Ecologische Monitoring Project Randwijkse Waarden 2014
November 2014 Onderzoek in opdracht van Dekker Grondstoffen
1
Colofon Kurstjens Ecologisch adviesbureau Gijs Kurstjens Rijksstraatweg 213 6573 CS BEEK-UBBERGEN tel/fax. 024-3223180 mob. 06-38304148 email:
[email protected] rapport 2014.04 trefwoorden: flora, fauna, monitoring, Randwijkse Waarden, Heteren, Neder-Rijn © copyright 2014. Kurstjens, Ecologisch adviesbureau. Met duidelijke bronvermelding mag alles uit dit rapport worden overgenomen.
2
Ecologische Monitoring Project Randwijkse Waarden 2014
Gijs Kurstjens m.m.v. Vincent de Jong (vissen, vleermuizen)
November 2014
Onderzoek in opdracht van Dekker Grondstoffen
3
4
Inhoudsopgave 1 Inleiding
7
2 Methode veldonderzoek 2.1 Inleiding 2.2 Methodiek per soort(groep) 2.3 Gegevensverwerking/ literatuuronderzoek
9 9 9 11
3 Resultaten monitoring 3.1 Inleiding 3.2 Planten 3.3 Zoogdieren 3.3.1 Bever 3.3.2 Vleermuizen 3.4 Broedvogels 3.5 Amfibieën 3.6 Vissen 3.7 Rivierrombout en overige insecten 3.8 Conclusies beschermde soorten
12 12 12 14 14 15 16 17 17 18 18
4 Natuurtoetsing 4.1 Inleiding 4.2 Consequenties voor het ecologisch werkplan 4.3 Conclusie
19 19 19 20
Dankwoord
21
Literatuur
22
Bijlagen GPS- coördinaten bijzondere flora en fauna
5
Figuur 1. Inrichtingsplan Randwijkse Waarden bij Heteren.
Figuur 2. Onderzoekgebied (rode contour).
6
1 Inleiding
Dekker Grondstoffen is van plan om medio 2014 te starten met de uitvoering van het project Randwijkse Waarden bij Heteren aan de Neder-Rijn. De zandplas wordt westwaarts vergroot met de ambitie om het landschap te versterken, de recreatieve mogelijkheden te verbeteren en nieuwe natuur te ontwikkelen (zie figuur 1). Conform het opgestelde ecologisch werkplan in het kader van de gedragscode Zorgvuldig Winnen is er behoefte aan een actualisatie van het in 2010 uitgevoerde natuuronderzoek op basis van literatuur- en archiefonderzoek (Rademakers, 2010), mede met het oog op het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet. Het accent dient daarbij te liggen op de beschermde soorten uit de checklist van het ecologisch werkprotocol (Rademakers, 2013). Deze rapportage heeft betrekking op het natuuronderzoek in 2014 binnen het projectgebied van ca. 92 ha (figuur 2). Dekker heeft de intentie om de natuurontwikkeling om de drie jaar te monitoren. Leeswijzer In hoofdstuk 2 is de bij het veldonderzoek gehanteerde methodiek per soortgroep en per beschermd habitat besproken. De resultaten van de inventarisatie in 2014 worden vervolgens in hoofdstuk 3 weergegeven. In hoofdstuk 4 wordt de natuurtoets geactualiseerd op basis van de gegevens uit dit onderzoek. Per soort/ soortgroep worden de eventuele consequenties van de uitvoering van het project besproken.
7
Poel met knotwilgen die t.z.t. zal verdwijnen.
Speciale aandacht is in 2014 besteed aan de inventarisatie van beverterritoria en de ligging van vaste verblijfplaatsen zoals burchten en holen in de ruime omgeving.
