E. De richtlijn van 1 februari 2005 inzake bezit van cannabis voor persoonlijk gebruik Wat vervolging betreft, bepaalt deze richtlijn dat aan het bezit, door een meerderjarige, van een hoeveelheid cannabis voor persoonlijk gebruik, zoals in het verleden, de laagste vervolgingsprioriteit wordt gegeven, uitgezonderd wanneer het bezit gepaard gaat met verzwarende omstandigheden of verstoring van de openbare orde: – het bezit van een hoeveelheid cannabis van maximum drie gram, zonder dat enige aanwijzing inzake verkoop of handel aanwezig is, wordt beschouwd als bezit voor persoonlijk gebruik; – de verzwarende omstandigheden zijn deze van artikel 2bis van de wet van 1921 (zie hoger); – de omstandigheden die de openbare orde verstoren, zijn: a. het bezit van cannabis in een strafinrichting of in een instelling voor jeugdbescherming; b. het bezit van cannabis in een onderwijs- of gelijkaardige instelling of in hun onmiddellijke omgeving. Dit zijn de plaatsen waar de leerlingen zich verzamelen of elkaar ontmoeten, zoals een halte van het openbaar vervoer of een park in de nabijheid van een school; c. het ostentatief bezit van cannabis in een openbare plaats of een plaats die toegankelijk is voor het publiek (bv. een ziekenhuis). Op vlak van opsporing werd in de richtlijn de anonieme registratie niet langer weerhouden. De vaststelling van het bezit, door een meerderjarige, van een hoeveelheid cannabis die 3 gram niet overschrijdt of van 1 cannabisplant, bestemd voor persoonlijk gebruik, zonder verzwarende omstandigheden of verstoring van de openbare orde, zal enkel aanleiding geven tot het opstellen van een vereenvoudigd proces-verbaal (VPV). Daarin worden enkel volgende gegevens opgenomen: – notitienummer; – plaats en datum van de feiten; – aard van de feiten (type en hoeveelheid van het product); – volledige identiteit van de dader; – samenvatting van zijn versie van de feiten.
6
Larcier Wet en Duiding - Drugwetgeving
Deze PV’s worden bewaard bij de politiediensten en slechts 1 maal per maand, door middel van een lijst, overgemaakt aan het parket van de plaats waar de vaststelling werd gedaan. In principe leiden deze inbreuken niet tot inbeslagname en mogen de verdovende middelen in het bezit blijven van de betrokkenen, behalve wanneer deze vrijwillig afstand ervan doen. In de meeste gerechtelijke arrondissementen wordt hiervan echter afgeweken en worden de verdovende middelen in beslag genomen, nu het bezit ervan nog steeds een misdrijf uitmaakt. In geval van bezit voor persoonlijk gebruik van grotere hoeveelheden cannabis of van andere verdovende middelen en psychotrope stoffen dan cannabis, dient een gewoon proces-verbaal te worden opgesteld. In geval van drughandel en druggerelateerde criminaliteit wordt uiteraard steeds een proces-verbaal opgesteld. Zoals hoger uiteengezet houdt dit zeer beperkte ‘gedoogbeleid’ zoals voorzien in de richtlijn van 2005 echter allerminst een legalisering in: bezit voor persoonlijk gebruik van cannabisproducten is nog steeds strafbaar. Het is aan het openbaar ministerie om op grond van het opportuniteitsbeginsel te oordelen in welke gevallen alsnog wordt vervolgd en welke zaken de laagste vervolgingsprioriteit krijgen en derhalve zonder meer worden geseponeerd.
