Lerarenopleiding Instituut Archimedes Bachelor VT/DT Auteur
Cursushandleiding
Babs Hermsen Versie 2015-2016
Beroep 7: De leraar als mentor
© Hogeschool Utrecht
OAR-HBEROEP7-14 Bronvermelding is verplicht. Verveelvoudigen voor eigen gebruik of intern gebruik is toegestaan.
Inhoudsopgave 1
2
3
4
5
Inhoud 2 Inleiding ................................................................................................................... 2 Leerdoelen............................................................................................................... 2 Werkvormen en werkwijze ....................................................................................... 2 Literatuur ................................................................................................................. 4 Tijdsbesteding ......................................................................................................... 4 Studieplanner .......................................................................................................... 4 Toetsing en beoordeling 5 Toetsen ................................................................................................................... 5 Toetscriteria ...................................................................................................... 5 Inschrijven voor toetsen, toetsafname en inzage .............................................. 5 Beoordeling ............................................................................................................. 5 Normering ......................................................................................................... 5 Weging.............................................................................................................. 6 Eigenaren toets ....................................................................................................... 6 Verantwoording van leerdoelen naar eindkwalificaties 7 Leerdoelen en toetsmatrijs ...................................................................................... 7 Leerdoelen in (deel)toetsen ..................................................................................... 9 Leeropbrengst in relatie tot dublindescriptoren & SBL-competenties en kennisbasis ............................................................................................................ 11 Verantwoording naar de Dublindescriptoren en SBL competenties ....................... 13 Opdrachten 14 Dossieropdracht 1. Onderzoek mentoraat in de praktijk ........................................ 14 Dossieropdracht 2. Analyse van eigen begeleidingsgesprek ................................ 17 Dossieropdracht 3. Ontwerp van een mentorles.................................................... 19 Bijlagen 21 Beoordelingsrubrics ............................................................................................... 21 Aanvullende informatie voor Leerweg Onafhankelijke Toets (LOT) ....................... 28
© Hogeschool Utrecht, Instituut Archimedes
1
1 Inhoud Deelname aan cursussen is slechts mogelijk na tijdige inschrijving in OSIRIS (www.osiris.hu.nl). Inschrijven (en eventueel uitschrijven) is mogelijk tot twee weken voor de start van een onderwijsperiode waarin het onderwijs van de desbetreffende cursus wordt gegeven. Zie studiegids. Inleiding Docenten hebben in het onderwijs naast hun lesgevende taak vaak een taak als mentor. Als mentor ben je spil in de leerlingbegeleiding. In individuele gesprekken en in mentorlessen begeleid je leerlingen bij het leren leren, het maken van studiekeuzes en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Daarnaast behoort het bevorderen van het groepsproces tot je verantwoordelijkheden en ben je de belangrijkste schakel tussen leerling, collega’s en ouders. In deze cursus ontwikkel je visie en vaardigheden om als mentor in het voortgezet onderwijs te functioneren. Hierbij wordt specifiek aandacht besteed aan gespreksvaardigheden en het werken aan sociale veiligheid in een klas. Dit vraagt naast de vaardigheden die je nodig hebt om je vak te kunnen geven om aanvullende begeleidingsvaardigheden. En omdat begeleiden als professioneel handelen niet los kan worden gezien van de persoon die de begeleiding uitvoert, betekent dit dat het begeleiden van leerlingen je ook confronteert met jezelf. Je leert daarom in deze cursus niet alleen wat taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van een mentor zijn en welke gespreksvaardigheden je hierbij gebruikt, maar je onderzoekt ook vragen als: wat is mijn bijdrage in de begeleiding? Wat doet de leerling met mij? Hoe reageer ik daar op? Word ik persoonlijk door de leerling geraakt? En hoe dan? En hoe beïnvloedt dit mijn begeleidende houding tijdens leerlingbegeleiding? Persoonlijke en professionele ontwikkeling gaan in deze cursus hand in hand. Leerdoelen Deze cursus heeft de volgende leerdoelen. De student: 1.
Analyseert de rol van mentor en plaatst de begeleiding van leerprocessen, ondersteuning bij studiekeuzeprocessen en hulp bij sociaal-emotionele problemen in de context van een school. 2. Voert een gesprek waarin hij verschillende gespreksinterventies op de vier gespreksniveaus inzet, passend bij het doel van het gesprek en zijn gesprekspartner. 3. Onderscheidt groepsdynamische processen in een klas en ontwerpt een mentorles waarin het groepsproces positief wordt gestimuleerd. 4. Legt uit hoe de mentor een veilige leef- en werksfeer creëert waarmee de sociaal-emotionele, morele en autonome ontwikkeling van leerlingen wordt bevorderd en ingespeeld wordt op hun psychologische basisbehoeften. 5. Geeft vorm aan leerprocessen gericht op het aanleren van studievaardigheden, keuzevaardigheden of levensvaardigheden. 6. Analyseert hoe hij gebruik kan maken van zijn eigen kwaliteiten en mogelijke rollen in de samenwerking met anderen. 7. Reflecteert met behulp van gedragspsychologische kennis van concepten als transactionele analyse, projectie en overdracht op zijn gedrag in interactie met leerlingen en beschrijft mogelijkheden om zijn professionele handelen te verbeteren. 8. Beargumenteert wat belangrijk is in het mentoraat en kan dit onderbouwen met waarden, normen en professionele opvattingen. 9. Verantwoordt de professionele opvattingen, werkwijzen, grenzen en benaderingen van de mentor aan leerlingen, ouders van leerlingen, collega’s en andere belanghebbenden. 10. Schrijft een verantwoording van een lesopzet waarbij de tekst qua samenhang en afstemming op het publiek geschreven is op gevorderd 4F niveau. Werkvormen en werkwijze De cursus wordt aangeboden in de vorm van blended learning. Blended learning is een onderwijsvorm waarbij studenten leren door de combinatie van face-to-face bijeenkomsten, een digitale leeromgeving, leren in een leerteam en leren op de werkplek. Vakinhoud, vakdidactiek en algemene didactiek worden hierbij gekoppeld aan de mogelijkheden van technologie. Voorafgaand aan een werkcollege doe je basiskennis op in de digitale leeromgeving HUbl. Denk daarbij aan kennisoverdracht via weblectures, het lezen van literatuur en het bestuderen van andere bronnen. Op de themapagina’s vind je algemene informatie over het thema, de leerdoelen en de onderliggende sessies.
© Hogeschool Utrecht, Instituut Archimedes
2
Op de sessiepagina’s met subthema’s vind je de voorbereidingsopdrachten voor het werkcollege. De kennis die je in deze opdrachten opdoet, zorgt ervoor dat je in de werkcolleges de verdieping kan bereiken die voor het kunnen afronden van deze cursus vereist is. Deze opdrachten zijn tevens bruikbaar in de afsluitende dossieropdrachten. De cursus is op basis van de volgende thema’s en subthema’s opgebouwd (zie ook HUbl hubl.hu.nl):
1. Oriëntatie op mentoraat
•Mentor in beeld •Organisatie van leerlingbegeleiding
2. Begeleidingsgesprekken
•Begeleidende houding met transactionele analyse •Gespreksinterventies, gespreksniveaus en gesprekssoorten
3. Leef- en werksfeer in de klas
•Groepsdynamische processen •Veilige leef- en werksfeer
4. Begeleiden bij het leren
•Studievaardigheden in de mentorles •Studievoortgangsgesprekken
5. Begeleiden bij keuzes op school
•Keuzevaardigheden in de mentorles •Studieloopbaangesprekken
6. Begeleiden bij psychosociale ontwikkeling
•Levensvaardigheden in de mentorles •Begeleidingsgesprekken gericht op psychosociale ontwikkeling
7. Samenwerken in leerlingbegeleiding
•Samenwerken met collega's •Samenwerken met de omgeving
In de werkcolleges ligt de nadruk op het oefenen van vaardigheden, reflectie op het eigen handelen en het leggen van een relatie met de eigen opvoeding, het eigen referentiekader en het begeleidend handelen in de onderwijspraktijk. Voor voltijd studenten is er wekelijks een hoorcollege, passend bij één van de thema’s waaruit de cursus is opgebouwd. In het rooster vind je tijdstip en locatie van dit college met een duur van maximaal 120 minuten. Dit college wordt via de digitale leeromgeving beschikbaar gesteld aan deeltijdstudenten. Een aantal onderdelen van de dossieropdrachten die de toetsing van deze cursus vormen wordt gezamenlijk gemaakt. Hierbij heeft de samenwerking zowel proces- als productmatige doelen. In het samenwerken kun je elkaar inspireren, motiveren en ondersteunen. Je kan samen plannen, leerstrategieën bepalen, elkaar feedback geven en een gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen. Daarnaast onderzoek je samen, wissel je informatie en theorieën uit en discussieer je en vorm je meningen. Je oefent hiermee je de vaardigheden die deel uitmaken van de voor de mentor belangrijke competentie samenwerken met collega’s.
© Hogeschool Utrecht, Instituut Archimedes
3
Literatuur Verplichte literatuur: Groothuis, M., & Verkuyl, H. (2012). Mentor in het voortgezet onderwijs. Gids voor een aanpak met visie. Amsterdam: Boom. -
Konig, A. (2008). In gesprek met de leerling. Houten: EPN. Wordt kosteloos digitaal door de opleiding ter beschikking gesteld.
-
Tressel, J. (2012). De beroepsbekwame mentor. Het ontwikkelen van begeleidingskundige professionaliteit. Amsterdam: Boom.
