Werkgroep Duurzaamheid
Duurzaamheidsrapportage RijswijkBuiten Datum
29 november 2012 Versie
3.0 Auteur
Peter Minnema Edwin Blom Robbert van Rijswijk
Verslag van één jaar werkgroep Duurzaamheid
Inhoud 1. 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding Achtergrond Werkwijze Aanleiding en doel rapportage Leeswijzer
2 2 2 3 3
2. 2.1 2.2 2.3
Onderzoek Smart Grid Netwerk en infrastructuur Woning en apparatuur Organisatie en regelgeving
4 5 6 7
3. 3.1 3.2 3.3
Ruimtelijke aandachtspunten ‘PV Ready’ bouwen Trends en ontwikkelingen Uitgangspositie en oriëntatie Bouwkundige aandachtpunten
9 9 9 9
4. 4.1 4.2 4.3 4.4
Expositiecentrum Doelstelling Excursie Antwerpen Uitgangspunten RijswijkBuiten Plan van aanpak en conclusies
11 11 11 12 12
5.
Alternatief Passiefhuis
14
6. 6.1 6.2
Kwaliteitsborging Uitgangspunt KopStaart aanpak
16 16 16
7.
Energie Exploitatie Rijswijk BV
18
Conclusie
19
Bijlagen
20
Duurzaamheidsrapportage RijswijkBuiten – 29 november 2012
1/20
1. Inleiding 1.1 Achtergrond De gemeente Rijswijk gaat in RijswijkBuiten een nieuwe wijk met 4.000 woningen ontwikkelen in een periode van 10 jaar. Voor deze wijk heeft het gemeentebestuur besloten om niet in een gasinfrastructuur of een centraal warmtenet te voorzien en dat de woningen maximaal een EPC mogen hebben van 0,4. De keuze om niet in een gasinfrastructuur of een centraal warmtenet te voorzien betekent dat de wijk ‘all-electric’ wordt. Dit betekent dat de woningen met elektrisch energie zullen worden verwarmd. Daarnaast zal naar verwachting de komende decennia het elektrisch rijden op grote schaal zijn intrede gaan doen. Ook is de verwachting dat de inzet van PV-panelen sterk zal stijgen als gevolg van de snel dalende aanschafprijs, de stijgende elektriciteitsprijs en de toekomstige aanscherping van de wettelijke EPC-eis. Daardoor zullen gebruikers steeds vaker een deel van, of al hun eigen elektriciteit gaan opwekken middels PV-panelen. Door de verwachte grootschalige inzet van PV-panelen, zal ook de vraag en het aanbod van elektriciteit goed op elkaar moeten worden afgestemd om pieken in het elektriciteitsnet zoveel mogelijk te voorkomen. . Door de inzet van slimme meters en slimme apparatuur kan de elektriciteitsvraag en het elektriciteitsaanbod gedurende de dag op elkaar worden afgestemd. Door in de toekomst bovendien de teveel opgewekte elektriciteit aan andere bewoners te kunnen leveren, worden vraag en aanbod nog beter op elkaar afgestemd. Dit wordt omschreven als een ‘smart grid’, oftewel een slim elektriciteitsnet, waarmee de wijk zal worden uitgerust. Kortom de wijk evolueert op termijn naar een energieneutrale wijk, waarbij op grote schaal duurzame energie wordt opgewekt en de bewoners energie aan elkaar kunnen leveren. Om de gestelde duurzaamheidsambities te realiseren is de werkgroep Duurzaamheid ingesteld. Doelstelling van de werkgroep is om invulling te geven aan de gestelde duurzaamheidsambities en de doorwerking hiervan met inbegrip van technische en economische aspecten op zowel wijk- als woningniveau.
Onthulling naam en logo RijswijkBuiten op de Open Dag
1.2 Werkwijze De gehanteerde werkwijze is een maandelijkse vergadering van de werkgroep waarbij acties werden uitgezet, verslag werd gemaakt en acties werden teruggemeld. De werkgroep is in totaal zestien keer bij elkaar gekomen in de tijdsperiode van september 2011 tot en met juni 2012.
Duurzaamheidsrapportage RijswijkBuiten - 29 november 2012
2/20
Naast de reguliere werkvergadering hebben een tweetal workshops en een excursie plaatsgevonden. Daarnaast is bijgedragen aan de open dag. De werkgroep Duurzaamheid bestaat uit de volgende leden: - Cees Rieke - Programmabureau RijswijkBuiten - Ronald Schilt - Merosch - Ron Lazaroms - Stadsgewest Haaglanden - Sander Trouw - Dura Vermeer Bouw Leidschendam - Edwin Blom - Dura Vermeer Business Development - Peter Minnema - Dura Vermeer Business Development Daarnaast zijn er een aantal deskundigen een of meerdere keren aanwezig geweest bij verschillende vergaderingen. 1.3 Aanleiding en doel rapportage Om invulling te geven aan te gestelde duurzaamheidsambities en de consequenties van deze ambities inzichtelijk te maken zijn gedurende de tijdsperiode van september 2011 tot en met juni 2012 verschillende onderzoeken uitgevoerd (zie bijlagen). Zo is een onderzoek gestart naar de technische, sociale en financiële aspecten en consequenties van een slim elektriciteitsnet (smart grid). Daarnaast is onderzocht op welke wijze beleidsmatig en organisatorisch gestuurd kan worden op de toekomstige ontwikkelingen, hoe de duurzaamheidsprestaties kwalitatief geborgd kunnen worden, op welke alternatieve wijze invulling gegeven kan worden aan een energieneutrale woning (op basis van het passiefhuis principe) en op welke wijze duurzame energie gefinancierd en geëxploiteerd kan worden. Verder is gekeken naar de mogelijkheden van het opzetten van een expositiecentrum omtrent het thema duurzaamheid in de wijk RijswijkBuiten. Het voorliggende rapport vat de verschillende onderzoeken en activiteiten samen met de belangrijkste conclusies en aanbevelingen voor het proces van gebiedsontwikkeling waar de verzamelde partijen voor staan. Het rapport heeft hiermee tot doel om de opgedane kennis op het gebied van duurzame gebiedsontwikkeling te delen met partijen die betrokken zijn bij de ontwikkeling van de wijk alsmede met partijen die de opgedane kennis willen gebruiken voor de ontwikkeling van andere nieuwbouwwijken in Nederland. 1.4 Leeswijzer Het rapport is opgebouwd uit hoofstukken met de belangrijkste onderzoeksthema’s. Per hoofdstuk worden de belangrijkste conclusies en aanbevelingen gepresenteerd. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen aanbevelingen voor (a) de gezamenlijke ontwikkelende partijen en (b) de toekomstige bewoners. Ter afsluiting enkele algemene conclusies en aanbevelingen.
