Michael Maminski
7X700 Philosophy in Architecture 26 november 2013
[email protected] 0679411
Duurzaam structuralisme Overeenkomsten en verschillen in het werk van Lacaton & Vassal en Hertzberger’s Diagoonwoningen
Inleiding Regelmatig hoor ik medestudenten en architecten gebruik maken van termen als ‘multifunctioneel gebruik’, ‘ruimte toe-eigenen’ en ‘collectief gebruik’. Daarmee doelen zij vaak op de openheid, flexibiliteit en de gebruikersinvloed die hun ontwerp of gebouw incorporeert. Men spreekt dan bijvoorbeeld over ‘plekken die door de bewoners geannexeerd kunnen worden’; de stoep voor het huis waar men een bankje kan neerzetten of bloempotten kan plaatsen. Hoe bewonersinitiatieven worden ingezet om hele pleinen of straten ‘tot leven’ te laten komen. Of hoe het gebruik van bijvoorbeeld schuifwanden, een veelvoorkomend concept, verschillende soorten configuraties in de ruimte mogelijk maakt en dito pluriform gebruik suggereert. In de praktijk zie je regelmatig ontwerpen van dit kaliber, die op een succesvolle manier gerealiseerd zijn. Maar heel vaak ook niet. Ook ik betrap mijzelf geregeld op het gebruik van hierboven omschreven concepten en kwaliteiten in mijn ontwerpen. Ik denk dat deze concepten op zichzelf staand heel waardevol en bruikbaar zijn, maar ze worden vaak eenzijdig en oppervlakkig gebruikt, zonder dat men op de hoogte is van de echte betekenis ervan of de oorsprong kent van deze noties in de architectuur. Aan de hand van dit essay wil ik dit onderwerp kritischer bekijken en bepalen wat nu de echte overwegingen zijn om deze concepten toe te passen. Ik geloof dat een beter begrip van issues als flexibiliteit en gebruikersparticipatie ervoor zal zorgen dat dergelijke concepten met een hogere doeltreffendheid gebruikt zullen worden. Is het gebruik van deze concepten een ideologie of is het echt mogelijk ze op een juiste manier in te zetten? En zo ja, hoe manifesteren dergelijke concepten zich dan in gebouwde vorm? Op welke manieren zijn deze noties te interpreteren? Interactie in de architectuuropgave Met bovenstaande termen loop ik vooruit op enkele kenmerken van het structuralisme. Ontstaan aan het eind van de jaren 50, was het structuralisme een stroming die de destijds heersende gedachten in de architectuur en stedebouw wilde veranderen en andere/nieuwe vormen van gebruik wilde stimuleren. Zo hechtten de structuralisten veel waarde aan de relaties tussen sociale en gebouwde structuren.
1
1 Dirk van den Heuvel, The Agency of Structuralism, Open Structures: An Introductory Dossier on Dutch Structuralism, supplement bij Volume 35: Everything Under Control, p.3 2 Ibid., p.3 3 Tom Avermaete, The Agency of Structuralism, Open Structures: An Introductory Dossier on Dutch Structuralism, supplement bij Volume 35: Everything Under Control, p.3 4 Ibid., p.3 5 Herman Hertzberger, Ruimte maken, ruimte laten. Lessen in architectuur (Rotterdam: Uitgeverij 010 1996).
