e+ WATER L
Inhoud Over deze gebruiksaanwijzing.................................................................................................................................. 2 Inleiding ........................................................................................................................................................... 2 1. Beschrijving......................................................................................................................................................... 2 1.1 Samenstelling pakket................................................................................................................................ 2 1.2 Algemeen................................................................................................................................................. 3 2. Technische gegevens........................................................................................................................................... 4 3. Ingebruikneming................................................................................................................................................. 5 3.1 Instellingen............................................................................................................................................... 5 3.1.1 Algemeen ........................................................................................................................................... 5 3.1.2 Functionele instellingen....................................................................................................................... 5 3.1.3 Beschrijvende instellingen.................................................................................................................... 5 3.2 Praktisch................................................................................................................................................... 6 3.2.1 e+ software (11.31.98)........................................................................................................................ 6 3.2.2 e+ CONTROL....................................................................................................................................... 6 3.3 Installatie in het veld ................................................................................................................................ 6 3.3.1 Algemeen............................................................................................................................................ 6 3.3.2 Instellen van de offset-waarde (in e+ software) van de e+ WATER L niveaumeting.............................. 7 3.4 Communicatie.......................................................................................................................................... 8 3.4.1 Gebruik van de DDC-kabel.................................................................................................................. 8 3.4.2 Gebruik van het e-SENSE telemetrisch systeem.................................................................................... 8 3.4.3 Gebruik van een e+ CONTROL............................................................................................................. 8 4. Gebruik ........................................................................................................................................................... 9 4.1 e+ Software (11.31.98) ........................................................................................................................... 9 4.2 Alarmen................................................................................................................................................. 10 5. Toepassingen.................................................................................................................................................... 12 6. Problemen en oplossingen................................................................................................................................ 12 7. Onderhoud ...................................................................................................................................................... 13 7.1 RVS onderhoud...................................................................................................................................... 14 7.1.1 Onderhoudsinterval/inspectie-interval:............................................................................................... 14 7.1.2 Standaard reiniging........................................................................................................................... 14 7.1.3 Roestvorming en/of put-/spleetcorrosie.............................................................................................. 14 Appendix 1: Installeren van de e+ WATER L............................................................................................................ 15 Appendix 2: Batterijset e+ logger........................................................................................................................... 18
All it takes for environmental research P.O. Box 4, 6987 ZG Giesbeek, the Netherlands © April 2011
T +31 313 88 02 00 F +31 313 88 02 99
E
[email protected] I www.eijkelkamp.com 1
M4.11.41.55.N
Over deze gebruiksaanwijzing
! Text
Wanneer tekst volgt op een markering (zoals links afgebeeld) betekent dit dat er een belangrijke aanwijzing volgt. Wanneer tekst volgt op een markering (zoals links afgebeeld) betekent dit dat er een belangrijke waarschuwing volgt die duidt op gevaar voor letsel voor de gebruiker of beschadiging van het apparaat. N.B. De gebruiker is altijd zelf verantwoordelijk voor voldoende persoonlijke bescherming. Cursief aangegeven tekst betekent dat de tekst letterlijk op het beeldscherm staat.
Inleiding De e+ WATER L (= Level) is een elektronisch instrument voor het nauwkeurig meten, registreren en bewaken van niveau en temperatuur van oppervlaktewater. Deze gebruiksaanwijzing beschrijft de ingebruikneming, het gebruik, de toepassingen en de installatie van de e+ WATER L®.
1. Beschrijving 1.1
Samenstelling pakket
e+ WATER L sensor, bestaande uit datalogger met geïntegreerde temperatuur- en niveau-sensor, software voor het uitlezen en programmeren van de e+ sensoren (11.31.98) Afzonderlijk leverbaar zijn: Beschermkoker, RVS, voor robuuste montage en golfslagdemping (11.41.95.00 - 03) Uitleesunit (11.11.10.03), voor uitlezen met een (laptop) computer in kantooromgeving Uitleeskabel DDC, voor aansluiting op een (laptop) computer d.m.v. communicatie-kabel voor DDC (11.11.47.01). Leverbaar in de volgende lengtes: 1 m (11.11.70) 5 m (11.11.71) 10 m (11.11.72) 15 m (11.11.73) 30 m (11.11.74) 60 m (11.11.75) 80 m (11.11.76) 100 m (11.11.77) 200 m (11.11.78) e-SENSE kabel e+ sensor (voor aansluiting op het e-SENSE peilbuismodem) in de volgende lengtes: 1 m (11.31.81.00) 5 m (11.31.81.01) 10 m (11.31.81.02) 15 m (11.31.81.03) 30 m (11.31.81.04) 60 m (11.31.81.05) 80 m (11.31.81.06) 100 m (11.31.81.07) 200 m (11.31.81.08) e+ CONTROL (11.31.92) voor het eenvoudig op lokatie uitlezen en configureren
2
1.2 Algemeen De e+ WATER L is een geïntegreerd, elektronisch instrument voor het meten van waterniveau en watertemperatuur. De unieke, gepatenteerde constructie maakt het mogelijk om jarenlang probleemloos te functioneren, ook onder zware veldomstandigheden.
