Drugskoerier. Een beroep met toekomst
Vooraf
2
1. Drugshandel en drugsbestrijding. Conceptueel kader.
5
1.1.
Cocaïne. Groeimarkt in een globaliserende wereld
5
1.2.
De twee theoretische beleidsopties: repressie en legalisering
6
1.3.
Twee onhaalbare opties. Doelstellingen voor drugsbeleid?
8
1.4.
Probleemstelling koeriersproblematiek
8
2. De opmars van de drugskoerier uit Latijns-Amerika
11
2.1.
Impact van de ‘war on drugs’ op productie en handel
11
2.2.
De reorganisatie van de export
12
2.3.
Prognose: een ‘beroep’ met toekomst
13
3. De Caraïben als schakel in de mondiale drugseconomie
14
3.1.
Introductie: de onafhankelijke en niet-onafhankelijke Caraïben
14
3.2.
Een paradijs voor drugsondernemers
15
3.3.
Banden met de afzetmarkten en de impact van migratie
16
3.4.
De strijd tegen de drugssector
19
3.5.
Balans en impact van de drugseconomie
20
4. De drugseconomie van het Koninkrijk der Nederlanden
22
4.1.
De globale positie van de Antillen in de drugseconomie
22
4.2.
De groeimarkt voor cocaïne in Nederland en Europa
22
4.3.
De top: transnationale drugsondernemers
23
4.4.
De drugseconomie op Aruba: de rol van de lokale elite
24
4.5.
Geweld en bedreigingen op Curaçao
24
4.6.
Herkomst van de koeriers op de “Antillenvluchten”
26
4.7.
De vage grens tussen koeriers en migranten
27
4.8.
Conclusie en prognose drugseconomie en koeriersproblematiek
28
5. Verkenning beleidsruimte en beleidsopties voor het Koninkrijk
30
5.1.
Het constitutionele kader
30
5.2.
Beleidsvergelijking: de situatie in de niet-onafhankelijke Caraïben
32
5.3.
Gezamenlijk Westers-Caraïbisch beleid van onafhankelijke staten
33
5.4.
Conclusie: transnationale beleidsruimte binnen het Koninkrijk
34
6. Samenvatting en conclusie
36
Bibliografie
42
Geïnterviewde en/of geraadpleegde externe deskundigen
46
1
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
Vooraf In 2002 landden er op Schiphol tienduizenden cocaïnekoeriers. Alleen al op vluchten vanaf de Nederlandse Antillen zijn het er, afgaand op wat via betrokken handhavingsdiensten daarover aan de pers is meegedeeld, volgens een voorzichtige schatting 30 per vlucht. Voor het jaar 2002 levert deze schatting alleen al voor de Antillenvluchten ruim 25.000 koeriers op. 1 Daarnaast komen cocaïnekoeriers ook op vluchten uit andere landen op Schiphol aan. Naast Suriname zijn dat in principe alle Latijnsamerikaanse en Caraïbische landen. De koeriers, waarvan een aantal de drugs inslikt om ontdekking te voorkomen, veroorzaken een enorme verstopping in de strafrechtketen. Momenteel wordt minder dan 10% van het geschatte aantal koeriers dat op Schiphol arriveert aangehouden en berecht. En zelfs dat levert voor de betrokken instanties al grote capaciteitsproblemen op. De afgelopen jaren leidde de situatie rond de drugskoeriers op Schiphol tot politieke controverse. Als gevolg daarvan is een noodwet aangenomen voor het berechten en opsluiten van drugskoeriers. Tevens is de controle op vliegtuigpassagiers in het voorjaar van 2002 stevig aangescherpt. De maatregelen, waaronder pre-flight controles op de Nederlandse Antillen en scherpere controle bij aankomst op Schiphol, hebben echter niet geleid tot een merkbare afname van de stroom koeriers. Op zich is de drugskoerier geen nieuw verschijnsel. Cocaïne werd rond 1970 al door vliegtuigpassagiers naar de VS en Europa gesmokkeld. Ook bolletjesslikkers zijn in Nederland niet nieuw, getuige de bolletjes uit 1982 in een vitrine van het Belastingdienst-Douane Museum. Wat wél nieuw is aan het verschijnsel drugskoerier, is de enorme hoeveelheid mensen die de afgelopen jaren deze vorm van smokkel is gaan bedrijven. Waar komen al die koeriers ineens vandaan? Waarom reizen er zoveel van en via de Nederlandse Antillen? Wat voor soort organisaties zitten er achter? Ook een aantal andere landen kampt met een groeiende stroom drugskoeriers. In sommige gevallen is die stroom al veel eerder begonnen. Kan er iets geleerd worden van het beleid dat andere landen voeren of in het verleden hebben gevoerd? Dit zijn de vragen die centraal staan in deze wetenschappelijke studie. Het OM Haarlem heeft begin 2002 opdracht gegeven tot onderzoek naar de koeriersproblematiek. Via een criminaliteitsbeeld analyse (CBA) moet inzicht worden verkregen in de aard en omvang van de smokkelproblematiek op Schiphol met betrekking tot drugskoeriers. Op basis van de CBA kunnen vervolgens de opties die er zijn om tot vermindering van het probleem te komen in kaart worden gebracht. Op verzoek van de opdrachtgever is door de Douane (wetenschappelijke) expertise uitgeleend aan de betreffende kernteams van de politie die met het onderzoek zijn belast, om onder verantwoordelijkheid van het OM Haarlem een bijdrage te leveren aan de criminaliteitsbeeldanalyse. Het resultaat is deze wetenschappelijke studie naar het koeriersprobleem. 1
Zie b.v. De Volkskrant 4-10-2002. De schattingen die via de media over de Antillenvluchten zijn gedaan variëren overigens aanzienlijk. Dit is mogelijk mede het gevolg van de snelle stijging van het aantal passagiers op de betreffende route. In januari 2002 werden bij een grondige controle op Curaçao van één vlucht 34 koeriers opgepakt (zie Haenen 2002). Drie op de Antillen werkzame rechters schatten het aantal koeriers in februari 2002 in een “voorzichtige schatting” op 30 per vlucht. Zij kwamen op basis van 10 vluchten per week op ruim 12.000 koeriers uit (zie Wit et al. 2002). Daarmee hebben de drie rechters hun oorspronkelijke schatting naar beneden bijgesteld, want het werkelijke geschatte aantal zou volgens die berekening voor 10 vluchten 15.600 zijn. Op basis van 30 koeriers per vlucht zou het jaargemiddelde inmiddels hoger zijn, omdat het aantal vluchten snel stijgt. In 2000 werden er 221.162 passagiers van de Nederlandse Antillen naar Nederland gevlogen. In 2001 waren dat er 321.284 (bron: statline.cbs.nl. Tabel passagiers van en naar Nederlandse luchthavens). Het aantal ‘Antillenvluchten’ steeg navenant, naar gemiddeld 17 vluchten in 2002 en 23 wekelijkse vluchten in 2003. Dit zijn echter niet allemaal rechtstreekse vluchten vanaf de Antillen. Er zijn ook vluchten uit Latijns Amerika bij, die een tussenlanding maken op de Nederlandse Antillen. Op basis van 30 koeriers per vlucht en 17 vluchten per week zou het in 2002 om zo’n 26.000 koeriers gaan, of ruim 500 koeriers per week. Dit is ook het aantal dat Minister Donner noemde in een Kamerdebat over de koeriersproblemen van 3 oktober 2002. Donner stelde dat hij op een toestroom van 500 koeriers per week geen bouwprogramma’s voor celcomplexen kon opstellen (NRC Handelsblad 4-10-2002:3). In de brief die penningmeester J.W. van de Pol van de Nederlandse Politiebond (NPB) aan de Minister van Binnenlandse zaken schreef, wordt overigens gerept van een hoger aantal koeriers per vlucht, 40 tot 50 ( zie NRC Handelsblad, 26 juni 2002).
2
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
Doordat vanuit verschillende invalshoeken en met verschillende data en bronnen is gewerkt, zijn de CBA Drugskoeriers Schiphol (uitvoering KTR in samenwerking met kernteam Haaglanden en Kmar Schiphol) en het rapport Drugskoerier. Een ‘beroep’ met toekomst aanvullend aan elkaar. De in deze studie gepresenteerde analyse is gebaseerd op literatuuronderzoek en interviews met deskundigen. Om een beter beeld te krijgen van de drugskoeriers is ook dossieronderzoek gedaan bij enkele advocaten. Voor de onderbouwing van de hier gepresenteerde analyse is uitsluitend gebruik gemaakt van open informatiebronnen, met uitzondering van wat in 4.6 en in 4.7 (tabel 2) over de nationaliteit en geboorteplaats van de in 2002 op Schiphol aangehouden koeriers is vermeld. De opzet van deze studie volgt het voor de politie ontwikkelde format, dat aangeeft dat een CBA minimaal de volgende punten moet bevatten: een probleemstelling en doelstelling, een historisch overzicht, een algemene beschrijving van het betreffende criminele proces en de criminele samenwerkingsverbanden en/of netwerken, een beschrijving van de maatschappelijke risico’s/schade die door het criminele proces ontstaan, conclusies en/of aanbevelingen. 2 Mede vanwege de korte tijd die beschikbaar was voor het onderzoek is een keuze gemaakt voor een bepaalde afbakening. De focus van de analyse ligt op het Caraïbisch gebied, met een toespitsing op het Koninkrijk der Nederlanden. Deze keuze is in de eerste plaats gemotiveerd door de grote concentratie koeriers binnen het Koninkrijk. Een van de consequenties van deze afbakening is dat Suriname, dat eveneens aandacht zou behoren te krijgen, grotendeels buiten het bestek van deze studie valt. Ook koeriers uit Latijns-Amerika en andere Caraïbische landen die op Schiphol vliegen krijgen in deze studie nauwelijks aandacht. De gekozen focus bergt het gevaar in zich dat via de beschrijving van de omvang van het probleem een negatief beeld zou kunnen ontstaan over (de bevolking van) de Caraïbische Koninkrijkspartners. Daarom is het belangrijk expliciet te stellen dat dit rapport juist wil voorkomen dat “de Antillianen,” de Nederlandse Antillen, of Aruba via het koeriersprobleem gestigmatiseerd raken. Het kan eigenlijk niet genoeg benadrukt worden dat er op de Antillen, op alle niveaus van de samenleving en bij zowel politiek als overheidsdiensten, veel welwillende, moedige mensen zijn die zich dagelijks inzetten voor de strijd tegen de drugseconomie, waarvan zij de negatieve uitwerking op hun samenleving immers beter kennen dan wie ook. De hier gepresenteerde analyse richt zich ook niet op bevolkingsgroepen, maar op de structurele factoren die de drugseconomie binnen het Koninkrijk bepalen. Het rapport Drugskoerier. Een ‘beroep’met toekomst begint met een korte verkenning van de beleidsopties met betrekking tot drugshandel. De hoofdstukken 2 en 3 geven aan waarom drugskoeriers in heel Latijns Amerika en het Caraïbische gebied in opkomst zijn. Hoofdstuk 4 zoomt in op de situatie binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Hoofdstuk 5 bevat een verkenning van beleidsruimte binnen het constitutionele kader van de Koninkr ijksrelatie. Hoofdstuk 6 geeft een samenvatting en conclusie. Voor het onderzoek zijn een aantal deskundigen op het gebied van drugshandel, drugsbeleid, cocaïnesmokkel, de Nederlandse Antillen en Aruba, en de Koninkrijksrelatie geïnterviewd. Zij hebben in belangrijke mate bijgedragen aan het tot stand komen van deze wetenschappelijke studie. Er kon een snelle start gemaakt worden doordat de uit de academische wereld afkomstige deskundigen wezen op de voor dit onderwerp meest relevante literatuur en te raadplegen specialisten. Daarnaast hebben deze en andere deskundigen zelf hun licht over het onderwerp laten schijnen, via een open interview of gesprek. Ik dank hen allen voor de tijd en aandacht die zij aan het onderzoek naar drugskoeriers hebben willen geven. Voor alle duidelijkheid moet hier wellicht nog aan toegevoegd worden dat deze studie geen collectief geschreven of gezamenlijk product is. De geciteerde deskundigen hebben de gelegenheid gehad hun eigen uitspraken die in dit stuk zijn opgenomen te verifiëren. De deskundigen uit de academische 2
Zie het Plan van aanpak voor opzet van een criminaliteitsbeeldanalyse over de drugsproblematiek op Schiphol, dd. 11 maart 2002.
3
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
wereld is ook gevraagd commentaar te leveren op de conceptversie (15 april 2003) van het stuk. Een aantal van hen heeft bij het commentaar aangegeven zich goed te kunnen vinden in de analyse en de conclusies. Niettemin zijn de geïnterviewde deskundigen gevrijwaard van verantwoordelijkheid voor de inhoud van de hier gepresenteerde analyse, de lijn van het betoog en de conclusies. Tenslotte is het relevant te vermelden dat de auteur van deze studie van 1990 tot 2000 onderzoek heeft gedaan in het Caraïbisch gebied, met name naar migratie tussen Puerto Rico en de VS en de constitutionele relatie tussen deze landen. In bepaalde opzichten (onder andere de migratie en de drugseconomie) loopt Puerto Rico “voor” op de Nederlandse Antillen. De hier gepresenteerde analyse en de verkenning van mogelijke beleidsopties voor het Koninkrijk der Nederlanden zijn mede gebaseerd op de inzichten die via dit eerdere onderzoek zijn verkregen.
4
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
1. Drugshandel en drugsbestrijding. Conceptueel kader. De algemene onderzoeksopdracht is inzicht te verkrijgen in de aard en omvang van het koeriersprobleem en in de mogelijke beleidsopties. Dit hoofdstuk geeft een kort overzicht van de algemene stand van zaken op het gebied van drugshandel en drugsbestrijding. Daarnaast bevat het een nadere uitwerking van de probleemstelling en de doelstelling voor het te voeren beleid op het gebied van drugskoeriers.
1.1.
Cocaïne. Groeimarkt in een globaliserende wereld
Ondanks het verbod op handel, vervoer en aanwezig hebben van cocaïne, is de consumptie van de drug gedurende de afgelopen decennia wereldwijd gegroeid. Wereldwijd ligt de productie rond 800.000 kilo per jaar. Zo’n 40% daarvan wordt in beslag genomen. Naar schatting ligt de consumptie van cocaïne op 480.000 kilo jaarlijks. Het gebruik in Europa ligt rond de 100.000 – 120.000 kilo per jaar. Spanje en Nederland zijn de belangrijkste toegangspoorten.Voordat het transport via drugskoeriers de huidige vlucht nam, werd het gewicht aan cocaïne dat ja arlijks in Nederland binnenkwam geschat op 30.000 tot 40.000 kilo per jaar. Daarvan werd gemiddeld z’n 10.000 kilo in beslag genomen. Het gebruik in Nederland is moeilijk te schatten, omdat de consumptie snel stijgt. Maar het is minimaal drie tot vier ton. 3 In deze schattingen van de aanvoer in Nederland is de cocaïne die de vliegtuigkoeriers sinds 2000 binnenbrengen nog niet verwerkt. Op basis van het hierboven genoemde aantal koeriers (500 per week) en het gemiddelde gewicht dat een koerier smokkelt (meer dan 1 kilo), zou de conclusie zijn dat de cocaïnekoerier een belangrijke aanvoerbron voor cocaïne bestemd voor de Europese markt is geworden. Ook zou men uit de cijfers tot de hypothese komen dat het aantal kilo’s dat Nederland binnenkomt in feite aanzienlijk hoger moet zijn dan de hierboven genoemde schatting van 30.000 tot 40.000 kilo, waarin immers ook de aanvoer via alle andere smokkelmethoden (zeehavens, luchtvracht en cockpitpersoneel van vliegtuigen, personeel op luchthavens, etc.) opgenomen is. Een andere mogelijkheid is dat er een grote verschuiving gaande is, van smokkel via zeevracht naar smokkel via vliegtuigkoeriers. (Voor een uitgebreidere becijfering van hoeveelheden, aanvoerroutes en smokkelmethoden, zie hoofdstuk 4 van het rapport van het KTR (april 2003) over de drugskoeriers). Een deel van de cocaïne die Nederland binnenkomt wordt doorgevoerd naar andere lidstaten van de EU. De markt in Europa is in een aantal opzichten anders dan in de VS. De Europese markt heeft zich feitelijk ook pas een jaar of tien later ontwikkeld dan de VS markt.4 Een aantal studies brengt de groei van drugsgebruik en drugshandel in verband met globalisering. Voor de drugssector is de globalisering een zegening. Ontwikkelingen als de enorme toename van het goederen- en personenverkeer, de wereldwijde handelsliberalisering, het ontstaan van vrijhandelszones, de toeristenindustrie, en de internationale migratiestromen, bieden elk op zich prima kansen op succesvolle drugstransacties.5 In de groei van het cocaïnegebruik spelen zowel de toegenomen welvaart als de marginalisering van bepaalde etnische groepen een rol. In beide gevallen uit zich dit via trends op het gebied van levensstijl en jeugdcultuur.
3
De genoemde cijfers zijn schattingen (bron: interview met Zaitch , 18-10-2002). Voor een beeld van de verschillen tussen de markten van de VS en Europa, zie b.v. Zaitch 2002. 5 Zie bijvoorbeeld Stares 1996, Kaplan 1996 (ed.), United Nations International Drug Control Program 1997, Griffith 2000. 4
5
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
1.2.
De twee theoretische beleidsopties: repressie en legalisering
In theorie zijn er twee globale beleidsopties met betrekking tot drugshandel: repressie (inclusief preventie) en legalisering. Hieronder worden beide beleidsopties nader bekeken, waarbij ook de vraag naar de haalbaarheid van beide opties aan de orde komt. Repressie Idealiter zou repressie het effect moeten hebben dat productie, handel en gebruik van drugs volledig onderdrukt worden. Bij de vraag of dit in theorie mogelijk is dient het gegeven dat drugshandel de logica van de markt volgt als leidraad. Van cruciaal belang bij het repressiescenario is dat het om een uiterst lucratieve markt gaat. Ter illustratie: een kilo onversneden cocaïne kost in Colombia rond de $ 2000. Op groothandelsniveau in Nederland brengt die kilo $ 25.000 op. Op detailhandelsniveau in Nederland wordt dat uiteindelijk (versneden) zo’n $ 70.000 per kilo (cijfers uit Zaitch 2002:46). Afhankelijk van de kosten en van de vraag welk deel van de handelsketen een drugsondernemer beheerst, kan het winstpercentage oplopen tot ver boven de 1000%. Om succesvol te zijn zou repressie de winstgevendheid van drugshandel zodanig moeten terugbrengen dat de drugsbazen er geen brood meer in zien. In theorie zou dat kunnen door het onderscheppen van grote hoeveelheden drugs. Die onderschepping moet dan wel plaatsvinden voordat de cocaïne de klant bereikt, want zodra er is betaald heeft inbeslagname geen effect meer op de winst van de drugshandel. De hamvraag is of deze doelstelling in de praktijk haalbaar is. En het antwoord luidt ontkennend. Een studie van Farrell (1995), waarin de mogelijkheid tot het wegnemen van de winstgevendheid centraal stond, toont aan dat pas bij een onderscheppingspercentage van tachtig tot negentig procent de prijzen van cocaïne zodanig zullen stijgen dat de illegale handel niet meer interessant is (de handel wordt dan te riskant, minder competitief en het gebruik beperkt tot een kleine rijke elite). Om effectief te zijn zou dit onderscheppings-scenario bovendien gepaard moeten gaan met een uiterst repressief beleid op het vlak van opsporing, vervolging en bestraffing, inclusief levenslange gevangenisstraffen voor gepakte drugshandelaars.6 Op dit moment ligt het inbeslagnamepercentage in de EU op ongeveer 25% van alle inkomende cocaïne. Wereldwijd ligt dat percentage op 40%. In de VS is de inbeslagname ongeveer 50%.7 Een verdriedubbeling in de EU van het huidige totaal aan drugsvangsten is geen realistische optie. Daar komt nog bij dat de drugssector op een dergelijk inbeslagnamescenario simpelweg zou kunnen reageren met verhoging van de productie. Coca is vrij gemakkelijk te telen. Het kan potentieel in een aantal landen groeien en er kan meerdere malen per jaar worden geoogst.8 Individuele drugshandelaren kunnen daarnaast proberen de handel zodanig te organiseren dat ze een groter deel van de handelsketen onder controle krijgen. Een exporteur die erin slaagt om, naast het transport, ook de groothandel en/of de detailhandel in het afzetland te bestrijken, ziet zijn winst omhoog schieten. De winstgevendheid van de drugssector als geheel lijkt dus onaantastbaar. Daar komt bij dat het risico om gepakt te worden voor de top en het middenkader van de organisatie vrij beperkt is. De drugselite bedrijft hun handel bij voorkeur vanuit landen waar de kans op vervolging geminima liseerd kan worden, via corruptie en/of bedreiging. De meest risicovolle activiteit, de smokkel zelf, wordt afgewenteld op de mensen op het laagste niveau van de organisatie, de koeriers. Talloze drugsdeskundigen en criminologen hebben de afgelopen decennia betoogd dat het huidige beleid van bestrijding van drugsproductie en -handel gedoemd is te mislukken. In feite, zo stellen zij, 6
Farrell 1995, geciteerd in Zaitch 2002a:83. Zaitch stelt dat Farrell in deze studie overtuigend aantoont dat de winstgevendheid van de drugshandel onaantastbaar is (interview met Zaitch, d.d. 18-10-02). 7 Interview met Zaitch, d.d. 18-10-02. 8 Interview met Zaitch, d.d. 18-10-02.
