Een tweede jeugd voor boerderij en erf
Een handreiking voor organisaties en gemeenten die willen werken aan de versterking van het agrarisch erfgoed in hun regio
Een tweede jeugd voor boerderij en erf
Een tweede jeugd voor boerderij en erf Boerderijen en erven zijn het gezicht van een streek Nederland telt nog zo’n negentigduizend oude boerderijen. Die boerderijen zijn – samen met hun erven – een ijkpunt in het landschap. Ze geven hun streek gezicht. De Westfriese stolpboerderij, de Groningse herenboerderij of de Brabantse langgevelboerderij – het zijn stuk voor stuk parels in het landschap, die maken dat het Oldambt er zo anders uitziet dan - pak hem beet - de Langstraat. De laatste jaren krijgen boerderijen en erven steeds meer aandacht. Steeds vaker wordt bekeken of vrijkomende boerderijen gebruikt kunnen worden als woonhuis of bedrijfspand. En steeds vaker zijn er succesvolle voorbeelden te zien van boerderijen die op een streekeigen, stijlvolle manier zijn aangepast aan de moderne wensen van de (nieuwe) eigenaren. Handreiking voor organisaties en gemeenten De toegenomen aandacht heeft zich weerspiegeld in tientallen Belvedere-projecten rond boerderij en erf, die de afgelopen vijf jaar overal in het land zijn uitgevoerd. Deze handreiking brengt de ervaringen uit die Belvedere-projecten samen. De handreiking is bedoeld voor gemeenten en organisaties die willen werken aan het behoud en de versterking van de karakteristieke boerderijen en boerenerven. De handreiking gaat in op de volgende vragen: • Hoe kunnen eigentijdse wensen gecombineerd worden met streekidentiteit? • Wat kunnen (vrijwilligers)organisaties via voorlichting en advies doen om het agrarisch erfgoed bij (nieuwe) eigenaren onder de aandacht te brengen? • Wat kunnen gemeenten doen? • Hoe kunnen dergelijke projecten gefinancierd worden? • Waar vindt u meer informatie? 3
Waarom aan de slag met boerderijen en boerenerven? Jaarlijks stoppen zo’n vierduizend boeren met hun bedrijf. De vrijkomende landbouwgrond gaat naar andere boeren, maar voor de overblijvende gebouwen hebben die vaak geen belangstelling; de gebouwen zijn te ouderwets. In een halve eeuw tijd is meer dan de helft van alle boerderijen daardoor gesloopt. Gelukkig is er steeds meer belangstelling voor het behoud van waardevolle boerderijen, zeker sinds 2003, het jaar van de boerderij. Veel boerderijen krijgen tegenwoordig een tweede leven, bijvoorbeeld als woonhuis, makelaarskantoor of werkplaats. Zo blijft waardevol cultuurhistorisch erfgoed behouden en krijgt de lokale economie een flinke duw in de rug. Alleen al in Friesland zijn 1100 niet-agrarische bedrijven gevestigd in oude boerderijen, samen goed voor meer dan 4000 arbeidsplaatsen. Ook zijn oude boerderijen steeds meer in trek als woonhuis. De eerste stap is dus al gezet. Maar er is meer nodig. Vaak worden boerderijen en erven door de nieuwe eigenaren nog ondeskundig aangepast. Een oude stal wordt opgeruimd, er komen parkeervakken voor klanten en het open karakteristieke erf – met zijn hortensia’s of hoogstamfruit maakt plaats voor een moderne privacy-tuin met coniferen en schuttingen. De afgelopen jaren is er hard gewerkt aan nieuwe manieren om de streekeigen identiteit van erf en boerderij te combineren met moderne woonwensen en voorwaarden voor een goede bedrijfsvoering. Zo blijft niet alleen de boerderij behouden, maar ook zijn economische én landschappelijke waarde. 4
Eigentijdse wensen en streek-identiteit: wat is mogelijk? Er zijn inmiddels talloze succesvolle voorbeelden van boerderijen en erven die op een streekeigen, respectvolle manier zijn aangepast aan de 21ste eeuw. Wat is er mogelijk? Streekeigen boerderijen en bijgebouwen Bij het verbouwen of uitbreiden van een bestaande boerderij gaat het om de vraag hoe een soms slecht geïsoleerd, donker (maar stijlvol) gebouw zo kan worden aangepast dat het een comfortabele woning of kantoorruimte wordt, terwijl de oorspronkelijke agrarische functie ‘leesbaar’ blijft. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het (streekeigen) kleuren materiaalgebruik of de aanwezigheid van allerlei elementen en details, zoals luiken, gevelstenen of uileborden. Het is belangrijk oog te houden voor verhoudingen; een rieten dak vol dakramen of kapellen tast het oorspronkelijke beeld aan. Ook de sloop van een vervallen bakhuisje of schuur kan van invloed zijn op de uitstraling van de boerderij als geheel, als ensemble in het landschap.
