dinsdag 6 mei 2014 - jaargang 17 nummer 4 | Energie Actueel verschijnt 10 keer per jaar | Oplage 3.000 | Abonneren via www.energieactueel.nl
‘Goed werkende Europese energiemarkt is slechts kwestie van tijd’ Geert Moelker en Dennis Hesseling (ACER)
3 ArenA vol zonnepanelen De Amsterdam ArenA heeft binnenkort 4.200 zonnepanelen op haar dak liggen, over een oppervlak zo groot als het voetbalveld. Het zonnedak gaat jaarlijks 930.000 kWh opwekken. Dat staat gelijk aan 10% van het totale verbruik van de ArenA en het jaarverbruik van 270 huishoudens. De aanleg van het zonnedak heeft 1,6 miljoen euro gekost en is uitgevoerd door Green Deal-partners Nuon, BAM en Arcadis van de ArenA. Deze partners helpen de ArenA in 2015 per saldo klimaatneutraal te zijn.
Special over stroomopslag: een nieuwe industrie
4-5
2
Teleurstellende start voor Britse Green Deal
6
Wereldwijde interesse voor opgebouwde expertise Demonteren Duitse kerncentrales duurt decennia
Duitse Energiewende hervormd: ‘complexiteit onderschat’ dreigden te gaan, waarschuwt minister Sigmar Gabriel (SPD) van Economische Zaken en Energie. In zijn hervormingsvoorstellen kiest Gabriel, volgens critici, te zeer de kant van de industrie. Honderden energie-intensieve Duitse ondernemingen blijven vrijgesteld van de extra belasting voor groene stroom. En de burgers draaien op voor de kosten: van de 220 euro die een De kosten ervoor lopen gierend uit de hand en er ontstaat economische scheefgroei, waar- Duits driepersoonshuishouden jaarlijks door tienduizenden arbeidsplaatsen verloren betaalt voor de zogeheten Ökostrom-Umlage DOOR WIERD DUK, BERLIJN
Een succes voor de Duitse industrie, maar een belasting voor de burgers. De Duitse Energiewende, het monsterproject waarin de overgang naar de productie en het gebruik van groene stroom wordt geregeld, wordt hervormd.
Energie Actueel is ook digitaal beschikbaar:
Onderschat
Maar Gabriel heeft meer problemen dan ontevreden burgers. “De waarheid is dat de Energiewende dreigt te mislukken”, gaf hij deze maand toe tijdens een bedrijfsbezoek. “We hebben in alle opzichten de complexiteit ervan onderschat.” Om de Energiewende aan te zwengelen, stroomt veel te veel geld aan toe-
Zweedse consument vindt meteraflezing per uur te riskant en te lastig DOOR WIM VERSEPUT, KOPENHAGEN
De in oktober 2012 ingevoerde aflezing per uur van de elektriciteitsmeters in Zweden krijgt de handen van de consumenten maar in zeer bescheiden mate op elkaar. Slechts 9.000 afnemers maken tot dusver gebruik van deze faciliteit.
Dat constateert de energiemarkttoezichthouder Energimarknadsinspektionen (EI) in een evaluatie na het eerste jaar. Brancheorganisatie Svensk Energi toont zich niet verrast. “Dit contracttype is nog nieuw en daar komt bij dat de stroomprijs het afgelopen jaar relatief stabiel en laag was”, merkt netchef Anders Richert op. Volgens hem is het ook zo dat velen terugdeinzen voor de financiële risico’s en het feit dat je wel actief betrokken moet zijn bij de prijsontwikkeling en je verbruik. Over de streep
energieactueel.nl
geldt 45 euro als compensatie voor de industrie-kortingen.
De aflezing per uur werd ingevoerd met het oog op de energietransitie en de verbetering van de competitie op de markt. Hoe vaker een meter wordt
afgelezen, des te beter een afnemer met de inzet van zijn elektrische apparatuur kan inspelen op de prijs van de stroom. Om de consument over de streep te trekken moeten er volgens Svensk Energi diverse initiatieven worden genomen. De meterregistratie dient verder te worden ontwikkeld, zonder dat het ingewikkelder wordt. Zo zou bijvoorbeeld de mogelijkheid kunnen worden geboden om de meetwaardes in real time te laten zien. Het belangrijkste is dat de klant echt het gevoel krijgt dat er geld kan worden bespaard. Dat zou ook kunnen door de betaling voor de zelf geproduceerde stroom te vereenvoudigen. Richter: “Eigen elektriciteitsproductie vergroot waarschijnlijk bij de consument het besef over de waarde en het belang van de beschikbaarheid van stroom. Wij pleiten er al diverse jaren voor dat de klanten hun eigen productie kunnen verrekenen met het verbruik. Onlangs zijn er wetsvoorstellen ingediend voor belastingaftrek voor wat zelf wordt geleverd. Dat is in ieder geval een stap in de goede richting.”
slagen en subsidies – jaarlijks 23 miljard euro – naar de groene stroomsector, vindt Gabriel. “Dat is in geen enkel land ter wereld zo.” Dus trapt de minister op de rem. Er moet in een lager tempo op groene stroom worden overgeschakeld. Bovendien moeten windmolens en zonnepanelen van het staatsinfuus: de sector moet zich eindelijk onderwerpen aan de wetten van de markt. Bestaande subsidieregelingen – die soms decennia gelden – blijven nog wel van kracht.
Nieuwe ingrepen
De kiezers was door de coalitie van Gabriels SPD en de CDU/CSU van bondskanselier Angela Merkel een daling van de stroomprijs in het vooruitzicht gesteld. Maar dat zit er niet in. Ondanks de nieuwe ingrepen zal die prijs naar verwachting de komende jaren blijven stijgen. Consumentenorganisaties schilderen Gabriel, die leider is van de sociaaldemocratische SPD, daarom af als Genosse der Bosse: de ‘kameraad van de bazen’.
Noren pleiten voor duidelijke rol aardgas in EU-energievoorziening DOOR WIM VERSEPUT, KOPENHAGEN
van hernieuwbare energiecapaciteit wordt gecombineerd met een groeiend steenkoolverbruik is niet houdbaar, want dat draagt niet echt bij aan de reductie van de CO2-emissies,” aldus Bjørnson.
Volgens Statoil-gastopman Rune Bjørnson is dat de voorwaarde voor de bereidheid van het concern en zijn concurrenten en medespelers op het Noorse plat om door te gaan met investeringen in de uitbouw van nieuwe velden en nieuwe transportinfrastructuur. Noors aardgas is weliswaar al tientallen jaren niet meer weg te denken van de Europese markt, maar de afgelopen jaren stagneert de groei van de afzet. Bjørnson erkent dat de zwakke economische ontwikkeling daaraan ook debet is, maar belangrijker nog is dat Brussel niet in staat is gebleken een energiebeleid op te zetten waarin aardgas één van de hoofdrollen is toebedeeld bij de bevoorrading. Dat moet echter wel, vindt Bjørnson, tenminste als de EU erin wil slagen zijn energiepolitieke doelstellingen in te vullen zonder tegelijkertijd de concurrentiepositie van de industrie op de tocht te zetten. “De huidige politiek waarin de gesubsidieerde uitbouw
Export naar Europa
De Noorse oliemaatschappij Statoil doet een beroep op de EU om een duidelijke energiepolitiek te voeren waarin gas een sterkere plaats krijgt.
Noorwegen wil graag aardgas exporteren naar Europa. Het probleem is echter dat het land de laatste jaren toenemende concurrentie is gaan ondervinden van Rusland, onder andere door de aanleg van de Oostzee-pijpleiding North Stream. De politieke spanning die wegens Oekraïne is ontstaan tussen Rusland en de EU biedt de Noren nieuwe kansen. De vraag is echter wat er op langere termijn gaat gebeuren. Harald Claes, expert internationale energiepolitiek en hoogleraar aan de universiteit van Oslo, meent dat een handelsconflict tussen Rusland en de EU net zo goed nieuwe hoofdbrekens kan veroorzaken. “Als Rusland zondebok wordt en Europa zich onafhankelijk wil maken van de Russische leveranties, kunnen ze Noorwegen om meer gas vragen, maar het kan ook gebeuren dat ze zich helemaal proberen vrij te maken van gas.”
2 ECONOMIE markt & bedrijven Energie Actueel | jaargang 17, nummer 4 | dinsdag 6 mei 2014
Teleurstellende start voor Britse Green Deal DOOR ARJAN SCHIPPERS, LONDEN
er binnen een jaar meer dan 10.000 Green Deal contracten zouden zijn getekend. Eind december stond de teller echter op 1612, waarvan er 626 waren uitgevoerd. In het nieuwe jaar ging het nog langzamer; in februari werden er bijvoorbeeld maar 33 nieuwe contracten getekend.
De Green Deal werd met veel fanfare aangekondigd: het zou een ware transformatie teweeg brengen in de verouderde Britse woningvoorraad, waar warmte met tonnen tegelijk weglekt door slecht geïsoleerde daken, ramen en muren. Via de Green Deal kunnen huiseigenaren na gedegen advies een lening krijgen om efficiëntere boilers, dubbele beglazing en andere isolatiemaatregelen te laten installeren. De lening wordt terugbetaald via (besparingen op) de energierekening. Na een vertraging van ruim een jaar waren de verwachtingen hooggespannen. Staatssecretaris voor energie Greg Barker ging ervan uit dat
Kat uit de boom kijken
In januari vorig jaar ging in Groot-Brittannië de zogeheten Green Deal van start: een regeling die miljoenen woningen energiezuiniger moet maken. Maar de resultaten vallen tot nu toe flink tegen.
De teleurstellende cijfers kunnen op allerlei manieren worden verklaard. Onbekendheid met de regeling, een gebrek aan officieel goedgekeurde bedrijven die de Green Deal uitvoeren, vertraging bij de speciaal opgezette Green Deal Finance Company en softwareproblemen bij de inspecteurs worden allemaal aangevoerd als verklaringen voor de langzame start. Ook zouden veel mensen liever nog even de kat uit de boom willen kijken. De leningsvoorwaarden zouden ook niet de meest gunstige zijn. Toen de Green Deal Finance Company in een advertentie riep dat het de goed-
koopste leningen verstrekte, werd het door de Reclamecommissie op de vingers getikt. Energieminister Ed Davey geeft toe dat de cijfers teleurstellend zijn, maar zegt ook dat het plaatje niet volledig is. Zo’n 160.000 huiseigenaren hebben volgens hem een Green Deal advies aangevraagd en een rapport met aanbevelingen gekregen. Veel woningbezitters kiezen ervoor de verbeteringen op een andere manier te financieren dan via de Green Deal; anderen voeren maar een deel van de aanbevelingen uit.
vastgelegd dat de huurder betaalt, totdat hij uit de woning vertrekt. Ook wordt getracht de Green Deal aantrekkelijker te maken voor bedrijfspanden. Verdere aanpassing van de regeling is hard nodig omdat het tempo waarin de woningvoorraad energiezuiniger wordt gemaakt nu veel te laag ligt. Oppositiepartij Labour heeft al aangekondigd dat de Green Deal wordt afgeschaft als
het de verkiezingen in 2015 wint, maar laat nog in het midden wat ervoor in de plaats zal komen. Er is ook goed nieuws: het aantal bedrijven dat zich heeft laten accrediteren om de Green Deal uit te voeren is de afgelopen maanden sterk gestegen. Kennelijk zien zij er wel een aantrekkelijke markt in. Het komend jaar zal waarschijnlijk beslissend zijn voor het succes van de Green Deal.