6
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
is legalisering de enige reële optie. Drugshandel volgt, zoals hierboven is gesteld, de logica van de markt. Er is vraag en er is aanbod. De handel in drugs is buitengewoon winstgevend, juist omdat het illegaal is. Tegen de logica van een dermate lucratieve markt valt met geen enkel repressiescenario op te boksen. Deze redenering wordt meestal geschraagd met een verwijzing naar de mislukte alcoholdrooglegging van de VS. Daarnaast is de stelling dat repressie niet zal slagen onderbouwd met vele onderzoeken naar het effect van beleid. Legalisering De andere theoretische beleidsoptie is liberaliseren en legaliseren van de handel, zoals destijds in de VS uiteindelijk met alcohol is gebeurd. Uitgangspunt bij deze optie is dat het ideaal van een volledig drugsvrije samenleving niet te verwezenlijken is. Vrijwel alle deskundigen die voorstander zijn van legalisering redeneren vanuit een pragmatische visie op het probleem. De bestrijding van de drugshandel is niet alleen ineffectief, concluderen zij, maar richt bovendien op allerlei terreinen meer schade aan dan zij voorkomt. Met andere woorden: het middel van bestrijding is erger dan de kwaal van drugsgebruik. Legaliseren zou, zo stellen de voorstanders, de overheid de mogelijkheid geven de regie te gaan voeren, waarbij (controle op) de productie, distributie en verkoop naar behoren gereguleerd kunnen worden. Er kan dan ook gewoon belasting geheven worden over alle transacties op deze markt. In een recente publicatie zetten drie Nederlandse drugsdeskundigen de negatieve gevolgen van het verbod op productie, handel en voorhanden hebben van drugs nog eens op een rij. Het huidige beleid, dat er op neerkomt dat de markt wordt overgelaten aan criminelen, werkt vooral als aanjager van de drugshandel, constateren zij. Hardere repressie leidt niet tot minder verbruikers, maar juist tot meer. Onder de schade die het repressieve beleid aanricht valt afbraak van de politieke structuur in productie - en transitolanden, geweld en corruptie, verloedering van het rechtssysteem, snelle groei van de gevangenisbevolking en een crimineel distributiesysteem, en hogere gezondheidsrisico’s voor gebruikers. Het drietal concludeert: “Het is waar dat wij de gevolgen van legalisering niet met zekerheid kunnen voorspellen, maar de gevolgen van het drugsverbod kennen wij terdege.”9 Hoe staat het met de praktische haalbaarheid van legalisering? Los van de vraag of in Nederland voldoende draagvlak is voor legalisering, is duidelijk dat de internationalisering steeds minder ruimte laat voor een onafhankelijk nationaal beleid. Dat geldt zeker voor het drugsbeleid. Hierboven werd al vermeld dat een deel van de cocaïne die Nederland binnenkomt bestemd is voor doorvoer naar andere lidstaten van de EU. Toen het akkoord van Schengen in 1985 de weg vrijmaakte voor een vrij verkeer van goederen en personen binnen de EU, is harmonisering van het Europese drugsbeleid op de agenda gezet. De lidstaten kwamen er echter niet uit. Uiteindelijk vond men een politieke oplossing, die eruit bestond dat alle lidstaten de VN-drugsverdragen (uit 1961, 1971 en 1988) zouden ratificeren. Daarnaast werd bepaald dat indien een land met zijn nationa le drugsbeleid afwijkt van andere landen, alle partijen maatregelen dienen te nemen om de in- en uitvoer van drugs naar andere lidstaten te beperken.10 Binnen een EU met open grenzen heeft legaliseren onmiddellijk effect voor de buurlanden. Het gebonden zijn aan de VN verdragen vormt, volgens onderzoekers die zich in deze kwestie verdiept hebben, een nog veel groter, “vrijwel onoverkomelijk” obstakel voor legalisering. 11 De internationalisering veroorzaakt een toenemende spanning tussen de op harm reductio n gerichte traditie van het Nederlandse drugsbeleid en het sterk op harde repressie gerichte drugsbeleid van de VN. Een van de punten waarin het VN-drugsbeleid verschilt van het Nederlandse is dat geen onderscheid wordt gemaakt tussen hard drugs en soft drugs. Aan de andere kant krijgt het Nederlandse
9
Peter Cohen, Freek Polak en Jan G. van der Tas. NRC 29-10-02. Boekhout van Solinge 2000: 40-41, 143. 11 Commissie Cooney (1992), geciteerd in Boekhout van Solinge 2000:28-31. Klein 2001:223 spreekt van een “formidable obstacle”. 10
7
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
beleid internationaal steeds meer erkenning. Binnen de EU is in de benadering van het drugsvraagstuk een steeds meer pragmatische houding gekomen. 12
1.3.
Twee onhaalbare opties. Doelstellingen voor drugsbeleid?
Beide theoretische opties voor een effectieve “oplossing” van het probleem – de handel onderdrukken via repressie of de handel liberaliseren en legaliseren – zijn op dit moment dus onhaalbaar. Niettemin moet er toch enig beleid gevoerd worden. Daarmee rijst de vraag wat, gezien de hierboven weergegeven stand van zaken en argumenten, en gezien de gevoeligheid van het onderwerp in de nationale en internationale arena, de algemene doelstelling van drugsbeleid zou moeten zijn. Deze vraag is in de interviews voorgelegd aan drie van de deskundigen. Zij kwamen tot een beleid waarin, enerzijds, harm reduction - het beperken van de schade – en, anderzijds, alternatieve economische ontwikkeling in de productie - en transitolanden de twee centrale elementen zijn. 13 Het zoeken naar een pragmatisch antwoord op de ontwikkelingen rond drugshandel en (internationaal) drugsbeleid heeft in veel landen geleid tot een opstelling waarbij, onder voortgaande steun aan internationale verdragen, een praktisch drugsbeleid wordt gevoerd waarbij harm reduction centraal staat. Een voorbeeld van dit type beleid is de drugsstrategie die de EU in Helsinki in december 1999 goedkeurde voor de periode 2000-2004. 14 Deze strategie omvat zes punten: - reductie van het gebruik - negatieve gevolgen voor de gezondheid (inclusief drugsdoden) beperken - succesvol behandelen van verslaafden - beschikbaarheid van drugs beperken - drugscriminaliteit beperken - witwaspraktijken en handel in precursoren (grondstoffen voor drugs) aanpakken Over de effectiviteit van het andere element dat de deskundigen noemen, het stimuleren van alternatieve economische ontwikkeling en het versterken van de legale economie in de productielanden, is internationaal eigenlijk wel consensus. De kwestie blijft hangen op de vraag wie dat zal gaan betalen. 15
1.4.
Probleemstelling koeriersproblematiek
Hoe past de koeriersproblematiek binnen deze schets van het algemene drugsbeleid? Het lijkt gerechtvaardigd te stellen dat met de massale opkomst van de drugskoerier de strijd tegen de drugshandel in een nieuwe fase is beland. Het cruciale punt in de opkomst van de drugskoerier is dat er een enorm aantal mensen bij dit type smokkel betrokken is. Een hypothetisch voorbeeld kan de schaal van het probleem zichtbaar maken. Stel dat de smokkel gebeurt via een container met 1000 kilo cocaïne. Dan weten vijf mensen aan de overkant van de oceaan er wat van, en vijf mensen hier. Daarmee zijn er tien mensen in het criminele circuit. Stuurt men die 1000 kilo met koeriers, dan is het resultaat, gesteld dat ze gemiddeld een kilo per persoon 12
Boekhout van Solinge 2000:30. Deze conclusie is gebaseerd op de interviews met Zaitch , Boekhout van Solinge en Vellinga. 14 European Monitoring Centre for Drugs and Drugs Addiction (EMCDA). Jaarverslag over de stand van zaken van de drugsproblematiek in de Europese Unie. EMCDA, 2000. 15 Vellinga wijst onder meer op de noodzaak van massale programma’s voor integrale rurale ontwikkeling in de Andeslanden. Maar er is niemand die bereid zou zijn hiervoor de nodige investeringen te doen, constateert hij. Telefoongesprek met Vellinga, d.d. 4-10-02; e-mail d.d. 16-4-03. 13
8
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
meenemen, een duizendvoud aan betrokkenen. Dan levert dezelfde hoeveelheid gesmokkelde drugs 10.000 mensen op (de koeriers zelf en hun vijf betrokkenen aan beide zijden van de drugslijn), die direct of indirect in de criminaliteit terecht komen. Het voorbeeld is natuurlijk een beetje gechargeerd. Er zijn bijvoorbeeld recidivisten onder de koeriers en er zijn koeriers die minder dan tien “zijdelings betrokken” personen hebben. Niettemin geeft dit hypothetische voorbeeld wel een eerste idee van de enorme omvang van het probleem en van de maatschappelijke impact op de groep waarmee de drugskoerier via familiebanden of andere sociale relaties is verbonden. Cocaïnesmokkel via drugskoeriers zuigt een enorme hoeveelheid mensen in het criminele circuit. Dat is de kern van het probleem. De verstopping van de strafrechtketen, het steeds verder oplopende cellentekort en de specifieke problemen die het vasthouden van slikkers met zich meebrengt, behoren tot de meer directe en onmiddellijk zichtbare gevolgen van deze nieuwe fase in de drugshandel. In Nederland worden pas sinds enkele jaren veel drugskoeriers berecht. In die korte tijd is het juridische debat over de koeriers snel opgekomen. Een aantal op de Antille n werkzame rechters stelde in het Juristenblad van februari 2002 dat het beleid om zo veel mogelijk koeriers aan te houden, gevangen te zetten en te berechten verlaten zou moeten worden. Zij zouden graag de aandacht verlegd zien naar inbeslagneming van de stof bij een zo groot mogelijk aantal koeriers. Recidivisten zouden dan wel berecht moeten worden.16 Er is door juristen ook betoogd dat er een deugdelijke wettige basis voor de pre-flight controles zou moeten komen. 17 De scheidend president van de Amsterdamse rechtbank, Reurt Gisolf, zoekt het in een heel andere richting. Het is slechts een kwestie van tijd voordat zowel soft drugs als hard drugs uit het strafrecht verdwijnen, stelt hij. “De wal gaat echt het schip keren, ook internationaal.” Met betrekking tot de vastgelopen rechtspleging en de bolletjesslikkers zegt Gisolf: “Sorry hoor, dan heb ik het gevoel dat ik m’n rechters niet maatschappelijk zinvol inzet.”18 In die mening staat Gisolf niet alleen. Recentelijk liet de eerste zittende Nederlandse rechtbankpresident weten dat hij vindt dat drugs, te beginnen met soft drugs, uit het strafrecht moeten. “De drugsbestrijding brengt ons hele strafproces in het gedrang. Voor een heleboel andere zaken hebben we geen tijd meer. Daar zitten zware misdrijven bij.”19 De kwestie van prioriteit en proportionaliteit in het gebruik van het strafrecht blijkt ook onder de bevolking te leven. Het Haarlems Dagblad liet in het najaar van 2002 lezers reageren op de stelling dat de jacht op drugskoeriers niet mag gaan ten koste gaan van de berechting van “gewone” kleine delicten. Maar liefst 91% van de lezers die reageerden was het met die stelling eens. Men wil geen “voorkeursberechting” van drugskoeriers, als daardoor straatroof, diefstal en inbraken onbestraft blijven. 20 Dat is een duidelijk maatschappelijk signaal. Om een goed inzicht te krijgen in de koeriersproblematiek is het belangrijk te onderkennen dat de maatschappelijke gevolgen van het massale koerieren veel verder gaan dan de huidige capaciteitsproblemen bij de instanties die zich met rechtshandhaving, rechtspraak en detentie bezighouden. De verhouding tussen gewone burgers en de staat is hierboven al even ter sprake gekomen. Daarnaast heeft het gevoerde (of in de toekomst te voeren) drugsbeleid invloed op de verhouding met transnationale etnische groepen in Nederland en op de bestuurlijke verhoudingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden, waar zich een grote concentratie van cocaïnekoeriers bevindt. In het Verenigd Koninkrijk, waar de stroom koeriers uit Jamaica al sinds de jaren zeventig loopt, zijn onderzoekers tot het inzicht gekomen dat de drugskoerier desastreus is voor gezinnen en buurten. Door de illegaliteit van de handel komen eerst de betrokken individuen en hun families, en vervolgens, 16
Wit et al. 2002. Zie ook Roël 2002. Zie b.v. Korenhof 2002. 18 NRC Handelsblad 29-9-02, Interview van Joost Oranje met Reurt Gisolf, de scheidende president van de Amsterdamse rechtbank. 17
19
Peter Paul Lampe, president van de rechtbank van Maastricht, in een interview met Marc van den Eerenbeemt en Annieke Kranenberg, in De Volkskrant, d.d. 19 april 2003. 20
Zie Roëll, NRC Handelsblad 7-11-02.
9
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
naarmate het probleem zich verder verspreidt, hele buurten op gespannen voet te staan met de wet en de staat. Men maakt zich ook grote zorgen over het doorgeven van een criminele leefstijl aan de generaties die opgroeien in dit soort gezinnen en buurten. Daarnaast zijn er zorgen over de negatieve impact die het opsluiten van drugskoeriers in het Verenigd Koninkrijk heeft op gezinsstructuren in Jamaica.21 Met dit alles vormt de drugskoerier niet alleen een probleem voor de strafrechtketen, maar ook een serieus politiek en maatschappelijk probleem voor alle zendende en ontvangende landen die met een grote hoeveelheid koeriers te maken hebben.
21
Klein 2001:199; interview per e-mail met Axel Klein, juli/augustus 2002.
10
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
2. De opmars van de drugskoerier uit Latijns-Amerika 22 Hoe is de enorme toename van het aantal drugskoeriers te verklaren? Een deel van de verklaring is te vinden in de veranderingen in de drugseconomie in Latijns-Amerika gedurende het afgelopen decennium. Deze thematiek staat in dit hoofdstuk centraal.
2.1.
Impact van de ‘war on drugs’ op productie en handel
Traditioneel werd cocaïne vooral geproduceerd in Bolivia en Perú, voor de interne markt. Pas toen de export goed op gang kwam, eerst naar de VS en een jaar of tien later ook naar Europa, kwam Colombia, dat beschikte over goede smokkelnetwerken, in beeld. Bolivia en Peru ble ven echter de voornaamste productielanden. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw werd de meeste cocaïne via vliegtuigpassagiers gesmokkeld. Onder de vroege koeriers waren Colombianen, maar ook avonturiers uit de afzetmarktlanden. De opkomst van de Colombiaanse drugskartels, rond 1980, betekende het einde van de onafhankelijke vliegtuigkoerier vanuit Colombia. 23 In landen waar de macht van de Colombiaanse kartels minder groot was, heeft de cocaïnesmokkel via koeriers op lijnvluchten en chartervluchten zich tussen 1970 en 1995 mogelijk wel verder ontwikkeld . Halverwege de jaren tachtig lanceerde de VS de ‘war on drugs’. Via harde repressie werd de strijd aangegaan met alle drugshandel en gebruik, van marihuana tot coke. Aanvankelijk speelde zich dat vooral af in eigen land. Vervolgens breidde de strijd zich uit naar Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied. Ook de VN en de EU sloten zich er bij aan. 24 Eind jaren negentig ging de VS ertoe over de cocateelt in Latijns-Amerika te besproeien met ontbladeringsmiddelen. In de zomer van 2002 was er al 250.00 hectare besproeid. Desondanks is er, volgens Latijnsamerikaanse drugsdeskundigen, geen sprake van dat productie daalt. 25 Het antwoord van de Latijnsamerikaanse drugssector op de ‘war on drugs’ is even klassiek als effectief. Via uitbreiding van de teelt naar andere gebieden, in combinatie met diversificatie van zowel productie als handel, verspreidt en vermenigvuldigt het probleem zich. Sinds 1990 heeft een groot deel van de cocateelt zich verplaatst naar Colombia, dat sinds 1996 de grootste producent van cocabladeren is. De teelt is ook anders georganiseerd. Om de satellieten te misleiden wordt coca nu vaak tussen andere gewassen in verbouwd. De productie van legale en illegale gewassen raakt hierdoor aan elkaar gekoppeld. 26 De centrale rol van de Colombiaanse kartels, die in de ‘war on drugs’ te kwetsbaar zijn gebleken, is in de loop van de jaren negentig overgenomen door een baaierd van regionale drugsbazen en -baasjes, verspreid over een enorm grondgebied en over verschillende landen. Door het gefragmenteerde, lokale, en decentrale karakter van zowel teelt als handel is de huidige drugssector in Latijns-Amerika veel moeilijker te bestrijden dan de grote kartels.27
22
De in dit hoofdstuk gepresenteerde analyse is voor een belangrijk deel gebaseerd op de baanbrekende studie van dr. Damián Zaitch over cocaïnesmokkel tussen Colombia en Nederland. Daarnaast steunt de analyse op de lezingen die een aantal op de drugssituatie gespecialiseerde Latijnsamerikaanse academici op 5 juli 2002 gaf tijdens het Congres dat het Consejo Europeo de Investigaciones Sociales sobre América Latina (CEISAL, de organisatie van de Europese Latijnsamerikanisten) in Amsterdam hield. 23 Zaitch 2002a:32-3. 24 Zie Klein 2001 25 Álvaro Camacho, Ricardo Vargas, Juan Tokatlian, lezingen op CEISAL Congres, 5 juli 2002, Amsterdam. 26 Ricardo Vargas, lezing, congres CEISAL 5-7-2002. 27 Álvaro Camacho, Ricardo Vargas, Juan Tokatlian, lezingen op CEISAL Congres, 5 juli 2002, Amsterdam.
11
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
De generatie drugsondernemers die in de loop van de jaren negentig in Colombia de handel overnam, hanteert een managementfilosofie waarin flexibiliteit, internationalisering en risicoreductie centraal staan. De nieuwe drugselite is jong (de meesten waren onder de dertig bij aantreden) en heeft geen strafblad in Colombia en geen dossier bij de DEA. Zij opereert anoniem, vanuit verschillende landen, via kleine ondernemingen. Anders dan bij de kartels, die een groot deel van de keten tussen teelt en detailhandel zelf controleerden, draait het in de nieuwe Latijnsamerikaanse drugseconomie om ‘flexibele samenwerking’ tussen een groot aantal grotere en kleinere ondernemingen die zich specialiseren in bepaalde aspecten van het productieproces, de handel, of de export. 28 De verspreiding van de drugseconomie gaat gepaard met een groeiende militarisering in heel LatijnsAmerika. Onder de nieuwe Latijnsamerikaanse drugsbazen zijn veel grondeigenaren, die politieke macht uitoefenen op lokaal bestuurlijk niveau. In veel gevallen gebeurt dat mede via het financieren van paramilitaire organisaties.29 De prognose is dat de ‘war on drugs’ van de VS zich zal uitbreiden naar andere delen van LatijnsAmerika.30
2.2.
De reorganisatie van de export
Door de veranderingen op het gebied van cocateelt en -verwerkin g verandert ook de exportsector en de manier waarop het product naar de afzetmarkt wordt gesmokkeld. Grote exporteurs Door de illegaliteit is grootschalige export van cocaïne een ingewikkelde marktoperatie. Een eerste vereiste is voldoende kapitaal om allerlei kosten en investeringen te financieren. Daarnaast is er een veiligheidsapparaat nodig. Bovendien moeten exporteurs aan beide kanten van de drugslijn over de juiste connecties beschikken, om te voorkomen dat zijzelf of de goederen gepakt worden en om de goederen te kunnen transporteren naar en verkopen op de afzetmarkt. Om deze redenen zijn veel exportondernemingen in Latijns-Amerika nog altijd relatief groot. Niet in de zin van aantal werknemers, maar wel wat betreft de beschikbaarheid van kapitaal en contacten. Ook de winsten van deze ondernemingen zijn groot. 31 Een deel van de grote exporteurs gebruikt de traditionele smokkelmethoden voor grootschalig transport, zoals smokkelschepen en bijpak in containers. Een ander deel van de grote exporteurs is overgegaan op transport via vliegtuigkoeriers en heeft deze tak van smokkel inmiddels geprofessionaliseerd.32 Kleine exporteurs Hoewel er dus nog steeds grote exporteurs zijn, is de decentralisatie en diversificatie ook in de exportsector duidelijk zichtbaar. Sinds het begin van de jaren negentig zijn er op het Amerikaanse continent duizenden kleine exporteurs van diverse nationaliteiten actief geworden. Deze kleine exporteurs handelen relatief kleine hoeveelheden af en hebben een beperkte infrastructuur tot hun beschikking. Voor deze kleine drugsondernemers is er feitelijk weinig keuze wat betreft de wijze van transport. Het gebruik van vliegtuigkoeriers is voor hen de enige mogelijkheid om de cocaïne op de afzetmarkt te krijgen. 33
28 29
30
Zaitch 2002a: 55-57. Álvaro Camacho, Juan Tokatlian, Ricardo Vargas, lezingen CEISAL conferentie, 5-7-02, Amsterdam.
Juan Tokatlian, lezing, CEISAL conferentie, 5-7-02, Amsterdam.
31
Zaitch 2002a:56.
32
Zaitch 2002a:94.
33
Zaitch 2002a:94;140;156.
12
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
Koeriers Inmiddels strekt de drugseconomie zich uit over een groot deel van Latijns-Amerika. Een deel van de grote Colombiaanse exporteurs werkt, structureel of op ad-hoc basis, vanuit andere landen in de regio. Degenen onder hen die koeriers gebruiken hebben hun aanpak geprofessionaliseerd. Zij hanteren verschillende strategieën: inzet van een groot aantal koeriers, voortdurend wisselen van soort koeriers, opofferen van bepaalde typen koeriers om anderen meer kans te geven, rekrutering en verpakking door tussenpersonen, diversificatie van routes, etc.34 Op Nederlandse luchthavens kan men daardoor drugskoeriers verwachten op vluchten uit Mexico, Guatemala en Lima, maar even goed op vluchten uit Cáracas, San José, Sao Paulo, Montevideo, Buenos Aires en Paramaribo. Professionele exportorganisaties zijn voortdurend op zoek naar nieuwe koeriers. In principe komen alle mensen die het probleem van toegang tot de afzetmarktlanden hebben opgelost in aanmerking: studenten, toeristen, Latijns-Amerikanen met een Westers paspoort, zakenlui en andere mensen die frequent op en neer reizen, etc. Afhankelijk van nationaliteit, type koerier en de hoeveelheid smokkelwaar, krijgt een koerier tussen de 1500 en de 10.000 dollar. Koeriers worden pas betaald nadat ze de smokkelwaar hebben afgeleverd. Sommige koeriers worden niet met geld maar met cocaïne betaald. Koeriers die vanuit Zuid en Midden Amerika reizen hebben heel verschillende nationaliteiten. Ook hun motieven verschillen. Sommigen doen het uit pure economische nood, of omdat zij schulden hebben die ze niet kunnen betalen. Anderen willen graag een luxere levensstijl dan zij met een legaal inkomen kunnen realiseren. Sommigen zijn professionele koeriers, die vele trips maken. 35
2.3.
