Nieuws Financieel/economische informatie op maat
onderneming
loonheffing
personeel subsidie
administratie auto van de zaak
omzetbelasting C.J. van Beek & Co
accountants-administratieconsulenten
ALGEMEEN
Milieubewuste automobilist In een brief heeft de staatssecretaris van Financiën de Tweede Kamer op de hoogte gebracht van mogelijke fiscale vergroeningsmaatregelen voor het Belastingplan 2009. Uitgangspunt van dergelijke maatregelen is budgettaire neutraliteit, dat wil zeggen dat de totale belastingopbrengst gelijk zal blijven. Wel is het mogelijk dat milieuvervuilers meer gaan betalen en milieuspaarders minder. In dit kader wordt gedacht aan de volgende maatregelen. 1. De BPM wordt met ingang van 2009 omgezet van een belasting op catalogusprijs naar een belasting op emissies (CO2-uitstoot). Vanaf 2009 zijn de zuinigste auto’s al vrijgesteld van BPM. Naast CO2-uitstoot is ook de
fijnstofuitstoot bepalend voor de hoogte van de belasting. In een volgende stap wordt de stikstofuitstoot meegenomen als belastinggrondslag. 2. De Motorrijtuigenbelasting (MRB) wordt voor zeer zuinige auto’s gehalveerd en voor aardgasauto’s verlaagd tot het niveau van benzineauto’s. Voor vieze dieselauto’s gaat de MRB omhoog. Het gaat dan om diesels in de euroklasse 2 van vóór 2001. Dat zal overigens pas in 2010 gebeuren. Voor vieze vrachtauto’s (euroklassen 0, 1 en 2) gaat al in 2009 de MRB omhoog. De MRB voor vrachtauto’s van euroklasse 3 en hoger wordt niet verhoogd in het kader van de verschuiving van de BPM naar de MRB. 3. De bijtelling voor het privégebruik van een auto van de zaak krijgt een extra categorie van 20% voor zuinige auto’s, naast de bijtelling van 14% voor zeer zuinige auto’s en de standaardbijtelling van 25%. De 20%-bijtelling geldt voor auto’s met een CO2-uitstoot tussen de 111 en 140 gram per kilometer. Voor dieselauto’s moet de CO2-uitstoot tussen de 96 en 116
gram per kilometer liggen. 4. De beslissing over een accijnskorting voor hoge blends ethanol wordt uitgesteld
2
totdat er meer duidelijkheid is over de duurzaamheid van biobrandstoffen. 5. Er komt een gunstige fiscale behandeling voor het gebruik van waterstof als brandstof. De inhoud van deze behandeling is nog niet bekend. 6. Het lage BTW-tarief kan worden gebruikt om de aankoop van milieuvriendelijke goederen en diensten te stimuleren. Op dit moment biedt de Europese regelgeving daar geen ruimte voor. Nederland wil dat in Europees verband mogelijk maken.
Handelsregisterwet Op 1 juli 2008 is de nieuwe Handelsregisterwet in werking getreden. De Handelsregisterwet 2007 verplicht alle in Nederland gevestigde ondernemingen en rechtspersonen om zich in te schrijven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Het Handelsregister wordt de basisregistratie van ondernemingen en rechtspersonen in Nederland. Door de nieuwe wet komt er een grote groep nieuwe inschrijvers, bijvoorbeeld eenmanszaken en maatschappen in de land- en tuinbouw en visserij, maar ook eenmanszaken en maatschappen in de vrije beroepsgroepen zoals notarissen en artsen en publiekrechtelijke rechtspersonen zoals ministeries en gemeenten. Er geldt een overgangstermijn tot 1 januari 2010 waarbinnen alle nieuwe inschrijvingen verwerkt moeten worden. De Kamers van Koophandel schrijven de ondernemers aan. De nieuwe inschrijver moet een formulier invullen en met een kopie van het legitimatiebewijs van de eigenaren en/of bestuurders terugsturen. Omdat het Handelsregister deel uit maakt
van het stelsel van basisregistraties hoeven ondernemers voortaan de basisgegevens van hun onderneming maar één keer en op één punt aan te leveren. Basisgegevens zoals naam, adres en vestigingsplaats die al zijn geregistreerd, worden binnen de overheid gedeeld en mogen niet door een andere overheidsinstelling van de ondernemer worden opgevraagd. Het Handelsregister moet ook de rechtszekerheid bij het zakendoen verbeteren.