1
Het instrument is uitgevoerd in een staafvormige RVS-behuizing, met als kenmerkende onderdelen: 1. de communicatiezijde 2. de luchtdrukreferentie-opening 3. de puntvormige beschermdop met de sensoropening Voor metingen moet het instrument vertikaal in het water geplaatst worden met de sensorzijde onder de waterspiegel en de sensoropening vrij boven de waterbodem. De communicatiezijde en de referentie-opening, dienen boven de waterspiegel te blijven. Zie ook figuur 1.
2
Het instrument is geschikt voor toepassingen in het vrije veld en bestand tegen extreme weersomstandigheden.
Waterniveau
3
De e+ WATER L (en optioneel het montagesysteem) zijn vooral geschikt voor toepassing in zoet water.
Gebruik in zeewater De e+ WATER L is vervaardigd uit RVS-316L en het optionele montagesysteem is vervaardigd uit RVS-304. Deze materialen zijn vooral geschikt voor het gebruik in zoet water. In een andere omgeving bestaat er verhoogde kans op corrosie. Corrosie wordt niet alleen veroorzaakt door het zoutgehalte, maar bijvoorbeeld ook door de temperatuur en de overige samenstelling van het water. Wij adviseren voor gebruik in brak en/of zeewater vooraf contact op te nemen met Eijkelkamp. Het instrument voert de meting van niveau en temperatuur gelijktijdig uit, met een instelbaar interval. De meetwaardes en de bijbehorende meettijden worden in het elektronisch geheugen opgeslagen. Op deze manier wordt het chronologisch verloop van de meetwaardes vastgelegd. Wijzigen van instellingen en uitlezen van de opgeslagen meetwaardes vindt plaats via het optische communicatiekanaal, m.b.v. bijbehorende PC-software (11.31.98) of e+ CONTROL.
Fig. 1 e+ WATER L
3
2.
Technische gegevens
Algemeen: Diameter instrument : 22 mm Lengte instrument : Type afhankelijk (vanaf 85 t/m 235 cm) Gewicht instrument : Type afhankelijk (vanaf 1,0 t/m 2,2 kg) Temperatuur werkgebied : -20...+80 °C Vochtigheid werkgebied : 0...100% Connectoraansluiting : M12 5 polig female (IP67) Behuizing : rvs 316L e+ WATER L datalogger: Aantal kanalen : 2 Opslagcapaciteit : 2 x 30.000 metingen Meetinterval : 1...60 seconden 1...60 minuten 1...24 uur Klok nauwkeurigheid : 1 sec. per dag Alarmfuncties : laag en/of hoog alarm in het gehele meetbereik van alle parameters Batterij status (indicatie) : 0-100% e+ WATER L sensor: Meetbereik niveau : Type afhankelijk van 0-50 t/m 0-200 cm waterkolom Nauwkeurigheid niveau : +/- 0,5 cm Resolutie niveau : 0,1 cm Meetbereik temperatuur Nauwkeurigheid temperatuur Resolutie temperatuur
: : :
-20...+80 °C +/- 0,5 °C 0,01 °C
Voeding: Batterij : 3,6 V / 2,25 Ah Lithium (art. nr.: 11.41.90.01) Levensduur batterij : 6 jaar (typisch bij een meetinterval van 10 minuten) Communicatie: Via : e-SENSE peilbuismodem Optische connector (IR) Uitleesunit / DDC e+ CONTROL Optioneel montage materiaal: Materiaal : rvs 304 Afmetingen : type afhankelijk van 95 t/m 245 x 3,5 x 3,5 cm Gewicht : type afhankelijk van 2,5 t/m 5,5 kg Alle informatie in deze brochure is van voorlopige aard. We behouden het recht om apparatuur, procedures en specificaties te wijzigen.
4
3. Ingebruikneming 3.1 Instellingen 3.1.1 Algemeen De instellingen van de datalogger zijn interne gegevens waarmee de gebruiker enerzijds het functioneren kan beïnvloeden en anderzijds de uitgevoerde metingen kan beschrijven. Functie-instellingen zijn: start, stop, meetbereik, meetfrequentie, alarmgrenzen, etc. Beschrijvende instellingen zijn: meetlocatie, parameternamen, meeteenheden, etc. Instellingswijzigingen worden pas geëffectueerd bij het starten van de datalogger. Hierbij worden alle eventueel aanwezige meetgegevens uit het geheugen gewist en wordt een nieuwe meetserie gestart, waarbij de nieuwe instellingen worden gebruikt. Na een startopdracht gaat het instrument registreren totdat een stopopdracht wordt gegeven of totdat het elektronisch geheugen vol raakt.