Hoewel het structuralisme eind jaren 80 in populariteit minderde en ‘old fashioned’1 werd gevonden, hebben de grondgedachten van het structuralisme in bepaalde mate altijd stand gehouden. In de jaren 80 kwamen bureaus als OMA en MVRDV op, die voortbouwden op het nalatenschap van het Nederlandse structuralisme.2 Maar ook het werk van het in Parijs gevestigde architectenbureau van Anne Lacaton & JeanPhilipe Vassal vertoont verwantschap met enkele basisprincipes van het structuralisme, ook al heb ik het ontwerpduo zelf nooit de term structuralisme in de mond zien nemen. Hun architectuur vormt zich namelijk rond noties als ‘openheid en generositeit’3 aldus Tom Avermaete, en ‘gebruikersinvloed’. Openheid houdt in dat het creëren van een complete architectuur die ‘af’ is, wordt vermeden. Daardoor moet de architect interacties aangaan met andere ‘spatial agencies’4, zoals gemeenschappen, bewoners en toekomstige gebruikers. Dit houdt sterk verband met generositeit wat in deze context het beste te omschrijven is als ‘gulheid’. Dat houdt de manier in waarop het gebouw in staat moet zijn toekomstige aanpassingen en veranderingen in functie te incorporeren. Lacaton & Vassal’s projecten gaan namelijk over het creëren van structuren of potentiële situaties waarbinnen zich flexibele en spontane functies en gebruiken kunnen manifesteren. Hertzberger benoemt dit fenomeen en spreekt over ‘ruimte maken, ruimte laten,’5 waarin hij het ‘loslaten’ van een gebouw aan de bewoner en/of gebruiker beschrijft om veranderingen en ander gebruik te stimuleren en plaats te laten vinden. Deze spontane ontwikkelingen in ruimtegebruik en structuur zijn daarnaast ook terug te vinden in met name het vroegere werk van Hertzberger. Onderzoeksvraag Dit essay heeft als doel te ondervinden wat de relaties, in de vorm van overeenkomsten en verschillen, zijn tussen de grondgedachtes van het werk van Lacaton & Vassal en van het structuralisme. Als casestudy voor deze analyse wordt een schoolvoorbeeld van het structuralisme in woningbouw, de Diagoonwoningen van Herman Hertzberger, vergeleken met het woningbouwproject in Mulhouse van Lacaton & Vassal. Welke houdingen hebben Lacaton & Vassal en de structuralisten? Welke houding dient er nu te worden aangehouden? Heeft deze houding of attitude relevantie en is deze bruikbaar binnen de architectuur? Het ontstaan van het Nederlands structuralisme Kritiek op de CIAM In 1928 verenigden enkele jonge Nederlandse architecten, aanhangers van Het Nieuwe Bouwen dat rond die tijd in opgang was, zich samen met wat collega’s uit het buitenland in het Congrès Internationaux d’Architecture Moderne (CIAM). Leden van het CIAM beroerden vernieuwingen binnen de moderne architectuur en zelfs maatschappij, die ontleed werd in aparte lagen. Het CIAM kreeg kort na de Tweede Wereldoorlog echter kritiek te verduren. Een groep architecten en CIAM-leden tekenden bezwaren aan de strenge scheiding van functies in de stedebouw en het ‘eenzijdige accent […] op
2
grote, hoge woongebouwen in het groen met een hoge woningdichtheid.’6 Leden van het zogenaamde Team X, dat ontstond bij de voorbereidingen van het tiende CIAM-congres in Dubrovnik in 1959, ‘zagen de stedebouw niet langer als een resultante van functies, maar als een materiële vorm van relaties.’7 Met leden als Jaap Bakema, Aldo van Eyck en Alison en Peter Smithson, demonstreerde het Team X tegen het functionalisme, doordat zij de mens en zijn relatie met de gebouwde omgeving als het ware ‘ontkenden’ en geen onderdeel lieten uitmaken van de architectuur.
6 Wim J. van den Heuvel, Structuralisme in de Nederlandse architectuur (Rotterdam: Uitgeverij 010 1992), p.10
De woningnood in naoorlogs Europa en ook Nederland, werd tot onvrede van het Team X tegemoet gekomen door monotone nieuwbouwwijken met portiekflats van maximaal vier verdiepingen hoog in strokenverkaveling. Het was een tijd van schaarste aan bouwmaterialen en waar kwantiteit de prioriteit had boven kwaliteit van woningen. Ook werd er nog volop op traditionele wijze gebouwd. De Existenzminimum, een door de CIAM vooroorlogse verworvenheid, broeide door tot na 1945, toen deze minimumeisen al snel de norm werden voor een groot gedeelte van de woningbouwprojecten. Strokenverkaveling bleek destijds een efficiënte en doeltreffende oplossing voor het realiseren van een zo groot mogelijk aantal woningen op de toen dure bouwgrond. Hoewel de CIAM in 1959 werd ontbonden, bleef men daarna grotendeels stug doorbouwen volgens deze ideologie.
