Dyslexieprotocol Januari 2012
Daltonschool In Balans Rusheuvelstraat 75 5346 JH Oss 0412-691166 www.daltonschoolinbalans.nl
0
Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Voorwoord………………………………………………………………………………………………………………….2 Definitie dyslexie en eisen leesdossier………………………………………………………………………3 Stappen leesprotocol………………………………………………………………………………………………….4 Het leesdossier……………………………………………………………………………………………………………5 Externe onderzoekers / behandeling / ziektekostenverzekering……………………………13 Behandeling onder schooltijd…………………………………………………………………………………..15 Effectief leesonderwijs…………………………………………………………………………………………….21
Bijlage 1: Signaleringslijst kleuters ……………………………………………………………………………….23
1
Hoofdstuk 1 VOORWOORD Sinds 1 januari 2009 is het onderzoek en de behandeling van dyslexie opgenomen in de basisverzekering ziektekosten. Ieder jaar zal de groep kinderen, die hiervoor in aanmerking kunnen komen, worden uitgebreid. Door het onderzoek en de behandeling van dyslexie op te nemen in de basisverzekering ziektekosten is de rol van de school veranderd. Op de eerste plaats heeft de school in de nieuwe procedure de belangrijke functie als poortwachter gekregen. Op de tweede plaats kan de school voortaan de behandeling van dyslexie overlaten aan gespecialiseerde behandelaars. Op de derde plaats moet de school vorm geven aan de begeleiding van kinderen met dyslexie in het verlengde van de behandeling. Tenslotte zal de school de kinderen met ernstige leesproblemen, waarbij uiteindelijk geen dyslexie kan worden vastgesteld, wel hulp moeten bieden. SKBO gaat uit van de informatie die vermeld staan bij het Masterplan Dyslexie (www.masterplandyslexie.nl).
2
Hoofdstuk 2 Definitie van masterplan dyslexie: Dyslexie, waar hebben we het over? Dyslexie is een stoornis, die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau. * Dit betekent dat de gesignaleerde problemen „didactisch resistent‟ zijn, oftewel niet of nauwelijks afnemen ondanks systematische en taakgerichte hulp door de leraar en de remedial teacher. Een belangrijke implicatie hiervan is, dat voor de vaststelling van dyslexie niet kan worden volstaan met een eenmalige testafname. Ook moet zijn aangetoond dat na vroegtijdige onderkenning en een periode van planmatige behandeling, het automatiseringsprobleem zich blijft voordoen. * Van der Leij, A., Struiksma, A.J.C., Ruijssenaars, A.J.J.M., Verhoeven, L., Kleijnen, R., Henneman, K., Pasman, J., Ekkebus, M., Bos, K. van den & Paternotte, A.C.(2003). Diagnose van Dyslexie. Brochure van de Stichting Dyslexie Nederland( herziende versie). Bilthoven: Stichting Dyslexie Nederland Wat moet de school aanleveren aan een externe instantie voor onderzoek naar dyslexie? Het leerlingdossier bevat: - Het leerlingrapport uit LOVS (achterstanden zichtbaar ten opzichte van de normgroep). - Uitdraai leesdossier uit dotcomschool, met hierin opgenomen * Signalering vanuit groep 1-2-3-4-5-6. * Omschrijving van extra begeleiding ( doelen, duur, inhoud, organisatie -vorm, begeleider). * Evaluatie van de extra begeleiding. * Argumentatie voor het vermoeden van ernstige dyslexie: aantonen van didactische resistentie na geboden begeleiding van voldoende intensiteit en kwaliteit; * Indien bekend, vermelding en beschrijving van eventuele andere (leer)stoornissen. Het leerlingdossier wordt getekend door de directeur van de school, namens het bevoegd gezag.
3
Hoofdstuk 3 Stappen Leesprotocol Indien in totaal een half jaar intensieve begeleiding (3x per week 20 minuten extra) is gegeven, wordt beslist: 1. Het kind voldoet aan het criterium van didactische resistentie, waardoor verdere diagnostiek in gang moet worden gezet. 2. Voldoet het kind niet aan het criterium van didactische resistentie, dan zal de intensieve begeleiding moeten worden voortgezet , ten einde de ernstige leesproblemen te overwinnen. 3 x per week 20 min. Hieronder wordt o.a. ook onder verstaan: - Verlengde instructie - Klassikaal en individueel flitsen - Ralfi-lezen - Extra ondersteuning d.m.v. werkbladen - Preteaching - Interventies, zoals beschreven in het Protocol dyslexie - Interventies, zoals beschreven is Dyslectische kinderen leren lezen van Smits met Voorschotbenadering in groep 2, Connect in groep 3 en Ralfi in groep 4 -8) - Gericht op automatiseren, dus herhalen - Oefenen op woord- en tekstniveau - Hardop voordoen, samen doen en nadoen - Interessante teksten ( leesmotivatie) - Oefenen met woordkaartjes ( flitsen en connectrijtjes) - Feedback geven op leesproces - Letters multisensorisch aanbieden - Onderstrepend ( potlood) meelezen/zingend lezen - Onderhouden van de kennis van wat reeds is aangeboden. - Inzet software ( Flits, Interflits, Clusteren. CD‟s van Estafette, zie verder Masterplan dyslexie) De volgende protocollen zijn binnen onze school (IB ruimte) aanwezig: * Protocol leesproblemen en dyslexie voor groep 1-2 * Protocol leesproblemen en dyslexie voor groep 3-4 * Protocol leesproblemen en dyslexie voor groep 5 t/m 8 Er kan een kort didactisch onderzoekje door de intern begeleider worden afgenomen. De volgende testjes worden hierbij uitgevoerd: - Struiksma Diagnostiek van technisch lezen en aanvankelijk spellen DTLAS - Diagnostische toetsbatterij technisch lezen (DTTL); alleen het onderdeel fonologisch bewustzijn en de klankletterkoppeling -Klepel - EMT - PI – dictee (Pearson)