Aangifte IB Het is de bedoeling van de belastingdienst om het doen van aangifte inkomstenbelasting op termijn zoveel mogelijk te vergemakkelijken door al bekende gegevens van tevoren in te vullen. Dit jaar is er een proef gedaan met de vooringevulde aangifte onder ambtenaren van de belastingdienst. Volgend jaar wordt de proef op grotere schaal voortgezet. Alle particulieren kunnen volgend jaar gebruik maken van een gedeeltelijk ingevuld aangifteprogramma. Dat moet de kans op fouten in het aangifte- en verwerkingsproces verkleinen. Afhankelijk van de beschikbare informatie wordt de aangifte door de belastingdienst voorzien van NAW-gegevens, het burgerservicenummer, het loon, WOZgegevens, enkele heffingskortingen en een eventuele voorlopige teruggaaf. De belastingplichtige moet de gegevens controleren en waar nodig aanvullen. Uiteindelijk zal voor particulieren de voorlopige aanslag inkomstenbelasting vervallen en zal meteen een definitieve aanslag worden opgelegd.
Van Beek Nieuwsbrief Transportsector
Bewaartermijn kassabonnen
Na overleg met de transportsector heeft het kabinet besloten om een aantal maatregelen te treffen ter bestrijding van de sterk gestegen kosten in de sector. Zo komt er in deze kabinetsperiode geen verdere verhoging van de accijns op diesel of van de Motorrijtuigenbelasting voor vrachtwagens met euroklasse 3 of hoger, bestelauto’s en bussen. De jaarlijkse indexatie van accijnzen en MRB blijft van kracht, evenals de al aangekondigde verhoging van het eurovignet. Tijdens de afbouwperiode van de BPM in verband met de invoering van de kilometerheffing betaalt de transportsector in totaal ongeveer € 114 miljoen minder aan MRB voor vracht-, bestelauto’s en bussen dan eerder was voorzien. Verder trekt het kabinet ongeveer € 62 miljoen extra uit voor stimuleringsmaatregelen voor Euro-5, EEV en affabriek roetfilters in bestelauto ’s. Het kabinet wil ook een stimuleringsregeling voor vrachtauto’s die aan de Euro-6normering voldoen.
Ondernemers zijn wettelijk verplicht om hun administratie nog zeven jaar te bewaren. Kassabonnen en kassarollen vormen in het algemeen een onderdeel van de administratie en moeten dus ook bewaard worden. Wanneer de gegevens ook digitaal beschikbaar zijn, hoeven de papieren kassabonnen en kassarollen niet bewaard te worden. De digitale administratie moet wel toegankelijk zijn voor een eventuele controle door de belastingdienst.
Digitaal bezwaar Ondernemers kunnen vanaf 1 juli 2008 digitaal bezwaar maken of een suppletie OB indienen. De mogelijkheid van digitaal bezwaaar geldt voor een: - aanslag of navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, - aanslag of navorderingsaanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, - aanslag of navorderingsaanslag vennootschapsbelasting, - naheffingsaanslag of beschikking omzetbelasting.
Algemeen
Op de website van de belastingdienst (www.belastingdienst.nl) zijn de te gebruiken bezwaarschriften te vinden. Let op! U ontvangt na het indienen van uw bezwaar een melding in uw statusoverzicht, geen bevestiging per email.