Om meetgegevens permanent te bewaren, moeten deze uitgelezen worden mbv. daarvoor geschikte software zoals e+ software (11.31.98) of geschikte apparatuur zoals de e+ CONTROL.
3.1.2
Functionele instellingen.
De e+ WATER L wordt van fabriekswege afgeleverd met de volgende functionele instellingen: gekalibreerd voor zoet water; niveaumeetbereik van 0 -50 tot 0-200 cm; het nulpunt is hierbij ingesteld op het interne nulpunt van de sensor; temperatuurmeetbereik van -20 en 80 °C; alarmen zijn niet geactiveerd; meetinterval 30 minuten; de datalogger staat gestopt en voert dus geen metingen uit. Alarmen De e+ WATER L is in staat om voor zowel niveau als temperatuur alarmen af te geven. Voor een beschrijving van de instellingsprocedure wordt verwezen naar hoofdstuk 4.2.
Alarmfuncties komen pas tot hun recht bij toepassing van het instrument met een e-SENSE peilbuismodem in combinatie met e+ software (11.31.98).
Meetinterval Het meetinterval is het tijdsverloop tussen twee achtereenvolgend geregistreerde metingen. Voor oppervlaktewater is de frequentie van 1 meting per uur veelal afdoende, het meetinterval kan in dit geval ingesteld worden op 1 uur. Het interval mag gevariëerd worden tussen 1 seconde en 24 uur. In combinatie met het e-SENSE peilbuismodem is de minimale meetinterval 1 minuut.
3.1.3
Beschrijvende instellingen
Beschrijvende instellingen hebben betrekking op de namen van de meetlocatie, parameters en de eenheden van de meetwaardes. Ze hebben geen betekenis voor de metingen op zich, maar geven een betekenis voor de gebruiker. Ze zijn door de gebruiker vrij invulbaar, maar de relevantie is duidelijk: de gebruiker is erbij gebaat om achteraf te kunnen weten op welke plaats en tijd de metingen hebben plaatsgevonden en in welke eenheden ze zijn uitgedrukt.
5
3.2 Praktisch Om het instrument in te stellen of uit te lezen, zijn benodigd: e+ software voor het uitlezen en programmeren (11.31.98) Een optische koppeling tussen instrument en (laptop-) PC. Hiervoor zijn de volgende alternatieven beschikbaar: uitleesunit (11.11.10.03), voor kantooromgeving Uitlees/Communicatiekabel DDC (11.11.47.01 + 11.11.70-78) voor veldomstandigheden (afstand tot 200 m). een (laptop) of PC Of, e+ CONTROL (11.31.92) Bij toepassing van een DDC-kabel 11.11.70-78 is verloopkabel 11.11.47.02 nood zakelijk. Bij gebruik van een e+ sensorkabel 11.31.81.0x is geen verloopkabel nodig.
3.2.1
e+ software (11.31.98)
e+ Software is een softwarepakket voor het uitlezen en evalueren van meetgegevens. Tevens kunnen instrumenten ermee geconfigureerd worden. The e+ software is geschikt voor zowel e+ sensoren als de Diver® van Schlumberger Water Services.
3.2.2
e+ CONTROL
De e+ CONTROL is een handzaam, spatwaterdicht veldinstrument waarmee e+ sensoren uitgelezen en geconfigureerd kunnen worden.
3.3
Installatie in het veld
3.3.1 Algemeen Voorafgaand aan het installeren dient een geschikte plaats voor het uitvoeren van de niveaumetingen te worden gezocht. Voor een valide meting is het noodzakelijk dat de sensoropening onder de waterspiegel blijft. Als het waterniveau te laag is resulteert de meting in de waarde van de ingestelde minimale meetwaarde = Reference. De waterspiegel mag echter ook niet hoger dan het maximale meetbereik komen te liggen. Als het waterniveau hoger is dan deze grens, zal steeds het maximale meetbereik geregistreerd worden. De sensor staat dan geheel onder water.
Na terugkeer van een overschrijding van het maximaal toegestaan meetniveau zal het instrument weer normaal functioneren.
Voor stabiele metingen is het gewenst om de sensor te beschermen tegen golfslag. Ook verdient het de voorkeur de sensor zelf stabiel te monteren. Een geschikte oplossing hiervoor is de beschermkoker (11.41.95.00 – 03), welke eenvoudig te monteren is aan bruggen, meerpalen, kadewanden e.d. Zie figuur 2, voor uitgebreidere installatiebeschrijving zie bijlage 1. De sensoropening dient vrij en ongeblokkeerd te blijven. Daarom mag de sensor niet in de waterbodem worden gebracht. Bij dichtvriezen van de sensoropening zal ijsdruk leiden tot afwijkende meetwaardes gedurende de bevriezingsperiode. Na ontdooiing zal het instrument weer normaal functioneren.