4
Hoofdstuk 4 Het leesdossier is opgenomen in DCS,dotcomschool Leesdossier Het leesdossier is gebaseerd op het protocol Leesproblemen en Dyslexie voor de groepen 1 t/ 8. Het leesdossier wordt alleen gevuld bij risicoleerlingen en bestaat uit: - Opvallendheden lijst aanvullende gegevens die door de ouders bij aanmelding ingevuld zijn - De resultaten van de meetmomenten die te maken hebben met lezen en spellen - Beschrijvingen van interventies - Resultaten van deze interventies - Gegevens uit observaties te denken aan: taakwerkhouding, aanpakgedrag, geheugen, emotionele factoren, leerbaarheid, thuissituatie, groep, voorkeuren leerling. - Hulpmiddelen die een leerling met lees-spellingproblemen verder helpt. Van signaleren naar handelen. (vroeg onderkenning leesproblemen/dyslexie) Het is belangrijk om de ontwikkeling van een kind goed te volgen om zodoende eventuele voortekenen van uitval bijtijds op het spoor te komen. Vroegtijdige onderkenning richt zich dus niet op het signaleren van leesproblemen (dyslexie), maar op het ontwikkelingsverloop van het jonge kind dat nog op weg is naar het moment dat gestart wordt met systematisch leesonderwijs. Groep 1 1. Bij alle kleuters wordt de ontwikkeling geobserveerd aan de hand van het KIJK! Registratiemodel. Vanaf januari 2012 startend met groep 1, augustus 2012 startend met de groepen 1 en 2. Twee keer per jaar worden de gegevens geregistreerd met behulp van de webbased versie. De inhoud van deze lijsten komen overeen met de inhoud van het protocol leesproblemen en dyslexie groep 1-2 (expertisecentrum Nederland). De observatie start vanaf het moment dat een kind op school komt. Belangrijke gegevens worden tussentijds bijgehouden in het KIJK! Dagboek. Na enkele maanden vindt de eerste registratie plaats. 2. Bij aanmelding worden door de ouders de lijst aanvullende gegevens ingevuld. Ook de gegevens gekregen in overdracht en volglijst van de voorschoolse periode, peuterspeelzaal en/of kinderdagverblijf, wordt hierin meegenomen. Er wordt nagegaan of er sprake is van een van de volgende risicofactoren: - erfelijkheid: het voorkomen van lees- en spellingsproblemen bij één of beide ouders (dyslexie/dysorthografie/dyscalculie) - gehoorproblemen - onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal - een vertraagde spraak/ taalontwikkeling - opgroeien van kinderen in een taalarme omgeving (voorlezen, bibliotheek, liedjes zingen, ed.) - ontwikkeling in de visuele waarneming - ontwikkeling van de motoriek
5
Er wordt van deze gegevens een samenvatting gemaakt in het digitaal leerlingvolgsysteem. Dit wordt door de intern begeleider uitgevoerd. Wanneer de gegevens leiden tot extra alertheid op het ontwikkelingsverloop van vroeg onderkenning leesproblemen wordt een start gemaakt met het leesdossier. (verslaglegging; DCS). 3. Leerkracht vult de signaleringslijst voor kleuters (signalering ontwikkeling beginnende geletterdheid, Smits 2002) 2x per jaar, in de periode dat ook KIJK! gegevens worden verwerkt uit het protocol dyslexie indien sprake is: - Een of meerdere bovengenoemde risicofactoren - Een achterstand van vier maanden of meer bij de volgende ontwikkelingslijnen uit KIJK! 1-2: Beginnende geletterdheid bv: kleuren, namen van de kinderen uit de klas, rijmpjes, versjes en liedjes….. Mondelinge taalontwikkeling Auditieve waarneming Visuele waarneming Signalen uit de checklist „vroegonderkenning dyslexie‟uit handleiding KIJK! 1-2. Groep 2. Bij kinderen die vanuit groep 1 als risico leerling naar groep 2 gaan volgt een automatisch verloop in handelen vanuit dit protocol. 1. Observatie van alle kleuters aan de hand van het KIJK!- registratiemodel: twee keer per jaar. Is er sprake van een signaal doordat de ontwikkeling achterblijft bij wat gangbaar is? Hoe groot is de vooruitgang t.o.v. het vorige meetinstrument? Is het verschil met het gemiddelde groter, kleiner of hetzelfde? 2. Invullen van de kleutersignaleringslijst voor die kinderen die reeds eerder zijn gesignaleerd als „risicoleerlingen‟. 3. Afname van cito Taal voor Kleuters halverwege en aan het eind van het schooljaar ( M- en E toets). Een score op D- of E-niveau duidt dat op een signaal. De Citotoetsen worden door de leerkracht geanalyseerd op de volgende items: auditieve analyse, auditieve synthese en letterkennis. 4. De resultaten uit stap 1 t/m 3 worden in onderling samenhang geïnterpreteerd. Daar worden eventueel ook de adviezen van de logopedist en de effecten van de extra begeleiding betrokken. 5. Conclusies (wat is opgevallen in het ontwikkelingsverloop en heeft geleid m.b.t signalen beginnende geletterdheid) trekken voor het onderwijs in groep 3. In geval van zorg: formulering van adviezen en eventueel plan van aanpak opstellen, dat in een groepsplan wordt verwerkt. Groep 3 De resultaten van de volgende meetmomenten worden verzameld: Wanneer de resultaten van het lezen niet naar een voldoende resultaat leiden worden er interventies ingezet. Dit kan leiden naar een groepsplan .Wanneer leerling uitkomt in zorgniveau wordt het een handelingsplan. Deze informatie wordt ook opgenomen in DCS en wel in het „leesdossier‟.
