal. Vanaf 50.000 nettoton geldt een lager tarief van € 0,50 per 1.000 nettoton. De grondslag voor de opbrengsten uit scheepsmanagement wordt met 75% verlaagd om de toepassing van de tonnageregeling op scheepsmanagers effectiever te laten zijn. Voor deze aanpassingen is goedkeuring van de Europese Commissie nodig. De maatregelen gaan pas in na verkrijging van deze goedkeuring, mogelijk met terugwerkende kracht tot 1 januari 2009.
Uitbreiding speur- en ontwikkelingswerk De WBSO is de verzamelnaam voor de afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA) en de aftrek speur- en ontwikkelingswerk in de Wet IB 2001. Per 1 januari 2009 wordt de definitie van speur- en ontwikkelingswerk verruimd. De ontwikkeling van technische nieuwe programmatuur waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande componenten valt dan ook onder speuren ontwikkelingswerk. Afhankelijk van de
Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) Een VAR, dat is een beschikking waarin de belastingdienst een beoordeling geeft van de arbeidsverhouding, heeft een geldigheidsduur van een jaar en moet dus elk jaar opnieuw worden aangevraagd. Ter vermindering van de administratieve lasten wordt met ingang van 1 januari 2010 een VAR automatisch verlengd wanneer er in de drie voorgaande jaren geen wijziging in de arbeidsverhouding is geweest. De voorwaarden voor automatische verlenging zijn: • de belastingplichtige heeft drie jaar
Maatregelen ondernemingen De belangrijkste maatregelen voor ondernemingen uit het Belastingplan 2009 zijn de volgende.
2
achtereen een verzoek voor een VAR ingediend voor dezelfde soort werkzaamheden die onder vergelijkbare condities zijn verricht; • in die jaren is steeds eenzelfde soort VAR afgegeven, en • deze beschikkingen zijn niet meer herzien. Dit betekent bijvoorbeeld dat een ondernemer, die drie jaar achtereenvolgens een VAR-winst heeft gehad, de jaren daarna diezelfde VAR automatisch krijgt opgestuurd zolang hij hetzelfde werk blijft doen. Budget MIA, EIA en VAMIL De afgelopen jaren zijn de milieuinvesteringsaftrek (MIA) en de energieinvesteringsaftrek (EIA) tijdelijk buiten toepassing gesteld omdat de daarvoor beschikbare budgetten overschreden dreigden te worden. Dat is in 2007 ook gebeurd met de versnelde afschrijving milieubedrijfsmiddelen (VAMIL). Om dergelijke noodgrepen te voorkomen worden de regelingen aangepast. De hoogte van de percentages voor de investeringsaftrek zal kort vóór het begin van elk jaar aan de hand van een meerjarig beeld worden vastgesteld. Een mogelijke budgetoverschrijding wordt dan gespreid over enkele jaren opgevangen. Alleen bij een zeer omvangrijke budgetoverschrijding kan de regeling tussentijds worden gesloten. Wel blijft het mogelijk om de lijst van investeringen aan te passen. Voor de VAMIL is onder voorwaarden aftopping van de afschrijving mogelijk. Maatregelen voor IB-ondernemers Ondernemerschap Het kabinet wil het accent meer leggen op