6
Fig. 2 e+ WATER L gemonteerd in RVSbeschermkoker.
3.3.2
Instellen van de offset-waarde (in e+ software) van de e+ WATER L niveaumeting
Breng de e+ WATER L aan op zijn definitieve meetlocatie. Voer een niveaumeting uit met de e+ WATER L (start de meting en lees deze uit) Voer een handmeting van het waterniveau uit op vrijwel hetzelfde moment.
Handmeting
e+ WATER L meting
Waterniveau
Het resultaat van niveaumeting door de sensor geven we aan met symbool “Me”. Het resultaat van de handmeting geven we aan met symbool “Mh”. (Beide niveauwaardes worden uitgedrukt in dezelfde eenheden, bij voorkeur in centimeters).
De correctie van de referentie-waarde bedraagt het verschil tussen de handmeting en de sensormeting.
In formule vorm Offsetnieuw = Offsetoud + (Mh - Me) Voorbeeld: De sensormeting (Me) komt uit op een waarde van -257 cm NAP. De handmeting komt uit op een waarde van -4,75 m NAP. Eerst moet de handmeting uitgedrukt worden als -475 cm NAP. De correctiewaarde van de offset bedraagt: (-475) - (-257) = -218. Stel de oude offset-waarde was -153 dan wordt de nieuwe offset-waarde: -153 + (-218) = -371.
7
3.4 Communicatie 3.4.1
Gebruik van de DDC-kabel
Indien een (laptop-) PC niet op eenvoudige wijze in de nabijheid van de permanent geïnstalleerde e+ sensor kan worden gebracht, kan men gebruik maken van een uitleeskabel DDC in combinatie met de Diver USB interface voor DDC. Een uitleeskabel DDC is leverbaar in verschillende lengtes. De uitleeskabel is voorzien van een speciale connector voor de aansluiting op de communicatiekabel voor DDC en een optische connector voor de e+ sensor. De communicatiekabel voor DDC heeft een standaardlengte, is voorzien van een connector voor de aansluiting op de uitleeskabel en beschikt over een USB-connector voor aansluiting op een USB-poort van een PC.
3.4.2
Gebruik van het e-SENSE telemetrisch systeem
In een e-SENSE telemetrisch systeem wordt de e+ sensor op een e-SENSE veld- of peilbuismodem aangesloten. Hierbij worden meetgegevens vanuit de e+ sensoren op afstand draadloos door een e-SENSE peilbuismodem naar een centrale database verzonden. Meetgegevens in het veld uitlezen is daarbij niet meer nodig. Voor meer informatie over het e-SENSE telemetrisch systeem, wordt verwezen naar de betreffende gebruiksaanwijzingen.
3.4.3
Gebruik van een e+ CONTROL
Een e+ sensor kan aan de e+ CONTROL gekoppeld worden middels een e-SENSE kabel. Met de e+ CONTROL kunnen de meetgevens op locatie worden uitgelezen en geconfigureerd worden. Voor meer informatie over de e+ CONTROL wordt verwezen naar de e+ CONTROL handleiding.
8
4. Gebruik 4.1
e+ Software (11.31.98)
De controle over het instrument wordt in de e+ software (LDM) uitgevoerd in het venster onder de tab Instellingen. Hier worden de vier belangrijkste handelingen uitgevoerd, namelijk: Uitlezen van de meetwaarden: De meetgegevens, aanwezig in het geheugen van het instrument, worden uitgelezen door op de knop, zoals rechts afgebeeld, te drukken. De uitgelezen meetgegevens worden in e+ software opgeslagen. Alle series uitgelezen en opgeslagen meetgegevens worden in een lijst onder de tab e+ metingen -> Reeksen weergegeven. Indien een meetserie d.m.v. de lijsten wordt geselecteerd, kunnen de meetresultaten worden ingezien en geanalyseerd in het venster e+ metingen -> Tabel en grafiek, tevens is het mogelijk in het hoofdvenster d.m.v. het menu File -> Exporteren de gegevens te exporteren. Uitlezen van de instellingen: De configuratie van de e+ sensor kan uitgelezen en opgeslagen worden in de e+ software door het drukken op deze knop. Hiermee wordt de e+ sensor geregistreerd binnen de e+ software. De gebruiker kan vanaf dit moment de e+ sensor, binnen e+ software configureren.