9 Ibid., p.12
De Forumgroep en het structuralisme In datzelfde jaar destilleerde zicht uit het Team X in Nederland een beweging rondom het platform ‘Forum – maandblad voor architectuur en gebonden kunsten’. Met woordvoerders als Aldo van Eyck, Herman Hertzberg en Jaap Bakema – al gauw de ‘Forumgroep’ genoemd – uitten zij middels dit platform hun onvrede over het destijds heersende functionalisme en de CIAM nalatenschap. De Forumgroep leidde uiteindelijk tot een stroming die in de Nederlandse architectuur als het structuralisme bekendheid heeft gekregen.8 Naast het vinden van adequatere oplossingen voor de woningbouw, onder andere om de steden en dorpen weer leefbaar te maken, zochten de structuralisten naar samenhang en ‘core’9 in de maatschappij. Aldo van Eyck zegt: ‘Het gaat vandaag om het vinden van grote betekenisvolle structuren, die voor alle stedelingen herkenbaar zijn – en blijven, en waarin iedere stedeling zichzelf weer herkennen kan door hetgeen hij er zinrijk aan toe laat voegen of veranderen – van plaats tot plaats en van dag tot dag, vrij en naar eigen werkelijke behoefte.’10 De structuralisten stelden een geheel nieuw programma van kenmerken op dat de stroming zou typeren. De dialoog binnen-buiten werd een belangrijk kenmerk van het opkomende structuralisme, of zoals Joop Hardy het verwoordde met ‘het rijk van het tussen.’11 De overgangsgebieden tussen binnen en buiten moesten bewust als ‘ruimtelijke overgangen’12 vormgegeven worden. Een andere intentie van het structuralisme was de afstemming van ruimtelijke relaties en ontmoetingen
3
7 Ibid., p.10 8 Ibid., p.8
10 Ibid., p.14. Cursieven toegevoegd door auteur. 11 Ibid., p.12 12 Ibid., p.12
13 Ibid., p.20 14 Like Bijlsma, Madeleine Maaskant & Eireen Schreurs, Naar een pluriform maxihuis: Diagoonwoningen (19691970) van Herman Hertzberger. Groeiwoningen (1969-1972) van Van den Broek en Bakema, OASE: Tijdschrift voor Architectuur, #57 2001, p.53 15 Ibid., p.53 16 Herman Hertzberger, Lessons for Students in Architecture (Rotterdam: Uitgeverij 010 1996), p.157 17 zie: ‘De Worsteling: Herman Hertzberger vs Carel Weeber’, Rob Trip. NPS. 31-03-2000. Video. 18 Like Bijlsma et al., Naar een pluriform maxihuis: Diagoonwoningen (19691970) van Herman Hertzberger. Groeiwoningen (1969-1972) van Van den Broek en Bakema, p.56
op de specifieke menselijke behoeften. Individualiteit versus gemeenschap. Daarnaast gaf een ruimte-structurerende constructie gestalte aan de groei en samenhang van de afzonderlijke delen en functies van het gebouw. Daarbij hoorde ook flexibiliteit, omdat er rekening moest worden gehouden met toekomstige aanpassingen en vormen van gebruik. Tot slot diende een meervoudig grondgebruik en stedelijke inpassing de ‘monofunctie’13 van door de CIAM gedicteerde woongebieden omgezet worden in een vermenging van functies. Diagoonwoningen In de jaren 1969-1970 bouwde Herman Hertzberger de Diagoonwoningen in Delft. Het bezit als een van de eerste woningbouwexperimenten in Nederland volgens de idealen van de Forumgroep, vele kenmerken van het structuralisme. Deze woningen bieden bovendien de mogelijkheid om via een ‘open plattegrond’14 nieuwe invulling te geven en waarin ‘de bewoner vervolgens zelf zijn huis kon bouwen.’15 De woningen bestaan uit twee vaste kerngedeeltes: de keuken en de natte cel, en het trappenhuis. Daartussen bevindt zich een vide waaraan split level een aantal even grote ruimtes/vloeren zijn gekoppeld. De vide in het midden van de plattegrond zorgt voor een reeks