Economisch Kwartaalbericht
September 2011
Kennis en Economisch Onderzoek
Inhoudsopgave Blik op de wereld
3
Financiële crisis terug op voorgrond
Rente en valuta
7
Eerst slechter, dan beter?
Nederland
14
Geen konijn uit de hoge hoed
Eurozone
22
Zwakke groei in onzekere tijden
Verenigd Koninkrijk
28
Neerwaartse risico’s nemen toe
Verenigde Staten
31
Vliegen op één motor
China
36
Groei vertraagt langzaam
Japan
39
Economische activiteit herstelt
Emerging markets monitor
41
Twin deficit, dubbel probleem?
Economische kerngegevens
45
Colofon
47
Kennis en Economisch Onderzoek staat ook op internet. Het adres is www.rabobank.com/economie
Afsluitdatum: 5 september 2011
Het Economisch Kwartaalbericht is een uitgave van het Directoraat Kennis en Economisch Onderzoek van Rabobank Nederland en kwam mede tot stand in samenwerking met Financial Markets Research van Rabobank International.
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
2
Blik op de wereld Financiële crisis terug op voorgrond Zowel de voortwoekerende financiële crisis als het mede daardoor traag verlopende economische herstel is de afgelopen maanden weer volledig terug op het netvlies. De economische vooruitzichten zijn matig, de onzekerheden groot. Wereldwijde groeivertraging
Figuur 1: Wereldhandel terug in de min 14 12 10 8 6 4 2 0 -2 -4 -6 -8 -10 -12 -14
%
%
CPB Wereldhandel, verandering 3-maands gemiddelde t.o.v. voorgaande 3 maanden
06
07
08
09
Verenigde Staten Eurozone Azië Latijns Amerika Andere opkomende landen
10
14 12 10 8 6 4 2 0 -2 -4 -6 -8 -10 -12 -14
11
Japan Andere ontwikkelde landen Centraal en Oost-Europa Afrika en Midden-Oosten Wereldhandel
In het tweede kwartaal zwakte de mondiale economische groei sterk af ten opzichte van de voorgaande twee kwartalen. De groeivertraging is deels te wijten aan de economische gevolgen van de Japanse natuurramp in maart. Naast een recessie in Japan zelf heeft dit door vertraagde leveringen van halffabricaten wereldwijd, en met name in Azië, voor lagere productiegroei in de industrie gezorgd. Dit is ook duidelijk zichtbaar in de ontwikkeling van het wereldhandelsvolume, dat in het twee-
Bron: CPB
de kwartaal van 2011 na twee jaar onafgebroken groei weer daalde (figuur 1). Maar ook los van de effecten van de ramp in Japan is de wereldwijde economische groei duidelijk minder krachtig geworden. Inkoopmanagersindices wijzen op een verdere afzwakking van de economische groei in het derde kwartaal van dit jaar (figuur 2). De zwakke economische groei is in lijn met de verwachtingen die wij in december vorig jaar in onze Visie op 2011 presenteerden. Dat economische onevenwichtigheden en de daaruit voortgekomen financiële crisis het economische herstel in de Westerse wereld tegenhouden, komt overeen met de geschiedenis van financiële crises (figuur 3). Huishoudens en bedrijven in ZuidEuropa, de VS en het VK brengen hun schuldenlast terug terwijl overheden geen ruimte meer hebben om de economie te stimuleren.
Figuur 2: Vertrouwen maakindustrie tanende 70
index
Figuur 3: Langzaam herstel na financiële crisis index
PMI maakindustrie, 3-maands gemiddelde
65 60
70
108
65
107
60
106
55
55
105
50
50
104
45
45
103
40
40
102
35
35
101
30
100
30 01
02 VS
03
04
05
Japan
06
07 EMU
08
09 VK
Bron: Reuters EcoWin
10
11 China
index
index
Index voor BBP-volume, t = 100 t geeft het begin van het economisch herstel aan en wordt gemeten in kwartalen
107 106 VS
105 104 103
Eurozone
102
VK
101 100 t
t+1
t+2
t+3
t+4
t+5
Recessies volgend op financiele crises
t+6
t+7
t+8
'Normale' recessies
Bron: Kannan (2010), Reuters EcoWin, Rabobank
September 2011
108
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
3
Blik op de wereld Opkomende economieën lopen tegen capaciteitsgrenzen aan Het wereldwijde economische herstel is nadrukkelijk geleid door de opkomende economieën, en daarbinnen vooral door Azië. De rem die in Amerika en Europa op de economische groei staat, is daar niet Figuur 4: Opkomende landen verkennen grenzen 240
index
index
220
240 220
Industriële productie, index, 2000=100 en exponentiële trendlijn
200
200
aanwezig. In tegenstelling tot de Westerse economieën was in veel opkomende economieën in de jaren voor de financiële crisis geen sprake van te hoog oplopende schuldenlasten. De financiële sector heeft er bovendien
180
180
160
160
140
140
120
120
100
100
De productiegroei in de opkomende wereld
80
kan echter niet in het hoge tempo van 2010
80 00
01
02
03
04 05
Opkomende economieën
06
07
Wereld
08
09
10
11
Ontwikkelde economieën
Bron: CPB, Rabobank
weinig last gehad van verliezen op Amerikaanse hypotheekpakketten.
doorzetten. Het verlies aan productie tijdens de wereldwijde recessie is al ruimschoots goedgemaakt. De industriële productie bevindt zich daar inmiddels ver boven de langjarige
trend (figuur 4). Daardoor lopen veel landen nu tegen de grenzen van hun productiecapaciteit aan. De potentiële groei in de opkomende wereld ligt lager dan de indrukwekkende prestaties die we in 2010 hebben gezien. Als deze economieën in het tempo van 2010 door bleven groeien, zou dit onherroepelijk tot oververhitting en inflatie leiden. Hun centrale banken en overheden proberen de economische groei daarom te beperken. Naast het risico op oververhitting leidt het economische succes in sommige gevallen tot een grote instroom van kapitaal. Dit maakt een hoge groei van de kredietverlening ten behoeve van investeringen en consumptie mogelijk. Het risico daarvan is dat de verkeerde investeringen worden gedaan, huishoudens te veel schuld op zich nemen of prijzen van aandelen of vastgoed te hoog oplopen. De hoge uitgaven en het optimisme over de economische vooruitzichten leiden weer tot hogere economische groei. Het is voor overheden lastig om dit proces niet uit de hand te laten lopen, en de juiste balans te vinden tussen het beperken van excessieve kredietverlening en het temperen van de inflatie zonder daarbij de economische groei te veel af te remmen. In ons Kwartaalbericht van juni illustreerden wij dit voor Brazilië. De bijdrage over China in dit Kwartaalbericht gaat in op de uitdagingen voor de Chinese overheid. Door de uitdagingen waar de verschillende overheden in de opkomende economieën voor staan, zijn de vooruitzichten ook voor deze landen onzeker. Wij voorzien echter geen grote financiële problemen, die er toe zouden kunnen leiden dat de economische groei in de opkomende economieën dramatisch terugvalt. Bovendien krijgen beleidsmakers het de komende tijd iets gemakkelijker. Waar men nu nog te maken heeft met hoge inflatie door de eerdere sterke stijging van grondstoffenprijzen, zal de recente stabilisatie en daling hiervan de inflatiedruk doen afnemen. Dat biedt dus weer wat meer ruimte voor centrale banken om de rente te verlagen wanneer dit nodig is.
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
4
Blik op de wereld Inflatie wereldwijd over hoogtepunt heen In het afgelopen jaar is de inflatie wereldwijd fors gestegen. De sterke stijging van de grondstoffenprijzen heeft hierin een belangrijke rol gespeeld. Voedsel, niet eetbare agrarische producten (katoen, hout, rubber), industriële metalen en olie
Figuur 5: Stijging grondstoffenprijzen voorbij 120
%
%
120
werden in de tweede helft van 2010 en de
100
eerste maanden van 2011 allen fors duurder.
80
80
In de laatste paar maanden is echter sprake
60
60
40
40
geweest van stabilisatie en een lichte daling
20
20
100
van de meeste grondstoffenprijzen. Daardoor
0
is de jaar-op-jaartoename van het prijsniveau
-20
-20
-40
-40
voor alle categorieën grondstoffen inmiddels
0
-60 -80 07 voedsel
jaar-op-jaar verandering grondstoffenprijzen, realisatie en voorspelling op basis van gelijkblijvende prijzen
08 09 10 11 12 non-food agrarisch industriële metalen
Bron: Reuters EcoWin, Rabobank
-60 -80
olie, brent
over een hoogtepunt heen (figuur 5). Bij gelijkblijvende prijzen zal de jaar-op-jaargroei in de komende maanden verder dalen. De bijdrage van grondstoffenprijzen aan de totale inflatie zal daardoor significant afnemen, waardoor wij wereldwijd een daling van de
inflatie voorzien. Als de grondstoffenprijzen verder dalen, zal dit effect nog sterker zijn. Het vooruitzicht van traag economisch herstel kan daar aan bijdragen. Maar vanzelfsprekend is de verwachting van niet verder stijgende grondstoffenprijzen met grote onzekerheid omgeven. Het mag duidelijk zijn dat sterkere of nieuwe onrust in olieproducerende landen of misoogsten door extreem weer de grondstoffenprijzen gemakkelijk weer omhoog kunnen duwen. Financiële crisis weer op volle toeren In de afgelopen maanden is de financiële crisis weer verhevigd. De zorgen over de kredietwaardigheid van de Europese banken zijn, gemeten door de Credit Default Swap (CDS) premie die wordt betaald voor verzekering tegen wanbetaling, sinds de start van de financiële crisis nog niet zo groot geweest (figuur 6). Dit is mede het gevolg van de perikelen rond een benodigd tweede hulppakket voor Griekenland. Onzekerheid daarover wakkerde de zorgen aan over de kredietwaardigheid van Spanje en Italië. Het hulppakket is uiteindelijk overeengekomen en ook in de bredere aanpak van de schuldencrisis zijn nieuwe stappen gezet. Maar zowel over het Griekse hulppakket als over de effectiviteit van de veranderingen aan hulpfonds EFSF bestaat nog buitengewoon veel onduidelijkheid. De onrust naar aanleiding van twijfels over de kredietwaardigheid van een aantal landen in het eurogebied zal hoe dan ook nog geruime tijd blijven bestaan. Daarnaast vond Europa in de VS een geduchte concurrent in het veroorzaken van onrust door politiek gekonkel over overheidsfinanciën. Met de verhoging van het Amerikaanse schuldenplafond is dit weer even naar de achtergrond gedrongen. Maar doordat een volledig ingevuld en geloofwaardig plan voor het op middellange termijn terugbrengen van de staatsschuld ontbreekt, kunnen de overheidsfinanciën van de VS later dit jaar weer voor nieuwe onrust zorgen.
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
5
Blik op de wereld Figuur 6 laat duidelijk zien dat in 2010 en de eerste helft van 2011 bij beleggers vooral zorgen bestonden over de kredietwaardigheid van overheden en banken. De CDS premie voor grote Europese bedrijven bewoog in de perioden van paniek over Griekenland en Ierland niet mee omhoog. De recente stijging laat zien dat de huidige
Figuur 6: Financiële crisis breekt records 300
basispunten
basispunten
Itraxx Europese Credit Default Swap Spread (CDS) indices, 5-jaars
250
300
onrust in de financiële markten ook nadrukkelijk wordt bepaald door de angst voor een
250
nieuwe recessie. Diezelfde angst heeft de
200
200
beurzen fors in het rood gejaagd. Vooralsnog
150
150
100
100
50 0 06
07 Banken
08
09
10
Bedrijven
11 Overheden
Bron: Bloomberg
zien wij de sterke daling van de beurzen vooral als een weerspiegeling van de afzwakking in de economische groei en de zorgen over de
50
schuldenproblematiek in Europa en de Ver-
0
enigde Staten. Maar een verdere daling van de beursindices of een langzaam herstel kan door het drukkende effect op de vermogens van huishoudens tot lagere bestedingsgroei leiden.
Daarnaast vertalen de hogere CDS premies voor het bankwezen zich in hogere financieringskosten voor banken. De hogere rente die daar het gevolg van is, kan ook een rem op de consumptie en de investeringsgroei zetten. De financiële onrust kan dus zelfstandig een negatief effect hebben op de economische ontwikkeling. Het is op dit moment nog erg moeilijk in te schatten hoe groot dit effect zal zijn. Productiecijfers voor augustus en vertrouwenscijfers voor september zullen een eerste indicatie geven of de huidige groeivertraging zich in de richting van een nieuwe recessie zal ontwikkelen. Bij een mogelijke terugval in recessie denken wij echter nog niet aan een herhaling van de zeer diepe recessie van eind 2008 begin 2009. Destijds leidde het faillissement van de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers tot wereldwijde fundamentele onzekerheid over de financiële en economische toekomst. Een forse daling van de bestedingen en de wereldhandel was het gevolg. Hoewel de onzekerheid ook nu weer erg groot is, kunnen we nog geen gebeurtenis aanwijzen die te vergelijken is met het faillissement van Lehman. De grote paniekreactie van toen zal dus hoogstwaarschijnlijk uitblijven. Onzekere tijden De mondiale economische groei zal dit jaar duidelijk zwakker zijn dan in 2010. Dit past in het langzame herstel dat wij door het financiële karakter van de economische recessie reeds voorzagen. Of de groeivertraging verwordt tot een nieuwe diepe recessie hangt grotendeels van de politieke leiders af, die de mogelijkheid hebben de onzekerheid en onrust te temperen of juist verder te voeden.
Tim Legierse
[email protected]
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
6
Rente en valuta Eerst slechter, dan beter? Het positieve marktsentiment na het akkoord van eurozoneleiders op 21 juli duurde welgeteld 24 uur. Daarna had de markt vooral oog voor de zwakke punten in het plan. Beleggers twijfelden aan de belofte dat een verlichting van de schuldenlast tot Griekenland beperkt zal Figuur 1: Aandelenkoersen fors lager 550
index
index
blijven. Belangrijker was dat de (broodnodige) 550
450
450
350
350
250
250
nieuwe flexibiliteit van het EFSF noodfonds nog wel even op zich laat wachten. Alles wijst er op dat de situatie eerst nog verder moet
150
50
50 06
07
in beweging komen. Het gekonkel in de VS over een nieuw schuldenplafond en begro-
1-1-2006 = 100
150
verslechteren, voordat de eurozoneleiders echt
08
eurostoxx (breed) index
09
10
11
eurostoxx index financiële waarden
Bron: Reuters EcoWin
tingsakkoord heeft het vertrouwen wereldwijd verder ondermijnd. Ratingbureau S&P’s was daar ‘slechts’ om dit feit in de boeken vast te leggen. Gordels vast en kiezen op elkaar, zo lijkt het devies voor de komende maanden.
Aandelenmarkt corrigeert scherp De aandelenmarkt is bij uitstek de markt waar alles bij elkaar komt: gebrek aan vertrouwen in beleidsmakers en de angst voor een nieuwe wereldwijde recessie. Vooralsnog is er geen sprake van een daadwerkelijke krimp. Maar de markten hebben heftig gereageerd op het snelle afbrokkelen van een aantal indicatoren, die op zijn minst wijzen op een verhoogd risico van een recessie. De Amsterdamse aandelenbeurs, de AEX index, daalde met maar liefst 20% ten opzichte van eind juni. De daling van de markt kwam precies één dag na het bereikte akkoord tussen de eurozonelanden in een stroomversnelling. It’s the system, stupid! Waar ging het mis? Dat de eurozonelanden er op 21 juli in slaagden een aantal belangrijke knopen door te hakken, vond in eerste instantie een positieve weerklank in de markten, maar wat de eurozoneleiders vergaten was dat we de tijd inmiddels ver achter ons hebben liggen dat de markt tevreden is met beloftes. En er zaten nog wel wat zwakke puntjes in het plan. Er waren maar weinig beleggers die geloofden dat een schuldverlichting, mede door participatie van de private sector, tot Griekenland beperkt zal blijven. De ratingbureaus versterkten dit gevoel door te wijzen op de ‘precedentwerking’ van het besluit. Obligaties van de andere perifere lidstaten kwamen verder onder druk en de crisis verplaatste zich verder in de richting van de kern. Dit had ook zijn weerslag op de financiële sector, omdat overheden uiteindelijk als de ‘ultieme achtervang’ voor de sector worden gezien. Het onderstreept allemaal het systeemkarakter van de problematiek en dat nationale zwaktes of sterktes binnen de eurozone van ondergeschikt belang zijn geworden. Spanje of Italië mogen dan ‘fundamenteel gezond’ zijn, bij rentes in de dubbele cijfers moet bijna ieder gezond land afhaken.
