DRUGS I
L.van Driel
Z I C H T - k a t e r n e n
1 3
DRUGS I
L.van Driel
Z I C H T - k a t e r n e n 13
ZICHT-katernen Deze katernen verschijnen op initiatief van de redactie van Zicht, studieblad voor gereformeerd zicht op politiek en maatschappij. Zicht-katernen worden naast het studieblad uitgegeven en willen bijdragen tot een diepere bezinning op de vragen rond de politieke en maatschappelijke vormgeving. De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij de auteur(s). Om nodeloze verbrokkeling in de vorm van de uitgave van verschillende maar naar inhoud gelijke publicaties te voorkomen, behoudt de redactie zich het recht voor om katernen van andere organisaties en verenigingen, in overleg met hen, in deze reeks op te nemen, dan wel in samenwerking met een erkende uitgever op de markt te brengen.
Omslagontwerp: Bert Koning. 2
INHOUD Vooraf I. Enige begrippen begrepen 1. 2.
Drugs Verslaving, afhankelijkheid, gewenning
II. 1. 2.
Over drugs Inleiding Over psycholeptica of dempende stoffen a. Opiaten b. Slaapmiddelen en rustgevers Slaapmiddelen Rustgevers Over psycho-analeptica of stimulerende stoffen a. Wekaminen en aanverwante stoffen b. Cocaihe c. Koffie en thee Over psycho-dysleptica of bewustzijnsveranderende middelen a. Algemeen b. Lsd c. Hennep-produkten Over tabak en alcohol a. Tabak b. Alcohol
3.
4.
5.
III.
Stepping stone?
5
8
38
3
Vooraf
Het doel van deze brochure is geïnteresseerden te informeren. En hen daardoor zo te helpen een scherper zicht te krijgen op de belangrijkste aspecten van de drugsproblematiek. In eerste instantie is deze lectuur bestemd voor een groep politiek geinteresseerden uit de gereformeerde gezindte. Toch is hiermee bij het schrijven maar ten dele rekening gehouden. Er is een poging gewaagd om de zaak waarom het gaat uit de politiek — en in het laatste hoofdstuk uit de kerkpolitieke sfeer — te halen, waarin ze helaas in een al te vroeg stadium is terecht gekomen. Hierdoor is in de discussies niet altijd recht gedaan aan alle feiten. Ik hoop door middel van de mij ter beschikking staande gegevens duidelijk gemaakt te hebben waar belangrijke discussiepunten liggen en hoe de discussie gevoerd wordt. Voor deze brochure heb ik opnieuw alle voorhande zijnde literatuur doorgenomen. Aan de hand van de aantekeningen achterin kunnen belangstellenden zich verder oriënteren. Ik hoop dat deze brochure de ogen voor het probleem van verslaving, maar vooral voor de verslaafden in nood verder zal openen. Als dit doel bereikt wordt acht ik mijn inspanning beloond. L. van Driel
4
I ENIGE BEGRIPPEN BEGREPEN 1. Drugs Drugs zijn in. Toch ligt de tijd nog niet zo ver achter ons (zo'n goede 10 jaar) dat meer dan de helft van de ondervraagden bij een steekproef niet bekend was met het woord drugs. Ondanks het feit dat slechts een jaar later dit aantal onwetenden van „the man in the street" teruggebracht was tot slechts 9°/o , ligt het bij de mensen die het in ieder geval zouden moeten weten, niet zo duidelijk. Eenstemmigheid over een voor ieder acceptabele omschrijving van het begrip is er nog steeds niet. Nu is het niet zo dat men moeite heeft met het woord op zich. Dat drug een Engels woord is, dat zijn oorsprong vindt in „drogery", gedroogde geneeskrachtige kruiden, is boven discussie verheven. In drogisterij) leeft het woord ook in de Nederlandse taal voort, terwijl het in het Engels inmiddels een betekenisuitbreiding heeft gekregen tot geneesmiddel in het algemeen. Maar over wat men nu aanmoet met de term drugs in populaire, niet strikt medische zin, zijn de geleerden het nog steeds niet eens. De geinteresseerde lezers kunnen achterin bij het notenapparaat een aantal van de meest voorkomende beschrijvingen vinden. 2 In de meeste definities komt in ieder geval steeds voor, de bei'nvloeding van het bewustzijn door stoffen. Soms wordt erbij gezegd, dat deze stoffen of middelen niet op doktersvoorschrift gebruikt worden en soms wordt gewezen op de afwijzende houding van de maatschappij ten aanzien van het niet medisch gebruik van de bedoelde middelen. De bedoeling waarmee en de omstandigheden waaronder, een bepaald middel gebruikt wordt, zijn bovendien van belang bij de bepaling of iets als druggebruik benoemd kan worden. Zo kan nootmuskaat dienen om het voedsel smakelijker te maken, maar ook kan het gebruikt worden om bepaalde effecten in het bewustzijn te bereiken. Al met al worden drugs en genotmiddelen vaak vereenzelvigd. De verscheidenheid in omschrijving belet de geestelijke vaders van de definities niet om toch een grote mate van overeenstemming te bereiken als het gaat om de praktische vraag, welke middelen en stoffen nu concreet bedoeld worden. In het volgende hoofdstuk zullen we zien om welke stoffen het gaat. Eerst zullen we nog proberen op enkele veel gebruikte begrippen enig zicht te krijgen, want daar is de spraakverwarring helemaal compleet.