Duurzaamheidsrapportage RijswijkBuiten - 29 november 2012
3/20
2. Onderzoek Smart Grid Een van de consequenties van de ambitie om RijswijkBuiten in de toekomst energieneutraal te ontwikkelen, is dat het aandeel duurzame energie in de energievoorziening aanzienlijk zal zijn en dat de energie grotendeels decentraal zal worden opgewekt (bijv. door PV-panelen). Dit betekent dat de vraag naar energie en het aanbod van energie niet vanzelfsprekend samen zullen vallen. Immers, de zon schijnt niet altijd op hetzelfde moment dat een wasmachine wordt aangezet. Om de implementatie van een groot aandeel duurzame energie mogelijk te maken, zal het energiesysteem daarom niet langer vraaggestuurd geregeld kunnen worden, zoals dat tot op heden gebruikelijk was. In plaats daarvan zal het systeem (deels) aanbodgestuurd geregeld dienen te worden. Dit betekent bijvoorbeeld dat warmtepompen en wasmachines aanspringen op het moment dat de zon schijnt. Het dynamisch afstemmen van de vraag naar energie en het aanbod van energie is mogelijk door het toevoegen van intelligentie en regeltechniek aan het energienet. Dit is het basisprincipe van een Smart Grid. Smart grids zullen hiermee een belangrijke rol vervullen in de energievoorziening van de toekomst. Om te komen tot een grootschalige uitrol van smart grids zullen technologische innovaties en nieuwe diensten echter nog (door)ontwikkeld moeten worden. In het kader van het Nederlandse Innovatieprogramma Intelligente Netten (IPIN) zijn in 2011 daarom een twaalftal initiatieven op het gebied van smart grids van start gegaan. Binnen deze proeftuinen zal de komende jaren onder andere onderzoek worden gedaan naar de nieuwe diensten die kunnen worden aangeboden aan de eindgebruikers. De ontwikkelingen voor de toekomst zijn er op gericht om een grootschalige uitrol van smart grids rond 2020 mogelijk te maken. Alhoewel de geplande grootschalige uitrol rond 2020 staat gepland, kunnen echter wel een aantal maatregelen genomen kunnen worden om zich voor te bereiden op de toepassing van een smart grid in de toekomst. In dit kader is door de werkgroep Duurzaamheid onderzoek gedaan naar de mogelijkheden en voorwaarden voor de implementatie van een smart grid in RijswijkBuiten in de toekomst. Onderdeel hiervan zijn een aantal workshops die in het najaar van 2012 hebben plaatsgevonden. De inzichten die hier zijn verkregen zijn verder uitgewerkt in een tweetal rapporten: - Rapportage project ‘Smart Grids RijswijkBuiten’ door Dura Vermeer Business Development (17 februari 2012); - ‘Do’s en don’ts voor een slim energienet’ door DNV-KEMA (15 juni 2012). De bevindingen van de workshops en de beide rapporten hebben geresulteerd in een aantal maatregelen en aanbevelingen ter voorbereiding op de grootschalige uitrol van een smart grid in de toekomst op verschillende schaalniveaus en voor verschillende actoren. In dit hoofdstuk is een ordening gemaakt op basis van de volgende onderwerpen: Paragraaf 2.1
Onderwerp Netwerk en infrastructuur
Schaalniveau Wijk
2.2 2.3
Woning en apparatuur Organisatie en regelgeving
Woning Beide
Duurzaamheidsrapportage RijswijkBuiten - 29 november 2012
Doelgroep/actoren Gemeente, ontwikkelende partijen en netbeheerder Bewoners Gemeente en ontwikkelende partijen 4/20
2.1 Netwerk en infrastructuur Het grootste aandachtspunt ten aanzien van het netwerk en de infrastructuur is dat het aan te leggen elektriciteitsnet zo wordt uitgelegd dat de beoogde woningen met installaties (warmtepomp, zonnepanelen, etc.) zondermeer aangesloten kunnen worden. Het terugleveren van energie vanuit woningen is technisch geen probleem. De belangrijkste voorbereidende maatregelen en aanbevelingen om de toekomstige grootschalige uitrol van een smart grid op wijkniveau mogelijk te maken hebben betrekking op elektrische auto’s, slimme straatverlichting, ruimtelijke ordening en infrastructuur in de wijk. Elektrische auto's De verwachting is dat de verkoop van elektrische auto’s in de toekomst een grote vlucht gaat nemen. Elektrische auto’s kunnen een belangrijke rol gaan spelen bij de toekomstige uitrol van het smart grid. Door elektrische auto’s op te laden bij een ruime beschikbaarheid van duurzame energie (bijvoorbeeld als de zon schijnt), kunnen eventuele pieken in het elektriciteitsnet namelijk worden voorkomen. Voor RijswijkBuiten is het daarom van belang om een zo gunstig mogelijk klimaat te scheppen voor de aanschaf en het gebruik van elektrische auto's in de wijk, door het voorbereiden en realiseren van een infrastructuur die de potentiële groei aan elektrische auto's kan faciliteren. Een goede laadinfrastructuur is de meest essentiële maatregel voor het stimuleren van elektrische auto's. Voorbereidende maatregelen die getroffen kunnen worden om het gebruik van elektrische auto's te stimuleren: - Realiseren van een adequate en gebruiksvriendelijke laadinfrastructuur. o Grondgebonden woningen voorbereiden op woninggebonden oplaadpunt. o In fase 1 minimaal 1 snellaadpunt in de openbare ruimte realiseren. - De locatie van de snellaadpunten opnemen in het stedebouwkundige plan, en parkeerbeleid voor de snellaadpunten opstellen waarmee een goede doorloop van de oplaadpunten gewaarborgd wordt. - Het opnemen van voorbereidende maatregelen op woningniveau (zie paragraaf 2.2) Slimme straatverlichting Het opnemen van slimme straatverlichting kan bijdragen aan de toekomstige uitrol van een smart grid in de wijk. Door gebruikmaking van een smart grid, kan lokaal geproduceerde energie namelijk worden ingezet om de straatverlichting van energie te voorzien, op die momenten dat deze energie beschikbaar is. Echter het regelen van de lichtintensiteit op basis van enkel de (lokaal) beschikbare hoeveelheid energie wordt niet als realistische optie gezien, aangezien de behoefte aan licht gekoppeld is aan veiligheid. Gezien de ambitie van een energieneutrale wijk in de toekomst, zijn de volgende maatregelen op het gebied van slimme straatverlichting echter aan te bevelen: - Installeren van energiezuinige straatverlichting op basis van bij voorkeur LED. - Toepassen van regeling ten behoeve van energiebesparing zoals dimmers. - Benutten van sensortechnologie teneinde het beheer en onderhoud van het OV-net efficiënter in te kunnen richten. Ruimtelijke ordening van de wijk Voorbereidende maatregelen op het gebied van de ruimtelijke ordening betreffen: - Bij de ruimtelijke ordening van de wijk dient rekening te worden gehouden met een optimale oriëntatie van de woningen ten behoeve van de opbrengst van de te plaatsen PV-panelen. - In acht nemen van de aandachtspunten op woningniveau zoals omschreven in de notitie "Ruimtelijke aandachtspunten PV-ready bouwen" (zie hoofdstuk 3).