F. Andere illegale verdovende middelen Voor het vervolgingsbeleid inzake andere drugdelicten dan bezit van cannabis voor persoonlijk gebruik, dient verwezen naar de ministeriële richtlijn van 16 mei 2003 betreffende het vervolgingsbeleid inzake het bezit van en de detailhandel in illegale verdovende middelen (ministeriële omzendbrief van 16 mei 2003 betreffende het vervolgingsbeleid inzake het bezit van en de detailhandel in illegale verdovende middelen, BS 2 juni 2003). Daarin wordt het belang van alternatieve afhandeling en doorverwijzing naar de hulpverlening beklemtoond. In geval van beperkt bezit van andere illegale verdovende middelen dan cannabis met het oog op eenmalig of occasioneel gebruik heeft de parketmagistraat volgende mogelijkheden:
Larcier Wet en Duiding - Drugwetgeving
7
– sepot mits waarschuwing van de politie en eventueel informatieverstrekking over het hulpnetwerk; – verval van de strafvordering mits betaling van een geldsom (zogenaamde minnelijke schikking) (art. 216bis Sv.). In geval het drugsbezit gepaard gaat met openbare overlast of indien de betrokkene een problematisch gebruiker is, kan de parketmagistraat naargelang de aard, de combinatie en de ernst van de feiten, alsook van de persoonlijkheid van de betrokkene, één van volgende maatregelen nemen: – sepot na doorverwijzing naar een gespecialiseerde dienst voor hulpverlening aan drugverslaafden of naar een gespecialiseerde oriëntatiedienst voor drugverslaafden; – praetoriaanse probatie (sepot dat gekoppeld wordt aan de naleving van bepaalde welomschreven voorwaarden); – verval van de strafvordering mits betaling van een geldsom (zogenaamde minnelijke schikking). In geval van bezit dat gepaard gaat met verzwarende omstandigheden dient de betrokkene in principe te worden verwezen naar of gedagvaard voor de correctionele rechtbank, desgevallend met het oog op het vorderen van probatiemaatregelen. Bij detailhandel dient een onderscheid te worden gemaakt tussen verkoop met het oog op winstbejag en verkoop om persoonlijk gebruik te financieren: – bij handel, ook van kleine hoeveelheden, uit louter winstbejag, dringt een expliciet repressieve benadering zich op; – bij detailhandel om persoonlijk gebruik te financieren, zal de parketmagistraat naargelang het geval één van bovenstaande alternatieven toepassen dan wel betrokkene dagvaarden. In geval van druggerelateerde criminaliteit wordt beklemtoond dat verslaving nooit een verantwoording of verontschuldiging kan zijn voor crimineel gedrag. De strafrechtelijke reactie moet het midden houden tussen de ernst van de feiten en de individuele situatie van de dader. In dit geval wordt bij voorrang de bemiddeling in strafzaken toegepast (art. 216ter Sv.).
8
Larcier Wet en Duiding - Drugwetgeving
G. Doorverwijzing naar de hulpverlening op parketniveau: pilootproject Proefzorg binnen het Parket Gent Bij nagenoeg alle hoger opgesomde alternatieve afhandelingsmogelijkheden is een doorverwijzing van de gebruiker naar de hulpverlening het eigenlijke doel van de maatregel. Om een dergelijke doorverwijzing mogelijk te maken, werden 3 sleutelbegrippen in de wetgeving ingevoerd: de casemanager justitie, de casemanager hulpverlening en het therapeutisch advies. Inmiddels, 7 jaar later, zijn deze begrippen echter dode letter gebleven. Vanuit de vaststelling dat er op het niveau van het parket geen mogelijkheden voor handen waren om loutere druggebruikers op een efficiënte manier naar de hulpverlening te oriënteren werd op het Parket te Gent het pilootproject Proefzorg geconcipieerd. Op 1 augustus 2005 werd een protocol