2. Verslaving, afhankelijkheid, gewenning Om de lezer niet te doen verdwalen in het doolhof der begrippen en 5
hun uitleg, volstaan we met het weergeven van het resultaat van onze speurtocht. Voor hen die er in geïnteresseerd zijn de hele wandeling mee te maken, verwijzen wij naar blz. 43). 3 Centraal staat het begrip afhankelijkheid. Hierin wordt een geestelijk en lichamelijk aspect onderscheiden. Onder geestelijke afhankelijkheid of verslaving, wordt verstaan, een niet te beheersen verlangen naar een bepaalde drug (hunkering, zucht, craving). „Als je eenmaal gebruikt, dan heb je geen wil. Je hebt niks meer te willen, want je wil is juist . . . is dope (heroi'ne) juist!" aldus een junkie (verslaafde aan opiaten). 4 Van lichamelijke afhankelijkheid of gewenning, wordt gesproken als er een lichamelijke aanpassing optreedt aan het gebruik van een bepaalde stof, die herkenbaar wordt door de noodzaak om steeds meer te gebruiken om hetzelfde effect te verkrijgen (tolerantie; tolerance) 5 en door het optreden van onthoudingsverschijnselen (abstinentieverschijnselen, withdrawal symptoms). Om misverstanden te voorkomen, merken we op, dat tolerantie niet in alle gevallen onthoudingsverschijnselen met zich brengt. Het verdient dus aanbeveling deze twee begrippen duidelijk te onderscheiden. Gelet op het verschillend gebruik van de termen door diverse schrijvers, is het'nodig bij het lezen van een boek of artikel eerst na te gaan, welke inhoud aan een bepaalde term gegeven wordt. 6 In dit verband is de volgende opmerking nog het vermelden waard: „Bij de ontwikkeling van de psychische, zowel als van de fysieke afhankelijkheid spelen zichzelf versterkende kringprocessen een rol. De fysieke afhankelijkheid maakt het moeilijk het gebruik van een drug te staken, de psychische afhankelijkheid leidt vooral tot een terugvallen in het druggebruik na het staken. Het spreekt voor zichzelf dat bij een samengaan van beide vormen van afhankelijkheid, de kans op ernstige verslaving extra groot wordt." 7 Bij velen (meestal niet-deskundigen) leeft de misvatting, dat de belangrijkste vraag of iets al of niet verslavend en gevaarlijk is, de vraag is naar de lichamelijke afhankelijkheid. Als een stof geen lichamelijke afhankelijkheid bewerkt, heet deze stof voor hen niet verslavend te zijn en derhalve niet of nauwelijks gevaarlijk. Hen herinneren we, naast al eerder geciteerde uitspraken, aan de volgende opmerking: „Het belangrijkste aspect van het verslavingsgedrag is de zucht (. . .), de craving (. . .), de onbedwingbare drang zich in het bezit van het middel te stellen." 8 Nu we de meest voorkomende begrippen aardig hebben afgebakend, is er nog geen reden om te denken dat we nu vlotweg de zaak kunnen gaan invullen. Daarmee bedoelen we dan, dat we van elke stof kunnen aangeven, of er al of niet sprake is van lichamelijke en/of geestelijke afhankelijkheid, om het zo toepasbaar te maken in de benadering van concrete personen. 6
Maar zo eenvoudig ligt het niet. De moeilijkheid is, dat het effect van het gebruik van drugs, van meer factoren afhankelijk is dan de chemische structuur van de stof. Zo spelen de gebruikte hoeveelheid, de manier van gebruik, de persoon van de gebruiker en de (sociale) omstandigheden waaronder het gebruik plaatsvindt, een zeer belangrijke rol. 9 Tenslotte, om het beeld enigszins compleet te maken (en nog complexer), mag niet vergeten worden, dat verslaving niet alleen betrekking kan hebben op het gebruik van een bepaalde stof, maar ook bijvoorbeeld de wijze van het gebruik zelf. Zo kan iemand verslaafd zijn aan het spuiten zelf, of aan de scene of aan het verslaafd zijn! Kortom, praten over de verslaafde heeft niet zoveel zin. Nog minder praten over die verslaafden!
7
II. OVER DRUGS
1. Inleiding Er zijn verschillende criteria te bedenken volgens welke men drugs kan indelen. Zo kan de chemische samenstelling, de botanische afkomst (van welke plant is het middel afkomstig), de wettelijke status (onder welke wet vallen de drugs) en de zacht- of hardheid (soft- en harddrugs), de norm zijn voor een onderverdeling. Tegen elk daarvan zijn bezwaren in te brengen. 1 Wij passen ons in deze brochure aan bij de meest gangbare indeling die in de Nederlandse literatuur te vinden is. 2 Deze indeling — op grond van het effect van de stof op het bewustzijn (de psyche) — is tevens erg praktisch. Maar ook hierbij geldt hetgeen al eerder is opgemerkt: volledige overeenstemming bestaat niet. Het komt er dan zo uit te zien: 1. Stoffen die dempend, kalmerend, bewustzijnsverlagend werken. Zij worden of werden ook wel verdovende middelen of narcotica genoemd. De bekendste vertegenwoordigers zijn opiaten (o.a. heroihe), slaapmiddelen en tranquillizers (o.a. valium). Ook alcohol behoort bij deze groep. In handboeken zijn ze te vinden onder de verzamelnaam psycholeptica. 2. Stoffen die stimulerend, stemmingsverbeterend werken (dope of pep). Als bekendste voorbeeld kan genoemd worden cocaine. Maar ook koffie, thee, tabak en hoestdranken, worden wel bij deze groep gerekend. En uiteraard de wekaminen (amfetaminen). De vakterm is psycho-analeptica. 3. Stoffen die bewustzijnsveranderend werken („verruimend")- De begrippen hallucinogenen en psychedelisch worden ook wel gebruikt. Voorbeelden zijn de cannabis-produkten (marihuana en hashish) en l.s.d. Vakmensen spreken van psycho-dysleptica. Voordat we over iedere groep iets gaan zeggen, herinneren we nog wel even aan de opmerking gemaakt in het vorige hoofdstuk: ,,het effect van een bepaalde drug hangt af van meer factoren dan alleen de chemische samenstelling". . De nadruk in de bespreking krijgt de laatste groep, omdat daar de meningen zeer verdeeld over zijn en omdat de middelen uit die groep vaak het eerst gebruikt worden (als verboden drugs). Tevens geven we alcohol en tabak extra aandacht, omdat de misverstanden hierover in de gereformeerde gezindte nogal groot zijn.