8
2 Methode veldonderzoek
2.1 Inleiding Op grond van het uitgevoerde literatuuronderzoek/ natuurtoets in 2010, het ecologisch werkplan uit 2013, het bestaande inrichtingsplan en het op 6 maart 2014 gebrachte veldbezoek is in 2014 ecologisch onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van de volgende soort(groep)en in het onderzoeksgebied: -
-
-
-
Beschermde en bedreigde flora (lijst Rijn in Beeld), met focus op oeverwalzone en talud steenfabrieksterrein met speciale aandacht voor de tabel 2 soort Wilde marjolein conform het werkplan. Tevens aandacht voor Rivierrombout (streng beschermde libel van tabel 3 van de FF-wet) in deze zone. Burchten/holen van bever. Vestiging is overigens wel te verwachten op vrij korte termijn vanuit nabijgelegen locaties. Daarom wordt conform werkplan eenmaal de ruime omgeving verkend om de 0-situatie vast te leggen (de uiterwaarden aan weerskanten van de Neder-Rijn tussen Lexkesveer en A50). Veldinspectie van bomen met potentiele vaste verblijfplaatsen van vleermuizen en op grond daarvan evt. inventarisatie van vleermuizen ter verkrijging van actueel overzicht van deze soortgroep. Broedvogels met vaste verblijfplaatsen, kolonie- en holenbroeders met speciale aandacht voor Steenuil, Oeverzwaluw en IJsvogel. Bemonstering van bestaande poelen (waarvan de grootste zal worden afgegraven) op algemene amfibieën en vissen. Afhankelijk van de waterstand ook bemonstering van ondiepe laagtes in oude kleiputten ten westen van zandplas ter hoogte van dorp Heteren (met oog op Rugstreeppad).
2.2 Methodiek per soort(groep) Het onderzoek is uitgevoerd conform de gestandaardiseerde methode die voldoen aan de eisen van PGO’s (vleermuisprotocol, soortenstandaard Rugstreeppad, flora-onderzoek conform methodiek Rijn in Beeld). Flora Alle groeiplaatsen van planten van de lijst Rijn in Beeld zijn ingemeten met GPS tot op ca. 5-10 m nauwkeurig. Het aantal exemplaren is geschat en in aantalsklassen ingedeeld conform de methodiek zoals ook gebruikt bij Rijn in Beeld (Kurstjens & Peters, 2012). Bever Bij de bever zijn alle bewoonde holen en burchten met GPS in kaart gebracht, alsook voormalige vaste verblijfplaatsen. Daarnaast zijn alle (verse) geurmerken en beverwissels ingemeten met GPS omdat de ligging van deze sporen een indicatie zijn voor de grenzen tussen de verschillende territoria. Dit
9
veldonderzoek heeft plaatsgevonden in het vroege voorjaar, voordat het blad aan de bomen zit. Vleermuizen Alle terreindelen met geplande kapwerkzaamheden zijn beoordeeld op de geschiktheid voor vleermuizen. Speciale aandacht is uitgegaan naar potentiele vliegroutes, verblijfplaatsen en essentieel foerageergebied. Alle bomen die worden gekapt zijn gecontroleerd op de aanwezigheid van holtes, spleten en kieren die als verblijfplaats en of paarplaats voor vleermuizen kunnen dienen. Daarnaast is een inschatting gemaakt of de werkzaamheden kunnen leiden tot negatieve effecten op (potentiele) vliegroutes of essentiële foerageergebieden van vleermuizen. Broedvogels Bij het veldonderzoek aan broedvogels in het plangebied is geïnventariseerd conform de methodiek van de territoriumkartering waarbij niet alle soorten, maar alleen meer bijzondere soorten broedvogels zijn onderzocht net als elders in het rivierengebied zoals de Gelderse Poort, met speciale aandacht voor broedvogels met jaarrond beschermde nesten (nestplaatsinventarisatie). De aandacht is daarbij uitgegaan naar soorten waarvan op grond van de aanwezige biotopen nesten/ territoria zijn te verwachten (roofvogels als Boomvalk, Buizerd, Havik, Ransuil en Sperwer). Verder is speciale aandacht geschonken aan nestplaatsen van broedvogels waarvoor de Uiterwaarden Neder-Rijn kwalificeert als Natura 2000 gebied (IJsvogel, Oeverzwaluw, Kwartelkoning en Porseleinhoen) en enkele grond broedende pioniers van afgravingen (Kleine plevier en Visdief). Gezien het grotendeels open karakter van de uiterwaard (akkers, grasland en groot diep water) is het onderzoek beperkt tot 4 veldbezoeken in plaats van de gebruikelijke zes. Amfibieën en vissen Alle wateren in het gebied zijn met schepnet bemonsterd op het voorkomen van beschermde amfibieën en vissen. Locaties met roepende Groene kikkers zijn ingemeten. Rivierrombout De vliegtijd van de Rivierrombout ligt normaal tussen half juni en half september. Door het extreem warme voorjaar cq. warme rivierwater in 2014 zijn de larven van deze libellensoort, die leeft in de zandige kribvakken van de rivier, al vanaf begin juni uitgeslopen. Op 2 juni en 6 augustus (in combinatie met het flora onderzoek op de oeverwallen) is gericht gezocht naar imago’s van deze soort. De ervaring leert dat deze zich graag ophouden in extensief begraasde oeverwallen om er te foerageren (Calle e.a., 2006). In tabel 1 is per soort/ soortgroep een overzicht gegeven van de uitgevoerde veldbezoeken in 2014.