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
7
Rente en valuta Papieren tijger? De uitbreiding van het mandaat van het EFSF noodfonds had hier tegenwicht kunnen bieden. De afgesproken flexibelere rol voor het noodfonds, moet het mogelijk maken in te grijpen voordat acute Figuur 2: Rendement op Spaans en Italiaans overheidspapier (5-jaars) %
financieringsproblemen zich voordoen, zoals %
we die hebben gezien in Griekenland, Ierland 7
en Portugal. Maar op zijn vroegst zijn de EFSF
6
6
plannen pas begin oktober door alle landen
5
5
goedgekeurd. En dan zien we nog af van een
4
4
aantal extra complicaties: de EFSF beschikt
3
3
niet over een ‘zak geld’ om onmiddellijk in te
2
2
1
1
0
0
7
07
08
09 Spanje
10 Italië
Bron: Reuters EcoWin, Rabobank
11
grijpen, het gegarandeerde leningbedrag van € 440 mrd wordt door veel analisten (inclusief wijzelf) als onvoldoende beschouwd en, als klap op de vuurpijl, gaf de Duitse minister van Financiën een dag na het akkoord al te kennen dat ingrijpen van het fonds alleen onder zeer strenge condities zou mogen plaatsvinden. Het nieuwe EFSF is dus vooralsnog een papieren tijger.
ECB aankopen slechts als tussenstation De verlaging van de rating voor Amerikaans overheidspapier door kredietbeoordelaar Standard & Poor’s op 5 augustus was de druppel die de emmer bij de ECB deed overlopen. Althans, dat is onze interpretatie van de loop der dingen. De rendementen op Spaans en Italiaans papier waren vlak voor het besluit van S&P’s al dicht in de buurt van de gevarenzone gekomen en het was waarschijnlijk de inschatting van de ECB Beleidsraad dat bij opening van de markten het Italiaanse en Spaanse papier een scherpe val zouden gaan maken – in een bredere ‘sell-off’ van alles wat als risicovol wordt gezien. De ECB besloot –onder de voorwaarde dat Spanje en Italië extra bezuinigings- en hervormingsmaatregelen treffen– tot interventies in het papier en wist hierdoor de rendementen op Spaanse en Italiaanse obligaties in enkele dagen tijd terug te brengen met zo’n 100-120 basispunten. Hiertoe moest de ECB een slordige € 22 mrd aan papier aankopen. Inmiddels heeft de ECB al voor € 45 mrd aangekocht. Daarmee rijst de vraag hoe lang de ECB dit beleid kan en wil volhouden. Kunnen is op korte termijn niet zo’n issue, willen wel. Het is natuurlijk verleidelijk voor de eurozonelanden om de ECB de kastanjes uit het vuur te laten halen (want feitelijk zijn deze ECB aankopen ook weer een vorm van risico-overdracht tussen landen). Onze inschatting is dat de ECB slechts bereid is om als tussenstation te fungeren totdat het nieuwe en flexibelere EFSF noodfonds operationeel is. Dat gaat op zijn minst
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
8
Rente en valuta nog enkele maanden duren en de ECB zal de druk op de eurozonelanden hoog houden om zo snel mogelijk het estafettestokje van haar over te nemen. Markt naar nieuwe extremen De combinatie van recessie-angst, de verla-
Figuur 3: Vlucht naar veilige havens 18
$/troy ounce
%
10000
16
ging van de rating van de VS en de Europese schuldencrisis heeft tot een nieuwe en massale
14
1000
12 10
100
8 6
10
4
vlucht van beleggers in ‘veilige havens’ geleid. Het rendement op 5-jaars Duits papier daalde in augustus naar 1,17%, het laagste niveau sinds 1870. Opvallend is overigens dat de premies om je als belegger te beschermen
2 1
0 75
80
85
90
95
00
05
10
Duitsland 5-jaars staatsrente (l-as) VS 5-jaars staatsrente (l-as) goudprijs, logaritmische schaal (r-as)
Bron: Reuters EcoWin
tegen een Duits faillissement ook zijn gestegen. In de zogenaamde CDS markt liep de premie voor een 5-jaars contract voor Duitsland op naar ruim 85bp. Dat is het hoogste niveau sinds maart 2009. Dit duidt er op dat de markt enerzijds rekening houdt met een
recessie en lagere korte rentetarieven (een afgeleide van de verwachting dat de ECB haar beleidstarief zal verlagen), maar anderzijds inziet dat de kosten van het redden van de eurozone voor een groot deel op Duitse schouders zullen rusten. Beleggers die 5-jaars Duitsland kopen op 1,2% en vervolgens een inflatie-afdekking afsluiten op 1,7% (zogenaamde break-even inflatie gebaseerd op inflatieswaps) leggen zich vast op een negatief reëel rendement van 0,5%! Kopen zij ook nog een CDS dan betalen zij dus jaarlijks 1,35% voor het ‘risicovrij’ aanhouden van het papier. Negatieve nominale rentes zien we inmiddels al in Zwitserland, nóg een teken dat het beleggers op dit moment alleen nog maar gaat om behoud van vermogen. Goudprijzen vertellen hetzelfde verhaal. Eerst slechter, dan beter De oplossing voor het systeemprobleem ligt bij de beleidsmakers in de eurozone. Voor wat betreft onze ramingen voor de financiële markten proberen wij vooral in te schatten wat er gaat gebeuren en niet zozeer wat er moet gebeuren. Ons basisscenario is dat de schuldencrisis in de eurozone eerst nog zal verhevigen, en wel zodanig dat zij een systeemoplossing afdwingt. De toenemende druk op Italië was feitelijk ook de aanleiding voor de besluiten van 21 juli, en naarmate de crisis zich steeds meer naar de kern van de eurozone verspreidt (lees: Frankrijk), komt de noodzaak tot een systeemoplossing snel dichterbij. Een besluit tot uitgifte van euro-obligaties valt zeker onder deze categorie oplossingen, maar ook andere geloofwaardige tussenoplossingen –mits voorzien van een duidelijk tijdpad– zouden kunnen voldoen. Uiteindelijk willen marktparticipanten vooral een geloofwaardig ‘routeplan’ voor de komende jaren. In zekere zin vormen de ECB aankopen en het EFSF noodsfonds al een voorkamer van een ‘fiscale unie’, maar wat mist is het volledige instrumentarium dat nodig is om op
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
9
Rente en valuta lange termijn een stabiele politieke situatie te waarborgen. Het is immers begrijpelijk dat de sterke landen niet willen instaan voor de zwakke landen zonder dat daar duidelijke garanties tegenover staan ten aanzien van de aanpak van fundamentele problemen. Hoe het ook zij, de Figuur 4: Hoeveelheid over-liquiditeit neemt weer toe: overnight rente zakt verder onder beleidstarief 1000
basispunten
EUR mrd
100
80
800
60
600
40 400
20
200
0
0
-20 07
08
09
10
11
risico-opslagen zullen in het onderhavige scenario waarschijnlijk verder oplopen en de vlucht in Duitse Bunds zal nog verder toenemen, met als gevolg lagere rendementen. Lange rente: onzekerheid troef Dit geldt ook voor de lange swaprente, zij het in mindere mate. De risicopremie tussen de swaprente en Duits staatspapier neemt op
ECB leningen aan bankwezen (monetair beleid gerelateerd) (l-as)
korte termijn toe als gevolg van de vlucht naar
renteverschil ECB beleidstarief -/- EONIA (overnight), 4 weeks gemiddelde (r-as)
veilige havens en gepercipieerde interbancaire risico’s. Op de middellange termijn zien wij de
Bron: Reuters EcoWin
rente weer stijgen. De timing hiervan is echter zeer onzeker en hangt vooral af van de oplossing van de schuldencrisis. De situatie in de eurozone is echter al dermate ernstig dat wij denken dat het niet lang meer kan en zal duren voordat de eurozoneleiders voor de tweesprong komen: of zij laten de eurozone uiteenvallen, of zij kiezen voor het pad van verdergaande integratie. Als de rentes omhoog gaan, kan het hard gaan. Vooral omdat de huidige niveaus nu een overdreven negatief economisch scenario weerspiegelen. ECB houdt het bij onconventioneel wapenarsenaal De verhoging van het ECB beleidstarief in april kreeg in juli navolging met een 25bp verhoging naar 1,5%. De ECB had in de eerste vijf maanden van het jaar de ‘fundamentals’ op haar hand: de economische situatie in de eurozone verbeterde gaandeweg en de inflatie liep gestaag op, met als (voorlopige) piek 2,8% in april. De ECB wil met deze renteverhogingen het risico dat de inflatie zich doorvertaalt naar hogere inflatieverwachtingen en loonstijgingen verkleinen. De ECB renteverhogingen trokken de Euribor tarieven mee omhoog. Het 3-maands Euribor tarief steeg in de eerste helft van 2011 met 54bp (0,54%). De verheviging van de eurozoneschuldencrisis en toenemende spanningen op de geldmarkt hebben de ECB in het derde kwartaal echter opnieuw gedwongen om haar ruime liquiditeitsbeleid te verlengen. De slechte situatie op de financiële markten heeft banken ertoe aangezet om extra liquiditeit in te slaan en het besluit van de ECB om een extra 6-maands liquiditeitstender te doen, heeft deze situatie verder bestendigd. De ECB ziet haar onconventionele wapenarsenaal als het meest geëigend om de impact van de schuldencrisis te lijf te gaan. Het gevolg hiervan is dat overnight (EONIA) tarieven tot ongeveer 0,9% zijn teruggezakt. In combinatie met de verwachting in de markt dat een nieuwe recessie de ECB uiteindelijk ook tot renteverlagingen zal dwingen, zal dit in komende maanden ook lei-
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
10
Rente en valuta den tot een (beperkte) daling van de Euribor tarieven. Toch denken wij dat de ECB niet gauw zal overgaan tot een verlaging van het officiële beleidstarief. Wél gaan we nu uit van een lange pauze, tot tenminste eind volgend jaar. En dit in de veronderstelling dat een echte recessie Figuur 5: Alleen Eurozone problematiek niet langer de drijver van eurodollar bewegingen 1,70
koers
uitblijft, ergens tussen nu en medio 2012 de %
50
economische groei weer aantrekt, en de eurozonelanden tot een structurele oplossing worden gedwongen.
1,60
40
1,50
30
1,40
20
1,30
10
dit jaar nog vooral van een oplopend rente-
1,20
0
verschil tussen de eurozone en de VS.
1,10
-10 07
08
EUR/USD (l-as)
09
10
11
2-jaars opslag Griekenland-Duitsland (r-as)
Renteverschil niet langer leidend De euro profiteerde in de eerste maanden van
Uitspraken van voorzitter Bernanke bevestigden dat de Fed haar tarief voorlopig niet zou verhogen (inmiddels heeft de Fed ook toegezegd dat tot medio 2013 de rente onveranderd
Bron: Reuters EcoWin
zal worden gehouden), terwijl de ECB haar tarief in juli voor de tweede maal verhoogde. In afgelopen maanden is de verwachting dat de ECB de rente verder zal verhogen als gevolg van de marktturbulentie geheel verdwenen. De markt houdt nu zelfs rekening met renteverlagingen. De 1,50 voor euro-dollar stond bijna op de borden, maar het kan wel even duren voordat we deze niveaus weer gaan zien, zo denken wij. Wedstrijdje ‘wie is het lelijkst?’ De situatie op de valutamarkten is nog complexer geworden dan zij al was. De bewegingen in de markten worden niet langer eenzijdig gestuurd door de schuldenproblematiek van de eurozone (lagere euro), de risicoperceptie (hogere dollar) of de rente van de ECB (hogere euro). In het bijzonder kunnen we stellen dat de rol van de Verenigde Staten als vluchthaven zich nog wel heeft gemanifesteerd in de vorm van lagere rendementen op het staatspapier. Maar tegelijkertijd is zij inmiddels meer dan eens door de ratingbureaus op de vingers getikt, en heeft dat uiteindelijk zelfs geleid tot een afwaardering door S&P’s. De langetermijnrating werd verlaagd van AAA naar AA+. Dit heeft de onzekerheid over de toekomst van de VS verder doen toenemen en op dit moment lijkt het dan ook meer op een wedstrijdje ‘wie is het lelijkst?’. De markt weet het ook niet precies, wat ervoor zorgt dat euro-dollar al geruime tijd in een relatief nauwe bandbreedte van 1,40-1,50 handelt. Voor de korte termijn verwachten wij dat de euro toch zal verzwakken, met name omdat wij denken dat de problemen in de eurozone eerst nog moeten verergeren (en dus zwaarder wegen dan die in de VS) voordat beleidsmakers met een systeemoplossing komen. Een correctie tot onder 1,40 is onze kortetermijn-
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
11
Rente en valuta prognose. Op de wat langere termijn –en in de veronderstelling dat uiteindelijk de som der delen in de eurozone weer de boventoon gaat voeren– verwachten wij dat de markt naar de schuldenproblematiek in de Verenigde Staten zal blijven kijken, terwijl ondertussen de bezuiniFiguur 6: Geëiste rendementen op Zwitserse obligaties negatief, voor hoe lang? 1,00
%
%
gingsmaatregelen in de eurozone hun vruchten afwerpen. Dit zal voor een stijging van het
1,00
eurodollar valutapaar gaan zorgen naar
0,80
0,80
0,60
0,60
0,40
0,40
Beleggers zoeken naar veilige havens
0,20
0,20
Onder het marktgeweld in de VS en Europa
0,00
0,00
zochten beleggers afgelopen maanden hun heil
-0,20 01-11
niveaus van rond de 1,48.
in andere veilige havens zoals de Japanse yen
-0,20 03-11
05-11
en de Zwitserse franc. Hier geldt overigens wel
07-11
dat de vlucht in de yen minder sterk is ge-
2-jaars rendement
weest dan in 2008 (na de val van Lehman), omdat ook Japan zo haar problemen kent.
Bron: Reuters EcoWin
Niettemin vormde de sterke yen voor de autoriteiten een reden om te interveniëren in de valutamarkten, overigens met beperkt succes. Voor meer informatie verwijzen we naar het Japan hoofdstuk. SNB grijpt in De ontwikkelingen in Zwitserland daarentegen gingen in afgelopen weken sneller dan het licht, waarbij marktparticipanten steeds meer de vraag stelden: tot hoever kan de de franc nog doorstijgen? De recente appreciatie van de franc tegenover de euro is vooral veroorzaakt door de aanhoudende problemen in de eurozone, maar ook de afwaardering van de VS heeft onderstreept dat voor diegenen die de hoop op een oplossing voor de schuldenproblematiek echt helemaal hebben opgegeven, Zwitserland één van de weinige resterende veilige havens is. Begin augustus werd zelfs bijna pariteit bereikt van het EUR/CHF valutapaar en besloot de SNB opnieuw in te grijpen. Maar wat kon de centrale bank nog doen? De rente stond al vrijwel op 0% en een niet succesvolle nieuwe interventie zou tot nieuwe grote valutaverliezen kunnen leiden. De kantons zijn aandeelhouders van de SNB en zij krijgen vanwege de reeds geleden verliezen op de portefeuille van buitenlandse reserves al geen winstuitkeringen meer dit jaar. Het antwoord van de SNB was een renteverlaging van 0,25% naar 0%. Bovendien werd er opnieuw geld in het financiële systeem gepompt. Dit had allemaal slechts een tijdelijk effect en de franc steeg verder. Dat de Zwitserse munt uiteindelijk toch terugviel tegenover de euro was niet zozeer het gevolg van een nieuwe interventie, maar van speculatie dat de centrale bank de franc zou kunnen gaan fixeren tegenover de euro. De geruchten werden steeds sterker en uiteindelijk werd het bericht ook niet langer
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
12
Rente en valuta ontkend door de vice-president van de SNB. De franc leek langzamerhand voer voor speculanten geworden. Half augustus kwam de SNB met een persbericht. Maar geen fixatie van de franc. In plaats hiervan werd bekendgemaakt dat de liquiditeit in het financiële systeem verder zal worden verhoogd naar CHF 200 miljard (ter indicatie, dat is ongeveer 20 keer de reserveverplichting van banken!). Uiteindelijk is het op 6 september dan toch zover gekomen: de SNB maakte bekend EUR/CHF te gaan fixeren op minimaal 1,20. Of de SNB hierin gaat slagen, zal onder andere afhangen van de problemen in de eurozone. Wanneer de druk te groot wordt van de markt, verliest de SNB. Het betreft echter ook een keuze uit kwaden. Niets doen leidt onvermijdelijk tot economische schade voor de Zwitserse economie, want dan blijft de franc te lang te duur. Wel ingrijpen schept de mogelijkheid dat de franc minder sterk kan worden gehouden dan anders het geval zou zijn geweest, wat de economische schade enigszins kan beperken. Het mogelijke prijskaartje komt in de vorm van verdere verliezen op de portefeuille van buitenlandse reserves van de SNB in het geval dat de fixatie EUR/CHF niet haalbaar blijkt.