Aanvullend lesmateriaal wordt verstrekt door de docent en/of is te vinden in de digitale leeromgeving van deze cursus. Aanbevolen literatuur: Bij diverse punten in de dossieropdrachten wordt een suggestie gedaan voor aanbevolen literatuur, welke specifiek op dat ene punt betrekking heeft. Het betreft hierbij literatuur uit onderliggende cursussen in de beroepsleerlijn. Onderstaand een overzicht van deze literatuur: -
-
-
Ebbens, S. en Ettekoven, S. (2013 ). Effectief leren. Groningen: Noordhoff Uitgeverij Hoofdstuk 1. Effectief leren in de les (pp. 17-44). Hoofdstuk 2. Directe instructie (pp. 45-87). Paragraaf 6.2. Drie basisbehoeften (pp. 170-182). Teitler, P. (2013). Lessen in orde. Handboek voor de onderwijspraktijk (2e druk). Bussum: Uitgeverij Coutinho. Paragraaf 11.2. Transactionele Analyse van de persoonlijkheid (pp. 221-231). Wal, J. van der, Mooij, I. de, & Wilde, J. de (2011). Identiteitsontwikkeling en leerlingbegeleiding. Een praktijkgericht boek. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Hoofdstuk 5. Leerlingbegeleiding (pp. 288-310).
Tijdsbesteding Iedere cursus op de HU bestaat uit 5 EC of een veelvoud hiervan. Een EC staat voor een studielast van 28 uur. We gaan er dus bij een cursus van 5 EC vanuit dat de gemiddelde student 5 x 28 uur, dus in totaal 140 uur, nodig heeft om de leerdoelen te behalen. Studieplanner Een algemene studieplanner, met een indicatie van het verloop van de cursus, wordt via de digitale leeromgeving beschikbaar gesteld. Voor de werkcolleges heeft de docent per lesweek een uitgewerkt programma.
© Hogeschool Utrecht, Instituut Archimedes
4
2 Toetsing en beoordeling Toetsen1 Deze cursus wordt afgerond met een dossier. In deze dossiertoets maakt de student de verbinding tussen de eigen praktijkervaring (als mentor) op de leerwerkplek, de theorie die in de beroepscursus centraal staat en de eigen visie. Het dossier bestaat uit de volgende opdrachten: 1. 2. 3.
Onderzoek mentoraat in de praktijk. Analyse eigen begeleidingsgesprek Ontwerp van een mentorles
De eerste opdracht voer je uit in een duo. De tweede opdracht doe je individueel en de derde opdracht voer je uit in een viertal. De opdrachten zijn in hoofdstuk 4 van deze cursushandleiding beschreven. Het dossier wordt ingeleverd via WinVision (digitaal portfolio Hogeschool Utrecht, dpf.hu.nl). Toetscriteria Beoordelingsmodellen van de dossieropdrachten, inclusief voorwaarden voor beoordeling, zijn als rubrics in de bijlage opgenomen (zie 5.1).
Inschrijven voor toetsen, toetsafname en inzage Inschrijving (her)tentamens Deelname aan (her)tentamens is slechts mogelijk na tijdige inschrijving voor het (her)tentamen in OSIRIS (www.osiris.hu.nl). Inschrijven (en eventueel uitschrijven) is mogelijk tot twee weken voor de start van een tentamenperiode waarin het desbetreffende (her)tentamen wordt gegeven. Zie studiegids. Een student mag het tentamen van een cursus 2 keer per jaar afleggen. Gedurende het studiejaar zijn er per cursus meerdere data waarop een tentamen kan worden afgelegd. Aan de hand van het jaarrooster kun je zien in welke periode bepaalde cursussen worden afgesloten. Het eerste toetsmoment is in de tentamenweek aan het einde van de onderwijsperiode(s) van de cursus. Herkansingen vinden plaats in de week voorafgaand aan de afsluitingsweek van de periode. Uitzonderingen vormen de herkansingen voor de tentamenonderdelen van de laatste periode. Deze worden ingeroosterd in de laatste volle week van augustus voorafgaand aan het nieuwe studiejaar (start 1 september). Bekendmaken resultaat en inzage Uiterlijk 3 weken na afname van een tentamen wordt de uitslag door de desbetreffende examinator bekendgemaakt in OSIRIS. De student heeft recht op inzage van het gemaakte en beoordeelde tentamenwerk. De inzage (en eventuele nabespreking) vindt plaats op afspraak met de docent, binnen drie weken na het bekendmaken van de tentamenuitslag, maar uiterlijk voor het hertentamen. Zie studiegids. Voor inzage maak je een afspraak met de docent. Beoordeling Normering De beoordelingscriteria zijn geformuleerd in de vorm van een beoordelingsmodel, een rubric waarin de relatie tussen de beoordelingscriteria en de beoordeling transparant is (zie bijlage). De afzonderlijke opdrachten zijn niet als deeltoetsen in OSIRIS opgenomen; op basis van het beoordelingsmodel komt er één eindbeoordeling tot stand. Voordat de dossieropdrachten in beoordeling worden genomen, moet aan de eisen zoals geformuleerd in voorwaarden voor beoordeling zijn voldaan. Het eindcijfer wordt weergegeven op een schaal van 1 tot 10, met een decimaal achter de komma.
1
Elke cursus wordt afgesloten met een tentamen. Een tentamen kan uit verschillende deeltentamens bestaan. De begrippen tentamen en deeltentamen worden gebruikt in de onderwijs- en examenregeling. In deze cursushandleiding zullen wij de termen toets (in plaats van tentamen) en deeltoets (in plaats van deeltentamen) gebruiken, omdat deze meer aansluiten bij dagelijkse praktijk en voertaal in de opleidingen. Een toets of deeltoets kan verschillende vormen hebben, bijvoorbeeld kennistoets, presentatie, beroepsproduct, reflectieverslag, et cetera.
© Hogeschool Utrecht, Instituut Archimedes
5
Er dient een minimum aantal punten per opdracht behaald te worden om de dossiertoets met voldoende te kunnen afronden. M.a.w. er is geen compensatie tussen opdrachten mogelijk. Indien niet alle opdrachten zijn ingeleverd of voldoende zijn, wordt de dossieropdracht met NA (niet aanwezig) afgetekend in Osiris. Weging De puntenverdeling per dossieropdracht en de mate waarin een dossieropdracht meetelt in het eindcijfer van de cursus, is zichtbaar in de beoordelingsrubrics.
Eigenaren toets De betrouwbaarheid van de toetsing wordt gewaarborgd door de professionaliteit van de toetsontwikkelaars. De productmanager is de eigenaar van de toets. De toetseigenaar stelt indien nodig, de toetsing en beoordeling van deze cursus elk studiejaar bij.
© Hogeschool Utrecht, Instituut Archimedes
6
3 Verantwoording van leerdoelen naar eindkwalificaties Leerdoelen en toetsmatrijs Leerdoel
Subdoel/toetsdoel
De student:
De student:
1.
1a. Kent de taken en bevoegdheden van een mentor en beschrijft de kennis, vaardigheden en houding die hierbij nodig zijn. 1b. Analyseert de structuur, cultuur en inhoud van de leerlingbegeleiding op een (leer)werkplek, om als mentor in voorkomende gevallen gericht te kunnen bijdragen aan begeleiding van leerprocessen, de ondersteuning bij studie- en beroepskeuzeprocessen en hulp bij sociaal-emotionele problemen. 1c. Evalueert de aanpak van de (leer)werkplek t.a.v. leerlingbegeleiding en waardeert deze a.d.h.v. principes van leerlingbegeleiding en de onderwijsbehoefte van de leerlingen.
1
Voert een gesprek waarin hij verschillende gespreksinterventies op de vier gespreksniveaus inzet, passend bij het doel van het gesprek en zijn gesprekspartner.
2a. Kan op basis van een reële praktijksituatie een passende gespreksvorm kiezen. 2b. Stemt zijn interventies af op kenmerken van en relatie met de gesprekspartner, de aanleiding voor en het doel van het gesprek en de gespreksomstandigheden. 2c. Toont een empathische houding welke erin resulteert dat de gesprekspartner zich begrepen en geaccepteerd voelt en meent zijn eigen verhaal kwijt te kunnen.
2
Onderscheidt groepsdynamische processen in een klas en ontwerpt een mentorles waarin het groepsproces positief wordt gestimuleerd.
3a. Beschrijft op basis van de observatie van een (mentor)klas de fase waarin de groep zich bevindt, de groepshiërarchie, groepscultuur en groepscohesie. 3b. Ontwerpt op basis van een reële praktijksituatie een mentorles gericht op het positief beïnvloeden van het groepsproces.
3
Legt uit hoe de mentor een veilige leefen werksfeer creëert waarmee de sociaalemotionele, morele en autonome ontwikkeling van leerlingen wordt bevorderd en ingespeeld wordt op hun psychologische basisbehoeften.
4a. Ontwerpt op basis van een reële praktijksituatie een mentorles die een veilige leef- en werksfeer bevordert en waarin rekening wordt gehouden met de psychologische basisbehoeften van alle leerlingen. 4b. Toont in een begeleidingsgesprek hoe hij de sociaal-emotionele, morele en autonome ontwikkeling van een leerling bevordert, rekening houdend met de psychologische basisbehoeften van deze leerling. 4c. Beschrijft welke taken de mentor heeft in het werken aan sociale veiligheid en in het curatief handelen bij pestgedrag.
3
C: Creëren
2
C: Toepassen
1
C: Begrijpen
2.
3.
4.
Analyseert de rol van mentor en plaatst de begeleiding van leerprocessen, ondersteuning bij studiekeuzeprocessen en hulp bij sociaal-emotionele problemen in de context van een school.
© Hogeschool Utrecht, Instituut Archimedes
Dossieropdracht
7
Taxonomieniveau Cognitieve (C) en Affectieve (A) domein Bloom C: Begrijpen C: Analyseren
C: Evalueren
C: Toepassen C: Toepassen C: Toepassen
C: Analyseren C: Creëren
5.
6.
7.
8.
9.
Geeft vorm aan leerprocessen gericht op het aanleren van studievaardigheden, keuzevaardigheden of levensvaardigheden.
5a. Ontwerpt een mentorles die gericht is op het aanleren van studievaardigheden, keuzevaardigheden of levensvaardigheden. 5b. Voert een begeleidingsgesprek waarin hij demonstreert hoe hij de leerling in zijn leerproces, keuzeproces of psychosociale- en identiteitsontwikkeling ondersteunt.
3
C: Creëren
2
C: Toepassen
Analyseert hoe hij gebruik kan maken van zijn eigen kwaliteiten en mogelijke rollen in de samenwerking met anderen.