6
Observatiepunten vanuit groep 3 Taak/werkhouding - Leesplezier en leesmotivatie - Concentratie (lezen/schrijven) - Taakgerichtheid (lezen/schrijven) Aanpakgedrag - Zelfreflectie en zelfverbetering - Strategiegebruik (lezen/schrijven) - Zelfstandig lezen wel/niet mogelijk Geheugen - Stategiegebruik (lezen/schrijven) - Instructie Emotionele factoren - Emotionele reactie op leesproblemen - Zelfvertrouwen (lezen/schrijven) Leerbaarheid - Is leerling voldoende leerbaar? Thuissituatie - Leescultuur thuis De volgende toetsmomenten worden in groep 3 afgenomen: Vanuit deze meetmomenten wordt een analyse gemaakt en wordt een interventieperiode ingezet. Augustus/september Ongeveer maandelijks tot kern 7 Oktober/november Vanaf november Januari/februari
Vanaf kern 7 t/m kern 12
Beginsituatie vastleggen vanuit groep 2. Na elke kern leesonderwijs wordt de controletaak afgenomen Herfstsignalering. Na 3 kernen leesonderwijs. Wordt naast de controletaak ook een letterdictee wekelijks afgenomen. Wintersignalering. Nadat alle letters in de methode zijn aangeboden. Na 6 kernen leesonderwijs. Afname Cito-DMT en spelling. (M-versie) C –scores, hoge A- scores vanuit DMT AVItoetsmoment) wordt een controledictee wekelijks afgenomen. Dit houdt in: woordjes en een korte zin. Een meetmoment individueel afgenomen dat de letterbeheersing, nauwkeurigheid en leestempo meet. 7
Maart/april Mei/juni
Lentesignalering. Na 8 kernen leesonderwijs. Eindsignalering. Na 11 kernen leesonderwijs. Afname Cito DMT en spelling. (E-versie) C –scores, hoge A- scores vanuit DMT AVItoetsmoment)
Eind groep 3 Eind groep 3 gaat de leerkracht na of het leesdossier (dotcom) bij leerlingen met leesspellingproblemen up to date is, waardoor de leerkracht van groep 4 goed vooruit kan. De leerkracht heeft beschreven hoe de lees/ en spellingontwikkeling is verlopen. Welke strategieën gebruikt de leerling? Heeft de leerling extra instructie- en oefentijd gekregen? Heeft de leerling een specifieke interventie genoten? De evaluaties worden eventueel beschreven in de groepsplannen. Er worden handelingsadviezen opgesteld voor de leerkracht van groep 4. Met een gedegen overdracht naar groep 4 wordt de doorgaande lijn in zorg gewaarborgd: de leerkracht kan direct vanaf het begin van het schooljaar haar onderwijs laten aansluiten op het niveau en de interesse van de leerling. Bij tegenvallende lees-en/of spellingprestaties kan de leerkracht vermoeden dat er sprake is van dyslexie. Het blijft echter moeilijk om leerlingen met dyslexie te onderscheiden van leerlingen met ernstige leesproblemen, omdat er sprake is van een glijdende schaal en dyslexie geen kwalitatief en kwantitatief nauw omgrensd verschijnsel is. Om het vermoeden te onderbouwen moet de hardnekkigheid van het probleem worden aangetoond. Deze hardnekkigheid moet blijken uit achterstand en didactische resistentie. Groep 4 Vanuit groep 3 is er een overdracht naar groep 4 waarin de lees- en of spellingontwikkeling wordt doorgesproken tussen de leerkrachten bij de warme overdracht. Observatiepunten groep 4 1. Hanteren van leesstrategieën - Als de leerling spelt, doet hij dat hoorbaar of verinnerlijkt (in zichzelf)? - Als de leerling raadt, doet hij dat op basis van de context of blindelings? - Maakt de leerling gebruik van lettercombinaties? 2. De leessnelheid - Hoe is de leessnelheid vergeleken met die van groepsgenoten? - Begint de leerling regelmatig opnieuw met lezen? - Herhaalt de leerling vaak woorden? 3. Het gebruik van contextinformatie - Maakt de leerling gebruik van de zinscontext bij het lezen van zinnen? - Maakt de leerling gebruik van illustraties? 4. Problemen met het lezen van bepaalde woorden - Heef de leerling problemen met het lezen van bepaalde woorden? Zoja, welke soorten woorden zijn dat? 8
5. De uitspraak - Hoe is de uitspraak tijdens het hardop lezen? - Is er logopedische informatie bekend? 6. Spellen - Hoe is de spellingvaardigheid bij het schrijven van een verhaaltje? - Beheerst de leerling bepaalde klank-letterkoppelingen niet? - Beheerst de leerling bepaalde spellingregels niet? 7. Metacognitieve vaardigheden - Corrigeert de leerling zelf fouten tijdens het hardop lezen? 8. Leesmotivatie - Hoe is de motivatie van de leerling? Vanuit de onderstaande meetmomenten gr 4 wordt een analyse gemaakt en wordt een interventieperiode ingezet. Augustus
Signaaldictee 1
September
Controledictee 1 Signaaldictee 2 Controledictee 2
Oktober
Parkeerweekdictee 1 Signaaldictee 3 Tussenmeting: Leerlingen die op eind groep 3 DMT een D-E score hebben behaald, krijgen een week voor de herfstvakantie in groep 4 een tussenmeting, middels Klepel en EMT afgenomen door Intern Begeleider.
November
Controledictee 3 Signaaldictee 4 Controledictee 4
December
Parkeerweekdictee 2 Signaaldictee 5 Controledictee 5 Signaaldictee 6 Controledictee 6
Januari
Hoofdmeting: * Cito DMT (C –scores, hoge A- scores vanuit DMT AVI- toetsmoment) * Cito Spelling Februari
Parkeerweekdictee 3 Signaaldictee 7
Maart
Controledictee 7 Signaaldictee 8 Controledictee 8 9
April
Parkeerweekdictee 4 Signaaldictee 9 Tussenmeting: Leerlingen die midden groep 4 op de DMT een D-E score hebben behaald, krijgen in april een tussenmeting, middels Klepel en EMT afgenomen door Intern Begeleider.