Deze lijst wordt samengesteld door de Ethisphere Institute, een Amerikaans onderzoekscentrum. De plek van Iberdrola op deze lijst hield direct verband met een besluit van Iberdrola uit 2012. Het management meende toen dat de transparantie van het beleid van Iberdrola moest gaan voldoen
aan de ‘hoogste internationale standaarden’. Op de lijst van het Ethisphere Institute over 2014 staan 144 ondernemingen, voornamelijk Amerikaanse. Iberdrola is het enige Spaanse bedrijf. Geen enkele Nederlandse onderneming kon voldoen aan de ethische normen van het Ethisphere Institute.
Aantrekkelijk
Het belangrijkste, aldus het ministerie, is dat men goed advies krijgt en actie onderneemt. Intussen wordt er hard aan de regeling gesleuteld om er wat meer vaart in te krijgen. Zo is de regeling aantrekkelijker gemaakt voor verhuurders. Er bestond onduidelijkheid over de vraag of de huurder of de verhuurder aansprakelijk is voor het terugbetalen van de lening. Er is nu duidelijk
Green Deal en de huiseigenaar Wat betekent de Green Deal voor een huiseigenaar? Eerst moet een (speciaal geaccrediteerde) adviseur langskomen om een rapport op te stellen met aanbevelingen voor noodzakelijke of wenselijke energiebesparende maatregelen voor de woning. Dat rapport bevat ook een inschatting van de kosten en potentiële besparingen. De huiseigenaar telt voor deze inspectie ongeveer 150 euro neer. Met het rapport in de hand kan
hij vervolgens naar een zogeheten Green Deal Provider. Dat kan een geaccrediteerd installatiebedrijf zijn maar ook een energiebedrijf. Die Provider stelt een offerte op en heeft toegang tot de speciale leningen. Als de huiseigenaar akkoord gaat, ondertekent hij een Green Deal Plan, in feite een contract met de Provider, die er vervolgens voor zorgt dat de werkzaamheden worden uitgevoerd en gefinancierd. De lening wordt afbetaald via de energie-
rekening, waarbij de gouden regel is dat de (geschatte) maandelijkse besparing op de energierekening hoger moet zijn dan de afbetaling. De energieleverancier betaalt het bedrag dat iedere maand wordt geïnd terug aan de Green Deal Provider. Bij verhuizing neemt de nieuwe eigenaar of huurder de lening over, maar geniet natuurlijk ook van het voordeel van een goed geïsoleerde woning met lagere maandelijkse lasten.
De trofeeën van Iberdrola en Gas Natural Fenosa DOOR PETER WESTHOF De elektriciteitsopwekking in Spanje is sinds jaar en dag in handen van een beperkt aantal bedrijven: Endesa, Iberdrola en Gas Natural Fenosa. Met 10 miljoen klanten mag Endesa, dochterbedrijf van het Italiaanse Enel, zich de marktleider in Spanje noemen. De andere twee volgen op gepaste afstand, al heeft Iberdrola wel de grootste waarde op de beurs in Madrid. Maar welk bedrijf, Iberdrola of Gas Natural Fenosa, is het meest geliefd, het meest groen, of het meest ethisch? Daar leek de laatste tijd een ware strijd over te zijn uitgebroken.
Gas Natural Fenosa en Iberdrola delen met elkaar een verleden van beoogde fusies en overnames. Gas Natural Fenosa ontstond in 2009. Gas Natural nam toen concurrent Unión Fenosa over voor zo’n 16,8 miljard euro. De grote veranderingen op de internationale energiemarkt waren volgens de bedrijven de belangrijkste drijfveren voor het samengaan. Ook Iberdrola had eerder een oogje laten vallen op Unión Fenosa, maar die plannen gingen niet door. Eerder, in 2003, wilde Gas Natural het grotere Iberdrola overnemen, maar dat werd toen geblokkeerd door de Spaanse regering. De geringe concurrentie op de Spaanse energiemarkt zou hierdoor nog meer beperkt worden. Gas Natural Fenosa mag dan een maatje kleiner zijn dan concurrent Iberdrola, het is volgens de jaarlijkse lijst van het blad Fortune wel “het meest geliefde Spaanse energiebedrijf ”, meldde Gas Natural Fenosa recent met gepaste trots. In dit jaarlijkse lijstje, samengesteld op basis van de voorkeuren van analisten en topmensen in het bedrijfsleven, bekleedt Apple de eerste plaats,
gevolgd door Amazon en Google. Gas Natural Fenosa heeft geen plek in de top-50 gekregen, maar wel een score: 6,6. Dat is gelijk aan E.On. Ook een onderneming als Gazprom heeft een score gekregen, maar utilities als Iberdrola en Endesa zijn niet bij de ‘World’s Most Admired Companies’ terug te vinden. Gas Natural Fenosa stelt ook dat het zelf een zeer duurzaam bedrijf is. Het wijst daarbij op de noteringen in de verschillende indices. Zo is Gas Natural Fenosa voor het tiende jaar op rij in de FTSE4Good opgenomen. Dit is een index die een bedrijf beoordeelt op duurzaamheid en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Daarnaast is het bedrijf voor het zesde jaar achtereen in de Europese DJSI opgenomen. Deze index beoordeelt Europese bedrijven eveneens op hun duurzame activiteiten. In de smaak bij analisten en beleggers
Op zijn beurt claimt Iberdrola dat het goed in de smaak valt bij analisten en beleggers. Gekeken
naar de ontwikkeling van het aandeel op de Spaanse beurs is dat begrijpelijk. In mei vorig jaar noteerde het aandeel nog beneden de 4 euro, maar onlangs klom het boven de 5 euro en dat is in één jaar tijd een forse stijging (+25%). De topman van Iberdrola, Ignacio Galán, werd onlangs door de Institutional Investor Research Group uitgeroepen tot beste topman van alle Europese utilities. Bovendien werd hij door deze organisatie, waarin een groot aantal analisten en beleggers is vertegenwoordigd, bekroond tot beste Spaanse CEO. Financieel topman José Sáinz Armada viel eveneens in de prijzen. Voor het vierde jaar op rij was hij de beste financiële topman bij de Europese utilities. Ook op het vlak van ethisch handelen scoort Iberdrola hoog. ‘Corporate governance’ is een thema dat een paar jaar geleden veel meer in de publiciteit stond, maar Iberdrola meldde laatst wel dat het op de lijst ‘2014 World’s Most Ethical Company’ was beland.
Best en slechtst presterende beursfondsen Periode 31 maart t/m 28 april 2014 best presterende
EDP
2,98%
Endesa
2,59%
Scottish & Southern
1,28%
Gasnatural - Union Fenosa
1,17%
Centrica
1,15%
minst presterende
Enel
-1,22%
Iberdrola
-2,75%
E.On
-3,31%
GdF Suez/International Power
-4,28%
RWE
-8,11%
3 INTERVIEW toezicht Energie Actueel | jaargang 17, nummer 4 | dinsdag 6 mei 2014
Geert Moelker en Dennis Hesseling (ACER)
‘Goed werkende Europese energiemarkt is slechts kwestie van tijd’ DOOR ALEXANDER HAJE Een goed werkende, geïntegreerde Noordwest-Europese energiemarkt lijkt slechts een kwestie van tijd, zeggen Geert Moelker en Dennis Hesseling van ACER, Agency for the Cooperation of Energy Regulators. “Er is de afgelopen tien jaar al veel bereikt. Zowel op gas- als elektriciteitsgebied.”
Moelker is manager groothandelsmarkt elektriciteit bij de Autoriteit Consument & Markt (ACM) en tevens vicevoorzitter van de ACER en de CEER Electricity Working Group die zich bezighoudt met de groothandel in elektriciteit. Zijn ACM-collega Hesseling is sinds ruim een jaar hoofd van de gasafdeling van ACER en werkzaam in Ljubljana, Slovenië. Daarvoor werkte hij tien jaar bij de NMa. Beiden zijn van mening dat er nog belangrijke stappen moeten worden gezet om tot een echte Noordwest-Europese energiemarkt te komen. Maar dat die er komt is zo goed als zeker, stellen zij. Verschillende markten
- We praten gemakshalve over één NoordwestEuropese energiemarkt. Maar kun je de gasen elektriciteitsmarkt wel over één kam scheren? Moelker: “Ja en nee. Er zijn grote verschillen, maar elektriciteit wordt vaak ook gemaakt met gas. Ze staan dus niet los van elkaar.” Hesseling: “Technisch gezien zijn het verschillende markten. Tegelijkertijd zie je dat een belangrijk deel van de wetgeving hetzelfde is voor de Europese gasmarkt en de Europese elektriciteitsmarkt. Ook de instrumenten op gas- en elektriciteitsgebied vertonen veel gelijkenis. Zoals bij het infrastructuurpakket. Bij het beoordelen van investeringen op infrastructureel gebied worden vaak dezelfde middelen toegepast. Maar in de praktijk zijn er ook grote afwijkingen. Zo zijn de Europese netwerkcodes voor elektriciteit, die beschrijven hoe netbeheerders zich onderling en tegenover hun aangeslotenen moeten gedragen, behoorlijk verschillend van die voor gas.” - Op elektriciteitsgebied zijn er zaken die de eenwording van de markt bemoeilijken. Hoe is dat op de gasmarkt? Hesseling: “Binnen de EU zijn er vrij veel nationale beleidsinterventies die de integratie doorkruisen. En die het soms moeilijker maken om de Europese elektriciteitsmarkt
Geert Moelker (ACER):
“Er is een Europese marktkoppeling voor elektriciteit tot stand gebracht. Die levert Nederland 50 miljoen euro per jaar efficiencywinst op en dat kan nog veel meer worden.”
goed te integreren. Op de gasmarkt speelt dat probleem minder. Daar zijn veel minder interventies vanuit de nationale politiek en het nationaal beleid. Maar hier speelt wel weer iets anders: de afhankelijkheid van Russisch gas.”