6a. Kan verschillende rollen bij zichzelf en bij anderen (h)erkennen en samenwerken vanuit meer dan één basisrol. 6b. Kan feedback geven en ontvangen ten behoeve van de eigen professionele ontwikkeling en die van anderen. 6c. Kan hulp vragen, geven en ontvangen.
3
C: Toepassen
3
C: Toepassen
3
C: Toepassen
Reflecteert met behulp van gedragspsychologische kennis van concepten als transactionele analyse, projectie en overdracht op zijn gedrag in interactie met leerlingen en beschrijft mogelijkheden om zijn professionele handelen te verbeteren.
7a. Reflecteert op zijn eigen handelen en gebruikt hierbij gedragspsychologische concepten als transactionele analyse, projectie en overdracht. 7b. Beschrijft mogelijkheden om zijn handelen te verbeteren.
2
A: Organiseren
2
C: Evalueren
Beargumenteert wat belangrijk is in het mentoraat en kan dit onderbouwen met waarden, normen en professionele opvattingen.
8a. Beargumenteert hoe de werkplekgerelateerde begeleiding zich verhoudt tot zijn eigen visie op leerlingbegeleiding. 8b. Verwoordt wat hij belangrijk vindt in het mentoraat en legt hierbij verbanden met eigen waarden, normen en de persoonlijke biografie. 8c. Legt verband tussen eigen handelen en de hierin gemaakte keuzes, de persoonlijke biografie en hetgeen hij belangrijk vindt in het mentoraat. 9a. Kan op basis van opvattingen rondom betrokkenheid en distantie de professionele afstand en nabijheid in leerlingbegeleiding bepalen en behouden. 9b. Expliciteert en verantwoordt zijn professionele opvattingen ten aanzien van werkwijzen, het stellen van grenzen (professionele afstand en nabijheid), vertrouwelijkheid (ethiek) en benaderingswijzen van de mentor aan leerlingen en in de leerlingbegeleiding betrokken personen.
1
C: Evalueren
1
A: Waarderen
2
A: Organiseren
2
C: Toepassen
2
A: Organiseren
10a. Maakt in de verantwoording binnen zinnen, tussen zinnen en tussen alinea’s gebruik van de juiste signaalwoorden om de verschillende tekstverbanden aan te geven en verbindt alinea’s tot een coherente tekst. 10b. Schrijft in een persoonlijke stijl die qua niveau en taalgebruik past bij een collega-docent in het voortgezet onderwijs als lezer.
3
C: Toepassen
3
C: Toepassen
Verantwoordt de professionele opvattingen, werkwijzen, grenzen en benaderingen van de mentor aan leerlingen, ouders van leerlingen, collega’s en andere belanghebbenden.
10. Schrijft een verantwoording van een lesopzet waarbij de tekst qua samenhang en afstemming op het publiek geschreven is op gevorderd 4F niveau.
© Hogeschool Utrecht, Instituut Archimedes
8
Leerdoelen in (deel)toetsen Dossieropdracht
1. Onderzoek mentoraat in de praktijk
2. Analyse eigen begeleidings-gesprek
Toetsdoel. De student: 1a. Kent de taken en bevoegdheden van een mentor en beschrijft de kennis, vaardigheden en houding die hierbij nodig zijn. 1b. Analyseert de structuur, cultuur en inhoud van de leerlingbegeleiding op een (leer)werkplek, om als mentor in voorkomende gevallen gericht te kunnen bijdragen aan begeleiding van leerprocessen, de ondersteuning bij studie- en beroepskeuzeprocessen en hulp bij sociaal-emotionele problemen. 1c. Evalueert de aanpak van de (leer)werkplek t.a.v. leerlingbegeleiding en waardeert deze a.d.h.v. principes van leerlingbegeleiding en de onderwijsbehoefte van de leerlingen. 4c. Beschrijft welke taken de mentor heeft in het werken aan sociale veiligheid en in het curatief handelen bij pestgedrag. 8a. Beargumenteert hoe de werkplekgerelateerde begeleiding zich verhoudt tot zijn eigen visie op leerlingbegeleiding. 8b. Verwoordt wat hij belangrijk vindt in het mentoraat en legt hierbij verbanden met eigen waarden, normen en de persoonlijke biografie.
Taxonomie C: Begrijpen C: Analyseren
2a. Kan op basis van een reële praktijksituatie een passende gespreksvorm kiezen. 2b. Stemt zijn interventies af op kenmerken van en relatie met de gesprekspartner, de aanleiding voor en het doel van het gesprek en de gespreksomstandigheden. 2c. Toont een empathische houding welke erin resulteert dat de gesprekspartner zich begrepen en geaccepteerd voelt en meent zijn eigen verhaal kwijt te kunnen. 4b. Toont in een begeleidingsgesprek hoe hij de sociaal-emotionele, morele en autonome ontwikkeling van een leerling bevordert, rekening houdend met de psychologische basisbehoeften van deze leerling. 5b. Voert een begeleidingsgesprek waarin hij demonstreert hoe hij de leerling in zijn leerproces, keuzeproces of psychosociale- en identiteitsontwikkeling ondersteunt.
C: Toepassen C: Toepassen
7a. Reflecteert op zijn eigen handelen en gebruikt hierbij gedragspsychologische concepten als transactionele analyse, projectie en overdracht. 7b. Beschrijft mogelijkheden om zijn handelen te verbeteren. 8c. Legt verband tussen eigen handelen en de hierin gemaakte keuzes, de persoonlijke biografie en hetgeen hij belangrijk vindt in het mentoraat. 9a. Kan op basis van opvattingen rondom betrokkenheid en distantie de professionele afstand en nabijheid in leerlingbegeleiding bepalen en behouden. 9b. Expliciteert en verantwoordt zijn professionele opvattingen ten aanzien van werkwijzen, het stellen van grenzen (professionele afstand en nabijheid), vertrouwelijkheid (ethiek) en benaderingswijzen van de mentor aan leerlingen en in de leerlingbegeleiding betrokken personen.
A: Organiseren
© Hogeschool Utrecht, Instituut Archimedes
9
C: Evalueren C: Begrijpen C: Evalueren A: Waarderen
C: Toepassen C: Toepassen C: Toepassen
C: Evalueren A: Organiseren C: Toepassen A: Organiseren
3.Ontwerp van een mentorles
3a. Beschrijft op basis van de observatie van een (mentor)klas de fase waarin de groep zich bevindt, de groepshiërarchie, groepscultuur en groepscohesie.
C: Analyseren
3b. Ontwerpt op basis van een reële praktijksituatie een mentorles gericht op het positief beïnvloeden van het groepsproces. 4a. Ontwerpt op basis van een reële praktijksituatie een mentorles die een veilige leef- en werksfeer bevordert en waarin rekening wordt gehouden met de psychologische basisbehoeften van alle leerlingen. 5a. Ontwerpt een mentorles die gericht is op het aanleren van studievaardigheden, keuzevaardigheden of levensvaardigheden. 6a. Kan verschillende rollen bij zichzelf en bij anderen (h)erkennen en samenwerken vanuit meer dan één basisrol. 6b. Kan feedback geven en ontvangen ten behoeve van de eigen professionele ontwikkeling en die van anderen. 6c. Kan hulp vragen, geven en ontvangen. 10a. Maakt in de verantwoording binnen zinnen, tussen zinnen en tussen alinea’s gebruik van de juiste signaalwoorden om de verschillende tekstverbanden aan te geven en verbindt alinea’s tot een coherente tekst. 10b. Schrijft in een persoonlijke stijl die qua niveau en taalgebruik past bij een collega-docent in het voortgezet onderwijs als lezer.
C: Creëren C: Creëren
© Hogeschool Utrecht, Instituut Archimedes
10
C: Creëren C: Toepassen C: Toepassen C: Toepassen C: Toepassen C: Toepassen
Leeropbrengst in relatie tot dublindescriptoren & SBL-competenties en kennisbasis Leerdoel 1. Analyseert de rol van mentor en plaatst de begeleiding van leerprocessen, ondersteuning bij studiekeuzeprocessen en hulp bij sociaal-emotionele problemen in de context van een school. 2. Voert een gesprek waarin hij verschillende gespreksinterventies op de vier gespreksniveaus inzet, passend bij het doel van het gesprek en zijn gesprekspartner.
Dublindescriptoren & SBL-competenties 3d, 4a, 4b, 4c, 5a, 6a
Generieke kennisbasis 5.1 Leerlingbegeleiding in de school 7.3 De school als organisatie: structuur en cultuur
1a, 1b, 1c, 1d
3.1 Mentale modellen bij communicatie 3.2 Gesprekvoering
3.
Onderscheidt groepsdynamische processen in een klas en ontwerpt een mentorles waarin het groepsproces positief wordt gestimuleerd.
1a, 1b, 1c, 3a, 3b, 3c, 4a, 4b, 4c
4.
Legt uit hoe de mentor een veilige leef- en werksfeer creëert waarmee de sociaal-emotionele, morele en autonome ontwikkeling van leerlingen wordt bevorderd en ingespeeld wordt op hun psychologische basisbehoeften.
1a, 1b, 1c, 2a, 2b, 2c, 2e, 3a, 3b, 3c, 4a, 4b, 4c
5.
Geeft vorm aan leerprocessen gericht op het aanleren van studievaardigheden, keuzevaardigheden of levensvaardigheden.
1a, 1b, 1c, 2a, 2b, 2c, 3a, 3b, 3c, 4a, 4b, 4c
6.
Analyseert hoe hij gebruik kan maken van zijn eigen kwaliteiten en mogelijke rollen in de samenwerking met anderen.
