Driemaandelijks tijdschrift van het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten
www.iec-iab.be | Nr. 1 / 2013
Interview Interview met Luc Coene Interview met André Bert en Benoît Vanderstichelen Fiscaliteit Roerende fiscaliteit opnieuw hervormd: De programmawet van 27 december 2012 vereenvoudigt de regels, maar de roerende inkomsten worden zwaarder belast Pierre-François Coppens Fiscaliteit Verkrijging van activa om niet of tegen verminderde prijs en begrip “reële waarde”: mag de administratie onderwaarderingen van activa belasten? Pierre-François Coppens
AFGIFTEKANTOOR: 3000 LEUVEN I P608443 – IEC-IAB E . J ac q m ainlaan 1 3 5 / 2 – B E - 1 0 0 0 B R U S S E L
Trends 2013: een jaar met goed nieuws? Amid Faljaoui
Roerende fiscaliteit opnieuw hervormd
Inhoud Accountancy&Tax Driemaandelijks tijdschrift van het IAB nr. 1 / 2013
3
5
ADMINISTRATIE EN REDACTIE
E. Basso, A. Bert, P.-F. Coppens, J. De Blay, A. Faljaoui, S. Ghilain, N. Hormans, J.-L. Kilesse, R. Lassaux, D. Maes, E. Steghers, B. Vanderstichelen, K. Vandriessche
12
20
ILLUSTRATOR COVER
VERANTWOORDELIJKE UITGEVER
A. Bert, Emile Jacqmainlaan 135/2, 1000 Brussel ISSN 1375-9876
De auteurs, het redactiecomité en de uitgever streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie, waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld. De opinieartikelen vertegenwoordigen de inzichten en mening van auteurs en dus niet noodzakelijk die van het Instituut of van het redactiecomité. Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten (IAB) Opgericht bij Wetten van 21 februari 1985 en 22 april 1999 UITVOEREND COMITÉ
Voorzitter: A. Bert Ondervoorzitter: B. Vanderstichelen Secretaris-penningmeester: J. De Blay Secretaris: J.-L. Kilesse Leden: E. Degrève, B. Van Coile RAAD
Voorzitter: A. Bert Ondervoorzitter: B. Vanderstichelen Leden: J. Baeten, L. Ceulemans, M. Claes, C. Cloquet, J. De Blay, E. Degrève, J.-G. Didier, J. Hellin, J.-L. Kilesse, F. Schelfhaut, S. Troonbeeckx, B. Van Coile ALGEMEEN DIRECTEUR
E. Steghers
Fiscaliteit
Verkrijging van activa om niet of tegen verminderde prijs en begrip “reële waarde”: Mag de administratie onderwaarderingen van activa belasten? Pierre-François Coppens
Rosemarie De Vos
MEDEDELING VOOR DE LEZERS
Fiscaliteit
Roerende fiscaliteit opnieuw hervormd: De programmawet van 27 december 2012 vereenvoudigt de regels, maar de roerende inkomsten worden zwaarder belast Pierre-François Coppens
UITGEVERS
Intersentia, Groenstraat 31, 2640 Mortsel www.intersentia.be Anthemis, Place Albert I 9, 1300 Limal www.anthemis.be
Interview
Interview met Luc Coene Interview met André Bert en Benoît Vanderstichelen
IAB, Emile Jacqmainlaan 135/2, 1000 Brussel Tel.: +32 2 543 74 90 – Fax: +32 2 543 74 91 E-mail:
[email protected] REDACTIECOMITÉ
Editoriaal
Waken en dienen
24
Trends
2013: een jaar met goed nieuws? Amid Faljaoui 26
IAB in ‘t kort
26
Wetgeving
27
IAB-info flashback
30
Vakliteratuur
EDITORIAAL
Waken en dienen
Z
es jaar geleden was dit het devies waarmee ik mijn inzichten omtrent de prioriteiten voor het beleid van het Instituut voorgesteld heb. De leden hebben mij en de raad het vertrouwen gegeven om gedurende twee mandaten een beleid te voeren dat gefocust was op het beroep, de leden en het Instituut. Elk initiatief, elke beslissing, werd afgetoetst aan deze elementen, waarna wij met grote openheid toelichting gegeven hebben aan de leden via onze bezoeken aan de provincies, waarvan wij nu de derde ronde beëindigd hebben. Het succes hiervan en de vele positieve reacties die wij mochten ontvangen, tonen aan dat hiermee een behoefte ingevuld werd en dat hierdoor de relaties met de leden sterk verbeterd zijn. Verder in het tijdschrift zal u enkele terugblikken vinden op een aantal realisaties, maar ik wil hier ook terugkomen op de drie wettelijke verzuchtingen, verwoord in ons memorandum aan de regering in 2007, en waarvan wij de laatste binnenkort zullen verwezenlijkt zien. Wij hadden het nadeel telkens na aanvang van ons mandaat geconfronteerd te worden met een lange periode van regeringsvorming maar zijn er toch in geslaagd, dankzij de medewerking van onze bevoegde ministers, de wetswijzigingen te verkrijgen. Tijdens ons eerste mandaat waren dat minister Sabine Laruelle en minister Vincent Van Quickenborne en tijdens ons tweede minister Sabine Laruelle en minister Johan Vande Lanotte. 1. De openstelling van het aandeelhouderschap van onze professionele vennootschappen. Enerzijds werd hierdoor de mogelijkheid geschapen om de interprofessionele samenwerking mogelijk te maken binnen de door het Instituut erkende vennootschap en anderzijds werd de deelname in de vennootschap geopend voor de medewerkende familieleden die niet de wettelijke hoedanigheid van accountant of belastingconsulent bezitten. 2. De beperking van de beroepsaansprakelijkheid. Het was irrationeel dat een beoefenaar van een vrij beroep on-
beperkt aansprakelijk kon worden gesteld voor eventuele beroepsfouten. Toch kan men er ook niet omheen dat de verantwoordelijkheid daaromtrent niet volledig afgewenteld kan worden. Door de beperking van de beroepsaansprakelijkheid overeenkomstig het gemeen recht blijft een toetsing van de mate van beperking, omschreven in een overeenkomst met de cliënt (de opdrachtbrief), steeds mogelijk. 3. De toegang tot het beroep op basis van een verworven beroepservaring van minstens 7 jaar. Deze opening wordt gemaakt voor kandidaten die een ruime beroepservaring verworven hebben en alsnog de titel van accountant of belastingconsulent wensen te verkrijgen. De vrijstelling van de toelatingsproef en een mogelijke vermindering of vrijstelling van de stage verlagen de drempel voor deze kandidaten, terwijl hun beroepservaring nog altijd via het bekwaamheidsexamen getoetst zal worden. Naast de beleidsopties die vooraf geuit werden, is het natuurlijk zo dat een aantal beslissingen genomen worden rekening houdend met wijzigende omstandigheden of gelegenheden die zich aanbieden. De verhuis van het Instituut naar de Jacqmainlaan was daar één van. Het samenwonen met het IBR bevorderde zeker het contact en het overleg en liet ons toe op het internationale vlak beter samen te werken, temeer daar beide instituten lid zijn van IFAC en FEE. Maar evenzeer belangrijk was dat de verhuis voor het IAB zelf noodzakelijk was. De accommodatie die wij nu aan ons personeel kunnen bieden, het samenwerken op één verdieping, de ligging en de bereikbaarheid zijn onmiskenbare troeven. Het Instituut moet ook zijn commissies de gelegenheid geven om onder de beste voorwaarden te kunnen vergaderen. Dit uit respect voor de vele confraters die op die manier hun inzet tonen voor het beroep. En ten slotte hebben wij ook de mogelijk-
2 013/1
3
EDITORIAAL heid om vergaderingen en ontmoetingen te beleggen met externe partners en organisaties. De verhuis heeft het imago en de identiteit van het Instituut versterkt. De ontwikkeling van het project kwaliteitstoetsing is het gevolg van onze contacten met de buitenlandse instituten en ordes maar bekrachtigt evenzeer de wil om de valorisatie en de geloofwaardigheid van het beroep te bevorderen in een maatschappij waar wij ondanks snel wisselende omstandigheden garant moeten blijven van een deskundige dienstverlening. Ik heb de gelegenheid gehad om samen te werken en te overleggen met vele mensen buiten het Instituut. Ik heb vele confraters ontmoet, gedreven in hun beroep, maar
4
2 013/1
toch met vragen over de vele lasten en de druk die op ons gelegd wordt. De twee mandaten heb ik kunnen volbrengen met nagenoeg dezelfde raadsleden. Wij zijn er steeds samen in geslaagd om na discussie, beraad en overleg dezelfde richting te kiezen. En we werden ondersteund door de directie en de stafmedewerkers, die bereidwillig, soms ook onder de druk van de tijd, meegewerkt hebben aan onze realisaties. Dank aan iedereen van buiten en binnen het Instituut die bijgedragen heeft tot de ontwikkelingen en de verwezenlijkingen ten voordele van het beroep, de leden en het Instituut. André Bert, Voorzitter
•
I nterview
Interview met Luc Coene 2013, het jaar van de uitdagingen André Bert, onze voorzitter, en Benoît Vanderstichelen, onze ondervoorzitter, vergezeld van Eric Steghers, onze directeur-generaal, hadden een gesprek met de heer Luc Coene, de gouverneur van de Nationale Bank van België, in een dubbelinterview met ons tijdschrift en het magazine Trends.
Als het waar is dat 2013 met een groei van rond de 0 % dreigt te eindigen, komt dat omdat, volgens de prognoses van de NBB, het eerste kwartaal 2013 nog negatief zal zijn. Een belangrijk punt is echter dat het 2de, 3de en 4de kwartaal volgens de NBB lichtjes positief zouden moeten zijn. Dat zou erop wijzen dat België toch de goede weg opgaat. Het einde van de tunnel is dus in zicht! In werkelijkheid, zegt Luc Coene, gouverneur van de NBB, is het eenvoudig: er moeten nog inspanningen geleverd worden, onder andere gericht op andere belangrijke hervormingen, zoals de competitiviteit of de vergrijzing van de bevolking, maar voor de rest lijken sommige economische indicatoren de goede richting uit te gaan. En verder zijn er voor de landen die onder druk staan, zoals Spanje of Italië, ook de lage rentevoeten. Dat bewijst dat de financiële markten begrepen hebben dat onze Europese leiders de euro niet zullen laten ten onder gaan. Uiteraard is het niet al rozengeur en maneschijn en blijven er vragen. Maar Luc Coene wijst op de terugkeer van het vertrouwen. Zodra de burgers en de ondernemingen inzien dat er alles aan gedaan wordt om de begroting in evenwicht te brengen en de overheidsschuld te verminderen, zullen de huishoudens en de ondernemingen weer vertrouwen krijgen en zal de economie beter beginnen draaien. Nog goed nieuws: de inflatie, die in 2012 nog 2,6 % bedroeg, zou in 2013 moeten afnemen tot 1,6 %. En dat is natuurlijk goed voor de koopkracht en voor de spaarders. IAB: Wat denkt u van het plan op Europees niveau om de neerlegging van de jaarrekening af te schaffen met het doel de kosten voor de kmo’s te verminderen?
Luc Coene: Dat is een initiatief in het kader van de vereenvoudiging van de administratieve formaliteiten. En dat trouwens principieel moet gezien worden. Maar dit gezegd zijnde, denk ik, net als u, dat ons systeem van neerlegging van de jaarrekening bij de Balanscentrale een goede zaak is. Het biedt de Nationale Bank ook het voordeel van een volledig zicht op het Belgische economische weefsel, en daarbovenop de buitenkans van de beschikking over een belangrijke thermometer om de stand van onze economie te peilen. Om die reden pleit ik voor het behoud van het huidige systeem. IAB: Is het waar dat de ondernemingen moeilijker aan krediet geraken bij de banken? Luc Coene: Ja, dat is waar. De kredietverlening aan de ondernemingen is nominaal 2 % toegenomen, maar de banken verstrengen hun voorwaarden. Ik heb de sector laten weten dat dit niet de meest aangewezen strategie is, aangezien die strategie bijdraagt tot een verdere vertraging van de economische groei. Natuurlijk zien de kredietcomités het risico op wanbetaling toenemen, maar zij moeten uitgaan van het beginsel dat de goede ondernemingen zullen overleven en het dus waard zijn dat ze krediet krijgen. IAB: Kunnen we, meer op macro-economisch gebied nu, zeggen dat het noodlottige verband tussen banken in moeilijkheden en wankelende staten definitief doorbroken is? Luc Coene: Met de beslissing van de ECB van vorige zomer om zonder beperking obligaties in te kopen van staten die een strikt hervormingsplan aannemen, hebben we de financiële markten een zeer krachtig signaal gegeven. Vorige zomer leken ze nog een implosie van de euro te vrezen, maar daardoor
2 013/1
5
I nterview hebben we dat risico afgewend. We hebben een wijziging in de psychologie van die markten afgedwongen. Hun reactie blijft immers positief, zelfs nu het steeds minder waarschijnlijk wordt dat Spanje uiteindelijk steun zal vragen. De markten reageren ook positief omdat de problemen thans vrij coherent worden aangepakt. Er is een akkoord gevonden voor Griekenland, er werd een akkoord bereikt voor de herkapitalisatie van de Spaanse banken en landen als Ierland en Portugal gaan de goede richting uit. Het rapport-Van Rompuy tekent ook het “nieuwe gezicht” van Europa uit. Al die maatregelen hebben bijgedragen tot het bedaren van de onrust. Nochtans maak ik mij geen enkele illusie: de Angelsaksen zullen blijven twijfelen aan het overleven van de euro.