Mei
Controledictee 9 Signaaldictee 10 Controledictee 10
Juni
Parkeerweekdictee 5 Hoofdmeting: * Cito DMT (C-scores, hoge A- scores extra AVI) * Cito Spelling
Juli
Algemeen controledictee
Eind groep 4 Eind groep 4 gaat de leerkracht na of het leesdossier (dotcom) bij leerlingen met leesspellingproblemen up to date is, waardoor de leerkracht van groep 5 goed vooruit kan. De leerkracht heeft beschreven hoe de lees/ en spellingontwikkeling is verlopen. Welke strategieën gebruikt de leerling? Heeft de leerling extra instructie- en oefentijd gekregen? Heeft de leerling een specifieke interventie genoten? Welke hulpmiddelen worden ingezet? De evaluaties worden eventueel beschreven in de groepsplannen. Er worden handelingsadviezen opgesteld voor de leerkracht van groep 5. Met een gedegen overdracht naar groep 5 wordt de doorgaande lijn in zorg gewaarborgd: de leerkracht kan direct vanaf het begin van het schooljaar haar onderwijs laten aansluiten op het niveau en de interesse van de leerling. Bij tegenvallende lees-en/of spellingprestaties kan de leerkracht vermoeden dat er sprake is van dyslexie. Het blijft echter moeilijk om leerlingen met dyslexie te onderscheiden van leerlingen met ernstige leesproblemen, omdat er sprake is van een glijdende schaal en dyslexie geen kwalitatief en kwantitatief nauw omgrensd verschijnsel is. Om het vermoeden te onderbouwen moet de hardnekkigheid van het probleem worden aangetoond. Deze hardnekkigheid moet blijken uit achterstand en didactische resistentie. We streven ernaar dat eind groep 4, begin groep 5 bekend is welke leerlingen dyslexie of ernstige lees-spellingproblemen hebben. Diagnose dyslexie: De intern begeleider maakt een samenvatting van het onderzoek in dotcom. De adviezen vanuit het onderzoek komen in de zorgmap bij desbetreffende leerkracht. Groep 5 Vanuit groep 4 is er een overdracht naar groep 5 waarin de lees- en of spellingontwikkeling 10
wordt doorgesproken tussen de leerkrachten bij de warme overdracht. Observatiepunten in groep 5 1. Hanteren van leesstrategieën - Als de leerling spelt, doet hij dat hoorbaar of verinnerlijkt (in zichzelf)? - Als de leerling raadt, doet hij dat op basis van de context of blindelings? - Maakt de leerling gebruik van lettercombinaties? 2. De leessnelheid - Hoe is de leessnelheid vergeleken met die van groepsgenoten? - Begint de leerling regelmatig opnieuw met lezen? - Herhaalt de leerling vaak woorden? 3. Het gebruik van contextinformatie - Maakt de leerling gebruik van de zinscontext bij het lezen van zinnen? - Maakt de leerling gebruik van illustraties? 4. Problemen met het lezen van bepaalde woorden - Heef de leerling problemen met het lezen van bepaalde woorden? Zoja, welke soorten woorden zijn dat? Veel zwakke lezers hebben problemen met lezen van meerlettergrepige woorden en met woorden die voor- en of achteraan drie medeklinkers hebben. Sommige dyslectische leerlingen hebben opvallend veel moeite met korte functiewoorden, zoals lidwoorden, voorzetsels en persoonlijke voornaamwoorden. 5. De uitspraak - Hoe is de uitspraak tijdens het hardop lezen? 6. Woordenschat - Hoe is de woordenschat vergeleken met die van groepsgenoten? 7. Begrijpend lezen - Hoe is het leesbegrip vergeleken met groepsgenoten? - Hoe is de interpunctie (houdt de leerling rekening met leestekens) en hoe in de zinsmelodie? 8. Spellen - Hoe is de spellingvaardigheid bij het schrijven van een verhaaltje? - Beheerst de leerling bepaalde klank-letterkoppelingen niet? - Beheerst de leerling bepaalde spellingregels niet? 9. Metacognitieve vaardigheden - Corrigeert de leerling zelf fouten tijdens het hardop lezen? 10. Leesmotivatie - Hoe is de leesmotivatie van de leerling?
Vanuit de onderstaande meetmomenten gr 5 wordt een analyse gemaakt en wordt een interventieperiode ingezet. Augustus
Signaaldictee 1 11
September
Controledictee 1 Signaaldictee 2 Controledictee 2
Oktober
Parkeerweekdictee 1 Signaaldictee 3
November
Controledictee 3 Signaaldictee 4 Controledictee 4
December
Parkeerweekdictee 2 Signaaldictee 5 Controledictee 5 Signaaldictee 6 Controledictee 6
Januari
Hoofdmeting: * Cito DMT (C –scores, hoge A- scores vanuit DMT AVI- toetsmoment) * Cito Spelling Februari
Parkeerweekdictee 3 Signaaldictee 7
Maart
Controledictee 7 Signaaldictee 8 Controledictee 8
April Parkeerweekdictee 4 Signaaldictee 9 Mei
Controledictee 9 Signaaldictee 10 Controledictee 10
Juni
Parkeerweekdictee 5 Hoofdmeting: * Cito DMT (C-scores, hoge A- scores extra AVI) * Cito Spelling
Juli
Algemeen controledictee
Eind groep 5 Eind groep 5 gaat de leerkracht na of het leesdossier (dotcom) bij leerlingen met leesspellingproblemen up to date is, waardoor de leerkracht van groep 6 goed vooruit kan.
12
De leerkracht heeft beschreven hoe de lees/ en spellingontwikkeling is verlopen. Welke strategieën gebruikt de leerling? Heeft de leerling extra instructie- en oefentijd gekregen? Heeft de leerling een specifieke interventie genoten? De evaluaties worden eventueel beschreven in de groepsplannen. Ook wordt beschreven of de leerling de diagnose dyslexie heeft, welke hulpmiddelen worden gebruikt. Diagnose dyslexie: De intern begeleider maakt een samenvatting van het onderzoek in dotcom. De adviezen vanuit het onderzoek komen in de zorgmap bij desbetreffende leerkracht. Met een gedegen overdracht naar groep 6 wordt de doorgaande lijn in zorg gewaarborgd: de leerkracht kan direct vanaf het begin van het schooljaar haar onderwijs laten aansluiten op het niveau en de interesse van de leerling. Hoofdstuk 5 Externe onderzoekers / behandelaars en ziektekostenverzekering Diagnostiek en behandeling van ernstige dyslexie Vanaf 1 januari 2009 zijn diagnostiek en behandeling van ernstige enkelvoudige dyslexie voor kinderen die geboren zijn na 1 januari 2000 en nog geen 10 jaar zijn, opgenomen in het basispakket van de zorgverzekering. Vergoedingsregeling: voor wie? Als blijkt dat de prestaties op leesgebied vallen onder de zwakten 10% van de groep (Escore) Of als blijkt dat een kind op leesgebied valt binnen 16% en de prestatie op spelling- gebied bij de zwakste 10% zit. Dit kan al in groep 3 worden vastgesteld, maar ook later. Er hoeft bij constante lage score niet te worden gewacht tot een kind in een hogere groep zit. De school biedt: Minimaal 3 maanden (en maximaal 6 maanden) lang, extra begeleiding aan de hand van remediërende lees- en/of spellingstof. Begeleiding gebeurt door een leerkracht of onderwijsassistent. Zie groepsplannen en handelingsplannen (in samenwerking met intern begeleider). Als blijkt dat die extra begeleiding geen duidelijke verbetering laat zien- het kind scoort nog altijd laag- dan kan de zorgverzekeraar door de ouders worden ingeschakeld. Leeftijden In 2010 komen kinderen voor vergoede diagnostiek en zorg in aanmerking als ze vóór hun 10e verjaardag zijn aangemeld voor diagnostiek. In 2011 moeten kinderen voor hun 11e verjaardag zijn aangemeld voor diagnostiek. In 2012 geldt aanmelding voor de 12e verjaardag. In 2013 kunnen alle basisschoolleerlingen vergoede diagnostiek en zorg krijgen. Bij ernstig vermoeden van dyslexie door zowel school als ouders, kunnen de ouders hun zoon/dochter aanmelden voor onderzoek bij instanties die een contract hebben met de zorgverzekering. De ouders en de school krijgen dan een vragenlijst. Aan de hand daarvan en van de gegevens uit het leerlingdossier wordt besloten of een kind in aanmerking komt voor een vergoede diagnosestelling. Blijkt uit het onderzoek dat het kind ernstig dyslectisch is, dan krijgen de ouders ook de behandeling vergoed uit de basisverzekering.