1a, 1b, 1c, 1d, 5a, 5e
2.2 Leerdoelen en Instructiemodellen 2.3 Vormgeving van leerprocessen 2.4 Selectie en ontwerp van leermiddelen 2.5 Begeleiden van leerprocessen 3.3 Groepsdynamica 1.4 Leerlingkenmerken 2.2 Leerdoelen en Instructiemodellen 2.3 Vormgeving van leerprocessen 2.4 Selectie en ontwerp van leermiddelen 2.5 Begeleiden van leerprocessen 3.1 Mentale modellen bij communicatie 3.2 Gesprekvoering 3.3 Groepsdynamica 5.4 Andere belemmeringen 8.2 Doel, arrangement en voorwaarden in de pedagogiek 1.4 Leerlingkenmerken 2.2 Leerdoelen en Instructiemodellen 2.3 Vormgeving van leerprocessen 2.4 Selectie en ontwerp van leermiddelen 2.5 Begeleiden van leerprocessen 3.1 Mentale modellen bij communicatie 3.2 Gesprekvoering 6.1 Werken aan de eigen professionele ontwikkeling 6.3 Onderwijsinnovatie en teamgericht werken
© Hogeschool Utrecht, Instituut Archimedes
11
7.
8.
9.
Reflecteert met behulp van gedragspsychologische kennis van concepten als transactionele analyse, projectie en overdracht op zijn gedrag in interactie met leerlingen en beschrijft mogelijkheden om zijn professionele handelen te verbeteren. Beargumenteert wat belangrijk is in het mentoraat en kan dit onderbouwen met waarden, normen en professionele opvattingen.
1c, 1e, 7a, 7b, 7c, 7d
6.1 Werken aan de eigen professionele ontwikkeling
1c, 1e
6.1 Werken aan de eigen professionele ontwikkeling 6.4 Onderwijsvisie en ethiek
Verantwoordt de professionele opvattingen, werkwijzen, grenzen en benaderingen van de mentor aan leerlingen, ouders van leerlingen, collega’s en andere belanghebbenden.
1b, 1c, 1d, 2d, 5d, 6a, 6d
6.1 Werken aan de eigen professionele ontwikkeling 6.4 Onderwijsvisie en ethiek
10. Schrijft een verantwoording van een lesopzet waarbij de tekst qua samenhang en afstemming op het publiek geschreven is op gevorderd 4F niveau2.
2
Dit doel sluit aan bij het taalbeleid van Instituut Archimedes Hogeschool Utrecht
© Hogeschool Utrecht, Instituut Archimedes
12
Verantwoording naar de Dublindescriptoren en SBL competenties In deze paragraaf wordt de inhoud van de cursus gekoppeld aan de te behalen eindkwalificatie, namelijk de Dublindescriptoren voor Hoger Onderwijs en de SBLcompetenties voor het leraarschap. In deze cursus wordt gewerkt aan de eindkwalificaties die gemarkeerd zijn in onderstaande tabel. Domein (SBL) competenties Dublin-descriptoren
1. Interpersoonlijk
2. Pedagogisch
3. Vakinhoudelijk en didactisch
4. Organisatorisch
5. Samenwerken met collega’s
6. Samenwerken met de omgeving
7. Reflectie en ontwikkeling
a. Kennis en inzicht
Kennis van theorieën en modellen: -communicatie -interculturele communicatie, -groepsdynamica
Kennis van theorieën en modellen: -ontwikkeling en opvoeding -identiteitsontwikkeling en culturele bepaaldheid
Kennis van theorieën en modellen: - wetenschappelijk fundament leerinhoud -didactiek -schoolmethodes
Kennis van theorieën en modellen: -klassen-management -organisatorische aspecten van leeromgevingen
Kennis van theorieën en modellen: -samenwerking en onderwijsinnovatie -kwaliteitszorg -leerlingvolgsystemen -organisatievormen voor scholen
Kennis van theorieën en modellen: - leefwereld en culturele achtergronden van opvoeders, - professionele infrastructuur waar de school onderdeel van is
Kennis van theorieën en modellen: (gedrags-) psychologie
b. Toepassen kennis en inzicht
Toepassen van genoemde kennis en inzicht in specifieke onderwijscontext m.b.v. praktijkkennis
Toepassen van genoemde kennis en inzicht in specifieke onderwijscontext m.b.v. praktijkkennis
Toepassen van genoemde kennis en inzicht in specifieke onderwijscontext m.b.v. praktijkkennis
Toepassen van genoemde kennis en inzicht in specifieke onderwijscontext m.b.v. praktijkkennis
In onderling overleg toepassen van genoemde kennis en inzicht in specifieke onderwijscontext m.b.v. praktijkkennis
In onderling overleg toepassen van genoemde kennis en inzicht in specifieke onderwijscontext m.b.v. praktijkkennis
Benutten van de genoemde kennis met inbegrip van praktijkkennis voor reflectie en resulterend in ontwikkelingsvragen
c. Oordeelsvorming
Beredeneerde keuzes maken m.b.t. interactiepatronen en Interventie-mogelijkheden
Beredeneerde keuzes maken m.b.t. interactiepatronen en Interventie-mogelijkheden
Beredeneerde keuzes maken m.b.t. leerinhoud, didactiek, schoolmethodes en de onderlinge afstemming
Beredeneerde keuzes maken m.b.t. klassenmanagement en organisatie leeromgeving
In onderling overleg keuzes maken m.b.t. schoolontwikkeling en –innovatie.
In onderling overleg keuzes maken m.b.t. samenwerken met de omgeving
Beredeneerde keuzes maken uit ontwikkelingsvragen
d. Communiceren
Uitleggen, verantwoorden en afstemmen van interactiepatronen en interventie-mogelijkheden
Uitleggen, verantwoorden en afstemmen van interactiepatronen en interventie-mogelijkheden
Uitleggen, verantwoorden en afstemmen van leerinhoud, didactiek en schoolmethodes en hun onderlinge samenhang
Uitleggen, verantwoorden en afstemmen van klassenmanagement en organisatie leeromgeving
Uitleggen, verantwoorden en afstemmen van schoolontwikkeling en -innovatie
Uitleggen, verantwoorden en afstemmen met de omgeving over de samenwerking
Uitleggen, verantwoorden en afstemmen van eigen keuzes bij invulling beroep en professionele ontwikkeling
e. Leervaardigheden
Systematisch reflecteren en professionele leervormen inschakelen
Systematisch reflecteren en professionele leervormen inschakelen
Systematisch reflecteren en professionele leervormen inschakelen
Systematisch reflecteren en professionele leervormen inschakelen
Systematisch reflecteren en professionele leervormen inschakelen
Systematisch reflecteren en professionele leervormen inschakelen
Systematisch reflecteren en professionele leervormen inschakelen
13
4 Opdrachten Dossieropdracht 1. Onderzoek mentoraat in de praktijk Inleiding Deze dossieropdracht voer je uit in een duo. Op elke school is de begeleiding op een andere manier georganiseerd. In deze opdracht bestuderen jullie het mentoraat vanuit het perspectief van de theorie en vanuit het perspectief van de praktijk van de eigen (leer)werkplek. Jullie beschrijven, elk voor jullie eigen (leer)werkplek, kort en krachtig de kern van de leerlingbegeleiding. Hierbij brengen jullie in kaart hoe de diverse functies in leerlingbegeleiding en de bijbehorende taken georganiseerd zijn en wat hierbij de achterliggende visie op leerlingbegeleiding is. Om te ontdekken hoe de begeleidingsstructuur geconcretiseerd is, voeren jullie ieder op je school gesprekken met begeleiders en observeren jullie, zo mogelijk en in nauw overleg met de (werk)begeleider, mentorlessen en/of begeleidingsgesprekken. Vervolgens vergelijken jullie de beschrijvingen van de scholen met elkaar. Jullie beoordelen gezamenlijk de aanpak van de onderzochte (leer)werkplekken t.a.v. leerlingbegeleiding, gebaseerd op de principes van leerlingbegeleiding en de onderwijsbehoefte van de leerlingen. Aansluitend reflecteert ieder individueel op de rol en taken van een mentor vanuit zijn of haar eigen waarden, normen en professionele opvattingen en verbind je wat je hebt gevonden in de theorie en in je onderwijspraktijk met je eigen visie op leerlingbegeleiding. Het individuele verslag van de leerlingbegeleiding op je (leer)werkplek en de individuele reflectie beslaat maximaal 1750 woorden per student (4 à 5 A4). De gezamenlijke schoolvergelijking met sterkte-zwakteanalyse beslaat maximaal 800 woorden (ca. 2 A4) (excl. titelblad en bronnenlijst). Opbouw 1. Het individuele verslag van leerlingbegeleiding op je (leer)werkplek bevat de volgende onderdelen: Omschrijving (leer)werkplek en organisatie leerlingbegeleiding
Omschrijf kort het schooltype, het aantal leerlingen inclusief korte typering van de leerlingen en de structuur van leerlingbegeleiding (gebruik hier eventueel als extra bron Van der Wal, De Mooij & De Wilde, 2011, pp. 293-310).
Omschrijf de begeleidingscultuur van de school; wat typeert jouw school in gestelde prioriteiten en gekozen inrichting van het begeleidingswerk? Welke visie hanteert de school als het gaat om leerlingbegeleiding, waar wordt aandacht aan gegeven, welke speerpunten zijn geformuleerd?
Leerlingbegeleiding geconcretiseerd Als je zelf mentor bent, beschrijf dan onderstaande onderwerpen vanuit je eigen mentorschap. Ben je nog geen mentor, ga dan in gesprek met een ervaren mentor. De volgende onderdelen komen in dit hoofdstuk aan de orde: Taken en bevoegdheden van een mentor Programma en materiaal Samenwerken in leerlingbegeleiding Creëren van sociale veiligheid Welke taken en bevoegdheden heeft een mentor en welke kennis, vaardigheden en houding heb je nodig om je werk als mentor goed te kunnen doen? Denk hierbij ook aan de volgende punten:
Zijn alle docenten mentor? Wat vind je daarvan? Ken je de afwegingen die gemaakt worden wanneer een docent wel of niet mentor kan zijn?
14
Word je als mentor extra geschoold? (denk aan cursus/training mentoraat bij jou op school of externe professionalisering).
Hoeveel uur heb je beschikbaar om je mentorschap uit te voeren? Kom je daarmee uit? En waar gaan deze uren aan op?