Streekeigen erf Een boerderij is meer dan een woonhuis met stallen. Ook – of misschien wel júist – de erfinrichting is van wezenlijk belang. De hortensia’s en statige bomen langs de Vecht of de populierenbosjes van de Meierij bepalen immers voor een groot deel het karakter van de streek. Bij de herinrichting van het erf kan die streekbeplanting en erfinrichting een inspiratiebron zijn. Een goed geplante meidoornhaag biedt net zoveel privacy als een rij coniferen. En het formele ontwerp van een traditioneel Beemster voorerf kan de inspiratiebron zijn voor een moderne bedrijfstuin. Er zijn verschillende subsidiemogelijkheden voor de streekeigen inrichting van landschap en erf. Landschapsbeheer Nederland (www.landschapsbeheer.nl) speelt hierin een belangrijke rol. 5
Meer nodig dan kennis De aandacht voor het agrarisch erfgoed is toegenomen. Er zijn succesvolle voorbeeldprojecten en er zijn talloze (vrijwilligers)organsaties die kennis in huis hebben over bouw- en cultuurhistorie. Maar die kennis alleen is niet genoeg. Want hoe zorg je dat ondernemers of nieuwe bewoners ook daadwerkelijk met die kennis aan de slag gaan en hun boerderij en erf op een streekeigen manier aanpassen? In de Belvedere-projecten van de afgelopen vijf jaar zijn daar twee sporen voor ontwikkeld, die vaak tegelijk worden ingezet: 1. Voorlichting en advies aan nieuwe eigenaren Voor veel eigenaren is cultuurhistorie nog lastig. Ze weten niet wat kenmerkend is voor hun boerderij of erf, of zijn bang dat het historische karakter allerlei beperkingen en kosten met zich meebrengt. Met voorlichting en advies is te zien dat er juist veel mogelijk is met cultuurhistorie. 2. Ontwikkelingsgericht (gemeentelijk) beleid Er zijn steeds meer gemeenten die het agrarisch erfgoed op een ontwikkelingsgerichte manier willen versterken, bijvoorbeeld door meer ontwikkelingsruimte te geven, in ruil voor extra investeringen in landschap, erf of cultuurhistorie. In deze handreiking komen deze twee sporen aan bod.
6
Vo o r l i c h t i n g e n a d v i e s a a n ( n i e u w e ) e i g e n a r e n Onbekend maakt onbemind Veel (nieuwe) eigenaren weten niet wat waardevol is aan hun boerderij of erf, en hoe ze die waardevolle zaken kunnen benutten. In NoordHolland licht de Vereniging Vrienden van de Stolp (potentiële) kopers van historische stolpboerderijen bijvoorbeeld voor over voor de hand liggende verbouwzaken - en met succes. Ook elders in Nederland zijn de afgelopen jaren dergelijke voorlichtingsinitiatieven opgestart. Uit de Belvedere-projecten rond agrarisch erfgoed blijkt dat al die initiatieven in de praktijk ongeveer dezelfde aanpak ontwikkeld hebben, die neer komt op vijf stappen. Stap 1 Opzetten van een organisatie Om te kunnen werken aan behoud en versterking van agrarisch erfgoed is een organisatie nodig. In de praktijk wordt zo’n project vaak getrokken door een bestaande, gebiedsgerichte overlegkoepel (waarin allerlei partijen zijn vertegenwoordigd) of door een enthousiaste – maar verontruste – club streekbewoners en cultuurhistorici die speciaal voor dat doel een nieuwe stichting in het leven roepen. Als de subsidie aanvraag is toegekend (zie elders in deze handreiking voor financie ringsmogelijkheden) wordt een professionele (part time) coördinator aangesteld, die vrijwilligers aanstuurt, contacten onderhoudt met andere organisaties en andere professionals inschakelt voor bijvoor beeld de verwerking van de cultuurhistorische informatie of het schrijven van een boekje. Pia van Oord, voorzitter van de Stichting Midden-Delfland is Mensenwerk zegt over die opstartfase: “We hebben