Luc Coene, gouverneur van de Nationale Bank van België
IAB: Wie heeft de idee gelanceerd om, onder voorwaarden, onbeperkt obligaties in te kopen? Luc Coene: Ons plan is het gevolg van de les die we getrokken hebben uit het mislukken van ons vorige programma tot inkoop van staatsobligaties. De manier waarop sommige politici, zoals Silvio Berlusconi, er misbruik van gemaakt hebben, heeft de uitvoering ervan gecompromitteerd. We wisten dat we vroeg of laat zouden moeten ingrijpen om de euro te redden, maar we hebben eerst de juiste modaliteiten willen vaststellen, om niet door valse beloften van de politici in de luren te worden gelegd. Toch zullen wij onze steun opschorten zodra een land niet meer aan het gestelde programma voldoet, waarbij het IMF als scheidsrechter zal optreden. Wij zullen dus geen automatische en doorlopende steun verlenen. IAB: Maar wat zal er gebeuren als de rente in een bepaald land op hol slaat? Kunt u de stekker eruit trekken? Luc Coene: Ja, en als dat gebeurt, zal dat land de gevolgen moeten dragen. Als we toegeven, verliezen we alle geloofwaardigheid. De confrontatie zal niet uitblijven. Maar dat is de lijn die we getrokken hebben en die we niet kunnen noch zullen overschrijden. Als centrale bankiers zijn we niet bij machte om de fundamentele problemen te regelen. Wij kunnen alleen tijd winnen, zodat de regeringen de noodzakelijke structurele hervormingen kunnen doorvoeren. Als we tijd winnen zonder voorwaarden op te leggen, zullen we geheid mislukken. Dan is het goed mogelijk dat we met de volledige Spaanse en Italiaanse schuld op de balans blijven zitten. Er zal niets veranderd zijn en wij zullen onze geloofwaardigheid kwijt zijn.
6
2 013/1
IAB: Duitsland was tegen de onbeperkte aankoop van staatsobligaties. Luc Coene: Duitsland blijft principieel gekant tegen de interventie van de ECB op de financiële markten. Dat is ook de basisvoorwaarde die de Duitsers hadden opgelegd voor de aanvaarding van de euro. Het is dus eerder een principieel dan een pragmatisch standpunt. Maar vroeg of laat zal meer soepelheid aan de dag moeten worden gelegd als de problemen opgelost willen raken. IAB: Het proces van de verwerking van de excessen uit het verleden blijft op de economie wegen. Hoe lang nog? Luc Coene: De geschiedenis leert ons dat de incubatieperiode 8 tot 10 jaar kan duren. Maar waar kan de huidige economische groei vandaan komen? Volgens mij zijn er twee soorten mogelijkheden. De eerste is extern, door tussenkomst van de opkomende landen. De tweede is intern en steunt op de productiviteitswinst die mogelijk gemaakt wordt door de structurele hervormingen. Daaraan wordt te weinig aandacht besteed. Dit debat wordt niet genoeg gevoerd. We zijn er ons te weinig van bewust dat de industriële wereld geconfronteerd wordt met een overheidsschuld die nooit zo hoog geweest is, behalve in oorlogstijd. Behalve in de oorlog kon die schuld door veel solidariteit ordentelijk worden verlicht. Maar vandaag zijn de omstandigheden verschillend. We zijn te veel overheidsschuld aangegaan om consumptie-uitgaven te financieren. Het is daar dat het schoentje wringt. Hadden we die uitgaven gedaan om te investeren, dan zouden we er vandaag veel beter voor staan. Nu moeten we gaan voor hervormingen die de groei bevorderen, want het is de groei die het schuldverlichtingsproces kan vereenvoudigen.
I nterview IAB: De Amerikaanse centrale bank (FED) mikt uitdrukkelijk op een werkloosheidsgraad van 6,5 %. Is dat een ondenkbaar streefcijfer voor de ECB?
den. Als de markten op de rentestijging anticiperen, zouden die wel eens gradueel kunnen stijgen, maar ook snel. Maar wij denken niet dat dit scenario zich al in 2013 zal voordoen.
Luc Coene: Ja. De FED heeft een dubbel mandaat. Als er geen inflatie is, moet zij alles in het werk stellen om de werkloosheidsgraad te verlagen. De ECB heeft maar één opdracht: stabiliteit (financiële stabiliteit en stabiele prijzen). Dat is de prijs die betaald moest worden om de Duitsers te overhalen om de mark in te ruilen voor de euro. Maar in de praktijk kan niet gezegd worden dat wij niet alles in het werk stellen om de economie alle nodige middelen te verschaffen.
IAB: Transfereert de ECB bewust koopkracht van de schuldeisers naar de schuldenaars om de schuldverlichting te vergemakkelijken?
IAB: Mocht de Europese economie vertragen door een sterke euro, zal de ECB dan nog de middelen overhouden om het tij te keren? Alles welbeschouwd, noteert de euro de laatste dagen nogal hoog en lijkt hij het slachtoffer te zijn van de koersoorlog. Luc Coene: Het is altijd mogelijk om verder te gaan. Wij beschikken nog over een zekere manoeuvreerruimte om in te grijpen. Met andere woorden, als het nodig is, kunnen we beslissen om de richtrente te laten zakken. IAB: Schuldverlichting door een dosis onverwachte inflatie: is dat een deel van de oplossing? Luc Coene: In theorie, ja. Het verleden heeft ons immers geleerd dat we inderdaad inflatie kunnen opwekken. Maar om ze te stoppen, moet een recessie worden georganiseerd. En wat hebben we dan gewonnen? Niets. Inflatie is trouwens sociaal onverantwoord, want de herverdeling die er het gevolg van is, is allesbehalve neutraal. IAB: Is inflatie niet onvermijdelijk, gelet op de aanzienlijke verhoging van de balanstotalen van de centrale banken? Luc Coene: Absoluut niet. Balanstotalen zeggen niets, want de snelheid van de geldcirculatie is sterk gedaald. Als het geld weer begint te circuleren, zullen de centrale banken snel dat overtollige geld uit de economie trekken en hun balansen verlichten. Dat is relatief eenvoudig. IAB: Zal dat proces niet gepaard gaan met hogere rentevoeten? Luc Coene: Nu komen we bij de kern van de zaak. De rentevoeten zullen inderdaad stijgen. En al die staatsschulden die dankzij de lage rente nu bij de banken geboekt zijn met een meerwaarde… Elke rentestijging zou die reserves oppeuzelen. En dat kan pijnlijk wor-
Luc Coene: Neen. Het is niet de bedoeling om het de schuldenaars naar de zin te maken. Ons enige doel is wat zuurstof in de economie te pompen, om enige groei, al is het maar een geringe, mogelijk te maken. Het respijt dat de schuldeisers wordt toegestaan is enigszins de “bijwerking” van deze strategie. IAB: De reële rente op 10 jaar op de kwalitatieve staatsobligaties is negatief of rond de nul. Vindt u ook dat dat niet gezond is? Luc Coene: Inderdaad. Maar ik stel vast dat veel beleggers er zich tevreden mee stellen. We kunnen ons vragen stellen bij de motivatie en de psychologie die hen bezielt. Deze vlucht naar zekerheid is het gevolg van een kortetermijnvisie, want als de renten weer beginnen omhooggaan, blijft er niet veel meer over van deze kwaliteit en zullen die beleggers een hoge prijs betalen voor hun vlucht naar zekerheid. IAB: Kunnen de verzekeraars die lage renten aan? Luc Coene: Dat begint een serieus probleem te worden. Wij hebben voorgesteld om het gewaarborgd rendement op de verzekeringsproducten te verlagen, maar de voogdijminister is ons niet gevolgd. Daarom onderzoeken we de situatie nu geval per geval. Elke verzekeraar die een hoger rendement aanbiedt dan wat wij een billijk rendement vinden, zal verzocht worden te komen uitleggen hoe hij dit rendement denkt te kunnen waarborgen. De verzekeraars die geen sluitende uitleg hebben, zullen verplicht worden om het voorgestelde rendement te verlagen. Volgens ons ligt het evenwichtige rendement rond de 2 %, dus veel lager dan de gewaarborgde rendementen van 3,75 % en andere rendementen die vroeger werden toegekend. Nog een gevoelig punt: het gewaarborgd rendement van de groepsverzekeringen. Als dat rendement niet bereikt wordt, moeten de werkgevers bijpassen. Dat zou een bittere pil kunnen zijn voor onze ondernemingen en zou hun competitiviteit nog verder aantasten. IAB: Waarom bent u gekant tegen een opdeling van de banken in spaarbanken en zakenbanken? Luc Coene: Onze economie is in ruime mate afhankelijk van de uitvoer, vooral de uitvoer door kmo’s. Bij een opde-
2 013/1
7
I nterview ling van de banken zullen die kmo’s zich tot een andere investeringsbank dan hun traditionele bank moeten wenden voor de afdekking van hun risico’s of de inbreng van kapitaal. En op de Belgische markt is er maar plaats voor één investeringsbank van een zekere omvang. Die zal dan waarschijnlijk Angelsaksisch zijn. Daar halen wij geen enkel voordeel uit. Wij hebben echter andere middelen om die risico’s onder controle te houden, bijvoorbeeld door de riskante activiteiten te beperken en de kapitaalvereisten te verstrakken. Wie wil nu piepkleine Belgische banken? Hoe kleiner de instelling, des te hoger de beheerskosten. Als wij het enige land zijn dat de weg opgaat van een samengestelde markt van kleine banken, zullen die niet lang overleven. De banken moeten daarentegen hun houding laten varen om hun eigen belangen te laten voorgaan op die van hun cliënten, onder meer door commissieloon uit te keren op de verkoop van riskante producten. Dat is niet aanvaardbaar.
IAB: Denkt u dat we in 2013 een verbetering zullen zien van de werkloosheidscijfers? Luc Coene: Zoals u wel weet, is het vertrouwen van de werkgevers en de consumenten niet bijster hoog. En die voorwaarden vormen niet de geschikte omgeving om arbeidsplaatsen te creëren. Vorig jaar bedroeg de werkloosheid 7,4 % en onze prognoses geven voor 2013 jammer genoeg 8,1 % aan. Het moet gezegd dat België tot dusver de tewerkstelling op peil heeft kunnen houden door werktijdverkorting (gedeeltelijke werkloosheid), maar sindsdien werden in 2013 al een aantal maatregelen opgeheven, en voortaan zal de werktijdverkorting tot uiting komen in banenverlies, zonder te spreken van pijnlijke verrassingen van het genre ArcelorMittal. Ik zou zeggen dat het goede nieuws in 2013 van de kant van de inflatie zou moeten komen: onze Nationale Bank verwacht een prijsstijging beperkt tot 1,6 %, tegen 2,6 % in 2012. Commentaar opgetekend door Amid Faljaoui
V.l.n.r. Eric Steghers, André Bert en Benoît Vanderstichelen in gesprek met Luc Coene, gouverneur van de NBB
8
2 013/1
•
I nterview
Interview met André Bert en Benoît Vanderstichelen Blijf toekomstgericht denken In de aanloop naar de belangrijke verkiezingen voor ons beroep blikken voorzitter André Bert en ondervoorzitter Benoît Vanderstichelen terug op de grote verwezenlijkingen van hun mandaat, dat voor de eerste zes en voor de tweede drie jaar bestreek. Een woordje uitleg.