Belastingschuld ontbonden BV Een rechtspersoon blijft na zijn ontbinding voortbestaan totdat de vereffening van het vermogen is voltooid. Pas op dat moment houdt de rechtspersoon op te bestaan. De rechtspersoon herleeft als de rechtbank op verzoek de vereffening heropent. Uit rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de inspecteur een aanslag kan opleggen aan een niet meer bestaande rechtspersoon. De invordering van aanslagen is opgedragen aan de
Restwaarde panden
5
Milieubewuste automobilist
2
Handelsregisterwet
2
Aangifte IB
2
Loonheffing DGA
5
Transportsector
3
Privégebruik auto
6
Bewaartermijn kassabonnen
3
Digitaal bezwaar
3
Belastingschuld ontbonden BV
3
Inkomstenbelasting Reiskosten openbaar vervoer
4
Loonbelasting
Omzetbelasting Uitstel belastingheffing
6
Verkoop onderneming
6
Arbeidsrecht Verkeersboetes
7
Ondernemingswinst Herinvesteringsreserve
4
NIEUWSBRIEF
3
ontvanger. Wanneer een belastingschuldige niet betaald heeft aan het einde van de betaaltermijn kan de ontvanger iemand aansprakelijk stellen. Ingeval van een rechtspersoon zal dat de bestuurder zijn. Een belastingschuldige is pas in gebreke nadat hij in de gelegenheid is geweest om van zijn belastingschuld kennis te nemen en deze te voldoen. Voor een rechtspersoon houdt dit in dat de belastingschuld bekend is gemaakt aan een persoon die op dat tijdstip bevoegd was om de rechtspersoon in rechte te vertegenwoordigen. Bestaat een rechtspersoon niet meer en is de vereffening niet door de rechtbank heropend, dan is niemand bevoegd om de niet meer bestaande rechtspersoon in rechte te vertegenwoordigen. Het standpunt van de ontvanger dat een nietbestaande BV per definitie in gebreke is, vindt naar het oordeel van Hof Arnhem geen steun in het recht.
INKOMSTENBELASTING
Reiskosten openbaar vervoer Met de invoering van de Wet IB 2001 zijn allerlei aftrekposten geschrapt. Een van de weinige resterende aftrekposten voor mensen die in loondienst werken, wordt gevormd door de reiskosten van huis naar het werk, mits zij gebruik maken van het openbaar vervoer én de enkele reisafstand meer dan 10 km bedraagt. Om voor de reisaftrek in aanmerking te komen moet de werknemer een OV-verklaring hebben die door het openbaar vervoerbedrijf is afgegeven of een door de werkgever opgestelde reisverklaring. De inspecteur kan vragen om de reisverklaring en de vervoerbewijzen. De rechtbank Haarlem meende dat een werknemer de vervoerbewijzen niet nodig had om recht te hebben op de reisaftrek. De rechtbank baseerde dat oordeel op de reisverklaring waarin de werkgever verklaarde dat de werknemer op 4 dagen per week met het openbaar vervoer naar
4
zijn werk kwam. Uit bankafschriften van de werknemer bleek dat de werknemer regelmatig vervoerbewijzen had gekocht op het treinstation. In veel gevallen ging het om bedragen die overeen kwamen met de prijs van een vijfrittenkaart. De rechtbank vond aannemelijk dat de werknemer met het openbaar vervoer naar zijn werk was gereisd en de kosten daarvan had betaald. In hoger beroep oordeelde Hof Amsterdam anders. Door de combinatie van de door de werkgever opgemaakte reisverklaring met de vervoerbewijzen kan het verband worden gelegd tussen het woonwerkverkeer en het daadwerkelijk op bepaalde dagen reizen met het openbaar vervoer. Volgens het Hof vormen de vervoerbewijzen een essentieel onderdeel van het te leveren bewijs. Noch uit de tekst van de wet, noch uit de wetsgeschiedenis blijkt dat dit bewijs ook op een andere wijze kan worden geleverd. Mocht dit wel zo zijn, dan was aan de hand van de bankafschriften het bewijs niet te leveren, omdat daaruit niet bleek op welk traject de vervoerbewijzen betrekking hadden.