Prognose: een ‘beroep’ met toekomst
De belangrijkste reden voor de opkomst van de drugskoerier in Latijns Amerika is de decentralisatie van de Latijnsamerikaanse drugssector. Dit proces van decentralisatie is nog niet ten einde. Dat betekent dat het aantal kleine exporteurs in de regio in de toekomst waarschijnlijk nog zal toenemen. Daar volgt uit dat het aantal koeriers dat vanuit Latijns Amerika werkt waarschijnlijk eveneens zal groeien. In het volgende hoofdstuk zal duidelijk worden dat ook in de Caraïbische regio vele grote en kleine exporteurs zich op het vervoer per vliegtuigkoerier gestort hebben. Het is mogelijk dat de geografische spreiding van de drugseconomie zich ook uitbreidt naar andere continenten. Na verscheping van cocaïne vanuit Zuid-Amerika naar, bijvoorbeeld, Afrika of Oost-Europa, zou het transport vanaf deze transitogebieden verder met koeriers geregeld kunnen worden. Een relevante vraag is hoeveel cocaïnekoeriers er wereldwijd actief zijn. Voor een internationale vergelijking op dit punt is in dit onderzoek geen tijd geweest. Maar uitgaande van het geschatte aantal dat jaarlijks via Schiphol reist, ligt het aantal boven de honderdduizend. Er blijven over de ontwikkelingen in Latijns Amerika nog veel vragen open. Om er een paar te noemen: Wat is er over de grote exportorganisaties in Latijns-Amerika bekend? Waar zijn ze gevestigd? Op welke routes opereren ze? Welke afzetmarkt bedienen ze? Binnen het bestek van deze beperkte studie is geen ruimte om op deze vragen in te gaan. In het volgende hoofdstuk verschuift de aandacht naar de Caraïbische regio, waar een grote concentratie van koeriersactiviteiten is.
34 35
Zaitch 2002:a:94. Zaitch 2002a:145-9.
13
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
3. De Caraïben als schakel in de mondiale drugseconomie De Caraïbische regio is cruciaal voor het koerieren naar Westerse afzetmarkten. Via een focus op deze regio is het eveneens mogelijk de impact van een uitgebreide drugseconomie op de betrokken groepen en samenlevingen in beeld te krijgen. Een algemene schets van de Caraïben is daarnaast nuttig als kader voor het interpreteren van de situatie binnen het Koninkrijk der Nederlanden, die in het volgende hoofdstuk centraal staat. Omwille van de beknoptheid blijft de aandacht in dit hoofdstuk beperkt tot de kleinere eilanden, waartoe ik ook Jamaica en Puerto Rico reken.
3.1.
Introductie: de onafhankelijke en niet-onafhankelijke Caraïben 36
Als creaties van het Europees kolonialisme kampen de huidige Caraïbische staten met een complexe en moeilijk te hanteren erfenis. Vanuit het perspectief van de historische ontwikkeling van economie, samenleving, bevolking en bestuur zijn het feitelijk volstrekt kunstmatig in elkaar gezette samenlevingen. Eeuwenlang heeft de economische en politieke situatie in het teken gestaan van de suikereconomie. Ten behoeve daarvan zijn uit vele delen van de wereld mensen naar het Caraïbische gebied gebracht of gekomen. In de loop van de twintigste eeuw heeft regionale migratie en retourmigratie op het continent Amerika geleid tot nog grotere diversiteit in de etnische en culturele achtergronden van de bevolking. De economie van de meeste Caraïbische eilanden is eeuwenlang bepaald door de export van suiker en tabak. Deze sectoren bevonden zich op het moment van de onafhankelijkheid (tussen 1960 en 1970) in een neergang. De verwachting was dat de eilandeconomieën na de onafhankelijkheid goed zouden gaan lopen. De productie van suiker voor de wereldmarkt bleek echter, mede als gevolg van het landbouwbeleid van de EU, steeds onrendabeler. De relatief arbeidsintensieve Caraïbische landbouwsector verloor steeds meer terrein en kreeg rond 1995 de nekslag, met de afbouw van preferentiële toegang tot de Europese markt voor producten als rietsuiker, bananen en rum. 37 Veel Caraïbische staten hebben economieën ontwikkeld waarin sectoren als het toerisme en offshoreindustrie (postbusmaatschappijen) domineren. In feite zijn de economische perspectieven van deze eilanden beperkt. Als alle kleinschalige, open economieën zijn de Caraïben bovendien erg kwetsbaar. In de decennia na de onafhankelijkheid besloot een groot deel van de bevolking van de regio zijn heil ergens anders te zoeken, als arbeidsmigrant in de VS of Europa. Een ander gevolg van de beperkte economische perspectieven is dat de Caraïbische eilanden die nog niet onafhankelijk zijn dat ook niet meer willen worden. Onder deze groep vallen Puerto Rico, de Amerikaanse en Britse Virgin eilanden, de Franse Antillen, de Nederlandse Antillen en Aruba.38 De Puertoricanen (3,8 miljoen in Puerto Rico en 2,7 miljoen in de VS) maken veruit het grootste deel van de bevolking van de niet-onafhankelijke regio’s uit. De transnationale bevolking van de Franse Antillen blijft onder de 1 miljoen. De transnationale bevolking van de Nederlandse Antillen en Aruba blijft onder de 400.000. De basis die in de koloniale tijd is gelegd heeft op allerlei fronten gevolgen. Demografisch gezien zijn vooral de kleinere Caraïbische eilanden vandaag de dag sterk overbevolkt. Zeker in relatie tot de 36
De term ‘niet onafhankelijk’ wordt gebruikt voor Puerto Rico, de Franse Antillen en Frans Guyana, de Nederlandse Antillen en Aruba en de Britse en US Virgin islands. Al deze regio’s hebben een constitutionele band met het voormalige koloniale moederland verkozen boven onafhankelijkheid. 37 Clissold 1998:11. 38 Voor de Franse Antillen, zie b.v. Burton 1993, 1995; Voor Puerto Rico zie b.v. Kerkhof 2000. Voor de Nederlandse Antillen zie b.v. Oostindie 1997. Voor de niet-onafhankelijke Caraïben in vergelijkend perspectief, zie Klinkers 1999, Oostindie & Klinkers 2001.
14
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
beperkte economische hulpbronnen waarover zij beschikken. De bevolking is daarnaast etnisch en cultureel heel divers. Dat is wellicht cultureel verrijkend, maar voor de sociale cohesie - inclusief het ontwikkelen van een nationale identiteit en het stimuleren van een grotere betrokkenheid van lokale elites bij het algemeen belang - is het een minder goede basis. Ook de oriëntatie op Westerse landen is karakteristiek. Mensen in de Caraïbische regio vergelijken zichzelf niet met mensen in andere ontwikkelingslanden, maar met mensen in de VS, Engeland, Frankrijk of Nederland. De migratie naar Westerse landen is in belangrijke mate gemotiveerd door dit referentiekader. Gegeven de combinatie van kleinschaligheid, beperkte economische perspectieven, de last van een verleden van slavernij en koloniale overheersing, de grote etnische diversiteit en de migratiedynamiek, is het besturen van deze samenlevingen een buitengewoon lastige taak.
3.2.
Een paradijs voor drugsondernemers
De Caraïbische eilanden produceren zelf, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Suriname, geen cocaïne. De positie van de eilanden in de drugsketen is die van transitogebied. De reden dat de regio zo doordrenkt is van drugshandel ligt in een combinatie van structurele factoren, waardoor de eilanden al vanaf halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw grote aantrekkingskracht hebben voor drugsbazen. 39 Een eerste reden waarom de drugssector zo veel interesse heeft voor de regio is de geografische ligging. Strategisch gelegen tussen de VS en Zuid-Amerika, en met duizenden grotere en kleinere eilanden, is het Caraïbische gebied al eeuwenlang een ideaal transitogebied voor smokkelwaar op de as Zuid Amerika – Verenigde Staten. In de jaren zestig gingen smokkelaars die zich voorheen hadden beziggehouden met sigaretten, whisky en huishoudelijke apparaten, over op de smokkel van drugs. Tussen 1960 en 1980 was dat voornamelijk marihuana, eerst uit Mexico en later uit Colombia. In de loop van de jaren zeventig werd cocaïne de meest lucratieve contrabande. De aanvoer naar de VS gebeurde via grootschalige operaties met vliegtuigjes en schepen, via Panama en de Caraïbische eilanden. 40 Met de arrestatie van het Panamese staatshoofd, generaal Manuel Noriega, in 1989, verdween de route via Panama, waardoor het belang van de Caraïbische eilanden voor smokkel toenam. Recentelijk is die positie nog versterkt, doordat na 11 september 2001 de grens tussen de VS en Mexico scherper in de gaten wordt gehouden. Daarnaast is de Caraïbische regio cruciaal voor exporteurs die de Europese markt willen bestrijken. De economische situatie is een tweede belangrijke factor. Hierboven is al geconstateerd dat de hulpbronnen van de eilanden beperkt zijn. Rond 1990 was de schuldenlast van de meeste staten hoog opgelopen en moest bij het IMF worden aangeklopt voor leningen. De sanering die het IMF voorschrijft heeft echter nog geen positief effect opgeleverd. Wel hebben de maatregelen een pijnlijke, voornamelijk negatieve, uitwerking op het welzijn van de bevolking. Sommige onderzoekers concluderen dat het economische beleid dat het IMF voorschrijft de Caraïbische staten in een vicieuze cirkel heeft gebracht, waarin economische groei op lange termijn niet haalbaar lijkt, omdat er op de korte termijn geen geld beschikbaar is voor zaken als onderwijs, gezondheidszorg, en economische ontwikkeling. 41 De hoge werkloosheid in de regio betekent dat er volop lokale arbeid beschikbaar is voor drugsondernemers. In veel Caraïbische landen is de offshore-industrie decennialang een van de belangrijkste sectoren geweest. De combinatie van belastingparadijs-constructies en toerisme vormen samen een ideale infrastructuur voor drugsondernemers die zich bezig houden met import, export, smokkel en
39
De hier gepresenteerde structurele factoren zijn geïnspireerd op wat Zaitch (2002a:35-38) uitgewerkt heeft voor Colombia. Een aantal factoren die Zaitch voor Colombia noemt zijn ook relevant in de Caraïben. Daarnaast is het beeld aangevuld met factoren zoals migratie, banden met de afzetmarkt, en het referentiekader van de bevolking, die karakteristiek zijn voor het Caraïbisch gebied. 40 Zie bijvoorbeeld Thoumi 1995; Griffiith 1993, 1997; Zaitch 2002a:29; 33-35. 41 Griffith 2000, Bernal et al. 2000.
15
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
witwassen.42 De laatste tien jaar is er echter veel aan gedaan om het witwassen onmogelijk te maken. Daardoor hebben de staten overigens wel weer minder inkomsten. 43 De derde en vierde factor die bijdragen tot een goed klimaat voor grote drugsondernemers zijn de zwakke staat en de politieke cultuur. Veel Caraïbische staten zijn simpelweg te klein om voldoende tegenspel te bieden aan grote drugscriminelen. De staatsinstituties zijn bovendien niet erg sterk ontwikkeld. Dit hangt samen met de politieke cultuur van patronage en cliëntelisme, die bepalend is voor lokale machtsrelaties. Dit soort politieke cultuur kenmerkt zich door een verstrengeling van persoonlijke economische belangen en openbaar bestuur. Het zal duidelijk zijn dat zo’n verstrengeling vooral gunstig is voor de lokale elite, die via deze verstrengeling haar eigen economische belangen in de gaten houdt.44 Maar ook op lagere niveau’s proberen mensen er een graantje van mee te pikken. Corruptie is in de Caraïbische regio een wijd verspreid verschijnsel. Overheidsorganen als de politie en de douane zijn daardoor inefficiënt. 45 Een vijfde punt is dat de banden met voormalige koloniale machten en het migratiepatroon de regio bij uitstek geschikt maken voor smokkel via koeriers. In het vorige hoofdstuk is opgemerkt dat vrije toegang tot de afzetmarkt een cruciaal criterium is bij het werven van koeriers. Mensen met een paspoort van een afzetland zijn in de regio volop aanwezig. Daarnaast vormen toeristen een heel aantrekkelijke groep potentiële koeriers. Tenslotte spelen ook sociale en culturele elementen een rol in de keuze van drugsondernemers voor vestiging in een bepaalde regio. Het karakteristieke, op Westerse landen georiënteerde referentiekader en de daaruit voortvloeiende aspiratie van een Westerse levensstijl, is hierboven al genoemd. Een ander sociaal aspect is dat illegale activiteiten beter mogelijk zijn in samenlevingen met vage gedragsnormen en een hoge tolerantie voor afwijkend gedrag. Nog beter is het als de leden van die samenleving meer gericht zijn op korte termijn winsten dan op lange termijninvesteringen en als luxe consumptie een belangrijke maatstaf is voor status en succes.46 Het zou te ver gaan deze punten voor de veelheid aan Caraïbische staten uit te werken. Ik volsta met de constatering dat de Caraïben ook op deze factoren hoog scoren. Het samenspel van de hier opgesomde factoren maken het Caraïbisch gebied tot een paradijs voor grote drugsondernemers die zich van vliegtuigkoeriers bedienen. Natuurlijk zijn daarbij ook grote verschillen tussen eilanden. Er is nog nauwelijks vergelijkend onderzoek gedaan naar drugskoeriers in de Caraïben. Dergelijk onderzoek is onontbeerlijk om tot onderbouwde conclusies te komen over de vraag waarom het ene Caraïbische eiland er veel meer last van heeft dan het andere.
3.3.
Banden met de afzetmarkten en de impact van migratie
Er zijn relatief sterke banden tussen de Caraïben en de afzetmarkten, door het koloniale verleden, migratie naar Europa en de VS, en de huidige constitutionele relaties in de Franse en Nederlandse Antillen en Puerto Rico. In bepaalde opzichten zijn de niet-onafhankelijke Caraïben nog beter geschikt voor drugshandel dan de onafhankelijke Caraïbische staten. In de niet-onafhankelijke Caraïben heeft vrijwel de hele bevolking, via een Amerikaans, Frans, Brits of Nederlands paspoort, direct toegang tot de afzetmarkt. Mede daardoor zijn de migratienetwerken er veel uitgebreider dan in het geval van de
42
Watson 2000. Interview met Oostindie, sept. 2002. 44 De schrijfster Jamaica Kincaid (1995) geeft in A small place, een indringende beschrijving van deze thematiek op Antigua. 45 Onderzoek naar de politiemacht in Jamaica en Trinidad & Tobago wijst op grootschalige betrokkenheid van politiefunctionarissen bij criminele activiteiten (Dowd 1991, Harriott 2000:61). Voor een soortgelijk onderzoek naar de politie op de Nederlandse Antillen, zie Commissie Wiel 2000, of de samenvatting daarvan in Bovenkerk 2001: 189-90. 46 Zaitch 2002a:35-38. 43
16
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
onafhankelijke staten. Daarnaast hebben de eilanden een veel betere economische infrastructuur (vervoer, communicatie, financiële infrastructuur, etc). Daar staat tegenover dat de Caraïben die een constitutionele band hebben met een Westers land in potentie ook over grotere bestuurskracht beschikken. Maar die wordt in een aantal gevallen niet optimaal benut. Oorzaak is de vrij moeizame relatie met het moederland, waardoor een gezamenlijke aanpak van de drugseconomie vaak moeilijk van de grond komt. Dit is met name het geval in de Nederlandse Antillen en in mindere mate in Puerto Rico. In de Franse Antillen, die provincies van Frankrijk zijn, speelt dit veel minder een rol. 47 De bevolking raakt betrokken Via het politieke systeem raakt een deel van de lokale economische en politieke elite betrokken bij de drugseconomie. Drugsbazen willen immers medewerking hebben – of in elk geval geen tegenwerking – wanneer zij zich vestigen in een regio. De komst van buitenlandse drugsbazen leidt automatisch ook tot het betrokken raken van de lagere sociale lagen van de lokale bevolking, hetzij als werknemer, hetzij als kleine zelfstandige, hetzij als (passieve of actieve) medeplichtige. De meest lucratieve sector die zich in de jaren na 1980 in het Caraïbische gebied ontwikkelde was de doorvoer van cocaïne naar de groeimarkten in de VS en Europa. Smokkelorganisaties begonnen mensen te rekruteren in buurten waar de werkloosheid hoog was. In relatief korte tijd kregen de organisatoren van drugssmokkel een aanzienlijke hoeveelheid navolgers, die elk ook weer mensen om zich heen verzamelden. Het belang van de drugseconomie nam verder toe met de ontwikkeling van een lokale markt voor crack cocaïne.48 Voor veel mensen in de regio is betrokkenheid bij de drugseconomie een pure overlevingsstrategie. Paul Stares (1996:50) merkt op dat de motivatie om activiteiten in de drugseconomie te ontplooien minder te maken heeft met de verlokking van hoge verdiensten dan met de druk van de economische situatie en de noodzaak om op de een of andere manier inkomen te genereren. De werkloosheid is inderdaad een belangrijke factor. Een grote hoeveelheid mensen in de regio verwacht dat de overheid ingrijpt en hun vrije val stopt. Maar in het zicht van dalende belastingopbrengsten en stijgende overheidsuitgaven is de staat niet bij machte werkgelegenheid te creëren of uitkeringen te verzorgen. Tegen deze achtergrond van structurele werkloosheid lonken er tegelijkertijd economische perspectieven in de informele en de criminele sector. Steeds meer mensen, waaronder een hoog percentage laag opgele ide jonge mannen die geen legaal werk hebben, nemen hun toevlucht tot de illegale economie. 49 De impact van migratie De hoge werkloosheid is zonder meer een belangrijke reden waarom mensen in de drugseconomie betrokken raken. Maar het is niet de enige reden. De oriëntatie op Westerse landen (referentiekader) en de migratiedynamiek zijn eveneens cruciale factoren in de ontwikkeling van de drugseconomie. Migratie heeft grote gevolgen voor de sociale structuur van de samenleving vanwaar de migranten vertrekken. Traditioneel zijn er netwerken van wederzijdse hulp binnen de grootfamilie (extended family) en op het niveau van buurten. Deze netwerken functioneren als sociaal vangnet. Als veel mensen vertrekken worden de netwerken te klein. Het effect is niet dat ze dan nog maar voor de helft werken, maar dat ze instorten. De in tweeën geknipte, transnationale netwerken functioneren voor de achterblijvers niet meer (voldoende) als sociaal vangnet. Voor andere zaken zijn dergelijke netwerken echter wél heel geschikt. Drugshandel bijvoorbeeld.
47
In Frans Guyana is de macht van Parijs in het lokale bestuur de facto minder groot dan op Gouadeloupe en Martinique. In Frans Guyana spelen drugs en drugscriminaliteit dan ook een grotere rol. Telefoongesprek met Oostindie, 11-3-03 en e-mail dd. 17-4-03. Over de relatie tussen de Franse DOMs en Frankrijk, zie ook Klinkers 1999, Oostindie & Klinkers 2001, 2003, Burton 1993, 1995. 48 Klein 2001:199. 49 Klein 2001:198-200, Griffith & Munroe 1995, Harriott 2000.
17
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
Tabel 1.
Caraïbische migranten in de metropool
Land
Jaar
Bevolking thuis
Bevolking in metropool
Metropool
Puerto Rico Jamaica
1990 1990
3.522.000 2.404.000
Martinique Gouadeloupe N.A. + Aruba N.A. + Aruba Curaçao
1990 1990 1990 2000/2002 2002
2.652.000 685.000* 435.000* 175.000** 161.000** 75.000 ** 125.000 ** 125.000 ** #
U.S.A. U.S.A. Engeland Frankrijk Frankrijk Nederland Nederland Nederland
360.000 387.000 248.000 265.000 130.000
bevolking in metropool als % van totale bevolking 43% 19% 12% 33% 29% 23% 31% 40-45% # #
Bronnen: Zie Grosfoguel 1997:64. * inclusief volgende generaties en illegale immigranten. ** inclusief volgende generaties. Cijfers voor de Nederlandse Antillen en Aruba (bevolking thuis): Fourth Population and Housing Census Netherlands Antilles 2001, peildatum 2000. Cijfers voor Antilliaanse bevolking in Nederland in 2002, CBS Nederland, statline.cbs.nl. # Bevolking afkomstig van de Nederlandse Antillen en Aruba. Het overgrote deel hiervan is afkomstig van Curaçao. # # Schatting, op basis van cijfers CBS 2002 en beschrijving van de ontwikkelingen in de Antilliaanse migratie in Oostindie & Klinkers 2003, hoofdstuk 7.
Uit de tabel blijkt dat de migratie het hoogst is in die delen van het Caraïbisch gebied die een constitutionele relatie (paspoort) hebben met een Westers land. De cijfers voor de Nederlandse Antillen en Aruba samen geven overigens een scheef beeld, omdat de migratie uit Aruba praktisch nihil is, terwijl de migratie uit Curaçao de afgelopen tien jaar de vorm van een exodus heeft aangenomen. In de Nederlandse Antillen is de migratie lange tijd vrij beperkt gebleven. Maar sinds 1995 schiet het cijfer omhoog. In de periode 1997 – 2002 hebben 30.000 migranten, vrijwel allemaal afkomstig uit Curaçao, zich in Nederland gevestigd. 50 In het geval van de Curaçaose transnationale bevolking woont inmiddels bijna de helft in Nederland. Migratie verzwakt de lokale netwerken voor wederzijdse hulp. Daarentegen versterkt het de gerichtheid op Westerse consumptiestijlen. Het succes van de migrant wordt binnen de eigen groep in belangrijke mate afgemeten aan de luxe goederen die hij of zij kan tonen. Daardoor wordt een Westerse consumptiestijl ook in de thuislanden steeds meer de norm. Aan de Caraïbische kant gaat de norm van een Westerse consumptiestijl echter gepaard met het inkomen van een ontwikkelingsland. En voor de meeste migranten is het succesvol overkomen, via veelvuldige vakantiereizen naar huis en het etaleren van dure spullen, feitelijk niet te realiseren met wat ze aan legaal inkomen hebben. Door deze dynamiek is er aan beide kanten druk om op een snelle manier aan veel geld te komen. De transnationale familiebanden en/of andere typen netwerken zijn cruciaal voor de ontwikkeling van klein ondernemerschap in de drugseconomie. Veel individuen uit de transnationale bevolkingen zijn juist hierdoor potentieel in de positie zich op te werken van koerier tot kleine exporteur of importeur. Via hun netwerken kunnen ze niet alleen smokkelen, maar ook de detailhandel op de afzetmarkt organiseren. Mensen beginnen vaak als koerier voor een drugsorganisatie. Naar gelang ze succesvolle reizen maken, krijgen ze de beschikking over geld. Daarmee is er ook een sta rtkapitaal voor het opzetten van een eigen drugslijn. Het feit dat de straathandel in cocaïne in de betreffende Westerse landen voor een belangrijk deel in handen is van Caraïbische migrantengroepen bevestigt het belang van transnationale bevolkingsgroepen in dit laatste deel van de keten van drugshandel. In de VS is de straathandel grotendeels in handen van Jamaicanen, Puertoricanen en Dominicanen. In het Verenigd Koninkrijk 50
Zie Schrils 2002, Haan 2002, CBS 2002.