André Bert: Eén van de prioriteiten die tijdens dit voorzitterschap werden vooropgesteld, en nog op stapel blijven staan, is de wens om een specifiek diploma in te voeren voor de toegang tot de titel van accountant, en zelfs van belastingconsulent. Om de redenering achter dit initiatief te vatten, moeten we uitgaan van de huidige toestand. Voor de belastingconsulenten is de toestand vrij eenvoudig: we hebben ongeveer 80 % universitairen en 20 % bachelors of gegradueerden uit het hoger onderwijs van het korte type. Aan de kant van de accountants is de verhouding echter bijna omgekeerd. Onze bedoeling is een diploma in te stellen dat rekening houdt met dit landschap. U moet weten dat momenteel slechts 5 tot 6 % van de gediplomeerden in de accountancy van het korte type lid worden van ons Instituut. En zo loopt ons streven naar een specifiek diploma voor het beroep van accountant momenteel stuk op deze realiteit: het is moeilijk om van het onderwijsnet te eisen zijn leerprogramma af te stemmen op slechts 5 of 6 % van zijn gediplomeerden. De kwestie blijft hangende, maar wij werken aan een oplossing en wij verliezen de moed niet om ooit een diploma van accountant door te drukken, zoals in Nederland of in Groot-Brittannië. Benoît Vanderstichelen: Wij ijveren er ook voor dat onze leden hun voorkeuractiviteiten zouden kunnen afficheren, zoals de advocaten hun voorkeurmateries mogen bekendmaken. Die vakgebieden zullen bekendgemaakt worden via de website van ons Instituut. André Bert: Ik grijp de kans aan om erop te wijzen dat de website van het IAB de laatste jaren fel verbeterd is. Elk lid
heeft toegang tot die website en kan er de hem betreffende officiële informatie terugvinden en die gedeeltelijk wijzigen in geval van vergissing of onnauwkeurigheid. Zoals Benoît net zei, is het dus via die website dat het lid zijn voorkeurmateries, de aard van de opdrachten die hij uitvoert, en zelfs de soort cliënteel die hij beoogt, de omvang van zijn cliënteel, de lokalisatie ervan en ook de werktaal of -talen die onze confrater beheerst, kan aangeven. Uiteraard moeten ze de regels van het spel volgen en bijvoorbeeld niet aangeven dat ze gespecialiseerd zijn in … alles! Benoît Vanderstichelen: Ik wil een cruciaal punt benadrukken: het is zeker niet de bedoeling de kleinere tegen de grotere kantoren, of de allrounders tegen de specialisten op te zetten. Het gaat gewoon om aanvullende informatie over onze leden. Die vermelding van voorkeurmateries zal trouwens geen effect hebben op de zoekmachine van het IAB. Al onze leden worden en zullen gelijk behandeld blijven. André Bert: Die lijst zal gepromoot worden als referentielijst bij onze economische partners, met name de kamers van koophandel, de belangenverenigingen van de ondernemers, zoals Unizo, VOKA, de UCM of de UWE. En natuurlijk ook bij de federale, gewestelijke of internationale instellingen. Als alles naar wens verloopt, zal deze module tegen eind maart 2013 toegankelijk zijn voor onze leden. Benoît Vanderstichelen: Tijdens onze ambtstermijn als voorzitter en ondervoorzitter hebben wij ons ook ingespannen om ervoor te zorgen dat ons beroep klaar staat voor de doorbraak van de elektronische facturering. Het IAB zal er
2 013/1
9
I nterview alles aan doen om de elektronische facturering bij zijn leden te promoten, maar op voorwaarde dat de elektronische factuur de informatie bevat die nodig en van belang is voor de boekhoudkundige factuur. De volledige inputkant is dus van belang. Ik denk – en mijn vriend André zal mij niet tegenspreken – dat de toegevoegde waarde van onze leden niet in het inputten ligt: onze taak is adviesverlening, de uitwerking van boordtabellen en de grondige opvolging van onze cliënten. Kortom, de elektronische facturering moet voor onze confraters tijd vrijmaken, waardoor ze zich aan hun echte toegevoegde waarde kunnen wijden: de kmo’s adviseren. André Bert: Eén van onze opdrachten als autoriteit van het IAB is het leven van onze leden gemakkelijker maken. Wij zouden voor onze leden graag een enig mandaat bij de administraties, en dan vooral bij de fiscale administratie, invoeren: wij zouden onze confraters de mogelijkheid willen bieden om zich met één enkele handeling te identificeren voor alle materies die onder de FOD Financiën vallen. Dat wordt “single one access” genoemd. Benoît Vanderstichelen: Vervolgens zou dat kunnen evolueren naar een enig mandaat, waaraan een aantal diensten en/of informatie kan worden toegevoegd. Wij denken bijvoorbeeld aan een real-time kennisgeving van de mandataris en beheer van de verantwoordingsstukken. Dit zou de verbintenis moeten inhouden dat alle briefwisseling en officiële stukken tussen de fiscale administratie en een belastingplichtige (natuurlijke persoon of onderneming), volgens te bepalen formules en bij voorkeur via elektronische weg, terzelfdertijd ter kennis worden gebracht van de geldig gemandateerde boekhoudkundige of fiscale beroepsbeoefenaar. Nog een wens waarvoor we ons tijdens ons voorzitterschap ingezet hebben, is trachten te bereiken dat ons Instituut vooraf geconsulteerd wordt, vóór de invoering van een nieuwe wet, maatregel of administratieve circulaire. Ik denk bijvoorbeeld aan de berekening van het voordeel alle aard op de bedrijfswagens, een systeem dat veel kritiek heeft uitgelokt – en terecht – wegens de complexiteit ervan. In dat geval had de fiscale administratie er beter aan gedaan om samen met ons beroep vooruit te denken, om dergelijke ellende te vermijden. Het is bijvoorbeeld een goed idee om naar de databank van Febiac te verwijzen, maar niet er vergeten bij te zeggen dat die databank niet kosteloos is. Hetzelfde geldt voor de fameuze bijkomende heffing van 4 % op de roerende voorheffing. Hadden ze ons vooraf geconsulteerd, dan had alle rompslomp, die men uiteindelijk heeft laten varen, vermeden kunnen worden! André Bert: Ik stel ook vast dat de regering – en zeer legitiem – de strijd wil aangaan tegen de fiscale fraude. Het
10
2 013/1
enige probleem is dat in die strijd steeds meer een beroep wordt gedaan op onze leden, en dit gaat zo ver dat ze bijna verzocht worden het hulpje van de fiscus te worden, terwijl we één ding voor ogen moeten houden: de meerderheid van de fiscale fraudeurs zijn geen leden van het IAB. Het zijn daarentegen adviseurs zonder enige deontologie, zonder een officieel beschermde titel. Benoît Vanderstichelen: In de regering bestaat momenteel duidelijk de vaste wil om de economische beroepen ertoe te dwingen hun cliënten eerder aan te geven bij de CFI. Behalve dat het niet onze opdracht is om onze cliënten aan te geven, wordt ook de kwestie gesteld van de ongelijke behandeling tussen de advocaten aan de ene kant en de economische beroepen aan de andere kant. Eén van onze competenties is, net zoals de advocaten, het verstrekken van juridisch advies. Het zou dan ook weinig logisch zijn dat een advocaat, onder het mom van de vertrouwelijkheid, hetgeen hij vernomen heeft, voor zich mag houden, terwijl een economische beroeper zijn cliënt bij de CFI moet aangeven. Ze mogen zich niet mispakken: hoewel het gerechtvaardigd is om beroepsbeoefenaars uit de sector met de strijd tegen de fiscale fraude te associëren, mogen de taken van de enen en de anderen niet door elkaar worden gehaald. Wij dienen niet om het werk van de controleurs te doen. Net zoals er geen sprake van kan zijn een belastingconsulent als een medeplichtige of mededader van fiscale fraude te aanzien. Wij zullen dat blijven herhalen tegen onze politici. André Bert: Tijdens mijn voorzitterschap hebben wij ook getracht het Instituut dichter bij de leden te brengen. Niet alleen met de tools die wij de leden ter beschikking stellen – opdrachtbrief, permanente vorming of actieplan voor de kwaliteitstoetsing – maar ook door onze aanwezigheid ter plaatse, dichtbij de werkplek van onze leden. De laatste zes jaar werd die actie voornamelijk geconcretiseerd door de drie uitgaven van onze roadshow doorheen de provincies. Dat gold bijvoorbeeld voor de invoering van de kwaliteitstoetsing, waarvoor we met onze leden en confraters enorm veel informatie dienden uit te wisselen. Benoît Vanderstichelen: Als één van onze realisaties zou ik ook de opwaardering van onze studiedienst willen vermelden. Wij hebben onze leden ook zeer efficiënte en zeer nuttige handleidingen kunnen bezorgen, zoals de Praktische Gids Ven.b en PB, maar we hebben al onze leden ook toegang kunnen verschaffen tot een zeer complete databank van alle Belgische ondernemingen. Onze leden hebben niet alleen toegang tot de jaarrekeningen van deze ondernemingen, maar ze hebben ook de beschikking over een financiële analyse van deze rekeningen. Dergelijke diensten zijn onder normale omstandigheden zeer duur maar zijn in de bijdrage
I nterview van onze leden vervat. Ik denk dat de commerciële waarde van deze tools waarover de leden kunnen beschikken, de kostprijs van de jaarlijkse bijdrage ruimschoots overstijgt. André Bert: Maar er is meer dan de fiscaliteit, het Wetboek van Vennootschappen of de jaarrekeningen van de ondernemingen: wij hebben onze leden ook tools willen bezorgen om hun kantoor beter te beheren. Deze tools zijn beschikbaar op onze website en bieden de oplossing om het beheer en de interne kwaliteit van het kantoor te verbeteren. We hebben zelfs een Witboek opgesteld, dat, in tien essentiële elementen en ongeveer 100 bladzijden, uiteenzet hoe u uw kantoor beter kunt beheren. Ook dat hebben wij op onze lokale roadshows voorgesteld. Onze boodschap blijft dus: wij hebben inderdaad een kwaliteitstoetsing ingevoerd, maar wij hebben onze confraters niet aan hun lot overgelaten. Wij hebben hun de middelen verschaft om die kwaliteit te verbeteren! Onze filosofie is bijstand en begeleiding, geen sanctionering! Dat is onze rode draad. Benoît Vanderstichelen: Ook betreffende het imago van het beroep hebben we heel wat vooruitgang geboekt. We hebben op de Vlaamse en Franstalige openbare zenders een radiocampagne gevoerd. We hebben ook onze website geüpdatet en fameus verbeterd. En dan hebben we nog onze rechtstreekse communicatie naar de leden toe verbeterd, zonder de affichecampagne of de nieuwe brochure die de verdiensten van het beroep aanprijst, te vergeten. Voor het ogenblik wordt het accent eerder gelegd op de accountants dan op de belastingconsulenten. Wat we willen bereiken, is dat het publiek beter een onderscheid kan maken tussen de beroepen van accountant en van boekhouder. Alles welbeschouwd, is het normaal dat de rollen verschillen, want ze hebben ook een andere opdracht. Benoît Vanderstichelen: Tijdens ons mandaat hebben we ook een “jongerenplatform” gecreëerd. De idee was de
jongeren te betrekken bij het beheer van het Instituut. Waarom vooral de “jongeren”? Omdat we vastgesteld hebben dat ze niet genoeg betrokken waren bij het Instituut. Dat is jammer, want het zijn de jongeren die ons Instituut naar de toekomst zullen leiden. Het was dan ook de bedoeling ze te sensibiliseren, onder meer door de oprichting van vier werkgroepen met thema’s die de jongeren van het beroep interesseren. Voorts denkt het Instituut aan een stichting, naar het voorbeeld van de stichting die al bij onze vrienden van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren bestaat. André Bert: Die stichting zal tot doel hebben de accountants, de belastingconsulenten en derden advies te verstrekken. Via deze stichting zullen we proberen objectieve informatie over onze vakvaardigheden te verspreiden. Eén van de opdrachten van de stichting zal ook de promotie van onze beroepen van accountant en belastingconsulent zijn, maar ook het zoeken van sponsoring, om ons te helpen de kwaliteit van onze opleidingen te verbeteren. Maar opgelet: het gaat hier wel degelijk om een algemene opleiding en niet om gespecialiseerde opleidingen, die uiteraard voorbehouden blijven aan de beroepsverenigingen. Er is geen sprake van de plaats van de lokale verenigingen in te nemen, maar het gaat hier wel om een “teach the teachers”doelstelling. Wij beschikken trouwens nu al over de lokalen waarin we dat intern kunnen doen. Nog een woordje over onze nieuwe lokalen: ze hebben het ons mogelijk gemaakt het merkimago van het Instituut bij onze leden, maar ook tegenover de buitenwereld, te verbeteren. Die lokalen zijn niet alleen moderner, maar ook functioneler, en dankzij die functionaliteit kunnen wij belangrijke vergaderingen organiseren, zoals die van de FEE. In wezen heeft het voorzitterschap altijd drie even belangrijke elementen voor ogen gehad: het beroep – de leden – het Instituut. Ik hoop dat wij erin geslaagd zijn dat ook aan onze confraters duidelijk te maken. Dat is alleszins onze wens.
•
2 013/1
11
F iscaliteit
Roerende fiscaliteit opnieuw hervormd
De programmawet van 27 december 2012 vereenvoudigt de regels, maar de roeren de inkomsten worden zwaarder belast Pierre-François Coppens Belastingconsulent, Jurist Professor aan de Chambre belge des Comptables Verbonden aan de studiedienst van het IAB 1. Inleiding De regering heeft het initiatief genomen tot een grondige hervorming van de roerende fiscaliteit. Dit initiatief is ingegeven door de noodzaak om iets te doen aan de precaire financiële toestand, de vaste wil om de al zwaar belaste inkomsten uit arbeid nog niet bijkomend te treffen en de betrachting om de regels voor de heffing van de voorheffing op de roerende inkomsten, die ze zelf veel te complex had gemaakt, te vereenvoudigen. Toen ze ondervond dat de invordering van de bijkomende heffing van 4 % op de roerende inkomsten en de eruit voortvloeiende verplichting om informatie te verstrekken problemen stelden, werd besloten om er kort en goed van terug te komen en, met inwerkingtreding op 1 januari 2013, deze bijkomstige heffing af te schaffen. Deze nieuwe hervorming is ondertussen afgekondigd als onderdeel van de programmawet van 27 december 2011 (BS 31 december 2012).1 De kernidee van de hervorming is “de harmonisering van de roerende inkomsten”. Volgens de minister van Financiën bestaat ook de vaste wil om “de economie te stimuleren”, staat in de Memorie van Toelichting te lezen.2 Hoewel we deze koerswijziging zouden moeten toejuichen, blijven er toch vragen over. En deze opeenvolgende radicale wetswijzigingen kunnen alleen maar bijdragen tot de perceptie van een chaotische Belgische roerende wetgeving en een buitengewone volatiliteit. Zoals het Hof van Justitie onlangs nog besliste,
1
Art. 77 tot 97 van de programmawet.
2
Parl.St. Kamer, nr. 53-2561/006, p. 3.
impliceren de eisen van rechtszekerheid dat de regels duidelijk en nauwkeurig zijn en de gevolgen ervan voorzienbaar.3 Deze tweede hervorming van de roerende fiscaliteit op minder dan een jaar, deze vierde programmawet (na de programmawet van 28 december 2011, en die van 29 maart 2012 en 22 juni 2012, die diverse verbeteringen aanbrachten aan de wet van 28 december 2011) is verre van bevorderlijk voor de rechtszekerheid die elke belegger zou mogen verwachten. Na deze laatste aanpassing zijn de Belgische belastingplichtigen, alsook de instellingen die de ingehouden roerende voorheffing verschuldigd zijn, in de vreemde situatie terechtgekomen dat ze voor het jaar 2012 dwingende fiscale verplichtingen moeten nakomen, terwijl deze vanaf 1 januari 2013 al afgeschaft zijn. Nog maar eens een demonstratie van het “surrealisme op zijn Belgisch”.
2. Overzicht van de voornaamste aangepaste maatregelen Alvorens dieper in te gaan op de diverse aangepaste en vanaf 1 januari 2013 in werking getreden maatregelen, geven we eerst een overzicht ervan: – algemene verhoging van de aanslagvoet van de roerende voorheffing van 21 % naar 25 % op de interesten en dividenden (behalve voor sommige inkomsten, waarvoor de roerende voorheffing tegen het verlaagde tarief van 21 % behouden blijft);
3
HvJ 5 juli 2012, C–318/10, SIAT.
2 013/1
13
F iscaliteit –
handhaving van het tarief van 10 % op de liquidatie bonussen; – invoering van een nieuwe heffing van 15 % op de inkomsten van residentiële vastgoedbevaks; – terugkeer naar het mechanisme van de bevrijdende roerende voorheffing; – afschaffing van de bijkomende heffing van 4 %; – invoering van een heffing van 4 % op de meerwaarden op aandelen verwezenlijkt door vennootschappen die geen kmo zijn; – verhoging van de taks op de levensverzekeringscontracten, die van 1,1 % op 2 % wordt gebracht; – verplichting tot aangifte van de in het buitenland gesloten individuele levensverzekeringsovereenkomsten.
door onze ministers nagestreefde doelstellingen bereikt, met name vooral de bezitters van aanzienlijke roerende vermogens treffen. De maatregel treft vooral de bezitters van kleinere roerende inkomens beneden de 20 020 euro die vroeger aanspraak hadden op de verminderde roerende voorheffing van 21 %. De kleine spaarders zijn dus de voornaamste slachtoffers van het voorheffingstarief van 25 %. Zoals een afgevaardigde van de oppositie opmerkte, “was de kleine spaarder voor de federale regering niet rijk. In 2013 wordt hij wel geacht rijk te zijn”.4 Deze bestraffing wordt nog geaccentueerd door het feit dat de inflatie vaak hoger is dan het inkomen uit veel beleggingen.