Duurzaamheidsrapportage RijswijkBuiten - 29 november 2012
5/20
Infrastructuur van de wijk Voorbereidende maatregelen op het gebied van de (ICT) infrastructuur betreffen: - Aanleggen van een glasvezelnetwerk in RijswijkBuiten ten behoeve van een smart grid. Via dit glasvezelnetwerk kunnen de verschillende slimme apparaten en systemen in de toekomst informatie uitwisselen. Hierdoor ontstaat ook de mogelijkheid om in de toekomst nieuwe diensten aan te bieden aan de bewoner, die gebruik maken van de specifieke mogelijkheden die een smart grid biedt. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld energiemonitoring, het op afstand (preventief) kunnen oplossen van storingen aan apparatuur of zelfs medische dienstverlening. - Een mogelijke interessante oplossing zou kunnen zijn om een totaaloplossing voor de ICT-infrastructuur te realiseren. Hierbij wordt door een telecomprovider zowel de benodigde infrastructuur als communicatiehardware (bijv. routers of decoders) geleverd. Externe partijen kunnen op deze manier in de toekomst een scala aan nieuwe diensten aan de bewoner aanbieden, gebruikmakend van de mogelijkheden van de combinatie van het lokale energiesysteem en het informatienetwerk. Een dergelijke totaaloplossing is vergelijkbaar met een smart phone waarop een veelvoud van apps wordt aangeboden door externe partijen. 2.2 Woning en apparatuur Naast voorbereidende maatregelen op wijkniveau, kunnen ook binnen de woning maatregelen worden getroffen ter voorbereiding op de toekomstige toepassing van een smart grid in de wijk. Zo blijkt het mogelijk om zonder comfortverlies van vraaggestuurde naar aanbodgestuurde verwarming te gaan. Voorbeeld van aanbodsturing: warmtepompen worden op afstand ingeschakeld voor verwarming wanneer duurzame energie beschikbaar is. Hierdoor wordt de onbalans in energiebehoefte zoveel mogelijk beperkt en wordt de potentie van duurzame energie maximaal benut. Op eenzelfde wijze zou bijvoorbeeld een wasmachine op afstand kunnen worden ingeschakeld wanneer de zon schijnt en er voldoende duurzame energie beschikbaar is. Om apparatuur op afstand in te kunnen schakelen wanneer er voldoende duurzame energie beschikbaar is, zal deze echter wel moeten worden uitgerust met de benodigde ICT t.b.v. de communicatie. In de proeftuinen wordt momenteel ervaringen opgedaan naar het toevoegen van ICT aan apparatuur t.b.v. de communicatie. Technische voorbereiding van de woningen Om de woningen optimaal te kunnen voorbereiden op de toekomstige toepassing van een smart grid, kunnen de volgende voorbereidende maatregelen getroffen worden: - De dakconstructie voorbereiden op de plaatsing van PV-panelen door deze voldoende stevig uit te voeren. - De PV panelen eenvoudig bereikbaar maken ten behoeve van onderhoud. - Ruimte onder de kap van de woning reserveren voor omvormer (goed geventileerd i.v.m. warmteafgifte, kan evt. ook buiten onder afdakje) en elektriciteitsaansluiting t.b.v. de omvormer. - Eventueel een ruimte in de stookruimte reserveren voor plaatsing van een boilervat (warmtebuffer) met een inhoud van 200 – 500 liter. Hiermee kan er warm water worden gemaakt en opgeslagen wanneer er voldoende duurzame energie beschikbaar is, waarmee de potentie van duurzame energie wordt vergroot. - Locatie reserveren voor oplaadpunt elektrische auto. - Implementatie van een energiemonitor in de woningen. Een energiemonitor kan inzicht geven in de energieprestaties op woning- en, in een geavanceerdere vorm, ook op wijkniveau en kan een bijdrage leveren aan energiebesparing. Een energiemonitor wordt meestal aangesloten op een slimme meter. Duurzaamheidsrapportage RijswijkBuiten - 29 november 2012
6/20
Voorbereidende maatregelen in de meterkast betreffen: - Ruimte reserveren voor een slimme meter. - Eventueel ruimte reserveren voor een communicatiemodule van de telecomprovider (router of modem). - Extra elektragroep plaatsen ten behoeve van PV-panelen. - Extra elektragroep plaatsen ten behoeve van oplaadpunt elektrische auto. - Ruimte in meterkast reserveren voor laadautomaat elektrische auto. - Eventueel een stopcontact in meterkast reserveren ten behoeve van smart grid hardware. - Kabels vooraf aanleggen voor: o Elektriciteitsaansluiting PV onder kap naar meterkast. o Loze leiding naar beoogd oplaadpunt voor elektrische auto. o Netwerkkabel (UTP) van meterkast naar opstelruimte warmtepompen en warmwaterboiler t.b.v. smart grid sturing. 2.3 Organisatie en regelgeving Naast voorbereidende maatregelen op wijk- en woningniveau dient ook de organisatie en de regelgeving dusdanig te worden ingericht zodat de toekomstige uitrol van een smart grid zo min mogelijk wordt belemmerd. Een belemmerende factor bij de toekomstige toepassing van een smart grid, is bijvoorbeeld dat energie leveren aan de buren juridisch (nog) niet mogelijk. Of het leveren van energie aan de buren in de toekomst wel mogelijk (en financieel aantrekkelijk) zal worden, is grotendeels afhankelijk van de salderingsregeling. De regelgeving omtrent salderen in de toekomst is echter nog onzeker. Met salderen wordt de mogelijkheid voor particulieren bedoeld om het teveel aan opgewekte elektriciteit op een bepaald moment (bijv. in de zomer) terug te leveren aan het elektriciteitsnet en deze te “verrekenen” met het jaarlijkse elektriciteitsgebruik. De mogelijkheid tot salderen is momenteel alleen mogelijk voor elektriciteit die is opgewekt “achter de meter” (op het eigen dak). Elektriciteit die wordt opgewekt “voor de meter” mag niet worden gesaldeerd. Onduidelijk is echter nog of, en zo ja op welke wijze, de salderingsregeling in de toekomst stand houdt. De gemeente Rijswijk zal echter weinig invloed hebben op de toekomstige salderingsregeling. Aan de andere kant, kan de gemeente wel bepaalde randvoorwaarden scheppen waardoor de uitrol van een smart grid in de toekomst maximaal wordt gefaciliteerd. Deze randvoorwaarden hebben betrekking op het beheer van het elektriciteitsnet, het stimuleren van lokale duurzame energieopwekking en het stimuleren van elektrisch vervoer. Elektriciteitsnetwerk Het is aan te bevelen om het netwerk te laten aanleggen en beheren door de regionale netbeheerder. Dit omdat private aanleg en beheer van het net niet haalbaar is aangezien het zeer onwaarschijnlijk is dat er voor RijswijkBuiten een ontheffing zal worden verleend van de plicht om een netbeheerder aan te wijzen. Daarnaast brengt het aanleggen en beheren van een privaat elektriciteitsnet zodanig veel verantwoordelijkheden en risico’s met zich mee brengt, dat dit niet aan te raden is voor RijswijkBuiten. Als gevolg hiervan heeft de gemeente weinig invloed op de aanleg en realisatie van het elektriciteitsnetwerk. Om de aanleg van een smart grid in de toekomst toch te kunnen faciliteren, kan de gemeente wel met de regionale netbeheerder (Stedin) in overleg treden om een derde partij in te schakelen om het distributienet te dimensioneren, rekening houdend met de bijzondere eigenschappen van het aan te leggen smart grid.
Duurzaamheidsrapportage RijswijkBuiten - 29 november 2012
7/20
Lokale duurzame energieopwekking De gemeente kan dusdanige randvoorwaarden scheppen zodat op economisch aantrekkelijke wijze lokaal duurzame energie kan worden opgewekt door de bewoners van de wijk. Hiertoe heeft de gemeente grofweg een tweetal mogelijkheden; het oprichten van een lokaal duurzaam energiebedrijf en het collectief inkopen van duurzame energie productiemiddelen. Het oprichten van een lokaal duurzaam energiebedrijf (LDEB) is juridisch mogelijk voor RijswijkBuiten. Het oprichten en beheren van een LDEB brengt echter wel risico's en organisatorische uitdagingen met zich mee. Deze risico's en uitdagingen kunnen beperkt worden door voor een LDEB met voldoende schaalgrootte te kiezen. Als alternatief op het oprichten van een LDEB kan voor collectieve inkoop van PVpanelen worden gekozen, al dan niet in combinatie met een leaseconstructie. In hoofdstuk 7 wordt hierop nader ingegaan. Elektrisch vervoer Zoals gezegd kunnen elektrische auto’s een grote rol gaan spelen in de toekomstige uitrol van een smart grid in de wijk. De gemeente kan randvoorwaarden scheppen waarmee elektrisch vervoer wordt gestimuleerd door: - Het introduceren van elektrische auto's bij gemeentelijke diensten. - Het ondersteunen van bedrijven en instellingen die bereid zijn elektrische auto's aan te schaffen door het geven van informatie en het kanaliseren van subsidies. -
Het opstellen van een gunstig vergunnings- en parkeerbeleid voor elektrische auto's.
Duurzaamheidsrapportage RijswijkBuiten - 29 november 2012
8/20
3. Ruimtelijke aandachtspunten ‘PV Ready’ bouwen 3.1 Trends en ontwikkelingen In de door Merosch opgestelde notitie ‘Ruimtelijke aandachtspunten ‘PV ready’ bouwen’ (22 maart 2012), is binnen de werkgroep een advies tot stand gekomen over de ontwikkeling van PV en hoe deze op grote schaal kunnen worden geïmplementeerd in de wijk. De technologische innovatie/ontwikkelingen van PV-panelen gaan momenteel zeer snel, waardoor er steeds hogere rendementen worden behaald door de panelen. Deze innovaties moeten hun weg van laboratorium naar massaproductie vinden om financieel te kunnen concurreren met de huidige generatie panelen. De intrede van elektrisch rijden en het gebruik van warmtepompen zal de elektriciteitsvraag van huishoudens doen toenemen. Het benodigde oppervlak voor PV-panelen zal, gezien de hiervoor geschetste ontwikkelingen in de toekomst naar verwachting gelijk. In de notitie wordt een handreiking gedaan voor zowel de ontwikkeling van de wijk, dan wel de verkaveling van de woningen en de aandachtspunten op gebouwniveau. 3.2 Uitgangspositie en oriëntatie 2
Dura Vermeer heeft voor haar EPC=0 rijwoning 16m PV-panelen (op het zuiden georiënteerd) geraamd. Een woning met een EPC=0,0 produceert zelf haar gebouwgebonden energie. Aangenomen is dat er in de rijwoningen gemiddeld 2.000kWh per jaar niet-gebouwgebonden energie zal worden gebruikt. Om 2000kWh extra per jaar op 2 2 te wekken, is nog eens 16m zonnepanelen nodig (in totaal dus 32m ). In de onderstaande tabel staat het schaduwvrije oppervlakte PV-panelen dat nodig is voor een rijwoning met een EPC=0,0 bij verschillende hellingshoeken en oriëntaties. Daarnaast staat tussen haakjes aangegeven wat het benodigde oppervlakte aan PV-panelen is om ook het nietgebouwgebonden energiegebruik te kunnen dekken met de opgewekte elektriciteit uit PVpanelen. De groene oppervlaktes zijn het meest geschikt en halen nu al een financieel positief rendement.
