een uitgave van de Vereniging Nederlandse Assurantie Beurs
jaargang 20 | 2014 | nr. 1
TECHNISCHE VERZEKERINGEN:
DYNAMIEK IN TECHNIEK
De stelling:
(TeCHnologisCHe) innoVATie VereisT VerZekeringsTeCHnisCH mAATwerk
interview
Maxime Verhagen: “Van aanbod- naar vraaggestuurd bouwen”
VnAB eVenT TeCHnisCHe VerZekeringen 16 APril A.s. in ‘de roTTerdAm’
VNAB EVENT in Teken VAn dYnAmiek in TeCHniek Door Rolf van der Wal Voorzitter VNAB
niCHemArkT meT VoloP groeimogeliJkHeden
De dynamische wereld van de bouw en techniek staat centraal tijdens het eerstvolgende VNAB-Event, dat in navolging van deze special over technische verzekeringen, wordt gehouden op woensdag 16 april a.s. in Hotel nhow, gevestigd in het nieuwe, spraakmakende 44-etages tellende kantoor- en appartementencomplex ‘De Rotterdam’ van Rem Koolhaas aan de Wilhelminapier op ‘De Kop van Zuid’ in Rotterdam.
“De markt voor technische verzekeringen is weliswaar te bestempelen als een nichemarkt, maar het is wel een marktsegment waarin met ruim een kwart miljard euro relatief veel premie omgaat. Dat maakt deze sector een belangrijk onderdeel van de totale Nederlandse co-assurantiemarkt. Bovendien heeft engineering nationaal en internationaal in de loop der jaren een goede naam en faam opgebouwd. Niet in de laatste plaats door de bereidheid om, net als in de andere brancheonderdelen overigens, qua risicodekking verder te gaan dan elders in de wereld. Wie de interviews met de vele branchespecialisten in deze technische verzekeringsspecial van de VNAB Visie leest, zal het opvallen dat voor meerdere brancheonderdelen wordt gesproken van een groeimarkt. Een verheugende ontwikkeling. Mogelijkheden voor verdere expansie zie ik daarnaast ook op het terrein van de bedrijfsschadedekking. Naar mijn mening wordt er door ondernemend Nederland te weinig stil gestaan bij de indirecte gevolgen van een schade voor de bedrijfscontinuïteit. Hier ligt dan ook zeker een taak voor makelaars om hun klanten daarop te wijzen. Naar mijn stellige overtuiging ligt er op dit terrein nog een hele markt open. In het verlengde hiervan is het daarnaast van belang dat er voldoende gespecialiseerde experts zijn om na een calamiteit de schade met voortvarendheid vast te stellen en de gevolgschade voor gedupeerde ondernemingen zoveel mogelijk te helpen beperken. Nu we het toch over schade hebben, per 1 maart jl. is het ‘Schadeproces coassurantie Technische Verzekeringen’ gepresenteerd aan alle bij de schaderegeling betrokken marktpartijen. Hierin is aan de hand van een stappenplan duidelijk aangegeven wat er op elk moment binnen het schadeproces van zowel makelaars, verzekeraars, experts als van de klant zelf wordt verwacht. Bovendien zijn per stap tijdlimieten vastgesteld. Een uitstekend initiatief dat zowel de duidelijkheid als de snelheid ten goede komt en daarmee voorziet in een behoefte bij klanten, die overigens bij de opzet van het stappenplan betrokken zijn. Ik verwacht dan ook dat hiervan een welkome positieve invloed zal uitgaan op het verbeteren van het imago van de (co) assurantiemarkt. Zoals reeds aangegeven, heeft de co-assurantiemarkt op het gebied van technische verzekeringen in de loop der jaren een goede naam opgebouwd, mede door de volop aanwezige kennis en ervaring op zowel technisch als verzekeringstechnisch gebied. Het is dan ook zaak die know how te behouden door tijdig aandacht te besteden aan voldoende nieuwe instroom, kwantitatief en kwalitatief, en aan de opleiding van (nieuwe) medewerkers.
2
Tijdens deze bijeenkomst, die van 14.00 tot 17.15 uur plaatsvindt met als titel ‘Technische Verzekeringen: Dynamiek in techniek’, zal aandacht worden besteed aan de bouw van dit bijzondere project. Daarvoor zal Jos Melchers, als managing director bij projectontwikkelaar MAB Development Nederland BV betrokken bij de bouw van ‘De Rotterdam’, een presentatie verzorgen. Daarnaast gaat prof. dr. Hennes de Ridder, hoogleraar Methodisch en Integraal Ontwerpen op de Faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen van de Technische Universiteit Delft, in op de innovatie in de bouw en de belangrijkste trends, ontwikkelingen en eventuele knelpunten op dat vlak in de praktijk van alledag. Drs. Maxime Verhagen, voormalig minister van Buitenlandse Zaken en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, zal in zijn huidige functie als voorzitter van Bouwend Nederland zijn visie geven over de ontwikkelingen en vooruitzichten voor de bouw- en infrasector. Verder zal aandacht worden besteed aan het onlangs gepresenteerde nieuwe Schadeproces Coassurantie voor technische verzekeringen. Het officiële programma wordt afgesloten met een netwerkborrel.
dAlende omZeT BoUwseCTor, mAAr HersTel ingeZeT in 4e kwArTAAl De bouwsector zag de omzet over geheel 2013 met ruim 4% dalen, maar in het laatste kwartaal was er herstel met een groei van 1%, aldus het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Er waren in het vierde kwartaal meer bedrijven met een omzetstijging dan een omzetdaling. Twee van de vijf bouwbedrijven zag de omzet met meer dan 20% stijgen tegen 26% een jaar eerder. De woning- en utiliteitsbouw werd vorig jaar opnieuw zwaar getroffen door de crisis op de woningmarkt en de markt voor bedrijfsgebouwen. De omzet daalde er met bijna 8%, maar in het vierde kwartaal was er een omzetstijging met ruim 1%. De gespecialiseerde bouw, zoals bouwinstallatie-, sloop- en dakdekkersbedrijven, kromp in 2013 met bijna 3%. In het vierde kwartaal was er groei. De grond-, weg- en waterbouw liet in 2012 nog een omzetstijging zien, maar verloor in 2013 bijna 2%.
ConsUmenT in de BoUw meer CenTrAAl
neTwerkBorrel nArim, niVre en VnAB TiJdens emergenCY eXPo Van 8 tot en met 10 april a.s. vindt in Ahoy Rotterdam voor het eerst de Emergency Expo (www.emergencyexpo.nl) plaats, een multidisciplinair platform voor alle betrokken partijen bij rampenbestrijding, risicomanagement en crisisbeheersing. ‘Keynote’ sprekers zijn onder meer Chris Allison (hij gaf in 2005 leiding aan de veiligheidsoperatie na de bomaanslagen in London én was veiligheidscoördinator van de Olympische Zomerspelen van 2012), prof. dr. Ira Helsloot en prins Pieter Christiaan van Oranje. Emergency Expo beoogt een bijdrage te leveren aan een goede samenwerking tussen de verschillende partijen in zowel de publieke als private sector alsook aan het stroomlijnen van de respectievelijke aanpakken van die partijen. Gelijktijdig met de Expo vindt onder regie van Congres- en Studiecentrum VNG een congres plaats (www.emergencyconference.nl). Hier zullen inhoudelijke vraagstukken in diepgaander vorm behandeld worden. Tijdens Emergency Expo organiseren NARIM, NIVRE en VNAB een gezamenlijke Netwerkborrel op woensdag 9 april van 17 tot 18.00 uur. Tijdens deze borrel kunnen de leden van de genoemde partijen nader in contact treden met elkaar en met aanwezige exposanten en bezoekers. Als u deze borrel wilt bijwonen, kunt u zich wenden tot een van de genoemde partijen. Een bezoek aan Emergency Expo is gratis na registratie via www.emergencyexpo.nl/registratie.
De markt voor technische verzekeringen in ons land bedraagt ruim een kwart miljard euro. Volgens de meest recente cijfers van het Verbond van Verzekeraars/Centrum voor de Verzekerings Statistiek CVS) beliep de gezamenlijke premieomzet van technische verzekeraars in 2012 in totaal 252 miljoen euro, vier miljoen euro meer (+ 1,6%) dan de 248 miljoen euro in het jaar daarvoor, maar 21 miljoen euro (7,7%) minder dan de 273 miljoen euro in zowel 2009 als 2010. De branches CAR (Construction All Risks) en EAR (Erection All Risks) nemen al jaren het grootste deel van de totale omzet voor hun rekening, op ruime afstand gevolgd door machinebreuk, garantie- en overige technische verzekeringen en elektronische apparatuur. 2009 59 150 23 41 273
2010 69 141 25 38 273
2011 53 134 23 38 248
De invoering van private kwaliteitsborging moet er volgens de bewindsman toe leiden dat tijdens het hele traject van de bouw - van initiatief tot oplevering - wordt toegezien op de kwaliteit. Zodat daarmee aan het eind van het bouwproces wordt aangetoond dat het bouwwerk aan de eisen voldoet. Het bevoegd gezag - de gemeente - handhaaft alleen nog de minimumeisen voor de bestaande bouw en gebruikseisen, met name de (brand)veiligheid. Blok beoogt met de wijziging van het toezicht ook dat bouwende partijen de vraag van de bouwconsument meer als uitgangspunt nemen en flexibel inspelen op specifieke wensen van de consument, bijvoorbeeld voor de indeling van het gebouw, de keuze van installaties en de afbouw. Eén van de instrumenten die de minister de consument in handen wil geven is verbetering van het retentierecht. Ook bepleit hij dat consumenten in de toekomst bouwbedrijven beter kunnen vergelijken op prijs en kwaliteit.
“BOUW WORDT DÉ GROTE GROEISECTOR” Ondanks de berichten over herstel op de woningmarkt, zal de woningbouwproductie dit jaar verder dalen en loopt de werkgelegenheid opnieuw fors terug, concludeert het EIB (Economisch Instituut voor de Bouw) in het rapport ‘Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2014’.
mArkT VAn rUim een kwArT milJArd eUro
Branche Machinebreuk CAR / EAR Elektronische apparatuur Overige ( o.a. garantie) Totaal
“Bouwbedrijven moeten vanaf 2015 aantoonbaar goede kwaliteit leveren en worden daarvoor zelf verantwoordelijk. Het toetsen van de bouwkwaliteit kan voortaan sneller en goedkoper en komt er eerder zekerheid over het moment waarop de bouw kan beginnen.” Dat schrijft minister Blok (Wonen en Rijksdienst) in een brief aan de Tweede Kamer. De overheid zal wel eisen stellen waaraan de bouw moet voldoen en blijft toezien op een goede werking van het stelsel.
2012 50 133 24 45 252
De nieuwbouw van woningen is volgens het EIB sinds het uitbreken van de crisis met 35% gedaald en deze zal in 2014 opnieuw met 7% afnemen. Het aantal opgeleverde woningen daalt daarbij naar 45.000. Enig tegenwicht wordt binnen de woningbouw geboden door de renovatie- en onderhoudsmarkt die dit jaar licht kan groeien. Bij de utiliteitsbouw en de grond-, weg - en waterbouw is sprake van een stabilisatie van de productieniveaus. “Daarmee wordt 2014 voor de totale bouwproductie vooral een overgangsjaar”, aldus het EIB. Vanaf 2015 trekt de bouwsector enorm aan. In dat jaar zal de woningbouwproductie met 17% groeien. In de periode 2016 tot en met 2019 groeit de bouwproductie volgens het EIB met gemiddeld 10,5% per jaar. “In historisch perspectief is een voorziene groei van 17% ongekend’, zegt EIB-directeur Taco van Hoek. “De bouw wordt de komende jaren dé grote groeisector. We staan nu overduidelijk op een keerpunt. De woningverkopen nemen toe, de prijzen stabiliseren en de orderportefeuilles van de aannemers laten een lichte stijging zien. De werkportefeuille van de architecten is zelfs flink aangetrokken en in november zagen we voor het eerst in lange tijd een duidelijke stijging van het aantal verleende bouwvergunningen, 55% hoger dan in dezelfde maand in 2012. Op een breed front is er sprake van herstel.”
in miljoenen euro
3
Rol voor verzekeraars als institutioneel belegger in PPS
VAn AANBOD- nAAr VRAAGGESTUURD BoUwen
“Ook in de bouw- en infrawereld zal de klant meer centraal komen te staan en zal in de markt een verschuiving optreden van aanbod- naar vraaggestuurd bouwen”. Dat is de verwachting van Maxime Verhagen, voorzitter van Bouwend Nederland, de brancheorganisatie voor de bouw- en infrabranche. Deze ontwikkeling vraagt volgens hem wel andere competenties van de bouw- en infrabedrijven dan tot dusver. “Er moet nog meer worden ingespeeld op de vragen en wensen van de klant en de kwaliteit worden geleverd die wordt verlangd. Klantcommunicatie, marketing en omgevingsmanagement winnen aan belang. Bouwbedrijven zullen nog meer als ondernemer moeten gaan opereren.” Hij geeft een sprekend voorbeeld van ‘het nieuwe ondernemen’. “In Woerden bood een bouwbedrijf nieuwbouwwoningen aan waarbij de koper zowel aan de buitenkant van het pand als binnenin diverse eigen keuzes kon maken over bijvoorbeeld gevel, indeling en materialen. In ‘no time’ waren 60 van de 70 woningen verkocht en dat in crisistijd!”, aldus Verhagen. Volgens hem zijn innovatie, duurzaam en energiezuinig bouwen, ketensamenwerking en het gebruik maken van de nieuwe technologische ontwikkelingen andere voorwaarden voor succes. “Dat betekent aan de andere kant dat de opdrachtgever de aannemer niet langer alles moet voorschrijven maar hem de ruimte moet laten voor innovatieve toepassingen.”
BelAng Voor ‘BV nederlAnd’ Na een inwerktijd van 2,5 maand volgde Maxime Verhagen, voormalige minister van Buitenlandse Zaken en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, vorig jaar juli Elco Brinkman op als voorzitter van Bouwend Nederland. Bij de brancheorganisatie zijn momenteel 4.500 bouw- en infrabedrijven aangesloten, waarvan 90% tot het MKB behoort. Hoewel er ongetwijfeld betere momenten denkbaar waren om in te stappen, geeft hij desgevraagd aan het goed naar zijn zin te hebben in zijn nieuwe loopbaan na bijna 30 jaar in de politiek actief te zijn geweest. “Door de economische en marktomstandigheden is de uitdaging des te groter. Bovendien vormen de bouw en infra belangrijke sectoren voor de Nederlandse economie. Alleen de nieuwbouw is al goed voor 5% van ons BNP en dan tellen we de aanpalende bedrijfstakken (o.a. hoveniers, woninginrichters en bouwmarkten) nog niet eens mee. En in de markt van verbouw, onderhoud en renovatie waren alleen woningcorporaties vorig jaar goed voor een omzet van 2,5 miljard euro.” Ook op het hoofdkantoor Bouwend Nederland in Zoetermeer ondervindt men vrijwel dagelijks de moeilijke periode die de bouw al geruime tijd doormaakt. Verhagen geeft een sprekend voorbeeld: in 2009 telde de bouw CAO 170.000 deelnemers; inmiddels is dat aantal teruggelopen naar 100.000. “De huidige tijd vraagt dan ook meer van een brancheorganisatie, temeer daar vandaag de dag een lidmaatschap voor een bouwbedrijf geen vanzelfsprekendheid meer is”, aldus de voorman van Bouwend Nederland, de 95 FTE’s tellende organisatie die zich
4
op een breed terrein inzet voor de aangesloten bedrijven in de vorm van belangenbehartiging (lobby), brancheontwikkeling (innovatie, informatieverschaffing) en ledenservice (CAO, individuele advisering, collectieve inkoop w.o. verzekeringen). Het zijn dan ook geen vrolijke tijden voor Bouwend Nederland. Sinds het begin van de crisis is het aantal medewerkers in de bouw met meer dan 40% teruggelopen, heeft de werkloosheid ‘Zuid-Europese’ hoogtes bereikt en zijn alleen al vorig jaar 1.800 bouwbedrijven failliet gegaan. “Een schrijnende ontwikkeling, temeer daar ook enkele traditionele vierde generatie familiebedrijven ten onder zijn gegaan.” Hij schrijft de teruggang met name toe aan de dramatische daling van de nieuwbouw. “Dat is nu op een niveau aanbeland dat nog geen 20% is van wat het ooit was. Daarnaast is de kantorenmarkt nog verder gekrompen en wordt er ook minder geld uitgegeven aan renovatie en onderhoud. Met name door het crisisherstelplan van de regering is het werk op infragebied nog enigszins op niveau gebleven.”
HersTel in ZiCHT De kentering lijkt in zicht. Begin dit jaar lieten zowel het CBS als het EIB (Economisch Instituut voor de Bouw) zich positief uit over de economische ontwikkelingen. Hoewel in 2013 de omzet in de bouw nog verder terugliep - met 4% - liet het vierde kwartaal voor het eerst sinds tijden weer een groei zien: met 1%. Voor 2015 en verder voorspelt het EIB een groei ‘in de dubbele cijfers’ en bestempelt het instituut de bouw zelfs als ‘dé grote groeisector’. Verhagen kent de berichten en is uiteraard content met het verwachte herstel. “Ik ben gelukkig dat we voor het eerst sinds lange tijd een klein plusje zien in het laatste kwartaal”. Toch tempert hij het optimisme. “De economie mag dan aan de beterende hand lijken. Dat geldt nog niet echt voor de bouwsector. Wij willen best meegaan in het optimisme, maar we likken als sector nog dagelijks de diepe wonden die de crisis achterlaat. Voor dit jaar moeten we rekening houden met een verdere omzetdaling van zo’n 7%, waardoor er in de sector opnieuw klappen zullen vallen. Ik verwacht dat de bouw pas over twee jaar weer op volle toeren draait. We moeten van ver komen. Bovendien is de bouw laatcyclisch: eer dat we weer volledig op kracht zijn, zijn we twee jaar verder.” Aan de andere kant zegt hij ook een aantal gunstige ontwikkelingen waar te nemen. “De woningcorporaties zijn goed bezig met hun energiezuinige woonprojecten, er is weer wat meer rust op de woningmarkt voor koopwoningen, de verkopen lijken weer wat aan te trekken en het onderhoud neemt weer toe.” Daar staat tegenover dat er ook enkele knelpunten zijn op te sommen. “De nieuwbouw komt nog steeds niet van de grond, terwijl het aanbod al enkele jaren achterloopt bij de vraag. Er worden nu reeds 15.000 woningen per jaar te weinig gebouwd. Dat komt vooral door het beleid van gemeenten. Die blijven veel te hoge grondprijzen vragen, terwijl zij bo-
Maxime Verhagen
Voorzitter Bouwend Nederland
Maxime Verhagen: “Wij willen best meegaan in het optimisme over de economie, maar likken als bouwsector nog dagelijks de diepe wonden die de crisis achterlaat. Voor dit jaar moeten we rekening houden met een verdere omzetdaling van zo’n 7%, waardoor er in de sector opnieuw klappen zullen vallen. Ik verwacht dat de bouw pas over twee jaar weer op volle toeren draait.” 5
trekkelijker wordt gemaakt.” Verder vindt hij dat de overheid met name meer moet investeren in de infrastructuur. “Dat is cruciaal voor een export- en doorvoerland als Nederland. Je ziet in landen waar veel wordt geïnvesteerd in de infrastructuur het economisch beter gaat dan in Nederland.”