Hoe is de verhouding tussen mentoraat, decanaat en andere tweedelijnsbegeleiding? Waar houdt bijvoorbeeld de rol van mentor in de keuzebegeleiding op? Wanneer verwijs je naar tweedelijnsbegeleiding?
Beschrijf het programma en materiaal wat op je leerwerkplek beschikbaar is, ook als het om methodes gaat. Op het gebied van:
‘leren leren’ (leerlingen begeleiden bij het leren)
‘leren kiezen’ (leerlingen begeleiden bij keuzes op school)
‘leren leven’ (leerlingen begeleiden bij de psychosociale ontwikkeling)
Hoe ziet de samenwerking er op jouw leerwerkplek uit tussen mentoren, collega’s en ouders? Denk aan:
Is er een mentoren overleg, leerlingbespreking, rapportvergadering?
Hoe vaak vindt er overleg plaats en wat wordt zoal besproken?
Wat gebeurt er met de informatie uit deze overleggen richting betrokken docenten?
Hoe verloopt het contact tussen eerste- en tweedelijnsbegeleiders?
Hoe ga je als mentor om met geheimhouding? Hoe borg je vertrouwelijkheid en geheimhouding?
Als er een verwijzing van een leerling plaatsvindt naar tweedelijnszorg of derdelijnszorg, hoe word je als mentor en/of betrokken docent dan op de hoogte gehouden? Geef een voorbeeld om dat duidelijk te maken.
Op welke manier worden ouders betrokken bij de leerlingbegeleiding op jouw leerwerkplek? Denk bijv. aan (informatieve) ouderavonden, communicatie met ouders en huisbezoeken.
Hoe geeft de school invulling aan de inspanningsverplichting m.b.t. het creëren van sociale veiligheid? Denk aan:
2.
Hoe wordt het effect van het veiligheidsbeleid gemonitord?
Zijn er pestprojecten en/of contracten?
Welk materiaal wordt er gebruikt? Beschrijf dit materiaal, ook als het om methodes gaat.
Wat is jouw rol als mentor in de preventie van pesten en het omgaan met pesten of de pestaanpak?
Welke rol vervullen leerlingen in de conflicthantering (zoals bij pesten) binnen en/of buiten de klas? Wat zijn bijv. taken die leerlingen hebben? Zijn ze opgeleid en/of worden ze begeleid? Hoe is de rol van de leerling binnen de school geborgd?
Jullie gezamenlijke beoordeling van de aanpak van de onderzochte (leer)werkplekken t.a.v. leerlingbegeleiding, bevat de volgende onderdelen (maximaal 800 woorden):
Jullie mening over de wijze waarop de leerlingbegeleiding geconcretiseerd is op de onderzochte (leer)werkplekken t.a.v. de volgende punten: Taken en bevoegdheden van een mentor Programma en materiaal
Samenwerken in leerlingbegeleiding Creëren van sociale veiligheid
Een samenvatting en conclusie in de vorm van een sterkte-zwakteanalyse tussen jullie scholen.
Aanbevelingen, onderbouwd vanuit de theorie, m.b.t. wat op basis van jullie analyse prioriteit moet krijgen om aan te pakken.
15
3.
De individuele reflectie bevat de volgende aspecten: Een schets van jouw visie ten opzichte van rol en taken van een mentor. Je verwoordt hierbij wat je belangrijk vindt in het mentoraat en legt hierbij verbanden met eigen waarden, normen en de persoonlijke biografie.
Een argumentatie m.b.t. de wijze waarop de (leer)werkplekgerelateerde begeleiding zich verhoudt tot jouw eigen visie op leerlingbegeleiding. Wordt het mentorschap op jouw (leer)werkplek vormgegeven zoals jij dat graag zou willen?
Een beschrijving van de mate waarin je je toegerust voelt om de rol van mentor op je te nemen. Welke kwaliteiten heb je waardoor je deze rol goed kunt uitvoeren? Wat heb je eventueel nog nodig om deze rol goed invulling te kunnen geven?
16
Dossieropdracht 2. Analyse van eigen begeleidingsgesprek Inleiding Voor de tweede opdracht van de dossiertoets voer je een begeleidingsgesprek met een leerling. Dit is een individuele opdracht. Voorafgaand aan het gesprek verdiep je je in de literatuur over gespreksvoering, onder meer m.b.t. soorten gesprekken, structuur van een gesprek en diverse gespreksinterventies en –niveaus. Dit begeleidingsgesprek leg je vast op video en werk je uit met behulp van een analyseformat. Vervolgens reflecteer je op het gevoerde gesprek en trek je conclusies ten aanzien van je gespreksvaardigheden en jouw rol als mentor. Neem bij de video-opname de privacyrichtlijnen in acht. 1.
Voorbereiding. Bereid het begeleidingsgesprek voor dat jij als mentor gaat voeren. Bestudeer wat in de literatuur geschreven is over soorten gesprekken, structuur van een gesprek, de ruimteverdeling in een gesprek en de verschillende gespreksinterventies en -niveaus.
2.
Uitvoering. Je voert een begeleidingsgesprek met een leerling. Na de afronding van het gesprek vraag je je gesprekspartner om feedback:
Voel je je gehoord?
Is alles besproken?
Is helder wat de volgende stap is?
Wat is de afspraak/wat zijn de afspraken? Van dit hele gesprek maak je een video-opname waarin zowel jij als de leerling goed zichtbaar en verstaanbaar zijn. Het gesprek heeft een duur van circa 20 minuten. 3.
Uitwerking. Je werkt het gesprek uit aan de hand van de volgende stappen (gebruik hierbij het analyseformat op HUbl):
Je beschrijft de situatiegegevens: aanleiding, soort gesprek, doel van het gesprek en leerlinggegevens.3
Je schrijft met behulp van de video 3 gedeeltes van het gesprek letterlijk uit: start, midden en slot (elk deel op maximaal één A4). Gebruik hiervoor 4 kolommen: links schrijf je woordelijk uit wat jij zegt. In de kolom daarnaast vat je het antwoord van de leerling kort samen. In de rechterkolommen benoem je steeds de interventie die je hebt gedaan en het niveau van het gesprek zoals Konig deze in In gesprek met de leerling (2008) gebruikt.
4.
Reflectie. Kies vervolgens 2 belangrijke interventies uit waarvan jij vindt dat die het verloop van het begeleidend gesprek sterk beïnvloed hebben. Schrijf op maximaal twee A4: de interventie, de argumentatie bij je keuze voor een interventie en geef van elke interventie aan:
Wat je dacht en voelde toen je deze interventie deed;
Wat je met deze interventie beoogde en van welke waarden, normen en professionele opvattingen je hierbij uitging;
Wat het effect was van deze interventie op de ander;
Hoe je, op basis van vorige punten, terugblikt op de interventie;
Wat, als je niet tevreden bent, een betere interventie zou zijn geweest. Of, als je wel tevreden bent, wat mogelijk nog betere alternatieven waren. Beschrijf op welk moment je eigen referentiekader (eigen behoeftes, overdracht, projecties, vooroordelen) een rol speelde in het gesprek. Welke ego-toestanden uit de theorie van de transactionele analyse herken je bij jezelf (gebruik hier eventueel als extra bron Teitler, 2013, pp.221-231)? Leg een verband tussen het eigen handelen en de hierin gemaakte keuzes, de persoonlijke biografie en hetgeen je belangrijk vindt in het mentoraat.
3
Gebruik alleen de voornaam of een fictieve naam i.v.m. de privacy. Verder noem je leeftijd, opleiding en leerjaar van de leerling. 17
5.
Zelfbeoordeling. Wat is je samenvattende oordeel over jezelf t.a.v. het doel van het gesprek? (op maximaal 1½ A4). Denk hierbij aan:
Heb je het gesprek gevoerd dat je wilde voeren? Was het bijvoorbeeld een oriënterend gesprek zoals je je had voorgenomen, of werd het – onbedoeld – een helpend gesprek?
Wat vind je van de gebruikte interventies als je kijkt naar kenmerken van de leerling, de aanleiding en het doel van het gesprek en de relatie die je met de leerling hebt?
Welke niveaus zitten er in je gesprek en ben je daar tevreden over?
Wat vind je van de ruimteverdeling in het gesprek gezien het doel van het gesprek?
Hoe beoordeel je je non-verbale gedrag?
Hoe heb je de sociaal-emotionele, morele en autonome ontwikkeling van de leerling bevorderd, rekening houdend met de psychologische basisbehoeften van deze leerling (zie Ebbens & Ettekoven, 2013 paragraaf 6.2)?
6.
Hoe heb je de leerling in zijn leerproces, keuzeproces of psychosociale- en identiteitsontwikkeling ondersteund?
Welke feedback heb je van je gesprekspartner gekregen en wat vind je hiervan?
Procesverslag. Schrijf een procesverslag (terugblik op je leerproces op ½ A4): Hoe heb je deze opdracht aangepakt, wat ben je tegengekomen qua leerpunten, wat heb je ermee gedaan? Wat heeft deze opdracht je opgeleverd, ook t.a.v. de cursusdoelen? En welke voornemens heb je voor de komende periode t.a.v. je gespreksvaardigheden en begeleidende vaardigheden? Beschrijf deze voornemens concreet en onderbouw deze op basis van de theorie.
7.
Compilatie. Van je video-opname maak je compilatie van maximaal 50 MB (ongeveer 4 minuten), waarin de drie gedeeltes die je letterlijk uitgeschreven hebt (start, midden, slot) zichtbaar zijn. Deze compilatie heeft het bestandsformaat mpeg of wmv en vormt de verificatie van jouw uitwerking en analyse van het gesprek. Dit bestand moet, net als je verslag, worden ingeleverd in het digitaal portfolio (WinVision). Tip: voor het maken van een compilatie van je filmmateriaal is diverse (gratis) software beschikbaar zoals Windows Movie Maker of iMovie voor iOS. Op YouTube zijn veel tutorials te vinden m.b.t. het bewerken van video / het maken van een compilatie.