Elwin de Groot
[email protected]
September 2011
Emile Cardon
[email protected]
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
13
Nederland Geen konijn uit de hoge hoed In het eerste kwartaal van 2011 leek de economie nog als een tierelier te draaien, maar in het tweede kwartaal stagneerde de toename van de economische activiteit vrijwel geheel. De Nederlandse economie groeide op kwartaalbasis slechts met 0,1%. Toch kwam dit groeicijfer niet als een konijn uit de hoge hoed. Er was
Figuur 1: Nauwelijks economische groei 3,0
%
%
3,0
tot nu toe vooral sprake van uitvoerherstel, maar deze motor hapert al enige tijd. Hoewel
2,0
2,0
1,0
1,0
de investeringsmotor langzaam warm begint
0,0
0,0
te draaien, is deze motor veel minder krachtig.
-1,0
-1,0
Om het herstel een stimulans te geven, is het
-2,0
-2,0
noodzakelijk dat de consumentenbestedingen
-3,0
-3,0
in een hogere versnelling komen, maar hier
kwartaal-op-kwartaal volumemutatie (seizoensgecorrigeerd)
-4,0 00
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
-4,0
11
lijken consumenten vooralsnog geen zin in te hebben. En dat terwijl we van de overheid ook
voorraden
buitenlandse handel
investeringen
consumptie
BBP
niet veel kunnen verwachten. Het is dus niet verwonderlijk dat het economische herstel aan
Bron: CBS
kracht heeft ingeboet. Voor de komende kwartalen voorzien we geen grote wijzigingen in de economische omstandigheden. Naar verwachting blijft de economische groei zich dan ook in een zeer gematigd tempo voortzetten. Economische groei stagneert nagenoeg Het volume van de Nederlandse economie is in het afgelopen kwartaal met slechts 0,1% (k-o-k) toegenomen (figuur 1). Dat de groei van de economische activiteit aanzienlijk lager zou uitvallen dan de 0,8% die in het eerste kwartaal werd gerealiseerd, was op voorhand duidelijk. In het eerste kwartaal werd de groei immers gestuwd door de gunstige weersomstandigheden, waardoor met name de bouwproductie fors toenam. In het afgelopen kwartaal zakten de private investeringen weer terug tot normale niveaus, met als gevolg een negatieve groeibijdrage ten opzichte van het vorige kwartaal. We moesten het in het tweede kwartaal evenmin hebben van de consument en de overheid. Consumenten droegen helemaal niets bij aan de groei, terwijl de bijdrage van de overheid gering was. Het was dan ook opnieuw de netto-handel die de Nederlandse economie op stoom hield, maar in mindere mate dan in eerdere kwartalen. Hoewel de vooruitzichten voor de rest van het jaar niet al te rooskleurig zijn, verwachten we niet dat er een nieuwe recessie in aantocht is. Weliswaar ondervindt Nederland als open economie de gevolgen van de afzwakkende wereldhandelsgroei, maar daarentegen lijken producenten inmiddels de door de recessie van 2009 uitgestelde vervangingsinvesteringen te plegen. Vermoedelijk wordt het herstel in 2011 breder gedragen dan in 2010, toen de toename in de economische groei volledig voor rekening van het buitenland kwam. Zowel van consumenten als van de overheid verwachten we de komende tijd weinig. Het zwaartepunt van de bezuinigingen bij de overheid ligt immers in de periode
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
14
Nederland vanaf 2012, terwijl de koopkracht van consumenten onder druk staat en ze bovendien te maken hebben met allerlei onzekerheden. We gaan dan ook uit van een zeer gematigde economische groei in de tweede helft van 2011 en in 2012. Door het buitengewone sterke eerste kwartaal en het feit dat een groot deel van de groei al is gerealiseerd als gevolg van de ‘overloop’ uit 2010, komt de groei dit jaar toch uit op 1¾% (figuur 2). In 2012 neemt de economische activiteit vermoedelijk met 1% toe. Internationale handel is haperende motor Na een forse krimp van het wereldhandelsvolume in 2008 veerde de wereldhandel in de loop van 2009 op. Sinds eind 2010 vlakt de wereldhandelsgroei echter af en in het afgelopen kwartaal daalde het wereldhandelsvolume zelfs met 0,6% (figuur 3), deels als gevolg van de aardbeving en tsunami in Japan. Hoewel we verwachten dat de internationale handel in de komende kwartalen weer enigszins opleeft, zal de toename aanmerkelijk minder sterk zijn dan in de afgelopen twee jaar. Verschillende economische indicatoren, waaronder de internationale indices voor inkoopmanagers (PMI), wijzen immers op een afzwakkende internationale conjunctuur en hierdoor valt de wereldhandelsgroei in de komende periode vermoedelijk lager uit (zie ook Blik op de wereld in dit Kwartaalbericht). Ook de Nederlandse invoergroei vlakt af. In het afgelopen kwartaal nam het importvolume nog maar met 1,6% toe ten opzichte van een kwartaal eerder, terwijl het invoervolume in 2010 nog gemiddelde met 2,5% per kwartaal steeg. Naar verwachting zet deze dalende trend zich in de komende periode voort, waardoor het groeitempo van het invoervolume met 6½% in 2011 en 3% in 2012 aanzienlijk lager uitvalt dan in 2010. De Nederlandse export is sterk afhankelijk van importen uit het buitenland. Ongeveer 40% bestaat uit wederuitvoer, dat wil zeggen goederen die in Nederland zijn ingevoerd en het land in (vrijwel) onbewerkte staat verlaten. In 2010 nam de wederuitvoer toe met 15,8% (j-o-j),
Figuur 2: Overloopeffect groei 6 5 4 3 2 1 0 -1 -2 -3 -4 -5
Figuur 3: Afvlakking wereldhandelsgroei
%
88
%
90
92
94
96
bijdrage overloop
98
00
02
04
bijdrage lopend jaar
06
08
10
6 5 4 3 2 1 0 -1 -2 -3 -4 -5
170 160 150 140 130 120 110 100 90 80 70
index
index
3-maands gemiddelde, 2000=100
99 00 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 wereldhandel
invoer
uitvoer
Bron: CBS, CPB
Bron: CBS, Rabobank
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
15
170 160 150 140 130 120 110 100 90 80 70
Nederland mede dankzij de economische prestaties in de ons omringende landen. Het wederuitvoerniveau lag begin 2011 dan ook alweer boven het niveau van voor de crisis. Inmiddels groeit de wederuitvoer veel minder sterk. Ook het uitvoervolume neemt steeds minder sterk toe. In 2010 steeg het uitvoervolume nog gemiddeld
Figuur 4: Bezettingsgraad blijft laag %
%
met 2,6% per kwartaal, terwijl de exportgroei 15
in het tweede kwartaal van 2011 nog maar
10
1,9% bedroeg. Naar verwachting blijft deze
5
afvlakkende groeitrend zich doorzetten en
0
komt de uitvoergroei in 2011 op 6¼% uit.
-5
Voor 2012 voorzien we een toename van
76
-10
4¼%.
74
-15
88 86 84 82 80 78
86 88 90 92 94 96 98 00 02 04 06 08 10 Bezettingsgraad industrie (seizoensgecorrigeerd, l) Industriele productie (jaar-op-jaar verandering, r)
Gebrek aan vraag nekt productie In juni 2011 werd 2,4% meer geproduceerd dan een jaar eerder. Hoewel de productie al
Bron: CBS
weer sinds begin 2009 in de lift zit, ligt zij nog steeds zo’n 3% lager dan voor de crisis. Naar verwachting gaat het ook nog wel even duren voordat de productie terug is op het precrisisniveau, aangezien een op de vijf ondernemers in de industrie aangeeft met een gebrek aan vraag te kampen. Ter vergelijking: voor de crisis kampte slechts een op de twintig producenten volgens eigen zeggen met hetzelfde probleem. Door de afzetproblemen in de industrie komt het niet als een verassing dat aanzienlijk meer producenten de voorraden te groot vinden en ze negatief oordelen over hun orderpositie. Op korte termijn treedt er naar verwachting echter geen verandering in de afzetvooruitzichten op, aangezien het economische herstel onder druk staat. Van productiebelemmeringen, zoals een tekort aan arbeidskrachten of een gebrek aan productiecapaciteit, ondervinden producenten veel minder hinder. Zo’n 65% van de ondernemers ziet geen productieobstakels. Niet verwonderlijk aangezien er (nog) geen sprake is van krapte op de arbeidsmarkt en ondernemingen nog steeds minder van hun productiemiddelen gebruiken dan het langjarig gemiddelde (figuur 4). In het afgelopen kwartaal daalde het particuliere investeringsvolume met 3,0% (k-o-k), terwijl in het eerste kwartaal juist 7,9% meer werd geïnvesteerd. De terugval kwam niet als een verrassing, aangezien de investeringsspurt aan het begin van het jaar mede werd gedreven door het milde winterweer. Een grotere terugval werd dankzij een warmdraaiende investeringsmotor voorkomen. Tijdens de crisis besloten veel ondernemers om vervangingsinvesteringen nog even uit te stellen, maar dergelijke investeringen kunnen producenten niet eeuwig op de lange baan schuiven. Uitbreidingsinvesteringen lijken op dit moment, vanwege de matige groeiverwachtingen, afzetproblemen en bezettinggraad, echter nog niet op stapel te staan. Voor 2011 voorzien we dat het investeringsvolume met 7% toeneemt. In 2012 komt de investeringsgroei naar verwachting op 2¾% uit.
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
16
Nederland Consumenten komen nog steeds niet over de brug Voor het tweede kwartaal op rij daalde het particuliere consumptievolume. Consumenten besteedden in het afgelopen kwartaal 0,1% minder dan een kwartaal eerder. Een mogelijke oorzaak voor de lage consumptie is de reële loondaling. Al sinds juli 2010 ligt het inflatieniveau boven de stijging van de CAO-lonen (figuur 5). Daarnaast zorgen de almaar toenemende zorgpremies er ook voor dat werknemers minder te besteden hebben. Bovendien zit de huizenmarkt in het slop en worden er op de beurs ook geen vermogenswinsten geboekt. Consumenten zijn sinds het uitbreken van de Grote Recessie pessimistisch gestemd. Maar nadat de zorgen over de Amerikaanse begroting en de Europese schuldencrisis in de afgelopen weken een hoogtepunt bereikten, kelderde het consumentvertrouwen begin augustus tot het niveau van juli 2009. Consumenten oordeelden met name veel negatiever over het economische klimaat, maar voelen de gevolgen van de schuldencrisis vooralsnog niet in de portemonnee waardoor de koopbereidheid nauwelijks werd aangetast. Consumentenvertrouwen hand in hand met AEX Veranderingen in het consumentenvertrouwen gaan sinds het eind van de jaren negentig hand in hand met veranderingen in de AEX-index (figuur 6). De hoge correlatie tussen beide indices houdt voor een deel verband met de toegenomen betrokkenheid van de consument bij de beurs. Niet alleen is het particuliere aandelenbezit per saldo sinds het einde van de vorige eeuw sterk toegenomen, maar de aandelenkoersen zijn ook op een indirecte manier van belang voor veel consumenten. Pensioenfondsen zijn namelijk sinds het eind van de jaren negentig aanzienlijk meer gaan beleggen in aandelen. Na de rente zijn schommelingen in beurskoersen de belangrijkste oorzaak van fluctuaties in de dekkingsgraden van pensioenfondsen. Om de dekkingsgraden in geval van een dalende beurs op peil te houden, moeten de pensioenpremies omhoog of moet er worden afgezien van indexatie van pensioenuitkeringen. De beurskoersen staan op dit moment
Figuur 5: Reële loondaling voor consumenten %
Figuur 6: Consumentenvertrouwen en AEX %
800
4
4
700
3
3
2
2
1
1
300
0
0
200
-1
-1
100
-2
-2 01
02
03
04
05
Reële loonverandering
06
07
08
09
10
Verandering CAO-lonen
Bron: CBS
saldo positieve en negatieve antwoorden in %
index
5
5
11 Inflatie
50 40 30 20 10 0 -10 -20 -30 -40 -50
600 500 400
0 87 89 91 93 95 97 99 01 03 05 07 09 11 AEX, gemiddelde slotkoers eerste tien werkdagen (l) Consumentenvertrouwen (r)
Bron: CBS, EcoWin
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
17
Nederland met name onder druk, omdat beleggers bang zijn dat de economie in een nieuwe recessie belandt. Tot nu toe bleef die onrust gelukkig vooral beperkt tot de financiële markten. De eerste doorwerkingen van deze problemen op de financiële markten naar de reële economie zijn nu echter al zichtbaar door het lagere consumentenvertrouwen en vermogenseffecten. Dat zorgt ervoor dat consumenten minder geld uitgeven. Het is dan ook belangrijk dat regeringsleiders beleggers de komende tijd gerust weten de stellen door bijvoorbeeld met oplossingen voor de Europese schuldencrisis te komen (zie verderop) om verdere economische schade te voorkomen. Gezien het pessimisme onder consumenten komt de consumptie gedurende de rest van dit jaar vermoedelijk ook nauwelijks van de grond. We verwachten evenmin dat consumenten de Nederlandse economie in 2012 gaan stimuleren met hun koopgedrag. Minister Kamp heeft al aangekondigd dat Nederlanders de bezuinigingen van het kabinet vooral volgend jaar in de beurs gaan voelen. De koopkracht komt dan verder onder druk te staan door onder andere een verlaging van de huurtoeslag, hogere zorgpremies, een afbouw van de hoogte van de bijstand en een verhoging van de eigen bijdrage voor kinderopvang. Hoewel inmiddels wordt gesproken over koopkrachtreparaties, verwachten wij niet dat consumenten geheel zullen worden gecompenseerd. Evenmin verwachten we dat hun vermogen gaat toenemen. Voor 2011 en 2012 voorzien we dan ook dat het consumptievolume niet stijgt. Er is een pensioenakkoord, maar voor hoe lang?1 Na ruim een jaar onderhandelen hebben werkgevers en vakbeweging in juni een akkoord bereikt over de toekomst van pensioenen. Het akkoord biedt op een aantal punten vooruitgang. Zo wordt de hoogte van aanvullende pensioenen expliciet afhankelijk van de beleggingsresultaten die pensioenfondsen behalen. In ruil voor het opgeven van harde garanties hoeven pensioenfondsen niet langer extra buffers aan te houden voor hun risicovolle beleggingsportefeuille. Het pensioenakkoord gaat ervan uit dat pensioenfondsen door het vrijvallen van de buffers snel weer zullen overgaan tot indexeren. Daar zit ook meteen de pijn, want door het uitkeren van de pensioenbuffers aan oudere generaties blijven de jongeren zitten met het risico dat de pensioenkas leeg is wanneer ze zelf met pensioen gaan. Bovendien staat het pensioenakkoord op losse schroeven nu de twee grootste vakbonden (FNV bondgenoten en AbvaKabo) binnen de vakcentrale FNV zich tegen de overeenkomst hebben gekeerd. Zelfs een handreiking van minister Kamp die het stoppen met werken op 65-jarige leeftijd gemakkelijker moet maken voor werknemers met zware beroepen mocht niet baten. Het zal nu van FNV Bouw afhangen of er een meerderheid voor het akkoord komt binnen de federatieraad. Zo niet, dan bestaat de kans dat minister Kamp zijn eigen pensioenplannen erdoor gaat drukken. De onzekerheid met betrekking tot de ____________________________________________________________ 1
Zie ook Smid, T. Pensioenachtbaan, Themabericht 2011/21, Rabobank Nederland.