ruimtelijke relaties tussen de verschillende ruimtes. Deze ruimtes kunnen in principe elke mogelijke functie huisvesten. Hertzberger geeft de bewoners de mogelijkheid eigen invulling te geven aan het gebruik en de organisatie van de woning. ‘The plan is, to some extent, indefinitive, so that occupants themselves will be able to decide how to divide their living space – where they want to sleep, where to eat and so on.’16 Zo werd bovendien een beroep gedaan op de flexibiliteit van de woningen. Het ontwerp voor de Diagoonwoningen kwam wel met een kleine catalogus voor bewoners, met daarin suggesties voor inbouwmogelijkheden per ruimte. Flexibiliteit en structuur Hoewel een duidelijke ruimte-structurerende constructie ontbreekt, is het casco van het huis, uitgevoerd in de metselwerk betonblokken (tot ergernis van Carel Weeber17) en betonvloeren, het structurerende element van de woningen. Deze zijn namelijk zowel van binnen als van buiten waarneembaar en zorgen ervoor dat eventuele individuele aanpassingen begrensd worden en een ‘wanordelijk beeld’18 wordt voorkomen. Zo kan bijvoorbeeld het afsluiten van het met drie muren omringde verhoogde terras aan de tuinzijde van de woning dienen als uitbouw van de woonkamer. Ook op de dakterrassen ontwerpt Hertzberger mogelijkheden om de ruimte vrijblijvend en naar eigen inzicht op te delen. Een constructie van metalen buizen nodigt de bewoners uit hier lichtgewicht materialen aan te hangen bij wijze van afscheiding van de buren. De dakverdieping biedt bovendien ook de mogelijkheid om een extra kamer uit te bouwen. De overdekte open ruimte
4
Diagoonwoningen 1 Axonometrie van woningen en perspectivische doorsnede 2 Schema van de twee vaste kerngedeeltes en de split level vloeren 3 Plattegronden en doorsnede
5
Diagoonwoningen 4, 5 Publiek-private ruimte aan de voorkant van de woningen 6, 7 Voorbeelden van een uitbouw van de woonkamer aan de tuinzijde 8 Catalogus voor bewoners, met daarin suggesties voor inbouwmogelijkheden per ruimte
6
Woningen in Mulhouse 9 Gevelaanzicht waarin duidelijk de twee bouwlagen te zien zijn 10 Exterieur 11, 12, 13, 14 Interieurimpressies
7
Woningen in Mulhouse 15, 16 Plattegronden, doorsnedes en diagram
8
op de begane grond aan de voorzijde van de woningen dient als carport. Deze ruimte kan echter eenvoudig omgetoverd worden tot een leef- of werkruimte door eenvoudig te plaatsen garagedeuren. Tot slot kunnen de bewoners ook hun eigen invulling geven aan de gevel. De structuur van zwart geverfde kozijnen ligt vast, maar er kunnen naar wens vaste, draaiende of dichte geveldelen geïmplementeerd worden. Hoewel de meeste aanpassingen en flexibiliteit zich aanwenden tot het interieur, speelt ook de openbare buitenruimte voor het huis mee in dit spel. De ruimte voor het huis is namelijk niet vormgegeven als een ‘gewone’ tuin, maar is uit betonnen stoeptegels vervaardigd. Bewoners kunnen deze ruimte claimen en zelf invullen door bijvoorbeeld stoeptegels te vervangen door planten. Op deze manier creëren ze een ‘tussenruimte’ tussen de openbare weg en het private huis, afgestemd op hun persoonlijke behoeftes en elan. Genereuze woningbouw in Mulhouse Hoewel de Diagoonwoningen een belangrijk woningbouwexperiment zijn geweest en hun architectonische waarde en belang zeker wordt erkend, zijn er in Nederland en in het buitenland daarna ronduit weinig dergelijke experimenten meer uitgevoerd, laat staan dat ze de norm zijn geworden in de woningbouw. Men bouwt momenteel nog overwegend traditioneel, met