13
Aangezien het CDB geen contracten met de zorgverzekeringen heeft, kunnen de ouders hier geen onderzoek aanvragen. De scholen vragen bij CDB alleen onderzoek naar dyslexie aan voor kinderen die voor januari 2009 10 jaar zijn. Het streven is dat er geen kinderen vanaf groep 7 in onderzoek komen voor diagnose dyslexie. Onderzoek dat bekostigd kan worden door de zorgverzekering wordt niet langer aangevraagd bij het CDB. School moet ouders adviseren naar andere bureaus te gaan. Hoewel het mogelijk is om bij de ene instantie onderzoek te laten doen en door een andere instantie de behandeling te laten uitvoeren is dit niet aan te bevelen. Het kan vertragend werken door extra administratieve handelingen bij de verzekering en extra wachttijd bij de verschillende instanties. Er zijn inmiddels veel instanties die diagnostiek en behandeling aanbieden. Ouders moeten altijd zelf bij de verzekering nagaan of de instantie van hun keuze een contract heeft met hun verzekering alvorens ze hun kind aanmelden. Belangrijk is ook om te vragen of de verzekering bij die instantie 100% vergoedt of slechts 75 of 80% en verder of de gegevens naar de verzekering gestuurd moeten worden of direct naar de instantie die onderzoek verricht. Lijst van instanties Daltonschool In Balans Herlaarhof: centrum voor kinder en jeugpsychiatrie onderdeel van Reinier van Arkel groep. Schadewijkstraat 8 5348 BC Oss Tel: 0900-2040614 Ted verstappen: teamleider dyslexiepolie. Onderzoek op dyslexiepoli Behandeling kan op school plaatsvinden. Giralis: partners in onderwijs. Amerikastraat 3 5232 DK `s - Hertogenbosch Tel. 073 - 6405000 Dyslexiecentrum Giralis: Unitmanagers Dyslexiecentrum Giralis: Hanneke Kuyper en Herman Wieberdink. Onderzoek wordt uitgevoerd op school. Behandeling wordt uitgevoerd buiten school. Opdidakt Schoonstraat 23 5384 AK Heesch Tel. 0412 - 450228 Drs. Maurien Linders de Hoop. Orthopedagoog- coördinator dyslexie. Onderzoek wordt uitgevoerd in Heesch. Behandeling wordt uitgevoerd op school. Het Regionaal Instituut voor Dyslexie RID Vestiging Den Bosch. Stationsplein 91 - 105, Semaphore Gebouw 5211 BM Den Bosch Tel. 073 - 7114440 14
Onderzoek wordt uitgevoerd in Den Bosch Behandeling wordt uitgevoerd in Den Bosch.
15
Hoofdstuk 6 Behandeling onder schooltijd
Leerlingenzorg door externen onder schooltijd Inleiding Basisscholen worden in toenemende mate geconfronteerd met ouders/verzorgers die op eigen initiatief externe hulp inschakelen, om extra zorg voor hun kind(eren) te organiseren. Doelstelling notitie In deze beleidsnotitie wordt een algemeen kader en de regelgeving beschreven, aangaande leerlingenzorg door externen onder schooltijd. Uitgangspunten van beleid In deze paragraaf worden de volgende uitgangspunten gehanteerd, te weten: - Het primaat van de opvoeding ligt in eerste instantie bij de ouders/verzorgers. Zij zijn de eindverantwoordelijken voor de opvoeding van en het onderwijs aan hun kind. Zij dragen door hun kind in te schrijven op een school, de uitvoering van het onderwijs over aan de school van hun keuze. Dit gebeurt in het vertrouwen dat de school alles in het werk stelt om het onderwijs aan hun kind optimaal vorm te geven. - Zorg voor de kinderen is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de school en de ouders/verzorgers. Zorg voor een optimale ontplooiing voor ieder individueel kind, door het geven van goed onderwijs binnen een veilig pedagogisch klimaat, behoort tot de kernopdracht van beiden. Vanuit de wet en regelgeving is het volgende van belang: 1) Artikel 41van de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) schrijft voor dat de leerling behoudens een eventuele voorziene vrijstelling, dient deel te nemen aan alle voor hem bedoelde onderwijsactiviteiten. Gronden voor eventuele vrijstelling van onderwijsactiviteiten staan in de schoolgids vermeld. Het is de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag er voor te zorgen dat de leerling de voor hem/haar bedoelde onderwijsactiviteiten krijgt aangeboden. Het bevoegd gezag heeft de uitvoering van deze taak opgedragen aan school onder eindverantwoordelijkheid van de directeur. Het is uiteindelijk ook de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag of de onderwijsactiviteiten alleen mogen worden verzorgd door het eigen personeel of reguliere hulpverleners (medewerkers schoolbegeleidingsdienst, collegiale consultatiegever Speciaal Onderwijs en ambulante begeleiders REC) of ook door externen. Indien dit laatste het geval is, is het bevoegd gezag ook verantwoordelijk en 16