18
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
spelen Jamaicanen en andere Brits West-Indiërs een soortgelijke rol. In Frankrijk zijn het Antillianen die crack en andere cocaïne introduceerden.51 In Nederland is de straathandel in handen van Marokkanen, Antillianen en Surinamers.
3.4.
De strijd tegen de drugssector
In de loop van de jaren tachtig zagen de Caraïbische staten zich geconfronteerd met een snel in macht en omvang groeiende drugssector. Een aantal Caraïbische regeringsleiders begon de drugsbazen te zien als een ernstige bedreiging voor de soevereiniteit van de ministaatjes. Zij riepen de hulp van de internationale gemeenschap in, vanuit de overtuiging dat veel kleine Caraïbische landen het niet zelf konden opnemen tegen de overmacht van de drugssector.52 De VN ging zich met de strijd tegen drugs in de Caraïben bezig houden. Ook de VS en de EU droegen geld, mensen en materieel bij. Het leverde in zoverre het gewenste resultaat op dat de dreiging van een complete ‘overname’ door drugscriminelen verdween. Maar er waren ook onvoorziene neveneffecten. Axel Klein heeft de dilemma’s rond de drugsbestrijding in de regio scherp in beeld gebracht. Vrijwel alle Caraïbische staten ratificeerden de drie VN verdragen, waarvan de VN de naleving in de regio strikt controleert. Daarmee ontstond feitelijk een nieuw probleem, omdat in de regio traditioneel cannabisproducten worden gebruikt. In Jamaica, bijvoorbeeld, gebruikt 36% van de bevolking deze soft drugs. Volgens de VN verdragen moest niet alleen het cocaïnegebruik (crack) aangepakt worden. Ook de gebruikers van de traditionele soft drugs moesten streng vervolgd worden. In sommige landen werd dit zo voortvarend aangepakt dat de gevangenissen er vol zitten met mensen die jarenlange straffen uitzitten voor het in bezit hebben van een kleine hoeveelheid marihuana. De Westerse donors bleken bovendien minder geïnteresseerd in het aanpakken van de drugsproblemen van de regio zelf dan in het terugschroeven van de smokkel naar Westerse afzetmarkten.53 Een van de meest zichtbare effecten van het onder de leiding van de VN in de regio gevoerde drugsbeleid is een enorme groei van de gevangenisbevolking. In Jamaica is de situatie zo onhoudbaar geworden dat besloten is cannabisproducten te legaliseren. Die legalisering wordt echter nog opgehouden, omdat dit naar verwachting zal leiden tot zware sancties van de kant van de VN en de VS. Doordat de Caraïbische landen aan de VN-drugsverdragen gebonden zijn, is hun beleidsruimte heel beperkt. Inmiddels is er in de regio een omslag van harde repressie in de richting van beleid gericht op reductie van de vraag.54 Als er iets geleerd kan worden van het in de Caraïben gevoerde drugsbeleid van harde repressie, dan is het vooral hoe het niet moet. Als illustratie kan de drugsbestrijding in Puerto Rico dienen. Door de constitutionele banden is Puerto Rico een ideale plek voor de doorvoer van drugs naar de VS. Nadat de route via Panama was afgesloten, werd duidelijk dat de handel zich voor een deel naar Puerto Rico had verplaatst. Van alle drugs voor de VS markt kwam begin jaren negentig 30% via Puerto Rico en de US Virgin Islands binnen. Het kwam de VS dan ook heel goed uit dat het eiland in 1992 een proAmerikaans kabinet kreeg, dat bereid was grote inzet te leveren in de strijd tegen drugs. Naast het bedrag dat de kabinetten Rosselló I en II hier zelf voor vrijmaakten, stroomde er ruimschoots geld uit de VS binnen om de ‘war on drugs’ ter plaatse gestalte te geven. Het grootste bedrag was weggelegd voor de politie, die alleen al in de periode 1995-1997 dertig miljoen dollar extra kreeg. De programma’s voor preventie en hulp aan verslaafden waren veel bescheidener, maar liepen toch nog op tot een à twee miljoen dollar. Daarnaast kwamen er intensieve kustpatrouilles en een megaradar om de aanvoer beter te kunnen onderscheppen.55 51
Boekhout van Solinge 1996. Klein 2001. 53 Klein 2001. 54 Klein 2001. 55 Rodríguez Beruff 2000 52
19
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
De bestrijding van de lokale drugseconomie in Puerto Rico ging gepaard met - voor Europese begrippen althans - draconische maatregelen, zoals nachtelijke razzia’s in woonwijken met sociale woningbouw, waarbij het leger (inclusief groot materieel als helikopters) werd ingezet om huis na huis uit te kammen. Deze wijken werden vervolgens permanent afgegrendeld van de buitenwereld. Er kwam een politiepost bij de ingang, waar bewoners en bezoekers zich dienden te onderwerpen aan verhoor en controle. 56 Ondanks al deze maatregelen is de conclusie, na een ruim tien jaar durende en gestaag escale rende ‘war on drugs’, dat geen van de doelstellingen is gehaald. Noch de verkrijgbaarheid van drugs, noch het gebruik, noch het geweld dat de drugscultuur met zich meebrengt is in Puerto Rico zichtbaar verminderd. In geld uitgedrukt is drugs nu een van de grootste economische sectoren van Puerto Rico. De DEA becijfert dat er in Puerto Rico honderden organisaties werkzaam zijn in de drugseconomie. Het oprollen van enkele van deze organisaties zou als effect kunnen hebben dat de overblijvende organisaties versterkt worden.57 Daarnaast heeft de uitvoering van het beleid bedoeld om drugs te bestrijden een negatief effect gehad op de rechten van individuele burgers. Een van de mensen die dit constateert is een rechter (rechter Torruellas) van het Federale Gerechtshof in Puerto Rico, die duizenden drugszaken heeft behandeld en die aanvankelijk zelf een voorstander was van de harde lijn. Deze rechter uit ook zijn bezorgdheid over de afwezigheid van enig publiek debat over de jarenlange en grootschalige schending van burgerrechten in Puerto Rico. 58
3.5.
Balans en impact van de drugseconomie
Een onderzoeker die zich intensief met de drugssituatie in de regio heeft bezig gehouden is Ivelaw L. Griffith. Hij stelt, en hij onderbouwt zijn stelling met een aantal gedegen studies, dat deze eilanden in feite geen onafhankelijke staten meer zijn. Ze zijn in de greep van de drugssector zijn gekomen. 59 De vestiging van Colombiaanse en Westerse drugsbazen in de regio heeft geleid tot de ontwikkeling van een grote drugseconomie. De economische malaise en de migratie - en consumptiepatronen vormen de belangrijkste achtergronden waarom bewoners en de migranten van de Caraïben zich in de drugseconomie begeven. De drugsbestrijding volgens het recept van de VN houdt geen rekening met de voedingsbodem voor het probleem in de regio. Deskundigen pleiten nu voor een holistische, integrale aanpak. De beste verdediging tegen penetratie van drugs in de economie is het op gang krijgen van legale economische ontwikkeling, stellen zij. Ook reductie van de vraag naar cocaïne (in de Caraïben zelf en in het Westen) is een belangrijk punt. 60 De impact die de drugseconomie heeft op de Caraïbische regio is overwegend negatief: corruptie, criminaliteit, uitputting van het overheidsbudget, sociale en morele malaise. Naast de corruptie draagt ook het schenden van de rechten van individuele burgers bij tot verloedering van de rechtsstaat en de democratie. De sociale malaise wordt deels veroorzaakt doordat er geen geld is voor economische ontwikkeling, onderwijs en armoedebestrijding. Het overheidsbudget gaat op aan aflossing van schulden en aan het bestrijden van drugscriminaliteit. Het gebruik van drugs neemt toe, mede doordat een deel van de koeriers in cocaïne wordt betaald en dat vervolgens op de lokale markt probeert te verkopen. In de morele malaise speelt ook het feit dat de drugsdealer, die met zijn dure auto en trendy outfit een toonbeeld van maatschappelijk succes lijkt te zijn, steeds meer het rolmodel wordt voor de werkloze jeugd. De drugseconomie heeft ook wat voordelen: Er komt geld in omloop, dat in de lokale 56
Kerkhof 2000:26 Rodriguez Beruff 2000:179. 58 Rodriguez Beruff 2000:172, 177 59 Griffith 1993, 1997, Griffith & Munroe 1995 60 Griffith 2000, Bernal et al. 2000, Klein 2001, Rodríguez Beruff 2000 57
20
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
economie wordt gepompt. Maar het meeste drugsgeld vloeit af naar het buitenland. De nadelen van de drugseconomie zijn vele malen groter dan de voordelen. 61 Een deel van de mensen die als koerier starten gaat na verloop van tijd voor zichzelf beginnen in de drugseconomie. Anders dan in Latijns-Amerika, zijn veel inwoners van het Caraïbisch gebied (zowel autochtonen als Westerse migranten die zich in de regio hebben gevestigd) potentieel in de positie om zelf kleine exporteur te worden, doordat ze contacten hebben in het afzetland. Degenen die als migrant in de afzetmarkt wonen zijn, door hun transnationale netwerk, eveneens potentieel in staat importeur te worden en/of de detailhandel te organiseren. Er moet dan ook van uit gegaan worden dat het aantal kleine Caraïbische exporteurs en importeurs – en daarmee de stroom koeriers uit deze regio – gestaag zal blijven groeien, tenzij er effectief beleid komt om dat te voorkomen.
61
Klein 2001:199, Griffith & Munroe 1995:367, Harriott 2000:23
21
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
4. De drugseconomie van het Koninkrijk der Nederlanden Een groot deel van de cocaïnekoeriers die op Schiphol landen reist vanaf of via de Nederlandse Antillen. In het vorige hoofdstuk is gesteld dat de niet-onafhankelijke Caraïben in veel opzichten nog aantrekkelijker zijn voor de grote drugsbazen dan de onafhankelijke Caraïben. De concentratie van drugscriminelen en drugskoeriers binnen het Koninkrijk lijkt deze stelling te bevestigen. Maar, zoals hierboven al werd gesteld, niet alle niet-onafhankelijke Caraïben hebben er in gelijke mate last van. Frans Guyana, dat moeilijk te bewaken grenzen heeft en waar bovendien de macht van Parijs in het lokale bestuur de facto minder groot is dan op de Frans-Caraïbische eilanden, heeft veel last van drugs en criminaliteit. De Franse eilanden staan er op dit vlak veel beter voor, ook in vergelijking met Puerto Rico en de Nederlandse Antillen en Aruba.62 Dit hoofdstuk beschrijft eerst de situatie binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Daarnaast bevat het een vergelijking van het beleid dat andere Westerse en Caraïbische landen of gebiedsdelen voeren of gevoerd hebben. Het volgende hoofdstuk omvat een verkenning van de beleidsruimte en de globale beleidsopties binnen het Koninkrijk op het vlak van de koeriersproblematiek. Wat de situatie in het Koninkrijk der Nederlanden betreft is het niet mogelijk een volledig beeld van alle betrokken gebiedsdelen te geven. Het verhaal zal hoofdzakelijk gaan over Nederland, Aruba en Curaçao. Maar het is duidelijk dat Sint Maarten ook een sleutelrol heeft in de drugseconomie van het Koninkrijk. Helaas moet de positie van Sint Maarten, dat ook interessant is vanwege de vliegverbindingen met Frankrijk en de VS, hier onbelicht blijven.
4.1.
De globale positie van de Antillen in de drugseconomie
Hoe passen de Nederlandse Antillen en Aruba in de schets van de Caraïben die in het vorige hoofdstuk is gegeven? Heel kort samengevat is het op Aruba, Curaçao en Sint-Maarten erger dan gemiddeld. Bonaire is lang probleemloos geweest, maar glijdt sinds de zomer van 2002 snel af. In feite sinds de KLM tussenlandingen op het eiland begon te maken. (Saba en Sint Eustatius tenslotte, zijn zo klein dat niemand ze ooit noemt). Binnen het Caraïbisch gebied is Aruba in andere zin wel een grote uitzondering. Aruba heeft momenteel geen werkloosheid en de toeristensector floreert. De bevolking groeit snel, doordat de momenteel goed draaiende economie migranten aantrekt.63 De drugseconomie van de Antillen kan niet los gezien worden van die van Nederland en/of de rest van de wereld. De Nederlandse Antillen produceren zelf geen cocaïne. De eilanden fungeren als doorgeefluik. De top van de drugssector werkt transnationaal. Binnen de grenzen van het Koninkrijk is eveneens sprake van een transnationaal gebeuren. Daarnaast zijn er, zoals hieronder zal blijken, vanuit Nederland en de Antillen vele grotere en kleinere importeurs en exporteurs bezig, die zelf drugs halen of brengen, of dat via koeriers laten doen.
4.2.
De groeimarkt voor cocaïne in Nederland en Europa
Zowel in Nederland als in andere landen van de EU is de vraag naar cocaïne de afgelopen jaren flink gestegen. Hoe sterk de vraag stijgt is voor een illegale sector natuurlijk moeilijk te bepalen. Uit een enquête van het CEDRO (op basis van self-report van gebruik) komt naar voren dat in 2001 2,9% van de Nederlandse bevolking aangaf ooit cocaïne te hebben gebruikt. Vier jaar eerder was dat nog 2.1%. 62
Interview met Oostindie d.d. 9-9-02 en aanvullend telefoongesprek, 11 maart 2003. Interview met Boekhout van Solinge d.d. 5-9-02. 63 Voor de demografische ontwikkelingen op Aruba, zie Eelens 2002; voor de economie zie Haan 2002.
22
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
In de leeftijdsgroep van 20-24 jaar steeg het percentage ‘ooit gebruikers’ het hardst: van 3,9% in 1997 naar 8,6% in 2001. In vier jaar tijd is het aantal jonge twintigers dat aangeeft ooit cocaïne te hebben gebruikt dus meer dan verdubbeld. Overigens houdt driekwart van deze ‘ooit gebruikers’ er vrij snel weer mee op. 64 Inmiddels is cocaïnegebruik onderdeel van de uitgaanscultuur van een steeds grotere groep jongeren in Nederland. 65 Naast het recreatief gebruik groeit het cocaïnegebruik van verslaafden. Veel heroïneverslaafden nemen cocaïne als aanvulling op methadon. Een andere categorie verslaafden zijn de rokers van crack (ook wel bekend onder de namen base en gekookte coke), dat geldt als typisch voor gettocultuur en gemarginaliseerde etnische groepen. Onder de crack gebruikers zijn veel Antillianen. 66 Het ‘laatste maand’ gebruik (een indicatie voor regelmatig gebruik) onder de Nederlandse bevolking van 12 jaar en ouder verdubbelde tussen 1997 en 2001 van 0,2% naar 0,4% (CEDRO 2002). De trend in Europa is min of meer hetzelfde: stijgend cocaïnegebruik. 67 Met de snel stijgende vraag spreekt het vanzelf dat ook de aanvoer snel stijgt. De inschatting van Zaitch is dat de markt voor cocaïne in Nederland vrijwel geheel wordt voorzien via drugskoeriers.68
4.3.
De top: transnationale drugsondernemers
De Colombiaanse informanten uit de Nederlandse en Colombiaanse drugsscene die Damián Zaitch van informatie hebben voorzien, beschrijven vooral Aruba en Curaçao als belangrijke internationale ontmoetingspunten voor drugsondernemers. Veel grote drugdeals worden daar gesloten. Het gaat dan meestal om doorvoer naar de VS en Europa. Aruba en Curaçao zijn door hun geografische ligging en de prima verbindingen erg geschikt voor de overslag van cocaïne vanuit Colombia. Via scheepvaart of luchtvaart wordt het naar de afzetmarkt verstuurd. Beide eilanden hebben een grote Latijnsamerikaanse gemeenschap. Door huwelijken met Antillianen komen er steeds meer familiebetrekkingen met de buurlanden Colombia en Venezuela.69 Sint-Maarten, waar de bevolking Engels spreekt, is minder aantrekkelijk voor Latijns-Amerikanen, maar des te aantrekkelijker voor Engelstalige criminelen. De drugstop op de Nederlandse Antillen en Aruba bestaat, volgens de beschikbare literatuur en de deskundigen die hier iets over wisten te vertellen, in de eerste plaats uit Colombianen en Nederlanders.70 Daarnaast worden nog andere nationaliteiten genoemd: Venezolanen, Nigerianen, Haïtianen en Dominicanen. Op Aruba en Sint Maarten is in de jaren tachtig de Italiaanse, Turkse en Russische maffia neergestreken. Ook deze criminelen spelen een rol in de drugseconomie. 71 Alles bij elkaar dus een heel internationaal gezelschap, waarin één groep lijkt te schitteren door afwezigheid: Antillianen. De twee geïnterviewde deskundigen op het vlak van drugscriminaliteit zijn er vrij stellig in: onder de grote drugsexporteurs die op de Nederlandse Antillen actief zijn is waarschijnlijk geen Antilliaan en mogelijk ook geen Arubaan te vinden. Antillianen en Arubanen spelen waarschijnlijk wel een faciliterende rol voor de buitenlandse drugsondernemers. Ook op lagere
64
CEDRO 2002. De non respons van de self-report enqête is 50%. (interview met Dr. Hendrien Kaal, dd. 9-9-02. Het werkelijke gebruik kan dus anders zijn. Het meest waarschijnlijke is dat het gebruik hoger ligt, omdat aangenomen kan worden dat juist in de non-repsons groep extra veel cocaïnegebruikers zitten. 65 Korf en Nabben 2002 66 Bovenkerk 2001. 67 Interviews met Kaal, dd. 9-9-02, Boekhout van Solinge, dd. 5-9-02 en Zaitch, dd. 18-10-02. 68 Interview met Zaitch, d.d. 18-10-02. 69 Zaitch 2002b:15. Eelens 2002. 70 Van den Heuvel (2002:33-4) baseert deze conclusie op “politiebronnen” op de Antillen, die stellen dat de organisatiegraad binnen het Antilliaanse criminele milieu niet hoog genoeg is voor dergelijke transacties. Ook Bovenkerk (2001) en Zaitch (interview) schatten in dat Antillianen geen rol van betekenis spelen in de grote drugstransporten. 71 Zie bijvoorbeeld Zaitch 2002b, Bovenkerk 2001, Ilegems & Sauviller 1995, van den Heuvel 2002.
23
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
niveau’s zijn ze actief, als ronselaar, pusher, kleine exporteur of importeur, ‘kindermeisje,’ koerier of straathandelaar. 72 Wat de top van de drugssector betreft is het globale beeld dus dit: de transnationale georganiseerde misdaad gebruikt de Nederlandse Antillen en Aruba als ontmoetingsplaats en als springplank voor het vervoer naar de diverse afzetmarkten. Een deel van deze drugscriminelen richt zich op de Nederlandse markt, via het ronselen van drugskoeriers.
4.4.
De drugseconomie op Aruba: de rol van de lokale elite
De ontwikkeling van de drugseconomie op Aruba is vrij uitgebreid gedocumenteerd. 73 Sinds 1980 heeft een groot aantal drugsbazen zich gevestigd op Aruba, Curaçao en Sint Maarten. In het vorige hoofdstuk is beschreven hoe de vestiging van grote drugsbazen automatisch leidt tot het betrokken raken van leden van de lokale elite. De politieke cultuur van patronage en cliëntelisme speelt hierbij een cruciale rol. Die politieke cultuur is in de niet-onafhankelijke Caraïben ook goed ontwikkeld. Voor de drugssector is die verstrengeling van economische en politieke macht een gunstige omstandigheid. Via een alliantie met slechts enkele machtige lokale spelers ontstaat immers een grote luwte voor het ongestoord kunnen ontplooien van criminele activiteiten. Veel onderzoek dat de afgelopen jaren op Aruba is gedaan bevestigt het hier opgeroepen beeld. De Commissie De Ruiter signaleerde in 1996 dat een klein aantal spelers op Aruba elkaar de lucratieve contracten voor overheidsprojecten toeschuift. Nader onderzoek naar vier grote projecten door de Arubaanse en de Nederlandse Rekenkamer leverde niet alleen bewijs op voor “ondoelmatig en onrechtmatig handelen” van bewindspersonen, maar ook de constatering dat “internationaal bekende dubieuze figuren ongehinderd en ongestraft een rol hebben kunnen spelen bij verschillende projecten.”74 Journalisten die navorsingen hebben gedaan op Aruba stellen de kwestie in directere bewoordingen: Aruba wordt bestierd door enkele rijke families, die hun macht gebruiken ten gunste van Zuid-Amerikaanse en Europese misdaadorganisaties.75
4.5.