sporadisch uitzonderingen die de huidige manier van wonen opnieuw ter discussie stellen. Het werk van Franse architecten Lacaton & Vassal behoort echter tot deze laatste categorie. Hun woningbouwproject in Mulhouse, in het noordoosten van Frankrijk, stelt de woningbouwnormen van tegenwoordig ter discussie en incorporeert concepten als openheid en gebruikersinvloed in het ontwerp. Dit project, uitgevoerd in 2005, bestaat uit veertien eengezinswoningen en is onderdeel van een veel groter woningbouwproject van 61 woningen welke door teams van verschillende (bekende) architecten in een uitbreidingswijk van Mulhouse zijn gerealiseerd. De veertien rijwoningen staan op een kavel van ongeveer 65 bij 26 en bestaan uit twee bouwlagen. Op de begane grond is een drie meter hoge betonnen kolom- en balkconstructie opgetrokken die als het ware een plateau vormt voor de bovengelegen tuinbouwkassen. Deze kassenstructuur is vervaardigd uit gegalvaniseerd staal en transparante polycarbonaat platen en omslaat drie hele beuken over de gehele lengte van de kavel. Twee beuken zijn geïsoleerd en verwarmd en kunnen getypeerd worden als ‘daadwerkelijke’ woning, terwijl de derde beuk dient als een wintertuin en wordt geventileerd door het dak en de façade. De rasterachtige kolomconstructie van de begane grond wordt vrij opgedeeld door schuin geplaatste wanden die taps toelopende ruimtes creëren van verschillende beukbreedtes. De woning die op de begane grond een smalle beukmaat heeft, heeft op de verdieping een bredere beukmaat, en vice versa. Om en om hebben beslaan deze
9
19 Joop Hardy in: Wim J. van Heuvel, Structuralisme in de Nederlandse architectuur, p.12
beukmaten enerzijds de slaapgedeeltes en anderzijds de woonruimte. Door deze schakeling van brede en smalle beuken ontstaat in langsdoorsnede een schakeling van L-vormen. Ruimte-structurerende constructie Terwijl Hertzberger de ruimte-structurerende constructie van zijn Diagoonwoningen tot een constant aanwezige kader maakt, is van een dergelijke constructie conform structuralistische kenmerken bij de Mulhouse woningen minder sprake. De ‘vaste kern’ in de vorm van het betonnen plateau, maakt additionele ruimte mogelijk doordat het plaats biedt aan lichte, industriële tuinbouwelementen. Deze delen de ruimte in dwarsrichting op in drie gelijke delen. Zelfs de schuin staande wanden op de begane grond kunnen als uitsluiteind ruimte-scheidende wanden worden gekenmerkt, aangezien de rasterachtige kolomstructuur de draagfunctie bezit. In die zin zijn de kolommen de ruimte-structurerende constructie en al het andere flexibele invulling. Een overvloed aan ruimte Lacaton & Vassal stappen af van het idee van de reguliere, standaard sociale woningbouw. Deze vorm van woningbouw, die massaal wordt toegepast (niet alleen in Nederland maar ook in Frankrijk), baseert zich nog grotendeels op de CIAM gedicteerde Wohnung für das Existenzminimum uit 1929. Deze vorm van bouwen gaat namelijk uit van het feit dat een minimaal budget ook minimale ruimte oplevert. Lacaton & Vassal keren zich, net als de structuralisten, af tegen deze Existenzminimum. De woningen in Mulhouse bevatten in vergelijking met de meeste gestandaardiseerde sociale woningbouw een veel groter oppervlak en ruimtelijke kwaliteiten, iets wat de Diagoonwoningen met hun standaard breedte van zeven meter in principe ook delen. Het doel in Mulhouse was om voor hetzelfde budget, een aanzienlijke extra hoeveelheid ruimte te creëren volgens het loft-principe. De surplus