Nieuws Financieel/economische informatie op maat
onderneming
loonheffing
personeel subsidie
administratie auto van de zaak
omzetbelasting C.J. van Beek & Co
accountants-administratieconsulenten
ALGEMEEN
Woonbranche De belastingdienst en de Centrale Branchevereniging Wonen (CBW) hebben in een convenant afspraken vastgelegd over de zelfstandigenstatus van freelancers, de BTW-afdracht over aanbetalingen (moment van betaling i.p.v. eindfacturering) en het afwaarderen van voorraden. Showroomkeukens en badkameropstellingen vallen niet onder voorraden maar mogen als inventaris worden geboekt. De afwaardering van bijmaterialen en decoratieartikelen is tot € 450 rechtstreeks als kosten te boeken. Personeelskorting bedraagt maximaal 20% na aftrek van consumenten-, order- en actiekortingen. Er geldt een landelijk percentage voor de vorming van een garantievoorziening voor het uitvoeren van service en garantie, zonder dat daarvoor een volledige administratie hoeft te worden bijgehouden. Alleen bij de CBW aangesloten ondernemingen kunnen aan het convenant meedoen.
Excessieve beloningen Bij de Tweede Kamer is het eerder aangekondigde wetsvoorstel met fiscale maatregelen tegen bepaalde excessieve beloningsbestanddelen ingediend. Het voorstel bevat drie maatregelen: 1. Invoering van een werkgeversheffing van 30% over vertrekvergoedingen voor zover deze hoger zijn dan één jaarloon. De regeling geldt voor een jaarloon vanaf € 500.000. 2. Invoering van een werkgeversheffing van 15% over aanpassingen van pensioenaanspraken uit het verleden als gevolg van salarisverhoging (de zogenaamde backservice). Ook hiervoor geldt een jaarloon van tenminste € 500.000. 3. Heffing van inkomstenbelasting in box 1 over vermogensbestanddelen die als beloning voor werkzaamheden worden
2
verstrekt en waaraan bijzondere condities zijn verbonden. De onder 1. en 2. genoemde maatregelen worden als een pseudo-eindheffing vormgegeven. Als gevolg van deze nieuwe maatregelen komt de in het Belastingplan 2008 opgenomen aftopping van de omkeerregel bij pensioenen te vervallen. De nieuwe maatregelen zullen in de volgende paragraaf nader worden toegelicht. Ad 1. Werkgeversheffing vertrekvergoedingen De beoordeling van een vertrekvergoeding wordt gemaakt aan de hand van een toetsloon, dat is het jaarloon van het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar (het vergelijkingsjaar) waarin de dienstbetrekking is beëindigd. De vertrekvergoeding wordt gesteld op het verschil tussen het jaarloon van het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking wordt beëindigd en het toetsloon plus het verschil tussen het jaarloon van het aan het vertrek voorafgaande kalenderjaar en het toetsloon. De vertrekvergoeding is excessief als deze meer bedraagt dan het toetsloon. Over het exces moet de werkgever een heffing van 30% betalen. Deze heffing komt niet in de plaats van loonheffing bij de werknemer over de vertrekvergoeding. De maatregel geldt niet