Geweld en bedreigingen op Curaçao
Ook Curaçao staat in de wereld van de georganiseerde misdaad prominent op de kaart. Het eiland heeft een enorme drugseconomie.76 Desondanks wordt de georganiseerde misdaad er, zo stelde Bovenkerk in 2001, nauwelijks vervolgd. En dat terwijl het in een kleinschalige gemeenschap helemaal niet zo moeilijk moet zijn om erachter te komen wie de top en het middenkader van de drugssector vormen. De pushers, bijvoorbeeld, zijn zo te identif iceren. Zij hebben dure auto’s en ontvangen op vaste plekken klanten. 77 Maar de medaille van kleinschaligheid heeft natuurlijk ook een andere kant, die eveneens belicht dient te worden. Corruptie en bedreiging, bijvoorbeeld, zijn in een kleinschalige samenleving uiterst effectief. De vraag is in welke mate dit het functioneren van overheidsdiensten belemmert. Het zijn op 72
Interview met Bovenkerk, d.d. 15-7-02 en Zaitch 18-10-02. Zie ook het volgende citaat, uit Bovenkerk (2001:164): “Voor zover nu ontdekt zijn de organisatoren Zuid-Amerikanen (Colombianen), Nederlanders, of mensen van andere nationaliteiten, maar geen Antillianen.” 73 Zie b.v. Zaitch 2002b:15-16, Bartelink 2002, Ilegems & Sauviller 1995:243-290, Van den Heuvel 2002:15-66, Comision di Berdad 2002.. 74 Een kwestie van mentaliteit; bestuur en integriteit op Aruba. Eindrapport van de Comision di Berdad, 2002. Een deel van dit rapport is opgenomen in: van den Heuvel 2002:172-184. 75 Ilegems en Sauviller1995: 243-290, van den Heuvel 2002:67-81. 76 Zie b.v.Bovenkerk 2001:160-96, Zaitch 2002b:15-16, Bartelink 2002, Ilegems & Sauviller 1995:243-290, Van den Heuvel 2002:15-66. 77 Bovenkerk 2001:190
24
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
Curaçao in elk geval geen loze dreigementen, zoals de ervaringen van het Douanerechercheteam op Hato leren. Op 29 juli 2002 werd een zeer ervaren douanier, die bekend stond als een symbool van plichtsbetrachting en integriteit, thuis beschoten en in zijn kaak geraakt. Volgens de politie was het vrijwel zeker wraakneming van drugscriminelen die hij in hun activiteiten had gehinderd. In de nacht van 2 op 3 augustus werd de woning van een ander lid van het team beschoten. Er werd niemand geraakt. Ook het gebouw waar het douanerechercheteam werkt wordt met enige regelmaat beschoten.78 Bij aanslagen op leden van het Douanerechercheteam zijn in principe natuurlijk ook andere interpretaties, zoals afrekeningen in het criminele circuit, mogelijk. Maar dat er op Hato sprake is van een bedreigende situatie staat, volgens observatoren ter plaatse, wel vast. De journalist John van den Heuvel stelt: “Wie op Hato werkt en niet wil meehelpen met smokkelen van cocaïne naar Nederland, loopt een groot risico slachtoffer te worden van wraakacties door de Curaçaose onderwereld.” Hij concludeert ook dat er op Hato een soort guerrillaoorlog gaande is, tussen drugsbendes en degenen die de koeriers moeten ontmaskeren.79 In een dergelijke ‘oorlogssituatie’ is het nauwelijks vreemd te noemen wanneer mensen die niet voor een beroep als militair in de frontlinie hebben gekozen, hun persoonlijke veiligheid boven hun ambtelijke plichten zouden stellen. Het is eerder wonderbaarlijk dat zo veel mensen op de Antillen niet toegeven aan bedreiging. Hierboven is al gesteld dat er op de Antillen veel welwillende, moedige mensen bezig zijn met de strijd tegen de drugs – een feit dat niet genoeg benadrukt kan worden. De positie van deze welwillenden is buitengewoon moeilijk. Zij kampen niet alleen met de dreiging van drugsbendes, maar ook, naar men mag aannemen, met collega’s die (uiteraard zonder dat hardop uit te spreken) zwichten onder de dreiging, of nog een stap verder gaan en zich laten betalen voor het passief of actief diensten verlenen op het vlak van drugshandel en transport. Een van de geïnterviewde Antilliaanse deskundigen stelt dat de situatie op Curaçao in bestuurlijk opzicht al door de bodem heen gezakt is. Politici die er wat aan zouden willen veranderen hebben geen instrumenten meer tot hun beschikking. De overheidsdiensten zijn corrupt. De bestuurlijke systemen werken niet meer.80 Een onderzoek uit juli 2002 van de Commissie Wiel illustreert deze stelling voor het korps Politie Nederlandse Antillen. Het (vertrouwelijke) rapport, getiteld Un Bon Pais Tin Bon Polis, schetst, volgens de samenvatting van Frank Bovenkerk, een beeld van een gedemoraliseerd korps, met een zwak hoger management. Een deel van de agenten is op alle mogelijke manieren met drugs bezig: gebruik, verkoop, transport in dienstauto’s, wegsluizen van criminele verdiensten, beroving en afpersing van handelaren. Andere activiteiten van agenten zijn, volgens het rapport, inlichtingen geven aan criminele groeperingen, verkopen van vergunningen, tegen betaling toelaten van vreemdelingen op de eilanden, inbraak en wapenhandel. 81 Het snel stijgende moordcijfer onderstreept nog eens hoe stevig de drugseconomie Curaçao in haar greep heeft. Tussen 1996 en 2000 schommelde het aantal moorden tussen de 13 en 17 per jaar. In 2001 steeg het cijfer naar 20. En in de eerste negen maanden van 2002 waren het er maar liefst 36 – voor het merendeel liquidaties in de drugssfeer.82 Een relevante vraag is hoeveel van deze liquidaties te maken hebben met het koeriersgebeuren. Is het zo dat met de massale toename van het aantal mensen dat in de drugseconomie terecht komt, het drugsgeweld navenant toeneemt? Het is een vraag die hie r open moet blijven, maar die zeker een antwoord verdient.
78
Amigoe 30-8-02, NRC Handelsblad 30-8-02, van den Heuvel 2002:28. Van den Heuvel 2002: 27. Ook uit Amigoe krijgt men overigens dit beeld. 80 Vanwege de kleinschaligheid van de Nederlandse Antillen en de Antilliaanse gemeenschap in Nederland heb ik ervoor gekozen dit type uitspraken van de Antilliaanse deskundigen anoniem te houden. EK. 81 Rapport van de Commissie Wiel, 2001, in de samenvatting van Bovenkerk 2001:189-90. 82 Van den Heuvel 2002:29. 79
25
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
4.6.
Herkomst van de koeriers op de “Antillenvluchten”
Wie zijn die geschatte 500 koeriers per week (zie Vooraf ) die vanaf of via de Nederlandse Antillen richting Schiphol komen? Een cruciale vraag, die helaas niet goed te beantwoorden is. Er is voor dit rapport over drugskoeriers geen onderzoek mogelijk geweest op de Antillen. Daardoor blijft het beeld van de koeriersproblematiek sowieso onvolledig, en wellicht ook een beetje scheef getrokken. Van het aantal geweerde koeriers bij de pre-flight controles op Hato is in Nederland geen enkele nadere specificatie bekend. Dat betekent dat de analyse en het profiel van de koeriers dus onvolledig zijn. Daarnaast kan het gebruik van selectiemethoden een vertekend beeld geven, waardoor de cijfers van de aangehouden koeriers mogelijk niet representatief zijn voor de totale groep cocaïnekoeriers die op Schiphol vliegt. De cijfers die hieronder genoemd worden kunnen in feite niet los van de analyse en de hypotheses op basis waarvan ze tot stand zijn gekomen gebruikt en/of verspreid worden. Op basis van de gegevens van de koeriers die sinds 2000 op Schiphol zijn aangehouden kan in elk geval wel de conclusie worden getrokken dat het koeriersgebeuren vanaf de Antillen voornamelijk met Nederlandse paspoorten gebeurt. In 2000 had 83% van de op Schiphol aangehouden koeriers een Nederlands paspoort. In 2001 was er een piek in Nigeriaanse koeriers, waardoor het aandeel houders van een paspoort van het Koninkrijk daalde tot 58%. In 2002 (na de invoering van visumplicht voor Nigerianen), had 79% van de koeriers een Nederlands paspoort. Van de groep uit 2002 woont 49% in Nederland en 31% op de Antillen. Een verdere uitsplitsing van de 49% die in Nederland woont naar geboorteplaats maakt duidelijk dat het overgrote deel migrant is: 66% komt oorspronkelijk uit Curaçao, 17% is geboren in Nederland, 9% uit Suriname, 3% komt uit Aruba, 3% van Bonaire en 3% zijn Dominicaanse Nederlanders. In hoeverre er in de groep van 17% die geboren is in Nederland “tweede generatie migranten” zijn is uit de cijfers niet op te maken. Maar volgens bronnen bij de Politie bestaat de “geboren in Nederland” groep voor een groot deel uit 2e generatie migranten uit de genoemde groepen. 83 Bij elkaar geteld kom ik op basis van deze cijfers tot de conclusie dat in het jaar 2002 minimaal twee van de drie aangehouden koeriers op de Antillenvluchten inwoner van de Antillen of eerste generatie Antilliaanse migrant in Nederland is.84 Voor alle duidelijkheid nogmaals, dit percentage van 66% van de in 2002 aangehouden koeriers op de Antillenvluchten betreft dus niet het aandeel van Antillianen in het totale aantal koeriers dat via Schiphol reist. Een deel daarvan komt immers vanuit andere bestemmingen. Zoals hierboven al werd gesteld is het cijfer niet representatief voor het totale aantal actieve koeriers, omdat de pakkans voor koeriers die op de ‘Antillenvluchten’ reizen door de intensieve controle waarschijnlijk groter is dan op andere vluchten. Hoe dan ook zijn er ongelofelijk veel Antillianen drugskoerier. In het deel Vooraf is aangegeven dat er rekening gehouden wordt met 500 koeriers per week op vluchten vanaf of via de Nederlandse Antillen. Als hiervan 2/3 deel Antilliaan zou zijn, en er zouden (dat is overigens niet aannemelijk) geen recidivisten bij zijn, zou dit ruim 17.300 Antilliaanse koeriers op jaarbasis opleveren. Vrijwel al deze koeriers zijn woonachtig op Curaçao of zijn Curaçaose migranten in Nederland. Omgerekend kom je dan op ruwweg 7% van de Curaçaose transnationale gemeenschap die zich als drugskoerier met de smokkel van cocaïne bezighoudt. 85 De maatschappelijke impact is natuurlijk nog veel groter, omdat al deze koeriers, op Curaçao en/of in Nederland, via familie of andere relaties van loyaliteit verbonden zijn met de bredere samenleving. Het cijfer van 7% is slechts het resultaat van een op hypotheses gebaseerde rekensom, herhaal ik nog maar eens, onder verwijzing naar wat in de vorige alinea’s is gezegd over de onvolledigheid en de biases van de cijfers. Maar ook als hypothese of indicatiecijfer is het zonder meer alarmerend, zeker wanneer men in aanmerking neemt dat degenen die zich met andere vormen van drugsactiviteiten bezig houden in dit percentage niet inbegrepen zijn. 83
Bron: cijfers van de Koninklijke Marechaussee Schiphol. Aanvullende informatie uit diverse politiebronnen. Op basis van de in 2002 aangehouden koeriers is 66% geboren op de Antillen (=31% + [66+3+3 % van 49%]= 35%). Daar zouden de in Nederland geboren Antilliaanse koeriers feitelijk nog bij opgeteld moeten worden. 85 Op Curaçao wonen ongeveer 130.000 mensen, in Nederland 125.000 Antillianen (inclusief afstammelingen), die voor het overgrote deel uit Curaçao afkomstig zijn. Aruba (90.000 inwoners) en de andere vier eilanden laat ik in deze vergelijking buiten beschouwing, omdat daar veel minder koeriers vandaan komen. 84
26
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
Hoe raken al die Antilliaanse mensen betrokken in het koerieren? Worden zij als zij op familiebezoek zijn op de Antillen door een grote of kleine drugsondernemer gerekruteerd om naar Nederland te vliegen? Reizen zij zelf naar de Antillen om drugs te halen die ze in Nederland verhandelen? Worden zij in Nederland geronseld? Zijn het ‘verse’ migranten die de oversteek naar Nederland als koerier gemaakt hebben en dat werk zijn blijven doen? Driekwart van de aangehouden Antilliaanse koeriers zijn mannen jonger dan dertig ja ar, dat weten we in elk geval. Wat betreft de Antilliaanse koeriers blijven er legio vragen open, die door gebrek aan kwalitatieve data niet goed beantwoord kunnen worden. Wel duidelijk is in elk geval dat er alle reden is tot grote bezorgdheid over de (relatief) enorm grote hoeveelheid Antillianen die betrokken is bij het koerieren van drugs.
4.7.
De vage grens tussen koeriers en migranten
Frappant is het aandeel van de Curaçaose transnationale bevolking in de groep Antilliaanse koeriers. Van Aruba (90.000 inwoners) komen nauwelijks koeriers. Het koerierspatroon wordt nog interessanter als de migratiecijfers en de werkloosheidscijfers er naast gelegd worden. Tabel 2
Aruba Curaçao
Migratie, werkloosheid en geboorteplaats van in Nederland wonende aangehouden Antilliaanse cocaïnekoeriers Migratie naar Nederland 1998-2002 - # 30.000 **
Werkloosheid Leeftijd 15-30 in jaar 2000 0,6 % 30 %
Aangehouden koeriers naar geboorteplaats* 3% 66 %
*Peiljaar 2002. Percentages afkomstig van de Koninklijke Marechaussee Schiphol. ** Bron: CBS Nederland. # Geen exact cijfer bekend, maar volgens schatting praktisch nihil. Bronnen: CBS (migratie), Census Aruba 2001 (werkloosheid), Census Nederlandse Antillen 2001 (werkloosheid). De gegevens over de in 2002 op Schiphol aangehouden koeriers zijn van de Koninklijke Marechaussee, Schiphol.
In de periode 1998 – 2002 hebben 30.000 Antilliaanse migranten zich in Nederland gevestigd. 86 Zoals hierboven al is vermeld komen die vrijwel allemaal uit Curaçao. De economische malaise en de hoge werkloosheid 87 zijn de belangrijkste oorzaak van de massale migratie die rond 1995 op gang kwam. 88 Dezelfde factoren liggen waarschijnlijk ook ten grondslag aan het massale koerieren. De cijfers van Aruba kunnen als vergelijking dienen. De werkloosheid is op Aruba praktisch nul. De migratie uit Aruba eveneens. Voor drugsorganisaties zal het op Aruba vrij moeilijk zijn om lokale koeriers te ronselen. Ook omdat de sociale cohesie en de sociale controle, volgens Oostindie, op Aruba groter zijn dan op Curaçao. De migratienetwerken met Nederland zijn in het geval van Aruba eveneens veel minder sterk ontwikkeld. Er zullen dus ook minder kleine Arubaanse importeurs vanuit Nederland actief zijn. Op grond van de parallel tussen het migratiepatroon en het koerierspatroon van Curaçao en Aruba, kan gesteld worden dat in het geval van Curaçao de grens tussen migranten en koeriers eigenlijk niet zo 86
CBS 2002. Voor Curaçao is het werkloosheidscijfer voor mannen in achtereenvolgens de leeftijdsklasse 15-19 jaar, 20-24 jaar en 2529 jaar, 41%, 26% en 17%. Voor vrouwen in dezelfde leeftijdscategorieën zijn de cijfers 51%, 32% en 18%. Peildatum 2000. Bron: Fourth Population and Housing Census Netherlands Antilles 2001, vol 2:192. 88 Bovenkerk 2001:167, Haan 2002, Oostindie 2002, Schrils 2002. 87
27
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
scherp is te trekken. Wanneer jaarlijks zes procent van de bevolking vertrekt, zoals de afgelopen drie jaar in Curaçao is gebeurd, dan spreekt dat boekdelen over de diepte van het economische dal waarin de bevolking gevangen zit. Het ligt voor de hand dat een deel van de mensen die het hoofd niet meer boven water kunnen houden evenmin geld heeft om een ticket naar Nederland te betalen. Het koerierschap wordt dan de “oplossing” om uit de problemen te komen. Onder de Antilliaanse koeriers die op Schiphol worden aangehouden en vervolgens berecht, zijn bovendien, zo blijkt uit gesprekken met advocaten, ook migranten tegen wil en dank. Hun ticket wordt verbeurd verklaard. Na vrijlating hebben ze dus voorlopig geen andere optie dan maar in Nederland te blijven. 89 Ook voor de Antillianen aan de Nederlandse kant van de drugslijnen geldt dat de motieven om koerier te worden onvoldoende bekend zijn, terwijl er vragen te over zijn. Zijn er veel “verse” migranten onder de koeriers? Hoe is de opvang van die enorme stroom migranten in Nederland eigenlijk geregeld? Zijn er veel crack gebruikers onder de nieuwe migranten? In hoeverre zijn die gebruikers/verslaafden verantwoordelijk voor de import van cocaïne vanuit Nederland en/of de stijgende vraag naar cocaïne in Nederland? Er zijn nog veel meer van dit soort vragen te stellen. De omstandigheden waaronder inwoners van met name Curaçao en Curaçaose migranten in Nederland drugskoerier worden verdienen nader onderzoek. Een andere vraag die aandacht verdient is hoe het op de andere eilanden van de Nederlandse Antillen met migranten en koeriers is gesteld. De migratie van de afgelopen jaren omvat overigens ook een aanzienlijk deel goed opgeleide Antillianen. Daarnaast is opgemerkt dat jonge Antillianen die in Nederland studeren niet meer terugkeren naar hun geboorteland, vanwege de slechte economische perspectieven daar. De gevolgen van deze brain-drain op de Antilliaanse samenlevingen verdienen eveneens aandacht. Wat in elk geval vast staat, is dat de Antilliaanse gemeenschap in Nederland de komst van 30.000 migranten in een paar jaar tijd niet probleemloos kan verwerken.90 Vooral de laag opgeleide Antilliaanse migranten hebben in Nederland veel aanpassingsproblemen. Zij vinden hun draai veel moeilijker dan Surinamers uit dezelfde sociale klasse. Surinaamse immigranten spreken Nederlands, Antilliaanse immigranten niet. Hoewel er vrij veel succesvolle Antillianen in Nederland zijn, blijken er vooral bij de laagopgeleide nieuwkomers veel problemen te zijn. 91 De criminaliteit onder de Antilliaanse bevolking in Nederland is waarschijnlijk mede daardoor alarmerend hoog. Wie een goed beeld wil krijgen van de Antilliaanse criminaliteit in Nederland zou er de rechtszaken, of de onthutsende publicaties die op dit vlak zijn geschreven, er eens op na moeten slaan.92 Een relevante vraag is overigens in hoeverre de hoge criminaliteitscijfers betrekking hebben op drugskoeriers en drugshandel. Door de scherpe controle op Antillenvluchten hebben Antillianen immers een veel grotere kans om aangehouden te worden dan koeriers die op sommige andere vluchten opereren.
4.8.
Conclusie en prognose drugseconomie en koeriersproblematiek
Sinds de jaren tachtig gebruikt, volgens de beschikbare bronnen en literatuur, de transnationale georganiseerde misdaad de Nederlandse Antillen en Aruba als ontmoetingsplaats en als springplank voor het vervoer naar de diverse afzetmarkten. Een deel van deze drugscriminelen richt zich op de Nederlandse markt, via het ronselen van drugskoeriers. Daarnaast is een groeiend leger van kleine importeurs en exporteurs bezig met de smokkel van cocaïne naar Nederland. Het globale beeld van de situatie binnen het Koninkrijk is vrij helder. Er is in Nederland een snel stijgende vraag naar cocaïne. In die vraag wordt waarschijnlijk voornamelijk voorzien door de cocaïne 89
Interview met Mr. B. de Groot, advocaat te Haarlem, dd. 15-10-02 en met Mr. N.C. van Bellen, advocaat te Rotterdam, d.d. 24-2-03. 90 Zie hierover b.v. Schrils 2002, Adviescommissie Antilliaans Medeburgerschap in Nederland, 2001. 91 Van Hulst 1997, Bovenkerk 2001, Adviescommissie Antilliaans Medeburgerschap in Nederland 2001, Schrils 2002. 92 Zie bijvoorbeeld Bovenkerk (2001), van Hulst (1997), van San (1998) en van der Torre & Hulshof (2000). Zie ook NRC Handelsblad, Themabijlage gevangenis, 19-1-03.
28
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
die via drugskoeriers op Schiphol wordt aangevoerd. De prognose is dat een verder stijgende vraag zal leiden tot een parallel daaraan stijgend aantal koeriers. Tenzij er een effectief beleid komt om het aantal koeriers vanaf de Nederlandse Antillen drastisch te beperken. De opkomst van de Antilliaanse drugskoerier loopt parallel met de massale migratiestroom van Curaçao naar Nederland. De grens tussen migranten en koeriers is in feite niet scherp te trekken. Enkele cruciale factoren die in de migratiedynamiek een rol spelen zijn in het vorige hoofdstuk al genoemd, zoals het instorten van de netwerken van wederzijdse hulp als te veel mensen vertrekken en de Westerse referentiekaders en consumptiepatroon. De Curaçaose bevolking is anno 2003 bijna 50/50 verdeeld over Curaçao en Nederland. Op grond van het migratiepatroon bij andere Caraïbische groepen moet ervan uitgegaan worden dat de relatief grote hoeveelheid Curaçaose migranten in Nederland een blijvend gegeven is. De aanwezigheid van een grote hoeveelheid migranten in Nederland zal ook de orië ntatie op Nederland van de bevolking die in Curaçao achterblijft (waaronder de opgroeiende generaties) vergroten. Hierboven is geconcludeerd dat de transnationale drugstop de Antillen gebruikt als springplank om cocaïne naar een afzetmarkt te krijgen waar de vraag snel stijgt. Er is tevens geconcludeerd dat er een verband is tussen de werkloosheid en de economische malaise op Curaçao, de massale migratie vanaf Curaçao, de aanpassingsproblemen van de migranten in Nederland, het Curaçaose drugskoerierschap en de hoge criminaliteit (dit laatste overigens zowel in Nederland als op de Antillen zelf). Gezien deze verstrengeling lijkt een gezamenlijk beleid de enige mogelijkheid om iets van betekenis te kunnen bewerkstelligen. Dit beleid zou, gezien de factoren die een rol spelen, veel breder moeten zijn dan het louter aanhouden en/of opsluiten van drugskoeriers.