kwAliTeiTsdisCUssie
“DE FORSE BEZUINIGINGEN OP HET ONDERHOUD VAN WEGEN EN ‘KUNSTWERKEN’ ZIJN EEN SLECHTE EN ZORGELIJKE ONTWIKKELING DIE TOT ONVEILIGE SITUATIES KAN LEIDEN”
vendien te weinig doen om het voor starters aantrekkelijker te maken om een eigen huis te kopen, bijvoorbeeld via een starterslening. Daar komt nog eens bij dat de gemeentelijke en provinciale overheden fors bezuinigen op het onderhoud van wegen en zogeheten ‘kunstwerken’ als bruggen, tunnels en viaducten. Een slechte en zorgelijke ontwikkeling die tot onveilige situaties kan leiden, zoals onlangs in Muiden en Alphen aan den Rijn, waar uit veiligheidsoverwegingen zelfs een weg afgesloten moest worden. Niet vergeten moet worden dat het gebruik van wegen, bruggen en viaducten sinds de aanleg ervan vaak, 40, 50 jaar geleden, met een factor 14 is toegenomen.”
wAT moeT er geBeUren? Verhagen heeft een duidelijke mening hoe het zo noodzakelijke herstel in de bouw verder kan worden gestimuleerd. Op de vraag wat er dan moet gebeuren, noemt hij als eerste het afwaarderen van de grond door gemeenten. “De grondprijzen zijn in de ‘gouden jaren’ met meer dan 400% toegenomen, maar in de afgelopen (crisis)jaren niet of nauwelijks naar beneden bijgesteld. Deloitte & Touche heeft berekend dat een verlaging met gemiddeld 30% reëel zou zijn; wij denken zelfs dat de prijs met zo’n 40 tot 50% omlaag kan. Daarnaast zou het kabinet kunnen helpen door de BTW over grondverkopen te verlagen naar het lage BTW-tarief (6%) en/of zouden provincies het voorbeeld van Gelderland/Overijssel kunnen volgen om een deel van de grondprijsverlaging voor hun rekening te nemen.” Een ander idee van de voorman van Bouwend Nederland is om de overheid samen met de markt (bouw en infra) plannen te laten ontwikkelen het achterstallig onderhoud van wegen, ‘kunstwerken’, maar ook van overheidsgebouwen als scholen, ziekenhuizen etc. versneld aan te pakken en die kosten te spreiden over meerdere jaren. “Tenslotte moet de CAO worden gemoderniseerd, meer flexibiliteit en minder vrije dagen bevatten en bevorderen dat het werken in de bouw weer aan-
6
In de bouw- en infrawereld is eind vorig jaar enige commotie ontstaan over een brief van minister Blok van het ministerie van Wonen aan de Tweede Kamer, waarin de indruk zou zijn gewekt dat het niet al te best is gesteld met de kwaliteit waarop in ons land zou worden gebouwd. Verhagen reageert: “Vooropgesteld, alles kan natuurlijk altijd beter en dat geldt ook voor de bouw. Ik durf te stellen dat het met de kwaliteit in het algemeen goed is gesteld. Dat neemt niet weg dat dit voor de bedrijfstak een permanent punt van aandacht zal blijven, zeker in het licht van de noodzaak voor de bouw- en infrabedrijven om nog meer klantgericht te werken. Waarop minister Blok in mijn optiek in de bewuste brief met name doelde is de kwaliteitsborging. Op termijn komt het toezicht op de kwaliteit in de bouw, die nu nog bij gemeenten ligt (bouw- en woningtoezicht) bij de bouwbedrijven zelf te liggen. Ik vind een private kwaliteitsborging op zich een goede zaak. Bijkomend voordeel is dat de soms veel te hoge leges die gemeenten hiervoor in rekening brengen, komen te vervallen.”
VerZekeringsBrAnCHe Desgevraagd noemt Verhagen voor bouwbedrijven een goed pakket aan verzekeringen van essentieel belang om de bedrijfscontinuïteit te kunnen waarborgen. “Dat is ook één van de redenen waarom wij voor onze leden met een aantal partijen collectief verzekeringen hebben ontwikkeld tegen aantrekkelijke premies en condities”, aldus de voorzitter van Bouwend Nederland, volgens wie het voor de verzekeringsbranche zaak is haar aanbod te laten aansluiten bij het dagelijkse bouwproces. “Ik begrijp van mijn leden dat binnen de co-assurantiemarkt sprake is van een toegenomen bereidheid daartoe in de vorm van maatwerkproducten. We zijn op zich dan ook tevreden over de samenwerking met de verzekeringsbranche.” Dat neemt niet weg dat er bij de belangenorganisatie voor de bouw- en infrasector ook wel enkele wensen leven voor (verdere) verbetering. “Verzekeraars hebben nog wel eens de neiging voor ‘de krenten in de pap’ te gaan: de aantrekkelijke risico’s wil men wel verzekeren, maar vallen de resultaten wat tegen dan trekt men zich terug of worden voorwaarden beperkt. Continuïteit in het aanbod is echter vanuit de branche wel gewenst. Ook hoor ik dat men er vaak snel toe overgaat om schades die zich voordoen in megaprojecten meteen en masse uit te sluiten, ook op kleinere projecten waarop dit risico individueel beduidend minder speelt. Kennis van onze branche is essentieel en het is van belang dat verzekeraars en makelaars hierin blijven investeren, zodat bouw- en infrabedrijven worden geadviseerd en begeleid door specialisten en niet door generalisten”, aldus Verhagen, die besluit met een oproep aan de verzekeringsbranche. “We zouden het toejuichen wanneer de sector bij PPS-projecten niet alleen als risicodrager zou willen fungeren maar, net als pensioenfondsen, ook als institutioneel belegger teneinde de bouw uit het slob te helpen. Ik ben ervan overtuigd dat hen dit kansen biedt voor een fatsoenlijk rendement in de toekomst.”
MACHINEBREUK,
de oUdsTe TeCHnisCHe VerZekeringsVorm De oudst bekende machinebreukverzekering dateert ongeveer uit 1769, voor een stoommachine in Engeland. Daarmee is ‘machinebreuk’ hoogstwaarschijnlijk de oudste vorm van technische verzekeringen. Overigens is de benaming taalkundig niet volledig juist en zou er beter gesproken kunnen worden van machineschadeverzekering. Want dat is wat de polis dekt: alle plotseling optredende en onvoorziene materiële beschadigingen aan machines/installaties. Breuk is slechts één van de gevolgen. Mogelijke andere oorzaken kunnen zijn; bedieningsfouten, aanrijding, vallen, stoten, vreemde voorwerpen in de machine, inductie, overspanning, kortsluiting, maar vooral ook ‘eigen gebrek’. Dit laatste wordt mogelijk gemaakt door afstand te doen van het art. 7:951 BW. Ook bedrijfsstilstand of stagnatie als gevolg van het uitvallen van één of meer machines kan desastreuze gevolgen hebben. De vaste kosten gaan door en de winst, die het bedrijf gedacht had te maken, stagneert. Een machinebedrijfsschadeverzekering kan dit risico afdekken. Van origine is de machineschadeverzekering een eigen gebrek-verzekering. De dekking is echter in de loop der jaren als gevolg van de verhevigde concurrentie tussen marktpartijen onderling uitgebreid tot de all risks-verzekering die het nu is. Een voor de continuïteit van bedrijven cruciale verzekering, waarbij het adagium ‘alles is gedekt, tenzij ...’ van toepassing is. En daarmee in feite die van de omgekeerde bewijslast. Kenmerkend voor de markt voor machineschadeverzekeringen is de stabiliteit. Er doen zich in deze niche niet of nauwelijks verschuivingen voor: niet in de voorwaarden, maar naar verhouding evenmin in het premieniveau. Na ‘CAR’ levert ‘machineschade’ al decennialang de grootste bijdrage aan de omzet in de technische verzekeringsbranche in ons land. Daar waar het aantal aanbieders in de jaren ’70 beperkt was tot nog geen handjevol, is dat aantal in de loop der tijd uitgegroeid tot een tien- à vijftiental verzekeraars. Wat opvalt aan vraagzijde is de relatief grote onbekendheid met de machineschadeverzekering: niet zozeer met het bestaan van dit verzekeringsproduct an sich, maar meer met de inhoudelijke kant ervan. De praktijk van alledag leert dat een groot deel van het bedrijfsleven niet op de hoogte is van met name het feit dat een machineschadeverzekering ook dekking biedt tegen schade die is veroorzaakt door menselijke (ontwerp- en bedienings)fouten en door eigen gebrek, technische fouten in of aan de apparatuur. Mede daardoor hebben veel bedrijven die op zich daarvoor in aanmerking zouden komen, geen machineschadeverzekering gesloten. Het besef van de afhankelijkheid van essentiële productie-eenheden, zoals bijv. de stroomvoorziening van een bedrijf of compressorunits blijkt vaak onderschat. Deze essentiële eenheden kunnen bij uitvallen echter een heel bedrijf stilleggen. De penetratiegraad van machineschadeverzekeringen wordt zelfs op minder dan de helft geschat. Hier ligt derhalve een schone taak voor de branche zelf weggelegd – makelaars en verzekeraars – om dit percentage in positieve zin om te buigen. Ook de schadeontwikkeling ontwikkelt zich gunstig. De schadefrequentie is al jaren stabiel, al vertoont het gemiddelde schadebedrag – en daarmee de totale schadelast – de laatste jaren een(licht) opwaartse lijn. Verreweg de grootste schadeoorzaken zijn menselijke fouten, waaronder bedieningsfouten, en eigen gebrek. De toekomst voor machineschadeverzekeringen ziet er dus gunstig uit. In de eerste plaats is de branche al jaren winstgevend en lijkt die trend ondanks de iets groeiende schadelast zich voort te zetten. Bovendien trekt de economie aan, waardoor ook in de industrie de investeringen
en activiteiten zullen toenemen en mede daardoor hoogstwaarschijnlijk ook de verzekeringsvraag. Daar komt bij dat een aantal groeiende technische markten zich aandienen (o.a. windturbines, zonnepalen en bio-energie) en daarnaast ook nieuwe technologische innovaties het levenslicht zien, zoals bijvoorbeeld 3D-printing en nieuwe innovaties binnen de energiebranche. Verder biedt de al eerder genoemde penetratiegraad van dit product, geschat op ongeveer 50% of minder, nog voldoende ruimte voor expansie. Voorwaarden voor succes is dat de bekendheid bij het bedrijfsleven met de (uitgebreide) dekking van de machineschadeverzekering toeneemt, met name wat betreft de dekking voor eigen gebrek, bedienings- en technische fouten in de machine/apparatuur zelf . Daarbij is met name een rol weggelegd voor het (provinciale) intermediair. Andere voorwaarden voor succes zijn dat de markt actiever en commerciëler wordt bewerkt en de technische know how in de branche up-to-date moet blijven, minstens op hetzelfde niveau als van de (contactpersoon bij de) klant. Kortom, het predicaat groeimarkt is dan ook zeker van toepassing op de markt voor machineschadeverzekeringen. Het artikel over machineschadeverzekeringen is tot stand gekomen met medewerking van vader Piet en zoon Eric Kerkhof. Eerstgenoemde zit ruim 50 jaar in de verzekeringsbranche, waarvan 40 jaar ‘in de techniek’. In 1973 zette hij bij het toenmalige Mees & Zoonen (het latere Marsh) de afdeling technische verzekeringen op. In 2005 stapt hij over naar De Keizer Assurantie (inmiddels Concordia De Keizer), waar hij werkzaam is als senior technisch specialist. “Het intermediair laat veel kansen liggen in voorlichting en acquisitie. Als de markt voor machineschadeverzekeringen écht commercieel wordt aangepakt, dan kan de omzet aanmerkelijk worden verhoogd.” Drs. Ing. Eric Kerkhof werkte na zijn studie werktuigbouw en later bedrijfskunde bij Akzo Nobel als service management consultant en later bij GAB Robins Takkenberg(nu Cunningham Lindsey) als schade-expert. Sinds 2003 is hij werkzaam bij verzekeraar Allianz Global Risks en vanaf 2007 bij RSA Nederland, als manager Construction, Engineering & Renewable Energy. “Het mooie aan deze branche is dat je vaak als eerste de nieuwste technologische ontwikkelingen ziet.”
7
Portret van de dynamische technische verzekeringsbranche
BliJVen insPelen oP de VerAnderende omsTAndigHeden BiJ de klAnT ‘Dynamiek in techniek’, staat met grote letters op de cover van deze special van de VNAB Visie, waarin de technische verzekeringsbranche centraal staat. Een kop die de lading dekt, vinden vier specialisten uit de technische verzekeringsbranche: de makelaars Henk Beekman (Marsh) en Nico van Nus (Meeùs) en de verzekeraars Edwin Birkhoff (Zurich) en Michel Vilijn (Amlin Europe). In onderstaand artikel gaan zij in op de belangrijkste trends en ontwikkelingen in de markt voor technische verzekeringen. Hoewel het in hun ogen zeker niet vanzelf zal gaan, zijn zij allen positief gestemd over de toekomst van deze nichemarkt. “Voorwaarden voor succes zijn de klant nog meer centraal te stellen, te blijven luisteren naar diens wensen en verlangens en continu te blijven inspelen op de veranderende omstandigheden bij de klant.” De vier zijn gezamenlijk goed voor meer dan 90 jaar ervaring in deze nichemarkt en kunnen ieder voor zich als pure technische verzekeringsspecialist worden bestempeld. Wat maakt dit segment verzekeringstechnisch zo bijzonder en anders dan andere branches? “Het leuke en uitdagende van technische verzekeringen is dat je altijd met nieuwe zaken en projecten bezig bent. Dat maakt het vaak ook complex”, steekt Beekman van wal. “Technische risico’s zijn nooit standaard en vragen dan ook altijd om puur maatwerk”, vult Birkhoff aan. Vilijn, tevens voorzitter van de Commissie Technische Verzekeringen van het Verbond van Verzekeraars, wijst op de raakvlakken met andere branches. “Je hebt niet alleen met puur technische risico’s te maken, maar vaak ook met een stuk aansprakelijkheid, property en marine. “In deze branche grijpt alles in elkaar”, haakt Van Nus in. Hij benadrukt daarnaast het dynamische karakter van de sector. “De technologische ontwikkelingen staan immers nooit stil. Het is dan ook zaak als verzekeringsbranche mee te veranderen met de marktontwikkelingen en de veranderende omstandigheden bij de klant.”
krimPende mArkT Volgens de meest actuele cijfers (2012) van het Verbond van Verzekeraars wordt de markt voor technische verzekeringen geraamd op een kwart miljard euro. Dat is iets meer (+ 1,6%) dan in 2011, maar (-7,7%) minder dan in zowel 2009 als 2010. Van de jaaromzet in 2012 heeft iets meer dan de helft (133 miljoen euro) betrekking CAR- (Construction All Risks) en EAR (Erection All Risks)-verzekeringen, op ruime afstand gevolgd door machinebreuk, garantie- en overige technische verzekeringen en elektronische apparatuur. Volgens de vier ligt de werkelijke omzet beduidend hoger. Vilijn spreekt van minimaal 500 miljoen euro, oftewel het dubbe-
8
le. Een verklaring hiervoor is dat de omzetcijfers van een groot aantal marktpartijen met ‘buitenlandse’ moeders niet gerapporteerd hoeven te worden bij de DNB. Dit gebeurt bij de betreffende instantie in het buitenland. En dat er soms door de overlap van dekkingsgebieden technische risico’s in de transport- of aansprakelijkheidsmarkt worden gesloten. Van welke cijfers er ook wordt uitgegaan, zeker is in elk geval dat er sprake is van een krimpende markt. Beekman en Van Nus spreken van een afname met zeker 30%. Laatstgenoemde daarover: “De markt loopt al een jaar of vijf terug, met name in het segment woningbouw. Daarin komt zeker een keer een herstel, al verwacht ik niet dat de bouw ooit weer op zijn oude niveau zal terugkeren.” Birkhoff zegt de krimpcijfers wat te willen nuanceren. “De multinationals hebben door hun internationale activiteiten in het algemeen wat minder last van de crisis, wat vaak een lokale aangelegenheid is. De slechte ontwikkelingen in de ene regio worden gecompenseerd door gunstiger resultaten elders in de wereld.” Ook in Nederland doet zich niet in alle segmenten dezelfde neergaande lijn voor. Van Nus wijst op de petrochemische industrie en de renewable energy, terwijl Beekman de datacenters als groeiniche bestempelt.
goede nAAm en FAAm Ondanks de krimpende markt is er volgens Vilijn nog steeds sprake van een winstgevende markt. Hij krijgt bijval van zijn gesprekspartners. “Het feit dat er met name de laatste jaren een aantal nieuwkomers de markt voor technische verzekeringen hebben betreden, bevestigt dat velen kansen zien op een positief rendement. Al blijf ik het op zich merkwaardig vinden dat juist in een tijd waarin er minder vraag is er meer aanbieders op de markt verschijnen”, vindt Van Nus. Al zegt Birkhoff de laatste
tijd met name van de zijde van herverzekeraars wat zorgelijke luiden te horen over de afnemende resultaten in de Nederlandse markt. “Als reden daarvoor wordt aangevoerd de al jaren lange zachte markt met lage premies, ruime dekking en een innovatieve, oplossingsgerichte opstelling. We zeggen niet snel ‘nee’ tegen een risico en zijn altijd op zoek naar oplossingen, ook al onderkennen we daarbij wellicht lang niet altijd alle consequenties op de langere termijn, bijvoorbeeld bij PPS- projecten, ALOP (Advanced Loss of Profit) en DSU (Delay in Start Up).” Vilijn beaamt dat ‘we’ internationaal worden gezien als een volwassen markt op het gebied van technische verzekeringen, die op een goede manier naar risico’s kijkt en deze ook gedurende een project monitort (Risicocontrol). “Daarin zijn we echt uniek”, valt Beekman hem bij. “Het is in vergelijking met het buitenland zeker bijzonder en innovatief te noemen dat wij CAR- risico’s niet alleen aan de voorkant kritisch beoordelen, maar dat middels een zogeheten TIS (Technische Inspectie Services) ook gedurende de looptijd van een project doen. Mede daarom hebben wij als markt een goede naam en staan we ook internationaal goed te boek: voor een goede underwriting en een adequate risicoinschatting.”
sCHAdeonTwikkeling De ontwikkeling van de schadelast lijkt hem daarin gelijk te geven. Die is volgens de vier door de jaren heen redelijk stabiel te noemen. Toch is er het nodige te doen over de schadeafwikkeling. Elders in deze uitgave (pagina 18) treft u een artikel aan over het nieuwe schaderegelingsdocument ‘Schadeproces coassurantie’. Vilijn: “Doel van het document is de kwaliteit van het schaderegelingsproces naar een hoger niveau te brengen, deze te versnellen en om de rol van alle bij het schaderegelingsproces betrokken partijen te verduidelijken. Alles kan natuurlijk altijd beter, sneller en efficiënter, zo ook het schadeproces. Per processtap zijn afspraken gemaakt over welke partij wat doet en zijn zowel per stap maximale responstijden benoemd. Het streven is erop gericht elke schade zo snel mogelijk af te wikkelen, maar uiterlijk binnen maximaal 80 dagen.” Van Nus zegt met het oog hierop steeds meer een splitsing waar te nemen tussen enerzijds de bulkschades en anderzijds de meer complexere schades. “Een goede zaak. Ik heb de indruk dat we
V.l..n.r Michel Vilijn, Henk Beekman, Edwin Birkhoff en Nico van Nus: “Blijven investeren in de vakkennis van medewerkers is één van de voornaamste voorwaarden voor succes.”
als bedrijfstak nu nog teveel elke schade procesmatig op dezelfde manier afwikkelen. Of het nu om een eenvoudige diefstalschade gaat, waarbij de dekkingsvraag helder is, of een grote of anderszins complexere CAR-schade die nader onderzoek behoeft.”