geen tijd verspild aan het oprichten van een achterban. Onze club bestaat uit slechts zes mensen, maar door bondgenoten op strategische punten te zoeken, is dat zeker geen bezwaar. We investeren continu in ons netwerk en onze bondgenoten.” Stap 2 Inventarisatie van bestaande boerderijen en erven Als er onvoldoende kennis is over de boerderijen en erven moet het gebied eerst in kaart gebracht worden: welke waardevolle elementen zijn nog aanwezig? Veel organisaties beginnen hun activiteiten dan ook met inventarisaties. Vrijwilligers gaan met kaarten, fototoestel en aantekenblok op pad. De kennis die ze verzamelen wordt gecombineerd met historische bronnen en oudere studies, en verwerkt tot een regionale typologie. Deze resultaten kunnen gepresenteerd worden in een boekje of op een website. Dat levert in de praktijk vaak leuke publicaties op over (verschillende typen) historische boerderijen, de erfinrichting en tal van interessante (bouw)kenmerken, zoals gevelstenen, bakhuisjes, en bruggetjes. Naast het vastleggen en toegankelijk maken van de bestaande kennis, kan zo’n publicatie een belangrijke eerste stap zijn in het voorlichtingstraject. De presentatie van een boekje over boerderijen en erven kan steevast rekenen op warme belangstelling vanuit de lokale en regionale pers. De inventarisatie is ook belangrijk voor het opzetten van een netwerk van vrijwilligers, hun scholing, en het leggen van de eerste contacten met boerderijeigenaren. 7
Stap 3 Voorlichting en draagvlak Om de informatie daadwerkelijk bij de (nieuwe) eigenaren te krijgen is het presenteren van een boekje niet voldoende. Een mix van gerichte voorlichtingsactiviteiten is hier op zijn plaats: - (Introductie)cursussen voor eigenaren Tijdens een cursus van één of meerdere dagdelen/ avonden leren eigenaren (en andere geïnteresseerden) over de kenmerken en de geschiedenis van de boerderijen en erven in hun gebied. Ook wordt ingegaan op de praktische kanten van verbouw en/of herinrichting (vergunningen, regelgeving, subsidiemogelijkheden). Zo’n cursus kan gegeven worden door de coördinator of een cultuurhistoricus die bij het project betrokken is. - Uitwerken voorbeeldplannen en/of opzetten voorbeeldbedrijven In het verlengde van de introductiecursussen kan voor een aantal (representatieve) erven of boerderijen samen met de eigenaar een (voorbeeld)plan ontwikkeld worden. Eventueel uitgevoerde plannen kunnen als voorbeeld worden gebruikt voor cursussen of (toeristische) PR-activiteiten. Juist het laten zien (en subsidiëren) van concrete maatregelen blijkt stimulerend te werken. - PR en draagvlak Om een breder publiek te enthousiasmeren (en zo draagvlak te creëren) kan de kennis over boerderij en erf op een leuke manier breder toegankelijk gemaakt worden, bijvoorbeeld via fietsroutes, folders, open dagen op voorbeeldbedrijven en uiteraard via terugkerende aandacht in de lokale pers. Stap 4 Advies Soms is voorlichting niet genoeg en hebben eigenaren ondersteuning nodig bij hun zoektocht naar de streekeigen aanpassing van hun boerderij of erf. Het gaat dan om vragen als: wat zijn passende nieuwe functies voor mijn boerderij, aan welke eisen en regels moet ik voldoen, en wie kan mij adviseren in mijn verbouwplannen? In sommige gebieden zijn hiervoor (gesubsidieerde) adviesgroepen in het leven geroepen, die een eigenaar met dergelijke vragen op weg kunnen helpen in de wereld van procedures en adviseurs. Zo is in Brabant het Startpakket Ruraal Erfgoed ontwikkeld. 8
Stap 5 Consolidatie Nadat een voorlichtingstraject is uitgevoerd, is het belangrijk de geboekte resultaten te bestendigen, het (vrijwilligers)netwerk te onderhouden, en de activiteiten eventueel uit te bouwen. Want het zou jammer zijn als er na bijvoorbeeld twee projectjaren niets meer met de resultaten gedaan zou worden, ook al is (een deel van) het subsidiegeld weggevallen. In veel Belvedere-projecten hebben ‘boerderij’-organisaties na verloop van tijd dan ook besloten samen te werken met andere partijen, zoals een gebiedscommissie of een provinciale (monumenten)koepel. De coördinator werkt dan misschien nog maar één dag in de week, maar er blijft een aanspreekpunt. Faciliteiten kunnen gedeeld worden met de collega-organisatie.