De verhoging van de roerende voorheffing tot 25 % maakt van de kleine spaarder een rijke investeerder
Voorts vereenvoudigt de wet de modaliteiten voor de inning van de voormelde bijkomende heffing voor het jaar 2012 door de verplichting om informatie te verstrekken aan een centraal aanspreekpunt af te schaffen. Nu zullen we deze verschillende maatregelen bespreken.
3. De algemene verhoging van de roerende voorheffing tot 25 %
4. De uitzonderingen op de aanslagvoet van 25 % Omdat de wetgever een oplossing wilde vinden die rekening hield met het bijdragevermogen van de belastingplichtigen, had hij in de wet van 28 december 2011 een roerende voorheffing ingevoerd van 21 % op de roerende inkomsten onder de 20 020 euro en van 25 % op de inkomsten boven de 20 020 euro. Deze rijkentaks, die bovenop de basis roerende voorheffing van 21 % kwam, werd geheven onder de vorm van een solidariteitsbijdrage van 4 % (en daartoe was een special formulier vereist, naast het formulier 273, dat van toepassing is voor alle roerende voorheffing). Alleen de staatsbons-Leterme, de interesten van spaarboekjes, de liquidatiebonussen en de inkomsten waarop al een roerende voorheffing van 25 % van toepassing was, ontsnapten eraan. Daarenboven konden degenen die hun inkomsten niet wensten aan te geven, opteren voor die bijkomende heffing van 4 % op al hun roerende inkomsten (met inbegrip van de eerste schijf van 20 020 euro). Na de benodigde tijd om de nieuwe regeling in te voeren en de naleving van de wettelijke bepalingen te controleren, moest evenwel vastgesteld worden dat zich heel wat problemen voordeden die de inning van deze heffing erg inefficiënt maakten. Het was dus echt nodig om die regeling te vereenvoudigen. Vanaf 1 januari 2013 worden de dividenden en interesten van elke belegger dus onderworpen aan een eenvormig tarief van 25 %. Artikel 269 wordt dus gewijzigd en de aanslagvoet wordt vastgesteld op 25 %. Hoewel eenvoud een loffelijke deugd is in fiscale zaken, mogen wij ons blijven afvragen of dit systeem in werkelijkheid één van de
14
2 013/1
De hiernavolgende inkomsten ontsnappen aan deze verhoging naar 25 % en blijven dus onderworpen aan de aanslagvoet van 15 %: de staatsbons uitgegeven tussen 24 november 2011 en 2 december 2011 (staatsbons-Leterme), de inkomsten verkregen uit de cessie of de concessie van auteursrechten en naburige rechten, de inkomsten uit spaardeposito’s tot 1 830 euro en de inkomsten van alle spaarverrichtingen die in de toekomst zouden worden gedaan. Na de genieters van auteursrechten een korte adrenalineopstoot te hebben ontlokt, omdat gepland was om deze rechten aan het algemeen tarief van 25 % te onderwerpen, heeft de minister van Financiën deze verhoging toch maar ingetrokken. In verband met deze inkomsten mogen we immers niet vergeten dat ze altijd aan de gemeentelijke opcentiemen onderworpen zijn, aangezien het verplicht blijft om deze auteursrechten aan te geven. Deze verplichting dient om te kunnen nagaan of die auteursrechten het grensbedrag van 54 890 euro (aanslagjaar 2013) niet overschrijden. De wet van 13 december 2012 houdende fiscale en financiële bepalingen (BS 20 december 2012) heeft dienaangaande trouwens bepaalde aanvullende preciseringen aangebracht. Het gedeelte van de ontvangen auteursrechten dat
4
Parl.St. Kamer, nr. 53-2561/006, p. 10.
F iscaliteit dit grensbedrag van 54 890 euro overschrijdt, is in beginsel onderworpen aan de afzonderlijke aanslagvoet van 25 %. Indien dit meerdere gedeelte evenwel van beroepsmatige oorsprong is, zal het onderworpen worden aan het progressieve tarief van de personenbelasting. Er zal dus steeds moeten worden nagegaan of de auteursrechten aangewend worden voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheid van de begunstigde ervan. De inkomsten van staatsbons of spaardeposito’s (waarop de financiële instelling de roerende voorheffing van 15 % heeft toegepast) die in 2012 niet werden onderworpen aan de bijkomende heffing van 4 %, ontsnappen daarentegen, net als voorheen, aan de verplichting tot aangifte. Ten slotte blijven ook de liquidatiebonussen het voordeel van het verlaagde tarief genieten en blijven ze onderworpen aan een roerende voorheffing van 10 %. Die keuze kunnen we alleen maar toejuichen, want voor heel wat bedrijfsleiders vormen de als liquidatiebonus verkregen bedragen een belangrijke bron van inkomsten op het einde van hun beroepsloopbaan. De liquidatiebonus vormt enigszins het pensioenkapitaal van de zelfstandige.
Hoewel een harmonisatie van de tarieven in de roerende voorheffing nodig was, bestraft de belasting op dividenden tegen 25 % opnieuw het nemen van risico’s 5. Eerste kritische bemerkingen De keuze die onze bewindslieden gemaakt hebben, roept wel enige vragen op. Achter de wens van de regering om de spaarboekjes fiscaal voordelig te behandelen (met het dubbele voordeel dat de eerste schijf van 1 830 euro vrijgesteld is en het meerdere gedeelte belast wordt tegen 15 %) en de dividenden van aandelen zwaarder te belasten, ontwaren we een duidelijke tegenstrijdigheid met de doelstelling die in het voorwoord van de hervorming krachtig en overtuigend werd geformuleerd, met name alles in het werk te stellen om de Belgische economie te stimuleren en competitiever te maken. Wij zien eerder een betrachting om het nemen van risico’s te bestraffen, een tendens om degenen te sanctioneren die hun geld in het bedrijfskapitaal injecteren, hetzij rechtstreeks als stichtend vennoot, hetzij onrechtstreeks via allerhande beleggingsfondsen. Wij vragen ons af welke boodschap de hervorming overbrengt aan allen die investeren in de reële economie, terwijl we toch weten hoeveel risico’s dergelijke beleggingen kunnen hebben.
Vindt u niet dat de inkomsten van aandelen inschikkelijker zouden mogen worden behandeld als we de concurrentiepositie van onze ondernemingen willen versterken? Was het in deze gedachtegang niet passender geweest om de inkomsten van aandelen van kmo’s tegen 15 % te blijven belasten? Men zal tegenwerpen dat de banken het spaargeld gebruiken om die kmo’s krediet te verstrekken. Maar welke reële garantie hebben ze? Die wetswijziging, minder dan een jaar na de hervorming van 2011, plaatst heel wat beleggers die gegokt hadden op een fiscale stabiliteit op middellange termijn en in 2012 hun geld belegd hebben in kapitalisatiebons, beveks of gemengde fondsen, weer eens voor een voldongen feit. Kunnen we ons volgend jaar verwachten aan een roerende voorheffing van 35 % of een sociale bijdrage op de huidige voorheffing, zoals in Frankrijk? Alsof hij getroffen was door een soort fiscaal schuldgevoel, poogde de minister van Financiën begin januari 2013 een nieuw fiscaal voordeel voor risicokapitaal te promoten, met name een verlaagde voorheffing op nieuwe aandelen. Het is echter weinig waarschijnlijk dat die idee wordt doorgedrukt, wegens het gebrek aan consensus binnen de regering en ook de tegenstand van één grote partij. We kunnen het gebrek aan openheid voor dit voorstel alleen maar betreuren, want de kmo’s hebben nu al reële financieringsproblemen. Mijns inziens zou het op zijn minst nuttig zijn om de idee in overweging te nemen om ook op federaal niveau een fiscaal voordeel in te voeren zoals nu al in Vlaanderen bestaat voor de belastingplichtigen die intekenen op aandelen van ARKImedes-fondsen.
2 013/1
15
F iscaliteit 6. De nieuwe heffing van 15 % op dividenden van vastgoedbevaks De programmawet van 27 december 2012 voert ook een nieuwe heffing in op de dividenden van residentiële vastgoedbevaks die tot dusver vrijgesteld waren. Die dividenden worden vanaf 1 januari 2013 belast tegen het verlaagde tarief van 15 %. De beoogde vastgoedbevaks zijn de Belgische vennootschappen, met inbegrip van de vennootschappen gevestigd in een andere lidstaat van de EER (voor zover door de betrokken lidstaat een uitwisseling van inlichtingen wordt georganiseerd). Onze bewindslieden waren van oordeel dat er komaf moest worden gemaakt met de voorkeurregeling waarvan de verkrijgers van dergelijke inkomsten profiteerden. We moeten trouwens vaststellen dat het stelsel van de residentiële vastgoedbevaks heel onduidelijk was. De verzaking aan de roerende voorheffing was voor 2012 gekoppeld aan de verplichting tot aangifte van deze inkomsten, wat aanleiding kon geven tot heffing van de roerende voorheffing van 21 %. Door de afschaffing van de verzaking en de toepassing van een bevrijdende roerende voorheffing van 15 % wordt deze incoherentie weggewerkt. De wet profiteert er ook van om het probleem op te lossen van de door de Europese Commissie opgeworpen discriminatie.5 Voortaan komen voor het verlaagde tarief van 15 % nog enkel de vastgoedbevaks in aanmerking die 80 % van hun vastgoed investeren in onroerende goederen voor bewoning, en niet meer 60 % zoals eerder voorzien. De vastgoedbevaks zullen twee jaar de tijd krijgen om zich aan deze nieuwe 80 %-voorwaarde aan te passen. Onroerende goederen voor bewoning kunnen zowel eengezinswoningen zijn als gebouwen voor collectieve bewoning zoals bijvoorbeeld flatgebouwen en rusthuizen.
7. De terugkeer naar de bevrijdende roerende voorheffing De verplichting dat de belastingplichtige al zijn roerende inkomsten moet aangeven, die eind 2011 met zoveel poeha werd afgekondigd, verdwijnt zo snel als ze gekomen is. Het gezond verstand eiste de afschaffing van deze verplichting. Inkomsten van roerende aard zijn er immers niet tegen bestand. Vanaf nu zal de bevrijdende roerende voorheffing, zoals ze vóór 2012 bestond, opnieuw worden ingevoerd. Dat doet uiteraard niets af aan de regel dat sommige kapitaalinkomsten en inkomsten uit roerende goederen die vrijstelling genieten van of niet onderworpen zijn aan de roerende voorheffing, maar belastbaar zijn tegen een afzonderlijke aanslagvoet (doorgaans 15 %), verplicht moe-
5
In haar advies nr. 2008/4156 van 28 januari 2010.
16
2 013/1
ten worden aangegeven. Het gaat hier voornamelijk om inkomsten uit hypothecaire schuldvorderingen, inkomsten van verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen, inkomsten die begrepen zijn in lijfrenten of tijdelijke renten, inkomsten verkregen uit de cessie of concessie van auteursrechten en naburige rechten, termijnen voortkomend van overeenkomsten waarbij een recht van gebruik van gebouwde onroerende goederen wordt verleend of inkomsten in zoverre zij meer bedragen dan de bepaalde grenzen en voor zover de roerende voorheffing niet geheven is op dit meerdere (zoals inkomsten van spaardeposito’s die het grensbedrag van 1 830 euro overschrijden en waarvoor de financiële instelling de roerende voorheffing van 15 % niet heeft ingehouden). De herinvoering van het bevrijdend karakter van de roerende voorheffing staat er niet aan in de weg dat belastingplichtigen die slechts geringe inkomsten hebben, de mogelijkheid hebben om al hun roerende inkomsten aan te geven om in de personenbelasting belast te worden tegen een voordeliger aanslagvoet dan de tarieven van de roerende voorheffing.
8. De aangifte van de in het buitenland gesloten individuele levensverzekeringsovereenkomsten Hoewel het niet meer verplicht is om de roerende inkomsten van aandelen of obligaties aan te geven, heeft de programmawet een nieuwe verplichting tot aangifte ingevoerd. Na de verplichting tot vermelding van de buitenlandse bankrekeningen, moet de belastingplichtige nu ook het bestaan van in het buitenland gesloten individuele levensverzekeringsovereenkomsten in zijn belastingaangifte ver melden (de verplichting om in België gesloten levensverzekerings contracten aan te geven bestond al). De beoogde overeenkomsten zijn alle levensverzekeringsovereenkomsten die verzekeringen zijn waarbij het plaatsvinden van de verzekerde gebeurtenis enkel afhangt van de levensduur van de mens
F iscaliteit (zoals de producten van tak 21, 22 of 23). De regering wenst daarmee een vluchtweg te sluiten voor vermogens die verborgen willen blijven via constructies met buitenlandse levensverzekeringen.6 Voor de bezitters van grote kapitalen die niet tot transparantie bereid zijn, sluit het net zich weer een beetje dichter. Deze verplichting geldt niet met terugwerkende kracht, verklaarde de minister van Financiën in antwoord op verschillende interpellaties van parlementsleden, in het Verslag namens de Kamercommissie voor de Financiën: “de aangifteverplichting maar zal gelden voor de toekomst, vanaf de datum van inwerkingtreding van de maatregel (aangifte van 2013)”. Wat de draagwijdte van de verplichting tot aangifte betreft, meldde de minister nog dat “net zoals in de vigerende werkwijze in verband met de aangifte van de in het buitenland aangehouden bankrekeningen, zal de belastingplichtige in zijn aangifte alleen “ja” of “neen” dienen aan te kruisen, en in voorkomend geval moeten aangeven in welk land (of landen) de levens verzekeringsovereenkomst(en) werden gesloten”.7 Ten slotte sprak de minister zich uit over de heikele kwestie van de invoering van een kadaster van de door de belastingplichtigen afgesloten levensverzekeringen: “de regering niet de bedoeling heeft een databank van levensverzekeringsgegevens uit te bouwen, zoals dat gebeurt voor de bankrekeningen. Die discussie is in commissie al gevoerd bij de bespreking van de opheffing van het bankgeheim; toen was geconcludeerd dat de pijnpunten niet vergelijkbaar waren omdat er geen met het bankgeheim vergelijkbaar ‘verzekeringsgeheim’ bestaat. Derhalve zijn de belastingdiensten gerechtigd alle gegevens die zij dienstig achten, op te vragen bij de verzekeringsmaatschappijen, die daartegen geen geheimhouding mogen inroepen”.8 Zoals de advocaten André Bailleux et Frédéric Janssen9 terecht opmerkten, gaat men daarbij wel iets te snel voorbij aan het feit dat er de facto een geheim geldt met betrekking tot de buitenlandse verzekeringen, aangezien de Belgische fiscale administratie niet bevoegd is om inlichtingen te vragen aan in het buitenland gevestigde maatschappijen.