2. Over psycholeptica of dempende stoffen In deze groep worden, zoals we al even hebben gezien, verscheidene 8
stoffen samengebracht, die door totaal verschillende mensen worden gebruikt. Zo is daar de aan de zelfkant van de maatschappij levende junkie, die illegaal zijn heroihe spuit en zo is daar de keurig nette manager, die zich in zijn riante villa op de been weet te houden door het slikken, al of niet op doktersvoorschrift, van slaapmiddelen, eventueel gecombineerd met tranquillizers. Ondanks de wereldwijde verschillen, toch onder een noemer gebracht, doordat ze beide stoffen innemen en steeds weer opnieuw moeten gebruiken, die een dempende werking hebben, waardoor ze zichzelf psychische en/of lichamelijke schade berokkenen. In het algemeen kan men van de effecten die deze stoffen teweegbrengen zeggen, dat ze minder prettige prikkels zoals angst, verdriet en pijn, niet tot het bewustzijn laten doordringen. In plaats daarvan kan een toestand van rust geschapen worden, waarbij soms de neiging tot slapen of een prettig gevoel optreedt. Bij herhaald langdurig gebruik treedt meestal tolerantie op, terwijl onthoudingsverschijnselen merkbaar zijn als het gebruik gestaakt wordt.
a. Opiaten Al vierduizend jaar lang is bekend, dat de onrijpe zaaddozen van de plant luisterend naar de schone naam Papaver Somniferum, na inkerving („melken") een sap afscheiden (eigenlijk een mengsel van stoffen), dat onder de naam opium geschiedenis gemaakt heeft als pijnstillend en roesverwekkend middel. Tot het eind van de zeventiende eeuw zou het voornamelijk alleen voor medische doeleinden gebruikt zijn. Van een massaal gebruik is pas sprake sinds de Engelsen in (Zuid) OostAzië hun ontdekte of veroverde gebieden gingen exploiteren. Het verzet van China tegen de Britse opiumhandel resulteerde in de beruchte opiumoorlogen (vanaf 1840), die het land dwongen zijn grenzen open te stellen. Het gevolg was, dat het opiumgebruik steeg en het aantal verslaafden sterk toenam, ondanks China's ernstige pogingen om het gebruik te bestrijden. Ook toen al bleken handelsbelangen te sterk. 3 Dankzij met name de Verenigde Staten is het gekomen tot internationale afspraken tot beperking van de handel en het gebruik van opium. Nadat de Amerikaanse Staten tabak uitvoerden naar landen in OostAzië, ontstond ook de gewoonte om opium te roken (schuiven). Voordien werd opium gegeten. De bekendste produkten die langs natuurlijke weg uit ruwe opium te verkrijgen zijn, zijn morfine („Gods eigen geneesmiddel") en codeine. 4 Toen de scheikundige kennis toenam, lukte het in 1874 om o.a. ook heroi'ne en methadon te bereiden uit morfine. De bedoeling ervan was 9
om minder verslavende stoffen te krijgen, die in plaats van het sterk verslavende morfine gebruikt konden worden. 5 Heroine, verwelkomd als de grote ontdekking — de pijnstillende werking is tien maal zo groot als van morfine — bleek echter bepaald niet minder verslavend te zijn. Toen men morfine (ooit zelf als geneesmiddel tegen opiumverslaving gezien) onderhuids ging injecteren — in gebruik geraakt tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) — begon de verslaving in Amerika een rol van betekenis te spelen. De injectietechniek raakte in de mode en is dat gebleven tot op de dag van vandaag. Ook hier echter nam heroine de plaats in van morfine met alle gevolgen van dien. Men schat dat alleen al in Amerika tussen 1964 en 1974 één miljoen Amerikanen met heroine hebben geëxperimenteerd. Op het ogenblik produceert de Gouden Driehoek in Zuid Oost-Azië zo'n 700 ton opium per jaar. Waarvan ruim 50 ton heroine gemaakt wordt. De helft hiervan is bestemd voor de uitvoer, de andere helft voorziet in de plaatselijke behoefte. Dat ook de lokale behoefte niet gering is, bewijzen de 300.000 verslaafden alleen al in Bangkok, het centrum van de heroinehandel (een stad van zes miljoen inwoners, zodat dus 5%verslaafd is alleen al aan voornamelijk heroine). 6 Het gebruik als drug van opiumachtige stoffen moet worden geleerd. Men schat dat slechts één op de tien van hen die voor het eerst een der opiaten proberen, het meteen lekker vindt. 7 Beperken we ons tot het heroïnegebruik, dan lopen de schattingen zo rond de 20.000 verslaafden voor Nederland. Zij hebben het dus bij de eerste onaangename kennismaking niet gelaten. Het gevaar van het gebruik van deze stof en de voortzetting ervan, kennelijk onderschattend. 