aanspreekbaar voor de geboden extra zorgactiviteiten. 2) Artikel 40 WPO, lid 1, tweede en derde volzin, handelt over de kosteloosheid van het onderwijs. De bepaling is geformuleerd als een verboden toelatingsbeding, hetgeen betekent dat de toelating niet afhankelijk mag worden gesteld van een geldelijke bijdrage van de ouders. Het effect van het verbod reikt evenwel verder dan uitsluitend het moment van de toelating. Bij eenmaal toegelaten leerlingen mag ook de verdere toegang tot het onderwijs niet afhankelijk worden gesteld van een geldelijke bijdrage van de ouders. Vertaling van de beleidsuitgangspunten naar concreet handelen Uitgangspunt 1: De school accepteert het gegeven dat ouders/verzorgers voor hun eigen kind, op eigen initiatief en voor eigen kosten acties ondernemen om de door hen noodzakelijk geachte extra/speciale hulp te organiseren buiten schooltijd. De school stelt zich positief op t.a.v. door hen ondernomen acties en er vindt afstemming plaats (zie punt 1). Uitgangspunt 2: De school werkt binnen de regelgeving van de wet op de bescherming persoonsgegevens (WBP) en de procedurele zorgvuldigheid t.a.v. het omgaan met leerling-gegevens, mee aan het verstrekken van gegevens voor onderzoek c.q. extra hulp. Alvorens deze gegevens te verstrekken dienen de ouders/verzorgers een verklaring van toestemming tot het verstrekken van gegevens te tekenen. Uitgangspunt 3: Er is altijd sprake van een handelingsplan op grond waarvan de te bieden hulp (door school en ook door externe) op elkaar kan worden afgestemd. De school kan op grond hiervan ten aanzien van de uitvoering, haar commitment uitspreken. Vooraf moet duidelijk zijn welke hulp de leerling nodig heeft, wie welke taken uitvoert, welke tijdsinvestering ermee gemoeid is en op welke wijze evaluatie plaatsvindt. Uitvoering 1) Hulp door de leerkracht.
2) Hulp door de leerkracht in samenwerking met de externe hulpverlener.
3) Hulp door het extern bureau onder schooltijd binnen of buiten de eigen school, bekostigd door de
Handelwijze De school staat hier positief tegenover, op voorwaarde dat de te verlenen hulp: … haalbaar is wat betreft de noodzakelijke deskundigheid, de beschikbare tijd, middelen en werkwijze van de school. Ook moet duidelijk zijn: - voor welke periode dit geldt; - hoe het proces wordt geëvalueerd. De school staat hier positief tegenover, op voorwaarde dat de te verlenen hulp: … haalbaar is wat betreft de noodzakelijke deskundigheid, en de beschikbare tijd, middelen en werkwijze van de school. Ook moet duidelijk zijn: - voor welke periode dit geldt; - hoe het proces wordt geëvalueerd. De school staat hier, gezien de uitgangspunten van het beleid, afwijzend tegenover.
17
ouders/verzorgers van betreffende leerling. 4) Hulp door het extern bureau onder schooltijd binnen of buiten de eigen school, bekostigd door de ziektekostenverzekeraar.
Als er sprake is van een medische indicatie (voor logopedie, fysiotherapie, ergotherapie, e.e.dyslexiebehandeling, sovatraining e.d.) staat school positief tegenover externe hulpverlening. Bij deze regel moet worden toegevoegd dat hulpverlening binnen school praktisch realiseerbaar moet zijn (bijv. beschikbare ruimte). Tevens moet worden toegevoegd dat hulpverlening buiten school niet moet leiden tot een onaanvaardbaar verlies van reistijd. Er dienen goede afspraken gemaakt te worden over het tijdstip waarop, de frequentie en de tijdsduur van de externe behandeling. Ook de wijze waarop terugkoppeling naar school plaatsvindt, moet helder zijn. In bovenstaande gevallen dient door de ouders/verzorgers en de externe hulpverlener een “verklaring van vrijwaring van verantwoordelijkheid” aan school te worden afgegeven. Zie bijlage 2. Op deze wijze wordt bewerkstelligd dat de school c.q. het bevoegd gezag, niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de kwaliteit of gevolgen van de door de externe hulpverlener geleverde diensten en/of producten.
Op welke wijze wordt gestalte gegeven aan bovenstaande handelwijze? De overeenkomst tussen ouders en school worden in een contract vastgelegd (zie bijlage 2). De “verklaring van vrijwaring van verantwoordelijkheid” wordt als bijlage aan dit contract toegevoegd (zie bijlage 2). Het contract geeft de periode aan waarbinnen de externe hulp wordt verleend. Bij externe hulp onder schooltijd, wordt de behandelperiode, frequentie en tijdsduur in overleg vastgelegd. De school is niet aansprakelijk voor de door dit verzuim gemiste lessen. Deze lessen worden in principe niet ingehaald. Overleg tussen externe behandelaar en ib‟er/leerkracht van de school, vindt plaats op school, telefonisch of via e-mail, binnen de reguliere werktijden. Handelwijze bij afwijzing van een verzoek Indien de school besluit een verzoek tot medewerking, zoals hierboven beschreven in de punten 1 t/m 4 af te wijzen, dan deelt de school dit schriftelijk met redenen omkleed mee aan de ouders/verzorgers. De afwijzingsbrief bevat ook informatie over de wijze waarop de ouders/verzorgers, zo zij dat willen, tegen het genomen besluit een bezwaar- en beroepsprocedure kunnen starten. De directeur stuurt een afschrift van de afwijzingsbrief aan het bevoegd gezag. De directeur is verantwoordelijk voor het (doen) opstellen en bijhouden van een dossier m.b.t. de onderhavige zaak. Daarin zijn alle relevante stukken en verslagen, alsmede de voor de afwijzing belangrijke documenten en argumenten, opgenomen. Bezwaar en beroepsprocedure 18