9. Het einde van de verplichting tot informatieverstrekking aan het centraal aanspreekpunt
spreekpunt informatie verstrekken over de dividenden en interesten door de verkrijgers van de inkomsten te identificeren. Voor de uitvoering van dit informatiesysteem had Kafka geen complexere en belachelijkere regels kunnen bedenken. Zonder terug te komen op de procedurele aspecten van deze informatieverplichting, die al in 2012 uitvoerig in de rechtsleer werden bekritiseerd, kunnen we de aanzienlijke energieverspilling, de buitensporige kosten en nutteloze administratieve complicaties die deze informatieverplichting heeft veroorzaakt, achteraf niet genoeg betreuren. De banken werden verplicht om hun informaticasystemen aan te passen, de administratie kwam voor moeilijkheden te staan bij de controle van het goede verloop van de procedure en de belastingplichtigen wisten niet meer of ze nu voor de anonimiteit (dus met aanvaarding van de inhouding aan de bron over de eerste 20 020 euro roerende inkomsten) dan wel voor de aangifte van de betrokken inkomsten moesten kiezen, op gevaar af in het vizier van de fiscus komen te liggen, die nieuwsgierig is naar de herkomst van het kapitaal dat de aangegeven inkomsten heeft opgebracht, of terecht te komen in het kadaster van de privévermogens dat sommigen zouden willen invoeren (het spookbeeld van een vermogensbelasting was nooit veraf). Iedereen is het erover eens dat de afschaffing van die miskleun nodig was, hetgeen uiteindelijk een goede maatregel blijkt te zijn. De regering heeft ingezien dat het opzetten van een centraal aanspreekpunt redelijk noch financieel haalbaar was. Maar voor 2012 is er niets veranderd, tenzij een vereenvoudiging van de inningsmodaliteiten van de bijkomende heffing op roerende inkomsten van 4 %. De regering heeft een techniek uitgebroed die minder werk zou moeten veroorzaken voor de belastingplichtigen, de financiële instellingen en de administratie. Er werd immers bepaald dat de burger “op eer” moet aangeven dat hij geen roerende inkomsten heeft verkregen waarop nog de bijkomende heffing van 4 % kan worden toegepast. Daartoe zal de belastingplichtige aan zijn bank kunnen vragen om de
Volgens de wet van 28 december 2011 moesten de schuldenaars van de roerende voorheffing aan het centraal aan-
6
Deze verplichting ligt in het verlengde van een door dhr.
Gilkinet (Ecolo) mede ondertekend “wetsvoorstel tot invoering van een register van de spaarverzekeringsovereenkomsten en tot vergemakkelijking van de inning van de roerende voorheffing op de spaarverzekeringsovereenkomsten die werden gesloten met in het buitenland gevestigde bankinstellingen” (Doc 53/1331). 7
Doc 53 2561/006, p. 34.
8
Doc 53 2561/006, p. 36.
9
In hun kroniek in La Libre Belgique van zaterdag 12 januari 2013.
2 013/1
17
F iscaliteit bijkomende heffing van 4 % op zijn roerende inkomsten in te houden en door te storten. Het verzoek moest uiterlijk op 31 december 2012 tot de financiële instelling worden gericht en de doorstorting moet ten laatste tegen 31 maart 2013 gebeuren. Het voordeel van het systeem is dat de belastingplichtige zijn recht om van het stelsel van de vooringevulde belastingaangifte te genieten kan behouden, omdat er geen roerend inkomen in de belastingaangifte vermeld moet worden.
10. Verhoging van de taks op de levensverzekerings contracten De regering heeft de taks op de levensverzekeringscontracten, gesloten door natuurlijke personen, opgetrokken van 1,10 % tot 2 %. Die verdubbeling van de taks komt alleszins hard aan. Het valt te vrezen dat een dergelijke maatregel een aantal spaarders zal afschrikken om in de toekomst nog voor een belegging van dit type te kiezen, wat de fiscale inkomsten van de Staat alleen maar kan verminderen. Het geringe rendement van sommige levensverzekeringsproducten, gecombineerd met de huidige inflatie, dreigt het verwachte inkomen nu al fors te verminderen. Het tarief van 1,1 % blijft evenwel behouden voor de verrichtingen van tijdelijke verzekeringen bij overlijden met afnemend kapitaal die dienen voor het waarborgen van een hypothecaire lening om een onroerend goed te verwerven of te behouden (duidelijk, in hoofdzaak de schuldsaldoverzekeringen). Levensverzekeringen, afgesloten door rechtspersonen, blijven onderworpen aan de taks van 4,4 %. Kortom, de verhoging van de taks op de levensverzekeringen treft nog maar eens een categorie belastingplichtigen die gespaard had moeten worden.
Hoewel sterk beperkt, druist de taxatie van meerwaarden op aandelen in tegen het “non bis in idem”-principe 11. Belasting van 0,40 % op de meerwaarden op aandelen De programmawet van 27 december 2012 voert ook een nieuwe belasting in van 0,40 % op de meerwaarden die worden verwezenlijkt of vastgesteld door een vennootschap die, volgens de criteria van artikel 15 van het Wetboek van Vennootschappen, niet als kleine vennootschap
wordt aangemerkt. Als geheugensteuntje, “kleine vennootschappen” zijn deze vennootschappen met rechtspersoonlijkheid die voor het laatst en het voorlaatst afgesloten boekjaar niet meer dan één der volgende criteria overschrijden: – jaargemiddelde van het personeelsbestand: 50; – jaaromzet, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde: 7 300 000 euro; – balanstotaal: 3 650 000 euro, tenzij het jaargemiddelde van het personeelsbestand meer dan 100 bedraagt. De Raad van State wierp in zijn advies de vraag op of een dergelijke belasting geen schending inhoudt van het nondiscriminatiebeginsel, aangezien een onderscheid wordt gemaakt naargelang een vennootschap al dan niet voldoet aan het voorschrift van artikel 15 van het Wetboek van Vennootschappen. Daar er al een aantal belastingregelingen bestaan die afwijkingen of voordelen inhouden voor de kmo’s, zou deze maatregel onzes inziens geen probleem mogen opleveren. Maar ook hier is het weer het rechtszekerheidsbeginsel dat dreigt aangetast te worden, want hoewel de aanslagvoet relatief gering is, is het niet ondenkbaar dat dit tarief later min of meer fors opgetrokken zal worden, op gevaar af de potentiële buitenlandse investeerders (die vaak grote ondernemingen zijn) nog maar eens af te schrikken. Volgens de minister van Financiën “zou het lage percentage eventuele investeerders niet mogen afschrikken en komt men aldus tegemoet aan een latente verwachting van de publieke opinie, met name dat ondernemingen die momenteel helemaal geen of heel weinig belastingen betalen, daadwerkelijk zullen moeten bijdragen aan de budgettaire inspanningen die we momenteel moeten leveren”.10 De knoop is nochtans doorgehakt en het valt te vrezen dat de belasting op meerwaarden stapsgewijs zal worden verhoogd. We wijzen er trouwens op dat deze nieuwe belasting een aanvulling is op de door de wet van 28 december 2011 ingevoerde aanslag van 25 % op de meerwaarden die binnen het jaar worden gerealiseerd. Vermoed wordt dat deze belasting van 0,4 % niet bovenop de voormelde belasting van 25 % komt. We herinneren eraan dat de wet van 11 december 2008 al een wijziging aan artikel 90 WIB 1992 had aangebracht, door toevoeging van een 9°, waardoor het mogelijk werd om meerwaarden op aandelen die zijn verwezenlijkt naar aanleiding van de overdracht onder bezwarende titel van die aandelen buiten het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid, daaronder niet begrepen normale verrichtingen van beheer van een privévermogen, te belasten. Vermits de regering toch voortdurend begaan is met de bestrijding van alle vormen van speculatie, had ze er
10
18
2 013/1
Parl.St. Kamer, nr. 53-2561/006, p. 33.
F iscaliteit nochtans beter aan gedaan het beginsel van een pro rata temporis degressiviteit te behouden, bijvoorbeeld het behoud van de vrijstelling wanneer de overdracht pas 5 jaar later gebeurt. De legitimatie van een belasting van meerwaarden op aandelen is trouwens in strijd met het non bis in idem-beginsel, volgens hetwelk dezelfde belastbare stof maar eenmaal door de belasting getroffen mag worden. Dergelijke meerwaarden zijn immers de afspiegeling van verleden of toekomstige winsten van de onderneming die al met vennootschapsbelasting belast werden of zullen worden. De vrijstelling van niet-speculatieve meerwaarden op aandelen heeft niet als oogmerk om belastbare stof te doen verdwijnen, aangezien die gewoon naar een andere belastingplichtige wordt verschoven. Zoals Bruno Colmant schreef, “is het niet belasten van meerwaarden op aandelen een afspiegeling van de keuze om een onderscheid te blijven maken tussen individuele en collectieve vermogens”.11 Een meerwaardebelasting zal trouwens altijd de koopkracht van het kapitaal aantasten. Maar ondanks deze nieuwe belasting en de vrees voor een verhoging ervan op middellange termijn bij een volgend begrotingsconclaaf moeten we toch toegeven dat België nog altijd een gunstiger regeling kent dan onze buurlanden, waar de tarieven veel hoger zijn. In Frankrijk bedraagt de aanslagvoet 34,5 %, in Duitsland 26,375 % en in Nederland 30 %. Hoewel onze belasting op inkomsten uit arbeid moordend is, blijft een light belasting op meerwaarden op aandelen één van onze voornaamste troeven. Het zou niet verstandig zijn die troef te verkwanselen.
viteit van onze ondernemingen, die al erg lijdt onder de buitensporige arbeidskosten, nog wat wordt verzwakt. Alleen de toekomst zal kunnen uitwijzen of deze nieuwe fiscale koers de juiste is. De herinvoering van het mechanisme van de bevrijdende roerende voorheffing en de afschaffing van de melding van de roerende inkomsten aan een centraal aanspreekpunt zullen zowel voor de verkrijgers als voor de schuldenaars van roerende inkomsten een hele opluchting zijn. Het zijn alleszins loffelijke initiatieven. De programmawet van 28 december 2011 werd beschamend overijld opgesteld en leed aan zware conceptiefouten. De nieuwe programmawet van 27 december 2012 komt de fouten die een jaar eerder werden gemaakt, net op tijd herstellen en maakt komaf met de talrijke problemen die de uitvoering ervan meebracht. Maar die nieuwe aanpassingen en correcties, die zo kort daarna werden aangebracht, laten nog maar eens de uitzonderlijke instabiliteit en volatiliteit van onze roerende fiscaliteit zien. Want iedereen weet dat een belegger van het fiscale stelsel vooral verwacht dat het stabiel is en rechtszekerheid biedt. Verscheidene enquêtes hebben uitgewezen dat, meer nog dan een lage aanslagvoet, het een sereen fiscaal klimaat is dat bijdraagt tot het succes van een financieel oord. Want een dergelijk klimaat van fiscale onzekerheid is echt niet wat ons land nodig heeft in deze tijden van economische recessie. We hopen althans dat onze verkozenen zich in juni of december 2013 niet tot een nieuwe hervorming laten verleiden, al was het maar een cosmetische.
•
12. Conclusies Wat moeten we onthouden van deze nieuwe programmawet, die onze roerende fiscaliteit nog maar eens helemaal omgooit? De belastingplichtigen zullen zeker aangeslagen zijn door de nieuwe verhoging (op enige uitzonderingen na) van de roerende voorheffing tot 25 %. Voor degenen die, vóór de eerste programmawet van december 2011, een roerende voorheffing van 15 % ondergingen, betekent dat een verhoging met 10 percentpunten (hetzij 66,66 %) op een jaar. Dat is niet niets. Met daarbovenop de belasting op de meerwaarden op aandelen, die weliswaar maar 0,4 % bedraagt, maar voor hoe lang? En die verhoging van de roerende voorheffing zou het gevaar kunnen inhouden dat de investeerders andere financiële oorden opzoeken. Dergelijke maatregelen kunnen er alleszins toe leiden dat de competiti-
11
B. COLMANT, “Fiscalité des dividendes et des plus-values sur actions:
rappel des principes de 1962”, Kroniek in l’Écho van 3 september 2009.