afgesloten tussen de minister van justitie, de procureur des Konings te Gent en de Oost-Vlaamse drughulpverlening (verenigd in de VZW POPOV GGZ). Hierin verklaart de minister van justitie zich akkoord om gedurende twee jaar het pilootproject ‘Proefzorg’ te Gent te ondersteunen. Doel van Proefzorg bestaat erin druggebruikers reeds op parketniveau naar de meest geschikte hulpverleningsvorm door te verwijzen. Dossiers die voor proefzorg in aanmerking komen worden door de magistraten naar de Proefzorgmanager overgemaakt, in de persoon van een voormalige justitieassistent die naar het parket werd gedetacheerd en rechtstreeks onder de leiding van de Procureur des Konings werkt. Hij nodigt de verdachte uit, vraagt deze of hij akkoord gaat met een eventuele Proefzorgprocedure en maakt in bevestigend geval in aanwezigheid van de verdachte een afspraak bij één van de twee meldpunten, die in de schoot van de hulpverlening voor Proefzorg werden gecreëerd. Afhankelijk van de ernst van de verslavingsproblematiek wordt korte of lange Proefzorg toegepast. Bij korte Proefzorg volstaat het dat de verdachte aantoont dat hij zich effectief bij het meldpunt heeft aangemeld, en wordt vervolgens het dossier geseponeerd. Bij lange Proefzorg dient de verdachte samen met het meldpunt in 3 tot 5 gesprekken een behandeltraject te formuleren binnen de meest geschikte hulpverleningsvorm, en wordt de naleving daarvan gedurende 6 maanden opgevolgd door de Proefzorgmanager. Indien de Proefzorg gunstig verloopt wordt het dossier geseponeerd, zo dit niet het geval is, wordt de verdachte op zeer korte termijn gedagvaard voor de rechtbank op een themazitting
Larcier Wet en Duiding - Drugwetgeving
9
Proefzorg. Het voordeel van Proefzorg is de tijdswinst. Druggebruikers worden binnen zeer korte termijn na de vaststellingen door de politiediensten, naar de hulpverlening doorverwezen. Intussen werd proefzorg wetenschappelijk geëvalueerd (B. DE RUYVER, C. COLMAN, D. REYNDERS e.a., Een brug tussen justitie en drughulpverlening. Een evaluatie van het proefzorgproject, Antwerpen, Maklu, 2008, 199 p.) en heeft de huidige minister van justitie de principiële beleidsoptie genomen om dit project uit te breiden naar andere arrondissementen. Het project in Gent loopt nog steeds.
H. Doorverwijzing naar de hulpverlening op rechtbankniveau: pilootproject Drugbehandelingskamer binnen de rechtbank van eerste aanleg Gent In 2008 werd binnen de rechtbank van eerste aanleg te Gent in samenwerking met het Gentse parket, de Gentse balie en de Oost-Vlaamse drughulpverlening een tweede pilootproject opgestart, vanuit de vaststelling dat op het niveau van de straftoemeting het Belgische justitiële systeem geen adequaat antwoord biedt op de verslavingsproblematiek en dat de Belgische justitie er niet in slaagt om snel en efficiënt te reageren met betrekking tot personen die een acute drugproblematiek kennen. Specifiek ten aanzien van drugdelicten is het belang van een snelle justitiële reactie zeer groot: gebruikers die feiten plegen om hun drugs te financieren, moeten onmiddellijk met de gevolgen van hun daden geconfronteerd worden. Het nieuwe pilootproject ‘Drugbehandelingskamer’ vindt zijn wortels in het common law systeem van de Drug Treatment Courts. De essentie van dit systeem, dat eind jaren ’80 ontstaan is in de Verenigde Staten, bestaat erin dat de therapeutische mogelijkheden van de drugbehandeling worden geïntegreerd in het eigenlijke strafproces. De beklaagde ondergaat in de loop van het strafproces en onder dwang van de rechtbank een intensieve drugbehandeling en krijgt