Trends en ontwikkelingen Wat houdt naast de commercie de gemoederen in de technische verzekeringsbranche nog meer bezig? Beekman wijst op de complexere contractvormen en de verschuiving van verantwoordelijkheid – en dus aansprakelijkheid - van opdrachtgever naar de aannemer, zowel van het risico van ontwerp, bouw, financiering, onderhoud en uitvoering (DBFMO). Birkhoff wijst daarnaast op de op stapel staande privatisering van het bouwtoezicht. “Wat is de impact daarvan voor bedrijven en in hoeverre biedt dit kansen voor de verzekeringsbranche?”, aldus de verzekeraar, die een eventuele standaardisatie van de technische verzekeringsrisico’s als een slechte zaak bestempelt. “Deze branche vereist in de eerste plaats maatwerk.” Vilijn noemt als andere trend de wens vanuit de klant aan een holistische aanpak, een totaalpakket vanaf het transport voorafgaand aan de bouw tot en met de bedrijfsschade (DSU). Daarnaast wijst hij op de technologische ontwikkelingen. “Die gaan heel snel en vraagt erom deze nieuwe bouwtechnieken en –methodieken adequaat te volgen.”
In het verlengde hiervan wijst Van Nus op nieuwe (technologische) ontwikkelingen als 3D-printing en ‘legolisering’, waarbij meer gebruik gemaakt wordt van prefab-productie. “Wat voor risico’s brengt dit met zich mee en hoe gaan wij daarmee als verzekeringsbranche om?”, aldus de makelaar, die met betrekking tot het nieuwe bouwtoezicht de kritiek van de overheid op de wijze waarop in ons land wordt gebouwd niet zegt te delen. “Natuurlijk gaat er wel eens wat mis en worden er fouten gemaakt, maar om de bouw slecht te noemen vind ik overtrokken.”
Toekomst Op de vraag of de klant met het aanbod op de coassurantiemarkt uit de voeten kan, volgt dan ook een volmondig ‘ja’ uit de monden van de vier. Al onderkennen zij terdege dat dit in feite altijd een momentopname is. Resultaten uit het verleden geven immers geen garantie voor de toekomst. Beekman: “De klant wil zijn risico’s afdekken voor het geval hem iets overkomt. Hoe wij dat oplossen middels welke verzekeringsproducten dan ook of door een combinatie met preventie en riskmanagement, maakt de klant niets uit. Als we het maar oplossen.” Vilijn beaamt dat. “Bovendien veranderen de omstandigheden bij de klant en in de markt waarin hij opereert continu. Het is aan ons als verzekeringsbranche goed te blijven luisteren naar de klant en alert in te spelen op diens wensen en behoeftes met daarop afgestemde verzekerings- en
RM-oplossingen.” In aanvulling hierop zegt Van Nus in de adviespraktijk van alledag te merken dat de klant meer dan voorheen vraagt om managementinformatie, ook op schadegebied, om zijn risico’s beter te kunnen (laten) analyseren. “Daarbij leert de praktijk dat het met name aandacht behoeft om klanten nóg nadrukkelijker te wijzen op het risico van de gevolgschade van een calamiteit.” Birkhoff deelt die mening. “Ik heb de indruk dat veel klanten zich niet altijd bewust zijn van dit risico en in onvoldoende mate beschikken over contingency plans.” Desgevraagd is eenieder positief gestemd over de toekomst van de technische verzekeringsbranche. Niet in de laatste plaats omdat in hun ogen de conjunctuur een keer zal aantrekken, hetgeen zal leiden tot een inhaalslag aan bouw- en infra-activiteiten. Daarnaast zien zij enkele (mogelijke) groeimarkten: renewable energy, datacenters, garantieverzekeringen en, als uitvloeisel van de privatisering van het Bouw- en Woningtoezicht, vooral de Verborgen Gebreken Verzekering, in combinatie met de Technische Inspectie Services (TIS). Naast het reeds genoemde centraal stellen van de klant en het anticiperen en inspelen op de veranderingen in de markt en die bij de klant noemen zij als voornaamste voorwaarde voor succes het blijven investeren in (vak)kennis van de medewerkers. “Er staat ons en boeiende tijd te wachten met volop uitdagingen.”
9
OFFSHORE ENERGY: de BrAnCHe die (HeT) Voor de wind gAAT bredere dekking die op maat kan aangepast aan de specifieke wensen van de klant. Hoewel ons land mede aan de basis ervan heeft gestaan en hierin zeker een rol van betekenis speelt, moet de verzekeringsmarkt voor offshore wind-risico’s vooral worden gezien als een Europese markt met in totaal een 15tal aanbieders die dit risico verzekeren. Daarbij speelt Europa internationaal gezien een vooraanstaande, leidende rol op de markt voor windmolenparken op zee, waarvoor Azië een eigen markt heeft en die in de VS nog in de kinderschoenen staat.
Windmolens en windmolenparken vormen als geruime tijd onderwerp van (publieke) discussie. De meeste mensen onderkennen de voordelen van goedkope energie, maar lang niet iedereen wil ze in zijn buurt hebben vanwege ‘omgevingsvervuiling’. Zelfs als de windmolens 25 kilometer of verder uit de kust worden geplaatst, is er commentaar van tegenstanders. Desondanks zullen er naast de bestaande windmolenparken bij IJmuiden (Prinses Amalia Windpark) en Egmond aan Zee(Noordzeewind) de komende jaren nog twee bijkomen (Luchterduinen bij Noordwijk, 2015) en Gemini (boven Schiermonnikoog, 2018), waardoor het vermogen uitkomt op ca. 1.000 MW (megawatt). In de toekomst moet deze capaciteit volgens het Energieakkoord NL met een factor 4,5 worden vermenigvuldigd tot 4.500 megawatt, goed voor de energievoorziening aan zo’n vier miljoen huishoudens. De nieuwe parken krijgen wel als taakstellende opdracht mee de bouwkosten tegen 2020 met 40% te reduceren. De Nederlandse verzekeringsbranche kwam omstreeks 2002 voor het eerst in aanraking met offshore windmolenparken. Het risico was zo nieuw dat hiervoor aanvankelijk de polisvoorwaarden werden gebruikt voor de verzekering van de bouw van boor- en olieplatforms. In de loop der jaren is het product geëvolueerd tot een polis met eigen condities en een steeds
Dit artikel is tot stand gekomen met medewerking van Jacob Strijker (links) en ir. Maarten Mulder. Eerstgenoemde is werkzaam bij Marsh Netherlands als senior vice president renewable energy practice leader. Hij heeft altijd in de verzekeringsbranche gewerkt en vanaf 1998 in de makelaardij bij Marsh en haar rechtsvoorgangers. Zowel deze makelaar als hijzelf kunnen worden aangemerkt als pioniers op het gebied van de verzekering voor offshore wind-projecten. “Elk project is uniek; elke verzekeringsoplossing vereist dan ook maatwerk.” Ook Delta Lloyd (een kleine 30 projecten in Europa, totaal 6.000MW) en Maarten Mulder kunnen als pionier worden bestempeld. Na zijn studie werktuigbouw aan de TU Delft zette hij in 2000 zijn eerste schreden in de verzekeringsbranche bij Marsh. Vanaf 2007 werkt hij bij verzekeraars, aanvankelijk bij ACE en sinds de afgelopen vijf jaar bij Delta Lloyd, waar hij momenteel als underwriting manager engineering & construction lines leiding geeft aan de 40 medewerkers tellende afdeling Technische Verzekeringen. “De klant kan goed uit de voeten met het huidige verzekeringsaanbod.”
10
De WindCAR en WindOP-verzekeringen zijn ontwikkeld vanuit de constructieverzekering die gebruikt werden voor offshore-constructies, de zogenaamde WelCAR-verzekering die het meest te vergelijken is met een CAR-polis. De WindOPverzekering biedt dekking voor de operationele risico’s van een offshore windpark. Beide verzekeringsvormen dekken materiële schade op basis van ‘all risks’- gevaren tenzij uitgesloten. Naast de uitgebreide dekking is kenmerkend voor deze verzekeringsvormen dat deze veelal in combinatie met elkaar bij hetzelfde panel van verzekeraars worden ondergebracht voor zowel de constructie- als operationele fase. Bovendien gaat het om een multidisciplinaire verzekering, een combinatiedekking van property, marine, liability, engineering & business interruption, zowel in de constructie als operationele fase. Daarbij gaat het steevast om forse verzekerde sommen. Tot dusver is de verzekeringsmarkt voor offshore wind-projecten redelijk winstgevend gebleken. Dat is enerzijds toe te schrijven aan de doorgaans hoge premie. Daar staat tegenover dat het om een buitengewoon schadegevoelig risico gaat, niet zozeer in frequentie maar wel in bedragen. Onderzoek van Codan, één van de leidende marktpartijen, wijst uit dat in de periode 2002-2012 van de 60 onderzochte offshore windmolenparken er slechts drie zonder schade zijn gebleven. De totale schadelast in de periode 2007-2012 was bijna 125 miljoen euro, terwijl het gemiddelde schadebedrag per claim 2,25 miljoen euro bedroeg. Ter illustratie: alleen al de huurkosten van een speciaal schip om bij schade naar het park te varen zijn al snel een ton of meer per dag. Vaak zijn de herstelkosten dan ook hoger dan de materiële schadekosten. Overigens heeft 40,3% van de claims en maar liefst 83,2% van de totale schadelast betrekking op kabelschades, 15,3% resp. 9,5% op schades aan de fundering en 12,5% resp. 4.5% op de elektrische installatie. De toekomstverwachtingen voor het verzekeren van offshore wind-parken zijn positief, want windenergie is een groeimarkt. Naar verwachting zal niet alleen het aantal windmolenparken toenemen, maar ook worden ze groter en krijgen windturbines steeds meer vermogen. In vergelijking met 2013 zal de jaarlijkse hoeveelheid door windmolens opgewekte energie in Europa in 2020 zijn vervijfvoudigd. Behalve Europa (m.n. Groot-Brittannië) zal windenergie groeien in Japan, Korea en de VS. Daarmee zal ook de verzekeringsmarkt voor windenergie, zowel onshore als offshore, een groeimarkt vormen.
Hoogleraar prof. Hennes de Ridder pleit voor ʻlegoliseringʼ van de bouw
BoUwen kAn meT een FACTOR VIER GOEDKOPER en meT een FACTOR TWEE BETER “Stel, ik wil met mijn vrouw gaan eten in de stad. We stellen samen een recept op van wat we willen eten, bieden dat vervolgens aan bij een aantal restaurants en kiezen vervolgens het etablissement dat de laagste prijs vraagt. Een vreemde gang van zaken? Het is wel de manier waarop er al jaren wordt gewerkt in de bouw- en infra-wereld. In een restaurant laten we de voorbereiding en het bereiden van de maaltijd aan de professioneel, de kok, over, maar bij een forse investering als een bouw- of infrastructureel werk kiezen we niet voor de professioneel, de bouwondernemer, maar stelt de opdrachtgever zelf een specificatie van eisen op aan de aannemer en kiest hij vervolgens voor de laagste prijs.” is het niet vreemd dat de winnende aannemer vervolgens op de kwaliteit bezuinigt om toch nog zoveel mogelijk rendement uit het project te halen en dat geen enkele aannemer aan research & development doet”, aldus de hoogleraar, die met het oog op de kwaliteitsdiscussie verwijst naar een bewust prikkelende uitspraak van een grote aannemer die ooit verkondigde dat ‘als we vliegtuigen zouden bouwen zoals de meeste bouw- en kunstwerken er elk kwartier een vliegtuig uit de lucht zou vallen’.
legolisering
Prof. Hennes de Ridder: “De bouw moet niet langer elk project als uniek zien en ophouden in processen te denken maar meer in producten, net als in de industrie.”
Bovengenoemde metafoor komt uit de mond van prof. dr. ir. Hennes de Ridder, die na zijn studie Civiele Techniek in Delft 22 jaar bij aannemer HBG werkte aan vele grote projecten (o.a. de stormvloedkeringen in de Oosterschelde en de Nieuwe Waterweg) en later 17 jaar aan de TU Delft verbonden was als hoogleraar Methodisch en Integraal Ontwerpen op de Faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen. Vanaf 1999 is hij tevens gevestigd als zelfstandig consultant gespecialiseerd in bouwprocessen, risicomanagement, bouworganisatievormen en contractvormen. De Ridder heeft een uitgesproken mening over de kwaliteit en de manier waarop in Nederland wordt gebouwd. “Die is ronduit slecht, al is het daarmee internationaal gezien vaak nóg slechter gesteld. De kosten van bouwfouten worden geraamd op zo’n 7 miljard euro, maar ik denk dat dit bedrag minstens de helft hoger is.” Hij schrijft dat vooral toe aan genoemde handelwijze van opdrachtgevers, die de bouwondernemer voorschrijven wat en hoe er gebouwd moet worden waardoor bouwbedrijven financieel tegen elkaar worden uitgespeeld om de kostprijs zoveel mogelijk te drukken. “Daarom
Wat moet er anders? De Ridder: “Er moet een verandering van structuur en cultuur komen. De bouw moet niet langer elk project als uniek zien en ophouden in processen te denken maar meer in producten, net als in de industrie.” Hij maakt de vergelijking met de automobielbranche. “Neem Volkswagen, dat heeft 43 verschillende modellen, maar die komen allemaal van één band en worden allemaal gemaakt van een en dezelfde bouwdoos. Datzelfde geldt voor bouwwerken als huizen, kantoorgebouwen en ‘kunstwerken’ (bruggen, viaducten, tunnels etc.). Ook die zijn in wezen in de basis bijna allemaal hetzelfde en zou je niet elke keer opnieuw hoeven te ontwerpen. Daarom pleit ik ook voor industrieel bouwen en voor ‘legolisering’, het meer productiematig in onderdelen bouwen. Naar mijn mening kan 80% van alle bouwwerken industrieel, meer standaard worden gebouwd, waarbij het kwaliteitstoezicht niet zoals nu per project maar bij de bouwonderneming kan plaatsvinden.” Wat is het grote voordeel van industrieel bouwen? “Het is met een factor vier goedkoper en een factor twee beter, zowel qua bouw-, constructie- als brandveiligheid. Met als voordeel voor de verzekeringsbranche dat men een veel beter inzicht krijgt in de risico’s van de betreffende bouwprojecten en voor de bouwondernemer dat hij naar de buitenwacht beter kan laten zien dat hij zich kwalitatief onderscheid en daardoor bijvoorbeeld ook bij verzekeraars een betere premie kan afdwingen.” Wat zou u marktpartijen mee willen geven? De Ridder: “De huidige manier van bouwen wordt vooral in stand gehouden door het leger van adviseurs, die veel lol beleven aan het eindeloos maken en herzien van tekeningen en berekeningen. Alleen de klant kan de markt veranderen, maar die is nog onvoldoende bekend met alternatieve bouwmogelijkheden.” En de verzekeringsbranche? “Ga klagen bij het ministerie van Wonen dat de huidige manier van bouwen niet langer kan en dat het veel beter, gezonder en veiliger kan en moet.” 11
CAr: meT AFsTAnd de grooTsTe
In de wereld van de bouw en infra is de Construction All Risks-Verzekering (CAR) een begrip. De ‘AVB’ is de eerste verzekering die aannemers sluiten; de CARpolis de tweede en daarmee een goede binnenkomer bij bedrijven met kansen voor verdere acquisitie naar andere bedrijfsverzekeringen. Mede daardoor is in de loop der jaren het aantal aanbieders fors toegenomen. Niet voor niets is ‘CAR’ met afstand de grootste branche in technische verzekeringen, goed voor iets meer dan helft van de totale omzet. De polis biedt alle bij de bouw betrokken partijen dekking tegen materiële schade aan het werk (All Risks). In de vorige decennia is de dekking steeds verder uitgebreid, onder meer met dekking van het aansprakelijkheidsrisico, bestaande eigendommen, aannemersmaterialen, transport etc. En meer recent met bedrijfsschadedekkingen als Delay in Start-Up (DSU) en Advanced Loss Of Profit (ALOP). Daarmee onderscheidt de Nederlandse CAR-markt zich, niet alleen door haar technische kennis maar ook qua poliscondities en prijsstelling, in positieve zin van het buitenland. Genoemde raakvlakken met andere branches zijn ook kenmerkend voor de CAR-polis . Net als de hoge penetratiegraad. Vaak hebben meerdere op hetzelfde project betrokken partijen - opdrachtgever, (onder)aannemer- een CAR-verzekering. Omdat deze polis sterk bouwgerelateerd is, staan de revenuen de afgelopen jaren onder druk. Mede door de verminderde bouwactiviteiten is er marktbreed al enkele jaren sprake van een omzetdaling, soms zelf met dubbele cijfers. Een en ander werd gecompenseerd door de stimuleringsprojecten van de overheid, met name op het gebied van de infrastructuur. De economische malaise heeft ook gezorgd voor meer druk op de schadeafwikkeling. Er wordt nadrukkelijker geclaimd dan voorheen, ook kleinere schades en verlangen klanten dat schades sneller worden geregeld. Beide trends – dalende omzet en stijgende schadelast – lijken elkaar meer te naderen, met alle mogelijke gevolgen van dien voor het prijs- en acceptatiebeleid van verzekeraars, die zelf ook kampen met toenemende kosten als gevolg van wetgeving (o.a. compliance). Voor het komende jaar wordt nog een verdere teruggang in omzet verwacht, maar de marktanalisten voorzien vrijwel unaniem dat er vanaf 2015 een kentering zal plaatsvinden: met groeiende activiteiten in bouw en infra en kansen voor groeiende inkomsten. Daarbij zal de (stimulerende) rol van de overheid (investeringen, verstrekking vergunningen en garantiestellingen) ook van cruciaal belang zijn. Het artikel over Contruction All Risks (CAR) is tot stand gekomen met medewerking van Hans Pels Rijcken, underwriting manager technische verzekeringen bij Amlin Europe. Na enkele omzwervingen in de bouw ging hij 25 jaar geleden in de (technische) verzekeringsbranche aan de slag. Hij werkte achtereenvolgens bij Tollenaar & Wegener, Interlloyd, Praevenio en sinds november 2005 bij FCI en Amlin Europe. “De vraag is of de houdbaarheidsdatum van de huidige CAR-markt zo langzamerhand niet is bereikt en/of we moeten zoeken naar nieuwe vormen voor onze dienstverlening.”
12
delAY in sTArT-UP (dsU), een welkome AAnVUlling Met (grote) bouwprojecten zijn dikwijls grote financiële belangen gemoeid, zowel voor de opdrachtgever als voor de aannemer. Dat kan gaan over efficiëntere bedrijfshuisvesting, het beschikbaar komen van belangrijke nieuwe infrastructuur die geëxploiteerd gaat worden of een project waarin overheid en bedrijfsleven samenwerken. Hierbij worden vaak inkomsten overeengekomen vanaf de opleverings-/beschikbaarheidsdatum, die toenemen naarmate het project vordert (zie het artikel over PPS elders op pag. 13). Dé reden voor opdrachtgevers/aannemers om zich tegen het financiële risico van vertraging van de oplevering door schade in te dekken. Bijvoorbeeld via een speciale DSU-verzekering, wat staat voor ‘Delay in Start Up’, oftewel vertraging van de oplevering. De DSU-verzekering is een aanvulling op de CAR-polis en kan uitsluitend in combinatie met deze verzekering worden gesloten. De polis biedt dekking voor de opdrachtgever of aannemer van een bouwproject voor de financiële gevolgen van een vertraging van de oplevering door een onder de CAR-verzekering gedekte materiële schade. Net als bij bedrijfsschade worden ook de extra kosten van de getroffen maatregelen om de schadelast te verminderen vergoed. Kenmerkend voor DSU is dat het een maatwerkpolis is, de dekking uitsluitend van kracht is tijdens de bouwtermijn, er een specifieke opleverdatum (eventueel tussenopleveringsdata) geldt en een ‘automatische verlenging’ niet mogelijk is. Vooraf moet een goede analyse worden gemaakt van de planning, het te verzekeren belang en de aard van het risico in relatie tot het eigenlijke bouwproject. Ook is het van belang de voortgang tijdens de bouw te monitoren om effectief te kunnen reageren wanneer zich een schade voordoet. Dikwijls kunnen schadebeperkende maatregelen worden getroffen door de bouwplanning aan te passen, in overwerk vertraging in te halen of activiteiten te verschuiven, zodat de totale doorlooptijd (het zogenoemde ‘kritieke pad’) weer binnen de oorspronkelijke planning valt. Dit stelt bijzondere eisen aan alle betrokken partijen, met name aan de schade-expert die gedurende het schadeproces intensief zal samenwerken met de makelaar en verzekeraars voor het faciliteren van schadebeperkende maatregelen. Om deze reden zal de DSU-expert bij voorkeur van tevoren moeten worden benoemd en direct worden ingeschakeld wanneer zich een CAR-schade voordoet die tot een DSU kan leiden. Ook zal de expert een analyse moeten maken van de aan het schade-evenement toe te schrijven vertraging en de financiële gevolgen daarvan. De vraag naar DSU neemt toe, mede doordat betrokken private financiers (lenders) financiële garanties verlangen. Ook de toenemende complexiteit en een terugtrekkende overheid, waardoor het aantal PPS-projecten toeneemt, spelen een rol.