10
Tabel 1. Overzicht uitgevoerde veldbezoeken in 2014 Flora Burchten/holen bever Vleermuizen Broedvogels
Amfibieën en vissen
Rivierrombout
drie veldronden (25 april, 2 juni en 6 augustus) 1 veldronde op 27 maart (burchten ruime omgeving) 1 veldinspectie bomen (10 juni) vier rondes waaronder 1 dagronde (6 maart), 1 vroege ochtendronde (2 juni) en 2 dag/ avondronden (27 maart en 25 april) t.b.v. Steenuil. Bemonstering poelen op eieren van vroege amfibieën zoals bruine kikker en gewone pad (27 maart), bemonstering van larven amfibieën en vissen met schepnet (2 en 10 juni), luisteren naar roepende Rugstreeppadden (25 april) inventarisatie op 2 juni en 6 augustus
2.3 Gegevensverwerking/ literatuuronderzoek De verzamelde gegevens zijn verwerkt in een dataset waarmee eenvoudig verspreidingskaartjes kunnen worden gemaakt. Op grond van het in 2014 uitgevoerde veldonderzoek zijn kaarten met recente groeiplaatsen/verspreidingskaarten van beschermde en indicatieve soorten gemaakt. Tevens zijn alle waarnemingen uit de periode 2008 t/m 2012 (bron: dataset Rijn in Beeld) aangegeven voor zover er onderzoek is gedaan naar de diverse soort(groep)en. Daarnaast is de website www.waarneming.nl geraadpleegd voor eventuele aanvullende en meer actuele waarnemingen uit de jaren 2013 en 2014.
11
3 Resultaten monitoring
3.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de resultaten van het veldonderzoek in 2014 besproken. Per soort of soortgroep zal ook een beknopte analyse (vergelijking) worden gemaakt met eerdere inventarisaties indien beschikbaar. Ook worden de waarnemingen toegelicht en van ecologische context voorzien. Het hoofdstuk sluit af met een overzicht van beschermde soorten die aanwezig zijn in dat deel van het plangebied waar ingrepen (graafwerk, kap bomen, aanleg weg) zijn voorzien dan wel soorten die mogelijk hinder of verstoring ondervinden van de voorziene ingrepen. 3.2 Planten In het onderzoeksgebied zijn geen wettelijk beschermde plantensoorten van tabel 2 aangetroffen. Wel zijn enkele groeiplaatsen van indicatieve soorten van de Rijn in Beeld lijst gevonden (zie soortenlijst in tabel 2). Daarnaast zijn de groeiplaatsen van Echte kruisdistel ingemeten, omdat deze soort ook een indicatie geeft van locaties met potenties voor stroomdalflora. In figuur 3 is een verspreidingskaart van enkele soorten weergegeven. Dit kaartbeeld geeft direct ook de zone aan waar grote kansen liggen voor de verdere ontwikkeling van stroomdalgrasland. Veel andere soorten betreffen ruderale planten die slechts op één of enkele groeiplaatsen staan, vooral op of rond het steenfabrieksterrein. In grote delen van de uiterwaard ontbreken indicatieve soorten geheel, vooral door het intensieve agrarische gebruik. In vergelijking met andere uiterwaarden zoals bijvoorbeeld de nabijgelegen Bovenste Polder van Wageningen, Meinerswijk of de Blauwe Kamer langs de Neder-Rijn met 31-35, 42 resp. 46-50 soorten (Kurstjens & Peters, 2012), kan geconcludeerd worden dat de Randwijkse Waarden met 10 soorten weinig diversiteit vertoont. Lokaal is één bedreigde soort gevonden: Rode ogentroost. Tabel 2. Voorkomen van bijzondere plantensoorten in 2014 in de Randwijkse Waarden. Soort 2014 Bermooievaarsbek * Bieslook * Bont kroonkruid * Engelse alant * Mierik * Rode ogentroost/ Rode Lijst * Smalle aster * Wit vetkruid * Zacht vetkruid * Zomerfijnstraal * Totaal 10 (1 RL)
12
Figuur 3. Groeiplaatsen van bijzondere en indicatieve plantensoorten in het onderzoeksgebied (Echte kruisdistel = groen, Engelse alant = oranje, Rode ogentroost = rood, Wit vetkruid = roze en Zacht vetkruid = geel); zowel soorten van droog stroomdalgrasland als van vochtig grasland.