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
18
Nederland toekomst van de oudedagsvoorziening en de hoogte van toekomstige pensioenen moedigt sparen aan, terwijl consumenten juist hun hand van de knip zouden moeten halen om de economie een extra impuls te geven. Overheid presenteert rekening Grote Recessie Op Prinsjesdag maakt het kabinet de begroting voor volgend jaar bekend. De wereldwijde economische ontwikkelingen zullen hierop zeker van invloed zijn. Naar verwachting vallen de rijksuitgaven hoger uit, terwijl de rijksinkomsten juist lager zijn dan eerder werd verwacht. Toch vormt de huidige economische situatie voor het kabinet vooralsnog nog geen reden om extra te gaan bezuinigen. Uit het regeerakkoord kan worden afgeleid dat er komend jaar aanzienlijk meer bezuinigd gaat worden dan dit jaar. Hoefden de uitgaven dit jaar ‘slechts’ met 2,9 miljard euro te worden teruggebracht, voor volgend jaar staat er een bezuingingspakket van 3,6 miljard euro op stapel met een aanzienlijke koopkrachtdaling tot gevolg. Hoewel verschillende partijen, waaronder het FNV, het kabinet al hebben opgeroepen om de bezuinigingsdrift binnen de perken te houden, zijn de bezuinigingen nodig om de overheidsfinanciën weer op orde te brengen. De overheid heeft tot nu toe de grootste klappen van de Grote Recessie opgevangen, terwijl consumenten die hun baan niet zijn kwijtgeraakt het nog nauwelijks in de portemonnee hebben gevoeld. De komende jaren krijgen consumenten de rekening gepresenteerd. Naar verwachting komt het EMU-saldo in 2011 met -3½% van het BBP net uit boven het Europese tekortplafond van 3%. In 2012 duiken we er vermoedelijk onder en komt het feitelijke begrotingstekort op 2½% van het BBP uit. Oude wijn in nieuwe zakken De Franse president Sarkozy en de Duitse bondskanselier Merkel hebben onlangs een plan gepresenteerd om de Europese schuldencrisis te bestrijden. In dit plan pleitten zij onder andere voor een centraal geleid economisch beleid binnen de eurozone en de invoering van een schuldenplafond. Het plan vormt echter geen oplossing voor de problemen waar de regeringsleiders binnen de EU voor staan. De invoering van een Europese economische regering biedt geen soelaas voor de huidige problemen zolang individuele landen volledige zeggenschap blijven houden over hun economisch beleid. In dit geval heeft de Europese economische regering meer een symbolische waarde dan werkelijke macht en is zij niet in staat om belangrijke beslissingen te nemen. Om de problemen daadwerkelijk aan te pakken, is verdere politieke integratie noodzakelijk. Landen lijken voorlopig echter nog niet bereid om hun autonomie te willen opgeven. De introductie van een schuldenplafond, waarbij eurolanden een maximale omvang van hun overheidstekort in hun grondwet vastleggen, is op zichzelf een interessant idee. Invoering stuit echter op een aantal praktische problemen. Ten eerste zijn er in de zeventien eurolanden grondwetswijzigingen nodig die doorgaans jaren kosten. Ten tweede vereist het plan dat landen een evenwichtig begrotingsbeleid voeren.
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
19
Nederland Het is de vraag hoe zo’n beleid er in de praktijk uitziet. Een verbod op tekorten is niet realistisch, aangezien dit vanuit economisch oogpunt onverstandig is. Als de economie in een recessie verkeert, is het belangrijk dat overheden de ruimte hebben om een anticyclisch begrotingsbeleid te voeren, waarbij hun uitgaven toenemen terwijl de ontvangsten, zoals belastinginkomsten, afnemen. Dit heeft in de Grote Recessie in Nederland zijn waarde bewezen. Om ervoor te zorgen dat Nederland in tijden van crisis een dergelijk beleid kan voeren zonder dat er een begrotingstekort optreedt, zou ons land moeten streven naar een overschot van zo’n 2% per jaar. Dit betekent dat de Nederlandse overheid aanzienlijk meer moet bezuinigen dan de 18 miljard die nu al op de planning staat. Dit heeft tot gevolg dat de economische groei in Nederland, die al niet heel erg hoog is, verder onder druk zou komen te staan. Werkloosheid opgelopen In juli is het seizoensgecorrigeerde werkloosheidspercentage opgelopen tot 5,3 ten opzichte van 5,0 een maand eerder. Dit im-
Figuur 7: Werkloosheid loopt op 8000
aantal personen x
seizoensgecorrigeerd
pliceert niet noodzakelijkerwijs dat het vanaf nu % beroepsbevolking
7%
treden er namelijk behoorlijke fluctuaties op in
7800 6% 7600
de werkloosheidscijfers. In juli kan het slechte weer hiervan de oorzaak zijn geweest. Normaal
7400
5%
ontstaan er in de zomer veel banen in de horeca, maar vanwege de weersomstandigheden was er
7200 4% 7000
binnen deze sector mogelijk minder vraag naar personeel. De cijfers worden weliswaar gecorri-
6800 03 04 05 werkloosheid (r)
bergafwaarts gaat op de arbeidsmarkt. Soms
3% 06 07 08 09 10 11 werkgelegenheid (l) arbeidsaanbod (l)
Bron: CBS
geerd voor de gebruikelijke schommelingen in het seizoenspatroon, maar niet voor eenmalige effecten. Dit jaar blijft de werkloosheid vermoedelijk rond de 5% schommelen, terwijl zij in
2012 naar verwachting oploopt tot 5¼% van de beroepsbevolking. De licht oplopende werkloosheid is het gevolg van het feit dat het arbeidsaanbod vermoedelijk iets gaat toenemen, aangezien een deel van de door de Grote Recessie ontmoedigde werkzoekenden weer terugkeert op de arbeidsmarkt. Aan de andere kant neemt de werkgelegenheid bij de overheid door de bezuinigingen af. Op dit moment worden tijdelijke contracten niet meer verlengd en ontstane vacatures niet meer opgevuld, maar mensen moeten nog niet gedwongen op zoek naar een andere baan. Hier komt de komende tijd waarschijnlijk verandering in. Tegelijkertijd neemt de werkgelegenheid in de particuliere sector nauwelijks toe. Tijdens de crisis hebben bedrijven veel personeel in dienst gehouden, omdat het vanwege de bestaande krapte op de arbeidsmarkt voorafgaand aan de crisis wel eens lastig zou kunnen zijn om bij een aantrekkende economie genoeg nieuwe medewerkers te vinden. Hierdoor is er in de afgelopen jaren veel reservecapaciteit ontstaan en hiervan wordt eerst gebruik gemaakt, alvorens nieuw personeel wordt geworven.
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
20
Nederland Huren en energie stuwen inflatie De inflatie bedroeg in juli 2,6% en bereikte daarmee het hoogste niveau sinds december 2008. De huren leverden een belangrijke bijdrage aan dit cijfer. De maximale wettelijke huurverhoging die per 1 juli werd doorgevoerd, bedroeg voor het gros van de huurwoningen 1,3% en was daarmee gelijk aan de gemiddelde inflatie over 2010. De inflatie werd ook een stapje omhoog geholpen door de verhoging van de energietarieven die halfjaarlijks worden aangepast. In de tweede helft van dit jaar wordt de piek vermoedelijk bereikt. De gemiddelde inflatie over 2011 komt naar verwachting uit op 2¼%. Door de afkoeling van de economie, de lagere olie- en voedselprijzen en monetaire maatregelen voorzien we dat de gemiddelde inflatie in 2012 terugloopt tot 2%. Tot besluit Voor de komende periode voorzien wij een gematigde economische groei. Hoewel een of twee kwartalen met een licht negatieve groei tot de mogelijkheden behoort, staan we niet aan de rand van een nieuwe afgrond. Zolang de neerwaartse risico’s zich niet daadwerkelijk voordoen2 belanden we naar verwachting niet in een nieuwe recessie. Gematigde economische groeivooruitzichten zijn geen reden om te treuren. Op dit moment behoren we tot de meest welvarende landen ter wereld. Naast ons relatief hoge inkomen kunnen we ons op veel andere gebieden ook gelukkig prijzen. We leven in vrijheid, zijn hoog opgeleid en relatief gezond en hebben genoeg tijd voor ontspanning. ___________________________________________________________ 2 Zie ook: H.W. Stegeman Negen scenario’s voor het niet uitkomen van onze voorspelling, Themabericht 2011/23, Rabobank Nederland
Figuur 8: Inflatie
5
Tabel 1: Kerngegevens
5
4
4
3
3
2
2
1
1
0
0
-1
-1
-2
-2 01
2010
2011
2012
jaar-op-jaar mutatie in % Bruto Binnenlands Produc t Particuliere c onsumptie Overheidsbestedingen Private investeringen Goederen- en dienstenuitvoer Goederen- en diensteninvoer
1,8 0,4 1,5 -4,7 10,9 10,5
1¾ 0 ½ 7 6¼ 6½
1 0 -¾ 2¾ 4¼ 3
Consumentenprijsindex Werkloosheid (% beroepsbevolking) Begrotingssaldo overheid (% BBP) Overheidsschuld (% BBP) Saldo lopende rekening (% BBP)
1,3 5,5 -5,4 62,8 5,5
2¼ 5 -3½ 64 6½
2 5¼ -2½ 64¾ 7
%
%
02
Kern
03
04
Voeding
05
06
Huur
07
08
Energie
09
10
Brandstof
11 Totaal
Bron: Rabobank
Bron: CBS Ruth van de Belt
[email protected]
September 2011
Theo Smid
[email protected]
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
21
Eurozone Zwakke groei in onzekere tijden Na een zeer sterk eerste kwartaal van dit jaar viel de economische groei in het tweede kwartaal fors terug. In het derde kwartaal zal de economische groei waarschijnlijk zeer zwak blijven. Onrust op de financiële markten maakt de economische vooruitzichten bovendien buitengewoon onzeker. De Europese politiek speelt een belangrijke rol en kan het verdere herstel maken of breken. Een forse terugval van de economische groei… De sterke start van het jaar heeft een aanzienlijk minder goed vervolg gekregen. In het eurogebied als geheel groeide het BBP-volume in het tweede kwartaal van 2011 met 0,2% ten opzichte van het kwartaal ervoor. Dat is een forse terugval en het laagste groeitempo sinds het economische herstel in het derde kwartaal van 2009 postvatte (figuur 1). Opvallend was vooral de sterke vertraging van de groei in Duitsland, Nederland en Frankrijk (figuur 2), die samen goed zijn voor ruim de helft van het BBP van de eurozone. In het overige deel van het eurogebied was de ontwikkeling in het tweede kwartaal aanmerkelijk rooskleuriger. In Oostenrijk, Finland en Italië versnelde de groei ten opzichte van het eerste kwartaal, terwijl in België en Spanje de terugval van de groei beperkt bleef. In Portugal kwam na twee kwartalen van economische even een einde aan de recessie. … werd deels gedreven door tijdelijke factoren… De terugval van de groei in Duitsland, Nederland en Frankrijk kwam niet onverwacht. In Duitsland en Nederland was de economische groei in het eerste kwartaal zeer hoog met dank aan de bouwinvesteringen, die door het bijzonder zachte winterweer uitzonderlijk hoog lagen. Een terugval van de groei was daarom onvermijdelijk. De gemiddelde groei in de eerste twee kwartalen van dit jaar (figuur 2) is representatiever voor het onderliggende groeitempo dan alleen het tweede kwartaal. Frankrijk kende in het eerste kwartaal een hoge opbouw van de voorraden. Ook dit gaf volgens verwachting slechts een tijdelijke positieve
Figuur 1: Groei reëel BBP valt sterk terug
Figuur 2: Grote verschillen tussen lidstaten
index
110
105
100
%
95
90
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 -1 -2 -3
04K1 05K1 06K1 07K1 08K1 09K1 10K1 11K1 12K1 BBP-volume, k-o-k groei BBP-volume, 2004K1=100
Bron: Reuters EcoWin, Rabobank
September 2011
1,5
%
%
1,5
1,2
1,2
0,9
0,9
0,6
0,6
0,3
0,3
0,0
0,0
-0,3
-0,3 -0,6
-0,6 -0,9
-0,9
BBP volume, kwartaal-op-kwartaal groei, seizoensgecorrigeerd
-1,2
-1,2
-1,5
-1,5 AT
FI
2011K1
DE
BE
2011 K2
NL
FR
IT
ES
PT
gemiddelde 2011 K1 en K2
Bron: Eurostat
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
22
Eurozone impuls aan de BBP-groei. Daarnaast werd het consumptievolume in Frankrijk sterk negatief beïnvloed door het eindigen van een subsidieregeling voor autoaankopen. Zoals we in andere landen ook hebben gezien, zorgt het einde van zulke regelingen eenmalig voor een forse daling van de consumptie. De eenmalige extra
Figuur 3: Sentiment daalt verder index
%
120
6
hoge groei is nu dus gevolgd door een eenmalige extra lage groei.
4
110
2
Naast de binnenlandse factoren die in het
90
0
tweede kwartaal een drukkende invloed op de
80
-2
economische groei hadden, nam het wereld-
70
-4
60
-6
100
96 97 98 99 00 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 EC Economisch Sentiment Indicator (l-as) jaar-op-jaar BBP-groei (r-as)
Bron: Reuters EcoWin
handelsvolume in het tweede kwartaal voor het eerst sinds twee jaar weer eens af. Een belangrijke factor daarbij was de natuurramp die Japan in maart trof. Wereldwijd heeft dit de levering van halffabricaten verstoord en de handel beperkt. Ook in Europa heeft dit de economische groei beïnvloed. Het herstel in
Japan is inmiddels ingezet (zie het hoofdstuk Japan in dit Kwartaalbericht). In het derde kwartaal zullen de negatieve effecten van de ramp in Japan voor Europa dus grotendeels niet meer te merken zijn. … maar snelle opleving ligt niet in het verschiet Hoewel de groeivertraging in het tweede kwartaal een zwakker beeld geeft van de Europese economie dan de onderliggende dynamiek, wijzen de eerste indicatoren ook voor het derde kwartaal van dit jaar op een lage economische groei. De onrust op de financiële markten leidde in augustus tot een forse verslechtering van het algehele economische sentiment. Het is echter nog te vroeg om op basis daarvan te concluderen dat een nieuwe recessie onvermijdelijk is. Bepalend daarvoor is de verdere ontwikkeling van het vertrouwen in september en oktober. De Economisch Sentimentindicator (ESI) van de Europese Commissie en de inkoopmanagersindex (PMI) voor de gehele economie zijn van februari tot augustus al flink gedaald. De ESI wijst nog op voortgaande economische groei, in ieder geval ten opzichte van het afgelopen jaar (figuur 3). Als de index in september niet al teveel verder wegzakt, wijst dit ook nog op groei ten opzichte van het voorgaande kwartaal. Maar bij een even grote daling als in augustus en een verdere daling in oktober is de kans erg groot dat het eurogebied weer terugvalt in recessie. Vooralsnog gaan wij er vanuit dat dit niet zal gebeuren. Maar er is een duidelijk risico dat de gevolgen van de recente onrust op de financiële markten groter zullen zijn dan wij nu inschatten, een aspect waar we verderop nader op ingaan. Omdat de groeivertraging in het midden van dit jaar in ieder geval iets sterker is dan eerder verwacht, hebben wij onze verwachtingen voor de volumegroei van het BBP in dit en volgend jaar een kwart procentpunt neerwaarts bijgesteld, naar respectievelijk 1¾% en 1½%.