Van Beek Nieuwsbrief ondernemers die winst maken. De zelfstandigenaftrek wordt daarom op de langere termijn omgezet in de MKBwinstvrijstelling. De zelfstandigenaftrek neemt af bij toenemende winst. De MKBwinstvrijstelling is gericht op groei, want deze is een vast percentage van de winst. In 2009 wordt daarmee een begin gemaakt. De bedragen van de zelfstandigenaftrek worden vanaf 2009 niet meer geïndexeerd. Starters worden daarvoor gecompenseerd door een verhoging van de startersaftrek met € 155 tot € 2.190. De MKB-winstvrijstelling wordt verhoogd tot 10,7% van de winst. Het kabinet overweegt om het urencriterium voor de MKB-winstvrijstelling af te schaffen zodat ook deeltijd- en hybride ondernemers daarvan gebruik kunnen maken. Ook wordt nagedacht over het verder verhogen van de MKBwinstvrijstelling na 2009. Maatregelen voor NV en BV Verlaging Vpb-tarieven De optionele rentebox is, in afwachting van goedkeuring door de Europese Commissie, nog niet ingevoerd in de vennootschapsbelasting. De rentebox is desgewenst van toepassing op het saldo
van ontvangen en betaalde groepsrente. Dat saldo is belast resp. aftrekbaar tegen 5% in plaats van tegen het normale tarief van maximaal 25,5%. Het uitblijven van goedkeuring voor de optionele rentebox is aanleiding om het MKB-tarief in de vennootschapsbelasting te verlagen tot 20% voor winsten tot een bedrag van € 250.000. De huidige tweede schijf van 23% vervalt. De tariefverlaging geldt alleen voor het jaar 2008 Versoepeling regime beleggingsinstellingen Het beleggingsbegrip in de wet Vpb wordt aangepast om ook beleggingsinstellingen die vastgoed niet direct maar via dochtervennootschappen houden onder het regime voor beleggingsinstellingen te kunnen laten vallen.
Maatregelen werkgevers Een overzicht van de belangrijkste maatregelen uit het Belastingplan 2009 voor werkgevers. Vergoeding EVC-procedures Een procedure ter erkenning van verworven competenties (EVC) stelt vast
Miljoenennota
welke competenties een werknemer heeft opgedaan door bijvoorbeeld werkervaring en resulteert in een ervaringscertificaat. Met ingang van 1 januari 2009 kan de werkgever aan zijn werknemers een EVC-procedure belastingvrij vergoeden. Als de werkgever de kosten van de EVC-procedure voor zijn rekening neemt, is de vergoeding of verstrekking onbelast en heeft de werkgever ook recht op de afdrachtvermindering EVC. Als de werknemer de kosten van de procedure voor eigen rekening neemt, zijn de kosten voor hem aftrekbaar als scholingsuitgaven en kan hij voor het bedrag van de kosten zijn spaarloon deblokkeren. Afschaffing Eerstedagsmelding Ter vermindering van de administratieve lasten wordt de verplichte Eerstedagsmelding bij het aannemen van
Premiekorting
5
Belastingplan 2009
2
Maatregelen ondernemingen
2
Maatregelen werkgevers
3
Geen of lage schuld eigen woning
6
Verlaagde bijtelling auto
4
Genietingstijdstip
6
Wijzigingen BTW
4
Vordering op BV
6
5
Duurdere auto van de zaak
7
Autobelastingen
Inkomstenbelasting
NIEUWSBRIEF
3
nieuw personeel afgeschaft. De belastingdienst heeft wel de bevoegdheid in voorkomende gevallen een werkgever te verplichten om eerstedagsmeldingen te doen.
Loonbelasting van afkoopsommen Periodieke uitkeringen uit lijfrenten aan meerderjarigen zijn onderworpen aan de inhouding van loonbelasting. Per 1 januari 2009 geldt dat ook voor afkoopsommen van lijfrenten en van bepaalde andere periodieke uitkeringen.