ONDERNEMINGSWINST
Herinvesteringsreserve Ondernemers die bij de verkoop van een bedrijfsmiddel een boekwinst behalen,
hoeven daarover niet direct belasting te betalen. In plaats daarvan kunnen zij kiezen voor uitstel van belastingheffing door het vormen van een herinvesteringsreserve. De boekwinst wordt dan gereserveerd en afgeboekt als eerste afschrijving op investeringen in andere bedrijfsmiddelen. Het vormen van een herinvesteringsreserve kan alleen voor de boekwinst op bedrijfsmiddelen, niet voor de boekwinst op voorraden. In een procedure was de vraag of een kantoorgebouw, dat door een projectontwikkelaar was gebouwd, ten tijde van de verkoop een bedrijfsmiddel was. Als het kantoorgebouw ten tijde van de verkoop een bedrijfsmiddel was, is de vraag of het is gebouwd om het bij de eerste geschikte gelegenheid te verkopen. Die bedoeling zou het vormen van een herinvesteringsreserve verhinderen. Als argument ter onderbouwing van de stelling dat het kantoorgebouw een bedrijfsmiddel was dat niet was gebouwd om het zo snel mogelijk te verkopen wees de ondernemer op de wijze van financiering. Deze had een looptijd van 20 jaar. Voor de financiering van een voor de verkoop bestemde zaak zou een veel kortere looptijd zijn gekozen met minder kosten. Alle activiteiten op het gebied van projectontwikkeling vonden plaats in een andere concernvennootschap. Daarnaast was de omzetbelasting op een vrijgesteld verhuurd gedeelte van het kantoorgebouw meegefinancierd. Dat zou niet nodig zijn geweest als de ondernemer de intentie had om het kantoorgebouw na oplevering te verkopen. Volgens de belastingdienst was het kantoorgebouw onderdeel van de handelsvoorraad. Het gebouw was in korte tijd ontwikkeld, gebouwd, verhuurd en al vóór de ingebruikname verkocht. Dat betekende dat het niet als bedrijfsmiddel door de ondernemer was gebruikt. Volgens de rechtbank behoorde het kantoorgebouw tot het vaste kapitaal van de onderneming en was het bedoeld om binnen de onderneming te worden gebruikt. Het kantoorgebouw was een bedrijfsmiddel dat niet was gebouwd met
Van Beek Nieuwsbrief de overheersende bedoeling om het bij de eerste geschikte gelegenheid te verkopen. De ondernemer mocht daarom een herinvesteringsreserve vormen voor de bij de verkoop behaalde boekwinst. In een andere procedure oordeelde Hof Den Haag dat een bedrijfsmiddel zijn karakter verliest op het moment waarop het voor de verkoop wordt bestemd. Het Hof kwam tot dat oordeel in een procedure over de vorming van een herinvesteringsreserve door een vennootschap die bedrijfspanden verhuurde. Van een van deze panden was bij de aankoop bekend dat de huur was opgezegd. Er was geen nieuwe huurder te vinden; de enige gegadigde was slechts geïnteresseerd in koop van het pand. Er werd een koopovereenkomst gesloten waarin was opgenomen dat de verkoper op kosten van de koper een deel van de opstallen zou laten slopen om dit als bouwterrein te kunnen leveren zonder overdrachtsbelasting te hoeven betalen. Hierop baseerde het Hof zijn oordeel, dat het pand voorraad was geworden. De Hoge Raad deelt de opvatting van het Hof niet. Een bedrijfsmiddel verliest zijn functie pas na de verkoop of bij gebruik als voorraad in een nieuwe ondernemingsactiviteit. Handelingen die een ondernemer verricht om de verkoop van een bedrijfsmiddel mogelijk te maken zijn geen nieuwe ondernemingsactiviteit, ook niet als het gaat om op verzoek en voor rekening van de koper verrichte ingrijpende aanpassingen van het bedrijfsmiddel. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd en de zaak verwezen naar Hof Amsterdam voor verdere behandeling.
Restwaarde panden Los van de wettelijke beperking van de afschrijving op onroerende zaken tot 100 resp. 50% van de WOZ-waarde dient bij de afschrijving op bedrijfsmiddelen rekening gehouden te worden met de restwaarde. Dat is de waarde die het bedrijfsmiddel naar verwachting nog heeft
van de restwaarde blijvend is.