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
23
Eurozone Exportgroei wordt dunnere steunpilaar Door de lagere groei van het wereldhandelsvolume is ook de exportgroei van het eurogebied sterk gedaald. Omdat de wereldhandel een extra tik heeft gekregen van de economische gevolgen van de natuurramp in Japan valt voor de tweede helft van het jaar wel weer een gematigde groei te verwachten. Maar de hoge handelsgroei van 2010 gaan we bij lange na niet evenaren. Het economische herstel in de Westerse wereld blijft zwak en in de opkomende markten wordt het groeitempo noodzakelijkerwijs een tandje teruggezet (meer daarover in het hoofdstuk Blik op de wereld in dit Kwartaalbericht). Ondanks alle financiële en economische problemen in het eurogebied is de euro sinds het begin van dit jaar in handelsgewogen termen in waarde gestegen. Ten opzichte van de ultraveilig geachte Zwitserse franc was sprake van een forse depreciatie. Maar zowel de Amerikaanse dollar als het Britse pond daalde in waarde ten opzichte van de euro. Zoals uitgelegd in het hoofdstuk Rente en valuta van dit Kwartaalbericht is dit het gevolg van een wedstrijdje ‘wie is het lelijkst?’ tussen de eurozone, de VS en het VK. Tot het einde van dit jaar voorzien wij een lichte waardedaling van de euro. Maar in 2012 verwachten wij weer een appreciatie van de eenheidsmunt. Al met al krijgt de export dus duidelijk geen steuntje in de rug van een goedkopere munt. Na een indrukwekkende 11,2% groei in 2010 verwachten wij voor dit en volgend jaar een groei van het exportvolume met respectievelijk 6¾% en 5%. Omstandigheden investeringsgroei verslechteren Door de lagere economische groei is de verwachte bezettingsgraad in de industrie voor het derde kwartaal van dit jaar in alle lidstaten gedaald (figuur 5). In de voorgaande vier kwartalen was vrijwel overal nog sprake van een toename. Alleen in Duitsland, België en Oostenrijk heeft de bezettingsgraad het langjarig gemiddelde alweer bereikt. Samen met de onzekere economische vooruitzichten zorgt dit waarschijnlijk voor een zeer behoedzaam investeringsbeleid van
Figuur 4: Waarde euro leidt niet onder crisis 150
index
index
Figuur 5: Bezettingsgraad omlaag 150
Wisselkoers euro, index 1999=100
130
130
110
110
90
90
70
70
50 99 00 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 VS dollar Zwitserse frank Britse pond Handelsgewogen
%
90 %
Bezettingsgraad industrie
90
85
85
80
80
75
75
70
70
65
65
60
60
50
sep-10
dec-10
mrt-11
jun-11
sep-11
Langjarig gemiddelde
Bron: Reuters EcoWin, Rabobank
Bron: Reuters EcoWin
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
24
Eurozone bedrijven. In de Zuid-Europese landen leidt de financiële crisis bovendien tot beperkte en/of duurdere kredietverlening, wat het voor bedrijven die wel willen investeren minder gemakkelijk maakt om hun plannen uit te voeren. Daarnaast verwachten wij dat de bezuinigingen die in heel Europa van start zijn gegaan voor een
Figuur 6: Consumentenvertrouwen omlaag 50 40 30 20 10 0 -10 -20 -30 -40 -50
index
index Consumentenvertrouwen (EC), absolute afwijking van het langjarig gemiddelde, 3-maands gemiddelde
06 07 Duitsland Spanje Oostenrijk
08
09 10 Frankrijk Nederland Griekenland
Bron: Reuters EcoWin, Rabobank
11 Italië België Portugal
50 40 30 20 10 0 -10 -20 -30 -40 -50
daling van de investeringen door de overheid zullen leiden. Per saldo zien wij ruimte voor een beperkte investeringsgroei, van 3¾% in 2011 en 2¾% in 2012. Zo op het oog zijn dat wellicht aardige groeipercentages. Maar na drie jaar daling van het investeringsvolume, waaronder een krimp van meer dan 11% in 2009, is dit slechts een matig herstel. Consument verliest het vertrouwen… In alle lidstaten is het vertrouwen van consumenten in de afgelopen drie maanden verslechterd (figuur 6). De index van het consu-
mentenvertrouwen in de eurozone maakte in augustus door de onrust op de financiële markten een flinke smak. De daling was groter dan in oktober 2008, de maand na het bankroet van Lehman Brothers. Het is nog maar de vraag of het vertrouwen in de komende maanden ook net zo hard zal wegzakken als destijds. Maar los van het dalende vertrouwen heeft de consument het al niet gemakkelijk. Het aantal werklozen is van april tot en met juli gestegen, terwijl daarvoor sinds de zomer van 2010 juist sprake was van een gestage daling. Door het trage economische herstel ligt een snelle hernieuwde daling niet in het verschiet. De koopkracht is de afgelopen maanden uitgehold door hoge inflatie in combinatie met lage loongroei. Daarnaast hebben overheidsbezuinigingen een negatief effect op de beschikbare inkomens. Wij verwachten een zeer beperkte groei van het particuliere consumptievolume, met ¾% in 2011 en 2012. Het enige lichtpuntje is de inflatie, die volgend jaar flink lager zal zijn dan dit jaar. … maar lagere inflatie biedt helpende hand De inflatie in het eurogebied was in augustus 2,5%. Dit is gelijk aan het inflatietempo in juli, maar aanzienlijk lager dan het hoogtepunt van 2,8% in april (figuur 7). De daling van de inflatie is niet alleen te danken aan een lagere bijdrage van de energieprijzen. Ook de kerninflatie is gedaald. Een belangrijk deel van die daling is te verklaren door de BTW-verhogingen die vorig jaar juli in een aantal Zuid-Europese landen werden doorgevoerd. Dit duwde het gemiddelde prijspeil destijds eenmalig op. Nu, een jaar later, valt die verhoging weg uit de jaar-op-jaarvergelijking van de consumentenprijzen, waardoor de inflatie daalt. De komende maanden zal de inflatie naar verwachting verder afnemen. In het afgelopen jaar hebben de prijzen van diverse grondstoffen een opwaarts effect op de inflatie gehad. In het hoofdstuk Blik op de wereld van dit Kwartaalbericht
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
25
Eurozone laten wij zien dat de bijdrage van grondstoffenprijzen aan de inflatie de komende tijd fors lager zal zijn. De gemiddelde inflatie voor 2011 zal naar verwachting nog uitkomen op 2½%. Maar voor volgend jaar voorzien wij een aanzienlijk lagere gemiddelde inflatie van 1¾%. Figuur 7: Inflatie over hoogtepunt heen %
Politieke onzekerheid…
%
4
4
Onze toch al niet al te positieve verwachtingen
3
3
voor de Europese economie worden omgeven
2
2
1
1
0
0
door vooral negatieve onzekerheden. De Euro-
eurozone, jaar-op-jaar mutatie geharmoniseerde consumentenprijsindex (HICP)
-1 04
05
Inflatie
06
07
Kerninflatie
08
09
pese staatsschuldenproblematiek blijft als een donkere wolk boven de economie van de eurozone hangen. De regeringsleiders geven bij voortduring gemengde signalen af over de aanpak ervan. Het gebrek aan overeenstem-
-1 10
11
ming en eensgezindheid leidt keer op keer tot
Inflatie met constante belasting%
onzekerheid over de te volgen koers. Om
Bron: Reuters EcoWin
maatregelen te kunnen verkopen aan het electoraat moet overduidelijk zijn dat er sprake is van een crisissituatie. Dus worden noodzakelijke maatregelen geen minuut te vroeg genomen. Dit verklaart de traagheid van de Europese politiek. Hoewel wij ons geregeld ernstig zorgen maken over de politieke daadkracht, denken wij dat als puntje bij paaltje komt steeds voldoende maatregelen zullen worden genomen om grootschalige wanbetaling door lidstaten of het uiteenvallen van de muntunie te voorkomen. Helaas moeten de puntjes en de paaltjes daarvoor nog een aantal keer bij elkaar komen. Wat dat betreft was het de afgelopen zomer meer van hetzelfde. Op 21 juli kwam men tot overeenstemming over een tweede Europees steunpakket voor Griekenland in combinatie met een uitbreiding van het mandaat van het EFSF. Het noodfonds zou in de toekomst ook in secundaire markten voor staatsobligaties van eurozonelanden mogen gaan interveniëren als die markten zich ‘wanordelijk’ gedragen. In augustus werd echter bekend dat de Finnen met de Grieken een deal hebben gesloten, waarbij zij onderpand krijgen voor hun bijdrage aan het tweede steunpakket. Een aantal andere landen –waaronder Nederland– zag de Finse constructie ook wel zitten. Inmiddels liggen de kaarten alweer anders. Nederland heeft zich namelijk tegen de Finse deal uitgesproken en lijkt nu ook bereid om mee te denken over een vergroting van het EFSF, iets wat men tot voor kort niet noodzakelijk achtte. Positief is dat men toch steeds tot een oplossing van de geschillen komt. In ieder geval tot dusver, want in het geval van de Finse deal ligt het Finse standpunt vast in het regeerakkoord en is daarmee niet eenvoudig van de onderhandelingstafel te krijgen. Maar uitermate zorgwekkend is dat men zelfs tegen de achtergrond van economische en financiële crisisdreiging niet over de eigen
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
26
Eurozone belangen heen kon stappen in de zoektocht naar een echte oplossing voor wat steeds meer het karakter van een Europese politieke crisis krijgt. De permanente schade die de Finse deal heeft berokkend, is dat bij elke volgende Europese maatregel voor de aanpak van de schuldenproblematiek er zal worden gespeculeerd over
Tabel 1: Kerngegevens eurozone jaar op jaar mutatie in %
'10
'11
'12
Bruto binnenlands produc t
1,8
1¾
1½
Particuliere consumptie
de vraag of alle landen nog steeds bereid zijn om mee te doen.
0,8
½
¾
-0,2
4
3
2,7
¼
-¼
Die onzekerheid over de politieke wil en daad-
Uitvoer goederen en diensten
11,2
6½
5½
kracht in de aanpak van de financieel-econo-
Invoer goederen en diensten
9,4
5
4
Private investeringen Overheidsuitgaven
… voedt financiële stress…
mische problemen maakt dat de tegenvallende
1,6
2½
1¾
economische data van de afgelopen tijd door
Werkloosheid (%)
10,1
10
9¾
de markten ook nog eens op een goudschaal-
Begrotingssaldo (% BBP)
-6,0
-4¼
-3½
Consumentenprijzen
Bron: Reuters EcoWin, Rabobank
tje werden gewogen. En zij werden ruimschoots te licht bevonden. Beurzen reageerden scherp en noteerden forse verliezen in augustus. De Europese Eurostoxx index verloor in
juli en augustus ruim 20% en de AEX deed het maar marginaal minder slecht. Daarnaast zien we dat het broze vertrouwen tussen banken weer verdampte, wat werd gevoed door speculaties over welke partijen slecht bestand zouden zijn tegen een mogelijke dubbele dip of wanbetaling door overheden. De Europese interbancaire geldmarkt liep weer vast en de ECB zag zich genoodzaakt om extra liquiditeit te verstrekken. … en vormt reëel economisch risico Ook in de huidige situatie bestaat nadrukkelijk het economische risico dat men het meest gaat lijden onder het lijden dat men vreest. Het negatieve sentiment op beurzen en in financiële markten leidt tot forse vermogensverliezen bij zowel huishoudens als bedrijven. De vooruitzichten voor de economische activiteit vallen bijgevolg terug, aangezien iedereen rekening houdt met een algehele terughoudendheid in het doen van grote uitgaven, consumptief of investeringsgericht. Als het bedrukte sentiment aanhoudt, gaan huishoudens en bedrijven zich vanzelf gedragen naar hun verwachtingen, waarmee zij hun eigen gelijk in feite tot werkelijkheid maken. Een stevigere groeivertraging dan nu wordt verwacht kan dan uiteindelijk zelfs uitmonden in een krimp van de economische activiteit, een recessie. De Europese beleidsmakers spelen dus een belangrijke rol in het bepalen van de economische ontwikkelingen. Omdat politiek veel meer omvat dan economische overwegingen maakt dit de vooruitzichten buitengewoon onzeker.
Tim Legierse
[email protected]
September 2011
Allard Bruinshoofd
[email protected]
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
27
Verenigd Koninkrijk Neerwaartse risico’s nemen toe Het nieuws over de economie van het Verenigd Koninkrijk gaat van kwaad tot erger. De ontwikkeling van het bruto binnenlands product (BBP) over de laatste negen maanden is vrijwel vlak en de vooruitzichten zijn niet veel beter. Huishoudens hebben nog steeds te kampen met flinke tegenwind en de vooruitzichten voor
Figuur 1: BBP beweegt slechts zijwaarts index
index
104
de export zijn op z’n best onzeker te noemen.
104
Het Monetaire Beleidscomité ziet inmiddels
102
102
unaniem af van renteverhoging. Tegen deze
100
100
achtergrond verwachten wij geen monetaire
BBP-index (Begin van recessie = 100)
verkrapping vóór november 2012.
98
98
96
96
94
94
de sterk tegenvallende economische presta-
92
ties. Zo kon de zeer koude winter de econo-
Kwartalen
92 0
1
2
3
1973-1978 1929-1934
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16
1979-1984 2008-2009
1990-1995
Bron: Reuters EcoWin, Capital Economics, Rabobank
Optimisten zoeken bij herhaling excuses voor
mische krimp in het vierde kwartaal van 2010 verklaren. De hogere grondstofprijzen, de aardbeving in Japan en het zeer warme weer leidden tot het teleurstellende groeicijfer in het eerste kwartaal van 2011. En een serie ‘bij-
zondere factoren’ (zoals de extra bank holiday, de koninklijke bruiloft en de naijlende effecten van de aardbeving in Japan) is schuld aan de armzalige BBPstijging van 0,2% in het tweede kwartaal. De optimisten benadrukken dat de onderliggende BBP-groei veel sterker was (ongeveer 0,7% volgens het Britse statistische bureau ONS). Dat mag zo zijn, maar beweren dat het herstel van de economie van het VK erg solide is, is desondanks weinig overtuigend tot volledig absurd. Als incidentele factoren de groei zo eenvoudig drukken, onderstreept dat alleen maar hoe zwak het fundament eronder is. Feit is dat de economische activiteit de afgelopen negen maanden vrijwel niet toenam en het herstel zelfs zwakker is dan na de Grote Depressie (zie figuur 1). Toegegeven, de groei in het derde kwartaal van 2011 zal enige steun ondervinden als de tijdelijke negatieve factoren verdwijnen. Verwacht echter niet dat het herstel snel indrukwekkende vormen zal aannemen of zich stevig zal verankeren, nu de met hoge schulden beladen huishoudens te lijden hebben van een viervoudige tegenslag in de vorm van (i) dalende netto vermogens, (ii) lagere reële lonen, (iii) oplopende werkloosheid en (iv) een krapper budgettair beleid. Voor wat betreft het eerste punt ondervinden huishoudens een negatief vermogenseffect van de sterk dalende aandelenkoersen. Op het moment van schrijven heeft de FTSE 100 index ten opzichte van een maand geleden ongeveer 15% ofwel circa GBP 2.400 miljard aan waarde verloren. Natuurlijk is het feit dat de huizenprijzen niet verder dalen goed nieuws, aangezien het vermogen dat in huizen vastzit 60% uitmaakt van het totale vermogen van de huishoudens. Laten we echter niet vergeten dat de prijzen nog steeds zijwaarts bewegen en ver onder hun hoogtepunt liggen (ongeveer 18% volgens de Halifax index).
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
28
Verenigd Koninkrijk Om het allemaal nog erger te maken, houden de lonen geen gelijke tred met de kosten van levensonderhoud. De loongroei exclusief bonussen (2,2% in juni) blijft duidelijk onder het inflatietempo (4,4% in juli). Helaas zijn de vooruitzichten voor de inflatie op korte termijn verslechFiguur 2: Onderliggende inflatie is nog heel laag 6
%
%
6
terd doordat RWE npower als vijfde van de ‘grote zes’ nutsbedrijven een flinke stijging
5
5
van de tarieven bekend heeft gemaakt. Deze
4
4
verhogingen (gemiddeld 16,6% voor gas en
3
3
2
2
10% voor elektriciteit) zullen de druk op de
1
1
reële inkomens van de huishoudens de ko-
0
0
mende maanden verder vergroten. Een
-1
-1
-2
-2
positief punt is de bandbreedte van de schat-
-3
-3 08
09
10
11
Bandbreedte van inflatieschattingen (consumentenprijsindex), excl. effecten van BTW, energieprijzen en invoerprijzen(procentpunten) inflatie (consumentenprijsindex)
tingen van de Bank of England (BoE) van de onderliggende inflatie (figuur 2) die een flink stuk onder het gepubliceerde cijfer ligt. Wanneer dus de mechanische basiseffecten volgend jaar uit de vergelijking zijn verdwe-
Bron: Bank of England
nen, zal de inflatie naar verwachting aanzienlijk afnemen. Bovendien zal de lagere economische activiteit in combinatie met de scherpe correctie van de grondstofprijzen nog meer neerwaartse druk op het inflatiecijfer zetten, wat goed nieuws is voor de consument. Dat gezegd hebbende, is het heel goed mogelijk dat consumenten nauwelijks profiteren van een dalende inflatie, gezien de teleurstellende ontwikkeling op de arbeidsmarkt. De werkloosheid steeg volgens de ILO tot 7,9% in de drie maanden tot juni, vergeleken met 7,7% in het voorgaande kwartaal. Intussen meldde een rapport van de BoE in juli een afnemende bereidheid van werkgevers om mensen in dienst te nemen. Gegevens van de Bank voor Internationale Betalingen geven aan dat leningen aan kleine en middelgrote ondernemingen, die aantoonbaar de grootste scheppers van werkgelegenheid zijn, bleven dalen in vergelijking met een jaar eerder (-4,5% op jaarbasis in juni). Bijgevolg zal de ‘misery index’ van het Verenigd Koninkrijk –het werkloosheidspercentage plus het inflatiecijfer, dat al op het hoogste peil staat van de laatste twintig jaar– de rest van het jaar waarschijnlijk verder toenemen. Gezien de sterke tegenwind waar de huishoudens in het Verenigd Koninkrijk mee te kampen hebben, kunnen wij niet verwachten dat deze aan het herstel zullen bijdragen. De regering zou een helpende hand kunnen bieden door het proces van fiscale consolidatie te vertragen. Dit idee is echter zonder pardon afgewezen uit vrees dat het Verenigd Koninkrijk ook problemen op de obligatiemarkt zou krijgen. De last rust daardoor op het bedrijfsleven en de externe sectoren van de economie om het herstel weer op gang te krijgen. Voor wat betreft de eerstgenoemde hebben niet-financiële bedrijven in het Verenigd Koninkrijk hun netto besparingen de afgelopen jaren vergroot, waardoor hun gezonde balansen investeringen mogelijk maken.