voor vertrekvergoedingen van werknemers die in het vergelijkingsjaar een jaarloon hebben dat lager is dan € 500.000. De werkgeversheffing geldt als de beëindiging van de dienstbetrekking op of na 1 januari 2009 plaatsvindt. Ad 2. Werkgeversheffing bij backservice voor hoge inkomens Eindloonregelingen, waarbij de hoogte van het pensioen is gekoppeld aan het laatstgenoten salaris, zijn de afgelopen jaren massaal omgezet in middelloonregelingen. Voor pensioenregelingen geldt de omkeerregel in de loonbelasting, dat wil zeggen de aanspraken zijn vrijgesteld en de uitkeringen worden t.z.t. belast. De verhoging van de pensioenaanspraken over de verstreken dienstjaren naar een percentage van het laatstverdiende salaris als gevolg van een salarisstijging wordt aangeduid als backservice. De werkgeversheffing geldt bij een pensioengevend loon vanaf € 500.000, maar alleen als sprake is van een salarisstijging en dus van backservice. Dat kan een salarisstijging bij dezelfde werkgever zijn of een salarissprong bij de overstap naar een nieuwe werkgever, waarbij sprake is van inkoop van pensioen door de nieuwe werkgever. Grondslag voor de heffing is een forfaitair berekende backservicepremie. Ook deze heffing komt niet in de plaats van de reguliere loonheffing bij de werknemer. De pensioenmaatregel treedt in werking op 1 januari 2010. Ad 3. Met een werkzaamheid verband houdende lucratieve belangen Deze maatregel is gericht op de mogelijkheid om door het inbouwen van
Van Beek Nieuwsbrief een hefboommechanisme zeer hoge rendementen of waardestijgingen mogelijk te maken bij het behalen van bepaalde management- en/of aandeelhoudersdoeleinden. Ook andere vormen van lucratieve vermogensbestanddelen zoals winstdelende schuldvorderingen vallen onder deze maatregel. Het is niet de bedoeling dat aan werknemers verstrekte normale aandelen onder de nieuwe maatregel vallen. Voorbeeld: Het aandelenkapitaal van een overnamevennootschap is verdeeld in twee soorten aandelen. De eerste soort heeft recht op 10% cumulatief preferent dividend per jaar. De tweede soort deelt volledig in de overwinst van de vennootschap. Van de eerste soort is € 99 miljoen geplaatst en van de tweede soort € 1 miljoen. De overnamevennootschap keert in het eerste jaar geen dividend uit en in het tweede jaar € 40 miljoen. De eerste soort aandelen heeft in totaal recht op € 19,8 miljoen. De tweede soort heeft recht op het restant van € 20,2 miljoen. Als de managers die zijn betrokken bij de overname gezamenlijk 20% van de aandelen van de tweede soort hebben, betekent dit dat zij op een gezamenlijke
investering € 200.000 na twee jaar een dividend ontvangen van € 4 miljoen. Omdat bijzondere beloningsbestanddelen ook buiten de sfeer van de dienstbetrekking voorkomen wordt deze maatregel opgenomen in het resultaatregime van de inkomstenbelasting (box 1). Hierdoor ontstaat een aanvullende heffingsmogelijkheid voor voordelen die niet als loon in de belastingheffing zijn betrokken. Uiteraard mag dit niet tot dubbele belastingheffing leiden. De maatregel geldt zowel voor rechten die rechtstreeks worden gehouden, als voor rechten die via een vennootschap worden gehouden. Tenslotte wordt onbedoeld gebruik van de stamrechtvrijstelling uit de loonbelasting bij afkoop van een aandelenoptierecht onmogelijk gemaakt en wordt oneigenlijk gebruik van de normrenteregeling voor personeelsleningen bestreden door aanpassing van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001.