3.3 Bouwkundige aandachtpunten Opsomming aanbevelingen op wijkniveau; - Om de rijwoningen nu of in de toekomst energieneutraal te maken moet ten minste 32m2 oppervlak beschikbaar gesteld worden voor PV-panelen, zie bovenstaande tabel. - Flauwe hellende daken zijn minder oriëntatie gevoelig. Bij voorkeur een hellingshoek groter dan10 graden ter bevordering van zelfreinigend vermogen PVpanelen. Duurzaamheidsrapportage RijswijkBuiten - 29 november 2012
9/20
-
Dakvlakken die worden gereserveerd voor PV-panelen hebben een zo groot mogelijk en zo vlak mogelijk oppervlak (vlak is gelijke helling en oriëntatie). Het gereserveerde oppervlak voor PV-panelen dient zo min mogelijk belemmerd te worden door schaduw. Hiertoe moeten schaduw veroorzakende obstakels op afstand staan, waardoor er een maximale bellemeringshoek van 15 graden ontstaat.
Opsomming aanbevelingen op gebouwniveau; - Oppervlaktes die worden gereserveerd voor PV-panelen, dienen zo vrij mogelijk te zijn van obstakels zoals; schoorsteen, dakranden, etc. Eventueel kunnen deze aan de noordzijde van het dak worden geplaatst. - Indien er dakkapellen worden geplaatst of ander obstakels in een panelenveld, dient de stringconfiguratie te worden aangepast. Dit kan wel, maar heeft niet de voorkeur. - Dakopbouw dient aan het oppervlak constructief stijf te zijn, dus geen extern geïsoleerde daken met PVC dakbedekking. 2 - Er dient 1m wandoppervlak gereserveerd te worden, in een goed geventileerde (buiten)ruimte dicht bij de panelen, voor het ophangen van de omvormer. - Er dient een kabel te worden getrokken van een vrije groep in de meterkast, naar de plek waar de omvormer komt te hangen. - Zonnestroomsystemen groter dan 5.000WP, dienen op een 3-fase groep te worden aangesloten.
Duurzaamheidsrapportage RijswijkBuiten - 29 november 2012
10/20
4. Expositiecentrum 4.1 Doelstelling Om de toekomstige bewoners van RijswijkBuiten vertrouwd te maken met duurzaam wonen is er een behoefte ontstaan om binnen het plangebied van RijswijkBuiten op een tastbare plek in de wijk een informatievoorziening te realiseren. Dat betekent dat geïnteresseerden hier de kennis over duurzaam bouwen op een eenvoudige en laagdrempelige manier kunnen vergaren. Hierdoor worden de toekomstige bewoners vertrouwd gemaakt met de duurzame technieken toegepast in de reguliere woningbouw in RijswijkBuiten en welke consequenties die hebben op gebied van comfort, woonplezier alsmede financieel. De doelgroep van dit duurzaamheidscentrum is zowel de reguliere koper, als de CPO-er en eventueel de geïnteresseerde huurder. Echter, gezien de tijdsgeest zal er met een bescheiden budget worden gewerkt en zal op een slimme manier aan de doelstellingen moeten worden voldaan. Daarnaast wordt RijswijkBuiten voor het Stadsgewest Haaglanden een voorbeeldwijk voor duurzaam energiezuinig bouwen. Het informatiecentrum i.c.m. met de nieuwbouw vervult daarmee een regionale functie om bewoners, gemeenten, bouwers en studenten te laten zien op welke wijze betaalbare energieneutrale woningen gebouwd kunnen worden.
4.2 Excursie Antwerpen Op 5 april 2012 heeft de werkgroep Duurzaamheid een excursie ondernomen in het kader van het onderzoek naar de toekomstige duurzaamheidsaspecten en de daarbij horende informatievoorziening voor de gebiedsontwikkeling RijswijkBuiten. Daarvoor is o.a. het Belgische duurzaamheidscentrum Kamp C, in Westerlo bezocht.
Afbeelding: Kamp C – Informatievoorziening Duurzaam wonen
Sterke punten van het expocentrum zijn: de volledigheid aan informatie, de laagdrempeligheid en eenvoudige manier van informatieverstrekking. Negatieve punten waren: het gebrek aan relatie tussen duurzame energietoepassingen en het comfort in de woning en het kostenaspect. Daarnaast is duidelijk dat de volledigheid van het centrum mede mogelijk is gemaakt door een EFRO subsidie en bovendien op een provinciale schaal functioneert, terwijl het centrum in Rijswijk vooral op regionale schaal zal functioneren.
Duurzaamheidsrapportage RijswijkBuiten - 29 november 2012
11/20
4.3 Uitgangspunten RijswijkBuiten In juni 2011 heeft Merosch i.s.m. Stadsgewest Haaglanden en BouwWijzer een document opgesteld om hier richting in te geven, het ‘Plan van aanpak voorlichting en kennisoverdracht Energieneutraal en passief bouwen in Stadsgewest Haaglanden’. Dit document beoogt een concrete vertaalslag naar de praktijk van RijswijkBuiten te maken met betrekking tot het ontwikkelen en realiseren van een demonstratie/voorlichtingsgebouw. Daarbij gaat het over schaal/zichtbaarheid, informatievoorziening en beleving: Schaal/zichtbaarheid Er dient in het plangebied fysiek een plek te zijn waar kennis en informatie tastbaar beschikbaar is. Hierdoor kan concreet ingezoomd worden op de duurzaamheidsambitie op deze locatie. Continue interactie met en tussen potentiele bewoners, bouwers, projectontwikkelaars, leveranciers e.d. is van grote invloed op het succes van de informatievoorziening. Informatievoorziening De stand der techniek verandert in hoog tempo. De informatievoorziening dient daarom dynamisch en continue up-to-date te zijn De technieken die gedemonstreerd worden zullen voornamelijk bestaan uit ‘proven technology’ dat op de markt verkrijgbaar is. Op deze manier wordt aangesloten op de concrete vraag van de consument die komend jaar duurzaam wil bouwen of de toegepaste technieken in de projectwoningen. In grote lijnen wordt er onderscheid gemaakt in duurzame bouwtechnieken (toepassing van hoogwaardige isolatie, dubbel en driedubbel glas, kierdichting e.d.) en duurzame installatietechnieken (toepassen van WTW installaties, WKO, warmtepomp, en duurzame energieopwekkers) Daarbij is het belangrijk de relatie tussen bouwtechniek en installatietechniek helder zichtbaar te maken. Beleving: Naast de techniek is het vooral van belang dat de diverse duurzaamheidsaspecten niet als ingewikkelde gadgets worden gezien, maar worden ervaren in en als een prettige woonomgeving. 4.4 Plan van aanpak en conclusies Gezien de druk op de planning en financiële middelen en de behoefte om al vanaf start verkoop (september 2012) een informatievoorziening te treffen t.b.v. de
Duurzaamheidsrapportage RijswijkBuiten - 29 november 2012
12/20
duurzaamheidsambitie van het plangebied, wordt de volgende drie-traps-raket voorgesteld:
Duurzaamheidslab RijswijkBuiten Duurzaamheidscentrum Regionaal Informatievoorziening middels folders, digitale media (apps) en interactieve schermen op een fysieke plek in het plangebied.