9
Instellen van het instrument (ofwel schrijven van de instellingen): Het instrument wordt ingesteld (geconfigureerd) met de programmeerknop. Bij het indrukken van deze knop worden instellingen, zoals deze in e+ software zijn vastgelegd, overgedragen naar het instrument. Starten en stoppen van het instrument: De volgende funkties zijn beschikbaar: Nu starten: bij het drukken op deze knop wordt het instrument onmiddelijk gestart. Future start: Starten in de toekomst: bij het drukken op deze knop wordt het instrument gestart op de tijd en datum zoals vermeld in het venster Standaardinstellingen. Smart future start: bij smart future start berekent LDM een zodanige starttijd uit dat er precies op een volgend meetinterval gestart wordt. De nieuwe meetreeks verloopt dus niet ten opzichte van de vorige reeks als het meetinterval hetzelfde blijft. Synchroniseer loggertijd met systeemtijd bij start: indien dit vakje wordt aangevinkt, wordt bij het starten de RTC klok van het instrument gesynchroniseerd met de systeemklok van de PC. Stoppen: bij het drukken op deze knop wordt het instrument onmiddelijk gestopt. Het meetproces kan worden gecontroleerd door onderin het venster Instellingen op de tab Directe uitlezing te drukken en in dit scherm vervolgens op de knop Start directe uitlezing te drukken. De actuele status wordt dan continu uitgelezen en getoond.
Bij het starten van het instrument worden alle bestaande meetwaarden gewist uit het instrumentgeheugen en een nieuwe meetsessie wordt gestart.
Als het instrument is gestart en er worden instellingswijzigingen doorgevoerd, worden deze pas in de volgende meetsessie toegepast, d.w.z. nadat het instrument wordt gestopt en opnieuw gestart.
4.2 Alarmen De e+ sensoren beschikken over een alarmfunctie. Elke parameter heeft twee alarmstatussen: één voor de hoogwaarde en één voor de laagwaarde. Wanneer de meetwaarde van een parameter een alarmgrens overschrijdt, wordt de bijbehorende alarmstatus actief gemaakt. De alarmstatus moet door een extern apparaat, meestal het e-SENSE peilbuismodem, weer op non-actief gezet (gereset) worden. De alarmstatus kan pas opnieuw actief worden nadat eerst de hysteresisgrenswaarde is bereikt. Een schema van de functionaliteit is weergegeven in figuur 3.
Alarm Hoog Hysteresis Hoog
Alarmstatus
De alarmfunctie wordt ingesteld d.m.v. alarmgrenswaarden en hysteresisgrenswaarden. Deze grenswaarden kunnen in de e+ software worden ingesteld.
Externe uitschakeling Activering alarmfunctie
Fig. 3 Verloop van alarmering
10
Heractivering alarmfunctie
De desbetreffende velden hebben de volgende betekenis: Alarm Hoog: specificeert de hoge grenswaarde waarbij de alarmstatus wordt geactiveerd. Hyst. Hoog: specificeert de hoge grenswaarde waarbij de alarmfunctie opnieuw geactiveerd wordt Alarm Laag: specificeert de lage grenswaarde waarbij de alarmstatus wordt geactiveerd Hyst. Laag: specificeert de lage grenswaarde waarbij de alarmfunctie opnieuw geactiveerd wordt.
Fig.4 Sensorkanaalinstellingen Om een “laag”-alarm te kunnen generen moeten Alarm Laag en de Hyst. Laag voorzien worden van een waarde die hoger is dan ondergrens van het meetbereik. Hyst. Laag moet hierbij groter dan of gelijk zijn aan Alarm Laag. Om een “hoog”-alarm te kunnen generen moeten Alarm Hoog en de Hyst. Hoog voorzien worden van een waarde die lager is dan bovengrens van het meetbereik. Hyst. Hoog moet hierbij lager dan of gelijk zijn aan Alarm Hoog. De “laag”-alarmfunctie wordt inactief gemaakt door Alarm Laag en Hyst. Laag beide gelijk te stellen aan de ondergrens van het bereik van de parameter. De “hoog”-alarmfunctie wordt inactief gemaakt door Alarm Hoog en de Hyst. Hoog beide gelijk te stellen aan de bovengrens van het bereik van de parameter. Voorbeeld: De gebruiker wil alleen “hoog”-alarm bij een niveau van 28 cm onder NAP. Reference staat ingesteld op -100, Bereik staat ingesteld op 150. De waarde van Alarm Hoog moet nu ingesteld worden op -28; de waarde van Hyst. Hoog kan ingesteld worden op -30; Alarm Laag en Hyst. Laag dienen beide ingesteld te worden op -100. Zie ook figuur 4 en 5.
11
Bereik 150
+50
NAP
0 Alarm hoog
-100
0 Fig.5
-28
Alarm hoog
Het e-SENSE telemetrisch systeem ondersteunt alarmfunctionaliteit. Een e-SENSE peilbuismodem, die een actieve alarmstatus detecteert, geeft dit door aan de centrale database in de vorm van een alarm-SMS. De centrale database kan op zijn beurt een SMS-alarmbericht naar een mobiel telefoonnummer doorsturen om de gebruiker te informeren.