Het artikel over DSU (Delay in Start Up) is tot stand gekomen met medewerking van drs. Gerard Böttcher. Na zijn studie economie en bedrijfskunde aan de Universiteit van Amsterdam werkte hij onder meer ruim 20 jaar bij Cunningham Lindsey en diens juridische rechtsvoorgangers als bedrijfsschade-expert en directeur. Sinds eind 2008 leidt hij het door hem opgerichte expertisebureau Context.
PUBliek PriVATe sAmenwerking winT Terrein
ereCTion All risks: HeT sPeCiAle ZUsJe VAn de CAr-Polis
Publiek-private samenwerking, kortweg PPS, is een samenwerkingsvorm waarbij de (gemeentelijke, provinciale of landelijke) overheid en de private sector langdurig samen optrekken – vaak voor een periode van een jaar of 30 – voor de realisatie en exploitatie van overheidsprojecten: de bouw van infrastructurele projecten als rijks- en andere wegen en zogeheten ‘kunstwerken’ (tunnels, bruggen, viaducten) en de bouw van scholen, ziekenhuizen en andere overheidsgebouwen. In eerste instantie werd PPS ingezet bij grote projecten op vastgoedgebied (ministerie van Financiën, Kromhout Kazerne) en op infragebied bij onder meer de tweede Coentunnel, de A15 (incl. de grootste hefbrug ter wereld) en de A1/A6 (met het grootste aquaduct ter wereld). Later kwam een beweging op gang richting lagere overheden, zoals het Montaigne-college in Den Haag en de Internationale School in Eindhoven.
De Erection All Risks-Verzekering (EAR/Montage) komt qua dekking overeen met de CAR-polis, maar is specifiek bedoeld voor montagewerken. Kenmerkend voor deze verzekering, die in de jaren ‘70/’80 vanuit Groot-Brittannïe naar het Europese vasteland is ‘overgewaaid’, is het risico van testen – ‘start de machine op?’ – en beproeven – ‘werkt de machine/installatie in de praktijk zoals hij zou moeten werken?’ – meeverzekerd. De polis dekt alleen materiële schade, maar is uit te breiden met een dekking voor bedrijfsschade of zelfs verlies van toekomstige winst door vertraging in de oplevering.
Bij PPS wordt voor een langere termijn een contract aangegaan tussen overheid en private partijen, waarbij eerstgenoemde opdracht geeft om een project of bouwwerk te ontwerpen, bouwen, financieren en gedurende langere tijd te beheren. In vakjargon wordt ook wel gesproken van een ‘DBFMO-constructie. Anders dan bij traditioneel aanbesteden is de opdrachtnemer niet alleen verantwoordelijk – en dus de aansprakelijk – voor het ontwerp (design), de bouw (build) en de financiering ( finance), maar na de oplevering ook voor het onderhoud (maintenance) en uitvoering (operate). Hiermee wordt onder meer beoogd dat er beter, innovatiever, duurzamer en goedkoper wordt gebouwd. De aannemer is voor langere termijn verantwoordelijk voor het project en heeft daardoor belang bij een goede bouwkwaliteit en duurzaamheid. Verder is tijdige oplevering essentieel voor de opdrachtnemer, daar dit het moment is waarop de aannemer een groot deel van zijn beschikbaarheids- en ‘lump-sum’-vergoedingen krijgt. Vertraging door schade kan financieel flink in de papieren lopen als de overeengekomen beschikbaarheidsdatum niet gerealiseerd wordt.
Tijden veranderen. Daar waar voorheen meerdere verzekeraars de EAR-polis sec in hun portfolio voerden, is dat inmiddels beperkt tot een enkele aanbieder. De klant kan voor dit specifieke risico echter bij veel partijen terecht, aangezien de dekking in de meeste CAR-polissen van makelaars en verzekeraars in de loop der jaren dusdanig is uitgebreid dat ook het EAR/montagerisico standaard wordt meeverzekerd. Overigens de vraag naar EAR/montage-dekking toegenomen, mede als gevolg van de verslechterde economische situatie. Het testen/beproeven – de opstartfase van een installatie of machine – is een cruciaal moment voor een bedrijf. Mocht het daarbij mis gaan, zijn de financiële gevolgen vaak groot. Door de krappere planning van productieprocessen neemt bovendien de kans op schade toe. Marktpartijen zien nog verdere groeimogelijkheden. De penetratiegraad is bij lange na nog geen 100% en zodra de bouw- en andere industriële activiteiten toenemen, zal dit eveneens een positie impuls hebben op de vraag naar EAR/montageverzekeringen.
Een adequaat verzekeringspakket is dan ook essentieel voor betrokken, ook met oog op de financiering van een project door de banken. Het gaat bij PPS doorgaans om een combinatie van polissen van CAR, design & construct, DSU (Delay in Start-Up), aansprakelijkheid en brand/bedrijfsschade. Ook hierbij is sprake van een softe markt met voldoende aanbieders, een uitgebreide dekking en een dalend premieniveau. Volgens marktanalisten wint PPS in ons land aan terrein. Naar verwachting zal het aantal projecten toenemen, ook op kleinere schaal, en zullen mede daardoor ook de verzekerings- en financieringsmogelijkheden vermeerderen. Het artikel over Publieke Private Samenwerking (PPS) is tot stand gekomen met medewerking van Bas Schröder, broking specialist en vice-president Construction/Energy bij Marsh. Hij werkt inmiddels 25 jaar in de verzekeringsbranche, waarvan 20 jaar aan de makelaarskant. Na een aantal jaren in Londen te hebben gewerkt bij verzekeraar Colonia, werkte hij in Nederland bij Aon als directeur CAR en sinds november 2006 bij Marsh en diens juridische voorgangers. “PPS vergt een andere mentaliteit van betrokken partijen.”
Het artikel over Erection All Risk /Montage is tot stand gekomen met medewerking van Jurgen Bronchel, senior account specialist Technische Verzekeringen bij Meijers Assurantiën. Hij werkt al vanaf 1985 in dit segment, achtereenvolgens bij Sedgwick, Blom & Van der Aa, Marsh en sinds 1998 bij Meijers. “Het mooie van technische verzekeringen is dat geen (CAR/EAR)project hetzelfde is, ook al lijkt dat op het eerste gezicht soms wel zo.”
13
‘De Stelling!’, zo luidt de titel van deze rubriek. Hierin wordt – het woord zegt het al - een bepaald standpunt voorgelegd aan personen binnen en buiten de grootzakelijke verzekeringsmarkt. De stelling luidt dit keer: ‘(Technologische) innovatie vereist verzekeringstechnisch maatwerk!’ Op deze pagina’s treft u de mening aan van acht personen aan die werkzaam zijn bij makelaars en verzekeraars op het gebied van technische verzekeringen. in THeorie kloPT de sTelling, mAAr in de PrAkTiJk? “Ik onderschrijf de stelling volledig. Je kunt niet elk product in een (IT-)procesje stoppen en dan uitrollen. Maatwerk is denkwerk en daarmee mensenwerk.” Zo reageerde Adriaan Meijer, Practice Leader risk management bij makelaar Mandema & Partners op de stelling op de VNAB-forumdiscussie op LinkedIn. In een Adriaan Meijer toelichting zegt hij dat de stelling in theorie weliswaar klopt, maar dat de praktijk van alledag vaak anders is. Het belang van innovatie is volgens hem om als bedrijfstak te vernieuwen in processen, diensten en vooral oplossingen voor de klant. “Verzekeringstechnisch gezien betekent innovatie -over de branches heenrisico’s beoordelen, op een technisch aanvaardbaar niveau. Dat kan niet alleen beter, dat móét beter. Ik ben van mening dat we in de grootzakelijke verzekeringsmarkt de creativiteit missen om de verzekeringsoplossing in voldoende mate aan te laten sluiten bij de wensen van de klant.” Volgens Meijer is er bij veel verzekeraars sprake van een verschraling van het productaanbod voor de grootzakelijke verzekeringsmarkt, waardoor kennis, kunde en inzicht verdwijnen. “Door de eisen die Solvency II stelt, is het naar mijn mening voor verzekeraars makkelijker en goedkoper om nog maar één product aan te bieden. De verzekeringsmarkt lijkt daardoor vooral proces- en wetgevings-, en niet klantgedreven. Het ontbreken van kennis aan de verzekeraarskant beperkt de mogelijkheid om het benodigde en gewenste maatwerk te leveren. Zodra er geen innovatie meer is, betekent dat het einde van een bedrijfstak, zoals Eric Bloem (Heineken) terecht stelt op het LinkedIn-forum.”
Zonder VerZekeringen geen innoVATie Bart Breuk, die sinds 1 oktober 2011 leiding geeft aan Catlin Europe SE Netherlands Branch, zegt geen moment te hebben hoeven nadenken over zijn antwoord op de stelling. “De stelling onderschrijf ik volledig. Ik weet uit ervaring dat geen machine of bouwproBart Breuk ject hetzelfde is. Je kunt daarbij denken aan de verschillende gebruikte materialen of het veranderde denken ten aanzien van duurzaamheid. Alleen daarom al kan niet worden volstaan met een standaardoplossing. Technische verzekeringen vereisen maatwerk, een dekking die naadloos aansluit op het risico, en dat geldt helemaal bij innovaties.” Bieden we de markt ook voldoende maatwerk? “Natuurlijk kunnen zaken altijd beter. Ik ben er van overtuigd, dat we onze klanten adequate maatwerkoplossingen bieden. Dat moet ook, want anders zouden zij zich bij nieuwe 14
productinnovaties of nieuwe bouwtechnieken en - methodieken niet langer tot ons wenden. Sterker nog, ik ben van mening dat zonder verzekeringen technologische innovaties niet langer mogelijk zouden zijn. Het financiële risico voor bedrijven zou dan namelijk te groot zijn. Vandaag de dag is voor bedrijven een zo’n groot mogelijke zekerheid een eerste vereiste. Velen zien verzekeringen vaak als een noodzakelijk kwaad maar ik denk dat zij bij schade er zeker van overtuigd raken, dat een toereikende verzekering alleszins zinvol is ter afdekking van hun (technische) bedrijfsrisico’s.”
TeCHnisCHe VerZekeringsBrAnCHe Bereid mee Te denken meT de klAnT “Absoluut.” Dat is het niets aan duidelijkheid te wensen overlatende antwoord van Jan Beemer RMiA, teamleider risicobeheer bij makelaar Schouten Zekerheid, op de stelling. “De voortschrijdende technologische ontwikkelingen maken niet alleen bouw- en Jan Beemer infraprojecten complexer, maar dat geldt evenzeer voor innovatieve ontwikkelingen in de Rotterdamse haven en dat vraagt van de verzekeringsbranche nóg meer dan voorheen dat er maatwerkoplossingen worden geboden.” Desgevraagd zegt Beemer van mening te zijn dat de technische verzekeringsbranche daarin redelijk slaagt. “Vooropgesteld, het is een open deur door te stellen dat het altijd beter kan. Dat geldt uiteraard ook voor de technische verzekeringsbranche. Bovendien is het nu eenmaal een gegeven dat onze bedrijfstak niet bepaald te boek staat als innovatief. Daardoor moeten wij als makelaar verzekeraars geregeld aansporen om mee te denken met ons en de klant om adequate verzekeringsoplossingen te vinden voor de risico’s van de klant. Gelukkig zijn er in de technische verzekeringsbranche wel enkele positieve uitzonderingen te vinden. Er zijn op dat werkterrein in mijn ogen zeker een aantal verzekeraars te noemen die bereid zijn van de gebaande paden af te wijken en wel degelijk geneigd zijn mee te bewegen in de door ons en de klant gewenste richting. Op die manier maken zij het gewenste en benodigde maatwerk wel degelijk mogelijk.”
mAATwerk BeHoorT ToT ons dAgeliJks werk “In het segment van de markt voor technische verzekeringen waarbinnen XL Benelux zich beweegt, hebben we zelden te maken met standaardwerk. Het is vrijwel altijd maatwerk. Ik schat dat dit geldt voor minimaal negen van de tien risico’s die bij ons ter verzekering worden René van de Ven aangeboden.” Dat is de eerste reactie op de stelling van René van de Ven, underwriting manager construction Benelux Region bij XL Insurance Company. Hij is van mening dat juist de branche technische verzekeringen veel met (technologische) innovaties te maken heeft. “Technologische innovaties behoren dan ook tot onze dagelijkse risicobeoordeling van projecten. Het is zaak als verzekeraar hierop alert en adequaat in te spelen. Soms is daar al ervaring mee opgedaan en/of is er risicoinformatie voor handen, maar veelal is dat niet het geval. Dan zullen we zelf op onderzoek moeten uitgaan en ons laten voorlichten door de klant of externe deskundigen en/of het overleg aangaan met de eigen specialisten binnen ons internationale concern.”
(Technologische) innovatie vereist verzekeringstechnisch maatwerk! Op grond van deze risicobeoordeling van de innovaties en andere risicobepalende factoren worden vervolgens de voorwaarden, condities, premies en eigen risico’s vastgesteld. Desgevraagd geeft hij aan van mening te zijn dat de klant ook met nieuwe, technologische ontwikkelingen goed uit de voeten kan op de Nederlandse markt. “Niet in de laatste plaats omdat wij hier op sommige vlakken ruime ervaring hebben en daardoor eerder bereid zijn nieuwe, onbekende risico’s op dat terrein te verzekeren dan elders in de wereld.”
dan ook voldoende uit de voeten met het aanbod in de Nederlandse markt, ook al is bij nieuwe trends het aantal aanbieders vaak beperkt. De branche is doorgaans volgend en stelt zich in het algemeen niet bepaald proactief op.”
innoVATie BeginT meT PArTnersHiP
de sTelling kloPT, mAAr kUnnen wiJ dAT ook Bieden? “Een prachtige stelling, die bovendien aangeeft hoe het in mijn ogen zou moeten zijn. Technische innovatie vraagt inderdaad om verzekeringstechnisch maatwerk. Maar of we als technische verzekeringsbranche dat maatwerk ook daadwerkelijk (kunnen)bieden, Douwe Steenstra daar plaats ik vraagtekens bij.” Die woorden komen uit de mond van Douwe Steenstra, senior claims consultant bij Aon Risk Solutions. Hij licht toe: “Als je als bedrijfstak voor niet innovatieve zaken al geen voldoende adequate oplossingen kunt bieden, dan is het nog maar de vraag op je daarin wel kunt slagen voor nieuwe technologische innovaties. We zijn nu eenmaal van oudsher een zeer conservatieve branche. Zaken waarover 30 jaar geleden al discussie was met verzekeraars, zijn dat vandaag de dag nog steeds. Daarvoor is nog altijd geen oplossing gevonden. Zoals het bieden van dekking voor machines, installaties en kabels die na een schade zijn hersteld (garanties), of een polis die dekking biedt voor alle schades aan beton, iets waar aannemers al jarenlang om vragen. Waarom bieden we een dergelijke verduidelijking van de dekking niet aan en vragen we daarvoor een adequate premie? Dan bieden we de klant in elk geval een keuzemogelijkheid: een uitgebreide dekking tegen een meerpremie of een beperkte dekking tegen een lagere premie.”
HeT kAn, mAAr HoeFT nieT Per se “Technische innovatie kan inderdaad verzekeringstechnisch maatwerk vereisen, maar dat hoeft niet per se het geval te zijn.” Dat is het genuanceerde antwoord van Paul de Keijzer, directeur Technische Verzekeringen bij Markel International, op de stelling. Hij Paul de Keijzer licht zijn antwoord als volgt toe: “Niet elke nieuwe technologische ontwikkeling is per definitie zo complex dat niet kan worden volstaan met het bestaande productenarsenaal. Maar het kan natuurlijk wel, bijvoorbeeld voor zonne-energie en Ipads, waarvoor wij nieuwe producten hebben ontwikkeld. De verzekeringsbranche staat niet bepaald bekend om zijn innovatieve karakter, ook niet op het gebied van technische verzekeringen. “Zo wordt in tegenstelling tot de provinciale markt ons initiatief voor loss adjusting, waarbij de expert ook de dekkingsvraag beantwoordt en verregaande bevoegdheden heeft om de schade zelfstandig af te wikkelen, in het beurssegment nauwelijks opgepakt. Desalniettemin ben ik van mening dat de technische verzekeringsbranche de technologische ontwikkelingen goed monitort en dat deze verzekerbaar zijn, zoals bijvoorbeeld recentelijk met verticale boringen (geothermie). Naar mijn mening kunnen klanten ter afdekking van hun risico’s
Hans Dröge
Volgens Hans Dröge, Senior Vice President en Practice Leader Construction, bij Marsh is de stelling an sich slechts ten dele waar. “Immers, het product sec blijft in basis gelijk met ‘aanpassingen’ ingegeven door bijvoorbeeld de stand van de techniek (innovatie) of (nieuwe/herziene)eisen van overheidswege of financiers e.d.”
