Ecologische beschouwing Noordelijke Poeloever Amstelveen
ter inleiding Deze notitie is opgesteld naar aanleiding van de vraag van de gemeente Amstelveen een inschatting te maken van de consequenties voor natuurwaarden, in het bijzonder wettelijk beschermde planten en diersoorten, van enkele planvarianten voor vergroting van parkeercapaciteit bij het raadhuis aan de Amstelveense Poel. Als gevolg van de ambtelijke fusie van de gemeenten Amstelveen en Aalsmeer wordt het aantal gemeentelijke medewerkers in het raadhuis aan de Poel uitgebreid en wordt vergroting van de parkeercapaciteit bij het raadhuis nodig geacht. De enige beschikbare ruimte hiervoor in de directe omgeving bevindt zich op en bij het huidige parkeerterrein ten noorden en noordoosten van het raadhuis. historie De Amstelveens Poel met oeverlanden is in de jaren dertig van de vorige eeuw als natuurgebied bij het zogeheten 'Bosplan' betrokken, het plan om voor vooral Amsterdammers een recreatiebos aan te leggen in polders met overwegend weilanden. Rietmoeras en weilandjes bij de Poel werden gehandhaafd, tuinderijen onteigend en omgevormd tot meer natuurlijk terrein. De Poel is een restant van een groot plassengebied, onstaan door eeuwenlange vervening, dat zich uitstrekte tussen Amstelveen, Aalsmeer en Uithoorn. De meeste uitgeveende polders, zoals de Bovenkerkerpolder, de Legmeerpolder en de Poelpolder, zijn in de negentiende eeuw drooggemalen en als landbouwgrond in cultuur gebracht. Inmiddels zijn gedeelten bebouwd. Aan de noordelijke poeloever werd in 1934 een openluchtzwembad geopend dat daar in diverse gedaanten tot 1994 gevestigd was. Het terrein lag er nadien ongebruikt bij en is begin 2010 grotendeels ontdaan van begroeiing en geëgaliseerd. Er zijn toen ook enkele brede sloten gegraven. Aan de westkant zijn enkele landtongen met moerasbos van het oevergebied afgescheiden door een nieuwe sloot. Al in de jaren dertig wordt de bedreiging van het oeverland aan de noordwestzijde van de Poel aan de orde gesteld. Delen hiervan hebben een bijzondere plantengroei met zeldzame soorten zoals welriekende nachtorchis en koningsvaren. Doordat zeilers er aanmeren en het land betreden wordt deze begroeiing aangetast. Hierop zijn maatregelen genomen om dit deel van de oeverlanden ontoegankelijk te maken. Aan de oostoever, waar in 1914/15 op een dijk door het water een spoorlijn werd aangelegd, zijn in de jaren zestig en zeventig op initiatief van de gemeente Amstelveen door aanplemping nieuwe oeverlanden gemaakt, bedoeld ter vergroting van de recreatiemogelijkheden en mede ter ontlasting van meer kwetsbare oevergedeelten. In het Bestemmingsplan Amstelveen MiddenWest, door de Provincie NoordHolland goedgekeurd in februari 2009 wordt de Noordelijke Poeloever bestempeld tot overgangszone tussen de stedelijke omgeving, met het oude dorp, en de Amstelveense Poel en het Amsterdamse Bos. De doelstelling is om recreatieve en natuurlijke waarden van dit bijzondere gebied te versterken. In 2001 is door het college van Burgemeester en Wethouders het Masterplan Noordelijke Poeloever vastgesteld. Er blijkt vervolgens moeilijk concensus te krijgen over het eindbeeld van het gebied. Een Nota van Uitgangspunten Noordelijke Poeloever is op 30 september 2003 door de gemeenteraad 1
vastgesteld. Behoud danwel versterking van de natuurwaarden en de karakteristiek van het veenlandschap zijn de basis. Te stedelijk karakter van bijvoorbeeld speelweiden moet worden vermeden. Aan de noordrand, aan de overzijde van de Doorweg, is huisvesting van Scouting voorzien. Zuidelijk van de Doorweg onder andere een avontuurlijke speelplaats. Al langer bestaande plannen voor het onder de grond brengen van de Amstelveen doorsnijdende snelweg A9 zijn de laatste jaren uitgewerkt. De gemeente Amstelveen zou 100 miljoen euro bijdragen, en zag de herontwikkeling van de grond boven en langs de snelweg als mogelijkheid om op de investering terug te verdienen. Bij een door de gemeente Amstelveen aan onderzoeksbureau b&d Natuuradvies gevraagde natuurinventarisatie van het Noordelijk Poeloevergebied was in inrichtingsplan aan de orde waarin het gebied grotendeels was verkaveld, met het doel de bouw van vrijstaande huizen mogelijk te maken. Recent heeft de gemeente bekend gemaakt de bijdrage voor het ondergronds brengen van de