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
29
Verenigd Koninkrijk Onzekerheid over de vraag is echter de belangrijkste factor die het bedrijfsleven terughoudend maakt (zie figuur 3). De relatieve verslechtering van de financiële situatie, afgaande op de cijfers, helpt ook niet mee (zie figuur 4). Daarbij moet worden opgemerkt dat zelfs als de bedrijfsFiguur 3: De top-6 redenen om niet te investeren
investeringen aantrekken, deze onvoldoende zijn om echt gewicht in de schaal te leggen (zij
Antwoorden van bedrijven naar de redenen waarom zij niet investeren (% respondenten)
zijn verantwoordelijk voor minder dan 10% van het BBP). Het is daarom belangrijker wat
Onzekerheid over de vraag
er met de wereldwijde vraag gebeurt, die
Onvoldoende netto rendement
recent ook ingezakt is. Er is weinig reden tot
Tekort aan interne financieringsmiddelen
vreugde, nu het sentiment van consumenten
Onmogelijkheid om externe financiering aan te trekken
en producenten aan beide zijden van de Atlantische Oceaan verslechtert door de onzekere
Tekort aan personeel
macro-economische vooruitzichten.
Financieringskosten 0
20
40
60
Duiven aan de winnende hand Hierdoor moet de BoE met één arm op de rug
Bron: Bank of England
gebonden de economische stagnatie bestrijden. In dit opzicht zijn wij blij dat de duiven bij de BoE echt aan de winnende hand zijn. Tijdens de bijeenkomst in augustus stemden de twee resterende haviken in het Monetaire Beleidscomité, Spencer Dale and Martin Weale, ook voor handhaving van de rentetarieven, terwijl zij in juni nog voor een renteverhoging hadden gestemd. Dit impliceert dat het uitzonderlijk ruime monetaire beleid langer zal worden gehandhaafd dan de markten enkele maanden geleden nog verwachtten. Wij gaan er nu van uit dat de eerste renteverhoging niet vóór november 2012 zal plaatsvinden. Ongelukkigerwijs zal zelfs dit niet voldoende zijn om de groei uit zichzelf te stimuleren. Ook nieuwe maatregelen op het gebied van kwantitatieve verruiming (QE2), zoals sommige marktpartijen hebben betoogd, zullen waarschijnlijk niet veel helpen zolang de fiscale beleidsmakers aan de zijlijn blijven staan. Sombere groeivooruitzichten vragen budgettaire heroverweging! Figuur 4: Financiële condities minder ruim 2
index
Tabel 1: Kerngegevens VK index
Rabo's VK Financiële Condities Index (FCI) (standaardafwijking van het gemiddelde)
Moeilijker wordende omstandigheden
1
1
0
-1
-2
2
0 De FCI omvat: • de TED-marge (3-maands LIBOR tarief min 3-maands schatkistpapier), • de swap-marge(10-jaars swaprente min 10-jaars rendement op staatsobligaties), • de handelsgewogen index van het Britse pond, en • aandelenkoersen(FTSE 100). Alle indicatoren zijn gestandardiseerd en hebben een gelijk gewicht.
00
01
02
03
04
05
06
07
08
09
jaar op jaar mutatie in %
'10
'11
'12
Bruto binnenlands product
1,4
1¼
1½
Particuliere consumptie
0,7
-½
¾
Overheidsbestedingen
1,3
¾
-1¼
Private investeringen
3,7
1¾
6¼
Uitvoer goederen en diensten
5,2
6¼
5¼
Invoer goederen en diensten
8,8
1¼
2
Consumentenprijzen
3,3
4¼
2
Werkloosheid (%)
8,0
8
7¾
-10,4
-8½
-7
-1
-2 10
11
Bron: Reuters EcoWin, Rabobank
Begrotingssaldo (% BBP) Bron: Reuters EcoWin, Rabobank
Shahin Kamalodin
[email protected]
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
30
Verenigde Staten Vliegen op één motor Politieke verdeeldheid heeft Amerika de AAA-status gekost, het economisch herstel hapert en de winst op de aandelenbeurzen sinds het begin van QE2 is verdampt. De centrale bank belooft de beleidsrente tot medio 2013 dicht bij het nulpunt te houden en begint langzaam in de richting van QE3 te bewegen. Hoewel een dubbele dip niet onvermijdelijk is, neemt de kans op een nieuwe recessie toe met iedere dag dat de onrust op de financiële markten aanhoudt. S&P neemt VS de AAA-status af In april waarschuwde kredietbeoordelaar Standard & Poor’s (S&P) de Amerikaanse politiek al dat de patstelling tussen Republikeinen en Democraten over het saneren van de overheidsfinanciën een bedreiging was voor de AAA-status van Amerikaanse overheidsobligaties. Moeizame onderhandelingen over de begroting van het lopende fiscale jaar hadden er bijna toe geleid dat de overheid haar deuren moest sluiten en voor straf zette S&P de AAA-rating van de VS op ‘negative outlook’. In augustus was de verhoging van het schuldenplafond van de federale overheid de volgende aanleiding voor een keiharde strijd tussen beide partijen om het te volgen bezuinigingspad. Pas vlak voor de deadline van 2 augustus werd een akkoord gesloten en ternauwernood een ‘default’ van de Amerikaanse overheid voorkomen. Het akkoord betrof een tweestappenplan om het begrotingstekort de komende tien jaar te reduceren. In de eerste stap werd het schuldenplafond verhoogd en overeenstemming bereikt over $ 917 miljard aan bezuinigingen. In het eerste fiscale jaar, dat op 1 oktober begint, zal er nog niet te diep worden gesneden om de economie niet af te knijpen, maar de jaren daarna gaat het mes er echt in. De tweede stap is het vormen van een comité van zes Republikeinen en zes Democraten die op 23 november met een voorstel moeten komen om nog eens $ 1.500 miljard te bezuinigen, waarbij ook het sociale zekerheidsstelsel niet wordt ontzien. Uiterlijk 23 december moet het
Figuur 1: S&P500 aandelenindex 1400
index
Figuur 2: Tienjaarsrente overheidsobligaties VS index
1400
6
%
%
6
5
5
4
4
3
3
2
2
1
1
1300
1300
1200
1200
1100
1100
1000
1000
0
0 06
07
08
09
10
11
Bron: Reuters EcoWin
Bron: S&P
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
31
Verenigde Staten Congres vervolgens stemmen over dit voorstel. Als het voorstel wordt verworpen, of als de commissie niet tot een voorstel komt, treden er automatische bezuinigingen ter waarde van $ 2.100 miljard in werking. Dit bezuinigingspakket was echter te mager voor S&P, dat van tevoren duidelijk had aangegeven dat $ 4.000 miljard nodig was om de overheidsschuld te stabiliseren. De kredietbeoordelaar vond het niet nodig het voorstel van de commissie in november af te wachten; dit zou namelijk nooit tot meer dan $ 2.400 miljard aan bezuinigingen leiden. Op 5 augustus verlaagde S&P als eerste grote kredietbeoordelaar de rating van Amerikaanse overheidsobligaties van AAA naar AA+. Hoewel het ministerie van Financiën wees op een rekenfout in de berekeningen van S&P, waardoor $ 2.000 miljard minder aan bezuinigingen nodig zou zijn, zette de kredietbeoordelaar door omdat de Amerikaanse schuldenlast ook na correctie van de rekenfout de komende tien jaar zou blijven oplopen. De twee andere grote kredietbeoordelaars, Moody’s en Fitch, handhaafden de hoogste rating (Aaa respectievelijk AAA) voor de VS. Moody’s plakte daar wel een ‘negative outlook’ aan vast, maar Fitch handhaafde de ‘stable outlook’. Het voorstel van de commissie in november en de stemming hierover in december zullen met belangstelling worden gevolgd door de kredietbeoordelaars. Nog steeds een veilige haven De afwaardering door S&P heeft er echter niet toe geleid dat beleggers Amerikaans overheidspapier links laten liggen. Integendeel, in de week na de afwaardering nam de tienjaarsrente met 30 basispunten af. De Amerikaanse markt voor overheidsobligaties wordt nog steeds als een veilige haven gezien. De meeste andere veilige havens, zoals Zwitserland en Singapore, zijn gewoon te klein om wereldwijde ‘safe haven flows’ te kunnen absorberen. Alleen Japan en Duitsland hebben tot op zekere hoogte voldoende diepte, maar Japan is al afgewaardeerd tot AA- en Duitsland (wel AAA) is minder veilig geworden door de
Figuur 3: Regionale bedrijfsenquêtes oostkust VS 60
index
index
Figuur 4: Werkloosheid VS 40
10
%
%
10
9
9
8
8
20
7
7
0
6
6
5
5
4
4
3
3
2
2
1
1
40 20 0
-20 -20 -40 -40
-60 06
07
08
09
10
Empire manufacturing index Philadelphia Fed index Richmond Fed manufacturing index
11
0
0 88
90
92
94
96
98
00
02
04
06
08
Bron: BLS, Reuters EcoWin
Bron: Federal Reserve Bank
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
32
Verenigde Staten schuldencrisis in de eurozone. Absolute veiligheid is er dus niet meer in de grotere veilige havens en beleggers op zoek naar relatieve veiligheid meren nog steeds aan in de VS. Vraaguitval uit China is ook niet waarschijnlijk. Hoewel de Chinese overheid zich kritisch uitlaat over de Amerikaanse overheidsfinanciën, zal zij Amerikaans papier blijven opkopen om haar beleid van exportgeleide groei te ondersteunen met een goedkope munt ten opzichte van de Amerikaanse dollar. Diversificatie van haar portefeuille aan buitenlandse reserves en appreciatie van de yuan zal slechts geleidelijk plaatsvinden. Toch kan het verlies van de AAA-rating op termijn wel tot een verminderde vraag naar Amerikaans overheidspapier leiden. Mandaten van institutionele beleggers geven vaak aan welk deel van de portefeuille in papier met de hoogste rating moet worden belegd. Op dit moment is er slechts één grote kredietbeoordelaar (S&P) die Amerika niet de hoogste rating geeft, maar als Moody’s en eventueel ook Fitch volgen, zouden deze beleggers gedwongen kunnen worden om Amerikaanse overheidsobligaties te verkopen. Angst voor een dubbele dip De afwaardering door S&P op 5 augustus kwam op een ongelukkig moment, want de markten waren toen al twee weken in mineur door de steeds verder om zich heen grijpende schuldencrisis in de eurozone en twijfels over het wereldwijde economische herstel, zie ook de bijdragen Eurozone en Blik op de wereld elders in dit Kwartaalbericht. Ook van een blik in de achteruitkijkspiegel werden beleggers niet vrolijk. Op 29 juli liet een grootschalige herziening van de Amerikaanse BBP-cijfers vanaf 2003 zien dat de economie in het eerste kwartaal van 2011 slechts met 0,4% was gegroeid, in plaats van de eerder gepubliceerde 1,9%. In feite zijn de Amerikanen in het eerste kwartaal ternauwernood aan economische krimp ontsnapt, zonder dat zij het wisten. Bovendien bleef de eerste schatting voor het tweede kwartaal steken op 1,3%, terwijl de markten op 1,8% hadden gerekend. Figuur 5: Inflatie en kerninflatie VS 6
% j-o-j
Figuur 6: Huizenprijzen VS % j-o-j
6
5
5
4
4
3
3
2
2
1
1
0
0
-1
-1
-2
-2
-3
-3 06
07 08 09 10 11 inflatie (incl. voedsel en energie) kerninflatie (excl. voedsel en energie)
Bron: BLS, Reuters EcoWin
September 2011
220
index
index
220
200
200
180
180
160
160
140
140
120
120
100
100 00
02 04 06 08 10 S&P Chase-Chiller Composite-20 huizenprijsindex
Bron: S&P, Reuters EcoWin
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
33
Verenigde Staten Het gevaar bestaat dat economische cijfers en marktsentiment een neerwaartse spiraal creëren. Sterke dalingen op de aandelenbeurzen tasten het vertrouwen van consumenten en producenten aan, waardoor zij minder besteden, investeren of mensen aannemen. Als dit leidt tot slechter dan verwachte economische cijfers,
Figuur 7: Consumentenvertrouwen VS 100
index
index
100
90
90
80
80
70
70
60
60
50
50
kan dit weer tot nieuwe dalingen in aandelenprijzen leiden. Deze neerwaartse spiraal kan bovendien worden versterkt door onrust over de overheidsschuldencrisis in de eurozone en daarmee samenhangend- oplopende spanningen in de bancaire sector. Ook de moeiza-
06
07
08
09
10
11
Bron: University of Michigan
me besluitvorming over de sanering van de Amerikaanse overheidsfinanciën draagt bij aan het negatieve sentiment. Uiteindelijk kan deze neerwaartse spiraal leiden tot een nieuwe recessie. Er is inmiddels al flinke schade aangericht: de eerste regionale bedrijfsenquêtes voor augustus wijzen op een krimpende industrie aan de oostkust en het consumen-
tenvertrouwen is gedaald tot het niveau van de recessie van 2008-2009. De Amerikaanse economie laat zich vergelijken met een vliegtuig dat steeds meer snelheid verliest. Als de snelheid van een vliegtuig onder een bepaald minimum (‘stall speed’) komt, stort het neer. Maar zelfs als het vliegtuig langs de boomtoppen scheert -zoals in ons basisscenario- en we een recessie weten te vermijden, gaat 2011 de boeken in als een slecht jaar. We verwachten dat de Amerikaanse economie in 2011 in dat geval per saldo met slechts 1,7% groeit, een fikse groeivertraging ten opzichte van 2010, toen we nog een hoopgevende 3,0% konden noteren. Als we verder vooruitkijken blijft het beeld somber. De onderliggende problemen in de economie zullen ook in 2012 niet verdwenen zijn. De federale overheid zal de komende tien jaar flink moeten bezuinigen om de schuldenlast op zijn minst te stabiliseren. Consumenten worstelen nog steeds met hun huishoudboekje en de werkloosheid neemt nauwelijks af, omdat de economie te traag groeit. Bovendien is het aanbodoverschot op de huizenmarkt nog lang niet weggewerkt. Daarom verwachten we ook in 2012 nog geen terugkeer naar de trendmatige groeisnelheid van 3,4% van vóór de recessie van 2008-2009. Amerika vliegt op één motor Zijn er nog mogelijkheden voor beleidsmakers om de economie te stimuleren? In principe kunnen overheden en centrale banken de conjunctuur bijsturen met begrotingsbeleid (overheidsuitgaven, belastingen) en monetair beleid (rente, geldhoeveelheid). Nu de Amerikaanse overheid onder vuur ligt van de kredietbeoordelaars, zijn de mogelijkheden voor de overheid om de economie te
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
34
Verenigde Staten stimuleren door begrotingspolitiek echter beperkt. Er zal de komende jaren flink moeten worden bezuinigd. Nieuwe stimuleringsmaatregelen zullen budgetneutraal moeten zijn. Dit betekent dat het vooral de centrale bank is die het herstel zal moeten ondersteunen met monetair beleid. Als we de vergelijking met een vlieg-
Tabel 1: Kerngegevens VS jaar op jaar mutatie in %
'10
'11
'12
Bruto binnenlands product
3,0
1½
2
Particuliere consumptie
2,0
2
1¾
Overheidsconsumptie
0,9
-2
0
Investeringen
2,6
5¼
5
Uitvoer goederen en diensten
11,3
7
6
Invoer goederen en diensten
12,5
5
3¾
Consumentenprijzen
1,7
3
2¼
Werkloosheid (%)
9,7
9
8¾
-10,6
-9¾
-8½
tuig doortrekken, kunnen we concluderen dat de Amerikaanse economie op één motor verder moet vliegen de komende jaren. Maar zelfs de opties van de Amerikaanse centrale bank zijn niet onuitputtelijk. Op 9 augustus maakte de Fed haar belofte om de beleidsrente extreem laag te houden al
Begrotingssaldo (% BBP)
Bron: Reuters EcoWin, Rabobank
explicieter met “tenminste tot medio 2013” in plaats van “voor langere tijd”. De markten hebben hun hoop nu vooral gevestigd op een derde ronde van kwantitatieve verruiming (QE3). Bernanke heeft aangegeven hiertoe
bereid te zijn als de economische vertraging langer duurt dan verwacht en het risico van deflatie terugkeert. De kerninflatie (exclusief voedsel en energie) steeg in juli echter tot 1,8%, terwijl de inflatie (inclusief voedsel en energie) onveranderd op 3,6% bleef. Daarmee lijkt deflatiegevaar op dit moment geen reden voor de Fed om opnieuw tot kwantitatieve verruiming over te gaan. Dit zou kunnen veranderen als de economie wegzakt in een tweede recessie. Mogelijkheden monetair beleid beperkt Daar komt nog bij dat de mogelijkheden van monetair beleid in de huidige situatie beperkt zijn: het verder omlaag brengen van de kapitaalmarktrente lijkt niet veel zoden aan de dijk te zetten; deze is immers al bijzonder laag en dus niet het werkelijke probleem voor de Amerikaanse economie. Allereerst is er een enorm aanbodoverschot op de huizenmarkt na het knappen van de zeepbel en zijn consumenten nog steeds bezig hun schuldenlast af te bouwen. Verder heeft de buitengewoon zware recessie een enorm gat geslagen in de werkgelegenheid, dat niet snel te dichten is. Bovendien moet de overheid haar financiën op orde zien te brengen de komende jaren. Het oplossen van deze problemen kost tijd en lage rentes kunnen het proces hooguit minder pijnlijk maken.