Samenwerking met het (ICDuBo) innovatiecentrum duurzaam bouwen op het RDM terrein in Rotterdam. Gekozen is voor een compacte expositie van panelen en modellen op de zolder van het informatiecentrum van Rijswijk Buiten.
Demonstratiewoning Eén van de eerst gebouwde woningen wordt ingericht als modelwoning waar zowel de woning als de duurzaamheidsaspecten kunnen worden ervaren.
Door een informatievoorziening fysiek in het plangebied te realiseren krijgen bezoeker en geïnteresseerden direct toegang tot basisinformatie middels producten, plaatmateriaal, video’s en folders. Door interactieve schermen worden de verschillende aspecten duidelijk. De voorziening is kleinschalig, laagdrempelig en wordt grotendeels bekostigd door producenten die hier hun producten tonen. Door een samenwerking aan te gaan met bijvoorbeeld het ICDuBo (Innovatie Centrum Duurzaam Bouwen) wat gevestigd is in Rotterdam, wordt op een praktische en financieel aantrekkelijke manier een breed scala aan kennis beschikbaar. Hierdoor kunnen geïnteresseerden vanuit RijswijkBuiten worden doorverwezen naar een bestaande faciliteit. Door goede afspraken te maken kan hierdoor een synergie ICDuBO - Paviljoen van Duurzaamheid op locatie optreden en wordt voorzien in de behoefte om veel kennis en informatie beschikbaar te stellen. Daarnaast biedt het ICDuBo een paviljoen van Duurzaamheid aan die op locatie voorziet van informatie op gebied van duurzame bouw. Zodra de eerste woningen gebouwd zijn, kan één van de woningen worden ingericht als modelwoning, waardoor de woning inclusief de techniek ervaren kan worden. Zodra de technieken iets verouderd raken zal de woning verkocht worden en een nieuwe woning worden ingericht als modelwoning. Hierdoor is de continue up-to-date.
Duurzaamheidsrapportage RijswijkBuiten - 29 november 2012
13/20
5. Alternatief Passiefhuis Merosch heeft in het ‘Haalbaarheidsonderzoek Alternatieve verwarmingsconcepten’ (26 juli 2012) onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van alternatieve verwarmingsconcepten. Aanleiding voor het onderzoek is dat de woningen in de eerste fase wordt voorzien van een warmtepomp in combinatie met bodemwarmtewisselaars. In opdracht van Stadsgewest Haaglanden is onderzocht of er ook alternatieve verwarmingsconcepten zijn uitgaande van passiefhuis bouwen, die lagere of gelijkblijvende energielasten met zich meebrengen. Aan de hand van een bureaustudie en een (korte) marktconsultatie die gedaan is naar alternatieve manieren van verwarmen, is onderzocht welke van dergelijke alternatieve verwarmingsconcepten kunnen worden toegepast in de woningen. Op basis hiervan zijn een drietal perspectiefvolle verwarmingsconcepten geselecteerd, die vervolgens verder zijn uitgewerkt in een energetische en financiële analyse, te weten: 1. compacte warmtepomp; 2. elektrische luchtverwarming; 3. lokale elektrische verwarming. Deze verwarmingsconcepten zijn verder uitgewerkt om te komen tot een EPC-score van 0,4 respectievelijk 0,0 en vervolgens vergeleken met de referentie (concept)woning met warmtepomp van Dura Vermeer. Uit de analyse blijkt dat de verwarmingsconcepten op basis van elektrisch verwarmen (elektrische luchtverwarming en lokale elektrische verwarming) jaarlijkse 900 tot 1.000 kWh meer elektrictieit verbruiken dan de verwarmingsconcepten op basis van een warmtepomp. Deze extra energie kan op jaarbasis gecompenseerd worden met extra zonnepanelen. Feit blijft dat deze extra energie in de winter nodig is als er weinig zonne-energie wordt opgewekt. Deze extra energie maakt de woningen met elektrische verwarming niet in aanmerking komen voor het passief bouwen label. Aan de andere kant liggen de investeringskosten € 6.000 tot € 7.000 lager. Bovendien verschuiven de investeringskosten bij de verwarmingsconcepten op basis van elektrische verwarming van de installaties naar de bouwkundige schil. Vanuit het oogpunt van levensduur en eenvoud zou dit een wenselijke ontwikkeling zijn. Als gekeken worden naar de levensduurkosten (investeringskosten, energiekosten en onderhoudskosten) dan blijkt dat de verwarmingsconcepten op basis van elektrische verwarming over een periode van 30 jaar het laagste liggen. De totale levensduurkosten van de referentie (concept)woning met warmtepomp van Dura Vermeer ligt ongeveer € 8.000,- hoger dan deze verwarmingsconcepten. De levensduurkosten van het verwarmingsconcept met een ‘compacte’ warmtepomp ligt circa € 4.500,- lager dan de referentie (concept)woning. Met andere woorden: de verbeterde schilisolatie i.c.m. met alle drie de alternatieve verwarmingsconcepten zijn over de gehele levensduur gezien goedkoper dan de referentie. Op basis hiervan is geconcludeerd dat elektrisch verwarmen in passiefhuizen een goed alternatief is voor verwarming middels een warmtepomp.