Als de ouders/verzorgers het niet eens zijn met het genomen besluit hebben ze recht op een bezwaar- en beroepsprocedure volgens de Algemene Wet Bestuursrecht. Dit houdt het volgende in: - Bij een voorgenomen negatieve beslissing worden de ouders/verzorgers door de directeur van de school gehoord. - Binnen 8 weken na aanvraag wordt het besluit schriftelijk en deugdelijk gemotiveerd, door de directeur aan de ouders/verzorgers meegedeeld. - Binnen 6 weken na beschikking kan door de ouders/verzorgers een bezwaarschrift worden ingediend bij het bevoegd gezag. - Het bevoegd gezag hoort de directeur van de school en deelt schriftelijk binnen 6 weken na indienen van het bezwaarschrift haar besluit schriftelijk aan de ouders/verzorgers mee. - Binnen 6 weken na de beslissing van het bevoegd gezag kunnen de ouders/verzorgers een beroepsschrift indienen bij de bestuursrechter. Een samenvatting van deze beleidsnotitie is opgenomen in de schoolgids. De volledige notitie vindt u op de website van de SKBO en van de school Tekst schoolgids m.b.t. leerlingenzorg door externen onder schooltijd Daar we in toenemende mate geconfronteerd worden met het feit dat ouders/verzorgers op eigen initiatief en voor eigen rekening cq. op medische indicatie, extra hulp inschakelen om extra zorg voor hun kinderen te organiseren, is er beleid opgesteld voor alle scholen van de SKBO getiteld ”Leerlingenzorg door externen onder schooltijd”. T.a.v. externe hulp onder schooltijd in en buiten de school staat het bevoegd gezag hier afwijzend tegenover. Echter, indien er sprake is van een medische indicatie kan hierop een uitzondering worden gemaakt. In dat geval dient er door de ouders/verzorgers en de uitvoerder van de hulpverlening “een verklaring van vrijwaring van verantwoordelijkheid” aan school te worden afgegeven. Op die wijze wordt bewerkstelligd dat de school c.q. het bevoegd gezag, niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de kwaliteit of gevolgen van de door de externe hulpverlener geleverde diensten en/of producten. U vindt de beleidsnotitie op de website van de SKBO en van de school. Contract leerlingenzorg externe ondersteuning onder schooltijd De volgende afspraken zijn van toepassing op de leerlingenzorg door onderstaande externe instantie onder schooltijd. Periode: …………………. t/m …………………. . Frequentie: ….. x per week. Tijdsduur: …………………. . Schriftelijke terugkoppeling vindt plaats op: ………… .
19
Deze verklaring vrijwaart basisschool ……………………… (naam school) en de Stichting Katholiek Basisonderwijs Oss van aansprakelijkstelling door de ouders/verzorgers, voor de kwaliteit of gevolgen van de door de externe hulpverlener ………………………………………… (naam externe dienstverlener of bureaunaam) geleverde diensten en producten.
Ouders/verzorgers: Naam:…………………………………………………………………………………………… Adres:……………………………………………………………………………………………. Tel.: ………………………….. Mail: ………………………….. Handtekening: * Bij gescheiden ouders dienen (bij gedeeld ouderschap) beide ouders te ondertekenen). Basisschool: Naam:…………………………………………………………………………………………… Adres:……………………………………………………………………………………………. Tel.: ………………………….. Mail: ………………………….. Handtekening: Hulpverlener/instantie hulpverlening: Naam:…………………………………………………………………………………………… Adres:……………………………………………………………………………………………. Tel.: ………………………….. Mail: ………………………….. Handtekening:
20
Hoofdstuk 7 Wat kan er m.b.t. effectief leesonderwijs van de school worden verwacht?
Vakgebied
Groep 1
Groep 2
150
150
Groep 3
Groep 4
Groep 5
Groep 6
Groep 7
Groep 8
250
250
250
250
250
155
165
120
60
60
75
100
75
75
45
45
Taalactiviteiten: Taalontwikkeling Nederlandse taal Aanvankelijk lez
435
Technisch lez Begrijpend lez
75
Engelse taal School TV + nagesprek Woordenschat
50 80
45 80
30 30
30 30
30
30
30
30
30
30
30
30
30
30
30
Kringactiviteit
30
30
30
30
30
Taalactiviteit
75
75
75
75
75
75
75
75
655 min
635 min
595 min
595 min
Totaal:
385 min
380 min
600 min
645 min
Aanbevelingen: Groep 1-2: Elke dag een uur met doelgerichte taalactiviteiten: beginnende geletterdheid en letterkennis, en expliciet 4 á 5x 15 minuten mondelinge taalvaardigheid en woordenschat en 120 minuten fonemisch bewustzijn. Besteed daarnaast in alle activiteiten impliciet aandacht aan taalontwikkeling. We gebruiken hiervoor de methodiek „Schatkist‟. Welke effectieve interventies kunnen worden ingezet? Naast de verantwoordelijkheid voor effectief lees- en taalonderwijs, heeft de school de plicht als poortwachter in het diagnostisch proces m.b.t. dyslexie te zorgen voor effectieve interventies voor de kinderen die behoren tot de 10% zwakste lezers. Onder een effectieve interventie wordt verstaan: - Uitbreiding van instructie en reguliere oefentijd - In groepjes van minimaal 3 à 4 kinderen. - Een gestructureerd programma, dat opgenomen wordt in het weekrooster waarin aandacht voor accuratesse en tempo bij technisch lezen op letter-, woord-, zins- en tekstniveau. -Wanneer er onderwijsassistenten op school werkzaam zijn worden ze ingezet om de groep over te nemen waardoor de leerkracht tijd in kan roosteren voor extra ondersteuning van kinderen met een lees/spellingprobleem. - Om uiteindelijk een onderzoek aan te kunnen vragen voor de verklarende diagnose dyslexie wordt een interventie geëist met een duur van 2 maal 12 weken, voorafgegaan door een meetmoment en gevolgd door minstens 2 meetmomenten met genormeerde toetsen. De leerling moet na deze periode van interventie dan wel nog steeds tot de10% zwakste lezers behoren ( E-niveau).