een specifieke begeleiding (case management). Hij dient op geregelde tijdstippen te verschijnen voor de rechtbank waar verslag wordt uitgebracht. Een zeer belangrijk aspect is de samenwerking tussen de diverse actoren (openbaar ministerie, zetel, advocatuur en hulpverlening) op organisatorisch vlak en de aanwezigheid van de hulpverlening tijdens de zitting in de persoon van de ‘liaison’. Deze benaderingswijze blijkt een groot succes te zijn: uit diverse wetenschappelijke onderzoeken is gebleken dat de Drug Treatment Courts belangrijke economische,
10
Larcier Wet en Duiding - Drugwetgeving
sociale en individuele voordelen met zich meebrengen en dat er een belangrijke terugval is van recidive. Het systeem van de Drug Treatment Courts wordt geïmplementeerd in een nog steeds groeiend aantal landen en de Verenigde Naties (Office on Drugs and Crime) heeft een werkgroep opgericht tot ondersteuning van de Drug Treatment Courts aangezien deze volledig passen in de ‘UN 1988 Drugs Convention’. Eind maart werd het samenwerkingsprotocol met de minister van Justitie Van Deurzen ondertekend, waarbij de minister van Justitie gedurende 2 jaar financiële middelen ter beschikking stelt voor de loon- en werkingskosten van de DBKliaison. Op 1 mei is de periode van 2 jaar ingegaan waarin het pilootproject loopt, met een tussentijdse evaluatie na één jaar en een eindevaluatie door de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid. Doel van de Drugbehandelingskamer (DBK) bestaat erin drugdossiers en dossiers met druggerelateerde feiten waarbij de beklaagde een problematisch gebruiker is en de verslaving aan de basis van de feiten ligt, te centraliseren bij één kamer van de rechtbank, waar openbaar ministerie en rechter gespecialiseerd zijn in de drugmaterie en waar bij elke zitting een verbindingpersoon uit de hulpverlening (DBK-liaison) aanwezig is. De liaison is onafhankelijk ten aanzien van de rechtbank, maar staat op vraag van de rechter de beklaagde/cliënt bij in het vinden van de meest geschikte hulpverleningsvorm en helpt bij de realisatie van een behandelplan. Dit behandelplan mag niet enkel gefocust zijn op de drugproblematiek doch dient alle levensdomeinen te bestrijken. Het heeft geen enkele zin om gefragmenteerd tewerk te gaan. Zo wordt verwacht van de beklaagde dat hij bepaalde engagementen naar voren schuift met betrekking tot huisvesting, werk/opleiding, administratie, budgetbeheer, het vergoeden van de eventuele burgerlijke partijen...
Larcier Wet en Duiding - Drugwetgeving
11
De beklaagde wordt gedagvaard op de inleidingszitting van de DBK, en krijgt de mogelijkheid om tijdens de zitting een eerste gesprek te hebben met de DBKliaison, om concrete afspraken vast te leggen. Twee weken later dient hij terug te komen voor de oriëntatiezitting, waar hij zijn behandelplan voorlegt. Vervolgens wordt de zaak uitgesteld van opvolgzitting naar opvolgzitting, waar de beklaagde telkens verslag uitbrengt over het verloop van zijn traject en bewijsstukken voorlegt van aangegane engagementen. In het begin is dit elke twee weken, doch zodra een traject goed verloopt, krijgt de beklaagde van de DBK positieve incentives en moet hij bijvoorbeeld maar maandelijks meer verschijnen. De justitiële drang biedt aan de hulpverlening de marge om de externe motivatie bij de beklaagde/cliënt om te bouwen naar een meer interne motivatie. Het is relevant om op te merken dat de DBK geen inhoudelijke gegevens wenst te verkrijgen van de hulpverlening. Er dient enkel geattesteerd te worden of de beklaagde al dan niet aanwezig was op de gemaakte afspraken.