Afschaffing inhouding WW-premie Met ingang van 1 januari 2009 vervalt het werknemersdeel van de WW-premie. Nog niet bekend is wat er gaat gebeuren met het werkgeversdeel van de WW-premie. Loon in, loon over Loon wordt toegerekend aan het tijdvak waarin het aan de werknemer is betaald (loon in). Bij de inwerkingtreding van de Wet financiering sociale verzekeringen mochten werkgevers voor het jaar 2006 het in een bepaald tijdvak uitbetaalde loon toerekenen aan de verstreken loontijdvakken waarop het loon betrekking had (loon over). Deze regeling gold ook voor de jaren 2007 en 2008 en wordt nog een keer verlengd tot 1 januari 2010. Wel mag de werkgever een inhouding in de maand januari op loon dat betrekking heeft op het voorgaande jaar opnemen in de laatste aangifte over het oude jaar. Daarbij wordt de inhouding volgens de tarieven van het voorgaande jaar berekend. Afschaffing correctieberichten De verplichting voor werkgevers om een onjuiste of onvolledige aangifte loonheffingen te herstellen door middel van een correctiebericht vervalt met ingang van 1 januari 2010 voor correctieberichten die betrekking hebben op een tijdvak van een lopend kalenderjaar. Vanaf die datum moeten fouten in een aangifte loonheffingen over een tijdvak in een lopend kalenderjaar worden hersteld in de eerstvolgende aangifte met betrekking tot dat jaar. De correctieverplichting voor fouten in aangiften loonheffingen over verstreken kalenderjaren blijft bestaan. De correctieberichten hoeven met ingang van 1 januari 2010 niet meer tegelijk met een aangifte te worden ingediend. Uitvraag jaarloongegevens
4
Verlaagde bijtelling auto In het Belastingplan 2008 is met ingang van 1 januari 2008 voor zeer zuinige auto’s van de zaak een verlaagde bijtelling ingevoerd van 14% van de catalogusprijs in plaats van 25%. Er wordt nu een tussencategorie ingevoerd waarvoor een bijtelling geldt van 20%. Deze categorie bestaat uit dieselauto’s met een CO2-
Voor de jaren 2006 en 2007 heeft de belastingdienst de jaarloongegevens bij een aantal werkgevers nogmaals op moeten vragen. Met ingang van het kalenderjaar 2009 kan voor gegevens over het jaar 2008 geen gebruik meer worden gemaakt van de bevoegdheid om gegevens nogmaals op te vragen. Er komt nu een tijdelijke regeling om in uitzonderingssituaties waarbij gegevens ontbreken, onjuist, onvolledig of onbruikbaar zijn, alsnog over juiste gegevens te kunnen beschikken. De regeling geldt tot 1 januari 2012. Welke gegevens opgevraagd mogen worden wordt vastgesteld bij ministeriële regeling. Fiscale behandeling WGA-lasten De lasten voor de werkhervatting van gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGAlasten) vormen kosten voor de werkgever. Werkgevers mogen maximaal 50% van hun WGA-lasten verhalen op het netto loon van hun werknemers. De Rechtbank Haarlem heeft onlangs geoordeeld dat de verhaalde WGA-premie aftrekbaar is als negatief loon en dus in mindering komt op het brutoloon. Daarom wordt nu uitdrukkelijk in de wet vastgelegd dat de WGA-lasten die de werkgever op zijn werknemer verhaalt niet op het loon in mindering gebracht mogen worden.
uitstoot tussen de 96 en 116 g/km en andere auto’s met een CO2-uitstoot tussen de 111 en 140 g/km. De verlaagde bijtelling geldt zowel voor werknemers met een auto van de zaak als voor ondernemers met een auto van de zaak. Het kabinet heeft aangekondigd dat er geen verdere verfijning van de bijtelling zal komen.