De waardes van alarm en hysteresis dienen zich te bevinden binnen het meetbereik van de parameter.
De gebruiker dient altijd (ook indien geen gebruik gemaakt wordt van telemetrie) de waarden alarm hoog, hysteresis hoog, alarm laag en hysteresis laag in te vullen. Indien geen alarm gewenst is dient de gebruiker de waarden alarm hoog en hysteresis hoog beide op de maximale waarde en alarm laag en hysteresis laag op de minimale waarden in te stellen.
5. Toepassingen De e+ WATER L kan gebruikt worden voor het meten van waterhoogte en temperatuur. Voor speciale toepassingen hierbij valt te denken aan: Polderbemaling Irrigatie Niveaumeting in open reservoirs of tanks In combinatie met andere sensoren uit de e+ sensor reeks zijn eenvoudig toepassingsgerichte meetoplossingen te realiseren. Op dit moment zijn de volgende e+ sensoren beschikbaar: e+ RAIN: regenval (intensiteit en totaal; art. nr.: 11.41.21 en 11.41.22) e+ SOIL MCT: bodemvocht (volumetrisch, geleidbaarheid en temperatuur; art. nr.: 11.41.11 t/m 11.41.17) e+ Water L: oppervlaktewater (niveau en temperatuur; art. nr.: 11.41.53 t/m 11.41.57) e+ OVERFLOW: overstortmetingen (art. nr.: 11.41.70 t/m 11.41.73) Op dit moment zijn voor de volgende toepassingsgebieden de Divers® van Schlumberger Water Servicesw beschikbaar: Diver: grondwaterstand en -temperatuur CTD-Diver: grondwaterstand, -temperatuur en -geleidbaarheid Baro-Diver: luchtdruk en -temperatuur
6.
Problemen en oplossingen
Dit hoofdstuk geeft nuttige tips en informatie, als er tijdens of na inbedrijfstelling problemen optreden in de werking van het instrument. Aan de hand van de tips die hierna volgen, kunt u achterhalen wat er fout is en mogelijk kunt u de fout zelf herstellen. Geen communicatie met het instrument; Controleer de aansluiting op de navolgende onderdelen: - het type kabel: er wordt onderscheid gemaakt tussen de e+ sensorkabels en Diverkabels (van belang bij het oude type e-SENSE veldmodem) - beschadiging van de kabel of scherpe knikken in de kabel - vervuiling van het optische glaasje van het instrument en / of de kabelconnector - bij (laptop-) PC: aansluiting op en instelling van de juiste communicatiepoort Controleer de werking van het instrument m.b.v. een uitleesunit en een (laptop-) PC met e+ software daarop geïnstalleerd (verzeker u ervan dat de uitleesunit goed werkt, door deze zo mogelijk te controleren
12
met een andere Diver of e+ sensor). Als in de e+ software niet met het instrument kan worden gecommuniceerd, controleer of de juiste communicatiepoort is gekozen
Neem contact op met de leverancier als met alle genoemde maatregelen de storing niet kan worden opgelost. De communicatie met het instrument is correct, maar er verschijnen geen meetwaarden. Indien het instrument stand alone wordt gebruikt: - Controleer in de e+ software de instellingen voor de meetinterval en Future start en controleer bovendien de systeemtijd van de (laptop) computer onder Instellingen, Configuratiescherm, Datum en Tijd. Synchroniseer de RTC bij het starten van het instrument. Afhankelijk van het ingestelde meetinterval en de eventueel ingestelde Future start behoren nu vanaf een zeker tijdstip meetwaarden beschikbaar te zijn. Indien e-SENSE telemetrisch systeem wordt gebruikt: - Controleer de Kanaalstatus in de e+ sofware. Deze moet actief zijn. Komen er geen meetwaarden binnen, controleer dan: - Het signaalsterkteniveau van het e-SENSE peilbuismodem / e-SENSE (veldmodem). Voor het controleren van het veldsterkteniveau van het e-SENSE peilbuismodem wordt verwezen naar de gebruiksaanwijzing van het e-SENSE peilbuismodem. - Het signaalsterkteniveau van het PC GSM-modem. Het veldsterkteniveau wordt in de statusbalk van de e+ software weergegeven. Het instrument produceert onjuiste meetwaarden. Neem contact op met uw leverancier. Het alarm van de sensor functioneert niet of niet juist. Indien de alarmstatus niet wordt geactiveerd: controleer de instellingen Alarm Laag, Hyst. Laag Hyst. Hoog en Alarm Hoog. Indien éénmaal een alarmstatus wordt geactiveerd en daarna niet meer: Controleer de hysteresiswaarden; de waarde Hyst. Hoog dient kleiner te worden gekozen dan Alarm Hoog, de waarde Hyst. Laag dient groter te worden gekozen dan Alarm Laag. Indien het probleem daarmee niet wordt verholpen, kies de beide hysteresiswaarden dan zodanig dat deze dichter bij de alarmwaarden komen te liggen. Indien herhaaldelijk de alarmstatus wordt geactiveerd: kies dan de hysteresiswaarden zodanig dat het verschil met de alarmwaarden wordt vergroot. Indien het probleem hiermee niet wordt verholpen, controleer dan het verloop van de meetwaarden en stel een grotere meetinterval in indien er een grote spreiding in de meetwaarden aanwezig is.