A9 niet te kunnen opbrengen, waardoor de ermee samenhangende herinrichtingsplannen vooralsnog niet worden uitgevoerd. huidige situatie De hierboven weergegeven beleidsvoornemens van de gemeente Amstelveen tonen een beeld van aanvankelijke inzet op een groene inrichting, vervolgens een kennelijke moeilijkheid om tot uitvoering te komen, en uiteindelijk een plan waarin de Noordelijke Poeloever als openbaar gebied grotendeels ophoudt te bestaan en in kavels wordt verkocht ten behoeve van de bouw van vrijstaande huizen. De inrichtingsmaatregelen van de afgelopen jaren zijn overigens conform eerdere plannen – de aanleg van een natuurspeelplaats – maar staat wat betreft de grasvelden en de openluchtijsbaan ook op gespannen voet met de vroegere intentie om niet alleen de recreatieve, maar ook de natuurlijke waarden te versterken. De zone langs de oever is nu grotendeels kaal terrein, met een lage grondwal rond het ovale veld dat bij vorst als ijsbaan kan fungeren. Ten noorden ligt een sloot, met aan de noordzijde de natuurspeelplaats. Rondom de ijsbaan voert een verhard voetpad. Nadeel van dit pad is dat het vrij dicht langs de oevers is aangelegd waardoor deze behoorlijk onder invloed staan van verstoring door passanten. In 2010 is zoals vermeld door de gemeente aan b&d Natuuradvies gevraagd om een natuurwaarden onderzoek in het Noordelijk Poeloevergebied. Kort voordien was het terrein echter deels van bomen en struiken ontdaan, vergraven en geëgaliseerd. De situatie voorafgaand aan deze aanpassingen had het uitgangspunt bij het onderzoek moeten zijn. Het verwijderen van begroeiing en vergraven hebben vermoedelijk een ongunstig effect op de natuurwaarden gehad, met als gevolg vermindering van kwaliteit van het leefgebied van onder andere enkele wettelijk strikt beschermde soorten: vleermuizen en de ringslang. Een in het rapport van het onderzoek opgenomen luchtfoto, waarschijnlijk uit de periode 20002005, toont een terrein dat door de aanwezigheid van bomen, boomgroepen en struweel, en stukken grasweide voor deze (en andere) soorten veel betere levenskansen bood dan de toestand waarin het zich bevond toen het b&d Natuuradviesonderzoek werd uitgevoerd.
2
de ringslang Het meest opmerkelijke dier dat rond de Poel leeft is ongetwijfeld de ringslang. Het is Nederlands' grootste inheemse slang; de vrouwtjes kunnen een lengte van 1,3 meter bereiken. Ringslangen zijn grijs met een zwartwitgevlekte buik, en danken hun naam aan de kenmerkende 'ring', twee halvemaanvormige meestal geelwitte vlekken met contrasterend zwart, achter de kop. Iedere ringslang heeft een uniek buikpatroon en is hieraan te herkennen. Ringslangen leven in waterrijk gebied – ze kunnen uitstekend zwemmen waarin echter ook hoger gelegen terrein aanwezig moet zijn waar de slangen weg kunnen kruipen in muizenholen, en tussen boomstronken of stenen. Overwinterd wordt op een vorstvrije plaats, meestal in de grond. In de loop van maart komen de slangen uit winterslaap en verplaatsen zich geleidelijk naar het zomerleefgebied: rustig terrein aan het water, waar ze kunnen zonnen en zich gemakkelijk kunnen verbergen, bij voorbeeld tussen planten, stenen of in een takkenhoop. De voedselbehoefte is aangezien de ringslang een koudbloedig dier is niet groot. Van tijd tot tijd wordt een pad, kikker, salamander of muis gevangen, soms een jonge soortgenoot. Vrouwtjes leggen in de zomer een klomp van 2030 eieren, wit, zo'n 2,5 cm lang, op een warme en vochtige plaats, bij voorbeeld in opeengehoopt plantenmateriaal. De eieren ontwikkelen zich door de broei die bij het verteren van de planten ontstaat en komen na 46 weken uit. De jonge slangetjes voeden zich met insecten en regenwormen. De ringslangpopulatie van de Poel leeft geïsoleerd. De soort komt hier van oudsher voor en het leefgebied stond vroeger in verbinding met dat langs het IJ en de Zuiderzeekust. Aannemelijk is dat in de negentiende eeuw, toen zich van Amstelveen tot Aalsmeer en Uithoorn een uitgestrekt gebied van veenplassen bevond, het leefgebied van de ringslangen veel groter was en richting ZuidHolland en Utrecht aansluiting vond met andere plassengebieden en moerassen. De oeverlanden van de Poel raakten in de tweede helft van de twintigste eeuw steeds meer bebost en werden daarmee ongeschikter voor ringslangen. In de jaren