Lokaal groeit Engelse alant langs de (stenige) oevers van de Neder-Rijn.
13
3.3 Zoogdieren 3.3.1 Bever In het studiegebied komen momenteel geen bevers voor. Er zijn geen vraatsporen gevonden behalve een enkel oud vraatspoor (uit winter/ voorjaar 2013) in de noordwesthoek van de zandplas. Deze bever is naar alle waarschijnlijkheid afkomstig van een van de territoria die in aangrenzende uiterwaarden huizen. Op 27 maart 2014 zijn alle geschikte leefgebieden (oevers van plassen, geulen en beken) in de aangrenzende uiterwaarden aan weerskanten van de rivier tussen Lexkesveer tot aan brug A50 bezocht om beverterritoria in kaart te brengen. De aandacht is daarbij vooral uitgegaan naar de ligging van burchten of holen (vaste verblijfplaatsen). In drie uiterwaarden zijn drie territoria aangetroffen (figuur 4): de Jufferswaard, de plas bij Parenco in oosthoek van de Renkumse Benedenwaard en in de strang bij de steenfabriek Randwijk. In de Jufferswaard en de strang bij Randwijk is zeker sprake van een (grote) beverfamilie gezien het aantal gebruikte grote burchten (met verse modder), oude en nieuwe oeverholen, de hoeveelheid verse vraat en de talrijkheid van gebruikte wissels. Bij de Parenco plas lag ook een grote oeverburcht met verse modder, maar was de hoeveelheid verse vraat niet heel groot. De indruk bestaat dat dit een relatief nieuwe vestiging is van 1 dier of 1 jong paartje. Bij de monding van de Renkumse beek in de Nederrijn zijn ook enkele verse vraatsporen aangetroffen, maar de indruk is dat dit gaat om dieren van het territorium bij de Parenco. Historie De eerste bevermelding uit het gebied is afkomstig van 8 april 2008, toen een zwemmend exemplaar op de rivier is gemeld ter hoogte van de Renkumse Benedenwaard. Vervolgens is de eerste vestiging bekend geworden uit 2010 (strang bij steenfabriek Randwijk). In de kleiplas ten westen van de papierfabriek bij Renkum is op 5 april 2013 voor het eerst bevervraat gemeld, ook is eenmalig een bevervraatspoor aangetroffen in de monding van de Heelsumsche Beek op 15 mei 2013 (bron: www.waarneming.nl). Conclusie Er is sprake van drie beverterritoria rondom de Randwijkse Waarden met ca. 10 dieren. Daarbij is uitgegaan van gemiddeld 4 dieren per territorium (Jufferswaard, strang Randwijk) en 1 p bij de Parenco-plas. Mogelijk vestigen zich in de nabije toekomst één of meer dieren langs de zandplas. De beboste noordoever is daarbij het meest geschikt. Naar verwachting is de hoeveelheid voedsel relatief beperkt door het ontbreken van jong ooibos, waterplanten en moerasvegetatie.
14
Figuur 4. Overzicht van drie beverterritoria rondom het studiegebied in voorjaar van 2014. Burchten (paars), wissels (oranje) en vraat (groen).