8 Ook al wordt beweerd dat bij het (ook chronisch) gebruik van zuivere stoffen geen directe lichamelijke beschadigingen zijn aangetoond, 9 dan zegt dat nog niet zoveel, want „ . . .de moeilijkheid is, dat heroine allerlei natuurlijke impulsen blijkt te onderdrukken, met als gevolg een soort algemene verwaarlozing. Onder die verdwenen impulsen is bijvoorbeeld eetlust; een van de meest voorkomende bijverschijnselen van heroinegebruik is ondervoeding (. . .). Daar komt in eerste instantie het gevaar voor de volksgezondheid vandaan. Het gevolg is een sterk verminderde weerstand tegen allerlei infecties, met consequenties die al gauw vrij ernstig kunnen zijn." 10 Bij een eerste gebruik levert een opiaat meestal alleen lichamelijke effecten op die niet prettig zijn, zoals braken, duizeligheid en hoofdpijn. Deze effecten verdwijnen pas na herhaalde toediening. Gevoelens als pijn, depressie, verdriet e.d. verdwijnen. Soms, maar lang niet altijd, komt er een lichte opgewekte stemming voor in de plaats. Soms ontstaat er een dromerige toestand, of een extatisch gevoel, vooral in de buik (rush genoemd, treedt op na het spuiten). Bij een zeer herhaald 10
gebruik verdwijnen eventuele prettige gevoelens weer, zodat het resultaat dan alleen een afwezigheid van minder fijne gevoelens is. Toen aan Martin Kooyman de vraag gesteld werd, of de bezwaren van de samenleving tegen het gebruik van heroine en tegen vrije verstrekking van zuivere heroine aan verslaafden, niet voortkwamen uit een puriteinse afkeer van genot in welke vorm dan ook (zoals vroeger seks), antwoordde hij: „Ja, maar er is nu eenmaal verschil tussen verslaving aan heroine en aan seks. Wat dat betekent is, dat seks een genieting blijft, terwijl heroine juist na korte tijd ophoudt dat te zijn. Het is dan in zijn tegendeel veranderd, niet meer een genotmiddel, maar iets wat maakt dat je je ellendig voelt als je het niet neemt, terwijl je je, als je het wel neemt, hoogstens normaal voelt. Van „er plezier aan hebben", is dan allang geen sprake meer. Vandaar dat verslaafden na een poosje altijd pogingen ondernemen om zich te bevrijden. Dat is iets wat de mensen niet weten . . , " n De toestand van apathie, die het gevolg is van het gebruik van opiaten, leidt er toe, dat veel gebruikers een verwaarloosde indruk maken (herkenbaar aan een sterk verwaarloosd gebit). Alles is ze te veel. „Je kan je niet druk maken, om niks meer. Dat is het eigenlijk, dope, dat je je nergens druk om maakt. Je absoluut niet meer betrokken voelen bij enige gebeurtenis. Het laat je allemaal ijskoud. Ze kunnen letterlijk doodvallen; je zou alleen even kijken of hij in zijn zak nog wat geld heeft. Dat is een soort dood, als je nergens meer emotioneel bij betrokken bent. Dan ben je toch eigenlijk dood", aldus een junkie. 12 Bij langdurig en intensief gebruik, treden vaak op: sufheid, prikkelbaarheid, vermagering, ingewandstoornissen, verstopping, jeuk, rillerigheid, afname van seksuele gevoelens (soms zelfs impotentie). Bij spuiten 13 treden niet zelden leverbeschadigingen en geelzucht op, o.a. omdat niet gelet is op de steriliteit van de injectienaald. 14 Vanwege de hoge prijs (f 350,— per gram in Dordrecht, augustus 1979) wordt heroine vermengd met van alles en nog wat (kattegrit, vim, kalk, e.d.). Dat dit levensgevaarlijk is, spreekt voor zich. In november 1979 overleed een 24-jarige jongen uit een keurig gezin (lid van de ger. gem.) op het toilet van een cafe, nadat hij — na een behoorlijke periode van „clean" zijn — zijn oude vrienden weer eens opzocht. Deze gaven hem Turkse heroine, dat vanwege zijn vette karakter, vermengd was met amfetaminen, om het daardoor beter in water te laten oplossen. Binnen een half uur betekende dit een — kalme — dood. Zijn drie maanden in verwachting zijnde vrouw, met wie hij een nieuw leven was begonnen, achterlatend. De overdosis die hij gekregen had, remde zijn ademhaling, waarna ademstilstand optrad. Een verslaafde, die het gebruik noodgedwongen moest staken, omdat hij gearresteerd was en die ik 20 uur na zijn arrestatie bezocht, maakte de indruk van een ziek vogeltje; onrustig zat hij daar in elkaar gedoken 11
met kippevel, waarbij hij niet alleen transpireerde, maar het water ook uit zijn neus en ogen liep. Andere van de — door iedere verslaafde gevreesde — onthoudingsverschijnselen zijn: geeuwen, misselijkheid, buikkrampen en diarree. Deze onthoudingsverschijnselen beginnen al zo'n vier a zes uur na de laatste dosis de kop op te steken (vandaar de volgende shot als er de kans voor is) en het duurt minstens een week voor de ergste verschijnselen voorbij zijn. „Veertig graden koorts is maar een tiende van watje voelt als je wilt afkicken. Vreselijk is het", aldus een voormalige junkie, die thans weer bokskampioen is. En over heroi'ne zei hij heel kernachtig: „Nou, het is grafspul, ik kwam er heel gauw achter. Watje ook bent wie je ook bent, je wordt allemaal dezelfde rioolratten. Het is de dood op afbetaling, zeg ik maar." 15 Geen wonder dat de wethouder voor onderwijs en jeugdzaken van Amsterdam bij de opening van het nationaal heroinesymposium opmerkte: „Met alle macht moet voorkomen worden, dat mensen hun economische en sociale problemen proberen op te lossen door heroïnegebruik; dat is het laatste wat heroine moet worden." 16