Privacy Het college bescherming persoonsgegevens en de wettelijke aspecten die daarmee samenhangen, vormen het vertrekpunt voor het maken van beeld- en/of geluidsopnames tijdens de opleiding. In de Wet bescherming persoonsgegevens zijn de belangrijkste regels voor de omgang met persoonsgegevens in Nederland vastgelegd. Deze wet impliceert dat er geen beeld- en of geluidsopnames mogen worden gemaakt zonder toestemming van de ouders-verzorgers van jongeren onder de 16 jaar. Ook mogen opnames niet zonder toestemming worden doorgegeven aan derden en hebben betrokkenen recht op inzage in de vastgelegde gegevens. Vanaf de leeftijd van 16 jaar moeten leerlingen zelf toestemming geven voor de opnames. Op een leerwerkplek is de werkbegeleider eindverantwoordelijke voor de leerlingen. Overleg met de werkbegeleider of opname mogelijk is en hoe dit aan te pakken. Wanneer je opnames maakt op je werkplek, valt dit onder de geldende afspraken als werknemer.
18
Dossieropdracht 3. Ontwerp van een mentorles Inleiding Voor de derde en laatste opdracht van deze dossiertoets werk je in een viertal. Jullie gaan een mentorles ontwerpen gericht op het aanleren van studie-, keuze- of levensvaardigheden, welke gebaseerd is op de observatie van een reële praktijksituatie. De opdracht bestaat uit drie onderdelen. Het eerste onderdeel bestaat uit het maken van een analyse van een lesgroep. Bij het tweede onderdeel ontwerpen jullie een mentorles voor een collega-docent, waarbij gemaakte keuzes vanuit jullie analyse en vanuit literatuur onderbouwd worden. Het laatste onderdeel van deze dossieropdracht schrijf je individueel en bestaat uit een persoonlijke reflectie waarbij je terugblikt op je ervaringen tijdens het samenwerken in dossieropdracht 1 en 3. 1. Analyse van een lesgroep Observeer met zoveel mogelijk uit het viertal een (mentor)les in de praktijk. Of film een les (eventueel een eigen les die je dan ook nog bij een video-intervisie in kan brengen), zodat jullie deze gezamenlijk kunnen analyseren. Neem bij een video-opname de privacyrichtlijnen in acht zoals beschreven in dossieropdracht 2. Schrijf gezamenlijk een observatieverslag waarin tenminste de volgende aspecten aan bod komen:
Een algemene beschrijving van de groep; schooltype, leerjaar, aantal leerlingen en verdere kenmerken van de beginsituatie van de leerlingen.
Groepsdynamische aspecten; groepsfase, groepshiërarchie, groepscultuur, groepscohesie, groepssfeer, functionele en niet functionele groepsnormen.
Een feitelijke beschrijving van opvallende zaken (welke vraagstelling of welk praktijkprobleem zou centraal kunnen staan in de te ontwerpen les? Denk aan aanleiding, probleemformulering, probleemeigenaren en betrokkenen met verschillende perspectieven en voorgeschiedenis).
2. Lesontwerp Bedenk op basis van jullie analyse een passend onderwerp voor een mentorles. Maak op basis van jullie analyse een keuze voor een onderwerp binnen het thema ‘leren leren’, ‘leren kiezen’ of ‘leren leven’.
Bedenk wat jullie met je les willen bereiken en formuleer concrete leerdoelen.
Geef een beschrijving van het lesverloop. Beschrijf het didactisch handelen van de mentor, de leeractiviteiten van de leerlingen, de inhoud, de werkvormen en de tijdsplanning. Gebruik hierbij het format didactische analyse op HUbl.
Zorg ervoor dat in de beschrijving de sleutelbegrippen van effectief leren en kenmerken van het directe instructiemodel herkenbaar zijn (zie Ebbens & Ettekoven, 2013, H1+H2).
Ontwikkel aantrekkelijk lesmateriaal waar de leerlingen actief mee aan de slag kunnen.
Verantwoording van het lesontwerp. Maximaal 800 woorden (ca. 2 A4). Schrijf gezamenlijk een verantwoording van het lesontwerp waarbij analyse van de lesgroep en onderbouwing vanuit literatuur uitgangspunt zijn. Zorg ervoor dat er een goede samenhang is in de tekst en dat deze qua niveau en taalgebruik passend is voor collega-docenten. In de verantwoording komen de volgende aspecten aan bod:
Gekozen aanleiding voor de te ontwikkelen les en motivatie van deze keus.
Wijze waarop het onderwerp van de les binnen het thema ‘leren leren’, ‘leren kiezen’ of ‘leren leven’ past.
Beschrijving van de fase waarin de groep zich bevindt, de groepshiërarchie, groepscultuur en groepscohesie en onderbouwing van de wijze waarop de ontworpen les kan bijdragen aan positieve beïnvloeding van het groepsproces.
Een onderbouwing van de wijze waarop de ontworpen les kan bijdragen aan de mate waarin aan de psychologische basisbehoeften van leerlingen wordt voldaan en een veilige leef- en werksfeer wordt bevorderd. Of, als deze er als is, hoe je deze in stand kunt houden.
19
3. Persoonlijke reflectie. Maximaal 800 woorden (ca. 2 A4). In de persoonlijke reflectie blik je terug op je ervaringen tijdens het samenwerken in dossieropdracht 1 en 3. Je beschrijft wat jouw rol en kwaliteiten waren in deze samenwerking en onderbouwt deze beschrijvingen met concrete voorbeelden. Je beoordeelt de wijze waarop je samengewerkt hebt, waarbij je ook stilstaat bij hoe je hulp gevraagd, gegeven en ontvangen hebt. Je maakt hierbij gebruik gemaakt van de eigen reflectie en van de feedback van je samenwerkingspartners. Tevens voeg je de feedback toe die jij aan je samenwerkingspartners hebt gegeven. Vervolgens trek je conclusies voor je werkwijze in soortgelijke situaties, waarbij je voornemens tot verdere ontwikkeling formuleert. In de beschrijving van de voornemens maak je passend gebruik van bronnen op het gebied van samenwerken.
20
5 Bijlagen Beoordelingsrubrics Voorwaarden voor beoordeling Alle dossieropdrachten, inclusief compilatie van de video-opname van het gevoerde begeleidingsgesprek, zijn aanwezig. Opdracht 1 bestaat uit maximaal 1750 woorden voor het individuele gedeelte en maximaal 800 woorden voor het gezamenlijke gedeelte (excl. titelblad en bronnenlijst). Opdracht 2 is conform het aangereikte format voor uitwerking van het gesprek en richtlijnen voor de omvang van elk onderdeel vormgegeven. De compilatie van de video-opname voldoet als verificatie van de uitwerking en analyse van het gesprek. Gesprekspartners zijn zichtbaar en verstaanbaar. In bronverwijzingen en bronnenlijst zijn op correcte wijze de APA-richtlijnen gehanteerd. De taalverzorging is voldoende wat wil zeggen dat de student: De juiste werkwoordvormen toepast en geen fouten maakt in de spelling van andere woorden. Hoofdletters, punten, komma’s en leestekens op de juiste plaatsen staan. Geen zinsbouwfouten maakt en zinnen correct en goedlopend zijn. In het bovenstaande maximaal vier fouten per pagina maakt.
Voldaan
Niet voldaan
Normering Er komt één eindbeoordeling tot stand. Het eindcijfer wordt weergegeven op een schaal van 1 tot 10, met een decimaal achter de komma. Alle opdrachten dienen minimaal 5,5 te zijn. Indien niet alle opdrachten zijn ingeleverd of voldoende zijn, wordt als eindbeoordeling NA (Niet Aanwezig/niet alle opdrachten voldoende aanwezig) verwerkt in Osiris. Weging Alle dossieropdrachten tellen even zwaar mee. De eindbeoordeling bestaat uit het gemiddelde van de drie dossieropdrachten. Dossieropdracht 1. Onderzoek mentoraat in de praktijk 2. Analyse eigen begeleidingsgesprek 3. Ontwerp van een mentorles
Behaalde eindcijfer
Eindbeoordeling
21
Criteria dossieropdr.1: Onderzoek mentoraat Individuele beschrijving leerlingbegeleiding
Onvoldoende (1 >5,5)
Voldoende (5,5 >7,5)
Goed (7,5 > 8,7)
Uitstekend (8,8 >10)
Volledigheid, leesbaarheid en transparantie
Je hebt essentiële onderdelen die gevraagd waren niet beschreven en/of een onsamenhangend verhaal geschreven waardoor niet goed duidelijk wordt hoe de leerlingbegeleiding op jouw leerwerkplek vorm krijgt.
Er missen wat gevraagde onderdelen in je beschrijving en/of er zitten wat onsamenhangendheden, tegenstrijdigheden in je verhaal. Overall is het voor de lezer duidelijk hoe de leerlingbegeleiding op jouw leerwerkplek vorm krijg en hoe je deze in kaart gebracht hebt.
Je hebt alle gevraagde onderdelen op een samenhangende manier beschreven zodat de lezer een helder en duidelijk beeld krijgt van hoe de leerlingbegeleiding op jouw leerwerkplek er uit ziet en hoe je deze in kaart hebt gebracht. De structuur van je tekst is gebaseerd op de volgorde in de opdracht.
Je hebt alle of meer dan de gevraagde onderdelen op vloeiende en verhalende wijze beschreven en je daarbij niet teveel laten leiden door de volgorde en opzet van de opdracht (bijv. niet die volgorde aangehouden). Daarmee is een goed leesbaar en boeiend verhaal ontstaan waarmee de lezer een duidelijk beeld krijgt van de leerlingbegeleiding op jouw leerwerkplek en de wijze waarop je die in kaart hebt gebracht.
Gebruik informatiebronnen
Je hebt geen informatie verzameld en/of het wordt niet duidelijk op welke wijze informatie verzameld is.
Je hebt een variatie aan bronnen gebruikt (bestaande documenten, gesprek mentor/WB-er, observatie les) en het is duidelijk wanneer je welke bronnen als input hebt gebruikt in je beschrijving.