Wijzigingen BTW De aangekondigde wijzigingen in de omzetbelasting zijn de volgende. BTW-tarief De eerder aangekondigde verhoging van het normale BTW-tarief van 19 naar 20% gaat niet door. Het kabinet heeft daartoe besloten om de inflatie te beperken en de koopkracht te beschermen. Kwartaalaangifte Per 1 januari 2009 gaat de grens voor het doen van kwartaalaangifte omzetbelasting omhoog van € 7.000 naar € 15.000. Hierdoor zal een groot aantal ondernemers niet langer maandaangiften hoeven doen. Vrijstelling medische diensten De Wet op de Omzetbelasting bevat een vrijstelling voor medische prestaties. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft bepaald dat niet
Van Beek Nieuwsbrief alle gezondheidskundige verzorging van de mens onder de vrijstelling valt. De medische vrijstelling is alleen van toepassing op gezondheidskundige verzorging van voldoende kwaliteitsniveau. De lidstaten zijn verplicht tot de aanwijzing van zorgverleners die voldoen aan een zeker kwaliteitsniveau van de zorgverlening. De Wet BIG bevat waarborgen voor de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg, onder meer door regels ten aanzien van opleidingen. Voor de toepassing van de medische vrijstelling moeten (para)medici opleidingen hebben afgerond die zijn omschreven in de Wet BIG en gezondheidskundige zorg verrichten, die tot de gevolgde opleiding en het gebied van deskundigheid van de zorgverlener behoren. Daarmee is verzekerd dat de vrijgestelde diensten van deze beroepsbeoefenaren aan het voor die diensten in Nederland noodzakelijk geachte kwaliteitsniveau voldoen. De wettekst sluit geen enkele beroepsbeoefenaar in de zin van de Wet BIG bij voorbaat uit. De werkzaamheden van osteopaten, pedagogen en chiropractoren zijn met ingang van 1 januari 2009 niet langer vrijgesteld van omzetbelasting. Dat geldt ook als deze werkzaamheden worden uitgevoerd door artsen of andere beroepsbeoefenaren in de zin van de Wet BIG. De diensten van niet-BIG psychologen zijn met ingang van 1 januari 2009 niet meer vrijgesteld.
Autobelastingen Onderstaand een overzicht van de aangekondigde maatregelen op het gebied van de autobelastingen. BPM De huidige BPM wordt in een aantal jaren omgezet naar een heffing op emissiegrondslag die wordt geheven bij de aanschaf van een nieuwe personenauto. Door de keuze voor CO2 als grondslag is deze nieuwe heffing technologieneutraal. In 2009 wordt een eerste stap gezet met de invoering van een vrijstelling van BPM
Auto’s op aardgas Het MRB-tarief voor aardgasauto’s is nu gelijk aan dat van lpg-auto’s met een zogenoemde G3-installatie. Het kabinet verlaagt het MRB-tarief voor aardgasauto’s tot het niveau van benzineauto's.
voor zeer zuinige auto’s. Een zeer zuinige auto is een benzineauto met een CO2-
uitstoot van niet meer dan 110 g/km of een dieselauto met een CO2-uitstoot van niet meer dan 95 g/km. De vervolgstap is dat per 1 januari 2010 naast de catalogusprijs een CO2-emissiegrondslag in de BPM zal
worden ingevoerd. In de daarop volgende jaren wordt stapsgewijs de grondslag catalogusprijs verminderd en zal de grondslag CO2 toenemen. Vanaf 2013 wordt er alleen nog geheven op CO2basis. Naast de CO2-grondslag zal de huidige fijnstofgrondslag in de BPM de komende jaren worden gehandhaafd. Het percentage van de catalogusprijs in de BPM zakt van 42,3% naar 40,0%. De benzinekorting komt op € 1.364 en de dieseltoeslag op € 290. De bonus- en malusregeling blijven gekoppeld aan de energielabels. De grens van de CO2-
toeslag wordt voor benzineauto’s verlaagd van 232 g/km naar 212 g/km en voor dieselauto’s van 192 g/km naar 176 g/km. Het tarief van de CO2-toeslag wordt
Motoren De MRB bedraagt voor een motorrijwiel jaarlijks circa € 70, inclusief provinciale opcenten. De achtergrond van dit tarief is dat een motor lichter is dan een auto, minder wielen heeft en een groot deel van het jaar niet wordt gebruikt. De uitstoot van CO, NOx en vluchtige organische stoffen (VOS) is naar verhouding hoog. De MRB voor motoren wordt met eenzelfde percentage verhoogd als de MRB voor personenauto’s.