LOONBELASTING
Loonheffing DGA
aan het einde van de gebruiksperiode. De restwaarde wordt aan het begin van de afschrijvingsperiode bepaald en hoeft niet te worden bijgesteld, behalve ingeval van een blijvende en aanmerkelijke stijging van de restwaarde. Dat is door de Hoge Raad in een aantal arresten bepaald. Hof Arnhem heeft onlangs uitspraak gedaan in een procedure over de afschrijving door een beleggingsmaatschappij op vier verhuurde kantoorpanden. Deze vennootschap had de panden aangeschaft in de jaren 1990, 1995, 1995 en 1997. De inspecteur corrigeerde de afschrijving op de kantoorpanden met ingang van 1998 omdat de restwaarde aanmerkelijk en blijvend was gestegen. Het Hof deelde deze opvatting in drie van de vier gevallen niet. Volgens het Hof is pas bij een stijging van de waarde met meer dan 50% sprake van een aanmerkelijke stijging. De staatssecretaris van Financiën deelt deze opvatting niet en zoekt aansluiting bij het begrip 'in belangrijke mate' (30%) of bij het begrip 'aanmerkelijk' uit de oude aanmerkelijk belangregeling in de inkomstenbelasting (33,33%). Het oordeel van Hof Arnhem dient door de belastingdienst niet als uitgangspunt genomen te worden. De staatssecretaris gaat echter niet in cassatie tegen de uitspraak van het Hof. Gezien de korte bezitsperiode kan hij zich vinden in het oordeel dat niet is bewezen dat de stijging
NIEUWSBRIEF
Het was de bedoeling dat per 1 januari 2008 niet langer loonbelasting zou hoeven worden ingehouden en afgedragen voor een directeur-grootaandeelhouder (DGA) die de enige werknemer is van een BV. Op het laatste moment is deze maatregel echter opgeschort om een aantal problemen te voorkomen, zoals het verlies van het recht op de afdrachtvermindering voor speur- en ontwikkelingswerk. In overleg met de werkgeversorganisaties en de koepelorganisaties van belastingconsulenten en accountants is een alternatief ontwikkeld dat een aanzienlijke administratieve lastenverlichting oplevert en het probleem van de afdrachtvermindering voor speuren ontwikkelingswerk oplost. Het alternatieve voorstel houdt in: - er komt een eenvoudige loonaangifte voor DGA’s; - maandaangiften met ongewijzigde gegevens (DGA die elke maand hetzelfde loon opneemt) kunnen eerder worden ingediend dan nu het geval is; - er komt een eenvoudiger systeem van betaling, waarbij niet steeds een ander betalingskenmerk moet worden ingevuld; - de grens voor het doen van kwartaalaangifte voor de BTW gaat omhoog van € 7.000 tot € 15.000 per 1 januari 2009. Ongeveer 45.000 extra bedrijven gaan hierdoor per kwartaal aangifte doen. De bedoeling is dat de veranderingen in de loonaangifte per 1 januari 2010 ingevoerd
5
worden. De DGA blijft per 1 januari 2009 in de loonbelasting, zodat recht blijft bestaan op de afdrachtvermindering voor speuren ontwikkelingswerk. Daarnaast is gewezen op het al eerder aangekondigde soepeler boetebeleid voor aangiftebelastingen zoals de loonheffing.
Privégebruik auto Met ingang van het jaar 2006 vindt de bijtelling voor het privégebruik auto voor werknemers niet langer plaats in de aangifte inkomstenbelasting, maar moet de werkgever loonheffing inhouden over de waarde van het privégebruik. Daaraan is te ontkomen door een verklaring van de werknemer dat hij de auto niet voor privédoeleinden gebruikt. Wordt in strijd met de verklaring toch privé gereden of wordt de verklaring in de loop van het jaar ingetrokken dan heeft dat fiscale gevolgen. Een werknemer had het gehele jaar 2006 een auto van de zaak. Hij had aan het begin van het jaar een verklaring geen privégebruik opgesteld en aan zijn werkgever overhandigd. Op verzoek van de werknemer is de verklaring per 1 maart 2006 ingetrokken. In de rest van het jaar reed de werknemer meer dan 500 privékilometers met de auto. Dat had een naheffingsaanslag loonbelasting over de maanden januari en februari tot gevolg. De Rechtbank Arnhem vond dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. De Hoge Raad deelt deze opvatting. De werknemer heeft het gehele jaar de beschikking gehad over een personenauto, waarmee hij meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden heeft gereden. Op grond daarvan bedraagt de bijtelling op kalenderjaarbasis 22% van de
6
waarde van de auto. Dat de auto gedurende twee maanden niet privé is gebruikt is niet van invloed op de bijtelling.