2 013/1
19
F iscaliteit
Verkrijging van activa om niet of tegen verminderde prijs en begrip “reële waarde” Mag de administratie onderwaarde ringen van activa belasten? Pierre-François Coppens Belastingconsulent, Jurist Professor aan de Chambre belge des Comptables Verbonden aan de studiedienst van het IAB 1. Advies 126/17 van de CBN Naar aanleiding van het vonnis in de zaak Artwork (en een ander arrest van het Hof van Cassatie1) heeft de Commissie voor Boekhoudkundige Normen zich jaren geleden gebogen over de problematiek van de activa verkregen om niet of quasi om niet.2 De Commissie was van oordeel dat “er geredeneerd moet worden in termen van vermogenstoename en niet in termen van historische kostprijs aangezien die in casu uiteraard ontbreekt”. De om niet gerealiseerde vermogenstoename moet gewaardeerd worden tegen “werkelijke waarde” (fair value), die omschreven dient te worden als het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde, onafhankelijke partijen die uit vrije wil een transactie sluiten. De begunstigde dient ten belope van deze “werkelijke waarde” een resultaat te erkennen op het ogenblik van verkrijging. Dezelfde redenering moet worden gevolgd voor transacties die gedeeltelijk om niet zijn, met name wanneer er een belangrijk onevenwicht in de wederzijdse prestaties aanwezig is. De kwestie wordt nog
heikeler als de vennootschap activa of aandelen verkrijgt tegen een spotprijs en er enigerlei band van wederzijdse afhankelijkheid tussen de vennootschappen bestaat. Daarom gaat de fiscale administratie ervan uit dat de verkrijgende vennootschap het goed tegen reële waarde moet opnemen en het verschil moet tegenboeken als een uitzonderlijke opbrengst.
Volgens de administratie moet een vennootschap een actief tegen de werkelijke waarde boeken om zo een taxatie wegens onderwaardering van het actief te vermijden 2. Analyse Aan dit standpunt van de administratie moeten meteen een aantal kritische beschouwingen worden gewijd.
1
Cass. 18 mei 2001, TFR 2001, 969.
2
Advies CBN 126/17, november 2001.
20
2 013/1
F iscaliteit Het eerste argument is dat deze benadering afwijkt van het criterium van de historische kostprijs. Een verkrijging om niet blijft een verkrijging tegen een aanschaffingsprijs, ook al is deze aanschaffingsprijs gelijk aan nul. We herinneren eraan dat het Belgische boekhoudrecht zijn oorsprong vindt in een Europese richtlijn (Vierde Richtlijn van 25 juli 1978). Die richtlijn bepaalt dat een actiefbestanddeel gewaardeerd moet worden op basis van zijn economisch nut en van de prijs die de partijen er bij overeenkomst aan willen geven, en niet op basis van een waarschijnlijke realisatiewaarde. Op grond van deze beginselen heeft de Belgische wetgever bepaald dat “elk actiefbestanddeel gewaardeerd wordt tegen aanschaffingswaarde en voor dat bedrag in de balans opgenomen” (art. 35 van het KB van 30 juni 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen). Indien we de methode van opneming tegen marktwaarde volgen, zouden we trouwens al snel het gevaar lopen dat we bijna onmogelijk nauwkeurig, logisch en objectief kunnen bepalen in welke gevallen en volgens welke modaliteiten we van het beginsel van de waardering en de opneming tegen aanschaffingsprijs moeten afwijken om tot een waardering tegen “reële waarde” te komen. Dit vormt dus een duidelijke bron van rechtsonzekerheid. Immers, vanaf wanneer kan aangenomen worden dat het niet meer gaat om een voordelige aanschaffingsprijs die commercieel een goede deal lijkt, maar om een vrijgevigheid die aanleiding geeft tot een verkrijging om niet of quasi om niet? Eén van de beginselen die vaak worden ingeroepen tot staving van de verplichting om een goed op te nemen tegen marktwaarde (en een uitzonderlijke opbrengst tegen te boeken) is het beginsel van het getrouw beeld van de balans. Artikel 29 van voormeld koninklijk besluit bepaalt immers dat van de normale waarderingsregels moet worden afgeweken indien deze niet leiden tot nakoming van de vereiste van het getrouw beeld. Maar wie kan uitmaken wat een getrouw beeld is? Wie kan absoluut en onbetwistbaar bepalen wat een economische waarde is? Onzes inziens heeft de juridische getrouwheid voorrang op de economische getrouwheid, zodat niet moet worden afgeweken van het beginsel van de waardering van de activa tegen historische kostprijs wanneer deze kostprijs lager is dan de marktwaarde of zelfs nul. Ons positieve boekhoudrecht gebiedt trouwens nergens dat de boekwaarde van de activa moet samenvallen met de economische waarde ervan. Het omgekeerde is zelfs de norm, aangezien een Belgische vennootschap ongestoord een jaarrekening barstensvol latente meerwaarden kan goedkeuren en publiceren zonder één daarvan uit te drukken. Zo kan een onderneming die deelnemingen bezit die achteraf fors in waarde toenemen, die deelnemingen probleem-
loos tegen de boekhoudkundige aanschaffingswaarde in haar rekeningen aanhouden. Sterker nog, dat geldt ook voor een onderneming die een gebouw gekocht heeft waarvan de economische waarde sinds de aankoop weliswaar gestegen is, maar waarop aanzienlijke afschrijvingen werden toegepast, zodat de boekhoudkundige aanschaffingswaarde – en zeker de netto boekwaarde – helemaal niet meer met de marktwaarde strookt. Deze praktische voorbeelden tonen aan dat het voormelde advies van de CBN, waarop de Belgische fiscus steunt, nu eenmaal sterk beïnvloed werd door andere boekhoudfilosofieën, en met name de Angelsaksische, die op dat gebied heel andere waarderingsregels hanteren. Een ander argument contra deze standaard van de “fair value” is het voorzichtigheidsbeginsel. Als men niets betaalt en deze stand van zaken in een boekhouding vaststelt, wordt het voorzichtigheidsbeginsel dan niet ten volle nagekomen? Getuigt het niet van voorzichtigheid om eventueel ondergewaardeerde activa in de rekeningen op te nemen, en in de toelichting bij de balans bepaalde aanvullende inlichtingen betreffende deze activa te vermelden (toepassing van art. 24 van het KB/W.Ven. 2001)? De toepassing van het beginsel van de “reële waarde”, daarentegen, kan uitkomen op gevaarlijke window dressing accounting, waarvan we de desastreuze gevolgen voor sommige ondernemingen de laatste jaren gezien hebben.
Een goed tegen marktwaarde opnemen in de boekhouding is niet conform aan ons Belgische boekhoudrecht en aan het voorzichtigheidsprincipe U herinnert zich de Enron-affaire nog wel. Dankzij overdrachten van activa tussen de moedervennootschap en Special Purpose Vehicles (SPV) kon de moedervennootschap, met miskenning van het voorzichtigheidsbeginsel, latente meerwaarden in haar rekeningen erkennen. Maar in de zomer van 2001 gingen een aantal SPV’s bankroet en kon de moedervennootschap zelf ook sommige risico’s niet meer indekken. In het najaar 2001 kwamen, met de ondergang van het revisorenkantoor (Arthur Andersen), de boekhoudkundige manipulaties aan het licht die de onderneming had toegepast om haar balans te verfraaien. De fatale afloop die er voor Enron uit voortvloeide, kennen we.
2 013/1
21
F iscaliteit 3. Rechtspraak
Wij sluiten ons aan bij de analyse van dit arrest door Thierry Litannie:
Verschillende Belgische rechtscolleges hebben de toepassing van voormeld advies 126/17 door de fiscale administratie van de hand gewezen. Het arrest van 29 oktober 2008 van het hof van beroep van Brussel3 is één van de belangrijkste ter zake. De feiten die aan het hof werden voorgelegd, waren de volgende: een vennootschap had 275 000 aandelen van een in de staat Delaware gevestigde vennootschap gekocht tegen 1 BEF. Kort nadien had ze die aandelen tegen 29 500 000 BEF doorverkocht aan een Nederlandse vennootschap. Onder verwijzing naar zijn eigen interpretatie van het arrest van 18 mei 2001 van het Hof van Cassatie en naar bepaalde welwillende rechtsleer besliste de fiscus een winst van 27 030 025 BEF (670 056,82 EUR) te belasten op grond van artikel 24 § 1 WIB (verkoopprijs minus de waarde van de aandelen, die op datum van de verkrijging 2,563 USD bedroeg), aangezien de aandelen aangekocht waren tegen een belachelijk lage prijs en derhalve een klaarblijkelijke onderschatting vertoonden. De administratie vond steun in advies 126/17 en was van oordeel dat er bij verkrijging van aandelen om niet of gedeeltelijk om niet, geredeneerd moest worden in termen van vermogenstoename. Het hof van beroep volgde de redenering van de fiscus niet en verwees naar de analyse van verschillende auteurs. Volgens het hof refereert het voormelde advies helemaal niet aan een positief boekhoudrecht, maar aan een toekomstig boekhoudrecht. Het hof voegt daaraan toe dat de fiscus zich onjuist gebaseerd heeft op het arrest van 18 mei 2001 van het Hof van Cassatie, dat in werkelijkheid geen uitspraak deed over de verkrijging van een actiefbestanddeel om niet of gedeeltelijk om niet, maar wel over een verrichting onder bezwarende titel (aan de opstalgever werd wel degelijk een opstalvergoeding betaald) waarbij de prijs in natura werd betaald onder de vorm van een splitsing van de eigendom zonder vergoeding bij het verstrijken van het recht van opstal. Merk op dat de vennootschap niettemin belast werd op de meerwaarde, daar zij niet in staat was om aan te tonen dat de voorwaarden gesteld voor de vrijstelling van de meerwaarden op aandelen (art. 192 WIB) vervuld waren. Daar het aandelen van een vennootschap met vestiging in Delaware betrof, ging het dus niet om “aandelen waarvan de inkomsten, in beginsel, in aanmerking komen om als definitief belaste inkomsten te worden afgetrokken”.
“Wij dienen het oordeel van het Hof van Beroep op drie punten bij te vallen, waarbij onderstreept wordt dat, hoewel het hogervermelde cassatiearrest, om de hiervoor uiteengezette redenen, weliswaar geen betrekking heeft op een verkrijging om niet, toch moet vastgesteld worden dat het probleem pas definitief van de baan zal zijn wanneer dit Hof de gelegenheid zal krijgen om het met de nodige accuraatheid te behandelen. Wij, van onze kant, uiten de wens dat de aangenomen oplossing legalistisch en niet irrationeel zou zijn, daar het begrip “reële waarde”, onzes inziens, tot uitwassen leidt en de aanschaffingswaarde het enige objectieve begrip is dat tegemoet komt aan de beginselen van voorzichtigheid en het getrouw beeld”4. De rechtbank van eerste aanleg van Brussel moest zich over een gelijkaardige zaak buigen. Het betrof de doorverkoop van effecten van een buitenlands bedrijf tegen 1 189 000 EUR, terwijl die effecten aangekocht waren tegen 157 000 EUR. Ook deze rechtbank weigerde in deze zaak de toepassing van advies 126/17 te aanvaarden. Ze wees erop dat de waardering van een actiefbestanddeel tegen reële waarde een afwijkende regel is. Volgens de rechtbank kan de toepassing van een dergelijk advies enkel aanvaard worden mits twee voorwaarden vervuld zijn: – een belangrijk onevenwicht in de wederkerige prestaties (objectief gegeven); – de wil van één der partijen om de andere partij te bevoordelen (subjectief gegeven). Daar de administratie in de onderworpen zaak het subjectieve gegeven niet aantoont, kan uit niets afgeleid worden dat de aankoopprijs van de aandelen abnormaal laag was.
4. Het tegenoffensief van de administratie Maar de administratie wilde het laatste woord hebben. Na een nieuw afwijzend arrest van het hof van beroep van Brussel (arrest van 31 maart 20105) voorzag de administratie zich in cassatie.6 In dit dossier had een Belgische vennootschap tegen de prijs van 5 000 kronen 50 aandelen gekocht van een
4
Thierry Litannie, “Traitement comptable et fiscal des acquisitions à
titre totalement ou partiellement gratuit” in L’entreprise face au droit fiscal belge, PF-Coppens, volume 2, Larcier, 2009, 200. 5
3
Brussel 29 oktober 2008, nr. 2006/AR/1627, beschikbaar op
fiscalnet.be en op monkey.be.
22
6
2 013/1
Brussel 31 maart 2010, Rolnr. 2008/AR/2060, beschikbaar op
fiscalnet.be en op monkey.be. Cass. 1 juni 2012, Rolnr. F.10.0092.F, beschikbaar op www.cass.be.
F iscaliteit Zweedse vennootschap, die ze even later doorverkocht tegen 17 000 000 kronen. De fiscus had het verschil belast als een onderschatting van het actief onder verwijzing naar het begrip “reële waarde”. Het hof van beroep wees dat argument van de hand en besliste dat de onderneming, zoals artikel 24 KB/W.Ven. trouwens voorschrijft, zich ertoe mocht beperken een getrouw beeld van haar vermogen te geven door aanvullende inlichtingen te verschaffen in de toelichting bij haar jaarrekening. Volgens de administratie schiet deze overweging van het hof van beroep tekort wanneer de reële waarde van de activa kennelijk hoger is dan de door de partijen vastgestelde aankoopprijs en het getrouw beeld van het vermogen derhalve vertekend wordt. De administratie besliste dus om een cassatievoorziening in te dienen om van het Opperste Hof te vernemen dat de opneming van een goed tegen reële waarde in de balans voorrang heeft op een loutere aanvullende vermelding in de toelichting bij de jaarrekening. Het Hof van Cassatie, dat altijd al van oordeel geweest was dat de kwestie een uitlegging betreft van de bepalingen van de Vierde Europese Richtlijn (en meer bepaald de bepalingen inzake de waarderingsregels), waarop ons boekhoudrecht steunt, beslist zijn beslissing aan te houden en de zaak naar het Europees Hof van Justitie te verwijzen. De prejudiciële vraag die ons Opperste Hof aan het Europese Hof heeft gesteld, luidt als volgt:
“Moet artikel 2, [leden] 3, 4 en 5, van de Vierde richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van
artikel 54, lid 3, sub g, van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, aldus worden uitgelegd dat het niet enkel bepaalt dat in de toelichting bij de jaarrekening aanvullende inlichtingen dienen te worden verstrekt, maar dat het – wanneer de aanschaffingsprijs kennelijk niet overeenstemt met de werkelijke waarde van de betrokken goederen zodat een vertekend beeld wordt gegeven van het vermogen, de financiële positie en het resultaat van de onderneming – ook gebiedt dat wordt afgeweken van het beginsel dat de actiefbestanddelen tegen hun aanschaffingsprijs in de boekhouding worden opgenomen en de verplichting oplegt om deze onmiddellijk tegen de doorverkoopwaarde te boeken indien laatstgenoemde waarde lijkt overeen te stemmen met de werkelijke waarde ervan?”.7 Naar het antwoord van het Europees Hof van Justitie hierop wordt reikhalzend uitgekeken. Het zal ongetwijfeld aandachtig worden geanalyseerd, want de boekhoudkundige en fiscale gevolgen die eruit kunnen voortvloeien, zullen voor de Belgische ondernemingen belangrijke effecten sorteren. Het is met name onze hele boekhoudfilosofie die op het spel staat.