29
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
5. Verkenning beleidsruimte en beleidsopties voor het Koninkrijk De prognose is dat Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba nog lang partners in het Koninkrijk zullen zijn. Het lijkt dus zinvol om, bij het verkennen van mogelijke beleidsopties, de effecten op de lange termijn en de gewenste bestuurlijke en constitutionele ontwikkeling goed in het oog te houden. In het vorige hoofdstuk is de ernst van de drugssituatie in het Koninkrijk beschreven. Het is evident dat er iets moet gebeuren om het hierboven beschreven proces, waarbij steeds meer mensen in de greep van de drugseconomie en daarmee in de criminaliteit terecht komen, te keren. De drugseconomie is, van de top tot de basis, transnationaal. Er is bovendien een verstrengeling van een aantal factoren, waaronder werkloosheid, migratie, aanpassingproblemen van migranten, criminaliteit en stijgende vraag naar cocaïne in Nederland. Het beleid – hoe dat er ook uit gaat zien – moet transnationaal zijn. Dat is eigenlijk voor iedereen die zich met het vraagstuk van de koeriers bezighoudt wel duidelijk. Over het constitutionele kader waarbinnen transnationaal beleid binnen het Koninkrijk vorm zou kunnen krijgen blijkt bij een aantal mensen met wie is gesproken echter veel minder helderheid te bestaan. Dit is waarschijnlijk een reflectie van de geringe kennis die de gemiddelde Nederlander heeft van de Koninkrijksrelatie. In de loop van het onderzoek zijn allerlei suggesties opgetekend (uit de mond van bronnen bij politie, geïnterviewden en uit krantenberichten over de koeriersproblemen) over een mogelijke aanpak van het probleem. In een aantal gevallen is gesteld dat Nederland eenzijdig moet ingrijpen: “Zet het leger in. [ ] Maak er een provincie van Nederland van. [ ] Neem het bestuur op de Antillen over.” Dit soort uitspraken, waarbij de premisse is dat het huidige constitutionele kader veranderen moet, dan wel door Nederland eenzijdig anders ingevuld zou moeten worden, en waarvan de consequenties dus per definitie niet goed kunnen worden overzien, roept sterk de vraag op welke beleidsruimte er binnen de Koninkrijksrelatie eigenlijk is. Dat nu, is een vraag waarover al sinds 1954 wordt getobd. De diverse Koninkrijkspartners hebben daar op dit moment vrijwel zeker heel verschillende beelden bij. Ideaal en reële mogelijkheden voor de toekomst liggen bovendien ver uit elkaar en de kwestie ligt politiek erg gevoelig. Het is dan ook een vraag die binnen het beperkte kader van dit onderzoek niet goed past en waarover overigens door anderen al het nodige is geschreven.93 Niettemin lijkt het, gezien het feit dat ‘constitutionele oplossingen’ in Nederland erg blijken te leven, nuttig in elk geval wat meer helderheid te scheppen over de (on)mogelijkheden en de consequenties van de hierboven gedane uitspraken met betrekking tot de constitutionele relatie. Daarnaast lijkt het zinvol om, via een summiere vergelijking van beleid en bestuurlijke banden, te bezien hoe andere Westerse en Caraïbische landen het probleem van (bestuurlijke invloed op) de gezamenlijke drugseconomie aanpakken. De vraag bij die vergelijking is of er in dit opzicht iets geleerd kan worden voor de relaties en/of het beleid binnen het Koninkrijk.
5.1.
Het constitutionele kader
Het kader voor beleid binnen het Koninkrijk der Nederlanden is het Statuut uit 1954. Het Statuut geeft alle landen in het Koninkrijk bestuurlijke autonomie. Juridisch gezien is het Statuut niet eigenhandig door Nederland aan te passen. Artikel 43 lid b noemt weliswaar de waarborgfunctie van het Koninkrijk op het vlak van rechtshandhaving en openbaar bestuur. Maar de instrumenten die daarvoor ter beschikking staan zijn in feite heel beperkt.94 Het doel van ingrijpen op basis van artikel 43 zou, volgens de toelichting bij het artikel, steeds moeten zijn ‘een zo spoedig mogelijk herstel van de 93
Het standaardwerk is Oostindie & Klinkers 2001. Zie ook Oostindie 1993, 1997, Klinkers 1999, Oostindie & Klinkers 2003, Oostindie & Verton 1998, Munneke 2002. 94 Zie Oostindie 1993, Oostindie & Klinkers 2001, 2003.
30
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
normale toestand’. Waarbij de ‘normale toestand’ staat voor de bepaling dat de eerste verantwoordelijkheid voor kwesties van rechtszekerheid en deugdelijk bestuur bij het betreffende land zelf ligt. 95 Er is een heel elementaire reden waarom verandering van status richting ‘provincie van Nederland’ op dit moment althans - geen haalbaar plan lijkt: op de Antillen wil noch de politiek noch de bevolking die kant op en Nederland kan dat niet afdwingen. De Antilliaanse en Arubaanse bevolking moet niets hebben van een ‘overname’ door de Nederlanders, die in hun ogen weinig begrip en respect hebben voor de cultuur en de eigenheid van de Antilliaanse samenlevingen. 96 Daarmee zijn we meteen bij een tweede argument tegen onmiddellijke ‘inlijving’ van de Antillen bij Nederland. Er is binnen het Koninkrijk geen gemeenschappelijke taal en geen gemeenschappelijke cultuur. Dat feit moet gerekend worden tot de tamelijk ‘harde’ data. Het traject dat Puerto Rico sinds de Amerikaanse invasie van 1898 doorliep leert dat integratie, acculturatie of inburgering (hoe men het ook wil noemen) van een eilandbevolking overzee heel moeilijk is. Zelfs op de Franse Antillen, waar het proces van ‘verfransing’ al meer dan anderhalve eeuw geleden is ingezet en waar zowel de Antilliaanse als de Franse politici in 1948 vrijwel unaniem voor volledige aansluiting bij Frankrijk stemden, is het creëren van een gemeenschappelijke identiteit nog niet geheel gelukt. Bij deze constateringen moet overigens opgemerkt worden dat de wensen van de Antilliaanse bevolking in de toekomst zouden kunnen veranderen, onder invloed van factoren als de massale migratie (in het geval van Curaçao), het beleid dat op de Antillen en Aruba wordt gevoerd en de houding en het beleid van Nederlandse politici en bestuurders met betrekking tot de Antillen en de Antillianen. Midden jaren negentig is onder de Antilliaanse en Arubaanse bevolking een groot bevolkingsonderzoek gedaan, dat als doel had de visies en verwachtingen van de bewoners van de Nederlandse Antillen en Aruba omtrent het Koninkrijk in kaart te brengen. Uit dit onderzoek blijkt dat er feitelijk bij de bevolking op alle eilanden een behoorlijk draagvlak is voor een grotere betrokkenheid van Nederland. Maar tegelijkertijd heeft men sterk het gevoel dat er in Nederland onvoldoende begrip bestaat voor de lokale maatschappij en cultuur. Deze laatste visie deelt de bevolking met de politici en bestuurders van de eilanden. Maar over een aantal andere zaken blijkt de bevolking anders te denken dan de eilandelijke politici en bestuurders. Zo vindt bijvoorbeeld 77% van de inwoners van Curaçao dat Nederlanders zich vrij mogen vestigen in de Antillen, terwijl een kleine 90% van de Curaçaoënaars van mening is dat de Nederlandse Antillen zichzelf onvoldoende kunnen beschermen tegen de internationale misdaad. De betrokken onderzoekers concluderen dat de combinatie van intensivering van de relaties en het eilandelijke gevoel onvoldoende begrepen en gerespecteerd te worden de kiem van conflicten in zich draagt.97 Wat betreft de hierboven weergegeven suggestie om vanuit Nederland eenzijdig in te grijpen is, in dit licht gezien, direct duidelijk dat dit de relatie tussen de partners in het Koninkrijk niet ten goede zal komen. Een verslechterende relatie is geen aanlokkelijk perspectief in een constitutioneel ‘huwelijk’ – het Statuut - dat in feite niet ontbonden kan worden. Het lijkt daarnaast raadzaam de bestuurlijke moeilijkheden van een ‘overname’ niet te onderschatten. In het hoofdstuk over de Caraïbische regio is uiteengezet waarom de Caraïbische samenlevingen eigenlijk allemaal lastig te besturen zijn. In Nederland kan men zich, nu er een multiculturele samenle ving is ontstaan, inmiddels wel iets voorstellen bij de bestuurlijke en politieke kwesties die grote etnische en culturele diversiteit met zich meebrengen. Ook de eigenheid van de Caraïbische culturen en samenlevingen zijn een gegeven waarmee in bestuurlijk opzicht rekening gehouden dient te worden. 98
95
Munneke 2002. Zie ook Oostindie & Klinkers 2001. Zie Oostindie en Verton, 1998, Oostindie & Klinkers 2001. 97 Voor een uitgebreide analyse van de visie van de bevolking en de redenen waarom de wensen en verwachtingen van de bevolking op sommige punten niet parallel lopen met die van lokale politici en bestuurders, zie Oostindie & Verton (1998), Ki sorto di Reino? What kind of Kingdom? Visie en verwachtingen omtrent het Koninkrijk. 98 Voor Aruba, zie b.v. Verton 1996. 96
31
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
5.2.
Beleidsvergelijking: de situatie in de niet-onafhankelijke Caraïben
Zowel op het vlak van beleidsopties als op het vlak van effectiviteit en bestuurlijke mogelijkheden is het verhelderend eerst eens te kijken hoe andere landen of gebiedsdelen in de regio met de bestuurlijke situatie en de drugseconomie omgaan. Beginnen we met de situatie in twee regio’s van de nietonafhankelijke Caraïben, Puerto Rico en de Franse Antillen. Puerto Rico is een commonwealth van de VS en heeft sinds 1952 een zeer beperkte autonomie. De Puertoricanen kunnen bijvoorbeeld geen bilaterale handelsovereenkomsten afsluiten en de VS heeft een monopolie op transport van en naar Puerto Rico. Inwoners van Puerto Rico zijn burgers van de VS. Maar zo lang zij op het eiland wonen hebben zij slechts beperkte burgerrechten en –plichten. Zij hebben dienstplicht, maar mogen niet stemmen in de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Ze betalen geen federale belastingen. Er is autonomie in rechtsspraak, maar de Federale wetgeving is wel weer van toepassing op Puerto Rico, waardoor de invloed van de VS steeds verder toeneemt. Rond 1975, in een tijd van diepe economische crisis en hoge migratie naar de VS, is in Puerto Rico de bijstandsuitkering (lager dan in de VS) ingevoerd, plus het minimumloon van de VS. Economen bestempelen deze maatregelen sindsdien als de belangrijkste reden waarom een gezonde economische ontwikkeling op het eiland voorgoed geblokkeerd lijkt. Een groot deel van de bevolking is feitelijk permanent aangewezen op bijstand vanuit de VS. Die afhankelijkheid heeft het eiland de reputatie van welfare colony bezorgd. Niettemin zijn de uitkeringen nog altijd te laag om te overleven. Dat betekent dat de bijstandsontvangers in Puerto Rico gedwongen zijn te migreren of op zoek te gaan naar zwarte bijverdiensten in de lokale economie. Kort door de bocht en negatief gesteld – min of meer de visie van de gemiddelde Amerikaan op Puerto Rico dus - is de conclusie als volgt: Puerto Rico kost de schatkist van de VS jaarlijks meer dan tien miljard dollar en is verworden tot een frauderende bijstandskolonie waar de drugseconomie welig tiert. Uiteraard is over Puerto Rico een heel wat genuanceerder en positiever verhaal te vertellen. Maar het financiële plaatje is wat het is.99 Wat betreft het drugsbeleid is de situatie in Puerto Rico, waar de VS de afgelopen vijftien jaar tientallen miljoenen dollars heeft bijgedragen in de lokale ‘war on drugs’, hierboven al beschreven. Wat koeriers betreft heb ik geen getallen ter beschikking. Maar de markt voor cocaïne ontwikkelde zich in de VS tien jaar eerder dan in Europa en de infrastructuur voor koerieren met de VS is in Puerto Rico optimaal, mede gezien het feit dat bijna de helft van de Puertoricanen in de VS woont. Al sinds de jaren tachtig zijn dagelijks duizenden Puertoricanen in de lucht, op weg van of naar de VS. Een retourticket kost rond $ 120. Een relevant punt dat in de schets hierboven nog niet werd genoemd, is de verstrengeling van drugs en politiek in Puerto Rico. Een enkel voorbeeld kan al een beetje duidelijk maken hoe men zich dat concreet voor moet stellen. In 1996 moest er in het autonome Puerto Rico hulp uit de VS aan te pas komen om de van drugsconnecties verdachte vice-premier Nicolás Nogueras onschadelijk te maken. Op de ochtend van de dag dat de Senaat van Puerto Rico zou stemmen over zijn aanblijven of aftreden, werd Nogueras door de Federale politie uit de VS van zijn bed gelicht en naar de VS afgevoerd, op een aanklacht van belastingontduiking in de VS. Nogueras’ arrestatie zal veel mensen in Puerto Rico nerveus gemaakt hebben, want hij had, zo bleek al snel, gedreigd dat hij zo veel mogelijk anderen zou meesleuren als hij gepakt zou worden. Binnen drie weken na zijn arrestatie rolde het zwartboek Los Honorables (‘de hoogwaardigheidsbekleders’) van de pers. Daarin deed Nogueras verslag van de betrokkenheid van collega-politici en vele andere lokale kopstukken bij drugs, corruptie, belastingfraude en allerlei andere onverkwikkelijke zaken. 100 Het ingrijpen door de VS (al
99
Voor het genuanceerdere verhaal op macro-economisch vlak, zie b.v. Weisskoff 1985, Dietz 1986, 1994. Voor de economie op microniveau in samenhang met de migratiedynamiek zie Kerkhof 2000, 2001. Het cijfer van 10 miljard dollar steun uit de VS is uit 1996. Het is gebaseerd op berekeningen die het General Accounting Office (GAO) van de VS deed naar aanleiding van de vraag wat Puerto Rico zou gaan kosten als het de 51ste staat van de VS zou worden. In dat geval zou het kostenplaatje overigens nog hoger uitkomen, op 13 miljard dollar op jaarbasis (zie Kerkhof 2000:11). 100 Voor een verslag, zie het dagblad San Juan Star, 25 april 1996.
32
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
dan niet na een signaal uit Puerto Rico) onderstreept nog eens dat het zelfreinigend vermogen van deze kleinschalige samenlevingen beperkt is. Ook in de Franse Antillen, die départements (provincies) van Frankrijk zijn, moet er structureel geld bij. De geldelijke steun die vanuit Frankrijk naar de overzeese provincies gaat bedroeg in 1998 per hoofd van de bevolking 7700 gulden per jaar.101 Niettemin zou men dit in het Franse geval eigenlijk wel goed besteed geld kunnen noemen. De situatie op de Franse Antillen is bestuurlijk – ook op het gebied van drugs - redelijk probleemloos in vergelijking met het gemiddelde beeld dat men in de regio aantreft. Het zit er bestuurlijk en ook qua grenscontrole, rechtshandhaving, onderwijs en sociale voorzieningen allemaal wat beter in elkaar.102 Wat drugskoeriers betreft is het plaatje niet goed helder te krijgen met cijfers, want een vlucht vanaf de Franse Antillen naar Parijs is een binnenlandse vlucht en wordt dus in principe niet gecontroleerd. In theorie is het mogelijk dat Frankrijk een groot koeriersprobleem heeft met de Franse Antillen. Het zijn tenslotte de Frans-Antillianen geweest die crack in Parijs introduceerden. 103 Maar volgens de ter plaatse bekende deskundigen die in het kader van dit onderzoek werden geraadpleegd is er op de Franse Antillen echter geen grote drugseconomie. Er is ook geen zwaarwegend economisch motief voor de bevolking om zich erin te storten, want wie geen werk heeft, heeft een uitkering. 104 Men zou kunnen tegenwerpen dat hetzelfde effect voor Puerto Rico zou moeten opgaan. Ten dele is dat effect er ook wel. Maar er spelen in het geval van Puerto Rico nog andere factoren mee, waaronder de hoge kosten van levensonderhoud op het eiland, de mate waarin de migranten in de VS in het criminele circuit zitten en de aversie tegen de VS die bij een deel van de bevolking leeft. Waarschijnlijk speelt in het geval van de Franse Antillen mee dat de Frans-Antillianen juist een vrij positieve identificatie hebben met Frankrijk en dat de Antillianen die in Frankrijk wonen het veel beter lijken te doen dan de Puertoricanen in de VS en de Antillianen in Nederland. Van cruciaal belang daarbij is dat de FransAntilliaanse migranten qua taal en onderwijs direct aansluiting vinden in de metropool. 105
5.3.
Gezamenlijk Westers-Caraïbisch beleid van onafhankelijke staten
Er zijn ook voorbeelden van gezamenlijk drugsbeleid tussen Westerse landen en onafhankelijke Caraïbische staten die productie - of transitolanden zijn. Het eerste voorbeeld is Jamaica, waar een grote drugseconomie is. Na jarenlang getob met drugskoeriers zijn het Verenigd Koninkrijk en Jamaica in 2002 tot afspraken gekomen over samenwerking, via onder andere pre-flight controles op Jamaica door Britse douaniers en gebruik van een scan. De Douane kreeg 2 miljoen pond ten behoeve van intensievere grenscontrole.106 Er is geen onderzoek bekend naar de effectiviteit van deze maatregelen. Een ander voorbeeld dat nuttig is voor de beleidsvergelijking betreft de Bahama’s, een onafhankelijke Caraïbische staat, die de complete Douanecontrole uit handen heeft gegeven. Inklaring en uitklaring van zowel goederen als passagiers zijn uitbesteed aan de VS.107 Tenslotte is de situatie tussen Spanje en de koeriers uit Latijns Amerika nog relevant om te vermelden. Uit de beschikbare signalen (onder andere van tolken die veel koerierszaken doen) mag opgemaakt worden dat Spanje een aanzienlijk koeriersprobleem heeft met allerlei landen van Latijns Amerika. 101
Dat is nog meer dan in Puerto Rico, waar het steunbedrag in 1998 zo’n 6000 gulden per capita was (Klinkers 1999). Het bedrag dat vanuit Nederland jaarlijks naar de Antillen gaat bedraagt, volgens Oostindie & Klinkers 2003 (hoofdstuk 6), rond 1500 gulden per jaar. Daarin is de steun op het vlak van drugsbestrijding al verrekend. 102 Zie Burton 1993, 1995, Klinkers 1999, Klinkers & Oostindie 2001. 103 Boekhout van Solinge 1996. 104 Interview met Boekhout van Solinge, 5-9-02. Interview met Oostindie, 9-9-02. 105 Zie b.v. Burton 1993, 1995, Anselin 1995. 106 UK and Jamaican Governments join forces to crack down on cocaine trafficking. Press release HMS Customs and Excise, May 27, 2002. 107 Interview met Gert Oostindie, d.d. 9-9-02.
33
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
Alleen al op de route Bogotá-Madrid overlijden jaarlijks gemiddeld zeven Colombiaanse slikkers.108 Wat doet Spanje met al die koeriers? Wat kan Spanje doen? Zou Spanje samenwerkingsverbanden volgens het Brits-Jamaicaanse model moeten opzetten met alle landen van Latijns-Amerika? Binnen het beperkte bestek van dit onderzoek is het niet mogelijk geweest antwoord op deze vragen te zoeken. Maar het voorbeeld van Spanje is in elk geval relevant voor Nederland, omdat ook op Schiphol drugskoeriers uit allerlei landen aankomen. In deze studie, waarbij de focus op het Koninkrijk ligt, zijn ze nauwelijks aan de orde gekomen. Maar de conclusie is eigenlijk ook zonder verdere uitwerking van die groep wel te trekken: in wezen is er aan het koerieren vanuit een veelheid van onafhankelijke landen vrij weinig te doen.
5.4.