3.3.2 Vleermuizen In het onderzoeksgebied komen diverse soorten vleermuizen voor die afkomstig zijn van gebouwen (huizen, steenfabrieken zowel binnen- als buitendijks) of bossen of landgoederen met oude bomen (zoals de stuwwal aan de noordzijde van de Neder-Rijn). Het veldonderzoek op 10 juni heeft zich gericht op de aanwezigheid van vaste verblijf- of paarplaatsen van vleermuizen in landschapselementen die bij de inrichting verdwijnen (knotwilgen en populierenrij) en van essentiële vliegroutes op deze locaties in het landschap. De knotwilgen zijn ongeschikt als verblijfplaatsen voor vleermuizen. De holtes, spleten en kieren zijn groot en tochtig en daarmee minder geschikt als verblijfplaats. Daarnaast zitten de holtes zeer laag en kunnen de vleermuizen niet vrij uitvliegen. Bij voorkeur zitten de holtes wat hoger in de boom zodat dieren zonder sonar uit kunnen vliegen. Ten derde zijn de meeste knotwilgen ook nog eens zeer dicht zijn (veel takken) en zijn er geen vrije aan- en uitvliegopeningen. Omdat de knotwilgen geen verbindend element vormen in het landschap (liggen geïsoleerd in het landschap) worden ze niet als vliegroute gebruikt. Het is aannemelijk dat de wilgen wel als foerageergebied wordt gebruikt maar het maakt geen essentieel onderdeel uit van het foerageergebied. In de directe omgeving zijn vergelijkbare foerageergebieden aanwezig. In de rij populieren zijn geen holtes aanwezig (de bomen zijn nog vrij jong) en daarmee zijn verblijfplaatsen uit te sluiten. Ook vormt het geen vliegroute en geen essentieel foerageergebied. Samenvattend kan worden geconcludeerd dat er geen vaste verblijfplaatsen en vliegroutes van vleermuizen aanwezig zijn in de landschapselementen die bij de inrichting verdwijnen.
15
3.4 Broedvogels Jaarrond beschermde vogelnesten In 2014 zijn van soorten met jaarrond beschermde nesten geen territoria aangetroffen. Daarbij is tijdens twee bezoeken speciale aandacht geweest voor de Steenuil, mede vanwege de aanwezigheid van een broedkast in potentieel geschikt broedgebied met oude knotwilgen. Binnendijks is wel een territoriale Steenuil vastgesteld op 27 maart. Het mannetje reageerde direct op het afspelen van de baltsroep. De Steenuilenwerkgroep regio Betuwe kan beide observaties in 2014 bevestigen (pers. meded. Frans Jacobs). Natura 2000 broedvogels In 2014 zijn in het onderzoeksgebied eveneens geen territoria vastgesteld van broedvogels waarvoor de Uiterwaarden Neder-Rijn kwalificeren als Natura 2000 gebied: IJsvogel, Oeverzwaluw, Kwartelkoning en Porseleinhoen. Van de twee eerstgenoemde soorten komen wel broedgevallen voor in een steilwand van de rivier aan de overzijde in de Jufferswaard bij Heelsum: ca. 30 nestholen van de Oeverzwaluw en 1 van de IJsvogel. Voor beide rallen ontbreekt al jaren geschikt broedbiotoop in het onderzochte deel van de Randwijkse Waarden. Overige soorten (tabel 3) In tabel 3 is een overzicht gegeven van de territoria van minder algemene broedvogels in het plangebied in 2014. In totaal zijn van 25 soorten 77-80 territoria vastgesteld. Er zijn daarnaast waarnemingen verricht die wijzen op een territorium, maar dat lag met zekerheid buiten het studiegebied (vooral in het natuurgebied Jufferswaard aan de overzijde van de Neder-Rijn). Het gaat daarbij om soorten als Grauwe gans (3), Nijlgans (1), Scholekster (1) en Buizerd (1). Ten westen van het gebied lag een territorium van Wulp. De Visdieven die zich regelmatig in en rond de plas ophouden, broeden op het stuweiland bij Driel. Het gebied herbergt nog een redelijke akkervogelgemeenschap met Kievit (10), Gele kwikstaart (4), Patrijs (2) en Scholekster (2). Langs de zandplas treffen we pioniers als Kleine plevier (1), Bergeend (1) en Tureluur (1) aan evenals Fuut (1-2) en Kuifeend (3-4). In de hagen en struwelen, verspreid door het gebied komen Ringmus, Kneu, Grasmus en Putter nog talrijk voor. Minder algemene struweelsoorten zoals Braamsluiper en Spotvogel ontbreken echter.