Daarnaast is volgens hem een belangrijke factor hoe flexibel de markt kan zijn in het meebewegen met de innovatie. “Je kunt wel maatwerk willen bieden of voor ogen hebben, maar dan moeten marktpartijen het wel kunnen leveren. Als zij geen maatwerk kunnen aanbieden (bijvoorbeeld omdat het niet in de treaties is geregeld), niet mogen aanbieden (omdat het qua risicoprofiel mogelijk niet in het beleid past) of niet willen aanbieden (omdat zij géén vertrouwen hebben in de innovatie), dan stokt de ‘innovatie wat betreft het verzekeringstechnisch maatwerk’ ook”, aldus Dröge. De enige wijze waarop innovatie tot een succesvolle wijze kan worden omgevormd tot een maatwerkoplossing is volgens hem wanneer de desbetreffende belanghebbende partijen zich vanaf het startpunt opstellen als partners. “Met andere woorden succesvolle implementatie van innovatie vereist c.q. begint met partnership!”
oF mAATwerk VereisT is, HAngT sTerk AF VAn de omsTAndigHeden Toen Hans Feldman, directeur Aansprakelijkheids- en overige Variaverzekeringen bij HDI-Gerling, de stelling kreeg voorgelegd, twijfelde hij over deelname aan dit themanummer vanwege zijn specifieke aansprakelijkheidsachtergrond. “Aan de andere Hans Feldman kant zijn er veel raakvlakken tussen aansprakelijkheid en technische verzekeringen en blijkt in de praktijk cross selling tussen deze twee branches een beproefd concept te zijn.” Voor wat betreft het gebruik van het woord ‘vereist’ in de stelling, merkt hij op dat dit sterk afhangt van de omstandigheden. “Wat in elk geval van belang is om na te gaan wat bij een bepaalde technologische innovatie de verzekeringstechnische aspecten zouden kunnen zijn. Vragen of een specifieke wet- en regelgeving van toepassing is en in welke fase van de bedrijfskolom men zich bevindt, zijn hierbij van belang. Denk aan 3D printing, hetgeen zeer in trek is bij zogenaamde start up’s die niet in alle gevallen een goed beeld hebben van hun hoedanigheid (producent, ontwerper dan wel anderszins) en de hiermee samenhangende aansprakelijkheden.” Volgens Feldman is dan ook van belang dat de eventuele risico’s worden geinventariseerd en geanalyseerd. “Daarna kan worden bezien of deze risico’s zelf kunnen worden gedragen dan wel of deze dienen te worden overgedragen, waarbij in het kader van de risicofinanciering het trachten te vinden van een verzekeringsoplossing een mogelijkheid is die zeker als verzekeringstechnisch maatwerk dient te worden omschreven.” 15
KLANTEN POSITIEF oVer sAmenwerking De klanten uit de technische verzekeringssector zijn goed te spreken over de samenwerking met de co-assurantiemarkt, zo blijkt uit gesprekken met vier woordvoerders van verzekerde bedrijven: Cofely Nederland, de koninklijke BAM Groep, ENECO Wind en Pon Holdings. Zij noemen allen echter wel één of meerdere punten die voor (verdere) verbetering vatbaar zijn. Frank Prins (Koninklijke BAM Groep nv):
Zorg Voor meer BrAnCHeoVersCHriJdende oPlossingen “Ken je klant, volg diens strategische ontwikkelingen, stel je proactief op en help je klant zijn ambities waar te maken. Zorg daarnaast voor integrale adviezen en oplossingen, ook over de diverse verzekeringsbranches heen.” Dat zijn de adviezen die Frank Prins, Insurance Manager bij BAM, de verzekeringsbranche zou willen meegeven. In die functie is hij binnen de groep o.a. medeverantwoordelijk voor de advisering en voorlichting op het gebied verzekeringen en risicomanagement en de behandeling van grote complexe schades. De groep verenigt in de thuismarkten Nederland, België, Duitsland, Engeland en Ierland, waarin het een leidende positie inneemt, een groot aantal bedrijven die actief zijn in de sectoren bouw, techniek, infra, publieke private samenwerkingen en vastgoed. “BAM streeft ernaar om ‘best in class’-projecten te realiseren, zowel in technisch, organisatorisch opzicht als qua resultaat. Het intensiveren van risk management op deze gebieden is één van onze belangrijkste strategische prioriteiten. De focus van
onze afdeling ligt dan ook steeds meer op het leveren van een concrete bijdrage aan het verbeteren van het bouwproces, het risicobewustzijn en de risicohouding”, aldus Prins, volgens wie verzekeringen van groot belang zijn voor de bescherming van de continuïteit van de onderneming, maar ook voor de belangen van andere stakeholders, zoals opdrachtgevers, lenders en joint venture-partners. “Daarbij is de co-assurantiemarkt met name op het gebied van technische verzekeringen voor BAM een belangrijk markt”. Prins noemt als voornaamste schadeoorzaken op de CAR-polis diefstal, lekkage, brand en fouten in het primaire bouwproces: in het ontwerp, door uitvoering of in materialen. BAM legt de nadruk op het bewerkstelligen van écht partnership met makelaars en verzekeraars, hierdoor is het steeds beter mogelijk om open en transparant te communiceren over wederzijdse belangen. “Als grote internationale bouwonderneming merken wij wel dat de verzekeringsmarkt moeite heeft om snel op nieuwe ontwikkelingen in te spelen. Bijvoorbeeld op het gebied van publieke
Frank Prins: “De verzekeringsmarkt heeft moeite om snel in te spelen op nieuwe ontwikkelingen.”
private samenwerking (PPS) en de wereldwijde internationale groei van BAM. Daar valt nog veel te winnen.”
Nicole van Hal (ENECO Wind):
meer AAnBieders ZoU wenseliJk ZiJn Amaliawindpark, 23 kilometer voor de kust van IJmuiden. Daarnaast is Eneco Wind momenteel betrokken bij de opzet van windmolenpark Luchterduinen (23 kilometer voor de kust van Noordwijk en Zandvoort), dat volgens planning eind 2015 operationeel wordt met 43 windmolens, en bij enkele windmolenprojecten op land.
Nicole van Hal: “Zet je know how en ervaring nog meer in voor nieuwe verzekeringsmogelijkheden.”
Energiemaatschappij Eneco telt diverse business units. Eén ervan is EnecoWind, dat zich in binnenen buitenland met ca. 100 medewerkers toelegt op de ontwikkeling van windmolens en windmolenparken, zowel op land als op zee. Als business controller is Nicole van Hal onder meer belast met verzekeringen en andere financiële zaken met betrekking tot het 60 windturbines tellende Prinses 16
Windmolens vertegenwoordigen een flinke waarde. Naast de materiële schade aan turbine of kabels vormt ook de bedrijfsschade een fors risico. Immers, wanneer een windmolen buiten gebruik is, levert hij geen energie op. “We doen er dan ook veel aan om de kans op defecten, storingen en andere schades te voorkomen. Bijvoorbeeld door regelmatige inspecties en uitgebreide onderhoudsbeurten. Bovendien is er een zone vastgesteld rond het windmolenpark waarbinnen schepen niet mogen komen”, vertelt Van Hal, die daarnaast verzekeren van essentieel belang noemt om zich in te dekken tegen de gevolgen van eventuele calamiteiten. “We
hebben een all risks-verzekering, die zowel dekking beidt tegen materiële schade als de gevolgschade.” Zij omschrijft de samenwerking met de makelaar en verzekeraar als goed. “Het Prinses Amaliawindpark heeft in de afgelopen jaren weinig schades – kabelschade en wat kleinere schades – gehad. Deze zijn naar tevredenheid afgewikkeld. In het begin van de offshore-activiteiten was iedereen nog wat zoekende, omdat het een nieuw risico betrof waarmee nog geen ervaring was opgedaan. Inmiddels zijn de offshore-activiteiten toegenomen en is er binnen de verzekeringsbranche meer know how aanwezig.” Desalniettemin zijn er volgens haar zaken voor verdere verbetering vatbaar. “Blijf communiceren met je klanten en zet je know how en ervaring nog meer in voor nieuwe verzekeringsmogelijkheden. Daarnaast zouden wij het toejuichen wanneer er voor onze specifieke risico’s meer aanbieders zouden zijn. Dat zou ons meer shopmogelijkheden geven.”
meT VerZekeringsBrAnCHe Marlies de Gooijer (Cofely Nederland NV):
goed Te sPreken oVer AAnBod en sAmenwerking Gevraagd naar haar ervaringen met de co-assurantiemarkt volgt een positieve reactie uit de mond van Marlies de Gooijer, als insurance manager bij Cofely Nederland NV in Bunnik verantwoordelijk voor het pakket aan schadeverzekeringen: “Ik ben goed te spreken over de samenwerking met beide makelaars – één voor aansprakelijkheid en één voor CAR – en met verzekeraars, waarmee we langdurige relaties nastreven. Bovendien kunnen we ter afdekking van onze bedrijfsrisico’s goed uit de voeten met het huidige verzekeringsaanbod.” Het 6.300 medewerkers tellende Cofely, onderdeel van de Franse aandeelhouder GDF Suez, is Europees marktleider op het gebied van duurzame technologische oplossingen, met name op het gebied van industrie, utiliteit en infra. Desgevraagd geeft zij aan schade aan derden, zowel materieel als letsel, als voornaamste bedrijfsrisico te zien, net als vertraging door een te late oplevering. “Riskmanagement is essentieel en begint met een goed contract en dito afspraken. Verzekeren is daarbij een goed middel als ‘achtervang’, om het financiële leed van een schade te verzachten.”
stander zijn van één allesomvattende polis voor alle aansprakelijkheidsrisico’s die je als bedrijf loopt”, aldus De Gooijer, die als ander verbeterpunt de communicatie met partijen noemt. “Als wij over besluiten, in plaats van met alle verzekeraars, alleen met de leader zouden hoeven te overleggen, dan zou dat zowel het acceptatie- als het schadeproces aanmerkelijk kunnen versnellen. Daarnaast zouden verzekeraars zich bij schades in het ‘grijze gebied’ wel eens wat pro-actiever kunnen opstellen in plaats te wachten totdat iemand anders bereid is daarin het voortouw te nemen.” Tot slot, wat zou u de verzekeringsbranche als goede raad mee willen geven? Haar antwoord: “Ken je klant, anticipeer op de ontwikkelingen binnen diens bedrijf en durf kritisch naar je eigen producten en dienstverlening te kijken. En durf als verzekeraar ook te investeren in duurzaamheid. De verzekeringsbranche is een traditionele en er wordt wel eens beweerd dat ‘de verzekeringsmolens vaak langzaam draaien’. Probeer dat beeld in positieve zin te veranderen, bijvoorbeeld door je probleemoplossend en vernieuwend vermogen te demonstreren.” Marlies de Gooijer: “Durf als verzekeraar ook te investeren in duurzaamheid.”
Volgens Cofely’s insurance manager zijn er ook zaken voor verbetering vatbaar. “Ik zou een groot voor-
Titus Tiel Groenestege en Bram van der Kooij (Pon Holdings):
BliJF innoVATies mogeliJk mAken! buitenland. Het bedrijf is van oudsher bekend als dealer/importeur van (vracht)auto’s, maar heeft het werkterrein inmiddels fors verbreed met (diesel/ gas)motoren (Caterpillar, Mak en MAN), grondverzetmachines, mining equipment en ander materieel.
Titus Tiel Groenestege (links) en Bram van der Kooij: “Verzekeraars zouden wat vaker de bedrijfslocatie van hun klanten mogen bezoeken.”
Bij Pon Holdings, één van de grotere familiebedrijven van ons land, houden Titus Tiel Groenestege, directeur risk & insurance, en claimsmanager Bram van der Kooij samen met twee collega’s zich bezig met verzekeringen en riskmanagement in binnen- en
Zij noemen beiden riskmanagement en verzekeren van belang voor hun bedrijf: het eerste om de kans op schades zoveel mogelijk te reduceren en het tweede om de bedrijfsrisico’s zoveel mogelijk te spreiden. “Kenmerkend in dit verband is dat wij voor alle WKK’s (Warmtekrachtinstallaties) in ons land een onderhoudscontract hebben afgesloten in combinatie met een machinebreukverzekering”, benadrukt Van der Kooij. Tiel Groenestege noemt naast de aandacht voor onderhoud de vele investeringen in research & development (onderzoek) en het feit dat motoren op land maar ook op zee 24/7 middels telemetrie kunnen worden gemonitord. Desgevraagd zeggen Tiel Groenestege en Van der Kooij dat zij op zich goed uit de voeten kunnen met
het aanbod van de verzekeringsbranche, waarbij zij zich op het gebied van de technische verzekeringen vooral indekken tegen de risico’s van machinebreuk en computerschade. De samenwerking met de partijen op de co-assurantiemakt bestempelen zij dan ook als ‘prima’. “Al merken we wel dat naarmate de machines duurder worden en de risico’s groter, dat het soms lastiger wordt om voldoende capaciteit te vinden”, aldus de R&I-directeur, die daarnaast de co-assurantiemarkt voor wil houden dat deze door middel van toereikende verzekeringsoplossingen (technologische) innovaties mogelijk moet blijven maken. “Dat is essentieel voor bedrijven als het onze, dat onder meer oplossingen heeft ontwikkeld om dieselmotoren ook op gas (dualfuel)te laten draaien” Van der Kooij zegt het daarnaast te zullen toejuichen wanneer, naast de makelaar, ook verzekeraars wat vaker een bezoek aan de bedrijfslocatie zouden brengen om de risico’s ter plaatse te bekijken. “Dat gebeurt weliswaar al meer dan voorheen, maar dat zou in mijn ogen best nog wat vaker mogen plaatsvinden.” 17
Makelaar benoemd tot proceseigenaar; eerder duidelijkheid over dekkingsvraag
SCHADEPROCES CO-ASSURANTIE moeT AFwikkeling ClAim Versnellen en VerdUideliJken
‘De wereld rond in 80 dagen’. Dat was de uitdaging waarvoor de hoofdpersoon in het gelijknamige boek van Jules Verne zichzelf stelde. Het regelen van een co-assurantieschade op een technische verzekering in maximaal 80 dagen, verdeeld over twaalf processtappen. Dat is één van de doelstellingen die een speciale werkgroep van makelaars (Adfiz), verzekeraars (Verbond) en schade-experts (NIVRE) in samensprak met de VNAB heeft geformuleerd in het document ‘Schadeproces Coassurantie Technische Verzekeringen. Dit document is vorige maand compleet met begeleidende brief aan alle betrokken marktpartijen gestuurd met het verzoek daar per 1 maart jl. naar te handelen. “De insteek van de betrokken partijen is om met dit document de kwaliteit van het schaderegelingsproces naar een hoger niveau te brengen, deze te versnellen en om de rol van alle bij het schaderegelingsproces betrokken partijen te verduidelijken. De hele exercitie is geïnspireerd door het belang van de klant”, aldus de initiatiefnemers.
We praten hierover met verzekeraar ing. Michel Vilijn, voorzitter van de commissie Technische Verzekeringen van het Verbond van Verzekeraars en in het dagelijks leven manager Property Claims bij Amlin Corporate Insurance. En met twee vertegenwoordigers van de branchebrede werkgroep: Jan van der Weck, voorzitter van de Technische Commissie Engineering bij Adfiz en broking director Construction & Engineering bij makelaar Aon Risk Solutions en schade-expert mr. Klaas Brand, voorzitter van het branchebestuur Aansprakelijkheid Technische Varia/Agrarisch binnen het NIVRE en directeur Aansprakelijkheid/CAR bij Cunningham Lindsey Nederland. De werkgroep wordt gecompleteerd door makelaar mr. Gottfried Bos (Marsh) en verzekeraar Edwin Birkhoff (Zurich), terwijl beleidsadviseur mr. Marieke Beugel van het Verbond van Verzekeraars als secretaris fungeert. De drie benadrukken het bijzondere karakter van de technische verzekeringsbranche. “Elk project is een dynamisch proces, waarbij na een schade, meer nog dan bijvoorbeeld bij een brandschade, de werkzaamheden op de schadelocatie zo snel mogelijk moeten doorgaan”, verduidelijkt Van der Weck. “Bij elk project hebben aannemers te maken met deadlines met doorgaans fikse boeteclausules. Meer dan in welke branche dan ook is een snellere afwikkeling geboden”, vult Vilijn aan. “Bij een schade gaat het natuurlijk in de eerste plaats om de klant. Daarom hebben wij gedurende de conceptietijd er vertegenwoordigers van de NARIM bij betrokken en hen de gelegenheid geboden input te geven”, benadrukt Brand.
TwAAlF ProCessTAPPen In het document heeft de werkgroep 12 procestappen benoemd, van de schademelding door de gedupeerde klant tot de financiële afwikkeling door de verzekeraar, waarbij voor elk van de stappen nauwkeurig is vastgelegd welke werkzaamheden er verricht moeten worden door zowel de makelaar, de verzekeraar, de schade-expert als de gedupeerde/verzekerde zelf. Daarbij zijn per 18
v.l.n.r. Michel Vilijn, Jan van der Weck en Klaas Brand: “De insteek van de betrokken partijen is om met het document ‘Schadeproces Co-assurantie’ de kwaliteit van het schaderegelingsproces naar een hoger niveau te brengen.”
activiteit maximale responstijden vastgesteld en is de makelaar benoemd tot dossier- en proceseigenaar, die de voortgang bewaakt. Van der Weck licht toe: “In dit document zijn de meest basale regels opgenomen die naar de mening van de betrokkenen nodig zijn om te komen tot een efficiënte behandeling van het schadeproces. We hebben niets anders gedaan dan het proces te beschrijven: de werkzaamheden waarvan we vinden dat die per processtap door de verschillende partijen verricht moeten worden. Het gaat in feite om vastlegging van de werkzaamheden zoals die in de praktijk van alledag altijd op die manier plaatsvinden. Met als grote verschil dat we in het totale proces de besluitvorming over het dekkingsvraagstuk naar voren hebben gehaald. Daartoe stelt de expert na zijn eerste bezoek een wat meer toegespitst voorbericht op waarin antwoord wordt gegeven op enkele cruciale vragen met betrekking tot toedracht en schaderaming.” Een andere belangrijke verandering is volgens Brand dat per processtap dus maximale responstijden zijn vastgesteld – in totaal maximaal 80 dagen – en dat er een proceseigenaar wordt benoemd, die de voortgang van het schaderegelingsproces bewaakt en zich zal inspannen dat iedereen zijn taken en verantwoordelijkheden in het proces nakomt. “Daarvoor hebben we gekozen voor de makelaar. Een logische en voor de hand liggende keuze. De makelaar is immers de enige partij die van begin tot het einde bij de schaderegeling betrokken is en met alle partijen contact heeft.” Vilijn wijst op het voordeel van de transparantie. “In het document wordt de rolverdeling tussen alle partijen verduidelijkt zodat alle betrokkenen weten wat zij minimaal van elkaar kunnen verwachten. Daardoor wordt een goed inzicht gegeven in het gehele proces, waardoor er meer begrip ontstaat bij de schadelijdende klant wanneer bepaalde zaken in de afwikkeling soms wat langer duren dan men als buitenstaander zou verwachten”, aldus Vilijn, volgens wie dit proces een open, eerlijke en proactieve communicatie bevordert en daarnaast de snelheid en kwaliteit van de schaderegeling verhoogt. “Daardoor kunnen we ons einddoel – een hogere klanttevredenheid – verwezenlijken.”
sTArTdoCUmenT Het nieuwe schaderegelingsdocument moet volgens hem worden gezien als een startdocument dat aan de hand van ervaring vanuit de praktijk nader zal worden aangevuld en geoptimaliseerd. De diverse termijnen in het document tellen, rekening houdend met een aantal stappen die tegelijk worden genomen, op naar een totale doorlooptermijn van 80 dagen. Dat lijkt volgens Vilijn wellicht aan de lange kant, maar deze termijn moet worden gezien als het absolute maximum. “Het streven dient erop gericht te zijn deze termijn, waar mogelijk, in het belang van de klant te verkorten. Hiermee vormt dit document een aanbeveling voor een klantgerichte en efficiënte werkwijze en biedt dit document houvast en focus voor verdere verbetering. Afwijken van hetgeen in dit document is neergelegd ten gunste van de verzekerde wordt absoluut aangemoedigd!” Vilijn benadrukt verder dat het document is opgesteld op basis van het eerder verschenen ‘Modernisering schadeproces Co-assurantie Brand’ en ‘het Convenant Technische Verzekeringen van de SPC-regeling’. “De diverse regelingen van de VNAB aangaande schadebehandeling (SPC) en e-ABS blijven echter onverkort van kracht, aangezien deze ook voor ander branches gelden. Ook verandert het document uiteraard niets aan wat is neergelegd in de polis en de wet en aan wat is opgenomen in de Gedragscode Verzekeraars en Gedragscode Schade-expertiseorganisaties.”
de PrAkTiJk Hoe worden technische schades in het algemeen afgewikkeld? Volgens Vilijn gaat hierbij zeker de bekende 80/20-regel op. “Het overgrote deel van de schadeclaims wordt probleemloos geregeld. Bij een beperkt aantal schades gaat het wat minder voorspoedig. Als verzachtende omstandigheden voor de soms langdurige schaderegelingstermijn kan worden aangevoerd dat de schaderegeling op dit vlak door de technische complicaties vaak complex is. Bovendien zijn er meerdere partijen bij betrokken en zijn er geen standaardpolissen voor technische verzekeringen, maar gaat het doorgaans om maatwerkpolissen. Een ander groot verschil is dat onze verzekerden doorgaans ervaring hebben met schades en wat daarbij komt kijken en daardoor hun inbreng hebben in geval van een geschil over dekking.” Van der Weck valt bij: “Daardoor is bij technische schadeclaims soms de dekkingsvraag wat minder eenvoudig vast te stellen of er spake is van dekking. Het schadeproces is doorgaans dan ook dynamisch te noemen, mede gezien het tijdsaspect en de grote financiële belangen die hiermee gemoeid zijn.” Brand zegt te durven stellen dat geen enkele partij belang heeft bij vertraging in het schadeproces. “Omdat dat uiteindelijk iedereen geld kost. Daarom stelt een ieder zich bij de afwikkeling dan ook proactief op.”
goed antwoord geeft op de voornaamste verbeterpunten. “De dekkingsvraag wordt naar voren gehaald en er is meer duidelijkheid wat er per processtap van zowel de makelaar, verzekeraar, schade-expert als verzekerde wordt verwacht”, somt Brand op. Van der Weck wijst daarnaast op het belang en voordeel van de benoeming van de makelaar tot proceseigenaar. “Bij overschrijding van een termijn kan hij/zij de betrokkene daarop aanspreken.” Vilijn hoopt daarnaast dat van het nieuwe schaderegelingsdocument een zekere marktwerking uitgaat. “Zoals gezegd is de totale doorlooptijd op maximaal 80 dagen gesteld, maar alle partijen kunnen zich onderscheiden door die termijn naar beneden bij te stellen om zo met elkaar de strijd aan te gaan om de gunst van de klant.”