Conclusie: transnationale beleidsruimte binnen het Koninkrijk
Wat valt er voor de partners in het Koninkrijk van deze summiere internationale beleidsvergelijking te leren? De situatie in de niet-onafhankelijke Caraïben leert in de eerste plaats dat er voor het Koninkrijk geen pasklaar traject voorhanden is. Niettemin is het interessant te kijken naar de fouten die in andere niet-onafhankelijke Caraïben zijn gemaakt. Het economische model van Puerto Rico, bijvoorbeeld, dat een groot deel van de bevolking in een doodlopende straat heeft geparkeerd, is geen optie om na te volgen. Het in Puerto Rico gevoerde drugsbeleid is evenmin een aantrekkelijke optie: geldverslindend en ineffectief. De constitutionele relatie van Puerto Rico en de VS is overigens ook omstreden. In de Franse Antillen is, zoals hierboven al werd gesteld, de situatie in al deze opzichten een stuk beter. Maar het Frans-Antilliaanse constitutionele model heeft een ontwikkeling van twee eeuwen achter de rug en is niet zomaar te kopiëren. Op het vlak van drugsbeleid levert de beleidsvergelijking van de onafhankelijke staten wel een direct bruikbare conclusie op. De in 5.3. gegeven voorbeelden laten namelijk zien dat de beleidsruimte binnen de bestaande Koninkrijksrelatie groter is dan men op het eerste gezicht zou denken. De genomen maatregelen tonen aan dat zowel onafhankelijke als niet-onafhankelijke Caraïbische landen buiten de traditionele kaders van nationale soevereiniteit en autonomie zijn gegaan om tot een zo effectief mogelijke, gezamenlijke bestrijding van het koeriersprobleem te komen. De optie om een krachtdadig gezamenlijk beleid te voeren is er voor de Nederlandse Antillen, Aruba en Nederland, die tenslotte partners zijn in één Koninkrijk, dus zeker ook. In het geval van de Kustwacht is die optie overigens al benut. Maar het gezamenlijk te voeren beleid zou, gezien de verwevenheid van migratie en koerierschap, in feite veel meer moeten omvatten dan drugsbeleid. Bij het komen tot een gezamenlijk beleid zijn politieke wil en wederzijds begrip en respect cruciaal. Over de noodzaak van een effectieve aanpak bestaat, gezien de ernst van de problematiek, in elk geval geen twijfel. In de probleemstelling (zie hoofdstuk 1) is gesteld dat de kern van het de problematiek rond drugs koeriers is dat via het koerierschap een enorme hoeveelheid mensen in het criminele circuit gezogen wordt. Het feit dat hierbij zo’n disproportionele hoeveelheid Antilliaanse koeriers/migranten is betrokken, is in feite nog zorgwekkender dan de capaciteitsproblemen en de andere dilemma’s rond het koeriersvraagstuk. Via het koerierschap komen Antillianen in het criminele circuit terecht. Maar hoe komen ze daar weer uit? De impact van de criminaliteit is zowel op de Antillen zelf als in Nederland nu al erg groot. Zorgen en ongenoegen over het crimineel gedrag van landgenoten is voor een groep Antillianen in Nederland aanleiding geweest tot de oprichting van de Adviescommissie Antilliaans Medeburgerschap in Nederland, in 2000. Uitgangspunt van de Commissie is de verantwoordelijkheid van de Antilliaanse gemeenschap in Nederland om bij te dragen aan het aanpakken en voorkomen van de criminaliteit 108
Zaitch 2002a:150
34
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
onder Antillianen in Nederland. In zeer korte tijd is de Adviescommissie er in geslaagd 50 Antilliaanse migrantengemeenschappen, verspreid over heel Nederland, bij het probleem te betrekken en op basis van die enkuentro’s een rapport uit te brengen. De Commissie concludeert, onder andere, dat veel Antilliaanse migranten de aansluiting in Nederland missen en daardoor terecht komen in een marginaliseringsproces. De Commissie heeft in het rapport Nèt Loke Falta (Ontbrekende Schakels) aanbevelingen gedaan om tot een aanpak van de problemen in Nederland te komen. 109 Het principe van medeverantwoordelijkheid zou eveneens een vruchtbaar uitgangspunt kunnen zijn voor een gezamenlijk beleid binnen het Koninkrijk. In de vorige hoofdstukken is geconcludeerd dat het proces van decentralisatie van de drugseconomie, waardoor steeds meer mensen betrokken raken bij activiteiten in de drugssector, nog in volle gang is. Dat betekent dat aangenomen moet worden dat de drugskoerier voorlopig de toekomst heeft. Ook het aantal mensen dat op een andere wijze betrokken raakt in de drugseconomie zal naar verwachting de komende jaren snel blijven groeien. Voor de exporteurs en importeurs zal de druk om steeds weer nieuwe, “schone” koeriers te vinden groter worden naarmate het beleid meer gericht wordt op het pakken en opsluiten van koeriers en/of recidivisten. Hier ligt dus, wat betreft het te voeren beleid met betrekking tot cocaïnekoeriers, een groot dilemma. Het perspectief van een sneeuwbaleffect in de groei van het aantal koeriers en andere betrokkenen in de drugseconomie is buitengewoon zorgelijk voor alle samenlevingen die met drugskoeriers te maken hebben. Binnen het Koninkrijk der Nederlanden zijn de gevolgen het grootst voor de landen met een relatief kleine bevolking. De impact van een X aantal mensen die werkzaam zijn in de drugseconomie is nu eenmaal veel groter op een bevolking van 250.000 dan op een bevolking van 16 miljoen. Een groot deel van de schade die nu wordt aangericht zal overigens pas op termijn zichtbaar worden. De urgentie van de problematiek en de noodzaak snel te komen tot een krachtdadig gezamenlijk beleid (dat overigens, gezien de verwevenheid met de migratiedynamiek, veel verder zou moeten gaan dan drugsbeleid) hoeft dan ook geen verder betoog.
109
Zie Adviescommissie Antilliaans Medeburgerschap in Nederland (2001).
35
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
6. Samenvatting en conclusie (N.B. In de samenvatting zijn de literatuurverwijzingen weggelaten. De samenvatting is daarom niet geschikt om uit te citeren). De onderzoeksopdracht is het in beeld brengen van aard en omvang van de problematiek rond drugkoeriers op Schiphol. Er is gekozen voor een focus op het Caraïbisch gebied, met name op de situatie in het Koninkrijk der Nederlanden. Conceptueel kader: drugshandel en drugsbestrijding Hoofdstuk 1, het conceptueel kader, schetst de stand van zaken op het gebied van drugshandel en drugsbestrijding. Uitgangspunt is dat drugshandel de logica van de markt volgt. In theorie zijn er twee globale beleidsopties met betrekking tot drugshandel: repressie (inclusief preventie) en legalisering. Effectieve repressie zou betekenen dat 80-90% van de cocaïne in beslag genomen zou moeten worden voordat het de consument bereikt. Dit is in de praktijk niet uitvoerbaar. De andere optie is legalisering. Voorstanders van legalisering redeneren vanuit een pragmatische visie op het probleem. Een drugsvrije samenleving is een onhaalbaar ideaal. Zij concluderen dat het middel van drugsbestrijding in veel opzichten erger is dan de kwaal van drugsgebruik. Los van de vraag of er in Nederland voldoende draagvlak is voor legalisering, is deze optie eveneens onhaalbaar, omdat de internationalisering steeds minder ruimte laat voor een onafhankelijk nationaal beleid. Beide theoretische beleidsopties zijn dus in de praktijk onhaalbaar. Niettemin moet er toch enig beleid gevoerd worden. Daarmee rijst de vraag wat, gezien de in hoofdstuk 1 weergegeven stand van zaken en argumenten, en gezien de gevoeligheid van het onderwerp in de nationale en internationale arena, de algemene doelstelling van drugsbeleid zou moeten zijn. Deze vraag is in de interviews voorgelegd aan drie van de deskundigen. Zij kwamen tot een beleid waarin, enerzijds, harm reduction - het beperken van de schade – en, anderzijds, het stimuleren van de legale economie in de productie - en transitolanden de twee centrale elementen zijn. Probleemstelling drugskoeriers Het lijkt gerechtvaardigd te stellen dat met de massale opkomst van de drugskoerier de strijd tegen de drugshandel in een nieuwe fase is beland. Cocaïnesmokkel via drugskoeriers zuigt een enorme hoeveelheid mensen in het criminele circuit. Dat is de kern van het probleem. De verstopping van de strafrechtketen, het steeds verder oplopende cellentekort en de specifieke problemen die het vasthouden van slikkers met zich meebrengt, behoren tot de meer directe en onmiddellijk zichtbare gevolgen van deze nieuwe fase in de drugshandel. Om een goed inzicht te krijgen in de koeriersproblematie k is het belangrijk te onderkennen dat de maatschappelijke gevolgen van het massale koerieren veel verder gaan dan de huidige capaciteitsproblemen bij de instanties die zich met rechtshandhaving, rechtspraak en detentie bezighouden. In Nederland worden pas sinds enkele jaren relatief veel drugskoeriers berecht. In die korte tijd is het juridische en maatschappelijke debat over de koeriers snel opgekomen. De maatschappelijke kant van het probleem omvat ook de koeriers zelf en hun sociale omgeving. In het Verenigd Koninkrijk, waar de stroom koeriers uit Jamaica al sinds de jaren zeventig loopt, zijn onderzoekers tot het inzicht gekomen dat de drugskoerier desastreus is voor gezinnen en buurten. Door de illegaliteit van de handel komen eerst de betrokken individuen en hun families, en vervolgens, naarmate het probleem zich verder verspreidt, hele buurten op gespannen voet te staan met de wet en
36
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
de staat. Men maakt zich ook grote zorgen over het doorgeven van een criminele leefstijl aan de generaties die opgroe ien in dit soort gezinnen en buurten. Doordat het koeriersgebeuren verbonden is met migratie is er binnen bepaalde transnationale etnische groepen een grote concentratie drugskoeriers te vinden. Hierdoor komen zowel de sociale relaties binnen deze groepen als de relatie tussen deze etnische groepen en de samenleving waarvan zij deel uitmaken onder druk te staan. In het Nederlandse geval omvat de impact ook de bestuurlijke verhoudingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden, waar zich een grote concentratie van koeriers bevindt. Met dit alles vormt de drugskoerier niet alleen een probleem voor de strafrechtketen, maar ook een serieus politiek en maatschappelijk probleem voor alle zendende en ontvangende landen die met een grote hoeveelheid koeriers te maken hebben. De opkomst van de drugskoerier in Latijns Amerika De belangrijkste reden voor de opkomst van de drugskoerier in Latijns Amerika is de decentralisatie van de Latijnsamerikaanse drugssector. Als reactie op onder andere de ‘war on drugs’ heeft de teelt zich verplaatst naar andere gebieden. Het is een klassieke reactie: het probleem verspreidt en vermenigvuldigt zich. Inmiddels strekt de drugseconomie zich uit over een groot deel van LatijnsAmerika en het Caraïbische gebied. Door de decentralisatie verandert ook de manier waarop het product naar de afzetmarkt wordt gesmokkeld. Hoewel er in Latijns Amerika nog steeds grote exporteurs zijn, is de decentralisatie en diversificatie ook in de exportsector duidelijk zichtbaar. Sinds het begin van de jaren negentig zijn er op het Amerikaanse continent duizenden kleine exporteurs actief geworden. Deze kleine exporteurs handelen relatief kleine hoeveelheden af en hebben een beperkte infrastructuur tot hun beschikking. Voor deze kleine drugsondernemers is er feitelijk weinig keuze wat betreft de wijze van transport. Het gebruik van vliegtuigkoeriers is voor hen de enige mogelijkheid om de cocaïne op de afzetmarkt te krijgen. Het proces van decentralisatie is waarschijnlijk nog niet ten einde. Dat betekent dat het aantal kleine exporteurs in de regio, en daarmee het aantal koeriers vanuit Latijns Amerika, in de toekomst naar verwachting nog verder zal toenemen. Het Caraïbisch gebied als schakel in de mondiale drugseconomie De analyse is beperkt gehouden tot de Caraïbische eilanden die, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Suriname, zelf geen cocaïne produceren. Als creaties van het Europees kolonialisme kampen de huidige Caraïbische staten met een complexe en moeilijk te hanteren erfenis. Het besturen van deze samenlevingen is een buitengewoon lastige taak, gegeven de combinatie van kleinschaligheid, beperkte economische perspectieven, de last van een verleden van slavernij en koloniale overheersing, de grote etnische diversiteit en de migratiedynamiek. De positie van de eilanden in de drugsketen is die van transitogebied. De Caraïbische regio is cruciaal voor het koerieren naar de Westerse afzetmarkten. De reden dat de regio zo doordrenkt is van drugshandel ligt in een combinatie van structurele factoren, waardoor de eilanden al vanaf halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw grote aantrekkingskracht hebben voor drugsbazen. Naast de geografische ligging zijn dat economische factoren, de zwakke staat, de politieke cultuur van patronage en cliëntelisme, de migratie, de toegang van (een deel van) de bevolking (via een westers paspoort) tot de afzetmarkten, en sociale en culturele factoren. De vestiging van Colombiaanse en Westerse drugsbazen in de regio, in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw, heeft geleid tot de ontwikkeling van een grote lokale drugseconomie. De
37
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
komst van buitenlandse drugsbazen leidt automatisch tot het betrokken raken van zowel individuen uit de elite als mensen uit de lagere sociale lagen van de lokale bevolking. Naast de hoge werkloosheid zijn ook de oriëntatie op Westerse landen (referentiekader) en de migratiedynamiek cruciale factoren in de ontwikkeling van de lokale drugseconomie. Migratie versterkt de gerichtheid op Westerse landen en levensstijlen, zowel bij de migranten als bij de thuisblijvers. Door deze dynamiek is er aan beide kanten van de migratieketen druk om op een snelle manier aan geld te komen. Migratie verzwakt daarnaast de sociale structuur van de samenleving vanwaar de migranten vertrekken. Als er veel mensen vertrekken worden de netwerken van wederzijdse hulp te klein. Het gevolg is dat ze instorten. De in tweeën geknipte, transnationale netwerken functioneren voor de achterblijvers niet meer (voldoende) als sociaal vangnet. Voor drugshandel zijn dergelijke netwerken echter wél heel geschikt. In bepaalde opzichten zijn de niet-onafhankelijke Caraïben nog beter geschikt voor drugshandel dan de onafhankelijke Caraïbische staten, omdat vrijwel de hele bevolking, via een Amerikaans, Frans, Brits of Nederlands paspoort, direct toegang heeft tot de afzetmarkt. Mede daardoor zijn er veel uitgebreidere migratienetwerken. De eilanden hebben ook een betere economische infrastructuur (vervoer, communicatie, financiële infrastructuur, etc), die aantrekkelijk is voor zowel grote als kleine drugsondernemers. Daar staat tegenover dat de landen of gebiedsdelen die een constitutionele band hebben met een Westers land in potentie ook over grotere bestuurskracht beschikken. Maar die wordt in een aantal gevallen niet optimaal benut. Dit is met name het geval in de Nederlandse Antillen en Aruba en in mindere mate in Puerto Rico. Voor de Frans-Antilliaanse eilanden, die provincies zijn van Frankrijk, gaat dit niet op. Anders dan in Latijns-Amerika, zijn veel inwoners van het Caraïbisch gebied potentieel in de positie zichzelf op te werken van koerier tot kleine exporteur, doordat ze contacten hebben in het afzetland. Degenen die als migrant in de afzetmarkt wonen zijn eveneens potentieel in staat importeur te worden en/of de straathandel op de afzetmarkt te organiseren. Het feit dat de straathandel in cocaïne in de betreffende Westerse landen voor een belangrijk deel in handen is van Caraïbische migrantengroepen bevestigt het belang van transnationale bevolkingsgroepen in dit laatste deel van de keten van drugshandel. Impact van de drugseconomie op de Caraïbische regio Als er iets geleerd kan worden van het in de Caraïben gevoerde drugsbeleid van harde repressie, dan is het vooral hoe het niet moet. Na een ruim tien jaar durende en gestaag escalerende war on drugs is de conclusie in Puerto Rico dat geen van de doelstellingen is gehaald. Daarnaast heeft de uitvoering van het beleid bedoeld om drugs te bestrijden een negatief effect gehad op de rechten van individuele burgers. Een van de meest zichtbare effecten van het onder de leiding van de VN in de regio gevoerde drugsbeleid is een enorme groei van de gevangenisbevolking. In Jamaica is de situatie zo onhoudbaar geworden dat besloten is cannabisproducten te legaliseren. Die legalisering wordt echter nog opgehouden, omdat dit naar verwachting zal leiden tot sancties van de kant van de VN en de VS. De impact die de drugseconomie heeft op de Caraïbische regio is overwegend negatief: corruptie, criminaliteit, uitputting van het overheidsbudget, sociale en morele malaise. Naast de corruptie draagt ook het schenden van de rechten van individuele burgers bij tot verloedering van de rechtsstaat en de democratie. De sociale malaise wordt deels veroorzaakt doordat er geen geld is voor economische ontwikkeling, onderwijs en armoedebestrijding. Het overheidsbudget gaat op aan aflossing van schulden en bestrijding van drugscriminaliteit. Het gebruik van drugs neemt toe, mede doordat een deel van de koeriers in cocaïne wordt betaald en dat vervolgens op de lokale markt probeert te verkopen. In de morele malaise speelt ook het feit dat de drugsdealer, die met zijn dure auto en trendy outfit een toonbeeld van maatschappelijk succes lijkt te zijn, steeds meer het rolmodel wordt voor de werkloze jeugd. De drugseconomie heeft ook wat voordelen: Er komt geld in omloop, dat in de lokale
38
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
economie wordt gepompt. Maar het meeste drugsgeld vloeit af naar het buitenland. De nadelen van de drugseconomie zijn vele malen groter dan de voordelen. Er moet, gezien situatie in de regio, van uit gegaan worden dat het aantal kleine Caraïbische exporteurs en importeurs – en daarmee de stroom koeriers uit deze regio – voorlopig gestaag zal blijven groeien, tenzij er effectief beleid komt om dat te voorkomen. De transna tionale drugseconomie in het Koninkrijk Het globale beeld van de situatie binnen het Koninkrijk is vrij helder. Er is in Nederland een snel stijgende vraag naar cocaïne. In die vraag wordt waarschijnlijk voornamelijk voorzien door de cocaïne die via drugskoeriers op Schiphol wordt aangevoerd. De prognose is dat een verder stijgende vraag zal leiden tot een parallel daaraan stijgend aantal koeriers. Tenzij er een effectief beleid komt om de vraag en/of het aantal koeriers drastisch te beperken. Veel van de cocaïnekoeriers komen vanaf de Nederlandse Antillen. De drugseconomie van de Nederlandse Antillen en Aruba kan niet los gezien worden van die van Nederland en/of de rest van de wereld. De Nederlandse Antillen produceren zelf geen cocaïne. De eilanden fungeren als doorgeefluik. Het globale beeld is dat de transnationale georganiseerde misdaad de Antillen gebruikt als ontmoetingsplaats en als springplank voor het vervoer naar diverse afzetmarkten. Volgens de beschikbare bronnen is de top van de drugssector die vanaf of via de Antillen werkt internationaal van samenstelling. Er zijn Colombianen en Nederlanders onder, maar waarschijnlijk weinig of geen Antillianen. Zoals in hoofdstuk 3 uiteen is gezet, leidt de vestiging van drugsbazen in een bepaalde regio automatisch tot het betrokken raken van de bevolking in de drugseconomie. Ook is gesteld dat voor drugsbazen die met koeriers werken de niet-onafhankelijke Caraïben in veel opzichten nog aantrekkelijker zijn dan de onafhankelijke Caraïbische staten. Wat cocaïnekoeriers betreft lijkt er binnen de grenzen van het Koninkrijk, net als in Latijns Amerika, eveneens sprake te zijn van decentralisatie van de export. Er zijn er vanuit Nederland en de Antillen vele grotere en kleinere importeurs en exporteurs bezig, die zelf drugs halen of brengen, of dat via koeriers laten doen. Op grond van de gegevens van in de periode 2000 – 2002 op Schiphol aangehouden koeriers kan geconcludeerd worden dat het koeriersgebeuren binnen het Koninkrijk voornamelijk gebeurt met Nederla ndse paspoorten. Onder de koeriers zijn veel Antillianen, die hetzij voor eigen rekening werken, hetzij geronseld zijn door grote of kleine drugsondernemers. Frappant is het aandeel van de Curaçaose transnationale bevolking in de groep aangehouden Antillia anse koeriers. Er zijn nauwelijks koeriers afkomstig uit Aruba (90.000 inwoners) aangehouden. Curaçao heeft 130.000 inwoners. In Nederland wonen 125.000 Antillianen, waarvan het merendeel van Curaçaose herkomst is. De opkomst van de Curaçaose drugskoerier loopt parallel met de massale migratiestroom van Curaçao naar Nederland. Het gaat om 30.000 migranten in vijf jaar tijd. De grens tussen migranten en koeriers is niet scherp te trekken. Enkele cruciale factoren die in de migratiedynamiek een rol spelen zijn in hoofdstuk 3 genoemd, zoals het instorten van de netwerken van wederzijdse hulp als te veel mensen emigreren en de Westerse referentiekaders en consumptiepatronen. De Curaçaose bevolking is anno 2003 bijna 50/50 verdeeld over Curaçao en Nederland. Er is een verband tussen de werkloosheid en de economische malaise op met name Curaçao, de hoge werkloosheid (het werkloosheidscijfer is 30% voor mensen jonger dan 30 jaar), de massale migratie vanaf Curaçao, de aanpassingsproblemen van de migranten in Nederland, het drugskoerierschap en de hoge criminaliteit van Antillianen (dit laatste overigens zowel in Nederland als op de Antillen zelf). Gezien deze verstrengeling lijkt een gezamenlijk, transnationaal beleid binnen het Koninkrijk de enige mogelijkheid om iets van betekenis te bewerkstelligen. Dit beleid zou, gezien de factoren die een rol spelen, veel breder moeten zijn dan het louter aanhouden en/of opsluiten van drugskoeriers.