Duurzaamheidsrapportage RijswijkBuiten - 29 november 2012
14/20
In onderstaande tabel worden de verschillende voor- en nadelen van de verwarmingsconcepten op basis van een warmtepomp en verwarmingsconcepten op basis van elektrische verwarming samengevat. Verwarmingsconcepten o.b.v. warmtepomp
Verwarmingsconcepten o.b.v. elek.verw.
Investeringskosten
-
+
Exploitatiekosten
+
-
Energiegebruik
+
-
Levensduurkosten
-
+
Onderhoud
-
+
Eenvoud
-
+
Regelbaarheid
-
+
Koeling
+
+/-
Bouwsnelheid
-
+
Gezien de verschillende voordelen die elektrische verwarming met zich meebrengt is het advies uitgebracht om een demonstratiewoning uitgevoerd met een vorm van elektrische verwarming te overwegen. Door deze demonstratiewoning bovendien zodanig te ontwerpen dat er relatief eenvoudig kan worden overgeschakeld op een warmtepomp met vloerverwarming, worden eventuele risico’s van het niet goed functioneren van de elektrische verwarming beperkt. Vervolgstudie alternatief HR ketel In aanvulling hierop is in een later stadium onderzocht of elektrisch verwarmen ook een alternatief kan zijn voor verwarming middels een HR-ketel. Hieruit is gebleken dat de levensduurkosten van verwarmingsconcepten op basis van elektrische verwarming op ongeveer eenzelfde niveau liggen als de referentie met een HR-ketel, zowel bij een EPC van 0,4 als 0,0. De levensduurkosten van het verwarmingsconcept met een compacte warmtepomp ligt daarentegen zowel bij een EPC van 0,4 als 0,0 iets hoger dan de andere verwarmingsconcepten. De conclusie is dat de elektrische systemen qua kosten kunnen concurreren met gas maar dat vanuit beperken van de CO2-emissie de elektrische systemen, en dan met name de zuinige compacte warmtepomp, de voorkeur genieten.
Duurzaamheidsrapportage RijswijkBuiten - 29 november 2012
15/20
6. Kwaliteitsborging 6.1 Uitgangspunt Om de ambities op gebied van duurzaamheid in RijswijkBuiten waar te maken, is door Merosch een notitie opgesteld over hoe de kwaliteit van de woningen kan worden geborgen (notitie ‘Kwaliteitsborging’ (4 juni 2012)). Doel van de kwaliteitsborging is het daadwerkelijk realiseren van gezonde, energiezuinige en kwalitatief hoogwaardige woningen. Uitgangspunt hierbij is de KopStaart aanpak, zoals ontwikkeld door de partners van het Lente-akoord (NEPROM, NVB, Aedes, Bouwend Nederland, VROM in samenwerking met BNA, Uneto-VNI, VLA, VEH en VACpunt Wonen). Vertrekpunt van de KopStaart aanpak is dat de opdrachtgever aan de ‘kop’ kwaliteitseisen voor schrijft, welke aan de ‘staart’ objectief getoetst kunnen worden. De aanpak wordt in hieronder kort toegelicht. 6.2 KopStaart aanpak Voorlichtings- en ondersteuningspakket in de initiatieffase Door de gemeente zal een voorlichtings- en ondersteuningspakket worden vervaardigd om vooral de particuliere bouwers te ondersteunen bij het implementeren van de ambities. De voorlichting richt zich hierbij op de belangrijkste aandachtspunten bij het opstellen van een Programma van Eisen (bijvoorbeeld het opstellen van kwaliteitseisen voor een gezond binnenklimaat, minimale isolatiewaarden, rendement van de warmtepomp, etc.). Om particulieren te verleiden om hoge(re) energieambities na te streven wordt daarnaast voorlichting gegeven over de voordelen van energiezuinig bouwen zoals energiebesparing en de positieve effecten op wooncomfort en binnenklimaat. Bovendien wordt inzicht gegeven in het financiële plaatje (kosten en baten) van energiebesparende maatregelen. Voorlichting kan vorm worden gegeven in een eenvoudige brochure en een website. Energieadvies gedurende de ontwerpfase Om vervolgens te borgen dat de gestelde kwaliteitseisen uit het Programma van Eisen ook daadwerkelijk worden meegenomen in het ontwerp en met name particulier bouwers te stimuleren tot energiezuinig bouwen, kan de gemeente ervoor kiezen om een energieadvies uit te laten brengen door een onafhankelijke energieadviseur. Deze energieadviseur controleert of het ontwerp voldoet aan de beschreven kwaliteitseisen en geeft aan op welke manier het ontwerp kan worden geoptimaliseerd om zodoende de bouwer te verleiden om uiteindelijk hogere energieambities (EPC<0,4) te realiseren. Uit ervaring blijkt dat 20% energiezuiniger bouwt wanneer er in een vroegtijdig stadium een dergelijk energieadvies wordt uitgebracht. Het energieadvies kan hierbij het beste plaats vinden tijdens de V.O.fase. De gemeente kan een energieadvies eenmalig kosteloos of tegen een gereduceerd tarief aanbieden aan de particuliere bouwer. Door een standaard methodiek te ontwikkelen voor de energieadvisering kunnen de kosten worden beperkt tot circa € 200-400 per advies. Projectontwikkelaars kunnen bij de gronduitgifte verplicht worden om op eigen kosten een energieadvies te laten uitvoeren door een onafhankelijke energieadviseur. Een alternatieve financieringsconstructie voor zowel de projectontwikkelaars als de particuliere bouwers is om de kosten hiervoor onderdeel te laten uitmaken van de grondprijs. Controlemetingen bij oplevering Om te beoordelen of de voorgeschreven kwaliteitseisen bij oplevering ook daadwerkelijk worden gerealiseerd, kunnen controlemetingen worden uitgevoerd. Het uitvoeren van
Duurzaamheidsrapportage RijswijkBuiten - 29 november 2012
16/20
controlemetingen is van groot belang aangezien de praktijk leert dat voorgeschreven kwaliteitseisen in werkelijkheid vaak niet worden behaald. Controlemetingen die in dit kader uitgevoerd dienen te worden zijn: 1) Thermografische metingen voor het bepalen van de kwaliteit van de thermische schil; 2) Blowerdoortest voor het toetsten van de luchtdichtheid; 3) Ventilatiekeuring om te controleren of het ventilatiesysteem de benodigde capaciteiten volgens de ventilatieberekeningen behaald; 4) Geluidsmetingen om te bepalen of het ventilatiesysteem voldoet aan de 30 dB(A) norm voor installatiegeluid. Voor het toetsen van de kwaliteit van de thermische schil en de luchtdichtheid, kan gebruik worden gemaakt van het instrument BouwTransparant (kosten circa € 900 tot € 1.100 per woning). Dit instrument toets de EPC van een woning op de bouwplaats en geeft inzicht in de daadwerkelijke gerealiseerde EPC van de woning. Voor een gecertificeerde ventilatiekeuring kan gebruik gemaakt kunnen worden van de zogenaamde Ventilatie Prestatie Keuring (VPK) (circa € 250 tot € 300 per woning). Beide keuringen worden steekproefsgewijs uitgevoerd (circa 10% van de woningen). Voor particuliere bouwers kunnen beide inspecties vrijblijvend worden aangeboden, waarbij de kosten (gelijkmatig) worden verdeeld tussen de gemeente en de betreffende particuliere bouwer. Bij projectontwikkelaars kan de gemeente aangeven dat beide keuringen worden uitgevoerd door en voor rekening van de gemeente en dat eventuele geconstateerde afwijkingen dienen te worden hersteld door en voor rekening van de projectontwikkelaar.