b. Slaapmiddelen en rustgevers Al weer enige tijd geleden — toen de „wapenaffaire van de eeuw" de gemoederen bezig hield — verscheen Elseviers Magazine17 met een omslag waarop met grote letters stond: „STRESS" en een stukje lager: „half Nederland lijdt eraan". Tussen deze koppen lag een geopend flesje valium, waaruit twee pilletjes gerold waren. In een interessant artikel vertellen „drie kopstukken uit de sociaalmedische wereld" dat ieder mens kortere of langere tijd, soms zelfs zonder dat hij het zich realiseert, perioden van stress (druk, spanning) doormaakt en dat anderen permanent slachtoffer zijn. Op zichzelf niet zo verontrustend, behalve wanneer de spanning te groot wordt en de mens uit zijn evenwicht raakt en terecht komt in een vicieuze cirkel, die hij op eigen kracht niet meer kan verlaten. Een van de deskundigen, prof, dr. J. Weijel, noemt stress een „welzijnsnood". „De mensen zijn ongelukkig, omdat ze in hun jeugd onvoldoende voorbereid worden op het leven." Als grootste veroorzaker van stress wordt genoemd onzekerheid (zo neemt het aantal stressgevallen toe bij dreigende oorlog en/of economische crisis). Overigens is de volksziekte moeilijk te pakken. Wat doen we er nu aan? Gesteld wordt dat de doorsnee-arts, dikwijls geen raad weet met zijn eigen stresspatiënten. Vage klachten en onvoldoende tijd 18 van de arts, maken dat hij een geneesmiddel (tranquillizer of slaappil) voorschrijft, waardoor aanvankelijk de vage klachten verdwijnen. Professor Groen — een pionier met wereldfaam op het gebied van stress — zegt in het genoemde artikel: „We leven in een technocratische tijd, waarin
12
arts en patiënt op een technische manier met elkaar communiceren. De patiënt zelf vraagt om een pil". In het kort zullen we kennis gaan nemen van een paar van de bovengenoemde middelen.
Slaapmiddelen De meest bekende van de slaapmiddelen zijn de zogenaamde barbituraten. Barbituur-zuur werd langs chemische weg gemaakt in 1863 en omstreeks het begin van deze eeuw als slaapmiddel geïntroduceerd. Hoewel al vrij snel (in 1905) de eerste vergiftigingsgevallen bekend werden, duurde het tot 1950 voor er pas belangstelling van enige aard en omvang voor de gevaren van de stof kwam. Toch is er verbazing over uitgesproken dat deze interesse nog zo miniem is. 19 En dat terwijl barbituraten „de meest verbreide verslavende middelen" genoemd zijn, 20 die de laatste jaren ook steeds meer door jonge druggebruikers genuttigd worden. 21 Niemand zal kunnen ontkennen, dat slaapmiddelen door verstandige, consciëntieuze medici met recht voorgeschreven aan optimaal begeleide patiënten, hun verdienste hebben (bijv. bij epilepsiepatiënten). Het is echter het gemak waarmee deze middelen gevraagd worden en voorgeschreven zijn en de verslavende werking die barbituraten hebben, dat het nodig maakt, dat er uitvoerige aandacht aan deze problematiek besteed wordt. En dat ieder die verantwoordelijkheid voor zichzelf kan dragen, enigszins afweet van de meest elementaire feiten over deze middelen, die bekend zijn onder namen als soneryl, amytal, tuihal, vesparax, e.d. Barbituraten remmen een groot aantal cellen van het centrale zenuwstelsel. De gebruiker wordt suf, kan zich minder goed concentreren en reageert trager. De overeenkomsten met alcohol zijn erg groot. 22 Het directe effect is derhalve bij een kleine dosis rustgevend, terwijl een grote dosis slaap verwekt. Vandaar dat het als narcosemiddel in ziekenhuizen gebruikt is. Hoe direct het effect optreedt, hangt af van de aard van het middel en de wijze van toediening. 23 Na herhaald gebruik neemt de afbrekende werking van het enzymsysteem in de lever sterk toe („drug metabolizing enzymsystem"). Het gevolg is dat barbituraten in record-tempo worden omgezet. Bovendien past ook het centrale zenuwstelsel zich zodanig aan dat bepaalde effecten niet meer optreden. Alleen grotere doseringen kunnen nu nog eenzelfde effect als voorheen sorteren. Het lichaam vraagt dus om meer, steeds meer. Dit verklaart o.a. het aanleggen van reservevoorraden e.d. door de chronische barbituromaan. Het probleem is nu, dat de grens van effectbeleving wel opschuift, maar dat de grens van wat het lichaam verdragen kan (dodelijke dosis) niet verandert. Met andere woorden: de verhouding tussen gebruikte 13