Betrek andere partijen Natuurlijk zijn de (nieuwe) boerderijeigenaren de groep die uiteindelijk bereikt moeten worden. Maar vaak is het verstandig om ook andere partijen bij de activiteiten te betrekken. Organiseer bijvoorbeeld een introductiecursus voor makelaars. Zij zijn immers de eersten die toekomstige bewoners kunnen wijzen op het unieke karakter van een boerderij en op de manier waarop je daarmee om kunt gaan. Een mooi en gratis boekje over streekboerderijen doet wonderen. Ook tuinontwerpers, hoveniers, aannemers en architecten zijn tussenpersonen die in het overleg met hun klant veel kunnen betekenen voor de versterking van het streekeigen karakter van een boerderij of erf. En als het lokale tuincentrum een hoek heeft met streekeigen beplanting, maakt dat het voor goedwillende bewoners een stuk gemakkelijker. Kijk of contacten aan te knopen zijn met (belangen)organisaties. Kamers van Koophandel komen bijvoorbeeld steeds vaker op voor bedrijven die zich hebben gevestigd in vrijgekomen boerderijen. Agrarische natuur- en milieu coöperaties timmeren aan de weg op het gebied van landschap, erfbeplanting en erfgoed. En er zijn tal van lokale verenigingen en stichtingen die zich inzetten voor heemkunde, natuur, cultuurhistorie of boerderijbehoud. Al die organisaties beschikken over veel gebiedskennis en kunnen behulpzaam zijn bij voorlichting, al was het alleen maar richting hun achterban. En tot slot is er de gemeente, die in haar beleid het boerderijbehoud kan faciliteren. 9
10
Ontwikkelingsgericht gemeentelijk beleid De gemeente kan een belangrijke rol spelen in het bevorderen van het behoud en de versterking van boerderijen en erven. Naast voorlichting (zie hiervoor), waarin ook de gemeente een actieve rol kan spelen, heeft de gemeente verschillende instrumenten in handen. Er zijn steeds meer gemeenten die het agrarisch erfgoed op een ontwikkelingsgerichte manier willen versterken, bijvoorbeeld door meer ontwikkelingsruimte te geven, in ruil voor extra investeringen in landschap, gebouw, erf of cultuurhistorie. Voor-wat-hoort-wat dus. Vrijkomende agrarische bebouwing Die ‘voor-wat-hoort-wat’ aanpak kan bijvoorbeeld als onderdeel van het gemeentelijke beleid voor vrijkomende agrarische bebouwing worden ingezet (zie kader volgende pagina). De gemeente Woerden heeft bijvoorbeeld een aanpak ontwikkeld waarbij ze aan een eigenaar die zijn boerderij wil aanpassen een integraal plan vraagt voor het gehele complex. De gemeente legt de afspraken uit het plan vast in een privaatrechtelijk contract met de eigenaar: in ruil voor herbestemming verplicht de ondernemer zich tot investeringen in de landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden van opstallen en erf. De kaders voor het vab-beleid worden overigens voor een groot deel door de provincie vastgesteld; vraag uw provincie naar de mogelijkheden.
Beeldkwaliteitsplan Ook veel gebruikt is het beeldkwaliteitsplan, dat kan worden verankerd in het bestemmingsplan of in de welstandsnota. In een beeldkwaliteitsplan geeft de gemeente aan aan welke beeldkwaliteitseisen nieuwe ontwikkelingen (zoals nieuwbouw of herbestemming) moeten voldoen. Voor bijvoorbeeld het Reestdal, op de grens tussen Drente en Overijssel hebben het Oversticht en het Drents Plateau samen met overheden en belanghebbenden een beeldkwaliteitsplan opgesteld dat sterk is geïnspireerd op de cultuurhistorische waarden in het gebied. Wie een nieuwe stal wil bouwen of zijn woonboerderij wil aanpassen moet zijn plannen schoeien op cultuurhistorische leest. De vier Reestdal-gemeenten hebben het beeldkwaliteitsplan integraal opgenomen in hun welstandsbeleid voor het buitengebied.