16
Tabel 3. Totaaloverzicht territoria bijzondere broedvogels Randwijkse Waarden in 2014.
Soort Fuut Nijlgans Bergeend Krakeend Kuifeend Patrijs Scholekster Kleine Plevier Kievit Tureluur Holenduif Koekoek Groene Specht Grote Bonte Specht Gele Kwikstaart Zwarte Roodstaart Gekraagde Roodstaart Bosrietzanger Grasmus Boomkruiper Matkop Vlaamse Gaai Ringmus Putter Kneu
2014 1-2 1 1 0-1 3-4 2 2 1 10 1 5 1 1 1 4 2 1 2 9 1 1 1 14 5 7
Aantal territoria Aantal soorten
77-80 25
3.5 Amfibieën In de met (knot)wilgen omzoomde poel die gaat verdwijnen bij de herinrichting zijn twee soorten amfibieën aangetroffen: Bastaardkikker (roepende adulten en larven) en Kleine watersalamanders (4 ex. op 10 juni). In de plasjes bij de steenfabriek Heteren zijn eveneens Bastaardkikkers waargenomen (tientallen) en eenmaal een Gewone pad (1 ex. op 10 juni). In de sluiskolk aan de westzijde van het gebied leven ook Bastaardkikkers (5 ex. op 6 augustus). In het ingrepengebied is de Rugstreeppad in 2014 niet vastgesteld. 3.6 Vissen In de poel in het agrarisch cultuurland die op de nominatie staat om op termijn te verdwijnen (zie foto p. 8), zijn twee soorten vissen aangetroffen. Op 10 juni zijn er 2 Driedoornige en 30 Tiendoornige stekelbaarzen gevangen. Andere vissoorten ontbreken.
17
Na een hoogwater kunnen hier vissen in terecht komen. In extreem droge zomers valt deze poel vrijwel droog en zullen vissen door zuurstofgebrek of predatie sterven. Stekelbaarslarven worden ook regelmatig door watervogels verspreid naar geïsoleerde wateren. Er komen dus geen beschermde vissoorten voor in het poeltje dat op termijn gaan verdwijnen bij de herinrichting. 3.7 Rivierrombout en overige insecten Rivierrombout In 2014 is ondanks gericht zoeken geen Rivierrombout waargenomen in het studiegebied. Uit de periode 1996 t/m 2011 zijn twee waarnemingen bekend van de tegenoverliggende Jufferswaard (1 ex. in 2002 en 2004). Recent vertoont deze rheofiele libellensoort overigens een sterke afname langs de grote rivieren met uitzondering van het beneden-rivierengebied (Kurstjens & Peters, 2012). Dit houdt mogelijk verband met de sterke opkomst van predatoren in de vorm van exotische riviergrondels. Deze houden zich in hetzelfde biotoop (kribvakken) op als de larven van de Rivierrombout. Overige insecten Er zijn tijdens de veldbezoeken geen andere beschermde of bedreigde soorten insecten waargenomen. 3.8 Conclusie beschermde soorten In het onderzoeksgebied zijn in 2014 geen beschermde soorten flora en fauna waargenomen.