Boete De minister van Financiën heeft een wetsvoorstel ingediend om de boeteregelingen in enkele financiële toezichtwetten en enkele
Algemeen
pensioengerelateerde wetten aan te passen. Het gaat om de Pensioenwet, de Sanctiewet 1977, de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, de Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994, de Wet inzake de geldtransactiekantoren, de Wet op het financieel toezicht, de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, de Wet toezicht accountantsorganisaties en de Wet toezicht trustkantoren. Uitgangspunten voor de nieuwe boeteregeling zijn een verhoging van de bestuurlijke boetes, zwaardere straffen voor veelplegers en de individuele bestuurlijke boetes voor bestuurders van financiële instellingen. Bestuurlijke boetes moeten verband houden met de overtreding om een afschrikwekkende
Woonbranche
Hypotheekrente 2
5
Excessieve beloningen
Prive gebruik auto
2
6
Boete
Lijfrenteclausule
3
6
Rendementsgrondslag box 3
6
Inkomstenbelasting Bijleenregeling
4
Dienstverlening aan huis
4
Lijfrenteaftrek
5
Verklaring Arbeids Relatie (VAR)
5
Begrafeniskosten
5
Ondernemingswinst Rekening-Courant
7
Voorziening naheffing loonbelasting
7
Loonbelasting Vrijwilligersregeling
NIEUWSBRIEF
7
3
werking te hebben. Het huidige wettelijke maximumbedrag is momenteel ongeveer € 900.000, maar in de praktijk kan maximaal € 480.000 worden opgelegd. Voorgesteld wordt om dit maximum te verhogen tot € 2.000.000, terwijl de systematiek wordt aangepast zodat het wettelijk maximum ook kan worden opgelegd. Dat is in lijn met de hoogte van boetes op andere verwante terreinen en de hoogte van financiële boetes in andere landen. Het huidige boetestelsel biedt te weinig mogelijkheden om rekening te houden met de omstandigheden van een overtreding als recidive of een verhoogde mate van verwijtbaarheid van de overtreder. De minister van Financiën zal voor de nieuwe boetesystematiek richtsnoeren opstellen. Voor minder ernstige overtredingen blijft de vaste boetesystematiek gelden. Voor deze overtredingen is de pakkans vrij hoog en het door de overtreder te behalen financiële voordeel relatief laag. Deze overtredingen vallen in categorie 1. Voor categorie 2 geldt een flexibele boetesystematiek met een maximum van € 1.000.000. Deze categorie omvat zwaardere overtredingen. Voor categorie 3, de zwaarste overtredingen, geldt een flexibele boetesystematiek met een maximum van € 2.000.000. Overtredingen van deze categorie zijn het verrichten van activiteiten zonder de benodigde vergunning, het verstrekken van misleidende informatie aan de toezichthouder en het misleiden van consumenten. Dergelijke overtredingen worden strafrechtelijk afgedaan als de aard en ernst van de overtreding daar aanleiding toe geven. Uitgangspunt is bestuursrechtelijke afdoening. Voor het beboeten van bestuurders van financiële instellingen wordt aangesloten bij het wetsvoorstel van de Vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht waarin deze materie geregeld wordt. In dit wetsvoorstel wordt daarom geen aparte voorziening getroffen.
4
aanpassingen wordt de aangifte 2008 verder vereenvoudigd. De staatssecretaris veronderstelt door de vereenvoudiging van het aangiftebiljet het grootste knelpunt te hebben weggenomen.
Dienstverlening aan huis
INKOMSTENBELASTING
Bijleenregeling De staatssecretaris van Financiën heeft in een brief aan de Tweede Kamer aangegeven met aanpassingen te komen voor de ingewikkelde bijleenregeling. De bijleenregeling beperkt de aftrek van hypotheekrente bij aanschaf van een nieuwe eigen woning na de verkoop van een eigen woning. Aftrekbaar is de rente over de schuld op de oude woning en de rente over het verschil tussen aankoopsom van de nieuwe en verkoopopbrengst van de oude woning. Het is door de bijleenregeling fiscaal niet aantrekkelijk meer om een nieuwe woning geheel met geleend geld te financieren. Met name het invullen van de aangifte op het punt van de bijleenregeling wordt als problematisch ervaren. De staatssecretaris heeft aangekondigd de aangifte op dit punt te vereenvoudigen. In een binnenkort in te dienen wetsvoorstel tot wijziging van een aantal belastingwetten vervalt de drempel voor afboeking van de eigenwoningreserve van € 5.000 voor onderhoudskosten. In een besluit uit 2007 was al goedgekeurd dat de drempel niet toegepast hoeft te worden. De aangifte 2007 is daardoor vereenvoudigd. Door enkele andere