Je hebt een variatie aan bronnen gebruikt en informatie systematisch, methodisch verzameld met gebruikmaking van dataverzamelingstechnieken (bijv. een interviewleidraad voor de gesprekken, een observatie-instrumentje voor de observatie of uitgezette vragenlijst). De verschillende bronnen vullen elkaar goed aan en heb je in samenhang gebruikt.
Je hebt gedaan als bij ‘goed’ staat beschreven en hebt daarbij in je verslag goed beschreven en verantwoord waarom jouw dataverzameling adequaat is voor het beantwoorden van de vraag hoe leerlingbegeleiding op jouw school eruit ziet.
Gezamenlijke sterktezwakte analyse
Onvoldoende (1 >5,5)
Voldoende (5,5 >7,5)
Goed (7,5 > 8,7)
Uitstekend (8,8 >10)
Kwaliteit analyse en aanbevelingen
Jullie analyse gaat niet in op alle gevraagde punten en/of is onsamenhangend en/of de aanbevelingen volgen niet logisch op de conclusies.
Jullie analyse van de gegevens is navolgbaar en gaat in op de gevraagde punten. De aanbevelingen passen bij de gegeven conclusies en de verwachting is dat deze in de praktijk gebruikt kunnen worden.
Jullie hebben gedaan als bij ‘voldoende’ staat beschreven. Daarnaast is vanuit de praktijk onderbouwd hoe aanbevelingen voldoen aan de prioriteiten en behoeften van de mentoren op de onderzochte (leer)werkplekken.
Jullie hebben gedaan als bij ‘goed’ staat beschreven. Daarnaast wordt aangetoond dat aanbevelingen tevens in de praktijk worden overgenomen.
Beoordeling
Beoordeling
22
Onderbouwing theorie
Jullie maken niet zichtbaar op grond van welke theoretische onderbouwing een punt als sterk of als zwak kan worden aangemerkt en/of de aanbevelingen zijn niet onderbouwd vanuit theorie.
Jullie hebben in de beoordeling van onderzochte punten en in de aanbevelingen correct gebruik gemaakt van theoretische onderbouwing.
Jullie hebben in de beoordeling van onderzochte punten en in de aanbevelingen correct gebruik gemaakt van onderbouwing vanuit een verscheidenheid van theoretische inzichten uit meerdere theoretische bronnen.
Jullie hebben in de beoordeling van onderzochte punten en in de aanbevelingen correct gebruik gemaakt van onderbouwing vanuit een verscheidenheid van theoretische inzichten uit meerdere theoretische bronnen. Hierbij hebben jullie tevens gebruik gemaakt van niet in de cursus behandelde wetenschappelijke theorie of onderzoek.
Individuele reflectie
Onvoldoende (1 >5,5)
Voldoende (5,5 >7,5)
Goed (7,5 > 8,7)
Uitstekend (8,8 >10)
Eigen visie
Je visie bevat te weinig aspecten van het mentorschap en/of je geeft onvoldoende aan in hoeverre jouw visie overeenkomt/verschilt met de realiteit op je eigen leerwerkplek.
Je geeft een visie die vrijwel alle aspecten van het mentorschap (leerprocessen, keuzeprocessen, leefprocessen) beslaat en beargumenteert hoe deze visie zich verhoudt tot de realiteit van je leerwerkplek.
Je geeft een visie die alle aspecten van het mentorschap beslaat, beargumenteert hoe deze visie zich verhoudt tot de realiteit van je leerwerkplek en benoemt een aantal zaken die volgens jouw visie op jouw leerwerkplek anders zouden kunnen als het gaat om mentorschap.
Je geeft een visie die alle aspecten van het mentorschap beslaat en waarin jouw identiteit en ambitie sterk doorklinken. Je beargumenteert hoe deze visie zich verhoudt tot de realiteit van je leerwerkplek en benoemt een aantal zaken die volgens jouw visie op jouw leerwerkplek anders zouden kunnen als het gaat om mentorschap
Professionele identiteit
In de beschrijving van jouw visie wordt niet duidelijk hoe die visie zich verhoudt tot wie jij bent.
Je expliciteert verbanden tussen jouw visie en jouw waarden, normen, opvattingen en de wijze waarop je gevormd bent.
Je expliciteert verbanden tussen jouw visie en jouw waarden, normen, opvattingen en de wijze waarop je gevormd bent. En laat zien hoe de normatieve dimensie van het professionele handelen je gedrag als leraar beïnvloedt door een relevant voorbeeld uit de onderwijspraktijk te beschrijven.
Je hebt gedaan als bij ‘goed’ staat beschreven. Daarnaast laat je zien kritisch te kunnen reflecteren op de invloed van jouw waarden, normen, opvattingen en de wijze waarop je gevormd bent, op de normatieve dimensie van jouw professionele handelen.
Professionele ontwikkeling
Je geeft geen of een zeer oppervlakkige beschrijving (vinklijstje o.i.d.) van dat wat jij wel of niet kunt als mentor of beoordeelt jezelf als volledig bekwaam.
Je beschrijft op welke punten je gegroeid bent in deze module en waar nog verdere ontwikkeling m.b.t. de taak als mentor nodig, mogelijk en/of wenselijk is.
Je geef van alle competenties goed aan op welke punten je gegroeid bent in deze module en waar nog verdere ontwikkeling m.b.t. de taak als mentor nodig, mogelijk en/of wenselijk is.
Je geef van alle competenties goed aan op welke punten je gegroeid bent in deze module, waar nog verdere ontwikkeling m.b.t. de taak als mentor nodig, mogelijk en/of wenselijk is en hebt een actieplan om deze verdere ontwikkeling vorm te geven.
Beoordeling
Eindbeoordeling dossieropdr.1: Onderzoek mentoraat (het eindcijfer bestaat uit het gemiddelde van de toegekende beoordelingen per criterium).
23
Criteria dossieropdr.2: Analyse eigen begeleidingsgesprek Uitwerking
Onvoldoende (1 >5,5)
Voldoende (5,5 >7,5)
Goed (7,5 > 8,7)
Uitstekend (8,8 >10)
Volledigheid en juistheid
Je hebt niet alle gevraagde situatiegegevens beschreven en/of gespreksinterventies en gespreksniveaus zijn niet of niet correct benoemd.
Je hebt de gevraagde situatiegegevens beschreven en in de benoeming van de gespreksinterventies en gespreksniveaus maak je maximaal 5 fouten. Hierbij wordt het niet als fout aangerekend als je een interventie benoemd die volgens het interventiecontinuüm naast de feitelijk juiste interventie ligt (je benoemd bijv. een afzonderlijke interventie als ‘zich openstellen’, terwijl het feitelijk de interventie ‘luisteren’ betreft).
Je hebt de gevraagde situatiegegevens beschreven en gespreksinterventies en gespreksniveaus zijn met een enkele incorrectheid benoemd. Hierbij wordt het niet als fout aangerekend als je een interventie benoemd die volgens het interventiecontinuüm naast de feitelijk juiste interventie ligt (je benoemd bijv. een afzonderlijke interventie als ‘zich openstellen’, terwijl het feitelijk de interventie ‘luisteren’ betreft).
Je hebt de gevraagde situatiegegevens beschreven en gespreksinterventies en gespreksniveaus zijn volledig correct benoemd.
Reflectie
Onvoldoende (1 >5,5)
Voldoende (5,5 >7,5)
Goed (7,5 > 8,7)
Uitstekend (8,8 >10)
Uitwerking interventie
Onduidelijk is waarom gekozen interventies sterk van invloed waren op het gesprek en/of interventies zijn niet correct geanalyseerd a.d.h.v. de hulpvragen.
Aannemelijk is dat gekozen interventies het gesprek sterk beïnvloed hebben en de interventies zijn overwegend correct geanalyseerd a.d.h.v. de hulpvragen.
Aannemelijk is dat gekozen interventies het gesprek sterk beïnvloed hebben en de interventies zijn correct geanalyseerd a.d.h.v. de hulpvragen.
Je hebt een sterke argumentatie bij de gekozen interventies en de interventies zijn correct geanalyseerd a.d.h.v. de hulpvragen.
Beoordeling
Beoordeling
24
Transactionele analyse en verbanden tussen eigen handelen en eigen referentiekader.
Er zijn geen of zwakke verbanden gelegd tussen eigen referentiekader en gemaakte keuzes in het handelen en/of de Transactionele analyse als reflectiekader is onjuist toegepast.
Er zijn verbanden gelegd tussen eigen referentiekader en gemaakte keuzes in het handelen, waarbij de toegekende (sub) egoposities correct zijn benoemd en goed zijn toegelicht middels theorie.
Er zijn sterke verbanden gelegd tussen eigen referentiekader en gemaakte keuzes in het handelen, waarbij de toegekende (sub) ego-posities correct zijn benoemd en goed zijn toegelicht middels theorie. Daarnaast wordt gereflecteerd op de van toepassing zijnde basisvormen van transacties (parallelle en kruistransactie, transactie met bijbedoelingen) of psychologische spel of dramadriehoek.
Je hebt gedaan als bij ‘goed’ staat beschreven en hebt daarnaast in je reflectie gebruik gemaakt van een ander gedragspsychologische concepten dan die uit de TA, zoals projectie, overdracht of persoonlijke constructen.
Zelfbeoordeling en procesverslag
Onvoldoende (1 >5,5)
Voldoende (5,5 >7,5)
Goed (7,5 > 8,7)
Uitstekend (8,8 >10)
Begrip van begeleidingsgesprekken en gespreksvaardigheden
Je toont niet of niet geheel dat je de principes achter de gesprekstechniek en de soorten begeleidingsgesprekken met bijbehorende agenda hebt begrepen.
Je toont dat je de principes achter de gesprekstechniek en de soorten begeleidingsgesprekken met bijbehorende agenda hebt begrepen door in je reflectie en zelfbeoordeling correcte verbanden te leggen tussen: een gesprekstype, situatiegegevens, ruimteverdeling in een gesprek en het ondersteunen van leerprocessen, keuzeprocessen of psychosociale- en identiteitsontwikkeling.