12
Larcier Wet en Duiding - Drugwetgeving
De duurtijd van de gesuperviseerde drugbehandeling voor de DBK varieert van zes maanden tot twaalf maanden afhankelijk van de inzet en vooruitgang van de beklaagde. Wanneer de beklaagde succesvol zijn behandelingstraject volgt, kan daar bij het eindvonnis rekening mee worden gehouden. In dit verband is het relevant dat de parketmagistraat zich bij, de oriëntatie van het dossier, laat leiden door de bepalingen van artikel 9 van de Drugwet (beklaagden die door hun strafverleden niet meer in de voorwaarden zijn voor toepassing van de Probatiewet, kunnen op het einde van de rit via artikel 9 van de Drugwet toch de gunst van probatieopschorting of probatie-uitstel verkrijgen, indien zij slaapmiddelen, verdovende middelen of psychotrope stoffen met het oog op eigen gebruik vervaardigen, verkrijgen of bezitten of indien zij het gebruik voor anderen vergemakkelijkt hebben of producten verkocht hebben met het oog op eigen gebruik, wanneer er geen sprake is van de verzwarende omstandigheden vermeld in artikel 2bis § 2b, 3 en 4 (ongeneeslijke ziekte of dood veroorzaakt, feiten ten aanzien van minderjarigen onder de 16, feiten in het kader van een vereniging). Door de invoering van dit artikel erkent de wetgever het feit dat een drugverslaafde zich aan andere feiten kan schuldig maken dan het loutere bezit van verboden substanties. In feite komt het erop neer dat de rechtbank nog steeds aan de beklaagde de mogelijkheid kan geven om aan zijn onderliggende verslavingsproblematiek te werken, zelfs wanneer hij in het verleden al tot een gevangenisstraf van één jaar of meer werden veroordeeld). Op die wijze wordt de wil van de wetgever het dichtste benaderd en kan de
Larcier Wet en Duiding - Drugwetgeving
13
beklaagde, ongeacht zijn strafrechtelijk verleden, nog steeds de gunst van de (probatie)opschorting en het (probatie)uitstel verkrijgen. Tijdens het traject voor de DBK worden immers de eventuele probatievoorwaarden als het ware op maat van de beklaagde gevormd en kan worden opgevolgd of hij gemotiveerd is om iets aan zijn drugprobleem te doen. Ook dit pilootproject is wetenschappelijk geëvalueerd. De huidige minister van Justitie heeft de bedoeling het project te verlengen met het oog op een effectenevaluatiestudie.
14
Larcier Wet en Duiding - Drugwetgeving
I. Beleid Bericht 19 januari 2001 - Federale Beleidsnota Drugs
I. BELEID De selectie met wetgeving volgt dezelfde structuur als in de syllabus. We vermelden enkel de (sub)rubrieken waarin wetgeving geciteerd kan worden. Voor de volledige structuur wordt verwezen naar de syllabus.
Bericht 19 januari 2001 – Federale Beleidsnota Drugs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
15
Bericht 19 januari 2001 Federale Beleidsnota Drugs – Beleidsnota van de Federale Regering in verband met de drugproblematiek
LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN ASL: Arbeitgemeinschaft für Suchtvorbeugung und Lebensbewältigung BIRN: Belgian Information Reitox Network BIVV: Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid CAD: Centra voor Alcohol en andere Drugproblemen – Limburg CCAD: Comité de Concertation sur l'Alcool et les autres Drogues (vervangen door Eurotox) CGG: Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg CTB/ODB: Concertation Toxicomanie Bruxelles – Overleg Druggebruik Brussel DWTC: federale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele Aangelegenheden EMCDDA: European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction GAFI: Groupe d'Action Financière sur le Blanchiment des Capitaux IHE: Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie (nu WIV) INCB: International Control Board K.U.Leuven: Katholieke Universiteit Leuven LCD: Lokale Coördinatiegroep Drugs LOK: Lokale Kwaliteitskring