VoorwAArden Voor sUCCes De drie zijn zich ervan bewust dat het succes van de nieuwe aanpak bij schade valt en staat met de mate waarop de voorstellen worden opgepakt door de markt. “Het is niet meer dan een richtlijn en we kunnen marktpartijen niet verplichten hieraan mee te werken. We hopen echter iedereen te kunnen overtuigen van het belang zich aan de hierin geformuleerde werkzaamheden en minimale responstijden te houden”, benadrukt Vilijn, volgens wie dit een inspanningsverplichting zal vergen van alle betrokkenen. Brand gaat nog iets verder. Gevraagd naar de voorwaarden voor succes, antwoordt hij met: ‘een gedragsverandering’. “Wil een en ander kans van slagen hebben, dan moeten alle partijen bereid zijn de voorstellen te volgen en dus sneller en transparanter gaan werken en zich aan de minimale responstijden gaan houden. Dat geldt overigens niet alleen voor makelaars, verzekeraars en schade-experts, maar ook voor de klant.” “Houdt een klant zich niet aan de afspraken, dan kan dat de 80 dagen-termijn in gevaar brengen”, vult Van der Weck aan, volgens wie een meer klantgerichte in- en opstelling een andere succesfactor is. “We zullen ons met z’n allen bij de schaderegeling nog meer moeten verplaatsen in de vaak vervelende situatie waarin een klant zich na een schade bevindt. En hem minimaal willen helpen zoals wij zelf bij een schade geholpen zouden willen worden.” 12 PROCESSTAPPEN BINNEN 80 DAGEN Hieronder worden de twaalf stappen in het schaderegelingsproces benoemd, aangevuld met de voorgestelde minimale doorlooptijd. Informatieproces
Stap 1
Melding door verzekerde of wederpartij bij Binnen 3 dagen na melding makelaar en registratie/eerste beoordeling verzekerde/wederpartij door de makelaar
Stap 2
Melding bij verzekeraar en benoemen expert/ eerste beoordeling bij verzekeraar
Stap 3
Binnen 1 dag na de expertiseopdracht Eerste contact expert met verzekerde/ wederpartij + informatieverzoek dat verze- Binnen max. 5 werkdagen na het contact met de verzekerde kerde/wederpartij zal overleggen
Stap 4
Bezoek aan de schadelocatie + voorbericht
Voorbericht binnen max 3 werkdagen na bezoek Makelaar past binnen max. 3 werkdagen na ontvangst voorbericht reserve aan
Stap 5
Informatieproces
Max. binnen 8 weken, incl 2 rappellen) na bezoek aan de schadelocatie door de expert
VerBeTerPUnTen De drie erkennen dat er aan de ander kant ook meerdere punten voor verdere verbetering kunnen worden aangevoerd. Brand: “Als klanten kritiek hebben op de schaderegeling, dan heeft dat vaak betrekking op de in hun ogen te lange duur. Dat heeft voor een belangrijk deel met het verwachtingspatroon te maken. Of beter gezegd, met het ontbreken van duidelijkheid over wie wat doet en wat men mag en kan verwachten.” Vilijn erkent dit: “Duidelijkheid over de dekkingsvraag is voor bedrijven nu eenmaal cruciaal voor het noodzakelijke herstelproces.” Volgens Van de Weck zou de schaderegelingsduur kunnen worden ingekort als partijen wat minder vaak naar elkaar zouden wijzen en eerder een standpunt zouden innemen. Vroeger wachtte de verzekeraar vaak met zijn oordeel over de dekkingsvraag totdat hij het eindrapport van de schade-expert op zijn bureau kreeg. Dat is niet meer van deze tijd. Om die reden hebben wij in het nieuwe schaderegelingsdocument de duidelijkheid over de dekkingsvraag naar voren gehaald en dient de verzekeraar eerder hierover zijn standpunt te bepalen. Daardoor krijgt de klant hierover eerder duidelijkheid.” De drie zijn ervan overtuigd dat het nieuwe schaderegelingsdocument een
RESPONSTIJDEN
STAPPEN
Binnen 3 werkdagen na melding door de verzekerde/wederpartij
Anders terug naar de makelaar Stap 6
Expert maakt eerste rapport en zet eerste rapportage in e-ABS
Binnen 20 werkdagen na bezoek schadelocatie, doch uiterlijk bibnnen 10 werkdagen na ontvangst van alle relevante informatie; Voortgangsrapportage maandelijks
Stap 7
Terugkoppeling eerste rapport
Aanbeveling binnen 5 werkdagen, doch max. binnen 10 werkdagen na ontvangst eerste rapport
Stap 8
Aanvullende informatie vanuit verzekerde en/of derden
Binnen 8 weken na eerste rapport met min. 1 of 2 rappellen; daarna naar makelaar
Stap 9
Expert maakt eindrapport en zet in e-ABS
Max. binnen 10 werkdagen na ontvangst laatst benodigde schade-informatie
Stap 10
Terugkoppeling van het eindrapport
Aanbeveling: binnen 5 werkdagen, doch max 10 werkdagen na ontvangst eindrapport
Stap 11
Vervolg op eindrapport
Opmaak schaderegeling door makelaar binnen 3 werkdagen; accordering schaderegeling door verzekeraar binnen 5 werkdagen
Stap 12
Financiële afwikkeling
nvt
19
VerBorgen geBreken VerZekering, een enorm groeiPoTenTieel Bouw- en infraprojecten worden meestal goed opgeleverd, maar lang niet altijd. Als het na de oplevering van een pand, ‘kunstwerk’ of infraproject onverhoopt fout gaat, dan is het vaak goed mis en doorgaans meteen ook landelijk nieuws. Iedereen herinnert zich bekende voorbeelden als de ingestorte balkonnen van een appartementencomplex in Maastricht en het woning-, kantoren- en winkelcomplex aan het Bos- en Lommerplein in Amsterdam, dat vanwege instortingsgevaar door een ontoereikende constructie onder het parkeerdek moest worden ontruimd. De kosten voor het herstel, versteviging of vervanging van een dergelijk project kunnen flink in de papieren lopen. Projectontwikkelaars, woningcorporaties en andere opdrachtgevers kunnen zich hiertegen indekken middels een zogeheten Verborgen Gebreken Verzekering (VGV), een product met een enorm groeipotentieel vanwege de op stapel staande verandering in de bouwregelgeving en de rol van het bouw- en woningtoezicht door de gemeente. Een VGV is een in de jaren ’90 uit Engeland ‘overgewaaide’ verzekering die (doorgaans tot tien jaar) na de oplevering van het werk de verzekerde (opdrachtgever) dekking biedt tegen de materiële gevolgen – of de dreiging daarvan - van een opgetreden schade als gevolg van verborgen gebreken. Een verborgen gebrek kan ontstaan door ontwerp-, materiaal- of uitvoeringsfouten die tijdens de oplevering nog niet bekend waren. Uitgesloten zijn schades die zijn ontstaan door een bij oplevering al bekend gebrek, ondeugdelijk onderhoud, bedrijfsschade en verkleuringen. Kenmerkend voor de VGV is de koppeling met TIS (Technische Inspectie Services), waarvoor in Nederland een keurmerk tot
Dit artikel over de Verborgen Gebreken Verzekering is tot stand gekomen met medewerking van Freek Schipper (links) en Eugene Koster. Hun werkgevers – Allianz en Aon – kunnen worden aangemerkt als de founding fathers van deze verzekeringsvorm in ons land. Na eerst twee jaar als projectengineer te hebben gewerkt bij de Koninklijke Wegenbouw Stevin deed Schipper in 1981 zijn intrede in de verzekeringsbranche als underwriter CAR bij het toenmalige Tollener & Wegener Assuradeuren. In 1987 stapte hij over naar Allianz, waar hij meer dan 25 jaar als manager verantwoordelijk was voor de afdeling Technische Verzekeringen. Momenteel geeft hij als manager Engineering Insurance bij Allianz Global Corporate & Specialty leiding aan technische verzekeringen in een regio met zes Europese en drie Noord-Afrikaanse landen als werkgebied.“ Het nieuwe bouw- en woningtoezicht kan leiden tot een omzetgroei voor de VGV met de factor tien.” Eugene Koster kwam via zijn grootvader in aanraking met de verzekeringsbranche, waarin hij na zijn studie vanaf 1991 werkzaam is. Hij heeft zich vanaf zijn eerste werkdag altijd met technische verzekeringen beziggehouden, aanvankelijk als acceptant en schadebehandelaar bij Nationale-Nederlanden. In 1998 stapte hij over naar de schadeafdeling van Aon Hudig, waar hij drie jaar later als aan de sluitkant ging werken. Vervolgens werkte hij als manager van de afdeling CAR in Amsterdam en vervult hij sinds juni 2010 de functie van managing director Construction & Engineering bij Aon Risk Solutions. “De brede markt spreekt mij bijzonder aan bij technische verzekeringen.”
20
stand is gebracht voor de bouw- en utiliteitsbranche en de grond-, weg- en waterbouwsector. Het initiatief hiervoor is ontstaan in samenwerking met Pro Rail onder de vlag van de onafhankelijke kennisorganisatie CROW. Zonder TIS, waarmee de bouwkwaliteit door een erkend, onafhankelijk bureau wordt getoetst, kan men in Nederland geen VGV sluiten. Een TIS-inspectie omvat een integrale controle van het programma van eisen en een toets op het ontwerp, de technische controles, inspecties tijdens de uitvoering en na oplevering de afgifte van een goedkeuringsverklaring. Kortom, hierdoor wordt onafhankelijk vastgesteld of een gebouw of project wordt opgeleverd zoals staat vermeld in de specificaties (het bestek). Bouwprojecten worden in de praktijk in de meeste gevallen gerealiseerd in afwijking van de oorspronkelijke bouwtekening, hetgeen kan leiden tot fouten bij o.m. de gegevensoverdracht tussen partijen. De inschakeling van een TIS vermindert de kans op bouwfouten en zorgt daarmee voor een betere schadepreventie tijdens de uitvoering en een betere borging van de bouwkwaliteit na oplevering. Bijkomend voordeel is dat hiermee het relatief hoge percentage aan faalkosten – gemiddeld zo’n 15% - naar beneden kan worden bijgesteld. Naast de verplichting voor de VGV in steeds meer bouwcontracten schakelen aannemers uit preventieoogpunt steeds vaker uit eigener beweging een TIS in. Mede daardoor vertoont de schadeontwikkeling van de VGV al geruime tijd een gunstig beeld en draagt de TIS overduidelijk bij aan de winstgevendheid van deze niche. De winstmarges van dit product zijn dan ook bij de meeste aanbieders goed te noemen. De penetratiegraad van het product vertoont door de jaren heen een gestage groei en daarmee kan hetzelfde worden gezegd van de premieomzet. De vooruitzichten zijn zo mogelijk nog positiever. De huidige regelgeving met betrekking tot het bouw- en woningtoezicht gaat veranderen. Het toezicht op (de kwaliteit van) bouw- en infraprojecten, dat nu wordt verricht onder auspiciën van gemeenten, zal met ingang van 2015 worden geprivatiseerd. Dat laatste zal in 2017 definitief een feit zijn. Tot die tijd geldt er een overgangsperiode van twee jaar waarbij gekozen kan worden voor toezicht door de gemeente of door een private instantie. Algemeen wordt aangenomen dat hiervan een explosieve toename zal uitgaan naar de vraag naar zowel de Technische Inspectie Services (TIS) als ook naar de VGV. De tijd zal het leren.
Young professionals over de technische verzekeringsmarkt
UiTeindeliJk moeTen we HET SAMEN DOEN
Werken aan verbetering van de onderlinge communicatie en veel meer kennis delen met elkaar. Dat zijn de twee voornaamste zaken waaraan binnen de technische verzekeringsbranche de komende jaren gewerkt zou moeten worden. Althans in de ogen van zeven young professionals werkzaam in het co-assurantiecircuit bij makelaars, verzekeraars, een expertisebureau, advocatenkantoor en bij een eindklant. Speciaal voor deze technische verzekerings-special zijn zij bijeen gekomen om met elkaar van gedachten te wisselen over de manier van werken in dit bijzondere marktsegment, die zij bestempelen als dynamisch, afwisselend en interessant. In het pand van Vanderwal & Joosten in het Rotterdamse Brainpark praten we met de beide makelaars Edward van Glabbeek (Aon) en Martijn Verveen (Marsh), de verzekeraars Christa Noels (Zurich) en Marisca van Pelt –van Eijmeren (RSA Nederland), advocaat Maurits Oudenaarden (Kennedy Van der Laan), klant Dennis Sitters (Essent) en schade-expert Maarten Schaap (Vanderwal & Joosten).
diVersiTeiT Wat opvalt is dat de meesten ‘bij toeval’ in de verzekeringsbranche en/of in de engineering sector terecht zijn gekomen. “Ik wilde vroeger als kind al advocaat worden óf iets in de techniek. In mijn huidige baan heb ik die zaken kunnen combineren”, steekt Oudenaarden van wal. “Ik vind het leuk en telkens weer een uitdaging om de vertaalslag te kunnen maken van een technisch geschil naar een begrijpelijk juridisch verhaal. Het aantrekkelijke van dit segment is de diversiteit in zaken die je op je bureau krijgt. Bovendien heb je in dit vak vaak te maken met spraakmakende zaken, die geregeld de (landelijke) publiciteit halen.” Gezien zijn voorop-
leiding (FSM) was voor Van Glabbeek een baan ‘in de verzekeringen’ geen toeval. Dat het ‘de techniek’ werd wel. “Ik had tot op dat moment niet veel met techniek, achteraf gezien had ik geen betere keuze kunnen maken. Je krijgt met uiteenlopende zaken te maken – van kleine verbouwingen tot grote powerplants – en ook het contact met klanten is een leuk aspect van het werk.” Net als de Aon-makelaar was ook Noels door de leuke verhalen van de tussenpersoon van haar ouders geïnteresseerd geraakt in het verzekeringsvak en volgde zij een studie in die richting. “Tijdens mijn stage bij Aon ging een wereld voor me open. Wat een dynamisch vak! Ik ben niet echt technisch onderlegd, maar ik ben de sector wel leuk en interessant gaan vinden. Niet in de laatste plaats omdat je te maken krijgt met bijzondere klanten en bijzondere risico’s.” Zij krijgt bijval van haar RSA-collega. “Het verzekeringsvak bleek veel leuker te zijn dan ik dacht. Vanwege de contacten met zowel de makelaar als met klanten, de bijzondere projecten, nieuwe technologische ontwikkelingen en het internationale karakter”, aldus Van Pelt.
Ook Sitters volgde een marketingopleiding, maar ging uiteindelijk in de verzekeringsbranche aan de slag. “Leuker en boeiender dan ik had gedacht. Vooral vanwege de diversiteit en het internationale karakter. Dat geldt ook voor mijn baan als Risk & Insurance specialist, waar ik te maken heb met verzekeringen, schades en riskmanagement. Ook de contacten met makelaars, verzekeraars en schadeexperts, die ik moet zien scherp te houden, vind ik een leuk onderdeel van mijn werk.” Schaap zegt dat vooral het afwisselende veldwerk hem aantrekt in zijn werk als schade-expert: het inspecteren en beoordelen van schades op locatie. “Geen schade is hetzelfde”, aldus de man, die als student civiele techniek via een stage bij toeval in aanraking kwam met de expertisebranche. “Dat beviel me zo goed dat ik erin ben doorgegaan.” Ook Verveen’s opleiding sloot niet bepaald aan bij de verzekeringsbranche, maar ook de jonge makelaar heeft bij Marsh inmiddels hierin zijn draai gevonden. “Ik voel me op m’n plek op de afdeling construction. “Een boeiend en dynamisch segment met een enorme diversiteit aan klanten en risico’s.”
VerrAsT en VerBAAsd De zeven werken nu tussen de twee en twaalf jaar in de co-assurantiemarkt. Hoe hebben zij met name hun beginperiode ervaren? Wat heeft hen verrast? En wat verbaasd? En wat zien zij als verbeterpunten? ‘Klant’ Sitters neemt het voortouw. “Waarover ik me bij mijn komst bij Essent vooral heb verbaasd was het grote aantal langlopende schadedossiers dat nog niet was afgerond. Daarnaast viel het op wat voor kleine wereld de verzekeringsbranche is. Je hebt geregeld met dezelfde partijen en personen te maken. Dat heeft ook wel iets charmants. Je kunt daardoor een goede band met elkaar opbouwen. Sowieso zie ik tot mijn tevredenheid steeds meer strategische partnerships met makelaars, verzekeraars en expertisebureaus ontstaan. Mede daardoor kost het weinig moeite om onze risico’s onder te brengen op de verzekeringsmarkt”, aldus de Essent-manager, die verbeterkansen ziet in de onderlinge communicatie en kennisdeling. Is het nodig dat in elk expertiserapport vier pagina’s over Essent staan? Bovendien wordt ons soms gevraagd basale informatie te verstrekken over ons bedrijf en de te verzekeren risico’s, die al lang bij de makelaar en/of verzekeraars bekend moet zijn.” Ook Noels noemt als punten voor verdere verbetering de infomatieuitwisseling tussen klant en 21
Ing. Maarten Schaap volgde de HBO-opleiding Civiele Techniek aan de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk. Na eerder bij dit bedrijf ook stage te hebben gelopen ging hij in september 2009 werken bij het gespecialiseerde expertisebureau Vanderwal & Joosten. Als schade-expert houdt hij zich vooral bezig met civieltechnische en bouwkundige schades.
Marisca van Pelt - van Eijmeren studeerde Marketing Management bij de HBO Nederland. Via een stage bij het bedrijf waar haar vader werkzaam is ( Aon) werd zij enthousiast voor het verzekeringsvak. In december 2005 trad zij in dienst bij Allianz Global Risks Nederland als Underwriting Trainee op de afdeling Technische Verzekeringen. Na 2,5 jaar stapte zij over naar RSA Nederland, waar zij sinds juni 2008 werkzaam is als Underwriter Construction, Engineering & Renewable Energy.