•
7
Pb.C. 287, 22 september 2012, 22.
De minnelijke schikking in fiscale zaken Bart Coopman (ed.) en Koen Hens De gerechtelijke achterstand is een kwaal waar Justitie al geruime tijd mee te kampen heeft, vooral wat betreft strafzaken in de financiële en fiscale sfeer. De wetgever heeft nu getracht daaraan een mouw te passen door een ultieme uitbreiding van het toepassingsgebied van de minnelijke schikking bij de wet van 14 april 2011.
· · · · · ·
Reeks Fiscale topics 2012 ISBN 978-94-000-0265-4 Paperback | xiv + 237 blz. 95 euro Reeksprijs: 66,50 euro
De figuur van de minnelijke schikking, waarbij het Openbaar Ministerie aan de dader een verval van strafvordering voorstelt in ruil voor het betalen van een geldsom, wordt in dit boek in al haar details uitgelegd en besproken. Zo komt aan bod wat de voorwaarden en de gevolgen zijn van het voorstellen, het aanvaarden en het uitvoeren van een minnelijke schikking, wat de gevolgen zijn wanneer zij niet of gebrekkig werd uitgevoerd of wanneer zij werd voorgesteld buiten de wettelijke voorwaarden, wat de tussenkomst van de rechter inhoudt, hoe zij zich verhoudt tot artikel 6 EVRM, wat zij betekent in het kader van het non bis in idem-beginsel en wordt ze vergeleken met een aantal binnenlandse en buitenlandse mogelijkheden tot minnelijke regeling en beëindiging van de strafvordering. Daarnaast wordt in het bijzonder stilgestaan bij de modaliteiten van het akkoord dat ook met de fiscus zal moeten worden bereikt. Welke aanslagtermijnen zijn van toepassing? Welke boetes of belastingverhogingen kan de fiscus opleggen? Kan hij bijkomend onderzoek doen? Wat met de aanslag geheime commissielonen? En zoveel meer. Dit boek wenst een handleiding te zijn voor rechtspractici die in hun dagelijkse praktijk met de minnelijke schikking en met onderhandelingen met fiscus of parket te maken krijgen.
Groenstraat 31 2640 Mortsel - België
T +32 3 680 15 50 F +32 3 658 71 21
[email protected] www.intersentia.be
2 013/1
23
T rends
2013: een jaar met goed nieuws? Amid Faljaoui Belastingconsulent 2013 begint net als 2012, namelijk vol onzekerheid. Toch is er hier en daar ook wat goed nieuws dat we u niet mogen onthouden, zeker niet in deze sombere tijden. Goed nieuws voor 2013 en van een paradox gesproken: de Belgen zijn nooit zo rijk geweest. De cijfers van de Nationale Bank die begin januari werden gepubliceerd, liegen er niet om. Het financiële vermogen van de Belgische gezinnen is opgeklommen tot 1 003 miljard euro, een historisch record. Dat betekent 90 920 euro per Belg, als we het totale vermogen delen door de zowat 11 miljoen inwoners van het land. En als we de schuld van de gezinnen, die 211 miljard euro bedraagt, daarvan aftrekken, bedraagt het netto financiële vermogen van de Belgen nog altijd 792 miljard euro, zijnde 71 765 euro per inwoner. Onder financieel vermogen van de Belgen verstaat de Nationale Bank, waarvan deze studie afkomstig is, alle financiële activa die de Belgen bezitten: dat gaat van geldstukken en bankbiljetten, over aandelen, tot beveks en bankrekeningen.
Vastgoed? Alleen het vastgoedvermogen is niet in die cijfers opgenomen. En dat onroerend vermogen van de Belgen raamt de NBB op 1 066 miljard euro. Waaruit volgt dat de totale rijkdom van de huishoudens meer bedraagt dan 2 000 miljard euro. Met andere woorden, meer dan 187 000 euro per Belg. Bij dergelijke cijfers begint het je te duizelen en ze lijken paradoxaal in deze crisistijd. Maar dat betekent natuurlijk niet dat alle Belgische gezinnen zo rijk zijn. Het betreft hier globale cijfers. Maar laat ons nog eens terugkomen op het financiële vermogen van de Belgen: 1 000 miljard euro is een enorm bedrag. Zoals de financiële krant L’Echo opmerkte, is dat bijna driemaal het bruto binnenlands product (bbp) van België. Het is ook bijna driemaal de Belgische overheidsschuld. Het is meer dan viermaal de weging van de Brusselse Beurs. Het is meer dan viermaal de spaardeposito’s van het land. En vergeet niet, 1 000 miljard euro is ook het bedrag dat de Europese Centrale Bank vorig jaar uitgetrokken heeft om het hele Europese banksysteem te redden. Het is dus niet niets. Het is dan ook de vraag of al dat geld de regering niet op ideeën zal brengen bij een volgende begrotingsinspanning.
24
2 013/1
Een baksteen in de maag Nog steeds in de goednieuwsafdeling, zou ik u de volgende vraag willen stellen: Standard & Poor’s, zegt u dat nog iets? Standard & Poor’s is het fameuze Amerikaanse ratingbureau dat in augustus 2011 niet aarzelde om de rating van de Verenigde Staten te verlagen. Het is immers aan S&P te wijten dat de VS niet langer een AAA hebben, met andere woorden de beste rating die een land kan krijgen. De hoogste score. Het equivalent van 20 op 20 voor een student. Maar, zoals iedereen wel weet, werd Standard & Poor’s er vaak van beticht te pessimistisch te zijn en de rating van een land te snel te verlagen, zoals die van Griekenland, waardoor het tevens de financieringsproblemen van de Grieken verergerde. Laat het nu net dit ratingbureau zijn dat in januari een rapport wereldkundig maakte waarin aangegeven wordt dat van alle Europese landen België het enige land is dat aan de instorting van de vastgoedprijzen sinds 2009 ontsnapt is. Als het van zo een pessimistisch ingesteld ratingbureau komt, moet dat wel een complimentje zijn voor ons land.
Geen instorting in het vooruitzicht Terwijl Standard & Poor’s een terugval van de vastgoedprijzen verwacht in Portugal, Spanje of Nederland, om maar enkele voorbeelden te noemen, sluit het elke instorting van het vastgoed uit in België. Voor 2013 verwacht S&P zelfs een lichte stijging van 1 %, iets minder dan de inflatie. 2014 zou het jaar van de opleving van de vastgoedprijs moeten worden, omdat de vastgoedprijzen en de schuld van de gezinnen gematigd blijven in België, in vergelijking met andere landen, en vooral omdat de vraag naar vastgoed hoog blijft. Dat zijn trouwens niet de enige factoren die ervoor pleiten dat de huizenmarkt niet zal instorten, volgens Standard & Poor’s. Ook de rentevoeten, die historisch op hun laagste peil staan, en het feit dat het vastgoedaanbod beperkt blijft ten opzichte van de vraag, zou de Belgische vastgoedmarkt moeten ondersteunen. Als voorlopige conclusie kunnen we stellen dat we niet alles zwart moeten inzien in ons landje en dat de Belg groot gelijk heeft dat hij een baksteen in de maag heeft.
•
Vademecum voor de jaarrekening 2013 In het Vademecum voor de jaarrekening 2013 worden alle aspecten van de jaarrekening grondig uitgespit. Het boek behandelt zowel het volledige als het verkorte schema van de enkelvoudige jaarrekening. De auteur becommentarieert systematisch elke rubriek van de jaarrekening. Hij verwijst naar relevante wetgeving, adviezen van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen, naar specifieke IAS/IFRS-normen. Voor iedere rubriek worden ook de fiscale aandachtspunten besproken. Het boek is helder gestructureerd, zodat u de gezochte informatie snel terugvindt. Dit vademecum heeft een driedubbele functie: - praktische handleiding voor administratief en financieel verantwoordelijken, boekhouders, accountants en bedrijfsrevisoren. Concrete voorbeelden verhelderen de wettelijke regels; - geheugensteun voor specialisten. De uitgave telt meer dan 650 bladzijden en bespreekt nagenoeg alle details en uitzonderingen. Dit boek biedt in “moeilijke” gevallen een betrouwbaar houvast, ook voor wie al vertrouwd is met de opmaak van de jaarrekening; - hulp bij interpretatie. Bestuurders, financieel directeurs, juristen en andere betrokkenen dienen bij het uitstippelen van hun beleid rekening te houden met de gezondheidstoestand van het bedrijf.
Auteur Roger Tiest, bestuurder bij Callens, Pirenne & co Bedrijfsrevisoren en professor aan Lessius, spreekt uit ervaring. Al meer dan 20 jaar volgt hij het ondernemingsleven vanuit een breed perspectief. De helderheid van de teksten en zijn ruime praktijkervaring met de complexe wettelijke omgeving vormen zijn handelsmerk.
Deze uitgave geeft toelichting bij de betekenis en de interpretatie van de cijfers, zodat u gefundeerde beslissingen kunt nemen.
Roger Tiest | 2013 | ISBN 978-94-000-0361-3 | xl + 661 blz. | paperback | Prijs: 95 euro
Fax deze antwoordkaart naar Intersentia Ja, ik bestel ................. ex. van het boek Vademecum voor de jaarrekening 2013 ( ISBN 97894-000-0361-3 ) aan 95 euro (incl. btw, excl. verzendkosten) per exemplaar.
Dhr. / Mevr.
Ik betaal pas na ontvangst van de factuur, die mij samen met mijn bestelling wordt bezorgd.
Straat:
03 658 71 21
Voornaam:
Naam:
Bedrijf:
Btw-nr.: Nr.:
Postcode:
Gemeente:
Telefoon:
Fax:
Bus:
E-mail: Datum:
Groenstraat 31 2640 Mortsel België
T +32 3 680 15 50 F +32 3 658 71 21
[email protected] www.intersentia.be
Handtekening:
Alle titels zijn ook verkrijgbaar in de boekhandel. Intersentia nv respecteert uw privacy. De persoonsgegevens die u doorgeeft, mag Intersentia gebruiken om u op de hoogte te houden van haar uitgaven. Wilt u geen commerciële informatie van Intersentia nv? Kruis dan dit vakje aan: . U kunt uw gegevens ook opvragen en laten verbeteren via fax of per brief.
2 013/1
25
IAB
IAB in ’t kort In deze rubriek vindt u de nevenactiviteiten waaraan het IAB heeft deelgenomen.
Oktober 2012 • • • • • • • •
09/10/12 – Elektronische facturatie, vergadering met Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging – DAV 18/10/12 – Elektronische facturatie, persconferentie, kabinet Chastel 18/10/12 – Werkgroep hervorming berekening sociale bijdragen, kabinet Laruelle 22/10/12 – KMO financiering, vergadering met KeFiK 23/10/12 – KMO-Portefeuille, vergadering met Management Information, IAB 23/10/12 – Werkgroep hervorming berekening sociale bijdragen, kabinet Laruelle 24/10/12 – We love Generatie Y, annual meeting BECI 25/10/12 – Belgisch-Nederlandse gespreksgroep, Breda
November 2012 • • • • • • • • • • •
08/11/12 – Werkgroep hervorming berekening sociale bijdragen, kabinet Laruelle 08/11/12 – VAA bedrijfswagens, Federauto 09/11/12 – Start Your business, Belgacom Towers 12/11/12 – Antiwitwas, werkgroep FEE 15/11/12 – Stuurgroep behoorlijk bestuur in de KMO: vergadering, Lokeren 15/11/12 – Radiocampagne, opnamestudio 19/11/12 – Hervorming richtlijn erkenning van beroepskwalificaties, FOD Economie 19/11/12 – KB voorafgaande verklaring, art. 37bis, FOD Economie 22/11/12 – Antiwitwaswetgeving (vragenlijst), vergadering met Franstalige beroepsverenigingen, IAB 27/11/12 – Elektronische facturatie, een niet te missen opportuniteit, vergadering met VBO 29/11/12 – Ethics working party, werkgroep FEE
December 2012 • • • • • • • • • • • •
03/12/12 – 4de congres voor de economische beroepen, lanceringsavond, BECI 04/12/12 – FVIB, overleg juridische en economische beroepen 05/12/12 – Werkgroep hervorming berekening sociale bijdragen, kabinet Laruelle 06/12/12 – Forum for the Future, Tour & Taxis 07/12/12 – CFE Professional Affairs Committee Conference, London 10/12/12 – 2013, het jaar van uitdagingen, interview met Luc Coene, NBB 11/12/12 – Interinstitutencomité, IBR 12/12/12 – Antiwitwaswetgeving (vragenlijst), vergadering met Nederlandstalige beroepsverenigingen, IAB 13/12/12 – FEE, algemene vergadering 13/12/12 – Peer review, voorbereidend gesprek, FOD Economie 13/12/12 – IAB Lokale informatiesessie, Antwerpen 19/12/12 – Fonds Sluiting Ondernemingen (FSO), vergadering technische commissie
Wetgeving Oktober • Wet van 20 september 2012 tot instelling van het ‘una via’-principe in de vervolging van overtredingen van de fiscale wetgeving en tot verhoging van de
26
2 013/1
fiscale penale boetes (BS 22 oktober 2012)
betreffende financiën en begroting (BS 26 november 2012)
November
December
• Decreet van 9 november 2012 houdende diverse bepalingen
• Kosten voor de openbaarmaking van de documenten be-
IAB doeld in artikel 173 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen (BS 5 december 2012) • Kosten voor de openbaarmaking van de documenten bedoeld in artikel 25 van het koninklijk besluit van 19 december 2003 betreffende de boekhoudkundige verplichtingen en de openbaarmaking van de jaarrekening van bepaalde verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen (BS 5 december 2012) • Nieuwe versie van de standaarddocumenten “Volledig model van jaarrekening” en “Verkort model van jaarrekening” voor
•
•
•
•
ondernemingen opgesteld door de Nationale Bank van België (BS 5 december 2012) Nieuwe versie van de standaarddocumenten “Volledig model van jaarrekening voor verenigingen” en “Verkort model van jaarrekening (BS 5 december 2012) Koninklijk besluit van 4 december 2012 tot wijziging van het koninklijk besluit uitvoering van de artikelen 72, § 1, zesde lid, en 74 van de Programmawet van 22 juni 2012 (BS 7 december 2012). Bestuur van het Belgisch Staatsblad. Kosten van bekendmakingen (BS 10 december 2012). Koninklijk besluit van 11 december 2012 tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van
de bedrijfsvoorheffing (BS 14 december 2012) • Wet van 13 december 2012 houdende fiscale en financiële bepalingen (BS 20 december 2012, ed. 4) • Programmawet van 27 december 2012 (BS 31 december 2012) • Koninklijk besluit van 12 december 2012 tot vaststelling van de invloed van de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen op de inning van de bijdragen verschuldigd voor het jaar 2013 binnen het raam van het sociaal statuut der zelfstandigen (BS 31 december 2012)
IAB-info flashback De hot topics uit de actuarubriek van de website www.iec-iab.be.