tachtig waren er maar twee bekende voortplantingsplaatsen: een composthoop bij de gemeentelijke boomkwekerij en de composthoop van een tuincentrum op de oostelijke poeloever. Deze laatste locatie dreigde in 1994 te verdwijnen toen de oever ter plaatse werd beschoeid en het aandammen met grond en plantenafval stopte. Dit bracht enkele particulieren ertoe een plan op te stellen om speciale broeihopen aan te leggen, waar de gemeente Amstelveen welwillend medewerking aan gaf. De hopen bestaan uit een mengsel van gelijke delen blad, paardenmest met stro, en haksel en takken. Bij aanleg, in het voorjaar, wordt de hoop goed nat gemaakt om de broei op gang te helpen. Jaarlijks is een nieuwe hoop nodig. De broeihopen worden jaarlijks op dezelfde plaats ingericht om in te spelen op de plaatstrouw van de slangen, en in het najaar doorzocht op ringslangeieren. Er wordt een toenemend aantal eieren in de broeihopen gevonden, wat in elk geval het succes van de hopen illustreert, maar waarschijnlijk ook weergeeft dat het aantal slangen in de populatie toeneemt. De noordelijke poeloever vormt momenteel een zwakke schakel in het ringslangleefgebied. In de noordoosthoek van de poel vormt het raadhuis en in mindere mate de zuidelijk gelegen horeca gelegenheid een hindernis. Ringslangen kunnen deze echter zwemmend passeren maar vinden aan de noordoever een tot in de loop van de zomer te kale oever, en ook het achterliggend terrein is grotendeels ongeschikt. Pas enkele honderden meters westelijk, bij de eilandjes met moerasbos, vinden de slangen weer leefgebied, zij het dat hier wel erg veel beschaduwing is. Onderdeel van de 'verbeteractie' voor de ringslangpopulatie van de Poel was ook om onder het fietspad naast de spoorlijn, waarvan de aanleg een doorsnijding van het ringslangleefgebied 3
betekende met gevaar voor doodrijden van slangen, enkele tunnels aan te leggen waardoor de slangen veilig zouden kunnen passereen. De spoordijk wordt gezien als een belangrijke overwinteringsplaats van waaruit de slangen zich in het voorjaar naar hun zomerleefgebied begeven. Verder dan de aanzet van graafwerk voor de tunnelmonden is het echter niet gekomen omdat bezwaar is gemaakt tegen vergraving in het ballastbed. vleermuizen de Poel kent een soortenrijke vleermuispopulatie. Alle uit de regio bekende soorten worden er waargenomen: gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, watervleermuis, meervleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis, en vermoedelijk ook grootoorvleermuis. De Nederlandse vleermuissoorten zijn alle insecteneters die al vliegend hun prooien in de schemering of 's nachts bemachtigen. Zij bedienen zich van echolocatie; ze produceren zeer hoge, voor de mens zonder hulpmiddelen onhoorbare, geluiden en oriënteren zich aan de hand van de weerkaatsing. Vleermuizen zijn actief tussen maart en oktober, de koude maanden overbruggen ze met een winterslaap. Vrouwtjes krijgen één jong per jaar. Vleermuizen kunnen een vrij hoge leeftijd bereiken, vijftien jaar is geen uitzondering, en hebben weinig vijanden, maar door de lage reproductie zijn de populaties kwetsbaar. Verschraling van het insectenaanbod in het boerenland, en gebruik van insecticiden hebben rond een halve eeuw geleden tot een sterke aantalsdaling geleid waarvan een aantal soorten zich langzaam lijkt te herstellen. Alle inheemse vleermuizen zijn sedert 1973 ingevolge de Natuurbeschermingswet, en later de Flora en faunawet streng beschermd. Hun zoals de wet het omschrijft 'vaste rust en verblijfplaatsen' mogen niet worden aangetast of vernietigd. Onder de verblijfplaatsen worden niet alleen schuilplaatsen gerekend maar ook locaties waar de vleermuizen frequent foerageren, of vliegroutes. De dieren zelf mogen niet verontrust, laat staan gedood worden. Hoewel het foerageergedrag van de soorten verschilt is voor vele een oeverzone van grote betekenis. Vooral wordt boven het water gejaagd, bij voorkeur in de beschutting van geboomte of bebouwing. Tijdens het onderzoek door b&d Natuuradvies in 2010 werd dit talrijk foerageren boven de Poel bij de noordoever vastgesteld, en werd langs die oever een vliegroute opgemerkt. Vleermuizen gebruiken vaste routes tussen hun dagschuilplaats (afhankelijk van de soort een holle ruimte in een gebouw of huis, zoals een spouwmuur, of een holle