Veel particulieren maken gebruik van de diensten van andere particulieren voor klussen in en om huis, zoals een hulp in de huishouding of een tuinman. De betaling voor deze diensten gebeurt vaak zwart om administratieve rompslomp en extra kosten te vermijden. Ter bestrijding van zwartwerken bestaat er sinds enige tijd een regeling voor particulieren om iemand in dienst te nemen voor werkzaamheden in en rond huis, zonder dat zij verplicht zijn om loonbelasting en premies sociale verzekeringen af te dragen. Het gaat om werkzaamheden als oppassen, tuinonderhoud, huishoudelijke werk en dergelijke voor maximaal drie dagen per week. Voor hulpen in de huishouding gold al een dergelijke regeling voor maximaal twee dagen per week. De persoon die de diensten verricht moet zijn verdiensten zelf wel aangeven voor de inkomstenbelasting. Over deze regeling zijn vragen gesteld in de Tweede Kamer. De staatssecretarissen van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben de hoofdlijnen van de regeling nog eens uiteengezet. De regeling is bedoeld voor particulieren die een particulier inhuren om werkzaamheden in of rond huis te verrichten. Er moet voldaan zijn aan de voorwaarden voor een civielrechtelijke dienstbetrekking. Dat betekent dat er een gezagsverhouding moet bestaan, dat de werknemer verplicht is het werk zelf te verrichten en dat de werkgever tenminste het minimumloon moet betalen. Alleen als de werknemer op niet meer dan drie dagen per week werkt heeft de werkgever geen administratieve verplichtingen en hoeft hij geen loonbelasting en premies werknemersverzekeringen af te dragen.
Van Beek Nieuwsbrief Let op, het gaat niet om hele werkdagen, het gaat om het aantal dagen waarop gewerkt wordt. Vier dagen in de week een uurtje werken voor dezelfde opdrachtgever heeft al tot gevolg dat de regeling niet meer mag worden toegepast. Als de dienstverrichter optreedt als ondernemer voor de omzetbelasting is er geen sprake van een dienstbetrekking en kan de regeling dienstverlening aan huis niet worden toegepast.
niet op hem drukten. Bepalend daarvoor vond het Hof dat de kosten pas na zijn overlijden waren ontstaan en betaald. Het Hof verwierp het standpunt van de erfgenamen dat het recht op persoonsgebonden aftrek het gehele kalenderjaar omvat en niet beperkt wordt door het tijdstip van overlijden van de erflater.
Lijfrenteaftrek
Over de aftrekbaarheid van hypotheekrente heeft de Hoge Raad meerdere arresten gewezen. Voor aftrekbaarheid is namelijk vereist dat het geleende geld wordt besteed aan de aankoop, het onderhoud of de verbouwing van een eigen woning. Besteding aan andere doelen dan de eigen woning heeft tot gevolg dat de rente niet aftrekbaar is. Vooral bij externe financiering achteraf van verbouwingen of bij financiering voorafgaand aan verbouwingen is niet altijd duidelijk hoe de middelen worden besteed. Volgens de Hoge Raad is het oogmerk om geleend geld te besteden aan de eigen woning niet meer aanwezig indien het geld wordt uitgegeven voor andere doeleinden en de belanghebbende niet een vergelijkbaar bedrag liquide beschikbaar heeft. In een uitspraak van Hof Leeuwarden resteerde na verkoop
De premie die iemand betaalt voor een lijfrente is onder zekere voorwaarden aftrekbaar van het inkomen. Een van de voorwaarden voor aftrekbaarheid is dat de premie wordt betaald aan een in Nederland gevestigde verzekeringsmaatschappij. De premie voor een lijfrente die wordt betaald aan een buitenlandse verzekeraar is alleen aftrekbaar als de verzekering meer dan drie jaar voor het ontstaan van binnenlandse belastingplicht in Nederland is gesloten. Het moet dus gaan om een verzekering die is gesloten tijdens langdurig verblijf in het buitenland en die wordt voortgezet na verhuizing naar Nederland. Deze beperking van de aftrekbaarheid geldt ook voor arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. Volgens de rechtbank Breda vormt deze wettelijke bepaling een inbreuk op de in het EU-verdrag opgenomen vrijheid van dienstverlening. Een dergelijke inbreuk is alleen toegestaan als daarvoor een objectieve rechtvaardiging bestaat. Op grond van vaste rechtspraak van het Hof van Justitie EG is de doeltreffendheid van fiscale controle geen rechtvaardiging voor de belemmering van een van de vrijheden van het EG-verdrag. Volgens de rechtbank bestond er voor deze inbreuk op het EG-verdrag geen objectieve rechtvaardigingsgrond. Dat betekende dat de aan een in Duitsland gevestigde verzekeringsmaatschappij betaalde premie voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering aftrekbaar was.