en riskante dosis wordt steeds ongunstiger. 24 Overdosis - met de dood als gevolg — behoeft dus niet per se opzet te zijn. Het zal overigens duidelijk zijn dat de laatste jaren het aantal zelfmoorden door overdosis van barbituraten toeneemt. Zo stierven er in Engeland tussen 1965 en 1970 12.354 mensen door. Anders gezegd betekent dit, één zelfmoord per 10.000 voorgeschreven recepten. 2 4 3 Ten aanzien van de genoemde tolerantie, is het niet onbelangrijk op te merken, dat o.a. alcohol, opiaten en de nog te bespreken tranquillizers, de werking van barbituraten nog versterken. Er is hier sprake van zogenaamde kruistolerantie, d.w.z. dat tolerantie voor de ene stof (barbituraat) ook tolerantie voor een andere stof (alcohol) veroorzaakt. Dit betekent in de praktijk, dat indien zowel barbituraten, alcohol en een der opiaten gebruikt worden, heel snel de dodelijke dosis bereikt kan worden. Dit is dus met recht levensgevaarlijk. Niet alleen aan de optredende tolerantie ontlenen barbituraten hun gevaar, maar ook aan de voorkomende onthoudingsverschijnselen na het stoppen van regelmatig gebruik. Deze kunnen zelfs erger zijn dan bij het staken van gebruik van heroihe! 25 Begrijpelijkerwijze uiten ze zich in verschijnselen van slapeloosheid en rusteloosheid, maar ook angst, beverigheid en bij sterke gewenning zelfs epileptische toevallen en delirium. In verband met de kruistolerantie voor alcohol, verdwijnen deze verschijnselen na het gebruik van bijvoorbeeld een borreltje! Het plotseling stoppen van langdurig gebruik, kan de dood tot gevolg hebben en is dus bepaald niet aan te raden. Deskundige medische begeleiding is absoluut noodzakelijk. Een chronisch gebruiker is herkenbaar aan: prikkelbaarheid (vechtlustig), verwaarloosd uiterlijk, depressief — soms afgewisseld met uitbundige vrolijkheid —, traag en verward denken, verlies van controle over emoties (huilt gemakkelijk), neiging om in de namiddag en avond te struikelen. Om het gevaar van deze middelen tot slot nog eens te onderstrepen, geven we de volgende uitspraken door: „Ofschoon even ernstig, verschilt het effect van de verslaving aan barbituraten in enkele opzichten belangrijk met de verslaving aan opiaten. De barbituraten werken veel destruktiever op de persoonlijkheid. De verslaafde heeft de neiging zichzelf er in onder te dompelen tot hij kompleet is vergiftigd, hij zoekt de vergetelheid." 26 Een andere deskundige zoekt het niet zozeer in de aard van de stof, als wel in de persoonlijkheidsstructuur van de gebruiker, als hij zegt: „Men ziet barbituromanie niettemin vooral bij angstige, geremde, gespannen en prikkelbare neurotici, die snakken naar ontspanning en innerlijke rust. Barbuturomanen zijn meestal individuen tussen 25 en 50 jaar oud." 2 7 Na dit alles behoeft het geen betoog dat — om het beeld enigszins compleet te maken — psychische afhankelijkheid bijzonder sterk is. 14
De niet-barbituraten onder de slaapmiddelen, zoals bijvoorbeeld glutethimide, methagualon (mandrax), paraldehyde, chloralhydraat, laten we buiten beschouwing. Hoewel sommigen minder gevaarlijk heten te zijn dan de barbituraten, dienen de risico's verbonden aan het gebruik ervan niet onderschat te worden. Ook allerlei snuifmiddelen, die waarschijnlijk volgens hetzelfde principe als de barbituraten werken, laten we buiten beschouwing. De gevaren verbonden aan het zogenaamde glue-sniffing door vaak zeer jeugdige druggebruikers (12 a 13 jaar), zijn bepaald niet te verwaarlozen. Zo hebben we een meisje van 16 jaar — die toevallig ontdekt had, dat van het inademen van de lucht van lijm die haar broertje gebruikte voor de bouw van vliegtuigjes, een kalmerende werking uitging — in korte tijd „de mist in zien gaan", zoals dat wel eens niet geheel ten onrechte wordt genoemd. Regelmatig kreeg ze buikkrampen, werd misselijk en kon ze niet meer op haar benen staan. En nadat ze na een jaar hash ging roken, werden de problemen steeds groter. Tijdens een werkweek, waarin ze zich voorgenomen had niets te gebruiken, barstte de bom en heeft ze zich maar op laten nemen in een therapeutische gemeenschap, waar ze pas na anderhalf jaar weer enigszins — wat dan heet — „normaal" was. Tijdens haar gebruik vertelde ze regelmatig van haar drang zichzelf te willen vernietigen: „Het is toch mijn lichaam. Ik moet toch zelf weten wat ik ermee doe."