11
Beleid voor Vrijkomende Agrarische Bebouwing Het beleid rond het herbestemmen van Vrijkomende Agrarische Bebouwing (vab’s) is in beweging. In het verleden wilde de overheid vaak geen nieuwe functies toestaan in (vrijkomende) stallen of boerderijen. Men was bang dat bijvoorbeeld een transportbedrijf verkeersoverlast zou opleveren, of dat een sauna op den duur uit zijn jasje zou groeien, waardoor er op het erf bijgebouwd zou moeten worden. En als een boerderij gebruikt werd als woonhuis zou de blijvende buurman-veehouder vanwege de stankwetgeving mogelijk beperkt worden in zijn uitbreidingsmogelijkheden. Tegenwoordig worden steeds meer de (sociaal-economische) voordelen gezien van niet-agarische (neven)functies in vab’s en op boerenbedrijven. In de Nota Ruimte schrijft het kabinet dat ze de mogelijkheden voor hergebruik en nieuwbouw in het buitengebied wil verruimen om het economisch draagvlak en de vitaliteit van de landelijke gebieden te versterken. Uiteindelijk bepaalt de gemeente of er op een bepaalde locatie wel of geen functiewijziging in een vab mogelijk is, en onder welke voorwaarden. Maar met name de provincie stelt daarvoor (in het streekplan) belangrijke kaders, door aan te geven welke (economische) functies in principe wel en niet welkom zijn in vab’s, en hoe de gemeente daarin kan sturen. Diverse provincies werken daarnaast aan een actiever spoor, waarin zij gemeenten bijvoorbeeld via een handreiking ondersteunen. Zo heeft de provincie Zeeland de zogenaamde ‘Positieve Lijst’ opgesteld, waarin zij aangeeft welke nieuwe functies in vrijkomende agrarische gebouwen zijn toegestaan, en welke (landschappelijke en ruimtelijke) tegenprestaties de bedrijven moeten leveren om daarvan gebruik te maken. Ook cultuurhistorie en landschappelijke identiteit kunnen tot de tegenprestaties behoren. Dat is een duidelijk voorbeeld van de meer ontwikkelingsgerichte ‘voor-wat-hoort-wat’-benadering, die steeds vaker wordt toegepast. Veel provincies hebben inmiddels hun vab-beleid geformuleerd; informeer hiervoor bij uw provincie. 12
Naast deze ontwikkelingsgerichte instrumenten heeft een gemeente natuurlijk ook meer gangbare instrumenten in handen, zoals het monumentenbeleid en het openstellen van subsidieregelingen. Als de gemeente een pand aanwijst als gemeentelijk monument, zijn er heldere regels voor wat wel en niet mag. In principe is het pand dan goed beschermd. Met subsidies kan een gemeente voorlichting mogelijk maken en bepaalde werkzaamheden financieel ondersteunen. Juist die zichtbare resultaten – het herstel van bakhuisjes of het terughangen van luiken – kunnen zorgen voor veel bekendheid en draagvlak. Meer informatie is te krijgen bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (www.rdmz.nl) en bij de afdeling cultuurhistorie van de provincies.
Financiering Financiering van inventarisatie- en voorlichtingsprojecten In de praktijk zijn veel gemeenten en provincies (in het kader van hun cultuurhistorische of plattelandsbeleid) bereid om voorlichtings- en inventarisatieprojecten rond agrarisch erfgoed mede te financieren. Daarnaast is het mogelijk om bij landelijke of regionale fondsen om een bijdrage te vragen, zoals bij het VSB-fonds of de Postcodeloterij. Ook kunnen (regionale) projecten rond agrarisch erfgoed vaak rekenen op (bescheiden) sponsorbijdragen van particulieren en (lokale) verenigingen, en kan de verkoop van publicaties een bron van inkomsten zijn. Verder is op de website www.nederlandmooi.nl informatie te vinden over verschillende vormen van financiering.Tot slot is het in sommige gebieden mogelijk om gebruik te maken van Europese regelingen voor structuurversterking van plattelandsgebieden (zoals D2-gelden). Meer informatie hierover is te krijgen bij de provincie. Financiering van erf- en boerderijherstel Bij het opzetten van een voorlichtings- en stimuleringsproject is het belangrijk zicht te hebben op de mogelijkheden om eigenaren financieel te ondersteunen bij de streekeigen aanpassing van hun erf of boerderij. Als een boerderij is aangewezen als (rijks)monument, zijn er reguliere landelijke en provinciale regelingen voor herstel en onderhoud. Die gelden ook voor boerderijen met een niet-agrarische functie. Meer informatie hierover is te krijgen bij provincie en gemeente.