39
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
De exodus is een factor die de relatie tussen Curaçao en Nederland, en de belangen die er spelen, blijvend heeft veranderd. Op grond van het migratiepatroon bij andere Caraïbische groepen (o.a. Puertoricanen) moet ervan uitgegaan worden dat de relatief grote hoeveelheid Curaçaose migranten in Nederland een blijvend gegeven is. De aanwezigheid van een grote hoeveelheid migranten in Nederland zal ook de oriëntatie op Nederland van de bevolking die nog op Curaçao woont (waaronder de opgroeiende generaties) vergroten. In hoofdstuk 5 is, op grond van de conclusie dat er een transnationaal beleid nodig is, een korte schets gegeven van de beleidsruimte en beleidsopties binnen het Koninkrijk. Opname van deze schets in dit stuk is vooral ingegeven door het feit dat onder de mensen die zich met bestrijding van de drugshandel bezig houden onvoldoende kennis blijkt te zijn over de beleidsruimte binnen de constitutionele kaders van het Koninkrijk. De schets bevat een summiere beleidsvergelijking, waaruit de conclusie getrokken kan worden dat er weliswaar geen pasklaar traject voorhanden is, maar dat de potentiële beleidsruimte in het Koninkrijk groter is dan door bestuurders van met name de Antilliaanse landen in het Koninkrijk in het verleden vaak is gesteld. De voorbeelden in 5.3. laten duidelijk zien dat ook andere Caraïbische landen buiten de traditionele kaders van autonomie en nationale soevereiniteit zijn getreden om tot een effectieve aanpak van het koeriersprobleem te komen. Gezien het transnationale karakter van het drugsprobleem en het drugsbeleid en gezien het feit dat met name de Curaçaose bevolking inmiddels transnationaal is geworden, kan het argument van de autonomie niet meer aangevoerd worden om een krachtdadig gezamenlijk beleid binnen het Koninkrijk uit de weg te gaan. Het is evident dat voor een gezamenlijk beleid zowel politieke wil als wederzijds begrip en respect cruciaal zijn. Over de noodzaak en de urgentie van een effectieve aanpak bestaat, gezien de ernst van de problematiek, in elk geval geen twijfel. Conclusie Met de massale opkomst van de drugskoerier lijkt de strijd tegen de drugshandel in een nieuwe fase te zijn beland. Een belangrijke conclusie van de hierboven gepresenteerde analyse is in de titel van dit stuk vervat: de drugskoerier lijkt voorlopig de toekomst te hebben. Op Schiphol komen drugskoeriers uit allerlei landen aan. In deze studie, waarbij de focus op het Koninkrijk ligt, zijn de koeriers die via andere routes vliegen nauwelijks aan de orde gekomen. Maar een conclusie over deze groep is eigenlijk ook zonder verdere uitwerking van die groep koeriers wel te trekken: in wezen is er aan het koerieren vanuit een veelheid van onafhankelijke landen vrij weinig te doen. In de probleemstelling (zie hoofdstuk 1) is gesteld dat de kern van het koeriersprobleem is dat via het koerierschap een enorme hoeveelheid mensen in het criminele circuit gezogen wordt. Het feit dat hierbij zo’n disproportionele hoeveelheid Antilliaanse koeriers/migranten is betrokken, is wellicht nog zorgwekkender dan de capaciteitsproblemen en de andere dilemma’s rond het koeriersvraagstuk. De vergelijking van Aruba en Curaçao wijst op een verband tussen de economische malaise op Curaçao, de hoge werkloosheid, de massale migratie vanaf Curaçao, de aanpassingsproblemen van de migranten in Nederland, het drugskoerierschap en de hoge criminaliteit van Antillianen. Gezien deze verstrengeling lijkt een gezamenlijk, transnationaal beleid binnen het Koninkrijk de enige mogelijkheid om iets van betekenis te bewerkstelligen. Dit beleid zou, gezien de factoren die een rol spelen, veel breder moeten zijn dan het louter aanhouden en/of opsluiten van drugskoeriers. Aanbevelingen? Een aantal van de geïnterviewde Nederlandse deskundigen heeft zich, in hun publicaties en/of (spontaan, er is niet specifiek naar gevraagd) in het met hen gehouden interview, uitgesproken voor een grotere betrokkenheid van Nederland bij de situatie op de Nederlandse Antillen en Aruba. Ieder doet dat veelal aan de hand van de eigen discipline en thematische focus. Bovenkerk (2001) wijst op
40
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
de ernst van de transnationale Antilliaanse jeugdcriminaliteit, waarvoor een transnationale aanpak dringend geboden is. Hij bepleit grotere betrokkenheid van Nederland. Boekhout van Solinge vergeleek in het interview de situatie op de Nederlandse Antillen, de Franse Antillen en Jamaica. Hij concludeerde dat Nederland iets zou moeten doen om de drugseconomie op de Nederlandse Antillen en Aruba te beteugelen. Vellinga constateert, op basis van nog ongepubliceerd onderzoek, dat het stimuleren van de legale economie in de productie - en transitolanden een van de weinige effectieve beleidsmaatregelen is met betrekking tot het bestrijden van een drugseconomie. Aan deze observaties moet nog toegevoegd worden dat ook de snel stijgende vraag in Nederland een cruciale factor is in het geheel. Voor andere deskundigen, waaronder de auteur van dit stuk, is ook de migratie, die niet teruggedraaid kan worden en die een bepalende factor is in de drugseconomie, een cruciaal element, dat om grotere wederzijdse betrokkenheid binnen het Koninkrijk vraagt. De ontwikkelingen in Puerto Rico, waar de migratiestroom al sinds 1945 loopt en sinds twintig jaar circulair is, laten zien dat het niet bij één migratiegolf blijft. In het Puertoricaanse geval blijkt de migratiedynamiek niet alleen cruciaal te zijn voor de verhoudingen binnen de betrokken families en migrantengemeenschappen, maar ook voor uiteenlopende zaken als het onderwijs in het land vanwaar ze vertrokken, de etnische verhoudingen in het land van aankomst en de bestuurlijke verhoudingen tussen de constitutionele partners. Volgens Oostindie (2002) zou het antwoord op de Curaçaose exodus in elk geval een deltaplan voor het onderwijs op de Antillen moeten omvatten. Goed onderwijs is een randvoorwaarde voor gezonde economische ontwikkeling op de Antillen. Voor succesvolle integratie van de huidige en toekomstige Antilliaanse migranten in Nederland is het niveau van onderwijs en beheersing van het Nederlands eveneens cruciaal. Andersom geredeneerd kan men ook stellen dat het slechte toekomstperspectief op de Nede rlandse Antillen een steeds groter deel van de bevolking dwingt tot migratie naar Nederland. Het zou in veel opzichten wellicht beter zijn de Antillianen op de eilanden zelf een toekomst te bieden. Er is, hoe men het ook bekijkt, een groot gemeenschappelijk belang voor alle betrokken partners in het Koninkrijk om de problemen die in deze studie zijn beschreven aan te pakken en de situatie ten goede proberen te keren. In het conceptueel kader is gesteld dat er, in het zicht van twee theoretische beleidsopties met betrekking tot drugsbeleid die beide in de praktijk onhaalbaar blijken te zijn, toch enig beleid gevoerd moet worden. Daarmee rijst de vraag wat, gezien de in hoofdstuk 1 weergegeven stand van zaken en argumenten, en gezien de gevoeligheid van het onderwerp in de nationale en internationale arena, de algemene doelstelling van drugsbeleid zou moeten zijn. Deze vraag is in de interviews voorgelegd aan drie van de deskundigen. Zij kwamen tot een pragmatisch beleid waarin, enerzijds, harm reduction het beperkt houden van de schade - en, anderzijds, het stimuleren van de legale economie in de productie - en transitolanden de twee centrale elementen zijn. Van deze uitgangspunten voor beleid en de invulling van mogelijk beleid wordt in deze studie geen verdere uitwerking gemaakt. Duidelijk is wel dat, om zo effectief mogelijk te zijn, concreet beleid gericht op drugskoeriers toegespitst dient te worden op deze “nieuwe fase” in de strijd tegen de drugshandel, waarbij de enorme hoeveelheid mensen die in het criminele circuit gezogen wordt een cruciaal element is. In de probleemstelling van dit stuk is gesteld dat het koeriersprobleem en de maatschappelijke impact ervan veel verder gaan dan de capaciteitsproblemen bij de instanties die zich met opsporen, aanhouden, berechting en detentie van koeriers bezig houden. De impact omvat, naast gevaar voor het leven en gezondheidsproblemen bij de daders, de sociale relaties binnen transnationale groepen waar veel koeriers te vinden zijn en de relatie tussen deze etnische groepen en de samenleving waarvan zij deel uitmaken. In het Nederlandse geval omvat de impact ook de bestuurlijke verhoudingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Het is duidelijk dat over al deze kwesties in veel breder verband beslist zal moeten worden.
41
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
Bibliografie Adviescommissie Antilliaans Medeburgerschap in Nederland, 2001. Nèt loke falta . Advies inzake de aanpak van de criminaliteitsproblematiek onder Antillianen in Nederland. Den Haag, december 2001. Anselin, Alain. 1995. West Indians in France. In: Richard D.E. Burton & Fred Reno (eds.), French and West Indian, Charlottesville and London: University Press of Virginia, pp. 112-19. Bartelink, Martina, 2002. Antilliaanse drugskoeriers. Over de persoon en zijn baas. Afstudeerscriptie vrij doctoraal Nederlands recht (richting criminologie), Katholieke Universiteit Brabant, april 2002. Bernal, Richard L., Winsome J. Leslie and Stephen E. Lamar, 2000. Debt, Drugs and Structural Adjustment in the Caribbean. In: Ivelaw L. Griffith (ed.), The Political Economy of Drugs in the Caribbean. Basingstoke: Macmillan, pp. 58-80. Boekhout van Solinge, Tim, 1996. Heroïne, cocaïne en crack in Frankrijk. Handel, gebruik en beleid. Amsterdam: Cedro, Universiteit van Amsterdam. - 2000. De besluitvorming rond drugs in de Europese Unie . Amsterdam: CEDRO. Bovenkerk, Frank, 2001. Transnationale jeugdcriminaliteit uit de Nederlandse Antillen. In: Misdaadprofielen. Amsterdam: Meulenhoff, pp. 160-196. Burton, Richard D.E., 1993. “Maman-France Doudou”: Family Images in French West Indian Colonial Discourse”. Diacritics, 23 (3), pp. 69-90. - 1995. The French West Indies a l’heure de lÉurope: an Overview. In: Richard D.E. Burton & Fred Reno (eds.), French and West Indian. Charlottesville and London: University Press of Virginia, pp. 119. CEDRO, 2002. Licit and Illicit Drug Use in the Netherlands, 2001. Amsterdam: Centrum voor Drugsonderzoek (CEDRO). Clissold, Gillian Gun, 1998. Divergent International Perspectives on the Caribbean: The Interaction between th e Ongoing Caribbean, U.S. and European Adaptations to the New Global Economy. Washington DC: Georgetown University. Cohen, Peter, Freek Polak en Jan G.van der Tas, 2002. Niveau drugsdebat is bedroevend. In: NRC Handelsblad, 29-10-02. Comision di Berdad, 2002. Een kwestie van mentaliteit; bestuur en integriteit op Aruba. Eindrapport (vertrouwelijk). Een deel van dit rapport is opgenomen in van den Heuvel 2002, pp. 172-184. Commissie de Ruiter, 1996. Met alle respect. Rapport van de Commissie van onderzoek in het kader van de samenwerking tussen Aruba en Nederland op het gebied van criminaliteitsbestrijding. Den Haag: sdu, 1996. Commissie Wiel. Un Bon Pais Tin Bon Polis. (Vertrouwelijk) rapport van de Commissie van Onderzoek inzake de Weerbaarheid van het korps Politie Nederlandse Antillen tegen integriteitsaantasting, juli 2000. Dietz, James L., 1986. Economic History of Puerto Rico. Princeton: Princeton University Press.
42
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
- 1994. Migration and International Corporations: The Puerto Rican Model of Development, in: Carlos Antonio Torre, Hugo Rodríguez-Vecchini & William Burgos (eds.), The Commuter Nation. Río Piedras: Universidad de Puerto Rico, pp. 153-70. Dowd, D., 1991. Review of the Trinidad and Tobago Police Service. Unpublished report. Port of Spain. Eelens, Frank, 2002. Aruba: Een demografische magneet. Demos. (18), januari 2002. Uitgave: Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI). Farrell, G., 1995. The Global Rate of Interception of Illicit Opiates and Cocaine 1980-94, in: Transnational Organized Crime, vol. 1(4), pp. 133-149. Gisolf, R., 2002. Interview van Joost Oranje met Reurt Gisolf, scheidend president van de Amsterdamse rechtbank. NRC Handelsblad, 29-9-02. Griffith, Ivelaw Lloyd, 1993. The Quest for Security in the Caribbean: Problems and Promises in Subordinate States. London: Sharpe. -1997. Drugs and Security in the Caribbean: Sovereignty under Siege. University Park: Pennsylvania State University Press. - 2000. Drugs and Political Economy in a Global Village. In: Ivelaw L. Griffith (ed.), The Political Economy of Drugs in the Caribbean. Basingstoke: Macmillan, pp. 11-28. Griffith, Ivelaw Lloyd and Trevor Munroe, 1995. Drugs and Democracy in the Caribbean. The Journal of Commonwealth and Comparative Politics 33:358-75. Grosfoguel, Ramón, 2000. Colonial Caribbean Migrations to France, the Netherlands, Great Britain and the United States. In Lowell Fiet and Janelle Becerra (eds.), Caribbean 2000: Regional and/or National Definitions, Identities and Cultures. Río Piedras, Caribe 2000. Haan, E., 2002. Over emigratie en welvaart; de economische ontwikkelingen van Curaçao en Aruba vanaf 1986. In: Justitiële verkenningen. Themanummer Nederlandse Antillen en Aruba, nr.1, 2002, pp. 35-46. Haenen, Marcel, 2002. De oeverloze strijd tegen het leger drugskoeriers uit Curaçao. NRC Handelsblad, 5 mei 2002. Harriott, Anthony, 2000. Police and Crime Control in Jamaica: Problems of Reforming Ex -colonial Constabularies. Kingston: The University of the West Indies Press. Van den Heuvel, John, 2002. Sneeuw over Curaçao. Hoe Colombiaanse cocaïnekartels de Nederlandse Antillen en Aruba in hun greep kregen. ’s Gravenhage: BZZTôH. Van Hulst, Hans. Morgen bloeit het diabaas. De Antilliaanse volksklasse in de Nederlandse samenleving. Het Spinhuis, Amsterdam, 1997. Ilegems, Danny en Raf Sauviller, 1995. Bloedsporen. Een reis naar de mafia . Amsterdam / Antwerpen: Atlas, pp.243-290. Kaplan, Roger, 1996. Drugs and Dollars: A global Challenge. New York: Freedom House. Kerkhof, Erna, 2000. Contested Belonging: Circular Migration and Puerto Rican Identity. Proefschrift, Universiteit Utrecht, Utrecht.
43
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
- 2001. The Myth of the Dumb Puerto Rican: Circular Migration and Language Struggle in Puerto Rico. New West Indian Guide / Nieuwe West-Indische Gids (NWIG), vol. 75 (3&4) 2001. Kincaid, Jamaica, 1997. A small place. New York:Vintage. Klein, Axel, 2001. Between the Death Penalty and Decriminalization: New Directions for Drug Control in the Commonwealth Caribbean. New West Indian Guide / Nieuwe West-Indische Gids (NWIG), vol. 75 (3 & 4), pp. 193-227. Klinkers, Inge A.J., 1999. De weg naar het Statuut: Het Nederlandse dekolonisatiebeleid in de Caraïben (1940-1954) in vergelijkend perspectief. Proefschrift, Universiteit Utrecht. Korenhof, A.N.J., 2002. Het weigeren van passagiers op grond van een pre-flight controle. Dient hiervoor een appelabele beschikking te worden gecreëerd? Tijdschrift voor Antilliaans recht – justicia , (3), 2002. Korf, Dirk J. en Ton Nabben en Annemieke Benschop, 2002. Antenne 2001:Trends in alcohol, tabak, druks en gokken bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenburg Publishers. Lampe, Peter Paul. (President van de Maastrichtse rechtbank). Geïnterviewd door Marc van den Eerenbeemt en Annieke Kranenberg. De Volkskrant, d.d. 19-4-03. Munneke, H.E., 2002. Staatsrecht in de Caraïben; van lokaal speelterrein naar aanpassing aan de internationale rechtsorde. In: Justitiële verkenningen. Themanummer Nederlandse Antillen en Aruba, nr.1, 2002, pp.47-66. NRC Handelsblad, 2003. Themabijlage gevangenis. 19-1-03. Oostindie, Gert, 1993. Knellende Koninkrijksbanden; Nederland en zijn Caraïbische partners. Internationale Spectator 47, pp.102-106. -1997. Het paradijs overzee. De ‘Nederlandse’ Caraïben en Nederland. Amsterdam: Bert Bakker. -2002. Een antwoord op de Curaçaose exodus? In: Justitiële verkenningen. Themanummer Nederlandse Antillen en Aruba, nr.1, 2002, pp. 9-20. Oostindie, Gert, en Inge A.M. Klinkers, 2001. Knellende Koninkrijksbanden; het Nederlandse dekolonisatiebeleid in de Caraïben; 1940-2000. Amsterdam: Amsterdam University Press. (3 dln.) Oostindie, Gert, en Inge A.M. Klinkers, 2003. Decolonising the Caribbean. Dutch Policies in a Comparative Perspective. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2003. [in press]. Oostindie, Gert, en Peter Verton, 1998. Ki sorto di reino?Visie en verwachtingen van Antillianen en Arubanen omtrent het Koninkrijk. Den Haag: sdu. Rodríguez Beruff, Jorge, 2000. ‘Narcodemocracy’ or Anti-drug Leviathan: Political Consequences of the Drug War in the Puerto Rican High-intensity Drug-trafficking Area. In: Ivelaw L. Griffith (ed.), The Political Economy of Drugs in the Caribbean. Basingstoke: Macmillan, pp.162-82. Roëll, 2002. Pak bolletjesslikkers al tijdens de vlucht aan. In: NRC Handelsblad, 7-11-02. San, Marion van, 1998. Stelen en steken; delinquent gedrag van Curaçaose jongens in Nederland. Amsterdam: Het Spinhuis.
44
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
San Juan Star, 1996. Nogueras arrested by FBI agents on tax fraud charges. April 25, 1996, p.3. Schrils, J.M.R., 2002. Nèt loke falta; Rapport Adviescommissie Antilliaans Medeburgerschap in Nederland. In: Justitiële verkenningen. Themanummer Nederlandse Antillen en Aruba, nr. 1, 2002, pp. 90-99. Stares, Paul, 1996. Global Habit. Washington DC: Brookings Institution. Thoumi, Francisco, 1995. Political Economy & Illegal Drugs in Colombia. Boulder: Lynne Rienner. Van der Torre E.J., en M.H.M. Hulshof, 2000. Een drugsscene op zuid (de Millinxbuurt): een model voor de strategische analyse van drugssscenes, COT/Samson, Alphen aan den Rijn. United Nations International Drug Control Program, 1997. World Drug Report. New York: Oxford University Press. US Department of State, 1999, International Narcotics Control Strategy Report. Verton, Peter C., 1996. Aruba: eiland apart, kleine samenleving, autonoom land. In: (Commissie de Ruiter) Met alle respect, pp. 73-93. Watson, Hilbourne A., 2000. The globalization of Finance: Role and Status of the Caribbean. In: The Political Economy of Drugs in the Caribbean. Basingstoke: Macmillan, pp. 29-57. Wit, J. Th. en R.F.B. van Zutphen en P. Wagenmakers. 2002. Over drugs, de Antillenroute en de waan van de dag. Nederlands Juristenblad, februari 2002. Weisskoff, Richard, 1985. Factories and Foodstamps: The Puerto Rican Model of Development. Baltimore: Johns Hopkins University Press. Zaitch, Damián, 2002a. Trafficking Cocaine. Colombian Drug Entrepreneurs in the Netherlands. The Hague/London/New York: Kluwer Law International. - 2002b. From Cali to Rotterdam: Perceptions of Colombian cocaine traffickers on the Dutch port. Crime, Law and Social Change, Nr 38 (3), October 2002, pp. 239-66.
Lezingen Camacho, Álvaro. Narcotráfico y dinámicas de guerra. Lezing in de themasessie: El Conflicto Colombiano en Perspectiva Internacional: Conflicto, Narcotráfico e Impactos. Internacioneles. CEISAL Congres, Amsterdam, 7 juli 2002. Tokatlian, Juan. Dimensiones internacionales del conflicto armado. Lezing in de themasessie: El Conflicto Colombiano en Perspectiva Internacional: Conflicto, Narcotráfico e Impactos Internacioneles. CEISAL Congres, Amsterdam, 7 juli 2002. Vargas, Ricardo. Narcotráfico, planes antidroga en Colombia y región andina, y conflicto armado: impactos y perspectiva. Lezing in de themasessie: El conflicto Colombiano en Perspectiva Internacional: Conflicto, Narcotráfico e Impactos Internacioneles. CEISAL Congres, Amsterdam, 7 juli 2002.
45
Drugskoerier. Een beroep met toekomst
Geïnterviewde en/of geraadpleegde externe deskundigen
Drs. Tim Boekhout van Solinge. Docent/onderzoeker aan het Willem Pompe Instituut, Universiteit Utrecht. Specialisme: drugsbeleid in internationaal perspectief. Interview d.d. 5-9-02. Prof. dr. Frank Bovenkerk. Hoogleraar criminologie. Dr. Willem Pompe Instituut, Universiteit Utrecht. Specialsisatie o.a.: drugs, georganiseerde misdaad, de rol van etnische achtergrond in transnationale criminaliteit, Antillianen. (Interview d.d. 15-7-02). Drs. Aat Brand. Hoofd sociaalwetenschappelijke afdeling, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Gemeente Rotterdam. Specialisatie: integratie van migranten (Gesprek d.d. 29-1-03). Mr. Ben Fritz. Advocaat te Haarlem. Gesprek, d.d. 14-10-02 Mr. Barbara de Groot, Advocaat te Haarlem. Gesprek d.d. 14-10-02 Dr. Hendrien Kaal. Onderzoeker verbonden aan het Centrum voor Drugsonderzoek (CEDRO), Amsterdam. Interview. dd. 9-9-02. Axel Klein (Ph.D). Head of Research DrugScope. Londen. Recent onderzoek: De (effecten van) drugsbestrijding in het Caraïbisch gebied. Interview/uitwisseling per e-mail over het thema drugskoeriers. Karin van Liemt. Tolk, Haarlem. Sinds 12 jaar tolk in koerierszaken. Telefonisch interview. Prof.dr. Gert Oostindie. Hoogleraar comparatieve sociologie van het Caraïbisch gebied en directeur van het Koninklijk Instituut voor Taal- Land en Volkenkunde te Leiden. Specialisatie: Dekolonisatiebeleid van Nederland, de Koninkrijksrelatie, de Caraïben comparatief, de Nederlandse Antillen en Aruba, Suriname. (interview dd. 9-9-02). Drs. Gerard Oude Engberink. Afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Gemeente Rotterdam. Senior Policy Advicer International Social Relations. Specialisatie o.a. Nederlandse Antillen en Aruba. (Gesprek d.d. 29-1-03). Roy Pieters. Voorzitter van het Overlegorgaan Caraïbische Nederlanders (OCAN) (Interview, 6-11-02). Drs. Jacques Veeris. Voormalig Minister van Onderwijs van de Nederlandse Antillen. Voorzitter van de Adviescommissie Antilliaans Medeburgerschap in Nederland. (Interview d.d. 18-9-02). Prof.dr. Menno Vellinga. Hoogleraar Ontwikkelingsgeografie, Universiteit Utrecht. Directeur van het Institute of Development Studies Utrecht (IDSU). Momenteel Visiting professor aan het Center for Latin American Studies van de Universiteit van Florida. (Div. gesprekken, mondeling, telefonisch en per e-mail). Dr. Damián Zaitch. Docent criminologie aan de Erasmusuniversiteit, Rotterdam. Specialisatie: Cocaïnesmokkel, drugssituatie in Colombia, georganiseerde misdaad op drugsgebied. (Interview d.d. 18-10-02).
46