MILDT: Mission Interministérielle de lutte contre la drogue et la toxicomanie MPG: Minimaal Psychiatrische Gegevens MSOC: Medisch-Sociaal Opvangcentrum MTG: Minimale Toxicomanie Gegevens OCMW: Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn PAAZ: Psychiatrische Afdeling van een Algemeen Ziekenhuis PZ: Psychiatrisch Ziekenhuis ROSITA: Road Side Testing Assessment RIZIV: Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering SODA: Stedelijk Overleg Drugs Antwerpen U.G.: Universiteit Gent U.L.B.: Université Libre de Bruxelles UNDCP: United Nations International Drugs Control Programme VAD: Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen VRM: Vlaamse Registratie Middelengebruik VSPP: Vast Secretariaat voor het Preventiebeleid WIV: Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid
LEXICON Bestraffing van het druggebruik In deze nota wordt regelmatig gesproken over de bestraffing van druggebruik. De Federale Regering beseft uiteraard dat het loutere gebruik van drugs niet als dusdanig strafbaar is, maar bedoelt in deze gevallen de inbreuken op de drugwetgeving die gericht zijn op het persoonlijke gebruik (invoer, bezit, ...) en die gepleegd werden zonder inbreuken te plegen op andere strafbepalingen. Emancipatie Effecten Rapportage Een Emancipatie Effecten Rapportage is een instrument waarmee beleidsvoornemens aan de hand van een aantal vragen doorgelicht worden op hun differentiële impact op vrouwen en mannen. Zij spitst zich toe
op het opsporen van een genderdimensie, het inschatten van deze dimensie en het formuleren van alternatieven om een onevenwichtige genderdimensie op te vangen. De Emancipatie Effecten Rapportage is bijgevolg een hulpmiddel om de, vaak verborgen en onopzettelijke, scheve genderdimensie in beleidsvoornemens bloot te leggen opdat een evenwichtiger beleid geformuleerd kan worden. Het instrument beantwoordt aan de toenemende vraag om alle beleidsvoornemens vanuit een gelijke kansenperspectief te benaderen. Problematisch druggebruik Een gebruikspatroon dat men niet meer onder controle heeft, wat tot uiting komt in bijvoorbeeld drugafhankelijkheid, druggerelateerde criminaliteit, ...
Larcier – Wet en Duiding Drugwetgeving (1 januari 2012) – © Larcier---Export:19-07-2011_14:20---
15
I. Beleid Bericht 19 januari 2001 - Federale Beleidsnota Drugs
1. INLEIDING De Federale Regering heeft kennis genomen van het verslag van de werkgroep Drugbeleid van de Kamer van volksvertegenwoordigers. Met deze beleidsnota wil de Federale Regering enerzijds een stand van zaken opmaken wat betreft de uitvoering van de aanbevelingen, en anderzijds concreet aangeven op welke wijze zij een aantal niet-gerealiseerde aanbevelingen in de praktijk wil omzetten. Als bijlage vindt u een overzicht van het drugbeleid van de omringende landen en enkele internationale organisaties. Deze beleidsnota werd aangekondigd in het regeerakkoord (hoofdstuk «Ethische vraagstukken») en in het Federaal Veiligheids- en Detentieplan. 1.1. Een federale nota Aangezien de drugproblematiek het federale bevoegdheidsniveau overstijgt en vooral de Gemeenschappen, maar ook de Gewesten op dit vlak bevoegdheden hebben, kan men zich vragen stellen bij het nut van een federale beleidsnota over de drugproblematiek. De federale beleidsnota werd uitgewerkt omdat: – de Kamer van volksvertegenwoordigers de Federale Regering in haar motie van 26 juni 1997 vroeg een dergelijke nota uit te werken; – er nog geen beleidsorgaan voor de drugproblematiek bestaat waar de Federale Regering en de deelregeringen in verenigd zijn; – de Federale Regering belangrijke bevoegdheden heeft en zij de verslavingszorg, de drugrepressie en zelfs de drugpreventie in grote mate betaalt; – de meeste internationale organisaties zich in de eerste plaats tot België, en niet tot de deelregeringen, richten. Uiteraard zullen de projecten die de deelregeringen aanbelangen stuk voor stuk concreet onderhandeld worden tussen de bevoegde federale, Gemeenschapsen Gewestministers. Het is hierbij geenszins de bedoeling om de autonome bevoegdheden van de deelregeringen in vraag te stellen. 