Duurzaamheidsrapportage RijswijkBuiten - 29 november 2012
17/20
7. Energie Exploitatie Rijswijk BV Tussen het programmabureau RijswijkBuiten en de ontwikkelaar van de woningen in de eerste fase, Dura Vermeer, is overeengekomen dat de energieprestatie (EPC) van de woningen 0,0 moet zijn. Om deze energieprestatie te realiseren worden de woningen uitgerust met o.a. een warmtepomp en PV-panelen. Dit vraagt een aanzienlijke meerinvestering voor de koper van een woning. Om de betaalbaarheid van de woningen te borgen, is daarom onderzocht op welke alternatieve wijze de energievoorziening gefinancierd en geëxploiteerd kan worden. Resultante hiervan is de oprichting van de Energie Exploitatie Rijswijk BV (EERB), welke voornemens is om voor de kopers van de woningen in RijswijkBuiten een voorstel te doen voor de exploitatie van de energievoorziening. Uitgangspunt hierbij is dat de koper de energievoorziening (warmtepompsysteem en PVinstallatie) gedurende een periode van 25 jaar huurt van EERB en dat het werkelijke energiegebruik voor verwarming, ventilatie, tapwater en koeling op jaarbasis gegarandeerd 0 is. De huurkosten van de installatie liggen hierbij lager dan de besparingen op de energieen onderhoudskosten. Doordat op deze wijze een grote investering uit de aankoopsom van de woning verdwijnt, zal het voor veel potentiële kopers eenvoudiger worden om een hypotheek af te sluiten voor een woning met een EPC van 0,0. Het voorstel van EERB is hiermee uniek en innovatief omdat: - EERB garandeert dat, bij normaal stookgedrag, gedurende de gehele 25 jaar geen energie zal worden gebruikt voor verwarming, ventilatie, tapwater en koeling. Hiervoor wordt een aparte elektriciteitsmeter geplaatst. Indien blijkt dat elektriciteitsmeter boven de 0 staat, zal EERB de gemaakte elektriciteitskosten vergoeden. Door de PV-panelen eventueel teveel opgewekte elektriciteit komt ten goede aan de bewoner. - Om te garanderen dat de energievoorziening 25 jaar lang goed werkt, wordt door EERB in de warmtepomp en PV-panelen een monitor ingebouwd om zodoende fouten, defecten en verkeerd gebruik vroegtijdig te kunnen signaleren. Het gehele onderhoud- en beheer van de energievoorziening valt onder de verantwoordelijk van EERB. Onderdelen of apparaten die teruglopen in rendement worden kosteloos vervangen door EERB. - Het huurbedrag wordt jaarlijks geïndexeerd met het inflatiepercentage. Hierdoor -
wordt de koper onafhankelijk van de grillige energieprijsstijgingen. De koper heeft de keuzevrijheid doordat het contract altijd kan worden afgekocht. De koper heeft de keuze om de investeringskosten van de energievoorziening op te nemen in de hypotheek en geen gebruik te maken van het voorstel van EERB. Daarentegen kan het contract ook ieder jaar worden afgekocht door de koper. Als het contract wordt afgekocht behoudt de koper vanaf de ingangsdatum van het contract 12,5 jaar recht op volledige garantie, gratis onderhoud en vervanging en de garantie van een jaarlijks energiegebruik van 0.
Duurzaamheidsrapportage RijswijkBuiten - 29 november 2012
18/20
8. Conclusie De werkgroep Duurzaamheid RijswijkBuiten heeft het afgelopen jaar, in een unieke samenwerking tussen het programmabureau Rijswijk, Merosch, Stadsgewest Haaglanden en Dura Vermeer, een verkenning gedaan naar de mogelijkheden om de hoge duurzaamheidsambities in het gebied handen en voeten te geven. De doelstelling was invulling geven aan de gestelde duurzaamheidsambities en de doorwerking hiervan met inbegrip van technische en economische aspecten van wijk tot aan woning. De focus lag hierbij op de consequenties op woningniveau en voor de eindgebruiker. In deze rapportage zijn de belangrijkste bevindingen weergegeven. Hiermee zijn de eerste stappen gezet naar een duurzame gebiedsontwikkeling. De vertegenwoordigde partijen hebben veel kennis gedeeld en vergaard. Hiermee is een initieel inzicht verkregen in het aspect Smart Grid, PV-ready bouwen, het opzetten van een expositiecentrum, de financiering en exploitatie duurzame energie, alternatieve verwarmingsconcepten en de wijze waarop kwaliteitsborging kan plaatsvinden. In de realiseringsfase zal echter ook de toekomstige bewoner van RijswijkBuiten betrokken moeten worden om de hoge duurzaamheidsambities ook daadwerkelijk waar te maken.
Duurzaamheidsrapportage RijswijkBuiten - 29 november 2012
19/20
Bijlagen
Duurzaamheidsrapportage RijswijkBuiten - 29 november 2012
20/20