Rustgevers of tranquillizers De bekendste van de rustgevers met behoorlijk langdurige werking zijn librium en valium (behorend tot de benzodiazepoxyden). Ze zijn nauw verwant aan elkaar. Andere bekende middelen zijn seresta en temesta. Librium vermindert angst, spanning en agitatie. Het denken en de waarneming worden niet duidelijk beinvloed. Hetzelfde geldt voor valium, met dit verschil dat valium meer slaapverwekkend werkt. Vandaar dat het ook wel als slaapmiddel wordt gebruikt. Beide middelen werken spierverslappend en enigszins anti-eleptisch. Zij worden in de regel tussen barbituraten en alcohol gerangschikt. Een zekere mate van tolerantie kan optreden, terwijl ook onthoudingsverschijnselen zich — na een week — kunnen manifesteren in de vorm van bijvoorbeeld slapeloosheid, agitatie en misselijkheid. Bij plotseling staken van regelmatig gebruik van hoge doses, kunnen deze verschijnselen zich in alle hevigheid doen gelden gepaard gaande met angst en soms epileptische toevallen. Overleg met een arts blijft derhalve geboden, als er plannen bestaan voor het stoppen van langdurig gebruik. Iemand die veel librium of valium gebruikt, kan veel overeenkomsten vertonen met een dronken man of vrouw; een waggelende gang (ten gevolge van evenwichtstoornissen) en een lallende spraak, verraden dat 15
er iets mis is. De overeenkomst qua werking met alcohol blijkt ondermeer ook uit de aanwezige kruistolerantie, zodat ook alcohol en librium eikaars werking versterken. In juli 1979 kreeg het middel halcion grote bekendheid. Alle artsen en apothekers zijn door het Ministerie van Volksgezondheid gevraagd hun ervaringen met dit middel schriftelijk kenbaar te maken. Patiënten die het middel gebruikt hebben, zouden last hebben gekregen van achtervolgingswaanzin en in grote opwinding en verwarring zijn gebracht. Een oud-inspecteur voor de volksgezondheid meende naar aanleiding hiervan, dat het toezicht op de toepassing van geneesmiddelen niet voldoende is en dat daar nodig iets aan moet gebeuren. 28 In somberheid niets voor hem onderdoend, is de arts die de huidige artsenstand ziet als een ,hulpeloos groepje in de strijd tegen de stress" en even verder opmerkt: ,,de gezondheidszorg is inefficiënt, de stresspatiënt doolt in onzekerheid rond, zijn arts is geen vertrouwensman meer en in eigen omgeving loopt hij niet met zijn problemen te koop. Met stress ga je niet naar je buurman (. . .). Voor mij heeft het verstrekken van tranquillizers iets van het geven van een snoepje aan een lastig kind." 2 9 Overigens veel snoep en veel lastige kinderen, want een op de acht Nederlanders zou wel eens gedurende enige tijd een kalmerend middel gebruiken. 30 3. Psycho-analeptica of stimulerende stoffen a. Wekaminen en aanverwante stoffen Mensen op verschillende plaatsen in de wereld hebben vanouds ervaren dat bijvoorbeeld het kauwen op bladeren of zaden van sommige planten een prettig, opwekkend effect heeft. Zo werd en wordt - om maar iets te noemen - in Zuid-Oost Azië gekauwd op betelnoten 3 1 en in Jemen op blaadjes van de Khat. Zo kenden de Chinezen bijna 2000 jaar voor Christus de Ma-hu-wang plant, die de opwekkende stof efedrine bevat en de Inca's vereerden de heilige plant erythroxylon coca, die de beter bekende stof cocai'ne levert. En zo kennen wij in onze tijd het gebruik van koffie en thee, dat in mindere mate ook een opwekkende werking heeft. Al.deze stoffen hebben min of meer met de wekaminen gemeen, dat ze vermoeidheid en eetlust tegengaan en geestelijke en lichamelijke activiteit bevorderen. Toen het — in 1877 — voor het eerst lukte om een van de bekendst geworden middelen, namelijk amfetamine, in een laboratorium te maken, kon men niet vermoeden, welk een hoge vlucht het gebruik en misbruik ervan in de tweede helft van de twintigste eeuw zou nemen. Reeds in de Spaanse burgeroorlogen en de Tweede Wereldoorlog werd het gebruikt om soldaten tot grotere prestaties te brengen. Vandaag blijft het (on)verantwoord gebruik van stimulerende middelen (doping)
16
in de sport 32 een dankbaar onderwerp voor artsen, wedstrijdorganisatoren en journalisten. Hoewel onaangename gevolgen al vanaf de jaren dertig bekend waren, duurde het toch tot 1973 voor alle Nederlandse artsen middels een schrijven van de Geneeskundige Hoofdinspectie van de Geestelijke Volksgezondheid ten stelligste ontraden werd het gebruik van wekaminen voor te schrijven aan patiënten (bijvoorbeeld als recept voor vermageringskuur of om lichte depressies tegen te gaan). 33 In diezelfde tijd was echter het niet-medisch gebruik van amfetaminen of wekaminen, met name door jongeren, al onrustbarend geworden. We luisteren even naar één van deze „speed"-gebruikers om het een en ander over deze middelen te weten te komen. 