Na zijn HBO-opleiding Financial Services Management in Einhoven werkte Edward van Glabbeek sinds 2001 bij een assurantiekantoor in Eindhoven, een herverzekeringsmakelaar op de Nederlandse Antillen en vanaf augustus 2011 bij Aon Risk Solutions als sluiter Property en inmiddels twee jaar als sluiter Construction & Engineering. In deze functie houdt hij zich met name bezig met CAR- en machinebreukverzekeringen aan opdrachtgeverszijde
verzekeraars en het nog meer delen van kennis en informatie tussen makelaars, verzekeraars, experts en klanten. Dat is ook mede ontstaan door de toenemende regelgeving (compliance) waar partijen aan gehouden zijn met betrekking tot het verzamelen van risicoinformatie en de dossieropbouw. “Verbaasd was ik in het begin over twee dingen: in positieve zin de dynamiek van de bedrijfstak, die veel boeiender is dan ik dacht en het feit dat er zo weinig vrouwen in dit segment werkzaam zijn. Het is echt een mannenbolwerk.” Die andere vrouw in het panel, Van Pelt, viel in het begin de summiere dossieropbouw op. “Soms was het niet meer dan een krabbeltje op een stukje papier. Dat is in de loop der jaren wel aanmerkelijk verbeterd. Datzelfde geldt voor de onderlinge samenwerking tussen partijen en de manier waarop we klanten oplossingen bieden voor hun risico’s. In de onderlinge commu-
nicatie en een helder, transparant taalgebruik bij de beschrijving van poliscondities zie ik de voornaamste verbeterpunten.”
andere segmenten. “Daarnaast was ik verrast over het dynamische karakter van de zakelijke verzekeringsmarkt. Daar staat tegenover dat de branche niet bepaald innovatief is te noemen. Op dat vlak zijn nog de nodige slagen te maken, bijvoorbeeld in de manier waarop risico’s worden geplaatst en het gebruik van technologische hulpmiddelen.”
Meteen na zijn rechtenstudie aan de Universiteit Leiden ging mr. Maurits Oudenaarden in oktober 2008 aan de slag als advocaat bij het advocatenkantoor Kennedy Van der Laan in Amsterdam. Zijn praktijk omvat het verzekerings- en aansprakelijkheidsrecht, met een nadruk op technische en materiële schades.
Christa Noels volgde de HBO-opleiding Hoger onderwijs voor de Financiële Sector in Diemen. In februari 2001 ging zij aan de slag bij Aon als Gobal Account Coördinator, waar zij belast was met internationale verzekeringsprogramma’s. In juli 2005 stapte zij over naar Zurich Property, waar zij eerst werkte als (assistent) property underwriter en sinds januari 2009 als Engineering Lines Underwriter, waar zij zich met name bezighoudt met CAR- en montageverzekeringen, zowel nationaal als internationaal.
22
Daarbij vindt zij advocaat Oudenaarden aan haar zijde. “Het taalgebruik in polisvoorwaarden laat soms aan duidelijkheid te wensen over. Als wij als juristen al moeite hebben te begrijpen wat er staat, hoe zit het dan met de verzekerde? Als verbeterpunt zou ik daarnaast willen noemen dat het zinvol kan zijn advocaten in een eerder stadium in een zaak te betrekken. Als advocaten in een vroeg stadium kunnen meedenken over de te verzamelen feiten en de te volgen strategie, zou de zaak mogelijk sneller en efficiënter kunnen worden afgewikkeld.” Verveen valt het op dat de verzekeringsbranche nogal verkokerd is, al is dat in de technische verzekeringsbranche wat minder dan in
Collega-makelaar Van Glabbeek zegt positief verrast te zijn over de manier waarop je als ‘nieuwkomer’ in de co-assurantiemarkt wordt opgevangen en geholpen. “Iedereen is bereid je verder op weg te helpen en kennis bij te brengen, niet alleen mijn collega’s bij Aon maar ook de verzekeraars en schade-experts waarmee ik samenwerk.” Het valt Schaap op dat hij op vakbijeenkomsten steevast één van de jongsten is. “Het is een grijze mannen-wereld met als voordeel dat er veel kennis
Dennis Sitters studeerde commerciële economie en marketing bij Hogeschool InHolland. In juni 2002 ging hij aan de slag in de verzekeringsbranche bij makelaar WBD Lippmann Groep, waar hij zich gedurende vijf jaar als relatiebeheerder bezighield met het plaatsen van risico’s op de co-assurantiemarkt.Vanaf medio 2007 is hij werkzaam als verzekeringsspecialist bij een vastgoedbedrijf en sinds oktober 2008 bij Essent, waar hij als Senior Risk Specialist Insurance verantwoordelijk voor het beheer van de verzekeringsportefeuille.
Door Mr. Tjalling Dorhout Mees, advocaat en compagnon bij Nysingh advocatennotarissen in Zwolle, gespecialiseerd in het verzekerings- en arbitragerecht en gepromoveerd op het proefschrift ‘De CAR-verzekering’
Na een niet voltooide studie criminologie kwam Martijn Verveen medio 2011 te werken bij Marsh, aanvankelijk als Operations Assistant Finpro. Een klein half jaar later stapte hij over naar de afdeling Construction All Risks. Daar werkte hij sindsdien als Operations Assistant en sinds april 2012 als broker Construction All Risks, waar hij zich puur met de begeleiding, advisering en verzekering van bedrijven en overheden met constructieprojecten bezig houdt.
en ervaring is, maar aan de andere kant vormt het een risico als niet tijdig aan de instroom van vers bloed wordt gewerkt. Verbeterpunten zie ik vooral op het gebied van communicatie en het gebruik van technologische hulpmiddelen, bijvoorbeeld in het snel doormailen van schadefoto’s.”
VerBeTerPUnTen ‘Als jullie morgen de leiding zouden krijgen binnen je bedrijf, wat zou je dan als eerste meteen willen veranderen?’, luidde de slotvraag aan de zeven jonge ‘coas’-professionals? Van Glabbeek noemt de wirwar aan verschillende automatiseringssystemen waarmee gewerkt wordt en Van Pelt een betere aansluiting van de IT-systemen op de eisen die de hedendaagse markt. “Er zijn op dat vlak nog de nodige efficiencyslagen te behalen.” Ook Noels noemt de vereenvoudiging van de huidige processen als verbeterpunt. “Al besef ik dat dit een hele uitdaging zal zijn.” Oudenaarden zou graag een verdere digitalisering van de rechtspraak zien. “Het is toch niet meer van deze tijd dat processtukken in meervoud op papier moeten worden aangeleverd en er niet eens per e-mail met de rechtbank kan worden gecommuniceerd.” Verveen, Van Glabbeek en Schaap zeggen het belangrijk te vinden dat het verzekerings- en expertisevak nadrukkelijker worden gepromoot. “De zakelijke verzekeringsmarkt is een dynamische branche met boeiend werk en voldoende carrière- en ontplooiingsmogelijkheden. Alleen is dat onvoldoende bekend bij studenten. Daar zou ik graag werk van willen maken”, aldus de jonge makelaar. Collega Van Glabbeek sluit zich daar volledig bij aan. “De verzekeringsmarkt is onbekend en daardoor is er geen juist beeld van die sector bij jongeren. We moeten met elkaar werken aan verbetering van de bekendheid en het imago van de branche.” Schaap wil graag hetzelfde doen voor de expertisebranche, ook binnen de verzekeringsbranche. “Experts worden vandaag de dag vooral beoordeeld om hun kosten, terwijl dat zou moeten zijn om hun meerwaarde in het schadeproces, die zij naar mijn mening ontegenzeggelijk hebben. Ik zou graag mijn steentje willen bijdragen aan het verder willen uitdragen van de voordelen van de schade-expert.” Het slotwoord is aan de klant. “Ik zou willen pleiten voor meer samenwerking tussen alle partijen, een intensievere uitwisseling van informatie en voor het meer delen van kennis met elkaar”. Een mening die door alle gesprekspartners nadrukkelijk wordt omarmd. “Uiteindelijk moeten we het samen doen.”
Arbitrale CAr uitspraken uit de kast De kracht van de VNAB is dat daarin de belangrijkste professionele spelers zijn verenigd. Ik hoor wel eens vermelden dat bepaalde experts, advocaten of zelfs arbiters tot het ‘verzekeraarskamp ’of tot het ‘verzekerdenkamp’ zouden behoren. Dat is alleen al daarom een wat wonderlijke benadering, omdat op de keper beschouwd in de meeste gevallen de belangen van de verschillende partijen parallel lopen: het verzekeren van risico’s tegen een aanvaardbare premie die voor de verzekerde betaalbaar is en voor de verzekeraar voldoende is om alle risico’s te dekken en een redelijke winst te maken. Alleen bij schade waarbij discussies rijzen over de vraag of deze gedekt is, worden tegenstellingen manifest. Maar zelfs in die situaties zijn er dan nog parallelle belangen. Immers, beide partijen hebben in het algemeen een belang bij een snelle, efficiënte en rechtvaardige oplossing van het geschil. Het liefst zonder procedure en als dat onvermijdelijk is (het denken in tegenstellingen leidt zelden tot iets moois), met een procedure. Ik ben in de loop der jaren vele malen als arbiter bij verzekeringsarbitrages van vooral technische verzekeringen betrokken geweest. Bij al die arbitrages is mij slechts eenmaal daadwerkelijk gebleken dat mijn mede-arbiters zouden kunnen worden ingedeeld in verschillende kampen. Buiten dat ene geval was die indeling van verschillende arbiters non-existent. Van de arbitrale colleges maakten in veel gevallen advocaten deel uit, waarvan de één door de verzekeraar en de ander door de verzekerde was benoemd. Hoewel die door ‘de buitenwereld’ in het ene of het andere kamp werden ingedeeld, is het mijn ervaring dat wij het in alle gevallen heel snel eens waren over de feiten en over de consequenties die de feiten voor de dekking hadden. Bij schades is uiteraard een belangrijke rol weggelegd voor de expert om een snelle en adequate inschatting van oorzaak en omvang van de schade te maken. Vervolgens zal de makelaar trachten om tot een oplossing te komen zonder procedures en als dat niet lukt komen de advocaten in beeld en als ook die geen doorbraak kunnen realiseren, zal de zaak worden uitgeprocedeerd bij de rechter of arbiters. In het algemeen is dat een ultimum remedium en leidt slechts het topje van de ijsberg tot procedures. In dat verband is het jammer dat in particuliere arbitrages met regelmaat dezelfde oorlogjes worden uitgevochten, omdat de arbitrale uitspraken in veel gevallen niet worden gepubliceerd, kennelijk omdat partijen daarvan niet het nut zien. Het zou echter in het belang van alle partijen zijn als daarover meer duidelijkheid zou ontstaan. Vandaar dat ik in samenwerking met de hoogleraren Wansink en Van Tiggelen en mijn kantoorgenote De Ruiter het plan heb opgevat om de in de markt beschikbare arbitrale uitspraken te verzamelen en geanonimiseerd uit te geven. Zodat een ieder daarvan kennis kan nemen en de rechtspraktijk nog efficiënter en hopelijk met nog minder procedures kan worden gediend. Uiteraard zullen wij ook de betrokken partijen daarover nog zoveel mogelijk benaderen. U hoort daar nog over.
23
CYBerrisks: groeiPoTenTie in Polissen Én sCHAdelAsT Cybercrime is één van de onderwerpen die internationaal hoog op de agenda staan van het bedrijfsleven. Volgens een wereldwijd onderzoek onder duizenden risk- & insurance managers staat het zelfs in de Top-10 van de voornaamste bedrijfsrisico’s. Cybercrime werd zelfs twee keer zo vaak genoemd dan een jaar eerder. De schadestatistieken spreken boekdelen: meer dan de helft van de bedrijven heeft wel eens schade opgelopen door cybercriminaliteit. Het risico is echter niet nieuw; in 1966 werd de eerste cybercrimineel, een bankemployee in de VS, opgepakt. Anno 2014 is elk bedrijf meer dan ooit sterk afhankelijk van de in computers en andere elektronische systemen opgeslagen data. Verlies of beschadiging van deze informatie door bijvoorbeeld virussen, hackers en andere oorzaken kunnen een gevaar vormen voor de bedrijfscontinuïteit. Daar waar de traditionele verzekeringen dekking bieden tegen de materiële kosten aan de computerapparatuur, dekt de speciale cyberrisks-verzekering de immateriële (gevolg)schade: w.o. de kosten om een virus te verwijderen, de reconstructiekosten om de verloren gegane gegevens terug te halen en de extra kosten om een stagnatie geheel of gedeeltelijk te voorkomen. De markt voor cyberrisks-verzekeringen is dan ook volop in beweging, niet alleen in omzet maar ook wat de polisvoorwaarden betreft is het product in de loop der jaren sterk geëvolueerd. De bekendheid met de verzekeringsmogelijkheid van cyber-risico’s is de laatste jaren flink toegenomen. De vele berichten in de media over allerlei vormen van cybercriminaliteit hebben daar zeker een steentje aan bijgedragen. Datzelfde geldt voor de boetes die door de toezichthouder wordt op-
gelegd aan bedrijven en instellingen bij wie door storingen en/of lekken klantgegevens openbaar zijn geworden. Ook komt er een Europese Richtlijn voor organisaties, waarbij overtreders boetes kunnen worden opgelegd tot maximaal 100 miljoen euro. De verzekeringsmarkt voor cyberrisks is van twee zaken doordrongen: het is een enorme groeimarkt, temeer daar de verzekeringsbereidheid bij bedrijven verder zal groeien. Niet in de laatste plaats doordat meer voorbeelden van schades en boetes bekend worden. Ten tweede de schadelast: weliswaar is de schadeontwikkeling tot dusver meegevallen, maar eenieder is ervan overtuigd dat er meer en vooral hogere schadeclaims aankomen. Temeer daar niet alleen banken, creditcard- en andere grote (financiële) ondernemingen het doelwit van hackers en cybercriminelen zullen vormen, maar ook kleinere, vaak minder goed beveiligde bedrijven en instellingen, zoals ziekenhuizen, bibliotheken en zwembaden. ‘Groeipotentie in polissen én schadelast’. Zo kan de markt voor cyberrisks-verzekeringen dan ook het best worden samengevat.
Het artikel over Garantieverzekeringen is tot stand gekomen met medewerking van ing. Rémy Wiggers (rechts op de foto) en ing. Erik van de Velde, die ook voor de input van het artikel over cyberrisks heeft gezorgd. Eerstgenoemde stapte in 1980 over van de levensverzekeringsmarkt naar die van technische verzekeringen en begon zijn avondstudie HTS. Aanvankelijk werkte hij bij Allianz In 1994 stapte hij over naar Gerling in Amsterdam en vanaf 2008 werkt hij bij HDI-Gerling, sinds vorig jaar juli als directeur Technische Verzekeringen. “Techniek heeft mij altijd getrokken: zo sleutel ik graag aan oude auto’s.”
gArAnTieVerZekeringen, een enorme groeimArkT Iedereen heeft ooit wel eens een huishoudelijk elektronisch apparaat gekocht waarop een garantie zat. Gaat het apparaat binnen de gestelde termijn kapot, dan krijgt de koper een nieuwe of zijn/haar geld terug. Datzelfde geldt voor grote, vaak kostbare machines en complete technische installaties, maar ook voor bijvoorbeeld bouwmaterialen en het werk van dakdekkers. Ook daarvoor worden door de leverancier of fabrikant, vaak voor meerdere jaren, ( fabrieks)garanties afgegeven op (de kwaliteit van) het geleverde werk. Iets wat overigens steeds vaker gebeurt op verzoek – of beter gezegd: dwingende eis - van de klant. Deze garanties brengen een groot financieel risico met zich mee. Immers, bij een geconstateerd gebrek binnen de garantietermijn komen de kosten voor vervanging voor rekening van de fabrikant/ leverancier. Met een speciale garantieverzekering, ook wel aangeduid met verzekerde garantie, kunnen zij zich gedurende de looptijd – doorgaans vijf tot tien jaar – indekken tegen de financiële gevolgen hiervan en zo hun bedrijfscontinuïteit veilig stel-
24
len. Bijkomend voordeel is het commerciële aspect richting (potentiële) afnemers. Dat een verzekeraar bereid is garant te staan voor de afgegeven verzekerde garantie, verschaft de koper meer zekerheid en vormt op die manier een extra (ver)koopargument. Kenmerkend voor dit product is dat het op en top maatwerk vereist, waarbij ook gedurende de looptijd wordt gecontroleerd of de afspraken worden nagekomen.
De garantieverzekering deed omstreeks de jaren ’70 zijn intrede op de Nederlandse (groot)zakelijke verzekeringsmarkt, zoals zoveel nieuwe producten ‘overgewaaid’ uit het Verenigd Koninkrijk. Beide landen nemen internationaal een vooraanstaande plaats en kennen een redelijke penetratiegraad, zeker in vergelijking met andere landen. In met name de VS is de verzekeringsmarkt niet bepaald een fan van ‘long tail business’ en ziet men ‘verzekerde garanties’ in de eerste plaats als een aansprakelijkheidsrisico. Eén van de trends in de markt voor garantieverzekeringen is dat de aanbieders streven naar meer uniformiteit in de polisdekking waar dat mogelijk is. Dat kan natuurlijk niet voor de gegarandeerde eigenschappen, want die zijn voor elk product anders. Maar wat wel gelijk te trekken is zijn zaken als eigen risico, verzekerde termijnen en de algemene voorwaarden. Andere trends zijn dat de adviesbe-
Pieter Lageweg (CL Risk Solutions):
riskmAnAgemenT is ieTs dAT Je meT Anderen moeT delen Pieter Lageweg: “Begin in een zo vroeg mogelijk stadium met riskmanagement.” Op de achtergrond de Costa Concordia.
‘Riskmanagement naar een hoger plan brengen in zowel de industrie als in de verzekeringsbranche’. Dat was één van de zeer ambitieuze doelstellingen van twee civiel ingenieurs –Olaf Coenraad en Pieter Lageweg– toen zij na vijf jaar praktijkervaring in 2005 van start gingen met hun eigen consultancybedrijf CL Risk Solutions, vooral actief in de ‘natte CAR’ en ‘salvage’. “Een goede aanpak van riskmanagement ondersteund met de juiste tooling kan de riskexposure van bedrijven sterk reduceren: gemiddeld met minimaal 20%.”