18
4 Natuurtoetsing
4.1 Inleiding Voor een uitgebreide beschrijving van de ingrepen wordt verwezen naar het rapport bij het ontwerp (Pouderoyen, 2011). In figuur 7 staat de laatste versie van het ontwerp afgebeeld (januari 2013). De belangrijkste onderdelen uit het ontwerp zijn: - Uitbreiding van de bestaande zandplas met 25 ha in westelijke richting; daarbij verdwijnt ca. 25 ha landbouwgebied (akkers en graslanden) met enkele hagen, knotbomen en een poel in de zuidwestelijke hoek. Ten westen van de nieuwe plas wordt een nieuwe zomerkade aangelegd; langs het steenfabrieksterrein van Wienerberger komt een laad- en loswal; - De huidige ontsluitingsweg naar de steenfabriek Heteren (Steenoord) wordt verlegd naar de Renkumse Veerweg; vanaf de Veerweg wordt een nieuwe ontsluiting richting het steenfabrieksterrein aangelegd; - Aan de zuidzijde van de plas, ter hoogte van Heteren, zijn divere vormen van recreatief medegebruik voorzien (natuurijsbaan, vliegerweide, zwemstrand en hondenuitloopveld); - Aan de oostzijde van de plas komt een natuurgebied met struinpaden. Een klein deel wordt ingericht als aanlegplaats voor recreatievaart (maximaal 10 ligplaatsen); - Het schiereiland tussen de rivier, de zandplas en het steenfabrieksterrein wordt plaatselijk verlaagd en zal extensief worden begraasd met runderen en paarden. Het bestaande oude ooibos langs de rand van de zandplas blijft grotendeels behouden; - Compensatie van lijnvormige landschapselementen (hagen, knotbomen) is voorzien in de onvergraven zuidwesthoek van het gebied; 4.2 Consequenties voor het ecologisch werkplan Aanpassing soortenlijst/ checklist Gezien de resultaten van dit veldonderzoek kunnen Kleine modderkruiper en Wilde marjolein van de checklist worden afgevoerd. Rivierrombout is in 2014 niet aangetroffen, maar kan zich wel vestigen in de kribvakken ter hoogte van het gebied. Aanbevolen wordt om deze soort mee te nemen bij de periodieke monitoring van alle relevante soortgroepen. Soortgerichte voorzorgsmaatregelen Bij het op termijn dempen van de poel in de zuidwesthoek, wordt aanbevolen om alle aanwezige amfibieën en vissen (gewone soorten, deels van tabel 1) over te zetten naar een geschikt water in de nabijheid. Vissen in de zandplas, amfibieën in een geïsoleerd water, bijv. de sluiskolk aan de westzijde van het gebied.
19
4.3 Conclusie Mits tijdens de werkzaamheden rekening wordt gehouden met nesten van broedvogels (door evt. bomen en struiken in het winterhalfjaar te kappen en door gebieden waar graafwerkzaamheden zijn voorzien voor het broedseizoen ongeschikt te maken voor vogels om te gaan broeden), is er geen ontheffing van de Flora- en faunawet nodig voor de realisatie van het project Randwijkse Waarden. Figuur 7. Ontwerp voor de Randwijkse Waarden (versie januari 2013).
20
Dankwoord
Een woord van dank gaat uit naar de volgende personen die betrokken waren bij de totstandkoming van dit onderzoek: - Frans Jacobs voor zijn informatie over de Steenuilpopulatie in en rond het gebied. - Jos Rademakers voor zijn toelichting op de eerder uitgevoerde natuurtoetsing/ literatuuronderzoek
21
Literatuur
Calle, P., G. Kurstjens & B. Peters. 2006. De libellen van de Gelderse Poort: natuurlijk rivierenlandschap soortenrijker dan verwacht. Brachytron 9 (1&2): 4957. Kurstjens, G. & B. Peters. 2012. Rijn in Beeld. Deel 1: Ecologische resultaten van 20 jaar natuurontwikkeling langs de Rijntakken. Projectgroep Rijn in Beeld. Kurstjens ecologisch adviesbureau, Beek-Ubbergen/ Bureau Drift, Berg en Dal. Pouderoyen, 2011. Ontwikkelingsplan en Detailuitwerkingen Randwijkse Waarden. In opdracht van Dekker Landschapsontwikkeling. Rademakers, J. 2010. Natuurtoets uitbreiding zandwinning Heteren. In opdracht van Dekker van de Kamp, landschapsontwikkeling b.v. Jos Rademakers ecologie en ontwikkeling, Oijen. Rademakers, J. 2013. Ecologisch Werkplan Randwijkse Waarden. Werkplan volgens de Gedragscode Zorgvuldig Winnen Flora- en faunawet. In opdracht van Dekker Grondstoffen. Jos Rademakers ecologie en ontwikkeling, Oijen.
22