Om te stimuleren dat eigenaren bij de verbouw of herinrichting van agrarisch erfgoed rekening houden met streekeigen architectuur hebben diverse gemeenten en provincies (tijdelijke) regelingen en subsidies in het leven geroepen. Vaak zijn dat regelingen die investeringen gedeeltelijk subsidiëren; de eigenaar zelf moet dus ook investeren. De gemeente Gemert-Bakel had bijvoorbeeld lange tijd een subsidie regeling voor het aanbrengen van traditionele luiken op boerderijen. Voor het herstel van erf en erfbeplanting bestaan in veel provincies subsidieregelingen. Het provinciale Landschapsbeheer weet hierover meer. 13
Meer informatie? Er is inmiddels veel informatie beschikbaar over de versterking van het agrarisch erfgoed. Op www.belvedere.nu vindt u talloze beschrijvingen van dergelijke projecten, inclusief ervaringen, resultaten en financieringsbronnen. In het RO-dossier ‘herbestemming agrarische bebouwing’ is veel achtergrondinformatie te vinden, inclusief links naar andere sites en telefoonnummers van projectleiders. Waar kunt u terecht? Het behoud van het agrarisch erfgoed is met name provinciaal georganiseerd; er zijn veel organisaties actief, zoals de regionale landbouworganisaties, monumentenwachten, erfgoedinstellingen, heemkundekoepels, boerderijstichtingen, etc. In iedere provincie is dat weer anders. Bij de afdeling cultuurhistorie van uw provincie kunt u hierover informatie opvragen. Ook het Landschapsbeheer in uw provincie kan u op weg helpen bij uw praktische vragen en adressen (kijk op www.landschapsbeheer.nl voor telefoonnummers). In veel provincies geeft Landschapsbeheer hierover een brochure uit. Op www.kijkmijnerf.nl vindt u voorbeelden van prachtige erven en boerderijen in uw provincie. Tot slot kunt u voor ondersteuning ook bij het Nationaal Contact Monumenten terecht (www.stichtingncm.nl). Het NCM is een overlegplatform voor particuliere monumentenorganisaties.
14
Publicaties Er zijn veel boeken en brochures gepubliceerd over boerderijen en erven, vaak op provinciaal of regionaal niveau. Enkele algemene publicaties zijn: - Binnen bij Boeren - Wonen en werken in historische boerderijen. Uitgeverij Waanders, 2003 - Bouwen aan Boerderijen - Ideeënboek voor herstel en vernieuwing van boerderijen. Uitgeverij Terra–Lannoo, 2003 - Dansen op de deel - Ideeënboek voor een nieuwe bestemming van boerderijgebouwen. Centrum voor Landbouw en Milieu en Uitgeverij Roodbont, 2005 - Natuur op eigen erf. Centrum voor Landbouw en Milieu, Landschapsbeheer Nederland en Uitgeverij Roodbont, 2005
Een tweede jeugd voor boerderij en erf Colofon Dit is een uitgave van Projectbureau Belvedere, Utrecht. De handleiding is gebaseerd op ervaringen met vijf jaar Belvedere-projecten rond agrarisch erfgoed. Tekst: Hans Bleumink | Overland Boxtel Opmaak: Script unlimited, Utrecht Fotografie: Alterra, Henk Boom, DLG, Mieke van Engelen, Leni Greeuw, Piet den Hertog, Mirjam Kapelle, Luuk van der Lee (Hollandse Hoogte), Maud Maartens, Willem Mieras, Minos & Twisk bv, Stichting Boerderij & Erf, Gerard Til (Hollandse Hoogte), Druk: RS Grafiservices Utrecht Oplage 500 exemplaren 2006
Projectbureau Belvedere Postbus 389 3500 AJ Utrecht t 030-2305010 f 030-2380915 e i n f o@ b e l v e d e r e . n u
w w w. B e l v e d e r e . n u > 150 MB aan praktijkkennis over behoud door ontwikkeling