Oudere vrachtauto’s Voor oudere, meer milieubelastende vrachtauto's gaat het tarief van de Motorrijtuigenbelasting omhoog met 90% (Euro 0), resp. met 75% (Euro I) en 60% (Euro II).
Premiekorting Werkgevers die een uitkeringsgerechtigde van 50 jaar of ouder in dienst nemen hebben met ingang van 2009 gedurende drie jaar recht op een premiekorting van € 6.500 per jaar. Deze premiekorting geldt
verhoogd van € 110 naar € 125. Motorrijtuigenbelasting
Zeer zuinige personenauto’s In het Belastingplan 2008 is een eerste stap gezet om de aanschaf van zeer zuinige personenauto’s te stimuleren. Het tarief van de motorrijtuigenbelasting voor deze auto’s is gehalveerd en de bijtelling voor privégebruik van zeer zuinige zakelijke auto’s is verlaagd naar 14%. Het tarief voor de MRB wordt verder verlaagd tot op een kwart van het tarief van een niet-zeer zuinige auto in dezelfde gewichts- en brandstofklasse.
NIEUWSBRIEF
5
ook voor het in dienst houden van werknemers van 62 jaar en ouder. Dat is de strekking van een wetsvoorstel dat op Prinsjesdag is ingediend. Momenteel geldt bij het in dienst nemen van werknemers ouder dan 50 jaar en het in dienst hebben van werknemers ouder dan 54,5 jaar een beduidend lagere premievrijstelling van circa € 1.500 per jaar. De huidige premievrijstelling is een percentage van het loon. Deze vrijstelling wordt vervangen door een premiekorting in de vorm van een vast bedrag, waardoor de tegemoetkoming in de loonkosten voor ongeschoold en laaggeschoold werk relatief groter is. Werkgevers die langdurig werklozen of arbeidsongeschikten jonger dan 50 jaar of herbeoordeelden (ongeacht leeftijd) in dienst nemen kunnen een beroep doen op de tijdelijke regeling voor subsidie van loonkosten van het Uitvoeringsinstituut voor de werknemersverzekeringen (UWV). De premiekorting voor het in dienst hebben van werknemers die 62, 63 of 64 jaar zijn bedraagt in de periode 2009-2012 € 2.750 per jaar en daarna € 6.500 per jaar bij een voltijds dienstverband.
INKOMSTENBELASTING
Geen of lage schuld eigen woning De bezitter van een eigen woning moet een percentage van de WOZ-waarde van de woning bij zijn inkomen tellen en mag de door hem betaalde hypotheekrente in aftrek brengen. Voor de meeste mensen levert de eigen woning een aftrekpost op. Sinds enkele jaren is er een regeling die voorkomt dat eigenaren van een woning
6
een bedrag bij hun inkomen moeten tellen omdat de betaalde rente lager is dan de eigenwoningwaarde. Deze regeling is geen verboden ongelijke behandeling. Op fiscaal gebied heeft de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid bij het beantwoorden van de vraag of gevallen gelijk zijn en of, in het bevestigende geval, een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat om die gevallen verschillend te regelen. Op basis van deze ruimte en gelet op de bedoeling van de wetgever om de financiering van de eigen woning met eigen middelen te stimuleren, is volgens de Hoge Raad de regeling voor de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld niet in strijd met enige verdragsbepaling.