boom) en jachtgebied, of tussen jachtgebieden onderling. Ze zoeken daarbij lijnvormige landschapselementen op, zoals bomenrijen, bosranden, dijken, diepliggende wateren enz. Langs een gedeelte van de noordelijke poeloever staat momenteel nog een rij forse populieren, maar de vliegroute heeft aan kwaliteit ingeboet door het verwijderen, enkele jaren geleden, van bomen en struiken. Ook de kwaliteit als foerageergebied is daardoor aangetast. In 2010 werden foeragerende vleermuizen behalve boven de Poel, vooral aangetroffen boven de wat bredere sloten, ook de nieuw gegraven. Wegens de ontoegankelijkheid bleef de betekenis van het water rond de beboste eilandjes aan de westzijde wat onduidelijk, maar voor zover er waarnemingen konden worden gedaan, leken vleermuizen er vrij talrijk te foerageren. Voor de gebouwbewonende soorten is de bebouwing van Amstelveen van betekenis. Hier zijn de afgelopen jaren diverse schuilplaatsen van vleermuizen gevonden, waaronder groepsverblijfplaatsen waar jongen opgroeiden (kraamkolonies). Voor boombewonende soorten zoals de watervleermuis en de rosse vleermuis, mogelijk ook de grootoorvleermuis, is het Amsterdamse bos van toenemende betekenis. 4
conclusies In de planontwikkeling voor het Noordelijk Poeloevergebied valt bij de gemeente Amstelveen een verandering van opvatting vast te stellen; van een als groen overgangsgebied ingericht openbaar terrein naar een vorm van verstedelijking, met vrijstaande huizen op particuliere kavels. Nu dit laatste plan althans voorlopig geen doorgang lijkt te vinden, wordt de mogelijkheid gezien om een deel van het terrein te benutten als autoparkeerplaats. De twee ter beoordeling voorgelegde varianten betreffen 1) uitbreiding van de huidige parkeervoorziening zoveel mogelijk binnen de grens van de parkeerplaats, waarbij groenzomen verdwijnen, en 2) inrichting van de ten westen gelegen ijsbaan tot parkeerplaats. Een voorkeur vanuit ecologisch gezichtspunt is voor één van beide varianten moeilijk te geven. Beide varianten tasten het groene karakter van de noordelijke poeloever aan. Direct verlies aan biotoop van strikt beschermde soorten is er in beide varianten niet, maar hierbij dient in het oog te worden gehouden dat enkele jaren geleden terreinaanpassing heeft plaatsgevonden waarbij dit wel het geval was. Deze aanpassingen zijn ten koste gegaan van de kwaliteit als leefgebied voor vleermuizen en de ringslang Van de variant waarbij de ijsbaan als parkeerplaats wordt ingericht, valt vast te stellen dat de 'groene grens' naar het westen verschuift. Bij de andere variant waarbij de parkeervoorzieningen op en direct bij het bestaande parkeerterrein worden uitgebreid is dit niet het geval, maar wel wijkt het groen op en rond de parkeerplaats dan groendeels. Niet duidelijk is of er ook plannen zijn om de parkeerplaats op de ijsbaan, een nu donkere locatie, te verlichten. Dit zou verstorend werken op vleermuizen, maar ook op andere dieren, en betekent verlies van een stukje donker landschap. Vanuit landschaps en natuurbeschermingsoogpunt zou de noordoever van de Poel zo veel mogelijk gevrijwaard moeten worden van bebouwing en verhard oppervlak en, bij voorbeeld ten behoeve van de ringslang, zones moeten hebben waar niet of nauwelijk mensen komen. Dit oevergedeelte vormt momenteel een zwakke schakel tussen leefgebied van de ringslang, tussen de oostoever van de Poel en het oeverland ten westen. Het feit dat er nog ringslangen worden waargenomen, zoals vermeld in het onderzoeksrapport van b&d Natuuradvies, lijkt in de huidige situatie vooral een erfenis van de periode voor 2010 toen het terrein veel beter geschikt was voor de slangen. Thans ontstaat er pas laat in het voorjaar langs de oevers waar de ringslangen bij voorkeur verblijven een voldoende hoge begroeiing. Amsterdam, mei/juni 2012 Floor van der Vliet geraadpleegde literatuur NNVafdeling Amsterdam, NJNdistrict Amsterdam, 1947. Het Amsterdamse Bos, van Cultuursteppe tot Bospark. Uitgeverij G. W. Breughel, Amsterdam Jonge, D. de, e.a., 2003. Het Amsterdamse Bos, Natuur dichtbij de stad. Schuyt & Co uitgevers bv, Utrecht Besteman, B., m.m.v. F. van der Vliet & S. van Lieshout, 2010. Natuuronderzoek Noordelijke Poeloever Amstelveen 2010. b&d Natuuradvies, Haarlem diverse publicaties van de gemeente Amstelveen op internet