7. Onderhoud Betrouwbare en nauwkeurige meetresultaten kunnen alleen worden bereikt bij regelmatig onderhoud. Er wordt aanbevolen het instrument op gezette tijden (bijv. 1x per kwartaal) te inspecteren en de hiernavolgende punten van onderhoud uit te voeren: Invallend zonlicht op de open optische koppeling van het instrument verhoogt het batterijverbruik. Plaats daarom de afsluitdop op de optische connector wanneer de niet wordt uitgelezen. Controleer bij ieder gebruik voorts de optische connector en de afsluitdop op vervuiling, reinig indien nodig beide met een zachte doek. Aangroei of slibophoping zou de sensoropening kunnen verstoppen met als gevolg afwijkende meetwaardes. Met periodieke inspectie en omzichtige schoonmaak kan dit eenvoudig vermeden worden.
13
7.1
RVS onderhoud
Afhankelijk van de mate van vervuiling, dient de reiniging stapsgewijs plaats te vinden en dienen bij voorkeur zo min mogelijk agressieve middelen te worden gebruikt. Eventueel de werkzaamheden een aantal malen herhalen voordat wordt overgestapt op een andere methode. Door regelmatig reinigen wordt ernstige vuilafzetting veelal voorkomen en is het afgezette vuil relatief gemakkelijk te verwijderen.
7.1.1 Onderhoudsinterval/inspectie-interval:
De aanbeveling is om jaarlijks minimaal één inspectie uit te voeren (liefst per kwartaal) en minimaal een standaard reiniging uit te voeren.
De betreffende omgevingsfactoren kunnen de intervallen waarop de inspectie moet plaatsvinden beïnvloeden. Om een goed beeld te verkrijgen, is het verstandig de eerste inspectie na 3 maanden te laten plaatsvinden. Afhankelijk van de mate van aantasting of corrosie kan, na het reinigen, de interval eventueel worden teruggebracht naar 6 maanden.
7.1.2
Standaard reiniging
Regelmatig onderhoud kan het beste worden uitgevoerd met een pH neutraal reinigingsmiddel zonder chloriden. Een 5% oplossing met warm water moet afdoende zijn om vervuilingen te verwijderen. Doorgaans voldoet elke reiniger (lichte zeepoplossing), welke gebruikt kan worden voor glas (bijvoorbeeld afwasmiddel opgelost in warm water). Er mag gebruik gemaakt worden van een klein beetje ammonia, opgelost in warm water. Bij een ernstigere vorm van vervuiling/aantasting kan gebruik worden gemaakt van een mild bij voorkeur niet schurend poeder, zoals waspoeder. Deze kunnen worden gebruikt met warm water; een zachte borstel; een nylon spons of een zachte doek. Vermijd het gebruik van staalborstels; staalwol; chloriden; zuren; etc. Vermijd zoveel mogelijk het ontstaan van extra krassen/beschadigingen, welke veroorzaken dat het vuil zich nog sneller aan het RVS hecht en de kans op corrosie groter wordt.
7.1.3
Roestvorming en/of put-/spleetcorrosie
Het verdient de voorkeur hierbij contact op te nemen met Eijkelkamp!
Bij een ernstige vorm van aantasting, is een meer agressieve reiniging noodzakelijk. Er kan een geringe hoeveelheid azijn worden toegevoegd aan het reinigingspoeder of er kan soda worden gebruikt. Maak hierbij bijvoorbeeld gebruik van een pannenschuursponsje. In het uiterste geval kan een mild fijn schuurmiddel worden gebruikt zonder toevoegingen als chloride en/of milieubelastende substanties. Gebruik een lichte druk en beweeg bij voorkeur alleen in de richting van evt. bewerkingsgroeven. Afspoelen met schoon water. Het RVS laten drogen in de open buitenlucht zodat de oxidelaag (= zelfvormende beschermende laag) zich kan herstellen, ca. 15 min.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Technische gegevens kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Eijkelkamp Agrisearch Equipment is niet verantwoordelijk/aansprakelijk voor schade/persoonlijk letsel door (verkeerd) gebruik van dit product. Eijkelkamp Agrisearch Equipment is geïnteresseerd in uw reacties en opmerkingen over de producten en de gebruiksaanwijzingen.