OMZETBELASTING
Uitstel belastingheffing Ondernemers moeten omzetbelasting berekenen over de prestaties die zij verrichten, tenzij er een vrijstelling geldt voor de geleverde goederen of diensten. De berekende omzetbelasting moet periodiek worden aangegeven en betaald aan de belastingdienst, onder aftrek van de voorbelasting. Volgens de wet wordt de omzetbelasting verschuldigd op het moment dat de factuur wordt uitgereikt of op het moment waarop dit uiterlijk had moeten worden gedaan. Een factuur moet vóór de vijftiende dag na de maand waarin de levering of dienst is verricht, worden uitgereikt. Een BV verrichtte in 2001 managementdiensten. Op de facturen die de BV aan de opdrachtgever stuurde vermeldde zij omzetbelasting. De BV verwerkte deze omzetbelasting niet in de aangiften en betaalde deze ook niet aan de belastingdienst. Omdat de opdrachtgever de facturen niet kon betalen, stuurde de BV in 2002 een creditnota voor het bedrag van de managementvergoeding inclusief omzetbelasting. De omzetbelasting werd echter niet afzonderlijk op de creditnota vermeld. De BV en de opdrachtgever spraken af dat de in de oorspronkelijke facturen genoemde bedragen verschuldigd bleven, maar dat pas nieuwe facturen zouden worden gezonden wanneer de opdrachtgever in staat zou zijn om de rekeningen te betalen. De belastingdienst legde na een boekenonderzoek een naheffingsaanslag op en een boete van 25% van de nageheven belasting. De BV bestreed de naheffingsaanslag en de boete omdat de vorderingen door de creditering teniet waren gegaan en ten tijde van de
facturering al bekend was dat de facturen niet zouden worden voldaan. Dat is echter geen reden om de belasting niet aan te geven. Als blijkt dat de in rekening gebrachte vergoeding niet zal worden ontvangen, kan een verzoek om teruggaaf worden gedaan. Volgens de rechtbank was de naheffingsaanslag terecht opgelegd. Als er door de creditnota al een recht op teruggaaf was ontstaan, was dat niet eerder dan in 2002 het geval. Ook de boete was terecht opgelegd. Het staat een belastingplichtige niet vrij om eigenmachtig van de wet afwijkende voorzieningen te treffen.
Verkoop onderneming Een ondernemer kocht in 1996 een bedrijfsverzamelgebouw. De bij aankoop in rekening gebrachte omzetbelasting bracht hij als voorbelasting in aftrek. Het bedrijfsverzamelgebouw bestond uit acht zelfstandige units. Alle units werden belast verhuurd. Op zichzelf bezien vormde de exploitatie van het bedrijfsverzamelgebouw slechts een bedrijf omdat de wet uitdrukkelijk bepaalt dat de duurzame exploitatie van een vermogensbestanddeel onder het begrip bedrijf valt. Op 3 november 1999 verkocht de exploitant het bedrijfsverzamelgebouw. De kopers, die tot het moment van de aankoop van het gebouw geen ondernemers waren voor de omzetbelasting, zetten de exploitatie van het bedrijfsverzamelgebouw ongewijzigd voort. Verkoper en kopers deden geen verzoek voor een belaste levering van het gebouw. De inspecteur was van mening dat geen
Van Beek Nieuwsbrief sprake was van de overgang van een algemeenheid van goederen. Een dergelijke overgang is volgens de wet geen levering. Omdat geen verzoek voor een belaste levering was gedaan, herzag de inspecteur de aftrek van voorbelasting bij de verkoper door het opleggen van een naheffingsaanslag. De inspecteur baseerde zijn opvatting dat er geen overgang van een algemeenheid van goederen was op een arrest van de Hoge Raad uit 1999. Daarin bepaalde de Hoge Raad dat de uitzondering op het begrip levering bij de overgang van een algemeenheid van goederen alleen van toepassing kan zijn als de afnemer een echte ondernemer is. Er is sprake van quasi-ondernemerschap wanneer de activiteiten uitsluitend bestaan uit de duurzame exploitatie van een vermogensbestanddeel. Hof Den Bosch was echter van oordeel dat het arrest van de Hoge Raad is achterhaald door jurisprudentie van het Hof van Justitie EG uit 2003. Volgens Hof Den Bosch is het in strijd met de Zesde richtlijn om de uitzondering van het leveringsbegrip te laten afhangen van de status van de afnemer. Dat blijkt uit het arrest van het Hof van Justitie EG, waarin het niet-leveringsbeginsel ook van toepassing is verklaard op een algemeenheid van goederen die overgaat op iemand die geen belastingplichtige is of die slechts voor een deel van zijn activiteiten belastingplichtig is. Gezien de aard van het bedrijfsverzamelgebouw kon daarmee een autonome economische activiteit worden uitgeoefend, namelijk de verhuur van de units. Hof Den Bosch was daarom van oordeel dat de overgang van het bedrijfsverzamelgebouw geen levering was en vernietigde de aan de verkoper opgelegde naheffingsaanslag. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Hof afgewezen.