‘Technisch gezien zijn gas en elektriciteit verschillende markten’ Moelker: “Op elektriciteitsgebied was er twee jaar terug sprake van een grote mate van prijsconvergentie in Noordwest-Europa. Dit kwam doordat er diverse initiatieven, zoals marktkoppeling, waren geïmplementeerd om de nationale markten beter op elkaar aan te laten sluiten. De energieprijzen in Nederland, Duitsland, België en Frankrijk waren daardoor grotendeels gelijk. Hoewel de marktkoppeling verder is verbeterd, lopen de prijzen in onze regio weer uiteen. De voornaamste reden hiervan is de sterke ontwikkeling van duurzame energie in Duitsland. Maar zonder marktkoppeling waren die prijsverschillen nog veel groter geweest.” Geen gelijk speelveld
Moelker: “De elektriciteitsprijzen zijn in Nederland een van de hoogste ten opzichte van ons omringende landen. Dit komt deels voort uit verschillen in nationale energiemix, maar steeds meer door verschillen in nationale marktregels. De prijzen komen daardoor niet op een gelijk speelveld tot stand. Je ziet dat de reactie op duurzaamheid nu vooral op nationaal niveau wordt genomen. De politiek maakt haar eigen keuzes in haar streven naar duurzaamheid. Dat is begrijpelijk, maar de effecten die dat
heeft over de grens moeten daar ook in worden meegewogen. Dat gebeurt nu niet. Tegelijkertijd is het zo dat we nu profiteren van lage Duitse stroomprijzen. Dat is enerzijds goed voor consumenten, anderzijds heeft de kapitaalintensieve industrie juist last van de toegenomen prijsverschillen. Want die beïnvloeden haar concurrentiepositie. Er is dus wel een geïntegreerde markt, maar er zijn verstoringen op die markt die vragen om Europese oplossingen. En daar werkt ACM samen met andere Europese toezichthouders en ACER volop aan mee.” - De nadruk ligt met andere woorden teveel op nationale belangen. Hesseling: “Bij elektriciteit is dat zeker het geval, bij gas ligt dat toch iets anders. Interventies, zoals subsidies voor hernieuwbare energie, spelen niet rechtstreeks voor gas. Wat je wel ziet is – en dat is een gevolg daarvan – dat onder meer in Duitsland gasgestookte elektriciteitscentrales het heel erg moeilijk hebben. Nieuwe centrales die het afgelopen jaar zijn gebouwd worden zelfs uit de markt gehaald of gesloten. Dat laatste is pure kapitaalvernietiging. Op de groothandelsmarkt voor gas in Noordwest- Europa zien we dat de Nederlandse gashandelsplaats TTF feitelijk de prijsreferentie is geworden. De groothandelsprijzen voor Nederland, België, Duitsland, Noord-Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en een deel van Oostenrijk en Italië liggen grotendeels op hetzelfde niveau. Daar kun je spreken van een uniforme groothandelsmarkt op gasgebied.”
‘Nederlandse stroomprijzen een van de hoogste in NoordwestEuropa’ ‘Sinds 2006 is er veel ten goede veranderd’
Er is sinds 2006 veel ten goede veranderd op de elektriciteitsmarkt, zegt Moelker. “Er is een Europese marktkoppeling voor elektriciteit tot stand gebracht. Die levert Nederland 50 miljoen euro per jaar efficiencywinst op. Dat bedrag kan nog tientallen miljoenen hoger zijn als er vervolgstappen worden gezet, zoals de invoering van flow based marktkoppeling. Bedrijven hebben nu de ruimte om grensoverschrijdend te opereren. Maar de vraag is natuurlijk: wanneer ben je tevreden en wanneer is er sprake van een echte markt? Uiteindelijk is die er pas als iedereen in Europa werkt volgens dezelfde spelregels en systematiek. Met de Europese netwerkcodes wordt er nu hard aan gewerkt om die te realiseren.”
Dennis Hesseling (ACER):
“Het is belangrijk dat de gasmarkt zoals die er nu is in een groot deel van Europa wordt uitgebreid naar de meer perifere gebieden van Europa.”
‘Derde energiepakket biedt goede basis’
Hesseling: “Er is een goede basis gelegd in de wetgeving met het derde energiepakket dat tot doel heeft om verbeteringen aan te brengen in de werking van de Europese interne energiemarkt. In dit pakket is de splitsing tussen net- en leveringsbedrijf vormgegeven. En daarin zijn bevoegdheden verstrekt aan nationale regulatoren en is ACER in het leven geroepen. We zien nu dat dit effect gaat opleveren. Ook de netwerkcodes die er nu zijn en die worden ontwikkeld voor zowel elektriciteit als gas maken het mogelijk dat er steeds meer handel gaat plaatsvinden in verschillende landen. Nu de wetgeving er is, is er weinig invloed van de politiek op deze aspecten. De markt moet zijn werk doen. Wat je ook ziet, is dat de Europese Commissie bezig is met nieuwe richtlijnen voor staatssteun. Daarbij kijkt zij onder meer naar subsidies voor hernieuwbare energie. Als deze richtlijn goed wordt toegepast, zou die ervoor moeten zorgen dat er minder verstoring is door dit soort nationale beleidsinstrumenten.” Profiteren
Hesseling: “We willen natuurlijk dat consumenten zowel op gas- als elektriciteitsgebied kunnen profiteren van de voordelen van een interne markt. In landen als Spanje en Portugal, en aan de oost- en zuidoostkant van Europa moet nog heel veel gebeuren om de gasprijzen op het Europese benchmarkniveau te krijgen. Bulgarije bijvoorbeeld, dat volledig afhankelijk is van Russisch gas, betaalt de hoofdprijs omdat daar te weinig concurrentiedruk is om de prijs omlaag te krijgen. Het is, met andere woorden, belangrijk dat de gasmarkt zoals die er nu is in een groot deel van Europa wordt uitgebreid naar de meer perifere gebieden van Europa. Dat zou moeten resulteren in meer concurrentie. En er moet een echte gasprijs komen in plaats van een gasprijs die is gekoppeld aan de prijs van olie. Zodat die de ontwikkelingen op de gasmarkt weerspiegelt en er meer keuzes ontstaan voor bedrijven en consumenten. Voor veel bedrijven is die keuze al redelijk goed geregeld in verschillende Europese lidstaten. Maar voor consumenten is die er nog niet altijd op de retailmarkt. Daar moet nog veel gebeuren.” Niet pessimistisch
Moelker: “Ik ben niet pessimistisch over de elektriciteitsmarkt. Ja, er zijn grote verstoringen door subsidiemechanismen, maar die zullen worden opgelost. En ja, daarvoor zijn politieke keuzes nodig. Maar het is ook
noodzakelijk dat toezichthouders en netbeheerders nog meer doen om de mogelijkheden van grensoverschrijdend handelen te vergroten. Het systeem zal beter moeten worden ingericht, zodat het goed kan omgaan met wind- en zonne-energie. Dat vergt onderzoek van de Europese netbeheerders, vraagt toezicht door nationale toezichthouders en ACER, en het vergt sturing vanuit de politiek.”
‘Europese marktkoppeling levert nu al flinke efficiencywinst op’ Moelker noemt het Pentalateraal Energie Forum dat in 2005 tussen de voor het energiebeleid verantwoordelijke ministers van de Benelux, Duitsland en Frankrijk werd opgericht. “Dat heeft juist tot doel om de samenwerking op het gebied van grensoverschrijdende elektriciteitsuitwisseling te bevorderen. Binnen dit intergouvermentele samenwerkingsverband zitten toezichthouders, marktpartijen en netbeheerders bij elkaar om het hoogspanningsnet over de grenzen heen beter te beheersen, allocatiemethoden beter op elkaar af te stemmen en de regionale leveringszekerheid te waarborgen.”
Wat is ACER? Agency for the Cooperation of Energy Regulators (ACER) ziet erop toe dat de Europese markt voor gas en elektriciteit goed functioneert. Het agentschap ondersteunt en coördineert het werk van de nationale energietoezichthouders en helpt bij de opstelling van Europese regels voor het energienet. Indien nodig neemt ACER bindende besluiten over de toegang tot en de operationele veiligheid van grensoverschrijdende infrastructuur. Maar ACER adviseert ook Europese instellingen over de problematiek van de elektriciteits- en aardgasvoorziening, en houdt daarnaast toezicht op de interne markt voor elektriciteit en aardgas. Samen met nationale regulerende instanties controleert ACER de groothandelsmarkt voor energie om marktmisbruik op te sporen en te ontmoedigen.
4 THEMA energieopslag Energie Actueel | jaargang 17, nummer 4 | dinsdag 6 mei 2014
Stroomopslag: een nieuwe industrie DOOR TSEARD ZOETHOUT
Duurzame energiebronnen als wind en zon hebben de nogal nare eigenschap dat opwekking van stroom afhankelijk is van het aanbod aan windkracht en zoninstraling. Tegelijkertijd dalen de prijzen per kilowattuur voor zonnestroom de laatste jaren aanzienlijk, waardoor steeds meer burgers PV-panelen plaatsen. Dat kan problemen voor netbeheerders opleveren wanneer wind- en zonnestroom een groot deel van de elektriciteitslevering uitmaken. Zo zijn er vorig jaar al dagen geweest dat het Duitse net door de extreem hoge productie van wind- en zonnestroom overbelast dreigde te raken en dergelijke stroom tegen minimale prijzen verkocht moest worden. Batterijen
De enige manier om – op echt duurzame wijze – aan dat wisselende aanbod een tegenwicht te bieden, is door elektriciteit op te slaan. Verreweg de grootste vorm (99%) is op dit moment waterkracht (uit stuwmeren in Scandinavië en de Alpen). Maar andere vormen, met name opslag in batterijen, zijn sterk in opkomst. Niet zonder reden heeft de Duitse overheid vanaf mei vorig jaar daarom een subsidie ingesteld voor huiseigenaren die, naast hun nieuwe zonnepanelen, ook een vorm van stroomopslag plaatsen. Volgens een studie van het Fraunhofer Institut ISE reduceren kleinschalige PV-opslagsystemen de druk op het openbare net met 60% en worden stroompieken met 40% verminderd. Inmiddels hebben bijna 2.000 huishoudens van de nieuwe Duitse regeling gebruik gemaakt.