1.2. Uitgangspunten De federale beleidsnota drugs wil een antwoord bieden op de meest prangende problemen rond druggebruik en drugverslaving in onze samenleving. Deze problemen werden geïnventariseerd door de parlementaire werkgroep drugs. Deze werkgroep deed eveneens aanbevelingen om de problemen aan te pakken. De federale beleidsnota beperkt zich tot de (legale en illegale) psychoactieve stoffen, inclusief tabak. De gokverslavingen worden niet behandeld, het medisch gebruik van cannabis evenmin. De Federale Regering bevestigt dat het drugmisbruik een volksgezondheidsprobleem is. Deze beleidsnota past in een normaliseringsbeleid, gericht op rationele risicobeheersing. Het beleid van de Federale Regering zal zowel inwerken op het aanbod als op de vraag. Belangrijkste doelen zijn: – een daling van het aantal afhankelijke burgers; – een daling van de fysische en psycho-sociale schade die drugmisbruik kan veroorzaken;
16
– een daling van de negatieve gevolgen van het drugfenomeen voor de samenleving (waaronder de maatschappelijke overlast). Deze doelen worden nagestreefd via een beleid dat gebaseerd is op drie pijlers: – preventie voor de niet-gebruik(st)ers en de niet-problematische gebruik(st)ers; – zorgverlening, risicobeperking en (her)integratie voor de problematische gebruik(st)ers; en – repressie voor de producenten en de handelaars. Om deze drie pijlers geïntegreerd uit te bouwen is er prioritair nood aan: – meer samenwerking tussen de verschillende bevoegde beleidsdomeinen; en – de uitbouw van een epidemiologisch en evaluatief instrumentarium. Problematisch druggebruik (dat niet gepaard gaat met gemeenrechtelijke misdrijven) wordt beter aangepakt door zorg aan te bieden die gericht is op herintegratie, dan door de druggebruik(st)er extra te laten lijden door hem/haar te straffen. Voorkomen is daarbij beter dan genezen. De Federale Regering pleit dan ook voor doorgedreven preventie. Verder zijn er een aantal wetgevende initiatieven noodzakelijk die het mogelijk maken om de georganiseerde misdaad efficiënter aan te pakken. Repressie blijft hier het sleutelwoord. Het onderscheid legale drugs – illegale drugs wordt in deze beleidsnota enkel gemaakt waar dit onderscheid zinvol is. Het lijkt aangewezen dat de op te richten Cel Drugbeleid (een beleidsondersteunend orgaan dat de verschillende bevoegde beleidsniveaus groepeert) doelen formuleert die door de verschillende beleidsniveaus gedeeld worden en deze doelen concretiseert in indicatoren. Gekoppeld aan een degelijke epidemiologie, laat dit toe de toekomstige beleidsmaatregelen te evalueren. Deze nota bevat verschillende actiepunten, die gegroepeerd zijn in vijf hoofdstukken: – een geïntegreerde, globale benadering; – evaluatie, epidemiologie en onderzoek; – preventie; – zorgverlening, risicobeperking en herintegratie; en – repressie. De Federale Regering maakt 500 miljoen BEF vrij voor de uitvoering van deze nota, en meer bepaald voor de preventie en de zorgverlening. Deze beleidsnota werd onderworpen aan een Emancipatie Effecten Rapportage. De Emancipatie Effecten Rapportage had voor deze beleidsnota de volgende gevolgen: – een sexe-neutraal woordgebruik; – het beter in beeld brengen van de stand van zaken en de beleidsvisie; – het invoegen, schrappen of herwerken van verschillende actiepunten. Tot slot nog dit: de Federale Regering kreeg erg veel hulp van het werkveld bij het uitwerken van deze beleidsnota, waarvoor dank. De Gemeenschappen en Gewesten hebben uitgebreid gereageerd op de vraag van
Larcier – Wet en Duiding Drugwetgeving (1 januari 2012) – © Larcier---Export:19-07-2011_14:20---