Genietingstijdstip Bij de invoering van de Wet IB 2001 is er een speciaal regime gekomen voor de inkomsten uit sparen en beleggen. Dat regime, bekend als box 3, kent een vast tarief van 30% over een forfaitaire opbrengst van 4% van het vermogen. Rente- en dividendinkomsten vielen voorheen onder het progressieve tarief van de oude Wet IB. Om te voorkomen dat door het uitstellen van rente en dividend tot na 2001 een belastingvoordeel behaald kon worden is er een overgangsregeling getroffen, waardoor nabetaalde rente die betrekking had op de periode voor 2001 progressief belast bleef. Deze regeling gold ook voor rente over vorderingen die met ingang van 2001 onder de terbeschikkingstellingsregeling vallen. Daartoe behoren de vorderingen die een directeur-grootaandeelhouder (DGA) heeft op zijn BV. Een DGA die aan zijn BV een lening had verstrekt, sprak met zijn BV af dat de rente over 1998 pas op 31 december 2002 betaald hoefde te worden. De rente over 1999 zou pas op 31 december 2003 betaald hoeven te worden. Kort voor het moment waarop de rente over 1998 betaald zou moeten worden maakten de DGA en de BV nieuwe afspraken over de betaling van de rente over 1998 en 1999.
De betaling werd nog 3 jaar uitgesteld. De belastingdienst belastte de rente over beide jaren in het jaar 2002 omdat de DGA in dat jaar over de rente had beschikt. Volgens de overgangsregeling is het beschikken over inkomsten een vorm van genieten van inkomsten. De rechtbank volgde het standpunt van de belastingdienst wel voor de rente over 1998, maar niet voor de rente over 1999. Volgens de rechtbank betrof de beschikkingshandeling niet de rente maar de vordering. De eerder overeengekomen vervaldata van de rente waren volgens de rechtbank de momenten waarop de DGA de rente genoot. Dat was het jaar 2002 voor de rente over 1998 en het jaar 2003 voor de rente over 1999.
Vordering op BV De terbeschikkingstellingsregeling is van toepassing op het rendabel maken van vermogensbestanddelen van een belastingplichtige door deze tegen vergoeding of om niet ter beschikking te stellen aan een BV waarin de belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft. De terbeschikkingstellingsregeling is onderdeel van het resultaat uit werkzaamheid. Het resultaat uit werkzaamheid moet volgens de Wet IB
Van Beek Nieuwsbrief 2001 worden vastgesteld volgens de regels die gelden voor de bepaling van winst uit onderneming. Het resultaat uit werkzaamheid is geen gemeenschappelijk inkomensbestanddeel. Dat betekent dat het resultaat niet naar wens kan worden toegerekend aan fiscale partners, maar in aanmerking wordt genomen bij degene die het resultaat heeft genoten. De civielrechtelijke gerechtigdheid van echtgenoten die in enige gemeenschap van goederen zijn gehuwd heeft hierop geen invloed. Anders dan de inspecteur meende kwam bij in gemeenschap van goederen gehuwden de afwaardering van een vordering op hun BV niet bij ieder van de echtgenoten voor de helft ten laste van het inkomen. De vordering stond op naam van de man en de man was ook de bestuursbevoegde persoon. De gehele afboeking van de vordering op de BV kwam daarmee ten laste van het inkomen van de man.