ARBEIDSRECHT
Verkeersboetes Werkgevers zijn wettelijk aansprakelijk voor de gedragingen van hun personeel. De vraag is of deze aansprakelijkheid zo ver gaat dat de werkgever ook moet opdraaien voor boetes die aan hem zijn opgelegd voor verkeersovertredingen van werknemers met een auto van de zaak. Veel werkgevers menen dat hun aansprakelijkheid niet zo ver gaat en verhalen dergelijke boetes op de werknemers. Hof Den Haag kwam in een spraakmakend vonnis tot het oordeel dat een werkgever de aan hem als kentekenhouder opgelegde boetes voor kleine snelheidsovertredingen niet mag verhalen op de werknemer die de overtreding heeft begaan, behalve wanneer sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Een regeling waarbij de eerste drie boetes voor snelheidsovertredingen in een bepaalde periode voor rekening van de werkgever komen en verdere boetes in die periode voor rekening van de werknemer komen vond het Hof acceptabel. Verdedigbaar is namelijk dat een werknemer die in een bepaalde periode meer dan drie verkeersovertredingen maakt zich niet als een goed werknemer gedraagt. Volgens het Hof zijn boetes voor snelheidsovertredingen tot 10 km boven de limiet niet het gevolg van opzet of bewuste roekeloosheid, omdat men gemakkelijk iets te hard rijdt of omdat de verkeerssituatie vereist dat men over een korte afstand iets te hard rijdt. Bij grotere overschrijdingen van de maximumsnelheid zal vrijwel altijd sprake zijn van opzet of bewuste roekeloosheid en mogen de boetes dus verhaald worden. De werkgever ging in cassatie bij de Hoge Raad. De Hoge Raad maakt duidelijk dat in deze gevallen de boetes slechts vanwege justitiële efficiency aan de werkgever worden opgelegd. In het verleden kon de eigenaar of de houder van het kenteken
NIEUWSBRIEF
van een auto voorkomen dat een verkeersboete aan hem werd opgelegd door de naam en het adres van de bestuurder bekend te maken. Die mogelijkheid is vervallen voor lichte verkeersovertredingen door de invoering van de risicoaansprakelijkheid van de kentekenhouder. Volgens de Hoge Raad is daarmee niet bedoeld om de werkgever te bestraffen zonder hem de mogelijkheid te geven om de boete te verhalen op de werknemer. Dat zou leiden tot een verschil in behandeling tussen werknemers met een auto van de zaak en werknemers die zakelijk rijden met een eigen auto. In het eerste geval zouden de boetes voor rekening van de werkgever zijn en in het laatste voor rekening van de werknemer. Eerder had de Hoge Raad al vastgesteld dat een werkgever niet hoeft op te draaien voor boetes die aan de werknemer zijn opgelegd, tenzij de werkgever de door de werknemer begane overtreding gestimuleerd heeft.
Hoewel bij de totstandkoming van deze uitgave de grootst mogelijke zorgvuldigheid is betracht, bestaat de mogelijkheid dat bepaalde informatie na verloop van tijd verouderd of niet meer juist is. Dit kan ten gevolge van (aanpassing van de) regelgeving die bekend is geworden na het opmaken van deze uitgave. Voor toepassing in individuele gevallen raden wij u aan contact met ons op te nemen.
7