Hypotheekrente
Verklaring Arbeids Relatie (VAR) Wie zekerheid wil over de fiscale beoordeling van zijn arbeidsrelatie kan bij de belastingdienst een Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) aanvragen. Dat is een schriftelijk traject. De staatssecretaris van Financiën heeft aangekondigd dat dit in de nabije toekomst ook via internet kan gebeuren, zo mogelijk al met ingang van het kalenderjaar 2009. Als dat lukt kunnen de aanvragen voor dat jaar vanaf september 2008 digitaal worden ingediend. Voor mensen die al drie jaar aaneen dezelfde VAR hebben gekregen komt er in 2010 een stilzwijgende verlenging van de VAR. Uiteraard zijn deze mensen dan wel verplicht om wijzigingen door te geven.
Begrafeniskosten De Wet IB 2001 bepaalt dat zogenaamde buitengewone uitgaven aftrekbaar zijn. Daartoe behoren uitgaven wegens overlijden van de belastingplichtige, van zijn partner en van zijn kinderen mits ze jonger zijn dan 27 jaar. Volgens Hof Den Bosch leidt deze bepaling er niet toe dat iemands begrafeniskosten in aftrek konden komen op zijn inkomen, omdat ze
NIEUWSBRIEF
5
van de oude woning en aflossing van de oude hypotheek een bedrag van € 115.447. De belanghebbende leende voor de aankoop van zijn nieuwe woning een bedrag dat hoger was dan de aankoopsom en verplichtte zich om een bedrag van € 90.302 op een beleggingsrekening te storten. Het restant van de verkoopopbrengst was hoog genoeg om deze storting te doen. Dat de verkoopopbrengst niet rechtstreeks op de beleggingsrekening was gestort, maar was gebruikt om de nieuwe woning te betalen, waarna een bedrag uit de nieuwe lening op de beleggingsrekening was gestort had geen gevolgen voor de aftrekbaarheid van de rente. De staatssecretaris van Financiën heeft besloten geen beroep in cassatie in te stellen tegen deze uitspraak.
Prive gebruik auto De belastingdienst legde aan een garagebedrijf een naheffingsaanslag omzetbelasting op voor het vermeende privégebruik auto van beide DGA’s. Volgens de belastingdienst konden zij uit hoofde van hun positie ook voor privédoeleinden beschikken over de handelsvoorraad personenauto's en waren deze personenauto's ook feitelijk privé gebruikt. De belastingdienst berekende het bedrag van de bijtelling aan
6
de hand van het dealerbesluit van het ministerie van Financiën. Hof Den Bosch heeft deze naheffingsaanslag vernietigd omdat de belastingdienst niet had bewezen dat het garagebedrijf aan de DGA’s een personenauto ter beschikking had gesteld. Het Hof hield daarbij rekening met het feit dat de DGA’s in privé meerdere personenauto’s bezaten en dat het garagebedrijf aan geen enkel personeelslid een auto ter beschikking stelde voor privégebruik. Anders dan de rechtbank in eerste aanleg had geoordeeld, ligt de bewijslast voor privégebruik bij de inspecteur.