Duurdere auto van de zaak De bijtelling voor het privégebruik van een auto van de zaak heeft door de jaren heen tot een groot aantal procedures geleid. Daardoor zou je verwachten dat de problematiek nu wel in kaart gebracht is en dat nieuwe procedures geen nieuwe gezichtspunten meer opleveren. Dat blijkt niet zo te zijn. Hof Den Bosch kwam deze zomer tot een opmerkelijke uitspraak. De regeling voor de bijtelling lijkt simpel. Het voordeel van het privé mogen gebruiken van een auto van de zaak wordt gesteld op 25% van de catalogusprijs inclusief BTW. Dit voordeel wordt geteld bij het loon van de werknemer. In mindering daarop komt de bijdrage die de werknemer betaalt aan de werkgever voor het privégebruik. De tekst van het wetsartikel luidt: Het voordeel wordt in aanmerking genomen voor zover het uitgaat boven de vergoeding die de belastingplichtige voor het gebruik voor privédoeleinden is verschuldigd. Er hoeft geen bijtelling plaats te vinden als het privégebruik per jaar minder dan 500 km bedraagt. Het bewijs
daarvoor dient met een sluitende kilometeradministratie te worden geleverd. Tot zover de theorie. De praktijk is weerbarstiger. Er zijn werknemers die in een duurdere auto willen rijden dan de auto die de werkgever uit eigen beweging ter beschikking stelt. Dat leidt tot een hogere bijtelling voor privégebruik. Werkgevers staan dat soms toe op voorwaarde dat de werknemer de meerkosten voor zijn rekening neemt. In veel gevallen gaat het dan om vergoeding van de leasetermijn boven het normbedrag dat de werkgever heeft vastgesteld. Een dergelijke vergoeding betaalt de werknemer uit privéoverwegingen en niet uit zakelijke overwegingen. De verwachting is dan dat deze vergoeding geheel in mindering komt op de bijtelling. Hof Den Bosch leidt echter uit een drietal arresten van de Hoge Raad uit 1996 en 1997 af, dat een door de werknemer aan de werkgever betaalde bijdrage in de meerkosten van de auto moet worden gesplitst naar het privé- en het zakelijk gebruik van de auto. Slechts de component in de bijdrage die betrekking heeft op de privékilometers komt in mindering op de (hogere) bijtelling. Voor zover de vergoeding voor meerkosten wordt toegerekend aan de zakelijke kilometers kan deze niet op de bijtelling voor privégebruik in mindering worden gebracht. Omdat de vergoeding voortvloeit uit privéoverwegingen van de werknemer is geen sprake van negatief loon, maar van een privébesteding. Volgens Hof Den Bosch is deze uitkomst in lijn met de ratio van de wettelijke regeling. De uitkomst is echter dat de werknemer wordt belast voor een voordeel dat hij niet heeft genoten c.q. dat hij zelf heeft betaald. De bijtelling is gebaseerd op de hogere catalogusprijs, die geheel door de werknemer wordt betaald. In mindering komt slechts een deel van deze betaling. De vraag is echter of de werknemer aan de werkgever wel een vergoeding betaalt voor het zakelijk gebruik. In theorie is het mogelijk dat een werknemer een goedkopere auto gaat rijden dan hem door de werkgever is toegestaan. Betaalt de
NIEUWSBRIEF
werkgever dan het verschil tussen normbedrag en leasetermijn aan de werknemer uit, dan is sprake van belast loon. De werknemer in deze procedure mocht de auto 12.000 km per jaar privé gebruiken. Daarvoor betaalde hij een maandelijkse bijdrage. Bij overschrijding van de grens van 12.000 km kon de werkgever een extra bijdrage van de werknemer verlangen. Wanneer op basis van een door de werknemer bij te houden sluitende kilometeradministratie kon worden aangetoond dat de auto minder dan 500 kilometer per jaar privé was gebruikt, bleef de bijtelling achterwege en betaalde de werkgever ook de standaard bijdrage voor privégebruik terug. De werknemer reed in een duurdere auto dan volgens de regeling van de werkgever was toegestaan en betaalde daarvoor een aanvullende bijdrage. De werkgever betaalde dat bedrag niet terug als de werknemer de auto niet privé gebruikte. Dat was medebepalend voor het oordeel dat de bijdrage boven het normbedrag niet alleen als vergoeding voor het privégebruik gold. Bij een jaarkilometrage van 52.000 en een verondersteld privégebruik van 15.000 km kwam de bijbetaling boven het normbedrag voor 15.000/52.000 deel in mindering op de bijtelling.
Hoewel bij de totstandkoming van deze uitgave de grootst mogelijke zorgvuldigheid is betracht, bestaat de mogelijkheid dat bepaalde informatie na verloop van tijd verouderd of niet meer juist is. Dit kan ten gevolge van (aanpassing van de) regelgeving die bekend is geworden na het opmaken van deze uitgave. Voor toepassing in individuele gevallen raden wij u aan contact met ons op te nemen.
7