Philip Marey
[email protected]
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
35
China Groei vertraagt langzaam Hoewel de groei in de eerste helft van het jaar nog redelijk op peil bleef, is ook in China een groeivertraging aanstaande. Toch zal het land in het geval van een wereldwijde groeivertraging fungeren als een soort van groeianker. De overheid is er immers alles aan gelegen en heeft ook de middelen om de economische groei niet al te ver te laten vertragen omdat dit onrust onder de bevolking in de hand zou kunnen werken. Gedurende de afgelopen maanden lieten de economische beleidsontwikkelingen in China zien dat het lastig kan zijn om op het gebied van macro-economisch beleid de juiste balans te vinden. Om de bevolking tevreden te houden, streeft de Chinese overheid naar een continue reële inkomensgroei. Dit houdt in dat zowel een te sterk oplopende inflatie, die een drukkend effect heeft op reële inkomens, als een sterke groeivertraging moet worden voorkomen. Het vormgeven van macro-economisch beleid wordt zo een uitdaging. Een vertragende groei is immers wenselijk om de inflatie te beteugelen. De uitdaging is om dit gecontroleerd te laten verlopen. Geen eenduidig overheidsbeleid In de praktijk leidt dit ertoe dat de overheid geen eenduidig beleid voert. Zo wordt sinds de tweede helft van vorig jaar het monetaire beleid verkrapt door verhogingen van de beleidsrente en de reservevereisten voor banken, om de stijgende inflatie tegen te gaan. Haaks op dit beleid staat het wisselkoersbeleid, waarbij de centrale bank nog steeds in de markt intervenieert om de koers van de yuan op een kunstmatig laag niveau te houden ten faveure van de prijsconcurrentiepositie, getuige de alsmaar groeiende hoeveelheid buitenlandse reserves. Ook pompt de centrale bank regelmatig geld in de markt op het moment dat er bij banken liquiditeitsproblemen dreigen te ontstaan die de kredietverlening, vooral aan het midden- en kleinbedrijf, te veel beperken. Zo ondermijnt de overheid echter wel haar eigen inflatiebeleid om al te negatieve effecten hiervan op de economie te corrigeren. Ook op andere gebieden probeert de overheid negatieve effecten van het groeiremmende inflatiebeleid tegen te gaan. Begin 2010 begon zij met het afkoelen van de huizenmarkt. Aankooprestricties en strengere regelgeving voor hypotheekverstrekking werden ingevoerd nog voordat men begon met het verkrappen van het monetaire beleid. De overheid vreesde dat onder andere de bouwsector hierdoor hard zou worden geraakt. Om de negatieve gevolgen te beperken, is tegelijkertijd een groot investeringsprogramma voor de bouw van betaalbare huisvesting opgestart. Van het totale vloeroppervlak dat momenteel in aanbouw is, is naar schatting ongeveer 25% hieraan toe te schrijven. Aan de ene kant werkt dit beleid goed. Huizenprijzen stijgen minder snel dan voorheen en ook de bouwsector is erbij gebaat. Ook heeft het overheidsbeleid ertoe bijgedragen dat de investeringsgroei in de eerste helft van het jaar op peil is gebleven en ook de industrie een positieve stimulans kreeg. De overheid werd zodoende steeds meer de stuwende kracht achter de Chinese economie.
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
36
China Groeiremmend inflatiebeleid Aan de andere kant staat deze ondersteuning van de economie weer in contrast met het groeiremmende inflatiebeleid. In de eerste zeven maanden van 2011 liep de inflatie op naar 6,5% in juli. Hardnekkig stijgende voedselprijzen bleven
Figuur 1: Economische groei vertraagt
echter wel de belangrijkste factor achter de
% j-o-j
% j-o-j
14
14
toenemende inflatie (zie figuur 2). In vergelij-
12
king met dezelfde periode een jaar eerder
10
vertraagde de groei slechts langzaam naar
8
8
9,5% in het tweede kwartaal van dit jaar, ten
6
6
opzichte van 9,7% in het eerste kwartaal (zie
4
4
2
2
0
0
12
Voorspellingen
10
08
09
10
figuur 1). Het over het algemeen groeiremmende overheidsbeleid en de verwachte zwakke groei in
11
het buitenland zullen de groei in China in de
Reële BPB groei
tweede helft van het jaar verder vertragen. De
Bron: EIU
vooruitzichten verslechterden in juli. Zo vertraagde de groei van de industriële productie, in juni nog 15,1% in vergelijking met dezelfde periode in 2010, in juli naar 14% en ook de groei van de detailhandelsverkopen daalde van 17,9% naar 17,2% in dezelfde periode. De inkoopmanagersindex voor de maakindustrie (zie figuur 3) van juli gaf aan dat de productiegroei en de inflatie de komende maanden naar verwachting zullen afnemen. Ook was er weinig vertrouwen in de vraag vanuit het buitenland; de nieuwe exportorderscomponent in de index lag op het laagste niveau in zeventien maanden. Er was wel een lichtpuntje zichtbaar: inkoopmanagers waren weer iets positiever gestemd over het totale aantal nieuwe orders, wat aangeeft dat de binnenlandse vraag in China naar verwachting toe zal nemen. Dit vangt de wegvallende vraag vanuit het buitenland enigszins op. Op dit moment verwachten we dat de jaar-op-jaargroei verder zal Figuur 2: Inflatie blijft stijgen in eerste kwartaal
Figuur 3: Inkoopmanagers negatiever
% j-o-j
% j-o-j
15
15
10
10
5
5
0
0
index
index
60 55
55
50
50
45
45
40
-5 01-09
07-09
01-10
consumentenprijzen (gemiddeld)
07-10
01-11
-5 07-11
40 07-10
10-10
01-11
04-11
07-11
inkoopmanagers index maakindustrie nieuwe orders component nieuwe exportorders component productie component
kerninflatie (excl. voedsel en energie)
voedselprijzen
Bron: NBS China, Reuters EcoWin
Bron: Reuters EcoWin
September 2011
60
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
37
China vertragen naar ongeveer 9% in het derde kwartaal en rond de 8% in het laatste kwartaal van 2011 (zie figuur 1). Stimuleringsbereidheid is groot Als gevolg van de lagere mondiale groei-
Figuur 4: Overheidsfinanciën op orde % van het BBP
% van het BBP
vooruitzichten is het denkbaar dat de bui-
2,5
tenlandse vraag naar Chinese producten
15
1,5
sterker afneemt dan eerder verwacht. Wan-
5
0,5
-5
-0,5
-15
-1,5
-25
-2,5
25
06
07
08
Overheidsschuld (l-as)
09
10
11e
Begrotingsbalans (r-as)
neer de groei in China hierdoor wordt geraakt, en de inflatie afneemt, zal de beleidsfocus van de overheid waarschijnlijk verschuiven. Een verruiming van het monetaire beleid, het opnieuw op laten lopen van het tekort op de overheidsbegroting en een ommekeer in de appreciërende trend van de yuan zullen hiervan de eerste uitingen zijn. Mocht dit onvoldoende blijken, dan zullen verdere stimule-
Bron: EIU
ringsmaatregelen worden genomen om de economische groei op een voor de Chinese overheid acceptabel niveau te houden. Met een politieke machtswisseling op het hoogste niveau aanstaande in 2012 en 2013, die vanuit het gezichtspunt van de overheid koste wat kost soepel moet verlopen, is de stimuleringsbereidheid van de overheid in het geval van een tegenvallende groei op het moment groot. De centrale overheid heeft haar financiën op orde. De schuld van de centrale overheid is met ongeveer 16% van het BBP internationaal gezien laag. Het begrotingstekort zou daarom zonder problemen kunnen toenemen van het huidige niveau van rond de 1,7% van het BBP (zie figuur 4). China heeft op het moment dus nog voldoende financiële ruimte voor een dergelijke stimulans. Groeianker bij vertragende wereldeconomie Hoewel de primaire doelstelling van de Chinese overheid -een stabiele groei van reële inkomens- het vormgeven van macro-economisch beleid lastig maakt, zorgt deze er wel voor dat China bij een wereldwijde groeivertraging als een soort van groeianker fungeert. Een aanhoudende groei in China zal in dat geval een positieve impuls geven aan de economische groei in het buitenland doordat ook de vraag naar buitenlandse producten vanuit China aanhoudt. Het effect hiervan moeten we echter niet overschatten. Grondstofexporterende landen hebben het meeste baat bij een doorgroeiende Chinese economie, Westerse economieën aanzienlijk minder. Wel zal een relatief stabiel doorgroeiend China, net als in 2009 ook het geval was, een positief effect hebben op het economisch vertrouwen wereldwijd. Voor China zelf zou een dergelijke stimulans naast voordelen op de korte termijn ook nadelen kennen. Een nieuw groot stimuleringspakket zal de uitdagingen voor de Chinese economie op de lange termijn nog groter maken dan ze nu al zijn. Erwin Blaauw
[email protected]
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
38
Japan Economische activiteit herstelt De economie van Japan begon 2011 zoals 2010 was geëindigd: met een zwakke ondertoon. Natuurlijk, Japan werd medio maart geraakt door een zeer krachtige aardbeving die tot een verwoestende tsunami, nucleaire ramp en economische zwakte leidde. De economie ontwikkelde zich echter ook vóór de aardbeving al zwak. In het vierde kwartaal van 2010 was er sprake van een krimp van 0,6% op kwartaalbasis (k-o-k) en door de krimp in het eerste kwartaal van 2011 bevond de economie zich in recessie. Het tweede kwartaal van dit jaar resulteerde in nog eens 0,3% k-o-k krimp toen de volledige effecten van de aardbeving voelbaar werden met ernstige productieverstoringen in veel sectoren. We zijn inmiddels flink gevorderd in het derde kwartaal en er zijn duidelijke tekenen dat de Japanse economie weer groeit. Als gevolg van de aardbeving was de industriële productie in maart op maandbasis met 15,5% teruggevallen, de grootste maandelijkse teruggang sinds (ten minste) de jaren vijftig van de vorige eeuw. Sindsdien is meer dan de helft van die daling weer goedgemaakt en wordt op een verder herstel gerekend. Dit leidt ook tot een langzame verbetering van de handelsbalans. Na handelsoverschotten in elke maand sinds april 2009 sloeg de handelsbalans in april dit jaar om in een tekort doordat de uitvoer scherp daalde. Het tekort in april bedroeg ¥ 432,3 miljard, maar nam af tot ¥ 131 miljard in juli doordat productie en export herstelden. De lopende rekening bleef overigens overschotten vertonen, ondanks de zwakte op de handelsbalans; Japan geniet namelijk een constante stroom netto-inkomsten op buitenlandse beleggingen. De detailhandelbestedingen tonen nog meer veerkracht. In maart daalden deze op maandbasis met 7,6%, maar sindsdien zijn ze alweer met 9,7% toegenomen. Een enquête onder economisch analisten bevestigt het beeld van een snel herstel. De toekomstgerichte component van deze indicator steeg in juli tot 52,6, het hoogste cijfer sinds april 2006 en duidelijk boven het niveau van 48,4 in februari van dit jaar (vóór de aardbeving). De veerkracht van de consumentenbestedingen is een verrassing voor de Japanse economie en draagt bij aan de opwaartse bijstelling van onze prognose voor de economische
Figuur 1: Terug in recessie 7
Figuur 2: Industriële productie herstelt snel
% j-o-j
% j-o-j
5 3 1 -1 -3 -5
6
06
07
08
Consumptie (l-as)
09
10
11
% m-o-m
6
4
4
4
2
2
2
0
0
0
-2
-2
-2
-4
-4
-4
-6
-6
-6
-8
-8
-8
-10
-7
% m -o-m
6
-10
-10 07
08
09
10
11
Industriële productie
BNP (r-as)
Bron: Reuters EcoWin
Bron: Reuters EcoWin
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
39
Japan groei in 2011 tot –½% ten opzichte van de eerdere verwachting van –1%. De overheid is inmiddels doorgegaan met datgene waar regeringen overal ter wereld in uitblinken: het uitgeven van het geld van anderen. De overheidsconsumptie steeg in het tweede kwartaal van dit jaar met 0,5% k-o-k. Er is veel aandacht voor
Tabel 1. Kerngegevens Japan
de houdbaarheid van de Japanse financiële
jaar op jaar mutatie in %
'10
'11
'12
Bruto binnenlands product
4,0
-½
2
gestegen tot 220% van het BBP. Een terrein
Particuliere consumptie
1,9
-½
1¾
Overheidsconsumptie
2,3
2¼
1¾
waar de overheid de uitgaven heeft beperkt
Investeringen
1,0
¼
2¼
Uitvoer goederen en diensten
24,1
4½
8¼
Invoer goederen en diensten
9,8
11
10½
Consumentenprijzen
-0,7
0
¼
Werkloosheid (%)
5,1
4¾
4¼
Begrotingssaldo (% BBP)
-9,5
-10
-8½
huishouding nu de bruto overheidsschuld is
om de toename van de overheidsschuld af te remmen, betreft de investeringen. De overheidsinvesteringen daalden vijf achtereenvolgende kwartalen, maar stegen weer in
Bron: Reuters EcoWin, Rabobank
het tweede kwartaal van dit jaar. Tegen de achtergrond van de verwoestingen van de aardbeving is dat begrijpelijk en zou deze stijging ook nog één of twee kwartalen kunnen aanhouden.
Geen sterk leiderschap Helaas is er nog steeds geen sprake van sterk leiderschap in Japan. Premier Naoto Kan ondervond een verdere daling in zijn populariteit na de aardbeving en is inmiddels teruggetreden nadat er over een aantal belangrijke beleidsplannen was gestemd. De nieuwe leider staat voor de ontmoedigende uitdaging om kiezers te overtuigen van de noodzaak tot bezuiniging en de steun van de kiezers te behouden wanneer het beleid wordt verkrapt. De status van Japan als land met hoge besparingen maakt consolidatie minder urgent dan in sommige andere ontwikkelde economieën die van het buitenland afhankelijk zijn voor de financiering van de overheidsschuld. Japanse overheidsobligaties zijn nog steeds in trek bij beleggers, aangezien zij alom worden beschouwd als een veilige haven. Niettemin wordt de noodzaak tot aanpak van de overheidsfinanciën met het verstrijken van de tijd en het oplopen van de tekorten steeds groter. De demografische uitdaging van Japan, met een snel verouderende bevolking die in toenemende mate een beroep zal doen op besparingen in plaats van daaraan bij te dragen, voegt daar een extra dimensie aan toe. Op 24 augustus verlaagde Moody’s de rating van de Japanse overheid met één stap tot Aa3; een signaal aan de regering dat er moeilijke beslissingen moeten worden genomen. Op dit moment is de groei grotendeels het resultaat van het eenmalige herstel, nu de verloren productie wordt ingehaald, en wij verwachten dat de groei in de loop van volgend jaar afzwakt. Wij gaan ervan uit dat de economie in 2012 op jaarbasis met 2% zal groeien. De buitenlandse handel gaat een kleinere bijdrage aan de groei leveren. De sterke yen als gevolg van het instromende kapitaal dat op zoek is naar een veilige haven, bemoeilijkt namelijk geleidelijk de export. Adrian Foster
[email protected]
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
40
Emerging markets monitor Twin deficit, dubbel probleem? De afgelopen jaren is het aantal landen met een twin deficit –een tekort op de begroting en op de lopende rekening van de betalingsbalans– aanzienlijk toegenomen. Een twin deficit is een waardevolle indicator voor problemen, aangezien deze tekorten de kwetsbaarheid van een Figuur 1: Het aantal dubbele tekorten neemt toe aantal dubbele tekorten
aantal dubbele tekorten
120
economie voor schokken vergroten. Hoewel het verband tussen de tekorten niet sterk is,
120
kunnen overheden zich tot op zekere hoogte
100
toch inspannen om beide in evenwicht te
80
80
brengen.