Lijfrenteclausule In 1998 sloot iemand een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule. De premie daarvoor was aftrekbaar vanwege de lijfrenteclausule, die de verplichting inhield om met het op de einddatum vrijkomende kapitaal een lijfrente aan te kopen. De einddatum van deze verzekering was 1 december 2001. Op 12 september 2001 deelde de verzekeringsmaatschappij mee dat de polis op 1 december 2001 tot uitkering zou komen. De belanghebbende wilde de lijfrente in 2005, vanaf zijn 65e jaar, laten ingaan. De toegestuurde offerte accepteerde hij niet. In 2005 informeerde de belanghebbende bij zijn tussenpersoon naar de uitkering die hij na het bereiken van de 65-jarige leeftijd maandelijks zou krijgen. De tussenpersoon deelde mee dat de kapitaalverzekering nog steeds niet was omgezet in een lijfrenteovereenkomst. Op advies van de tussenpersoon verzocht de belanghebbende de inspecteur goed te keuren dat de lijfrenteclausule alsnog zou worden uitgevoerd. Dat had tot gevolg dat de inspecteur een navorderingsaanslag inkomstenbelasting oplegde over 2001 wegens het niet uitvoeren van de lijfrenteclausule. Naar het oordeel van Hof Arnhem was dat terecht omdat de belanghebbende niet had voldaan aan de voorwaarde dat de lijfrenteclausule binnen een redelijke
termijn moet worden uitgevoerd.
Rendementsgrondslag box 3 De bezittingen en schulden van een particulier worden belast in box 3 van de inkomstenbelasting. Dat gebeurt door een forfaitair rendement van 4% te berekenen over het gemiddelde van de rendementsgrondslag aan het begin en aan het einde van het kalenderjaar. De rendementsgrondslag is het totaal van bezittingen en schulden op de peildatum. De volle waarde van het vermogen van iemand die op 24 december 2002 was overleden werd per 31 december 2002 meegenomen bij de berekening van de rendementsgrondslag aan het einde van het kalenderjaar 2002 van zijn erfgenamen, zonder rekening te houden met de omstandigheid dat zij in 2002 maar één week gerechtigd waren tot de erfenis en zonder rekening te houden met de daarop drukkende (materiële) belastingschuld. Tegelijkertijd werd de waarde van meegenomen in het vermogen van de erflater, zij het dat daar de bezitsperiode op 11 maanden werd gesteld. Hof Amsterdam was van oordeel dat de inspecteur correct gehandeld had bij het vaststellen van de aanslag van de erflater. De Hoge Raad heeft het beroep in
Van Beek Nieuwsbrief cassatie tegen de uitspraak van Hof Amsterdam afgewezen.
ONDERNEMINGSWINST
Rekening-Courant Rekening-courantverhoudingen tussen een DGA en zijn BV zijn zeer gebruikelijk. Omvangrijke en voortdurende debetstanden van de DGA bij zijn BV hebben de aandacht van de belastingdienst en worden vaak aangemerkt als uitdeling van winst. Gevolg is de heffing van dividendbelasting bij de BV en van inkomstenbelasting bij de DGA over het bedrag van de uitdeling. Ter voorkoming van een uitdeling sloten een DGA, zijn BV en de belastingdienst een vaststellingsovereenkomst. Op grond van deze overeenkomst diende de DGA zijn debetstand van € 341.347 op 31 december 2001 in 10 jaar tijd af te lossen. De jaarlijkse aflossing diende minimaal € 20.000 te bedragen, terwijl over het uitstaande saldo rente moest worden betaald. Hogere debetstanden dan volgens deze overeenkomst zouden als een winstuitdeling worden aangemerkt. In het jaar 2004 liep de schuld van de DGA op van € 283.951 tot € 290.268. De belastingdienst merkte het verschil tussen deze bedragen en de minimale jaarlijkse aflossing aan als een netto winstuitdeling. De BV bestreed de opgelegde naheffingsaanslag dividendbelasting. Volgens de BV was de winstuitdeling gelijk aan het verschil tussen de som van de jaarlijkse minimumaflossingen voor de jaren 2002 tot en met 2004 en de werkelijke afname van de schuld in die jaren. De rechtbank volgde dit betoog niet. Het paste niet in de vaststellingsovereenkomst om de aflossing in een jaar voor zover deze meer bedroeg dan het minimum van € 20.000 toe te rekenen aan een ander jaar. De rechtbank hechtte vooral belang aan de afspraak dat de gehele schuld van € 341.347 in maximaal 10 jaar moest worden afgelost. Met een jaarlijkse
aflossing van € 20.000 zou dat niet lukken. Naar het oordeel van de rechtbank was de naheffingsaanslag terecht opgelegd. De rechtbank vernietigde wel de opgelegde boete wegens het ontbreken van opzet of grove schuld. De BV had niet zondermeer van de juistheid van haar standpunt mogen uitgaan zonder de mening van de belastingdienst te vragen. Er was wel sprake van enige schuld, maar niet van grove schuld.