aan ruimte – bovendien ruimte zonder programma, aanvankelijk ongedefinieërd door de architecten – biedt vervolgens mogelijkheden tot polyvalent gebruik en dit idee wordt weldra geëxploiteerd door de bewoners. Ruimtelijke extensies Ruimtelijke relaties en ontmoetingen ontstaan in de woningen in Mulhouse door gebruik te maken van twee vreemd aan elkaar zijnde typologieën, namelijk de woning en de tuinbouwkas. De kas dient namelijk als een buffer tussen het interieur en de buitenlucht, zowel in klimatologische als in programmatische zin. In de zomer dient het door de aangename buitentemperaturen en goede ventilatie als een permanent buitenverblijf; een extensie van de woonkamer. In de winter wordt de kas echter door de zon verwarmd en kan men tot laat in het jaar gebruik maken van deze extra huiskamer. De ruimte behoort echter in beide gevallen noch buiten, noch binnen toe, maar dient als een uitvergrote schakel uit ‘het rijk van het tussen.’19
10
Intrinstieke potentie Lacaton & Vassal’s huizen zijn vaak opgebouwd uit een soort van kern; het ‘echte’ huis met gefixeerde ruimtes van het programma van eisen. Deze kern is uiteraard volledig geïsoleerd, verwarmd en afgesloten (wind/waterdicht). Deze wordt vervolgens uitgebreid met de zogenaamde surplus ruimte – de wintertuin bijvoorbeeld. Door te besparen op de kosten van het ‘echte’ huis, blijft er in principe budget over om extra ruimte te creëren. Deze besparing uit zich in het toepassen van ‘goedkope materialen’ als golfplaat, multiplex, lichtgewicht aluminiumconstructies en polycarbonaat. Deze materialen zijn bij Lacaton & Vassal dan ook geen ‘moralistic aesthetic’20 of een poging om een populaire ‘trash-esthetiek’21 te willen creëren. Noch proberen ze hiermee te besparen op het budget. Nee, ze gebruiken het hele budget, maar creëren daarmee twee keer de hoeveelheid ruimte dan de opdracht eigenlijk opgeeft. ‘In this context the most important quality of the surplus space is not the additional room but rather the extra potential, the added life and experience. This plus is ultimately luxury for Lacaton & Vassal.’22 Met dit extra potentieel raken zij in principe aan een grondgedachte van het structuralisme, echter met een andere fysieke uitwerking. Lacaton & Vassal creëren namelijk reeds bij oplevering al deze extra ruimte. Ruimte die bovendien nog eens potentie heeft tot flexibele invullingen en gebruiken. Dit in tegenstelling tot de Diagoonwoningen die alleen suggesties hiertoe laten zien. Of de bewoner hier gebruik van gaat maken, is een ander punt en vaak geldt dat er extra energie en geld in moet worden gestoken om dit te bewerkstelligen. Bij de woningen in Mulhouse is de potentie reeds intrinsiek in het gebouw aanwezig. De bewoner kan er haast niet omheen hier gebruik van de maken; het is er. Het dwingt de bewoner – op een positieve manier – anders met ruimte om te gaan. Individualiteit De kaalheid en gebrek aan afwerking in Lacaton & Vassal’s architectuur biedt de mogelijkheid om een eigen stempel te drukken op ‘het wonen’. Niet alleen in het project in Mulhouse, maar ook in het Latapie huis en het huis in Coutras, dient het hele huis als een ‘prikbord’ voor allerlei persoonlijke invullingen, meubels en spullen. Het meubilair, de planten, de accessoires, kerstverlichting en gordijnen bepalen de individualiteit en beeld van de woning. In die zin is het gebouw zelf de structuur of de drager voor het faciliteren van de mogelijkheden. Conclusie Ondanks verschillende vertrekpunten, delen Lacaton & Vassal in hun projecten enkele kenmerken met de Nederlandse structuralisten. In het woningbouwproject in Mulhouse wordt gebruik gemaakt van een ruimtestructurerende constructie die echter minder aanwezig is in het exterieur dan de constructie van de Diagoonwoningen. Wel blijft een industriële efficiëntie en eenvoud overeind waarbij niet wordt geschroomd de constructie in