‘Straks miljardenmarkt voor stroomopslag’ Of stroomopslag nodig is? Fokko Mulder, hoogleraar materialen voor geïntegreerde energiesystemen aan de TU Delft, weet zeker van wel: “als er tien gigawatt aan windvermogen staat – zoals het Energieakkoord in 2023 beoogt – en ons land gemiddeld acht gigawatt stroom uit het net haalt, dan moeten bij stevige wind alle centrales uit en is opslag in valmeren nooit toereikend.” Als enige universiteit in Nederland ontwikkelt zijn vakgroep nieuwe stroomopslagsystemen in batterijen.
De TU-professor is een warm pleitbezorger voor meer Nederlandse aandacht en investeringen in stroomopslag. Immers, waar Duitsland vorig jaar circa 50 miljoen euro aan dergelijke subsidies heeft uitgetrokken, loopt Nederland met nauwelijks 1 miljoen euro op dit moment aanzienlijk achter. “Vanuit het nieuwe ADEM-programma (Advanced Dutch Energy Materials) gaan zeven promovendi starten met onderzoek naar opslag in batterijen. Bij het topsectorenbeleid valt opslag voorlopig tussen de sectoren in en is het wachten tot een Nederlandse fabrikant van stroomopslagsystemen opstaat. Als we niet oppassen, missen we niet alleen een miljardenmarkt maar ook de kansen om een geheel nieuwe batterijindustrie op te tuigen”, zegt de professor.
Hydro ontoereikend
Het probleem is dat de prijs per kilowattuur (kWh) van nieuwe batterijen rond de 500 euro schommelt en dus minstens een factor vijf duurder is dan stroomopslag via valmeren. Mulder: “Wind- en zonnestroom groeien tegenwoordig zó sterk dat de capaciteit aan ‘hydro’ volledig ontoereikend wordt. Opslag via ‘hydro’ valt maar op enkele locaties in de EU – in Scandinavië en de Alpen – te realiseren. Voor opvang van stroompieken en -dalen, cruciaal voor balancering van het net, zijn netbeheerders nu al bereid steeds hogere prijzen te betalen.” Nieuwe batterijen
De vakgroep ‘materials for energy storage and conversion’ aan de
TU Delft houdt zich daarom bezig met opslag in zowel nieuwe batterijen (voor enkele uren tot een etmaal) als met kunstmatige brandstoffen (voor etmalen tot seizoenen). “Het zijn moeilijke processen: de laatste dertig jaar is er een verdubbeling in de energie-inhoud van batterijen opgetreden”, licht Mulder toe. “We zoeken het in meer actief en goedkoper materiaal waardoor niet alleen de kosten per kWh lager worden, maar er ook meer energie de batterij in kan. Daarna en daarnaast zetten we in op andere chemische processen, bijvoorbeeld lithium-zwavel.” De grootste vorderingen in batterij-techniek vinden plaats in mobiele toepassingen, zoals laptops en elektrische auto’s. Voor huishoudens en netbedrijven zijn stationaire toepassingen veel interessanter. “Een batterijsysteem in de kelder, in de wijk of bij een laadpaal kan niet alleen pieken in het net opvangen maar ook worden ingezet op het moment dat stroom het duurst in aanschaf is”, zegt Mulder. En juist daaraan wordt in Delft hard gewerkt. “E-Stone, een start-up uit onze vakgroep”, vervolgt hij,
“gebruikt goedkope elementen voor stationaire systemen die een vijfmaal zo lange levensduur als gewone loodzuurbatterijen hebben. De kostprijs van deze nieuwe technologie komt per kWh rond de 100 euro te liggen, zodat commerciële toepassingen straks mogelijk worden.”
uitgevoerd en productietijden moeten worden verkort voordat men aan die uitrol kan beginnen. “Bij een aanschaf van 100 euro per kilowattuur – onderhoud, distributie en productie niet meegerekend – zal de eindgebruiker 1 tot 2 cent voor deze stroomopslag betalen. Met de steeds goedkopere elektrische auto’s moeten we
combideals uit kunnen werken, net als in de telecom, zodat mensen ook goedkoper gaan rijden dan nu.” Dr. Ten heeft daarom gesprekken aangeknoopt met onder meer een grotere installateur, netbedrijven en overheden (zoals de provincie Gelderland en het Rijk, red.) voor publiek-private samenwerking. “Alleen gezamenlijk kun-
De chemie heeft veel te winnen omdat die brandstoffen ook een hogere toegevoegde waarde als grondstoffen kunnen krijgen. Dat wordt de toekomst voor de langere termijn”, besluit Mulder.
Nieuwe allianties
Volgens de professor lijken conventionele energiebedrijven, die van oude bedrijfsmodellen uitgaan, het te verliezen. Mulder verwijst naar ‘how to lose half a trillion dollars’, een publicatie eind vorig jaar in ‘The Economist’ die over de sterk verminderde beurswaarde van de stroomreuzen ging en waarin valt te lezen dat opslag dé oplossing is voor extra duurzaam stroomaanbod overdag. “Wij zijn daarom in gesprek met de chemische industrie, enkele windcorporaties en bedrijfsadviseurs om allianties te vormen voor stroomopslag. Denk aan brandstoffen als waterstof, methaan of ammoniak waarmee elektriciteit voor dagen tot seizoenen opgeslagen kan worden.
Fokko Mulder (TU Delft): “Als we niet oppassen, missen we niet alleen een miljardenmarkt maar ook de kansen om een geheel nieuwe batterijindustrie op te tuigen”
Zeezoutbatterij grote kanshebber Een zeezoutbatterij heeft goede kansen om tot belangrijke drager van stroomopslag uit te groeien. Eind november 2013 won het bedrijf Dr. Ten daarmee de Jan Terlouw Prijs. “Als demobatterijen in de praktijk goed uitpakken en massaproductie is gestart, hopen we vóór 2020 een half miljoen woningen van stroomopslag te voorzien”, zegt directeur Marnix ten Kortenaar. Dr. Ten, genoemd naar de bijnaam van voormalig topschaatser Ten Kortenaar, is een start-up die fysische chemie aan duurzame oplossingen paart. De zeezoutbatterij van het hightech bedrijf – dat ook activiteiten in de water- en foodsector ontplooit – is daar één van. “Gemaakt uit natuurlijke grondstoffen als mineralen, koolstof en zeezout, kan de batterij ruim 7.000 keer volledig leegladen en worden gebruikt voor opslag van wind- en zonnestroom. Daarnaast zijn we bezig met een snellader voor bijvoorbeeld aan huis. De verwachte marktprijzen per kWh liggen tot wel tien keer lager dan de huidige alternatieven”, licht de directeur toe.
Systeem
Dr. Ten zet in op drie opslagscenario’s: een stand-alone systeem van 10 kilowatt, een grotere batterij van 50 kilowatt die op het net wordt aangesloten voor snelladen, en een grootschalig systeem voor het slimme net van 1 Megawatt die stroom voor een wijk of serie woningen in bijvoorbeeld een container kan opslaan. “Van het ministerie van EZ hebben we onderzoekssubsidie gekregen en lopen parallel aan hun programma’s op”, zegt Ten Kortenaar. “Experts rekenen uit welk batterijsysteem, of een combinatie ervan, technisch en economisch het meest efficiënt is. Binnen twee, drie jaar willen we de markt opgaan. De praktijk, de IT-omgeving en een recent gestart smart grid onderzoeksproject zal moeten uitwijzen of het een half miljoen kleine of juist vijfduizend grote systemen worden.” Opschalen
Hoewel er al veel aanvragen binnenkomen, moet Dr. Ten nog wel een aantal grote slagen maken voordat tienduizenden batterijen of batterijhuizen verrijzen. Zo zullen demoprojecten moeten worden
nen we dan de productie-, distributieen recyclingscenario’s vormgeven. Immers, als we geen vaart maken, lukt het niet een geheel nieuwe industrie op stapel te zetten. Ook dreigen er problemen op het net als het elektrisch vervoer net zo sterk blijft groeien als de afgelopen jaren”, zegt Ten Kortenaar.
5 THEMA energieopslag Energie Actueel | jaargang 17, nummer 4 | dinsdag 6 mei 2014
Niemand weet welke kant regelgeving op zal gaan
Combinatie duurzaam met elektriciteitsopslag wordt grote uitdaging Jos Blom (Alliander): “Veel consumenten voelen zich emotioneel aangetrokken tot het ijzersterke duo van zonnepanelen met batterijopslag.”
- Wat is de reden waarom Alliander zoveel aandacht aan onderzoek en proefprojecten voor opslag van elektriciteit besteedt? Blom: “Vijf jaar geleden signaleerden we dat opslag van elektriciteit steeds goedkoper werd en ook impact op de energieinfrastructuur begon te krijgen. Een analyse van adviesbureau Booz & partners liet zien dat er op de middellange termijn een miljardenmarkt voor stroomopslag ging ontstaan. Duidelijk werd ook dat het een breed spectrum betrof, van middelgrote centrales tot kleinschalige oplossingen op woningniveau en van snelle tot langzame batterij-soorten. Zelden leidde dat tot een gunstige ‘business case’. Wij zijn toen gaan zoeken naar combinaties van technologieën om toegevoegde waarde en mogelijke positieve ‘business cases’ te realiseren.” - Moet Nederland wel op stroomopslag inzetten? Uitval van elektriciteit komt nog geen half uur per jaar voor. “Vrijwel alle stroomopslag komt nu uit stuwmeren. Maar die hebben we in Nederland niet. Als we, in het verlengde van ‘Plan Lievense’, bij een windpark op zee een stuwmeer willen plaatsen, dan zal dat niet efficiënt worden. Transmissiever-
Netbedrijf Alliander pioniert al bijna vijf jaar in stroomopslag met diverse proefprojecten. Binnen Alliander is Jos Blom, een voormalig bioloog die zich tot IT’er en innovatiemanager liet omscholen, vanaf die tijd voorzitter van de commissie stroomopslag. Volgens een analyse zal er op middellange termijn een miljardenmarkt ontstaan. “Het combineren van opslagmogelijkheden met duurzame en fossiele bronnen wordt dé grote uitdaging.” liezen bij waterkracht liggen op 20 à 25%. Onbalans op het net halen we deels weg via interconnectoren, bijvoorbeeld door de NorNed-kabel voor uitwisseling met Scandinavië, deels via reserve van grote centrales. Die infrastructuur voorkomt als het ware op dit moment stroomopslag.” - Waar vinden de belangrijkste ontwikkelingen plaats? “Niet aan de transmissiekant. De onderkant van het systeem (verbruikszijde, red.) is juist opwindend. Los van de ‘business case’ willen consumenten hun eigen stroom met zonnepanelen opwekken. De prijzen daarvan dalen de laatste jaren elk jaar met 10 tot 20%. Slaan zij ook hun stroom op, dan zijn ze volkomen onafhankelijk van de grote energiebedrijven. Die worden, net als banken en andere instituties, tegenwoordig met argwaan bekeken. Consumenten worden vooral door emoties gedreven.” - Duitsland heeft vorig jaar 50 miljoen euro als steun uitgetrokken voor consumenten die ook stroomopslag bij hun nieuwe PV-panelen plaatsen. Ons land niet. Waarin verschilt Nederland? “Nederland kent een salderingsregeling
waarin de stroom die je in het net stopt of van het net haalt net zoveel kost. Duitsland heeft dat niet. Door het feed-in systeem bedraagt het prijsverschil daar 10 eurocent per kWh tussen eigen opwek en invoeding in het net. Daardoor lopen de Duitsers op huishoudniveau tegenwoordig voorop en komt ook de ‘business case’ bij hen in zicht.”