Voorziening naheffing loonbelasting De winst van een ondernemer wordt vastgesteld met behulp van de regels van goed koopmansgebruik. Op grond van deze regels mag een ondernemer bij de bepaling van zijn winst rekening houden met een naheffing loonbelasting over het betreffende jaar door het vormen van een voorziening. De voorziening mag niet hoger zijn dan de materiële, uit de wet voortvloeiende, belastingschuld, ook al heeft de inspecteur aanvankelijk een hogere naheffingsaanslag opgelegd. Volgens de Hoge Raad was Hof Arnhem er terecht van uitgegaan dat bij de bepaling van een voorziening rekening moet worden gehouden met alle feiten en omstandigheden die een licht werpen op die materieel verschuldigde loonbelasting. Dat geldt ook voor feiten en omstandigheden die na het opmaken van de fiscale balans over het jaar maar vóór het definitief vaststaan van de aanslag vennootschapsbelasting over dat jaar bekend worden.
werkzaamheden niet beroepsmatig verrichten en mag voor zijn werkzaamheden geen marktconforme vergoeding ontvangen. De vergoeding die een vrijwilliger ontvangt mag niet hoger zijn dan € 150 per maand en ook niet hoger dan € 1.500 per jaar, inclusief eventuele kostenvergoedingen. Tenslotte dienen de werkzaamheden te worden verricht voor een organisatie die niet onder de vennootschapsbelasting valt of voor een sportorganisatie. Voor alle duidelijkheid geldt een maximum bedrag van € 4,50 per uur als nietmarktconforme beloning. Voor vrijwilligers onder de 23 jaar geldt een maximum van € 2,50 per uur. Vrijwilligersorganisaties zijn niet verplicht om een urenadministratie bij te houden als zij een vrijwilligersvergoeding betalen. In voorkomende gevallen waarin de organisatie er voor heeft gekozen een vergoeding te betalen op basis van het aantal gewerkte uren ligt het voor de hand om een urenadministratie bij te houden. Over bedragen tot € 150 per maand vraagt de belastingdienst geen administratie op van gemaakte kosten (declaraties, bonnetjes e.d.) Voor hogere kostenvergoedingen kan dat wel gebeuren. Hogere vergoedingen voor werkelijk gemaakte kosten zijn ondanks dat de vrijwilligersregeling niet geldt uiteraard niet belast.
LOONBELASTING
Vrijwilligersregeling De staatssecretaris van Financiën heeft een praktische uitwerking van de vrijwilligersregeling gegeven. Vergoedingen die aan vrijwilligers worden betaald zijn onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld voor de belasting- en premieheffing. De vrijwilliger mag de
NIEUWSBRIEF
Hoewel bij de totstandkoming van deze uitgave de grootst mogelijke zorgvuldigheid is betracht, bestaat de mogelijkheid dat bepaalde informatie na verloop van tijd verouderd of niet meer juist is. Dit kan ten gevolge van (aanpassing van de) regelgeving die bekend is geworden na het opmaken van deze uitgave. Voor toepassing in individuele gevallen raden wij u aan contact met ons op te nemen.
7