Je toont dat je principes achter de gesprekstechniek en de soorten begeleidingsgesprekken met bijbehorende agenda hebt begrepen door in je reflectie en zelfbeoordeling sterke, systematische verbanden te leggen tussen: een gesprekstype, situatiegegevens, ruimteverdeling in een gesprek en het ondersteunen van leerprocessen, keuzeprocessen of psychosociale- en identiteitsontwikkeling.
Je toont dat je principes achter de gesprekstechniek en de soorten begeleidingsgesprekken met bijbehorende agenda hebt begrepen door in de gehele opdracht sterke, systematische verbanden te leggen tussen: een gesprekstype, situatiegegevens, ruimteverdeling in een gesprek en het ondersteunen van leerprocessen, keuzeprocessen of psychosociale- en identiteitsontwikkeling.
Leerproces
Je beschrijving van het leerproces is oppervlakkig en niet of nauwelijks onderbouwd.
Je zelfbeoordeling en het procesverslag beschrijven een duidelijk leerproces. Het geheel wordt correct onderbouwd met literatuur.
Je zelfbeoordeling en het procesverslag beschrijven een duidelijk leerproces. In de zelfbeoordeling en voornemens benut je zichtbaar op je gesprek ontvangen feedback en het geheel wordt uitstekend onderbouwd met literatuur.
Je zelfbeoordeling en het procesverslag beschrijven een duidelijk leerproces. In de zelfbeoordeling en voornemens benut je zichtbaar op je gesprek ontvangen feedback, het geheel wordt uitstekend onderbouwd met literatuur en je hebt een actieplan om verdere ontwikkeling m.b.t. het voeren van begeleidende gesprekken vorm te geven.
Beoordeling
Eindbeoordeling dossieropdr.2: Analyse eigen begeleidingsgesprek (het eindcijfer bestaat uit het gemiddelde van toegekende beoordelingen per criterium).
25
Criteria dossieropdr.3: Ontwerp mentorles
Onvoldoende (1 >5,5)
Voldoende (5,5 >7,5)
Goed (7,5 > 8,7)
Uitstekend (8,8 >10)
Volledigheid en juistheid
Jullie hebben een onvolledig uitgewerkt lesontwerp.
Jullie hebben een volledig lesontwerp, waarin de sleutelbegrippen van effectief leren en kenmerken van het directe instructiemodel herkenbaar zijn.
Jullie hebben een volledig, logisch en samenhangend lesontwerp, waarin de sleutelbegrippen van effectief leren en kenmerken van het directe instructiemodel herkenbaar zijn. Een collega-docent kan de les m.b.v. deze lesvoorbereiding zo uitvoeren.
Jullie hebben een volledig, logisch, samenhangend en origineel lesontwerp, waarin de sleutelbegrippen van effectief leren en kenmerken van het directe instructiemodel herkenbaar zijn. Een collega-docent kan de les m.b.v. deze lesvoorbereiding zo uitvoeren.
Gezamenlijke verantwoording
Onvoldoende (1 >5,5)
Voldoende (5,5 >7,5)
Goed (7,5 > 8,7)
Uitstekend (8,8 >10)
Onderbouwing vanuit analyse lesgroep en theorie
Jullie verantwoording van het lesontwerp gaat onvoldoende in op de gevraagde aspecten en/of is niet vanuit analyse van de lesgroep en theorie onderbouwd.
Jullie verantwoording van het lesontwerp gaat in op alle gevraagde aspecten en is correct onderbouwd vanuit zowel de analyse van de lesgroep als theorie.
Jullie verantwoording van het lesontwerp gaat in op alle gevraagde aspecten en is correct onderbouwd vanuit zowel de analyse van de lesgroep als theorie. Vanuit de onderbouwing wordt aannemelijk dat uitvoering van de les leidt tot de gewenste resultaten.
Jullie verantwoording van het lesontwerp gaat in op alle gevraagde aspecten en is sterk en systematisch onderbouwd vanuit zowel de analyse van de lesgroep als theorie. Vanuit de onderbouwing wordt aannemelijk dat uitvoering van de les leidt tot de gewenste resultaten.
Schrijfvaardigheid: samenhang tekst en afstemming op het publiek
Jullie tekst is onsamenhangend en/of de schrijfstijl past qua niveau en taalgebruik niet geheel bij een collegadocent als lezer.
Jullie gebruiken de juiste signaalwoorden om tekstverbanden binnen zinnen, tussen zinnen en tussen alinea’s aan te geven. Jullie schrijfstijl past qua niveau en taalgebruik bij een collega-docent als lezer.
Jullie maken goed gebruik van signaalwoorden, zodat zinnen en alinea’s worden verbonden tot een coherente tekst. Jullie hanteren een persoonlijke stijl, die qua niveau en taalgebruik past bij een collega-docent als lezer.
Jullie maken goed gebruik van signaalwoorden, zodat zinnen en alinea’s worden verbonden tot een sterk coherente tekst. Jullie hanteren een persoonlijke stijl gehanteerd die qua niveau en taalgebruik volledig is afgestemd op een collega-docent als lezer.
Beoordeling
Gezamenlijk lesontwerp
Beoordeling
26
Individuele reflectie
Onvoldoende (1 >5,5)
Voldoende (5,5 >7,5)
Goed (7,5 > 8,7)
Uitstekend (8,8 >10)
Concrete en onderbouwde reflectie, evaluatie en voornemens m.b.t samenwerken
Je reflectie, evaluatie en voornemens zijn te algemeen beschreven en/of onderbouwing vanuit theorie en ontvangen feedback ontbreekt.
Je reflectie, evaluatie en voornemens zijn concreet beschreven en onderbouwd vanuit theorie en ontvangen feedback.
In je reflectie, evaluatie en voornemens komen kwaliteiten en ontwikkelpunten m.b.t. samenwerken sterk naar voren en je hebt deze correct onderbouwd vanuit literatuur en ontvangen feedback.
In je reflectie, evaluatie en voornemens komen kwaliteiten en ontwikkelpunten m.b.t. samenwerken sterk naar voren en je hebt deze uitgebreid onderbouwd vanuit literatuur en feedback vanuit meerdere samenwerkingspartners uit diverse situaties.
Beoordeling
Eindbeoordeling dossieropdr.3: Ontwerp mentorles (het eindcijfer bestaat uit het gemiddelde van de toegekende beoordelingen per criterium).
27
Aanvullende informatie voor Leerweg Onafhankelijke Toets (LOT) In overleg met de intake coördinator van je vakgroep kun je een beroepscursus afsluiten via Leerwegonafhankelijke toetsing (LOT). Onderstaand een aantal procedurele zaken bij het zelfstandig willen afronden van Beroep 7 De leraar als mentor: 1.
3.
Je schrijft je in Osiris in voor de toets. De toetsing van Beroep 7 bestaat uit drie dossieropdrachten welke je, via het digitale portfolio, inlevert in de toetsweek van blok D. Je meldt je aan het begin van het blok bij de docent die bij jouw vakgroep de cursus verzorgt en laat deze weten dat je de cursus wil afsluiten via LOT. Op de HUbl vind je de studiehandleiding waarin de toetsing staat beschreven. Je bereidt je zelfstandig
4.
voor op toetsing. De docent van je vakgroep beoordeelt je werk en voert je resultaat in, in Osiris.
2.
Aandachtspunten m.b.t. de inhoud van de dossieropdrachten bij afsluiten via (LOT) van Beroep 7:
Je hebt een (leer)werkplek nodig om de diverse dossieropdrachten, die de toets van deze cursus vormen, uit te voeren.
Onderdeel 2 van dossieropdracht 1, de gezamenlijke beoordeling van de aanpak van de onderzochte (leer)werkplekken, wordt normaliter in een duo gemaakt. Doel van dit onderdeel is onder meer het aantonen van de vaardigheid kritisch denken. Bij deze vaardigheid gaat het om het kunnen formuleren van een eigen, onderbouwde visie of mening. Wanneer je Beroep 7 individueel afsluit, beoordeel je hier alleen de aanpak van je eigen (leer)werkplek. Tip: bespreek de concretisering van leerlingbegeleiding op jouw leerwerkplek met een ervaren mentor van een andere school en/of onderzoek ook de wijze waarop de leerlingbegeleiding op een andere school is ingevuld. Dit kan je helpen om je waardering van de aanpak van leerlingbegeleiding op je eigen (leer)werkplek aan te scherpen.
Onderdeel 3 van dossieropdracht 3 betreft een reflectie op de samenwerking met medestudenten tijdens Beroep 7. Wanneer je de cursus afsluit via LOT, betreft deze reflectie recente ervaringen tijdens het samenwerken met collega’s vanuit je rol als docent (in opleiding) of mentor. De opdracht blijft verder ongewijzigd.
Verdere aandachtspunten bij afsluiten via (LOT) van Beroep 7:
Realiseer je dat het materiaal in HUbl slechts gericht is op basale kennisverwerving. In de werkcolleges wordt de verdieping aangeboden, die voor het kunnen afronden van deze cursus vereist wordt.
Normatieve professionalisering is onderdeel van deze verdieping. Zo wordt in de toetsing wordt bij verschillende opdrachten gevraagd naar eigen visie en onderbouwing hiervan met eigen waarden, normen en professionele opvattingen. Het vereiste niveau van reflectie hierbij, kan lastig zijn alleen te bereiken. Kijk daarom of je hiervoor een (studie)maatje kan vinden.
Beroep 7 De leraar als mentor is de laatste module in de beroepsleerlijn. Alle kennis en vaardigheden uit de eerdere beroepsmodules komen hierin geïntegreerd aan bod. Het is dan ook zeer aan te raden alle onderliggende beroepsmodules afgerond te hebben, voor met beroep 7 te starten.
Formatieve toetsing vindt plaats in leerteams en via feedback van de docent tijdens de werkcolleges. Wanneer je ervoor kiest om de cursus leerwegonafhankelijk te doen (dus zonder bijeenkomsten), houdt dit ook in dat je geen gebruik maakt van begeleiding in de vorm van bijvoorbeeld tussentijdse feedback op (deel)producten.
28