11
20 Ilka & Andreas Ruby in: 2G Libros. Lacaton & Vassal (Barcelona: Editorial Gustavo Gili 2006), p.13 21 Steven Wassenaar, De Schoonheid van Vergankelijkheid. Palais de Tokyo in Parijs. Archis #1 2002, p.94 22 Ilka & Andreas Ruby in: 2G Libros. Lacaton & Vassal, p.15
het zicht te laten. Net als in de Diagoonwoningen, maakt de resulterende rauwheid annexatie en verpersoonlijking van de ruimte mogelijk. De wens tot polyvalent ruimtegebruik is in beide projecten aanwezig. In Mulhouse is bij het ontwerp en de bouw intrinsiek reeds extra ruimte gecreëerd, terwijl bij de Diagoonwoningen het initiatief volledig aan de bewoners moet worden overgelaten. Beide projecten delen daarnaast een wens tot rijke schakeringen tussen de verschillende woongedeeltes. Lacaton & Vassal maken gebruik van een tuinbouwkas op de woning om een overgangsgebied tussen binnen en buiten te faciliteren, maar ook om het wonen een nieuwe definitie te geven. Er is echter geen sprake van een ‘verbindende’ factor tussen de woonverdiepingen, zoals de vide in de Diagoonwoningen. Reflectie Ik geloof nog steeds in concepten als openheid, flexibiliteit en gebruikersinvloed. Ik denk dat ze een verrijking kunnen zijn van onze gebouwde omgeving en bovendien een rijk en interessant spectrum aan ruimtelijke en sociale relaties kunnen bewerkstelligen. Hertzberger’s Diagoonwoningen zijn daarvan interessante voorbeelden met hun uitgesproken plastiek en structuralistische opzet die in grondgedachte in mijn optiek heel waardevol is. Daarentegen is de ruimtelijke uitwerking en materialisatie gedateerd. De ruimtes die eventueel uitgebouwd kunnen worden, of bij de woning betrokken kunnen worden, liggen op voorhand vast. Bovendien zijn ze relatief klein en ik vraag me af wat de nuttige relevantie is van een toe-eigening. Je blijft altijd binnen de vooraf opgelegde structuur. Ik kan me ook voorstellen dat men tegenwoordig wat meer ruimte en vrijheid wil. De woningen van Lacaton & Vassal bieden deze vrijheid. Ze behouden een wens om interessante en rijke schakeringen binnen een gebouw te creëren en vooral het sociale aspect waar het structuralisme op doelde, te behouden. De ideologie van Lacaton & Vassal is echter ook gebonden aan een bepaalde periode en tijdelijke populariteit. In die zin zijn zij ook maar een van de velen die de grenzen van het wonen willen herdefiniëren en op zoek gaan naar manieren om het sociale aspect, de binding tussen de mens en zijn omgeving, te waarborgen. Dit is een belangrijk proces, dat iedere keer nieuwe betekenis krijgt en zich moet blijven ontwikkelen. Ook nu nog.
Afbeeldingen 1 Wim J. van den Heuvel, Structuralisme in de Nederlandse architectuur (Rotterdam: Uitgeverij 010 1992), p.113
3 Wim J. van den Heuvel, p.114
2 Herman Hertzberger, Lessons for Students in Architecture (Rotterdam: Uitgeverij 010 1996), p.157
6 Herman Hertzberger, p.159
4, 5 Herman Hertzberger, p.41
7 Herman Hertzberger, p.160 8 Herman Hertzberger, p.158
12
9 Monica Gili, 2G Libros. Lacaton & Vassal (Barcelona: Editorial Gustavo Gili 2006), p.51 10 Monica Gili, p.50 11, 12, 13, 14 Monica Gili, p.53 15, 16 Monica Gili, p.49