‘Sluitende ‘business case’ voor stroomopslag in Nederland is nog niet te maken’ - In Californië en Australië wordt al geroepen dat PV in combinatie met elektriciteitsopslag tot uitstap van partijen leidt, waardoor de instabiliteit van de energieinfrastructuur toeneemt. “Inderdaad. Bij tientallen procenten duurzame stroom met een sterk wisselend
aanbod treedt onbalans op. Californië heeft stroomopslag voor energiebedrijven daarom verplicht gesteld. In de EU spelen de groten de angstkaart uit door te stellen dat wind- en zonnestroom de infrastructuur in gevaar brengt. Onzin: van Noorwegen tot Afrika hebben we, analoog aan het ecosysteem, een fijnmazige, flexibele infrastructuur die uitstekend op één frequentie werkt. De bedreiging voor de groten schuilt ‘m erin dat bepaalde gebieden autonoom in hun energievoorziening gaan worden en het publieke net als back-up zullen gebruiken. De inwoners van dat gebied zijn dan definitief voor conventionele energiebedrijven verloren.” - Welke rol kunnen netwerkbedrijven als Alliander spelen? “Op gereguleerde domeinen blijft vergunning van ACM noodzakelijk. Daarbuiten wordt het delicater omdat we dan met andere bedrijven kunnen gaan concurreren. Stel je eens voor dat er een markt voor stroomopslag ontstaat en buurtbewoners hun stroom met elkaar of anderen willen verhandelen. Iemand zal dat toch
Tempo maken met snellaadstations
Nu al hebben ze negen snellaadstations operationeel. Eind dit jaar moeten dat er dertig à veertig langs onze snelwegen zijn: Fastned zet vaart achter de uitrol van zulke stations voor elektrisch vervoer. “Binnen vier jaar rijden automobilisten, net als in gewone auto’s, ook twee uur lang in elektrische auto’s. Om daarna een kwartier pauze voor opladen bij de laadstations in acht te nemen”, stelt Michiel Langezaal, directeur van Fastned, zich voor. Fastned, opgericht door Langezaal en Bart Lubbers, is al enige jaren actief en behoorlijk ambitieus. En ze lijken te slagen. “Het is net een concours hippique”, zet Langezaal uiteen. “Van Rijkswaterstaat moeten we eerst een WBR-vergunning krijgen, van de gemeente een bouwvergunning en van de netbeheerder een
netaansluiting. Ruim de helft van de locaties is inmiddels goedgekeurd, de andere lopen nog. Vanaf deze zomer hopen we elke week een snellaadstation te plaatsen.” Laadtijd
Snellaadstations staan er nog niet in grote aantallen. Tesla is bezig met
een Europees supercharge grid voor hun auto’s. Langezaal ziet dat niet als bedreiging maar als aanvulling. Volgens hem kunnen de laadstandaarden – waaronder CCS (VS, Duitsland) en CHAdeMO (Japans) – prima naar elkaar bestaan. “Het laadvermogen zal, net als de pixels in digitale camera’s, de komende jaren
stijgen. Ga maar na: in 2009 was tien uur opladen de regel terwijl de Nissan Leaf (een full electric auto, red.) nu aan een half uur voldoende heeft. Binnen drie à vier jaar kunnen elektrische rijders hetzelfde rijgedrag als gewone wagens bereiken, namelijk twee uur rijden en een half uur rust.” De laadtijd geldt ook voor de financiële buffers van het bedrijf. Een Fastned-station kost circa 2 ton, afhankelijk van de locatie. Voor financiering geeft Fastned certificaten van aandelen uit en verwacht dat zowel grote beleggers als consumenten zullen investeren. “De respons op social media is in elk geval overweldigend”, verklaart de directeur. “Met vier miljoen certificaten, gelijkelijk verdeeld over beleggers en consumenten, kunnen we de betrokkenheid van de consument verder versterken. Immers, consumenten bezoeken dan hun eigen laadstations.” Ondertussen houdt Fastned nauwlettend een oog op stroomopslag en duurzame bronnen. “Mocht de groei zó snel gaan dat er vanuit de snellaadstations energiebehoefte is, dan zullen we investeringen in lokale zon- en windenergie en opslag overwegen”, stelt Langezaal.
moeten regisseren. Een virtuele buurtbatterij – waarin je dus fysieke opslag van diverse bewoners op virtuele wijze bij elkaar brengt – kan goede diensten bewijzen. Netbedrijven is dat niet toegestaan. In zo’n situatie moeten we een aparte onderneming opzetten.” - Wat doet Alliander nu aan proeven? “We hebben ruim een dozijn proefprojecten in stroomopslag. Met onze ‘zonneaansluiting’ zijn we al geruime tijd bezig. Daarbij krijgen huishoudens met zonnepanelen ook stroomopslag en een app waarmee ze hun energievoorziening kunnen beheren. Het installeren is echter schreeuwend duur. Dat zal ‘plug & play’ moeten worden, om de prijs omlaag te brengen. Ook zullen er marktpartijen opstaan die het energiemanagement via apps verder gaan automatiseren, bijvoorbeeld op keuzes als ‘prijs’, ‘duurzaam’, ‘comfort’ of ‘help de netbeheerder’.”
‘Grote energiebedrijven voelen zich bedreigd door gebieden die geheel onafhankelijk van het net worden’ - Het lijkt me dat stroomopslag juist kans maakt in die gebieden waar de infrastructuur minder ontwikkeld is. “Klopt. Denk aan opslag in combinatie met dieselgeneratoren, een uitkomst voor rurale gebieden, bijvoorbeeld in Burundi waarmee Sustainable Off-Grid Powerstations for Rural Applications bezig is. Maar ook in eigen land. Bij gemaal Sintmaartensvlotbrug bleek het bijvoorbeeld verstandiger om aan het eind van de kabel bij twee boswachterwoningen een batterijsysteem te plaatsen dan om een nieuwe kabel te trekken. En eilandbedrijf Pampus, dat nu nog op diesel draait, kan met stroomopslag worden geoptimaliseerd.” - Wat moet er aan productiezijde in stroomopslag gebeuren? “Veel. Lithium-ion batterijen worden elk jaar 10% goedkoper maar zijn nog veel duurder dan stroom uit stuwmeren. Daar zijn nog grote slagen te maken. Voordat er een markt ontstaat, zal men ook de aansturingsmechanismen voor stroomopslag moeten verbeteren. Regelgeving en beleid zijn op dit moment ondoorzichtig. Duurzame stroom die ín een batterij gaat, komt er, wettelijk gezien, als grijs weer uit. Een bizarre situatie. Daarom vinden wij het ook belangrijk dat netbedrijven zich actief in deze nichemarkt opstellen”. - Hoe zal de consumentenmarkt zich op de lagere netten ontwikkelen? “Een duurzame stroommarkt vraagt om een onbalansmarkt die snel kan reageren. Nu spelen alleen grote partijen op die markt een rol. Onze verwachting is dat wanneer consumenten toegang tot die markt krijgen, en opslag in batterijen daarin een rol kunnen spelen, de duurzame energievoorziening sneller dichterbij komt.”
6 BUITENLAND achtergrond Energie Actueel | jaargang 17, nummer 4 | dinsdag 6 mei 2014
Wereldwijde interesse voor opgebouwde expertise
Demonteren Duitse kerncentrales duurt decennia
DOOR DORINE VAESSEN, MINDEN Zo snel als de Duitse regering het besluit voor het stilzetten van alle kerncentrales na de ramp in Fukushima op papier zette, zo’n taaie klus blijkt het opruimen van het radioactieve materiaal in de praktijk. Jaren gaan er overheen voordat het terrein waar een kerncentrale heeft gestaan weer een ‘groene wei’ mag worden genoemd. Met het stijgend aantal stilleggingen van nucleaire installaties neemt ook de expertise op dat gebied toe. Die hightech kennis maken de Duitsers steeds meer als exportproduct te gelde.
Duitsland stapt compleet uit kernenergie: het tijdpad sinds 2011
In het kader van de Energiewende gingen in 2011 in Duitsland acht kerncentrales van het net. De resterende negen volgen in de komende jaren tot 2022. Met de demontage kunnen de energiebedrijven RWE, E.On, EnBW en Vattenfall pas beginnen als ze van de autoriteiten van de betreffende deelstaat een vergunning hebben gekregen. De vergunningaanvraag neemt enkele jaren in beslag. De bedrijven dragen zelf de kosten van het stilleggen en afbouwen. Over de hoogte ervan doen ze geen gedetailleerde uitspraken. “Voor de kerncentrale Obrigheim die we sinds 2008 afbouwen, gaan we van ongeveer 500 miljoen euro uit”, geeft een woordvoerder van EnBW aan. E.On zegt voor de ontmanteling reserveringen van meer dan 14 miljard euro te hebben opgebouwd. “Het bedrag is gereserveerd voor onze in Duitsland geëxploiteerde installaties met in totaal 8 kerncentraleblokken en verdere uitgaven voor bijvoorbeeld de na-bedrijfsfase en het opruimen van de laag- en middelradioactieve stoffen”, aldus E.On.