Renaissance Building • Kwaliteitstoetsing: oproep tot kandidaatstelling toetser – 19/12/2012 • Nieuw: ontdek uw e-loket bij het IAB en communiceer in realtime – 17/12/2012 • Vereenvoudigde toegang tot het statuut accountant en belastingconsulent voor ervaringsdeskundigen – 13/12/2012 • Accountants op de radio! – 26/11/2012 • Start Your Business: een gratis pakket voor elke starter, 15 offertes, een praktische gids, een cadeau! – 19/11/2012 • “VDV Consultants team I” werd het snelste accountants-/belastingconsulententeam tijdens de Acerta Brussels Ekiden! – 19/11/2012
• Het IAB verwelkomt twee nieuwe medewerkers op de studiedienst – 30/10/2012 • Lokale informatiesessies 20122013: kwaliteit is onze troef! – 19/10/2012
Heet van de naald • IFAC publiceert bijwerking van de handleiding voor het beheer van de kantoren voor de kantoren van kleine en middelgrote omvang – 26/12/2012 • Nieuwe regels opeisbaarheid btw: overgangsregeling in 2013 – 21/12/2012 • Bedrijfswagens en btw-aftrek: nieuwe richtlijnen – 19/12/2012 • Europese Commissie wil Europees vennootschapsrecht en corporate governance moderniseren – 19/12/2012
• André Kilesse en Petr Kriz verkozen als voorzitter en ondervoorzitter van de FEE – 17/12/2012 • Vrijstelling van stage voor kandidaat accountant en belastingconsulent die ten minste zeven jaar beroepservaring heeft – 14/12/2012 • Voorwaarden eenmalige taks op langetermijnsparen aangepast – 13/12/2012 • Kosten voor bekendmaking van vennootschaps- en verenigingsakten in 2013 – 12/12/2012 • Balanscentrale publiceert nieuwe modellen voor neerlegging jaarrekening – 10/12/2012 • Grotere verantwoordelijkheid van de accountant en belastingconsulent: eenieder wordt geacht de wet te kennen, in het bijzonder de accountant! – 10/12/2012
2 013/1
27
IAB • Hulp bij de berekening van het voordeel van alle aard voor een bedrijfswagen – 29/11/2012 • Tweede Vennootschapsrichtlijn herschikt – 28/11/2012 • Btw-plicht: notarissen niet gediscrimineerd, zegt Grondwettelijk Hof – 19/11/2012 • Financiële leasing – Verplichte erkenning voor iedereen – 26/10/2012 • Bedrijfswagens: FAQ – 26/10/2012 • Wetgever stelt ‘una via’-principe in voor fiscale strafzaken – 23/10/2012 • Fiscus vat afschaffing aannemersregistratie samen – 10/10/2012 • CFE: opinion statement on the proposal for a modernised professional qualifications directive – 08/10/2012 • FAQ voordeel van alle aard bedrijfswagens – Nieuwe versie – 03/10/2012
28
2 013/1
• Hoe moet het in vennootschap gebracht vruchtgebruik op een onroerend goed worden gewaardeerd? – 03/10/2012 • Nieuwe strategie om bedrijfsleven en overheden in Europa productiever te maken met cloud computing – 01/10/2012
Ten gronde • Nieuwe factureringsregels vanaf 1 januari 2013 – 26/12/2012 • Auto’s en btw-aftrek volgens beroepsgebruik: eindelijk de vereenvoudigde regeling – 20/12/2012 • Het gunstregime inzake de schenking of vererving van een familiale onderneming – 06/12/2012 • Hoe kan de fiscale toestand nog voor eind dit jaar worden geoptimaliseerd? – 06/12/2012
• Fraude verjaart minder snel, sneller gemeld – 29/11/2012 • Nieuwe regels inzake opeisbaarheid van btw – 15/11/2012 • De bijzondere aanslag voor geheime commissielonen op voordelen van alle aard – 08/11/2012 • Accountants dragen actief bij aan interne controle – 08/11/2012 • Geeft fusiemeerwaarde recht op notionele interestaftrek, en vanaf wanneer? – 31/10/2012 • Aanslag geheime commissielonen. Een stand van zaken – 31/10/2012 • De samenstelling van het kapitaal is fiscaal zeer belangrijk – 18/10/2012 • Vlaamse verdelingstaks van 1 % naar 2,5 %: de zogenaamde ‘miserietaks’ – 18/10/2012
TaxMate Uw hulp bij het opstellen, berekenen, controleren en indienen van uw aangifte in de vennootschapsbelasting • • • • •
Gebruiksvriendelijk pakket Real-time berekening Uitgebreide controles Jarenlange XBRL-ervaring Voordelige prijs TaxMate: 2013 Fit for the Future Award in de categorie “accounting software”
25% ING
K O RT
25% korting op uw eerste factuur bij intekening vóór 30 april 2013! Voor meer informatie contacteer ons via
[email protected] of op het nummer 03 609 50 59.
TaxMate is een product van Intersentia Intersentia nv Groenstraat 31 | BE-2640 Mortsel | België Tel. + 32 3 609 50 59 | Fax + 32 3 658 71 21
[email protected] | www.firstsoftware.be
2 013/1
29
vakliteratuur
Les effets de la faillite sur la personne / Michel Lemal Kluwer, 2012. 196 p. (Série Pratique du droit) Le présent ouvrage analyse les droits conservés par le failli et ceux qu’il perd ou ne peut exercer que de manière limitée. Par ailleurs, la faillite entraîne différentes conséquences patrimoniales qui affectent non seulement le failli mais aussi d’autres personnes, telles son conjoint, les créanciers, ses cocontractants ou encore les cautions. Ces conséquences résultent de trois principes fondamentaux : le dessaisissement, la formation d’une masse et l’égalité des créanciers. Ces diverses notions sont abordées et analysées dans cet ouvrage. Cet ouvrage est un tiré à part du tome 2 « Insolvabilité et distribution » du « Traité pratique de droit commercial ». Prix : € 69,81 Commander : http ://shop.kluwer.be, tél. 0800 16 868
Splitsingen en partiële splitsingen. Boekhoudkundige en fiscale aspecten na de fiscale Fusiewet van 11 december 2008 / Bart Caluwé, Nancy De Beule, Christophe Rapoye Tweede herwerkte editie Larcier, 2013. 798 p. (Bibliotheek Fiscaal Recht Larcier) Deze herwerkte editie wil een zo volledig mogelijk beeld geven van de boekhoudkundige en fiscale consequenties van splitsingen of partiële splitsingen, met tal van praktijkvoorbeelden. Hierbij worden de praktische consequenties van de nieuwe fusiewet die op 12 januari 2009 werd gepubliceerd, op grondige wijze besproken. Het werk bevat de krachtlijnen van de nationale en Europese wetgeving, en gaat dieper in op de relevante rechtsleer, rechtspraak en administratieve zienswijze (zoals rulings). De belangrijkste nieuwigheden in vergelijking met de vorige versie zijn, naast de integratie van de nieuwe fusiewet, onder meer nog de CBN-adviezen inzake nationale en grensoverschrijdende (partiële) splitsingen, de impact van de nieuwe begrotingsmaatregelen, de behandeling van fusies van vzw’s en een update van de rulingpraktijk Prijs: € 110 Bestellen: http://uitgeverij.larcier.com, tel. 0800 99 613 (De Boeck Services)
30
2 013/1
Les dialogues de la fiscalité – Anno 2012 / Sous la direction de Edoardo Traversa, Olivier Hermand, Edouard-Jean Navez et autres Larcier, 2012. 562 p. (Collection Crides-Jean Renauld) Dans cet ouvrage sont présentés les actes des séminaires organisés en février et mars 2012 par la Chaire PWC au sein de l’Université catholique de Louvain. La Chaire PwC de droit fiscal naît de la volonté de développer un pôle d’excellence en droit fiscal au sein de l’Université catholique de Louvain, alliant recherche académique et expertise des praticiens de la fiscalité. Elle se focalise principalement sur la fiscalité des entreprises. Les Dialogues de la fiscalité 2012 ont successivement porté sur les réformes de la fiscalité mobilière en Belgique et dans l’Union européenne (séminaire 1) ; les questions d’actualité en matière de fiscalité familiale (séminaire 2) ; les incidences des projets européens sur la fiscalité belge (séminaire 3) et enfin les principes de bonne administration et le droit fiscal (séminaire 4). La table des matières peut être consultée sur le site de Larcier. Prix : € 130,00 Commander : http ://editions.larcier.com, tél. 0800 99 613 (De Boeck Services)
vakliteratuur
Customer relations of klantenrelatiebeheer & performance management / Kathleen Van Heuverswyn, Mia Goetvinck die Keure, Business & Economics, 2012. 44 p. (Reeks Performance management; 3) In dit boekje wordt klantenrelatiebeheer of klantenmanagement (customer relations) gekaderd als een kernproces binnen de organisatie en wordt de praktijk ervan toegelicht. Waar relevant worden ook andere “stakeholders” dan klanten mee opgenomen in de bespreking. Het boekje is opgebouwd rond de volgende thema’s: – de generieke kenmerken en basisprincipes van klantenrelatiebeheer; – modellen en instrumenten voor klantenmanagement & klanten performance management; – een bespreking van het RICOH Customer Experience Model als voorbeeld van een op maat uitgewerkt Klanten-PMsysteem. Andere boekjes uit deze reeks “Performance management”: 1. Van prestatiemetingen naar geïntegreerde performantie 2. Corporate performance management integraal benaderd 4. Van safetymanagement naar performant welzijnsmanagement Prijs: € 15,00 / in abonnement: € 12,00 Bestellen: www.business-economics.be, tel. 050 47 12 72
La législation comptable / Stéphane Mercier 2e édition Edipro, 2013. 320 p. (Guide pratique) Cet ouvrage, déjà édité en 2007, a été ac tualisé par rapport aux derniers changements intervenus dans les droits comptable, fiscal et des sociétés. L’auteur y a intégré les dernières modifications fiscales, et résume les derniers avis publiés par la Commission des Normes Comptables. L’ouvrage est structuré en cinq parties : – Les sources du droit comptable : ce chapitre apporte une mise en contexte de la discipline. L’auteur explicite plusieurs notions et informe le lecteur des règles à respecter en matière de tenue des comptes. – Les comptes de l’actif : cette partie contient des sous-sections abordant la valeur d’acquisition, les différentes immobilisations, ou bien encore la manière d’élaborer un inventaire. – Les comptes du passif : cette section se concentre sur des aspects tels que les capitaux propres, les provisions et impôts différés ou encore les comptes de dettes. – L’affectation du résultat : ce point concerne le droit des sociétés, et en particulier le pouvoir de l’Assemblée Générale. L’auteur analyse aussi la question de la répartition des bénéfices. – Les droits et engagements hors bilan : ce dernier chapitre a trait aux biens et valeurs des tiers, selon la partie qui les possède. Chaque section est complétée et explicitée par des exemples pratiques d’écriture comptable, et par des schémas et tableaux, pour permettre au lecteur de se familiariser avec les concepts abordés tout au long du livre. Prix : € 46 Commander : www.edipro.info, tél. 04 344 50 88
Fiscaal Praktijkboek Indirecte Belastingen 2012-2013 / Editors: Luc Maes, Herman De Cnijf en Leo De Broeck Kluwer, 2012. 464 p. De Fiscale Praktijkboeken willen actuele fiscale topics in een klare en duidelijke taal toelichten en de gevolgen ervan duiden voor de fiscale praktijk. In editie 2012-2013 van het boek Indirecte Belastingen komen actuele topics aan bod: – De nieuwe regels inzake btw-aftrek en voordelen alle aard – Btw en subsidies – Verjaringstermijnen inzake de vordering tot voldoening van de btw: stand van zaken na het cassatiearrest van 27 april 2012 – De grensoverschrijdende uitwisseling van inlichtingen in de EU op het vlak van de btw: een stand van zaken anno 2012 – Successieplanning en de nieuwe antimisbruikbepaling – Het hervormd Vlaams verdelingsrecht: een oude dame in een fonkelnieuwe jurk – De overdracht van familiale ondernemingen en vennootschappen in het Vlaams Gewest – De douaneschuld: een algemeen overzicht De volledige inhoudstafel is te raadplegen op de website van Kluwer. Prijs: € 205,5 Abonnement: € 169,26 (naast de jaarlijkse nieuwe editie van het boek, ook gratis toegang tot het archief met alle bijdragen vanaf ed. 2004-2005 in full text) Bestellen: www.kluwer.be/nl, tel. 0800 94 571
2 013/1
31
Accountancy&Tax