Van de Velde heeft na zijn opleiding tot scheepswerktuigkundige gewerkt als machinist op de Koopvaardij en in enkele technische functies in de industrie, In 1990 kwam hij in de verzekeringsbranche in een gecombineerde functie bij Interpolis (verzekeren, inspectie, schadebehandeling). Sinds 2000 werkt hij bij Marsh. Als broking specialist houdt hij zich bezig met machinebreuk- en elektronica-/ computerverzekering, met daarnaast als speciale aandachtsgebieden cyberrisk- en garantieverzekeringen. “Wie eenmaal in de technische verzekeringsbranche werkzaam is, gaat er nooit meer uit weg.”
hoefte bij ondernemingen groeit en dat de klant alle betrokken partijen – makelaar en verzekeraars – in een eerder stadium bij het garantievraagstuk wil betrekken. In de loop der jaren is bij zowel het intermediair als de leveranciers en fabrikanten het risicobewustzijn toegenomen als ook de bekendheid met het product van de verzekerde garantie. Daarnaast eisen steeds meer opdrachtgevers een meerjarige verzekerde garantie (5, 10 jaar) van een leverancier of fabrikant en wordt deze eis ook meer en meer in de bouwbestekken opgenomen. Dat heeft er mede toe bijgedragen dat het aantal aanvragen voor garantieverzekeringen de afgelopen jaren fors is gegroeid: met gemiddeld zo’n 30% per jaar. De omzet van garantieverzekeringen wordt geraamd op ongeveer 10 à 15% van het totaal aan premieinkomsten uit de technische verzekeringsbranche, oftewel een 35 à 40 miljoen euro. Behalve aan de inkomstenkant zijn ook de ontwikkelingen aan de uitgavenkant gunstig te noemen. De schadeontwikkeling, sterk afhankelijk van het betreffende
CL Risk Solutions is wereldwijd actief in de begeleiding en advisering op het gebied van riskmanagement van verzekeraars en bedrijven bij strategische en grootschalige projecten en schadeclaims. De hoofdmoot van het werk ligt in offshore & shipping en in de verzekeringsbranche, zowel marine als civiele en utiliteitsbouw. Zo is het bedrijf betrokken bij de berging van de Costa Concordia (Italie), de bouw van de windmolenparken Gemini (Nederland) en MEG1 (Duitsland) en bij de reconstructie van een tiental bruggen over het Amsterdam-Rijnkanaal. Centraal in de aanpak van het bedrijf staat het middels overleg met alle betrokken partijen riskmanagement meer zichtbaar te maken in het dagelijkse werk van een ieder. “Het is van belang riskmanagement vroegtijdig aan te sturen en bij alle betrokken partijen riskcontrol te promoten en te koppelen aan scenario forecasting: het zichtbaar maken van totale riskexposures in tijd en geld en daarmee de effectiviteit van riskmanagement.” Hij geeft een voorbeeld: “We werden ingeschakeld bij een schade waarbij een schip schade veroorzaakte aan een steiger met leidingen ( jetty). De schadeclaim was 50 miljoen euro, zoals zo vaak aan de veel te hoge kant. Wij hebben met alle betrokken partijen om tafel gezeten, waaronder de claimant, om te kijken hoe we de schade zo snel en voordelig mogelijk hersteld kon worden en waarin daadwerkelijk risico’s zaten. Uiteindelijk hadden we dat binnen drie weken in beeld en gekwantificeerd: schade 10 miljoen euro, een vijfde van het oorspronkelijke bedrag.” Wat zou je op basis van jullie adviespraktijk mee willen geven aan zowel bedrijven als partijen binnen de verzekeringsbranche? Lageweg: “Begin in een zo vroeg mogelijk stadium met riskmanagement en informeer andere partijen zoals autoriteiten eerlijk over het risicoprofiel van een project of claim. Waak ervoor dat riskmanagement beperkt blijft tot de board room en leg risicorapportage en risicoanalyse juist neer bij de werkvloer. Riskmanagement is iets dat je moet delen met een goed gekwalificeerd team. Het succes van elk project en schadedossier valt en staat dan ook met human resource management. Het is zaak de juiste mensen in te zetten teneinde je eigen risico’s te kennen en te beheersen en een goed tegenwicht te kunnen vormen tegenover andere betrokken partijen.” product, stemt de verzekeringsmarkt in het algemeen tot tevredenheid en draagt zo eveneens bij aan de winstgevendheid van dit nicheproduct. De vooruitzichten voor de markt voor garantieverzekeringen zijn dan ook ronduit positief te noemen. De vraag is groeiend, van de toenemende regelgeving kan eveneens een impuls uitgaan en
het marktpotentieel is groot. Een groot deel van de leveranciers en fabrikanten heeft zich (nog) niet tegen dit risico verzekerd waardoor er nog een groot terrein braak ligt. Naar verwachting behoort de komende tijd een zelfde groeipercentage tot de mogelijkheden als in de jaren die achter ons liggen. En bij een (nog) actievere marktbenadering waarschijnlijk zelfs (veel) meer.
25
SCHADETRENDS IN TECHNISCHE Welke ‘technische’ schades doen zich het meest voor? Welke trends zijn daarin waarneembaar? En welke impact heeft preventie/riskmanagement op schadelast en schade-omvang? Wij vroegen het aan advocaat Annet van Duijn (Dirkzwager advocaten & notarissen) en aan vier schade-experts: Mathy Boon (BosBoon Expertise), Jef Kommers (Crawford & Company), Jack Nagtegaal (DEKRA Experts) en Roeland Steenvoorden (Vanderwal & Joosten). gelijkbaar met andere jaren. De ene keer loopt een motor schade op, een andere keer ontstaat er schade door achterstallig onderhoud of is er sprake van een ontwerp- of uitvoeringsfout van een medewerker.” Nagtegaal wijst op de verschuiving van de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid bij CARprojecten van hoofd- naar onderaannemer. “Om de eigen CAR-polis ‘schoon’ te houden met het oog op een eventuele premietoeslag in een volgend jaar komt het regelmatig voor dat onderaannemers onder de CAR-verzekering van de hoofdaannemer worden geweigerd en worden verzocht de schade op de eigen CAR-verzekering te claimen, dan wel de schade voor eigen rekening te nemen.”
Mathy Boon
Gevraagd naar de ontwikkeling op schadegebied is er een duidelijke rode draad te bespeuren in de antwoorden van de vijf. Marktbreed is er in zowel qua frequentie als in zekere zin ook in de aard van de schades sprake van stabiliteit, maar een ieder zegt wel een toename waar te nemen in complexiteit en gemiddelde schadeomvang. “In de 24 jaar dat ik nu als schade-expert werkzaam ben is er qua schadeoorzaken weinig veranderd”, zegt Boon. “Diefstal, vandalisme en fouten bij de uitvoering van bouw- en infraprojecten, al ben ik van mening dat het verminderde toezicht op bouwplaatsen claim- en schadeverhogend werkt.” Nagtegaal spreekt van een wisselend beeld door de jaren heen. “Menselijke fouten hebben altijd de hoofdmoot gevormd. Het afgelopen jaar deden zich relatief weinig diefstalschades voor, maar wel meer stormschades dan de jaren hiervoor.”
Boon wijst op de veranderde opstelling van verzekerden en claimanten. “Waar men vroeger een kleinere schadeclaim nog wel eens liet zitten, wordt die vandaag de dag geclaimd. Opdrachtgevers zijn sterk gefocust op kostenvermindering, waardoor ook onze expertisekosten onder druk komen te staan. Het is wat dat betreft een uitdaging om samen met alle marktpartijen naar efficiencyverbeteringen te zoeken, met behoud van de kwaliteit van expertise. Het gaat uiteindelijk om de totale schadelast en niet separaat om het uurtarief van een expert. Op lange termijn zal bij een blijvend dalend uurtarief de kwaliteit van expertise verminderen en komt de opleiding van jonge experts in het gedrang.” Hij spreekt van ‘een merkwaardig fenomeen’. “Schadebehandelaars, advocaten en experts vullen uiteindelijk de belofte in die ‘aan de voorkant’ is gegeven; laten we met elkaar dan ook
Steenvoorden geeft aan dat er net als in de voorgaande jaren vooral sprake is van waterschades en claims van omwonenden bij bouw- en infraprojecten. Kommers zegt vooral ingeschakeld te worden bij schades aan grote motoren en turbines van energieopwekkingsinstallaties. Hij spreekt van een merkwaardige golfbeweging. “Je hebt telkens periodes waarin een bepaald soort technische schade zich voordoet, maar waarbij geen onderling verband is vast te stellen. De schades staan los van elkaar.”
26
zoeken naar het goede evenwicht tussen prijs en kwaliteit”, aldus Boon, die tot zijn tevredenheid zegt te constateren dat er in de markt een voorzichtig begin wordt gemaakt met loss adjusting, waarbij experts onder bepaalde voorwaarden en tot een overeengekomen schadebedrag claims direct kunnen afhandelen.
klAnTTeVredenHeid Ook Steenvoorden wijst op het sterk veranderende expertiselandschap in de afgelopen vijf jaar. “De toegevoegde waarde van experts wordt kritischer onder de loep genomen en er worden steeds hogere eisen aan ons werk gesteld, een fact of life. Opdrachtgevers verlangen dat we steeds efficiënter werken, bijvoorbeeld door kortere, meer beknopte expertiserapporten aan te leveren en ook vaker expertises op afstand verrichten. Daarnaast is er in verzekeraars- en makelaarshuizen meer oog voor klanttevredenheid, niet in de laatste plaats doordat de consument steeds mondiger en kritischer wordt. Het is aan ons om daarop adequaat in te spelen.” Wat is jullie mening over de manier waarop in het bedrijfsleven wordt omgegaan met preventie en riskmanagement? Steenvoorden is van mening dat dit al geruime tijd van een acceptabel niveau is. “Ik zie daar de laatste jaren niet echt een verschuiving in optreden.” Nagtegaal en Boon vinden van wel. “In vergelijking met een jaar of tien geleden wordt hieraan beduidend meer gedaan”, aldus eerstgenoemde. “Riskmanagement is beter doorgevoerd dan voorheen, zeker bij grote bedrijven. Bij kleinere bedrijven is dat nog wat minder goed opgepakt”, vult Boon aan. Kommers voegt hieraan toe dat er in het bedrijfsleven tegenwoordig meer aandacht is voor het voorkomen van schades.
geÏnTegreerde ConTrACTVormen
sCHAdeTrends Zijn er trends aan te geven op schadegebied? Kommers vindt van niet. “De schades zijn ver-
Jack Nagtegaal
Jef Kommers
Hoe kijkt advocaat Annet van Duijn, die sinds 2001 actief is in het aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht met een focus op technische
VERZEKERINGSSECTOR hoofdmoot van het werk vormen. “Het is altijd gevaarlijk te generaliseren, maar ik sluit niet uit dat een en ander mede ingegeven wordt door het toegenomen aantal zzp-ers in de bouw en het feit dat er wat minder zorgvuldig wordt gewerkt. Preventie en risicomanagement nemen weliswaar toe, maar verdienen bij veel bedrijven en zeker bij zzp-ers meer aandacht.”
Annet van Duijn
verzekeringen (bouwaansprakelijkheid/CAR) tegen de schadeontwikkeling aan? “Ik kan het niet statistisch onderbouwen, maar heb het gevoel dat het aantal claims stabiel is gebleven. Tegenover een dalend aantal schades door de verminderde bouwactiviteiten staat een grotere claimbereid bij partijen, ook bij kleinere schadebedragen. Die houden elkaar in evenwicht.” Ondanks de crisis, die met name de bouwwereld heeft belemmerd, blijven schades in en op de bouw volgens haar de
Als trends op haar werkgebied voert zij een drietal zaken aan: “Ik krijg de laatste tijd naar verhouding meer zaken die voortvloeien uit ontsporingen en botsingen die het gevolg zijn van koperdiefstal. Nieuw is ook dat wij met name de afgelopen twee jaar vaker worden ingeschakeld door makelaars en verzekeraars gezamenlijk om een bindend advies te geven over de verzekeringsdekking. Dit ter vermijding van (proces)kosten”, aldus Van Duijn, die de verzekeringsbranche daarnaast met name aandacht vraagt voor de gevolgen van de komst van de UAVgc: Uniforme Algemene Voorwaarden geïntegreerde contractvormen. Daarbij leggen opdrachtgevers de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor eventuele bouwfouten en andere schades in het totale bouwproces bij de opdrachtnemer neer, vaak de aannemer. Ongeacht of het nu gaat om een fout in het ontwerp, de uitvoering of en coördinatiefout
leden VnAB ACCorderen ‘sTrATegie 2014-2018’
Roeland Steenvoorden
en ongeacht of het nu een fout van de aannemer zelf is of van één van zijn onderaannemers. Ik signaleer dan ook een toename van de schadegevallen waaraan een UAVgc-overeenkomst ten grondslag ligt, aldus Van Duijn, die verder aangeeft graag nog wat vaker in een eerder stadium bij een geschil betrokken te willen worden. “Dat gebeurt nu vaak pas als betrokken partijen er onderling niet meer uitkomen, terwijl een korte juridische blik in het beginstadium escalatie kan voorkomen.”
VnAB AwArd 2013 Voor PETER HARTMAN
Tijdens de Algemene Ledenvergadering op 10 december 2013 jl. hebben de VNAB-leden het strategisch plan getiteld ‘Strategie 2014-2018’ geaccordeerd. In het plan staan de plannen van de VNAB om de komende jaren haar dienstverlening aan de leden te optimaliseren en om haar positie in de zakelijke verzekeringsmarkt verder te versterken. De VNAB wil binnen drie jaar uitgroeien tot dé toonaangevende marktplaats voor de Nederlandse co-assurantiemarkt. “We willen hierin koploper zijn en zowel fungeren als dé marktmeester en als kennispartner voor de zakelijke verzekeringsmarkt en tevens als initiator en katalysator optreden in de nieuwe context van de zakelijke markt. Dat willen we bereiken door het beschikbaar stellen van zowel kennis en opleiding als van een uniek handelsplatform, door onze leden te faciliteren in de relatie met hun klanten en een actief stakeholderbeleid te voeren (in afstemming met Adfiz en het Verbond). Daartoe betrekken wij als regiehouder andere partijen”, zo licht directeur Michel Schaft de ambitieuze plannen toe.
Peter Hartman (rechts) toont de kristallen karaf met inscriptie behorende bij de VNAB Award die hij heeft ontvangen uit handen van VNAB-voorzitter Rolf van der Wal.
Als uitvloeisel hiervan zal de VNAB het huidige professioneel bureau uitbreiden. Daarnaast onderzoekt zij onder meer de haalbaarheid van de komst van een nieuw, marktbreed en multifunctioneel onderkomen (werktitel: Dutch Insurance Exchange House) in Rotterdam en wil de VNAB de samenwerking met universiteiten (leerstoel) en opleidingspartners intensiveren. Ook streeft de VNAB door middel van een permanente technologische upgrade en kostenbeheersing van het e-ABS- systeem naar een verdubbeling in 2017 van de via dit systeem lopende omzet.
Peter Hartman, managing director Innovation bij Aon Risk Solutions, heeft de VNAB Award 2013 ontvangen. Tijdens het marktdiner in Noordwijk aan Zee kreeg hij een kristallen karaf met inscriptie uitgereikt door VNABvoorzitter Rolf van der Wal. Hartman kreeg de Award voor de wijze waarop hij zich jarenlang heeft ingezet voor de co-assurantiemarkt, onder meer als voorzitter van de Commissie Varia van de VNAB. Volgens Van der Wal staat Hartman in de markt bekend als een uitstekend vakman met een grote vakkennis en interesse voor innovatie. Hartman is de tiende persoon die de VNAB Award heeft ontvangen.
27
terugblik op het vorige thema: e-ABS
CO-ASSURANTIEMARKT MOET SNEL VERANDERENDE WERELD OP DE VOET VOLGEN De spelers op de grootzakelijke verzekeringsmarkt zijn zich er terdege van bewust dat de snel veranderende wereld en technologische ontwikkelingen impact zullen hebben op de manier van werken in hun sector. Dat kwam overduidelijk naar voren tijdens het Event, dat de VNAB vorig jaar oktober organiseerde in De Beurs van Berlage in Amsterdam met als titel ‘De wereld staat op z’n kop! En onze markt?’ Driekwart tot 80% van de aanwezigen gaf aan het eens te zijn met de stelling dat ‘(groot)zakelijke verzekeringsproducten over vijf jaar rechtstreeks door de klant via internet te verkrijgen zijn’. Opmerkelijk gegeven: bij aanvang van de bijeenkomst was dat nog ongeveer de helft. De presentaties van de drie gastsprekers heeft velen tot andere gedachten gebracht. Volgens trendanalist Igor Beuker zijn bedrijven in vrijwel alle sectoren vooral gefocust op concurrentie uit de eigen bedrijfstak. “Er zijn nu reeds meerdere voorbeelden bekend van branches waar nieuwkomers uit onverwachte hoek met een afwijkend businessmodel de markt compleet op z’n kop hebben gezet. Waarom zou dat ook niet in de co-assurantiemarkt kunnen gebeuren? Door de techniek en beschikbare data gaat alles veranderen.” Hij vertelde het verhaal van ‘The Boiling Frog’. “Als je een kikker in een pan met heet water gooit, springt hij er meteen uit. Doe je hem in een pan met koud water dat je vervolgens verwarmt, dan blijft hij zitten en gaat hij uiteindelijk dood door de hitte. Moraal van deze metafoor: “Je moet op tijd veranderen en uit de pan springen, want anders mis je de boot en betekent dat vaak het einde van je bedrijf. Timing is daarbij essentieel”, aldus Beuker, volgens wie negen van de tien bedrijven doorgaans te lang wachten voordat zij gaan veranderen. De presentatie van Hans Bos, National Technology Officer bij Microsoft, sloot daarop naadloos aan. “If the times changes, so must the company’. Alles verandert, de samenleving, de technologie, de verhoudingen tussen bedrijven en klanten. Ondernemingen, organisaties en instellingen kunnen dan ook niet achter blijven, maar zullen mee moeten veranderen. Want anders gaan anderen dat voor hen doen.” Automatiseringsprocessen die in de afgelopen jaren zijn geïmplementeerd geven volgens hem inzicht in nieuwe mogelijke werkwijzen in de nabije toekomst, waarbij de factor techniek niet langer als bottleneck fungeert. “Wij hebben toegang tot technologie, data en dus tot kennis. Maak er gebruik van”, aldus Bos, die een pleidooi hield voor co-creatie: “Meer kennis delen met klanten, businesspartners en, zoals bij de VNAB, met de leden om vaker samen nieuwe producten, diensten en/of beleid te ontwikkelen.” Felix Tenniglo, managing partner bij InShared, liet aan de hand van zijn eigen ervaringen bij de internetverzekeraar zien waartoe een geheel nieuwe aanpak van het verzekeringsproces in de particuliere markt kan leiden. De verzekeraar met slechts 15 FTE’s in dienst maakt een prachtige groei door en heeft een zeer laag kostenpercentage doordat zoveel als mogelijk is geautomatiseerd. “Zowel het
De hoofdrolspelers van het VNAB Event bijeen rond enkele traditionele beursbanken die zich nog in de Beurs van Berlage bevinden: v.l.n.r. dagvoorzitter Tom van ‘t Hek, Michel Schaft, Felix Tenniglo, Hans Bos en Igor Beuker.
acceptatie- als het schadeproces zijn volledig geautomatiseerd. Daar komen nagenoeg geen mensenhanden meer aan te pas”, aldus Tenniglo, die en passant aankondigde niet uit te sluiten dat InShared zich in de nabije toekomst met dezelfde aanpak zich ook op de zakelijke markt gaat begeven. “Vanuit de klant denken, volledige transparantie en de techniek als facilitor zien en gebruiken, zijn voorwaarden voor succes. In onze aanpak vormt de smartphone/ iPad de standaard. Het aantal polissen dat hiermee wordt afgesloten neemt maandelijks met 1,5 à 2% toe.” Zijn boodschap aan de zaal: “Wees alert, blijf niet stilzitten, maar ga op tijd mee met de veranderingen.” Uit de antwoorden op de stellingen van de ruim 200 aanwezige co-assurantieprofessionals bleek niet alleen dat de meesten zich bewust zijn van de mogelijke komst van internetaanbieders en andere nieuwkomers op de grootzakelijke verzekeringsmarkt, maar verwacht een (ruime) meerderheid daarnaast dat de klant in de toekomst altijd toegang heeft tot e-ABS. Verder was men vrijwel unaniem van mening dat de (groot)zakelijke verzekeringsmarkt niet optimaal gebruik maakt van de mogelijkheden die de hedendaagse technologie biedt. Een opvallende uitkomst was verder dat ongeveer twee van de drie aanwezigen een terugkeer van een fysieke ontmoetingsplaats náást e-ABS noodzakelijk acht.
VNAB Visie is een uitgave van de Vereniging Nederlandse Assurantie Beurs. Redactie: Wilco de Haan, Schouten Zekerheid (voorzitter) | Irene Okkerman, VNAB (secretaris) | Peter Bennink, Zurich) | Annemarie Lemmens - Van Lent, Aon Corporate Solutions| Jan van Stigt Thans, Van Stigt Thans Communicatie | Gerbien van Wijngaarden, Amlin Corporate Insurance Gastredactie: Henk Beekman (Marsh), Edwin Birkhoff (Zurich) en Klaas Brand (Cunningham Lindsey) Fotografie: Raphaël Drent, Tiel | Vormgeving: J. Hendriks, FK media b.v, Weert | Redactie-adres: VNAB - Irene Okkermana, Kralingseweg 227a, 3062 CE Rotterdam, tel.: 010 - 253 20 00, fax: 010 - 253 20 09,E-mail:
[email protected], Internet: www.vnab.nl