Uitgeschakeld
Jaar Kerncentrale
Duitsland vergaart met het demonteren van tot nu toe 19 kernreactorinstallaties en prototype-reactoren en meer dan 30 onderzoeksreactoren een omvangrijke kennis over het stilleggen van nucleaire centrales. Het grootste ontmantelingsproject ter wereld van in totaal 5 reactorblokken staat eveneens bij onze oosterburen, op het terrein van de voormalige kerncentrale Greifswald in het noordoostelijke Mecklenburg-Vorpommern. Dagelijks zijn er 700 vakmensen van Energiewerke Nord (EWN) aan de slag met het uit elkaar halen, schoonmaken en opruimen van de laag-, middel- en hoogradioactieve onderdelen, zoals de stoomgenerator en de brandstofelementen. In 2015 is het grootste deel van de werkzaamheden afgesloten, precies 25 jaar nadat de kerncentrale compleet van het net werd gehaald. “Dat gebeurde destijds om veiligheids- en economische redenen”, legt Marlies Philipp van EWN uit. “De blokken 1 tot en met 4 waren
te oud en in blok 5 moesten we flink investeren om het draaiende te kunnen houden. Als voormalig DDR-staatsbedrijf hadden we geen geld en andere energiebedrijven toonden geen interesse. Politiek gezien was de acceptatiegraad van kernenergie in 1990, zo kort na de ramp in Tjernobyl, laag en daarbij liep het stroomgebruik in de voormalige DDR terug.” Directe ontmanteling
EWN verkoos de directe ontmanteling van de centrale, waarbij alle radioactief besmette onderdelen meteen verwijderd, verpakt en opgeslagen worden – een methode die in Duitsland meestal wordt toegepast – boven de ‘veilige insluiting’, waarbij de centrale na het stilleggen voor een periode van 20 tot 150 jaar wordt afgesloten en het grootste deel van de radioactieve materialen vervalt. “We begonnen met het verplaatsen van de kernbrandstoffen uit de reactorgebouwen naar het waterbassin, om ze uiteindelijk
in een castor-container te kunnen opslaan”, verklaart Philipp. Tegelijkertijd werkte EWN aan de vergunningaanvraag en taxeerde het bedrijf de kosten en de tijd die nodig waren voor de ontmanteling. In 1995 werd de vergunning verleend. “De Duitse regering draaide voor de financiering op, aangezien er in de DDR geen reserveringen voor het afbreken van de kerncentrales opgebouwd waren”, geeft Philipp aan. “De totale kosten sinds 1990 bedragen 4,2 miljard euro. De eigenlijke demontage van een kerncentraleblok kost ongeveer 600 miljoen euro.” Schoonmaakproces
Bij het demonteren en schoonmaken gebruiken de EWN-medewerkers conventionele technieken zoals lasbranders en hogedrukreinigers die ze regelmatig met een druk van wel 3.000 bar afstemden op de grootschalige radioactieve installaties. Dat het soms pionierswerk was, blijkt uit
2011 Neckarwestheim 1 2011 Philippsburg 1 2011 Isar 1 2011 Biblis A 2011 Biblis B 2011 Unterweser 2011 Brunsbüttel 2011 Krümmel
Inbedrijfstelling Deelstaat 1976 1980 1979 1975 1977 1979 1977 1984
Baden-Württemberg Baden-Württemberg Beieren Hessen Hessen Nedersaksen Sleeswijk-Holstein Sleeswijk-Holstein
Geplande uitschakeling
Jaar Kerncentrale
2015 Grafenrheinfeld 2017 Grundremmingen B 2019 Philippsburg 2 2021 Grohnde 2021 Brokdorf 2021 Grundremmingen C 2022 Isar 2 2022 Emsland 2022 Neckarwestheim 2
Inbedrijfstelling Deelstaat 1982 1984 1985 1985 1986 1985 1988 1988 1989
Beieren Beieren Baden-Württemberg Nedersaksen Sleeswijk-Holstein Beieren Beieren Nedersaksen Baden-Württemberg
Bron: B undesministerium für Umwelt, Naturschutz, Bau und Reaktorsicherheit / Bundesamt für Strahlenschutz de bijsturing tijdens het schoonmaakproces. “Verschillende hoogradioactieve onderdelen hebben we onder water uit elkaar gehaald. De onderwatercamera’s die het proces in de gaten zouden houden, bleken in eerste instantie niet tegen de straling bestand en moesten met onze hulp worden aangepast.” Zo’n 80% van de klus heeft EWN in Greifswald geklaard. Rest nog het ontsmetten van het gebouw zelf: de muren, plafonds en bodem. “Voor het gebouw hebben we een vergunning aangevraagd op basis van een “veilige insluiting gedurende een periode van 50 jaar”, geeft Philipp aan. “Omdat de straling op een natuurlijke manier afneemt, kunnen we ons een deel van het werk besparen en de medewerkers worden met minder straling geconfronteerd. Een groene wei-situatie, waarnaar bij het afbreken van een kerncentrale zo snel mogelijk wordt gestreefd, realiseren we toch niet, omdat hier een bedrijfsterrein is ontstaan.” Definitieve oplossing
De medewerkers van EWN hebben verreweg het meeste materiaal zodanig kunnen reinigen dat het op een normale manier opgeruimd of gerecycled kan worden. “Slechts 1% is radioactief afval dat we niet zomaar kwijt kunnen”, zegt Philipp. Bijna 600 ton hoogradioactieve stoffen en 27.300 ton laag- en middel radioactief belast materiaal staan zolang nog in een tussenopslagruimte op het bedrijventerrein van Greifswald, totdat ze naar een definitieve opslagplek verhuizen. Dat kan volgens Philipp nog een tijd duren. “Schacht Konrad in Salzgitter dat voor de opslag van laag- en middelradioactief afval bedoeld is, zou niet voor 2019 klaar voor gebruik zijn. Voor de opslag van hoogradioactief afval heeft de Duitse politiek nog helemaal geen definitieve oplossing.”
Opdrachten
Of EWN het huidige aantal van 800 werknemers – ten tijde van de stroomproductie tot 1990 waren dat er 5.500 – op termijn weet te handhaven, kan Philipp niet zeggen. “We proberen onze medewerkers bij dochterondernemingen en bij diverse nieuwe opdrachtgevers onder te brengen. Een belangrijk actueel project is het opruimen van Russische atoom-U-boten, in opdracht van het Duitse Ministerie voor Economie en Technologie.” Intussen heeft EWN van de Duitse overheid de hoge temperatuurreactor uit Jülich ontvangen om de demontage te controleren en de TU München gaf onlangs opdracht een deel van de onderzoeksreactor uit elkaar te halen. Eveneens kortgeleden haalde EWN de aanbestedingsopdracht binnen voor het ontmantelen van de kernreactor Obrigheim van energiebedrijf EnBW. Ook bij de demontage van kerncentrales in het buitenland, voornamelijk in Oost-Europa, wordt de hulp van EWN ingeroepen en binnenkort komt een delegatie van het Zwitserse Nuclear Security Insitute op bezoek om zich te laten informeren over de technische ervaringen die EWN in de afgelopen 20 jaar heeft opgedaan. “Met onze kennis zijn we hard op weg het Kompetenzzentrum für den Atomausstieg te worden”, concludeert Philipp.
7 BINNENLAND achtergrond Energie Actueel | jaargang 17, nummer 4 | dinsdag 6 mei 2014
Financieringsstrategie ‘Warmterotonde Zuid-Holland’ bijna klaar DOOR PAUL HAZEBROEK
Door meer warmtegebruik een grote verduurzamingsslag maken. Met die missie werken in Zuid-Holland sinds een halfjaar ruim twintig publieke en private partijen samen onder regie van het Programmabureau warmte koude Zuid-Holland. Bureaudirecteur Maya van der Steenhoven verwacht dat er rond de zomer een financieringsstrategie op tafel ligt voor de financiering van de ‘Warmterotonde Zuid-Holland’, een regionaal flexibel warmtenet waarop verschillende vragers en aanbieders steeds meer duurzame warmte kunnen invoeren en afnemen. “We zijn bezig met een maatschappelijke kosten-batenanalyse van warmte, er loopt een discussie over de financiering van warmtenetten en we zijn een onderzoek gestart naar het dure imago van warmte onder eindgebruikers”, vat Van der Steenhoven de activiteiten van het programmabureau tot nu toe samen. De samenwerking van inmiddels 25 partijen, waaronder energiebedrijven, AVR, banken, gemeenten en de provincie, komt voort uit de in 2011 gesloten Green Deal Warmte Zuid-Holland. Het doel is dat tegen 2020 in die provincie 14% van de verwarming van gebouwen en kassen plaatsvindt op basis van duurzame warmte. Warmterotonde
De provincie Zuid-Holland streeft naar
een koppeling van de warmtenetten van Rotterdam, Den Haag, Leiden, Pijnacker-Nootdorp, Delft en Dordrecht. Of en wanneer die ‘warmterotonde’ een feit wordt, valt volgens Van der Steenhoven nu nog niet te zeggen. Al is het volgens haar beslist geen vage toekomstmuziek. “Zuid-Holland zit met een gigantisch overschot aan restwarmte uit het Rijnmondgebied, met pal ernaast het Westland met z’n tuinders als grote afnemers van warmte. En met dichtbij ook oude binnensteden met meerlaagse bouw waarvan je moeilijk energienul-woningen maakt. Qua warmtevraag en -aanbod is Zuid-Holland dus echt uniek.” Nu of nooit
De eerste stap naar zo’n provinciale warmtering vormen de plannen voor ‘aantakking’ van het Westland en Den Haag op het warmtenet van Rotterdam. Van der Steenhoven, voorheen bij de overheid werkzaam in de energiehoek en nu twee dagen per week ook directeur van non-profit duurzaamheidsorganisatie EnergiekLeiden, is er “vrij zeker” van dat die aantakking er komt. “Tuinders, energiebedrijven, de gemeente Den Haag, al die partijen hebben daar belang bij. Dus er zit een enorme druk achter.” Voor veel tuinders is het volgens haar ook “nu of nooit”. Die staan voor een belangrijke investeringsbeslissing. Door de dalende trend van de spark spread van wkk’s neigen ze nu naar investeren in aardwarmte en aansluiting op een warmtenet, waarop ze zelf restwarmte
Publiek-privaat fonds voor warmteprojecten
kunnen invoeden. Maar dan moet die leiding er wel snel komen.” Warmtefonds
“Grote investeerders zijn huiverig om geld te steken in warmteprojecten. Ze lopen op tegen voor hen onbekende risico’s en hoge aanloopkosten van projecten,” verduidelijkt Van der Steenhoven de vaart die het samenwerkingsverband nu zet achter het rond krijgen van een warmtenet-business case. Ze verwacht dat deze financieringsstrategie rond de zomer klaar is. Dan moet het banken en pensioenfondsen over de streep trekken als medefinanciers van de ringleiding richting het Westland. Zodat in 2015 kan worden begonnen met de aanleg ervan.
Maya van der Steenhoven: “Grote investeerders zijn huiverig om geld te steken in warmteprojecten.”