14
Appendix 1: Installeren van de e+ WATER L Verwijder de zwarte beschermkap boven op de e+ WATER L
Verwijder de rubber O-ring en de roestvaststalen ring
Schroef de grote installatiering op de e+ WATER L. De zijde met de gladde start aan de binnenzijde van de ring moet naar de e+ WATER L gericht zijn.
15
Draai de grote installatiering vast en plaats de O-ring
Bevestig de zwarte beschermkap
Plaats de e+ WATER L zodanig in de behuizing dat de 2 openingen overeenkomen
Bevestig de e+ WATER L in de behuizing door het vastdraaien van de 2 vandalisme bestendige bouten
De e+ WATER L is nu in de behuizing geïnstalleerd. Om de klep te sluiten dient de zwarte beschermkap te worden verwijderd.
16
Bevestig de optionele installatiehulp om de e+ WATER L in de tweede (lagere) schroefgaten in de behuizing te bevestigen.
De e+ WATER L in de behuizing duwen, totdat de bevestigingsgaten met elkaar overeenkomen. De vandalismebestendige bouten indraaien.
17
Appendix 2: Batterijset e+ logger In de grafiek staat de verwachte levensduur van de batterij
We adviseren de batterijen te vervangen wanneer de capaciteit gedaald is tot 20%.
Het vervangen van de e+ batterij
Vervang altijd de drie O-ringen!
11.41.90.01 Batterijset: Benaming Art.nr. Aantal e+ Batterij H5.00.18.0 1 O-ring (d 15,6x1,78) H2.22.61.2 1 O-ring (d 18 x 1) H2.22.62.0 2 Stiftsleutel zeskant 99.75.02.05 1 Potje vaseline H2.74.18.0 1 Droogzakje H2.76.41.0 1
H5.00.18.0 H2.76.41.0 H2.22.62.0 H2.22.61.2
Benodigde materialen: Schone droge doek 1. Ontkoppel de sensorconnector van de e+ logger. 2. Maak de buitenkant van de e+ logger droog en schoon. 3. Verwijder de O-ring en de moer. 4. Schuif nu de steunring, batterij-huls en beide dunne O-ringen van de e+ logger. 5. Verwijder het droogzakje Batterijhuls 6. Verwijder de batterij door de klemschroeven los te draaien 7. Maak het inwendige en de O-ring zittingen goed schoon Er zijn drie O-ringen: 1 O-ring 1 —> afdichting batterij-huls sensor-zijde 2 O-ring 2 —> afdichting batterij-huls Irda-zijde 3 O-ring 3 —> afdichting/borging beschermkap O-ring zitting voor O-ring 1 Klemschroeven
8. Plaats de nieuwe batterij (H5.00.18.0) en zet deze goed vast mbv de klemschroeven en de klemplaatjes. Voor de juiste positie van + en (zie de sticker in de e+ logger).
Steunring
O-ring zitting voor O-ring 2
Klemschroef Aansluitdraad batterij
Klemplaatje Denk aan de + en -!
9. Controleer de werking en instellingen volgens de bij de e+ logger behorende gebruiksaanwijzing.
18
Moer O-ring 3
O-ring zitting voor O-ring 3
10. 11.
Smeer de O-ring zitting voor O-ring 1 ruim in met vaseline Schuif voorzichtig de O-ring (H2.22.62.0) in de vaseline op de O-ring zitting en smeer ook vaseline aan de buitenkant van de O-ring zodat deze volledig bedekt is.
Vaseline
O-ringzitting voor O-ring 1 12. 13.
O-ring 1
Plaats het droogzakje (H2.76.41.0) Schuif de batterij-huls op de e+ logger waarbij er gecontroleerd dient te worden dat de O-ring goed in de uitsparing van de batterij-huls schuift
14. Vul de O-ring ruimte voor O-ring 2 ruim met vaseline 15. Schuif voorzichtig de O-ring (H2.22.62.0) in de vaseline in de O-ring zitting en smeer ook vaseline aan de buitenkant van de O-ring zodat deze volledig is bedekt
O-ringzitting voor O-ring 2
Vaseline
O-ring 2
16. Plaats de steunring en schroef de moer weer op de e+ logger en draai deze weer goed vast, plaats O-ring 3.
Moer
O-ring 3
Steunring
17. 18. 19. 20.
Veeg de buitenkant van de e+ logger schoon (verwijder de overtollige vaseline). Smeer O-ring 3 ruim in met vaseline Koppel de sensorconnector weer aan de e+ logger of plaats de afsluitdop. Veeg de buitenkant van de e+ logger schoon (verwijder de overtollige vaseline)
19