60
60
40
40
Het probleem van tekorten
20
20
Het uitgangspunt is eenvoudig: als je aan één
100
0
0 06 07 08 MONA Centraal Europa en CIS Sub-Sahara Afrika
09
10
11
Azië Latijns Amerika Industrielanden
Bron: Reuters EcoWin, Rabobank
kant een tekort hebt, moet je aan de andere kant een overschot hebben. Een tekort op de begroting dwingt de overheid te lenen op de kapitaalmarkt. Een tekort op de lopende rekening benodigt kapitaalinvoer om dat tekort te compenseren. Dit kan de vorm aannemen van een instroom van investeringen of van schuld.
De tekorten vergroten daardoor de kwetsbaarheid van een land voor bewegingen op de (internationale) kapitaalmarkten. Wanneer we het begrotingstekort als uitgangspunt nemen: als de regering geld leent op de lokale kapitaalmarkt, vermindert dat de beschikbaarheid van kapitaal voor de private sector. Anderzijds, als de overheid op de internationale kapitaalmarkt leent, is zij mogelijk niet in staat om financiering in de eigen valuta te verkrijgen. In dit geval zal de houdbaarheid van de overheidsschuld afhankelijk worden van de kracht van de lokale munt. Hier zien wij nog een kwetsbaarheid die het gevolg is van een twin deficit. Een tekort op de lopende rekening zal leiden tot druk op de koers van de lokale munt. In een systeem van vrije wisselkoersen betekent dit, dat de schuldenlast van de overheid toeneemt. In een situatie van vaste wisselkoersen zal de deviezenreserve worden ingezet om de eigen munt te verdedigen. Na verloop van tijd zal het voortbestaan van een twin deficit leiden tot een schoksgewijze devaluatie van de munt, als de deviezenreserve uitgeput raakt. Indien de overheidsschuld in vreemde valuta luidt, is een dergelijke devaluatie extra pijnlijk. Het effect van de mondiale crisis De mondiale crisis heeft in veel landen een twin deficit veroorzaakt. Enerzijds dwong de economische crisis regeringen om kostbare steun- en stimuleringsmaatregelen door te voeren. Anderzijds had de lagere vraag naar goederen vanuit de geïndustrialiseerde landen een negatief effect op de lopende rekening van landen die zwaar leunden op exporten naar de Europese Unie (EU) en de Verenigde Staten (VS). Dientengevolge steeg tussen 2006 en 2009 het aantal landen met een twin deficit van 72 naar 110 (van de 168 onderzochte landen).
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
41
Emerging markets monitor Het grotere aantal landen met een twin deficit is vooral het gevolg van een sterke stijging van het aantal landen met een begrotingstekort. In 2006 waren er slechts negentig landen met een begrotingstekort, in 2009 was dit aantal toegenomen tot 148. Bovendien steeg het gewogen gemiddelde van de begrotingssaldi van -1% van het BBP in 2006 tot -7% van het BBP in 2009. Daarentegen was het effect van de mondiale crisis op de lopende rekeningen van de landen veel minder uitgesproken. Tussen 2006 en 2009 steeg het aantal landen met een tekort op de lopende rekening van 104 tot 117, terwijl het gewogen niveau van de tekorten op de lopende rekening afnam van 5% van het BBP in 2006 tot 3% van het BBP in 2009. Deze cijfers weerspiegelen het feit dat de meeste landen een daling van zowel de export als de import kenden, een illustratie van de algehele neergang van de wereldhandel. De meest kwetsbare landen In deze moeilijke tijden lijken drie groepen landen het meest kwetsbaar voor de gevolgen van een twin deficit. De eerste groep bestaat uit landen die vóór de crisis al een relatief hoog en aanhoudend tekort op de lopende rekening, de begroting of beide hadden. Deze groep was minder goed in staat de plotselinge daling in de buitenlandse vraag of de snelle stijging van de overheidsuitgaven op te vangen. Hogere schuldenniveaus en/of de grotere afhankelijkheid van de instroom van buitenlands kapitaal om het tekort op de lopende rekening te financieren, maken deze landen bijzonder kwetsbaar. Een goed voorbeeld vormen de landen in Centraal- en Oost-Europa. In 2006 hadden alle 21 onderzochte landen in deze regio een tekort op de lopende rekening, terwijl vijftien landen een twin deficit hadden. Bovendien beschikten deze landen nauwelijks over een vangnet vanwege de hoge buitenlandse en overheidsschulden. Bijvoorbeeld in Hongarije leidden overmatige overheidsuitgaven in de groeiperiode vóór de crisis tot een overheidsschuld van meer dan 60% van het BBP, terwijl een aanhoudend tekort op de lopende rekening tot een netto buitenlandse schuld van bijna 100% van het BBP leidde (in 2006). Hierdoor was het land zeer kwetsbaar voor plotselinge schokken in het marktsentiment en werd het al in 2008 gedwongen € 20 milFiguur 3: Gewogen tekorten op de lopende rekening
Figuur 2: Gewogen begrotingstekorten begrotingssaldo/BBP (%)
begrotingssaldo/BBP
50
50
40
40 2006
30
2009
20
10
10 0
‐10
‐10
‐20
‐20
‐30 ‐30 Azië
30
20
0
‐50
‐10
10
Centraal Europa en CIS
(%)
30
Latijns Amerika
Bron: Reuters EcoWin, Rabobank
September 2011
‐30
50 MONA
SSA
‐50
IC
Azië
‐30 ‐10 Centraal Europa en CIS
10 30 Latijns Amerika MONA
50 SSA
Bron: Reuters EcoWin, Rabobank
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
42
IC
Emerging markets monitor jard aan noodsteun te vragen aan het IMF, de EU en de Wereldbank. In Azië begonnen sommige landen ook met een tekort op de begroting, dat in de loop van de crisis verder toenam. De meest opmerkelijke voorbeelden zijn India, Laos, Pakistan en Sri Lanka. Niettemin is deze ontwikkeling veel minder zorgwekkend, aangezien
Figuur 4: Centraal-Europa
de meeste Aziatische landen grote overschot-
begrotingssaldo /BBP (%)
4
ten of slechts beperkte tekorten hebben op hun lopende rekening.
2 TR
De tweede groep betreft landen die na de cri-
0
sis worstelen met het terugbrengen van hun uitgaven en moeite hebben terug te keren
TR -2 CZ
Grootte van de bellen = BBP
naar een prudentieel macro-economisch
PL PL -4
beleid. Vooral in Latijns-Amerika zien we een
CZ
sterke en aanhoudende stijging van het aantal
-6 -20
-15
-10
-5
2006
0
5
2009
Bron: Reuters EcoWin, Rabobank
landen met een begrotingstekort. Vóór de mondiale crisis, in 2006, waren er achttien landen met een begrotingstekort, maar in 2009 was dit aantal gestegen tot 26 (van de 27 onderzochte landen). Belangrijker is dat wij
verwachten dat alle 27 overheden in 2011 een tekort zullen hebben. Het meest sprekende voorbeeld is Costa Rica. Het begrotingssaldo van dit land verslechterde van een overschot van 6% van het BBP in 2006 tot een verwacht tekort van 7% van het BBP in 2011. Deze getallen onderstrepen de terughoudendheid van overheden om impopulaire maatregelen te nemen en de fiscale stimuleringsprogramma’s af te bouwen. En aangezien veel landen bovendien al een tekort op de lopende rekening hebben, zal het aantal landen in Latijns-Amerika met een twin deficit naar verwachting toenemen van vijftien in 2006 tot 22 in 2011. De laatste groep bestaat uit de minst ontwikkelde landen die te lijden hadden van de dalende buitenlandse hulp en geldzendingen tijdens de crisis. Vooral in Sub-Sahara Afrika zijn veel landen sterk afhankelijk van buitenlandse hulp, die vaak meer dan 50% van de overheidsbegroting uitmaakt. Doordat er in hulpprogramma’s werd gesneden, steeg het aantal Afrikaanse landen met begrotingstekorten van 22 in 2006 tot 37 in 2010. Zelfs vóór de crisis hadden veel van deze landen al grote tekorten op hun lopende rekening. Dientengevolge steeg het aantal Sub-Sahara Afrikaanse landen met een twin deficit van twintig in 2006 tot naar verwachting 34 in 2011 (van de 43 onderzochte landen). Alles bij elkaar een zorgwekkend beeld. Niet altijd reden voor paniek Een tekort op de lopende rekening of de begroting is geen directe reden voor paniek. Landen die een gezond macro-economisch beleid voeren, zijn in het algemeen in staat een periode van economische krimp het hoofd te bieden. In die gevallen wordt een tekort gezien als het gevolg van verstandig anticyclisch beleid. De Chileense regering staat bijvoorbeeld bekend om haar vermogen om
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
43
Emerging markets monitor de uitgaven te verminderen in goede jaren, terwijl het de uitgaven verhoogt in moeilijke tijden. Om deze reden werden de begrotingstekorten van dit land in 2008 en 2009 niet als zorgwekkend beschouwd, zelfs terwijl deze samenvielen met een (klein) tekort op de lopende rekening. Evenzeer zouden landen die overwegend overschotten hebben op hun lopende rekening, zoals de meeste olie-exporterende landen, in staat moeten zijn om een tijdelijke daling van de vraag op te vangen. Zelfs een twin deficit is niet zonder meer een probleem, indien de import en/of overheidsbestedingen worden geïnvesteerd in projecten met hoge rendementen. Panama is daar een voorbeeld van. Gezien de omvang van de Panamese economie is het effect op de begroting van het miljarden kostende project om het Panamakanaal te verbreden enorm. Bovendien leidt het feit dat buitenlandse aannemers worden ingezet en buitenlandse goederen bij de uitvoering noodzakelijk zijn tot een tekort op de lopende rekening. Het verbrede Panamakanaal zal naar verwachting de internationale inkomsten op lange termijn verhogen, waardoor het land in staat zal zijn om zowel de overheidsschuld te reduceren als de lopende rekening weer positief te krijgen. Het is dus van belang om, bij het beoordelen van de vraag of een twin deficit houdbaar is, ook de winstgevendheid van investeringen te analyseren. Helaas lijkt Panama een eenzame uitzondering. Wat kan er worden gedaan? De signalen van een twin deficit zijn onheilspellend. Zij wijzen op een toegenomen kwetsbaarheid voor toekomstige schokken in veel van de onderzochte opkomende economieën. Gelukkig kunnen regeringen een actieve rol spelen bij het elimineren van deze kwetsbaarheden. Een recente IMF-studie toont aan dat het gemiddelde effect van een reductie van het begrotingstekort met een dollar leidt tot een verbetering van de lopende rekening van gemiddeld 34 cent. Regeringen zijn daarom in staat om de zaken (deels) in eigen hand te nemen. Wij dringen er bij hen op aan dat snel te doen. Figuur 5: Latijns-Amerika begrotingssaldo/BBP
10
Grootte van de bellen = BBP
Figuur 6: Azië begrotingssaldo/BBP (%)
(%)
10 5
6
0
2 MX -2 BR BR MX -6
-5 -10
-5 2006
Grootte van de bellen = BBP
-15
-10 -15
CN CN
5
2009
15
Bron: Reuters EcoWin, Rabobank
-20
0 2006
10
20 2009
30
40
Bron: Reuters EcoWin, Rabobank
Anouk Ruhaak
[email protected]
September 2011
-10
Jeroen van IJzerloo
[email protected]
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
44
Economische kerngegevens Internationale kerngegevens* BBP-volumemutatie in %
2010
2011
2012
Verenigde Staten
3,0
1½
2
EMU
1,8
1¾
1½
Verenigd Koninkrijk
1,4
1¼
1½
Japan
4,0
-½
2
2010
2011
2012
Kerngegevens Nederland Jaar-op-jaar volumemutatie in % BBP
1,8
1¾
1
Particuliere consumptie
0,4
0
0
Overheidsconsumptie
1,5
½
-¾
Bruto investeringen
-4,7
7
2¾
Uitvoer van goederen en diensten
10,9
6¼
4¼
Invoer van goederen en diensten
10,5
6½
3
1,3
2¼
2
Inflatie (%) Werkloosheid (% beroepsbevolking)
5,5
5
5¼
Begrotingssaldo overheid (%-BBP)
-5,4
-3½
-2½
Overheidsschuld (%-BBP)
62,8
64
64¾
5 september 2011
+3m**
+12m**
Geldmarktrente 3-maands (%)*
Verenigde Staten
0,33
0,33
0,33
EMU
1,54
1,50
1,71
Verenigd Koninkrijk
0,89
0,97
1,00
Japan
0,19
0,25
0,27
5 september 2011
+3m**
+12m**
Swaprente 10-jaars (%)*
Verenigde Staten
2,38
2,59
3,06
EMU
2,80
2,70
3,30
Verenigd Koninkrijk
2,89
3,10
3,84
Japan
1,06
1,08
1,30
5 september 2011
+3m**
+12m**
1,41
1,39
1,48
0,87
0,85
0,85
108,5
110
123
Wisselkoers ten opzichte van euro*
Verenigde Staten Verenigd Koninkrijk Japan *
Voorspellingen afkomstig van Financial Markets Research, Rabobank International
** Prognoses over 3 respectievelijk 12 maanden
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
45
September 2011
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
46
Colofon Het Economisch Kwartaalbericht is een uitgave van het Directoraat Kennis en Economisch Onderzoek van Rabobank Nederland en kwam mede tot stand in samenwerking met Financial Markets Research van Rabobank International. De in deze publicatie gepresenteerde visie is mede gebaseerd op gegevens uit door ons betrouwbaar geachte bronnen, waaronder Reuters EcoWin. Deze bronnen zijn op zorgvuldige wijze in onze analyses verwerkt. De economische groeivoorspellingen zijn gegenereerd met behulp van het werelddekkende econometrische structuurmodel NiGEM. Overname van de inhoud met bronvermelding is toegestaan. Het Directoraat aanvaardt echter geen enkele aansprakelijkheid voor het geval dat de in deze publicatie neergelegde gegevens of prognoses onjuistheden bevatten. Gebruikte afkortingen bronnen: BIS: Bank for International Settlements, CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek, CPB: Centraal PlanBureau, EIU: Economist Intelligence Unit, IMF: Internationaal Monetair Fonds, NIESR: National Institute of Economic Social Research, OESO: Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, S&P: Standard & Poor’s, VOA: Voedsel en Agrarische Organisatie (van de VN), VN: Verenigde Naties. Gebruikte afkortingen landen: AT: Oostenrijk, AU: Australië, BE: België, CA: Canada, CH: Zwitserland, DE: Duitsland, DK: Denemarken, EMU: Europese Monetaire Unie, ES: Spanje, FI: Finland, FR: Frankrijk, GB: Verenigd Koninkrijk, GR: Griekenland, IE: Ierland, IS: IJsland, IT: Italië, JP: Japan, LU: Luxemburg, NL: Nederland, NO: Noorwegen, NZ: Nieuw Zeeland, PT: Portugal, SE: Zweden, SG: Singapore, TR: Turkije, US: Verenigde Staten. Deze informatie kunt u ontvangen door een mail te sturen naar ‘
[email protected]’ onder vermelding van ‘KEO Kennismail’. Hierdoor wordt u op de verzendlijst geplaatst van de gratis digitale nieuwsbrief van Kennis en Economisch Onderzoek die tenminste eens per maand uitkomt. In deze nieuwsbrief zijn links te vinden naar het Economisch Kwartaalbericht, maar ook naar alle andere publicaties van onze medewerkers. Deze studies zijn tevens te vinden op onze website: www.rabobank.com/economie en op www.rabotransact.com. Voor overige informatie kunt u bellen met Kennis en Economisch Onderzoek via tel. 030 - 2162666. U kunt ons ook bereiken op het volgende e-mailadres: ‘
[email protected]’. Eindredactie: Wim Boonstra, hoofd Kennis en Economisch Onderzoek Hans Stegeman, hoofd Nationaal Macro Economisch Onderzoek Allard Bruinshoofd, hoofd Internationaal Macro Economisch Onderzoek Redactie: Enrico Versteegh Productiecoördinatie: Christel Frentz Graphics: Selma Heijnekamp, Roy de Haan Print: GrafiPrint B.V. Eindhoven
© 2011 - Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank B.A., Nederland
KEO op internet www.rabobank.com/economie www.rabotransact.com Postadres Rabobank Nederland, KEO (UEL A.00.02) Postbus 17100 3500 HG Utrecht Bezoekadres Rabobank Nederland Eendrachtlaan 10 3526 LB Utrecht