Van der Steenhoven: “We kijken naar of we een publiek-privaat fonds voor warmteprojecten kunnen oprichten. Door daarin dan kleinere projecten zoals voor geothermie te bundelen, worden die voor grote investeerders ook interessant.” Bundeling van aardwarmteprojecten bewerkstelligt het programmabureau ook met het oog op EU-subsidie. Van der Steenhoven: “Voor Brussel zijn afzonderlijke projecten te klein. Alleen door consortiumvorming komen tuinders er wel aan de bak voor subsidie, uit bijvoorbeeld het Horizon 2020-programma. Voor financiering door de Europese Investerings Bank telt die schaalgrootte ook.” Daarnaast pleit ze voor continuïteit van beleidsmiddelen voor de energiesector: “Het is lastig financiering te krijgen als subsidies steeds wijzigen omdat daarmee de business case ook steeds verandert.” Als voorbeeld noemt ze de ‘cap’ die er in de SDE+regeling is gekomen op de subsidiabele capaciteit van aardwarmteprojecten, omdat die een rem zet op grotere projecten. Een doorn in haar oog is ook de recente afschaffing van de investeringsaftrek. Het samenwerkingsverband hoopt nu dat minister Kamp van EZ in zijn voor de zomer te publiceren Warmtevisie voorstelt om van de SDE+ exploitatiesubsidie een deel weer naar de glastuinders toe te buigen als investeringssubsidie. Omdat dit hun aan meer eigen vermogen helpt en dus hun financieringsmogelijkheden vergroot.
Column
IEA-review over Nederlands energiebeleid
Complimenten en werk aan de winkel tieregeling om de plaatsing van windturbines te faciliteren, maar de opgave tot 2023 is immens in vergelijking met wat tot nu toe gebeurde. Routekaart
Eenmaal in de vijf jaar brengt het Internationaal Energie Agentschap (IEA) een review uit van het energiebeleid van de lidstaten. Waar de vorige uit 2008 over Nederland per saldo zeer kritisch was, is de huidige waarderend: voer uit wat je hebt afgesproken en oriënteer je op de lange termijn. Het lijkt lang geleden, maar in de review die eind 2008 verscheen, stond het Schoon en Zuinig-beleid centraal. Het IEA vond dat erg ambitieus en vroeg zich af of er niet teveel doelen waren die ook nog eens deels overlapten. Die toon is nu veranderd. Het IEA ziet meer in beleid dat ambitie paart aan echte inspanningen de doelen ook te halen. Vier thema’s worden behandeld: het Energieakkoord, de noodzaak tijdig na te denken over een toekomst met kleinere gasproductie, de noodzaak meer internationaal samen te werken, en de activiteiten gericht op broeikasgasreductie. Vaart maken
Na de officiële presentatie van de review,
kwam algemeen IEA-directeur Maria van der Hoeven deze de volgende dag toelichten voor de Borgingscommissie van het Energieakkoord. Dat illustreert hoe belangrijk het IEA dit vindt. De review maakt daarover twee opmerkingen. Ten eerste moet met de uitvoering nu echt vaart gemaakt gaan worden. Het is heel goed dat er allerlei soorten vrijwillige afspraken zijn, maar de voortgang daarvan moet worden gemonitord en bij niet-naleving zijn meer verplichtende maatregelen gewenst. Dat kan vooral voor de industrie en het transport aan de orde komen. Het IEA adviseert voor alle typen gebouwen verplichtende renovatiepaden te ontwikkelen. Het is lovend over de SDE+ en de Rijkscoördina-
Uitgesproken is het IEA over de noodzaak nu ook een langetermijn routekaart te gaan ontwikkelen. Die zou niet alleen op 2030 gericht moeten zijn, maar het beleid voor 2030 in het teken van 2050 moeten zetten (PBL heeft dat eerder ook gesteld). Dat zou drie doelen dienen. Allereerst haalt het huidige beleid de Europese voornemens voor 2030 niet. Ten tweede zal de toename van hernieuwbare energie na 2023 stagneren als je niet tijdig aangeeft wat je daarmee wilt. En ten derde kan dit richting geven aan het innovatiebeleid. Het Topsectorenbeleid wordt geprezen, maar het gaat er nu om dat meer op kostenreducties te richten van technologie die voor het behalen van de langetermijndoelen nodig is – vooral energie-efficiency en CCS. Afhankelijkheid
Het IEA benadrukt hoe afhankelijk Nederland nog is van fossiele brandstoffen. We hebben het hoogste aandeel gas in de brandstofmix van alle IEA-lidstaten, een toonaangevende oliehaven en de grootste kolenhaven van Europa. Hoewel grosso modo de nationale gasproductie al dertig jaar constant is, is die van de kleine velden sinds 2000 gehalveerd en dat gaat in rap tempo verder. In 2024 is de totale productie de helft van die in 2011; bij de huidige gas-
prijzen zou dat jaarlijks zo’n 6 tot 7 miljard euro aan overheidsinkomsten schelen. Het IEA beveelt aan beter te kijken hoe je kleine velden en schaliegas kunt ontwikkelen en daar alle partijen bij kan betrekken. Import van LNG zal duur zijn. Omdat vooral bedrijven nu een relatief lage gasprijs hebben, zullen zij dat merken. Een vergelijkbare kwetsbaarheid geldt raffinage. Nederland heeft daar in Europa nog een sterke positie, maar de Europese vraag stagneert en op nieuwe milieuregels kan alleen met grootschalige investeringen worden gereageerd. Capaciteit
De Nederlandse elektriciteitsvoorziening is goed op orde. De prijzen zijn relatief gemiddeld, consumenten switchen veel van leverancier en we kennen weinig stroomstoringen. Er is voldoende capaciteit en zelfs bij toenemende aandeel windenergie moet het in 2020 wel raar lopen wil er onvoldoende back-up zijn. De bedreigingen komen uit omringende landen. Subsidiesystemen voor hernieuwbare energie beconcurreren elkaar en iedereen verzint zijn eigen ingrepen in de markt. Het IEA denkt dat er voldoende mogelijkheden zijn de huidige market-only te verbeteren door een betere reactie van de vraag op fluctuerend aanbod en betere balanceringsmogelijkheden. In het Pentalateraal Forum zou Nederland daartoe het initiatief kunnen nemen. Maar als andere landen dan toch (wellicht dure) capaciteitsmechanismen zouden invoeren, kan je maar beter zorgen dat de Nederlandse (ruim
voorhanden) capaciteit ook meedoet. CO2-intensiteit
Het laatste punt betreft de broeikasgasemissies. Hoewel we het Kyotodoel hebben gehaald, heeft dat vooral als oorzaak dat de overige broeikasgassen dalen. De CO2intensiteit van de economie daalt minder dan het gemiddelde van de IEA-lidstaten. Interessant is dat het IEA aanbeveelt om werk te gaan maken van regulering die oude kolencentrales uitfaseert. Verder stelt men voor de al genoemde langetermijnroutekaart te ontwerpen en daar verschillende kosteneffectieve paden in te exploreren. Van het IEA mag kernenergie daarbij. Het Nederlandse beleid is in het zonnetje gezet maar heeft ook flink huiswerk meegekregen.
Pieter Boot is verbonden aan het Planbureau voor de Leefomgeving.
8 OPINIE energie Energie Actueel | jaargang 17, nummer 4 | dinsdag 6 mei 2014
Column
Eieren van Columbus In Europa denken we vaak dat de Europese klimaat- en energie discussie ver op de rest van de wereld voorloopt. We trommelen regelmatig hard op de borst over de voortgang op het gebied van energie-efficiëntie en het aandeel hernieuwbare energie.
mee ik terugkwam van de werkconferentie over energie-productiviteit was dat er meer waarheden bestaan dan de door ons omarmde en dat er daarom ook meer oplossingsrichtingen zijn dan de hier in Europa gepropageerde.
Niets is minder waar als je bereid bent om kennis te nemen van andere inzichten die elders worden ontwikkeld. Het hangt er vaak maar net van af hoe je een en ander definieert en waardeert of een dergelijke claim te rechtvaardigen valt. Uit een recente studie over energie-productiviteit en in handel ingesloten energie van het King Abdullah Petroleum Studies and Research Center (KAPSARC), blijkt dat Europa helemaal niet zo’n vooruitgeschoven post is als het gaat om de krimpende energieen klimaatvoetafdruk. De verschuiving van veel industrie naar andere landen en de consumptie van deze producten in Europa, zo betoogde Dieter Helm ook al in zijn boek Carbon Crunch, zorgt ervoor dat Europa niet bij alle definities even goed uit de verf komt. Landen daarentegen die regelmatig de maat wordt genomen door het Europese klimaatvolk komen er in die definities aanzienlijk beter af. De grote les waar-
Afgelopen vrijdag 18 april was HE Ali Al-Naimi te gast bij het Clingendael International Energy Programme. Hij hield een lezing over het energiebeleid van Saoedi-Arabië en beantwoordde vragen uit het publiek. Hij had een aantal boodschappen voor zijn toehoorders. Naast zijn aankondiging dat het land flink ging investeren in de energiewaardeketen, chemie, minerale grondstoffen en andere aan olie- en gasgerelateerde industriële sectoren, staat het creëren van banen voor de jonge bevolking voorop. Deze ambities wil het land realiseren zonder de exportcapaciteit van olie aan te tasten. Daartoe is het investeren in vraagmanagement en de inzet van hernieuwbare energiebronnen van groot belang. Het is ook om die reden dat veel discussies in het land gaan over de ontwikkeling van slimme netten, het balanceren van zonne-energie, het stimuleren van het gebruik van efficiënte airco-apparaten
Bezoek
Familiezaken
Geïnspireerd door de aanhoudende pleidooien van hun oudste zoon voor een verduurzaming van ons energiesysteem en geholpen door de lage rentestand en het slechte beleggingsklimaat hebben mijn ouders in de zomer van 2012 een PV-installatie op het dak van hun woning geïnstalleerd. Sindsdien zijn de zaken echter niet van een leien dakje gegaan. In deze bijdrage wil ik u meenemen in de wederwaardigheden van mijn ouders. Met als doel om als sector hiervan te leren. En betrokken en bewuste burgers die verantwoordelijkheid willen nemen voor de verduurzaming van het energiesysteem zo goed mogelijk te ondersteunen!