Welke personele inzet vraagt bovenstaande? Deze extra zorg moet verleend worden door de eigen leerkracht . 21
Het masterplan dyslexie vraagt een individuele en een op het kind gerichte aanpak voor alle kinderen, die behoren bij de 10% zwaksten. Deze individuele hulp zal nodig zijn in het voortraject ( vóór de diagnose), maar ook ná de diagnose dyslexie. De hulp in het vóórtraject staat beschreven in bovenstaande interventies. In het natraject ( tijdens en na eventuele behandeling) moet de hulp gericht zijn op: - goede communicatie school en behandelaar - afstemming van hulp tussen school en behandelaar - het kind inzicht geven in de problematiek - vaardigheden aanleren om het kind om te leren gaan met de belemmeringen en samen zoeken naar compenserende mogelijkheden - leesbegeleiding geven. De begeleiding moet worden voortgezet tot het bereiken van hopelijk het te behalen doel van AVI E5. Dit niveau moet regelmatig worden gecheckt. Wanneer dit niveau daalt, zal opnieuw begeleiding moeten worden ingeschakeld het in stand houden en/of verbeteren van de leesmotivatie. Een goed hulpmiddel, wat hierbij kan worden ingezet is het gebruik van een afsprakenkaart voor het kind, waarop alle compensaties en dispensaties worden vastgelegd. Welke eisen worden gesteld aan de ruimte Gezien het auditieve aspect is het zeer wenselijk, dat de begeleiding plaats vindt buiten de groep in een rustige omgeving. De behandeling door externen kan plaatsvinden op school. De scholen dienen zich vooraf bezig te houden met de vraag, welke mogelijkheden hiervoor zijn om aan deze vraag te kunnen voldoen. Ook zullen zij daarbij hun grenzen duidelijk moeten aangeven. Kinderen die niet voldoen aan de criteria voor dyslexie, maar wel ernstige leesproblemen hebben. Naast de begeleiding van de leerling met dyslexie, zal de school ook aandacht moeten geven aan die leerlingen die niet tot de 10% zwakste lezers behoren, dus geen E- maar Dniveau. Deze kinderen met ernstige leesproblemen moeten ook kunnen rekenen op effectieve begeleiding binnen de school. Deze kinderen worden opgenomen in het groepsplan. Onderbouwing vermoeden ernstige dyslexie De intern begeleider vult de EED formulieren in van de desbetreffende instantie. Er wordt verslag opgemaakt n.a.v de relevante gegevens uit DCS. Groepsplannen, handelingsplannen, leerling rapport LOVS, gedrags- en werkhoudingslijsten worden toegevoegd. School bewaart deze gegevens digitaal. Ouders zorgen voor versturing naar de instantie. Zij hebben zelf de mogelijkheid een kopie te maken.
22
Bijlage 1: Signaleringslijst voor Kleuters (opgenomen in leesdossier bij desbetreffende leerling) Naam leerling:
Groep 1 januari
Geboortedatum:
Specifieke risicofactoren - Dyslexie in de familie - Vertraagde spraak-/ taalontwikkeling - Thuis wordt niet veel (voor)gelezen - Onvoldoende beheersing van het Nederlands als gevolg van meertaligheid - Hoorproblemen - Logopedie i.v.m. spraak-/ taalproblemen - Problemen met het leren en snel benoemen van kleuren (zie bijlage 3a) Oordeel leerkracht - Voorziet de leerkracht problemen in de volgende groep? Zo ja, welke?
datum: leeftijd: leerkracht:
Groep 2 juni
januari
juni
datum: leeftijd: leerkracht:
datum: leeftijd: leerkracht:
datum: leeftijd: leerkracht:
ja / nee
ja / nee
ja / nee
ja / nee
ja / nee
ja / nee
ja / nee
ja / nee
ja / nee ja / nee
ja / nee ja / nee
ja / nee ja / nee
ja / nee ja / nee
-
-
ja/ nee
ja/ nee
ja / nee ja / nee
Boekoriëntatie en Verhaalbegrip (tussendoelen 1 en 2) - Luistert aandachtig wanneer er een verhaal wordt voorgelezen - Geniet zichtbaar van voorleesactiviteiten
23
- Reageert verbaal en/of nonverbaal op de tekst - De reacties van de leerling sluiten aan bij het verhaal - Kan vooraf voorspellingen doen over het verhaal (door bijvoorbeeld gebruik te maken van de omslag van het boek) of het verdere verloop van het verhaal - Stelt uit zichzelf vragen over de tekst - Imiteert voorleesgedrag (bijvoorbeeld in de leeshoek) - Leest boeken van voor naar achteren, bladzijden van boven naar beneden en regels van links naar rechts - Kan een verhaal naspelen - Kan een verhaal navertellen - Niveau zelf een verhaal „voorlezen‟ (oplopend van a naar e): a: weigert b: plaatjes benoemen c: mondelinge taal d: schriftelijke taal (imiteert voorleesgedrag van bijvoorbeeld de juf) e: leest echt Functies van geschreven taal en Relatie tussen gesproken en geschreven taal (tussendoelen 3 en 4) - Weet dat de leerkracht de tekst niet kan voorlezen als de letters bedekt zijn - Begrijpt picto- en/of logogrammen - Leest eigen naam - Schrijft (stukje van) eigen naam - Schrijft zelf (niveau
24
oplopend van a naar e): a: tekeningetjes b: krabbels c: reeksen letterachtige vormen of letters d: herkenbare klankletterkoppelingen waarbij één of meer letters staan voor een heel woord e: woord correct zoals het klinkt (invented spelling) (zie bijlage 3e) - „Schrijft‟ uit zichzelf om te communiceren (bijvoorbeeld briefjes, lijstjes en verhaaltjes) - Vraagt de leerkracht om iets op te schrijven - Is graag actief bezig in de lees-/schrijfhoek met lezen en schrijven - Is nieuwsgierig naar lezen en schrijven en stelt daar vragen over Taalbewustzijn en Alfabetisch principe (tussendoelen 5 en 6) - Kan rijmpjes en versjes onthouden - Experimenteert met rijm - Kan de beginklank van een woord losmaken van de rest van het woord (zie bijlage 3b) - Kan drieklankwoorden (mkm) auditief synthetiseren (zie bijlage 3c) - Kan letters correct benoemen: welke? (zie bijlage 3d) Functioneel lezen en schrijven (tussendoel 7) - „Schrijft‟ uit zichzelf om te communiceren
ja / nee
ja / nee
ja / nee
ja / nee
ja / nee
ja / nee
25
(bijvoorbeeld briefjes, lijstjes en verhaaltjes) - Vraagt de leerkracht om iets op te schrijven - Is graag actief bezig in de lees-/schrijfhoek met lezen en schrijven - Is nieuwsgierig naar lezen en schrijven en stelt daar vragen over
26