Eind augustus verzocht AgentschapNL mijn ouders om toezending van “een aankoopopdracht of ondertekende offerte gedateerd op of na 2 juli 2012.” Omdat mijn
Oproep
De minister had nog een boodschap voor zijn toehoorders. Hierbij raakte
grosso modo met hetzelfde doel: het bieden van goede energiediensten aan de bevolking met een zo’n betaalbare en zo klein mogelijke voetafdruk. De verschillende definities van intensiteit en productiviteit bieden inzichten en zijn niet slechts bedoeld om tegenstellingen te creëren. De ervaringen van al die verschillende landen leveren een grote rijkdom aan kennis op. De conclusie moet zijn dat met intensievere samenwerking en het meer openstaan voor de verschillen in aanpak we verder komen in het vinden van het ei van Columbus dan met het herhalen van oude beelden uit oude tijden.
Spiegel
Al-Naimi hield op subtiele wijze een spiegel voor over de ontwikkelingen op internationale energiemarkten, governance en specifieke aanpak van landen om het klimaat- en energieprobleem aan te pakken. Europa heeft geen alleenrecht op deze discussie en ook niet op de oplossingsrichtingen. In de aanloop naar de zoveelste COPvergadering in Parijs volgend jaar kan misschien wat meer notie worden genomen van het feit dat veel meer landen met dezelfde soort van transitie bezig zijn, ieder op zijn eigen manier maar
Coby van der Linde is hoofd van het Clingendael International Energy Programme en hoogleraar Geopolitiek en Energiemanagement aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Colofon
Column
De eerste hobbel was de subsidieregeling. Op 8 juni 2012 verzond de toenmalige minister van EZ, Landbouw en Innovatie, Maxime Verhagen, een kamerbrief met als onderwerp ‘subsidieregeling zonnepanelen 2012-2013’. In deze brief werd een subsidieregeling aangekondigd voor particulieren die na 2 juli 2012 opdracht gaven voor plaatsing van een PV-installatie. Mijn ouders hadden begin juni het besluit om panelen te plaatsen weliswaar al genomen, maar ze waren nog niet geplaatst. Zodat zij meenden voor subsidie in aanmerking te kunnen komen – wat aanvankelijk ook het geval leek. Door AgentschapNL werden enkele honderden euro’s aan hen overgemaakt.
en slim bouwen. Verder wordt veel geïnvesteerd in de opleiding van jongeren, zodat zij klaar zijn voor de nieuwe fase in de Saoedische ontwikkeling. Deze inkijk in de energiediscussie van een land is belangrijk omdat vaak een heel ander beeld bestaat. Een beeld dat bol staat van vooroordelen en die onrecht doen aan de ontwikkelingen. Ook het energie-Europa anno 2014 is niet meer hetzelfde Europa als van 20 jaar geleden. Dat geldt evenzeer voor andere landen. De discussie over luchtkwaliteit in China is bijvoorbeeld een belangrijke drijfveer voor het terugdringen van kolengestookte elektriciteitscentrales in stedelijke gebieden. Net als Saoedi-Arabië, komen de initiatieven in China voort uit een eigen problematiek die niet altijd herkend wordt als onderdeel van dezelfde discussie als in Europa. De verschillende definities die gehanteerd worden, passen bij de plaatselijke politiek en problematiek, maar passen allemaal in de grotere energie- en klimaatdiscussies. Of het nu gaat om energie-efficiëntie, koolstofvoetafdruk of energieproductiviteit.
hij aan het onderwerp van de internationale energie governance. Hij merkte op dat OPEC en IEA weliswaar goede organisaties zijn met veel verdiensten voor de leden, maar dat de energiegemeenschap breder is geworden en de internationale governance daaraan moet worden aangepast. Al-Naimi hield zijn gehoor voor dat het Internationaal Energie Forum (IEF), waar Nederland ook altijd zeer actief in is geweest, een groter draagvlak heeft door een breder lidmaatschap van landen. Landen als India, Rusland en China nemen bijvoorbeeld ook deel aan het IEF. Juist door de verschillende drijfveren van landen om de binnenlandse energie-economie te moderniseren, biedt een platform als het IEF de ruimte om meer gevoeligheid te ontwikkelen voor elkaars afwegingen ten aanzien van de energiemix.
ouders de installateur persoonlijk kenden, hadden zij echter mondeling opdracht gegeven. Zij beschikten daardoor over een niet-ondertekende offerte van vóór 2 juli én over een factuur van ná 2 juli. Na een uitgebreide en verwarrende mailwisseling met mijn ouders besloot AgentschapNL dat mijn ouders al vóór 2 juli opdracht tot levering en plaatsing van de panelen hadden gegeven en niet in aanmerking kwamen voor subsidie. Het ontvangen bedrag dienden zij te retourneren. Eind 2012 ontvingen mijn ouders de jaarafrekening van hun energieleverancier. Hun verbruik was weliswaar met enkele honderden kilowatturen gedaald ten opzichte van het voorgaande jaar, maar er werd op geen enkele wijze melding gemaakt van teruggeleverde energie. Navraag bij de energieleverancier leerde dat mijn ouders bij hun netbeheerder hadden moeten melden dat zij elektriciteit terugleverden.
Omdat zij een digitale elektriciteitsmeter hebben, werd de teruglevering anders niet verwerkt. Als zij dat alsnog zouden doen, zou de inmiddels teruggeleverde stroom bij hun volgende jaarafrekening – zij het met een jaar (!) vertraging – alsnog worden gesaldeerd met hun verbruik. Aldus geschiedde en eind 2013 ontvingen mijn ouders de volgende jaarafrekening. Tot hun verbazing was er nu weliswaar een tweede meterstand opgenomen, maar betrof het een extra verbruiksmeting die bij hen in rekening gebracht werd; in plaats van een teruglevermeting die met hun verbruik werd gesaldeerd. Toen mijn ouders opnieuw met hun energieleverancier contact opnamen, werden zij doorverwezen naar hun netbeheerder omdat de oorsprong van dit nieuwe probleem daar zou liggen. Na enig mailverkeer kwamen mijn ouders telefonisch in contact met een medewerker van hun netbeheerder die “tot het gaatje ging” om de kwestie op te lossen. Daarbij bleek dat de stand van de teruglevermeting was verwerkt als tweede verbruiksmeting en dat deze stand dus als verbruik bij mijn ouders in rekening was gebracht – als schrale troost wel tegen een wat lager tarief… Hoe het mogelijk was dat de terugleverstand door hun netbeheerder was verwerkt als verbruiksmeting, terwijl diezelfde (!) netbeheerder eerder schriftelijk had bevestigd dat mijn ouders te boek stonden als terugleverende klant bleef onduidelijk. Daarnaast dienden mijn ouders voor een definitieve oplossing opnieuw contact op te nemen met hun energieleverancier. Mijn ouders hebben zo’n twee jaar na het plaatsen van hun zonnepanelen nog altijd geen eurocent ontvangen voor de door hen geproduceerde duurzame elektriciteit. Wel staan ze voor de uitdaging om een tweetal bedragen terug te ontvangen waarop zij recht hebben. Ten eerste dient hun energieleverancier zo’n 1.000 kWh aan teruggeleverde elektriciteit te salderen met hun verbruik. Ten tweede hebben zij
recht op retournering van het bedrag dat voor diezelfde 1.000 kWh ten onrechte bij hen in rekening is gebracht omdat hun teruglevermeting is verwerkt als verbruiksmeting. Tot nu toe hebben zij hun energieleverancier er niet van kunnen overtuigen dat zij recht hebben op teruggave van deze twee bedragen. Ook is niet duidelijk of hun netbeheerder een en ander inmiddels structureel heeft opgelost. Gedane zaken nemen geen keer en wat gebeurd is, is gebeurd. Doel van het delen van deze familiezaken is om ervan te leren. Daarom eindig ik deze bijdrage met de oproep aan álle partijen in de energiesector om na te gaan of dit alles ook hún had kunnen overkomen en zo nodig maatregelen te nemen. Tot slot: ik heb geen namen van energieleveranciers en netbeheerders willen noemen. Als organisaties willen weten of zij bij dit dossier betrokken zijn, kunnen zij navraag doen (
[email protected]). Het mag daarbij duidelijk zijn dat mijn werkgever Enexis níet de netbeheerder is van mijn ouders. Ware dat het geval geweest, dan zou ik deze column niet hebben geschreven maar mijn collega’s op een andere manier hebben aangespoord om orde op zaken te stellen!
Energie Actueel is een uitgave van de Vereniging Energie-Nederland. Energie Actueel biedt achtergronden en opinies uit de wereld van energie en klimaat. De krant verschijnt 10 keer per jaar. Daarnaast is Energie Actueel digitaal beschikbaar, met binnen- en buitenlands nieuws en een scala aan columnisten: energieactueel.nl Redactieadres Energie-Nederland, Lange Houtstraat 2 2511 CW Den Haag T: 070 311 4350 E:
[email protected] Hoofdredactie Anne Sypkens Smit Bladmanagement & eindredactie PACT Public Affairs, Den Haag Redactie Frank Kools, Sjoerd Marbus, Sander Schilders Medewerkers Alexander Haje, Paul Hazebroek, Peter Westhof Columnisten Pieter Boot, Aad Correljé, Frank van den Heuvel, Coby van der Linde, Han Slootweg, Ad van Wijk Correspondenten Wierd Duk (Duitsland), Frank Kools (Noord-Amerika), Jan Schils (Europese Unie, België), Arjan Schippers (Groot-Brittannië), Dorine Vaessen (Duitsland), Wim Verseput (Scandinavië), Marcel Vink (China) Vormgeving & opmaak Aandagt reclame & marketing, Almelo Druk & distributie Senefelder Misset Grafisch Bedrijf, Doetinchem Abonnementen Energie Actueel wordt kosteloos toegezonden aan personen in dienst van bedrijven die lid zijn van Energie-Nederland, in dienst van de rijksoverheid of een hoger onderwijsinstelling. Zij en overige geïnteresseerden kunnen zich abonneren via de website energieactueel.nl. Daar kunnen ook abonnementen worden opgezegd. Een betaald jaarabonnement kost € 75,-. Abonnementsgelden worden namens de uitgever geïnd door Abonnementenland, Heemskerk. Adreswijzigingen
[email protected] Opzeggingen - Per post: Energie-Nederland / Energie Actueel Antwoordnummer 24603, 2490 WB Den Haag - Of per email:
[email protected]
Han Slootweg is deeltijdhoogleraar Smart Grids aan de Technische Universiteit Eindhoven en werkzaam bij een regionale netbeheerder.
Advertentie-exploitatie Recent André van Beveren, Postbus 17229 1001 JE Amsterdam T: 020 330 8998 F: 020 420 4005 E:
[email protected] Overname van artikelen uitsluitend toegestaan na toestemming van de hoofdredactie. ISSN 2211-6230