34 „Normaal gesproken is speed een opwekkend middel en als zodanig werd het ook gebruikt in het begin. Gewoon om een nachtje op te blijven of om je lekker te voelen. Dat je er aan verslaafd bent, besef je bij het gebruik nooit. Het begint met het gebruik van één of twee pillen, maar na een paar maanden eet je er gemakkelijk een stuk of vijftig per dag op. Op het laatst waren dit er honderd per dag. Door de grote afname door jezelf, kon je grotere partijen kopen tegen een goedkopere prijs. Zo kreeg ik ze voor acht cent per tablet, terwijl de straatwaarde wel op vijftig cent per tablet lag. Dus je koopt meer en gaat dealen. Ook was speed in poeden'orm te krijgen, dus ging ik over op het spuiten en de tabletten verkocht ik. Zodoende kom je in een periode dat (al gebruik je speed) je er normaal op gaat leven. Wel raakte ik zwaar ondervoed, omdat speed de eetlust uitschakelt. Mijn tanden begonnen los te zitten en mijn haren begonnen uit te vallen. Ik was 16 jaar. " Na deze ontboezeming zetten we in het kort de belangrijkste gegevens over het gebruik van wekaminen op een rijtje. De effecten bij het innemen in tabletvorm van lage tot matige doses (3—50 mg) zijn: het tegengaan van vermoeidheid en eetlust, het stimuleren van activiteit en dientengevolge ook het stimuleren van slapeloosheid. Tevens voelt de gebruiker zijn zelfvertrouwen toenemen en voelt hij zich beter in staat om besluiten te nemen. Het verhoogde zelfvertrouwen gaat echter gepaard met een verminderde zelfkritiek. Reden waarom examenkandidaten, die zich „opgepept" hebben, maar niet kunnen begrijpen waarom het resultaat zo tegenvalt. Een gebruiker is vaak te herkennen aan de beweeglijke en lusteloze indruk die hij maakt. Hij wil van alles tegelijk doen, is prikkelbaar en niet zelden schrikachtig. De pupillen zijn wijd en de bloeddruk en pols zijn in de regel verhoogd. De reserves van lichaam en geest worden aangesproken, soms tot het niveau van uitputting toe. Als het middel uitgewerkt is (hooguit na acht uur), dan voelt de ge17
bruiker zich afgeknapt. Hij is moe, depressief en lusteloos. Dit kan eenvoudig verholpen worden door de volgende peppil! Veel voorkomend is de laatste jaren het inspuiten van kleine doses wekaminen. Het effect hiervan wordt door velen als bijzonder prettig ervaren. Nog fijner dan de opium-stick. Bij het spuiten van zeer hoge doseringen treedt met name op uitputting, gewichtsverlies, verminderde weerstand tegen infectieziekten, hartritmestoornissen, spier- en gewrichtspijn. Vaak is er dan ook sprake van een dwangmatig herhalen van zinloze handelingen, zoals het klassieke voorbeeld van zeven keer achter elkaar de auto wassen. Sommige gebruikers combineren of wisselen het innemen van wekaminen af met dat van opiaten. Het is dan spannend wat het resultaat zal zijn van het gebruik van stoffen met tegengesteld effect. Bovendien verzachten de echte verdovende middelen de onlustgevoelens die optreden na het stopzetten van het gebruik van pepmiddelen. Dat dit riskante spel zijn tol eist, behoeft geen betoog. Sterk lichamelijk verval, waanideeën en uitingen van agressie zijn hiervan het gevolg. Deze druggebruikers zijn ook onder andere druggebruikers bepaald niet populair. Zij leven meestal in een heel eigen afgesloten wereldje. De groep rond James Manson, die enige jaren geleden de afschuwelijke Sharon Tate-moorden pleegde, heeft vrijwel zeker onder invloed gestaan van deze combinatiemiddelen. Gelukkig is dit angstwekkend beeld niet noodzakelijkerwijs de toekomst voor ieder die met amfetamine in aanraking komt. Er zijn ook jongeren die in de experimenteerfase blijven steken en het bij een paar tabletten laten. Dit neemt niet weg dat psychische afhankelijkheid vaak optreedt, terwijl tolerantie is beschreven voor sommige effecten zoals o.a. het zich prettiger vinden en het afremmen van de eetlust. Fysieke afhankelijkheid wordt bij herhaalde hoge doses niet uitgesloten geacht. Na het staken van het gebruik is er evenwel een goede kans op algeheel herstel. Amfetaminen worden in ons land veel vervaardigd in oude boerderijtjes. In deze, tot klandestiene laboratoria omgedoopte ruimten worden middelen gemaakt, die als dexedrine, methadrine, peritine, efedrine, preludine, e.d. te boek staan. In gebruikerskringen heten ze perziken, rozen, sinaasappelen, kristal, bennies, speed, pep, dope, dexis. Onschuldig aandoende namen voor middelen die bepaald niet onderschat mogen worden. Dat is helaas maar al te vaak gebeurd. Het monument aan de voet van de Mount Vertoux, op de plaats waar de Engelse wereldkampioen wielrennen Simpson zijn gevaarlijk spel met dope met de dood moest bekopen, is — naar we hopen — niet voor niets opgericht. De peppil heeft kennelijk twee kanten.
18
b. Cocaihe De sterkste stimulant van natuurlijke oorsprong is cocai'ne, afkomstig van de cocaplant, die van oude tijden af te vinden is in het Andesgebergte in Zuid-Amerika. Hoewel de stof van een andere chemische samenstelling is dan die van wekaminen, zijn de effecten nagenoeg gelijk. In 1977 bereikte het gebruik van cocaihe in Nederland een (voorlopig?) hoogtepunt. Als je in de nazomer van 1977 een radiozender opzocht, had je grote kans de hit van die tijd te horen, getiteld „Cokane in my brain". Het werd genoemd; een rechtse drug. Dit in tegenstelling tot de „linkse" hash. Rechts, omdat het nogal duur is en derhalve door de beter gesitueerden, bijvoorbeeld uit de wereld van de showbusiness, reclame en mode, gebruikt wordt. En vervolgens omdat het verbouwd werd en wordt in landen waar rechtse, militaire regimes de macht hebben. Cocaihe is blijkens een omschrijving van een handelaar, kennelijk een drug, die bij het ego-tijdperk van de late zeventiger en tachtiger jaren behoort. „Coke maakt je harder, sneller, het verandert je persoonlijkheid, het blokkeert sommige emotionele gevoelens. Geen tijd meer voor suckers en loosers, geen tijd om je te verdiepen in de ander. Daarom vind ik het ook een drug van de echtscheiding; ik ga voor, als je het zó niet goedvindt, dan r o t j e maar op." 3 5 Cocaihe, dat in het midden van de vorige eeuw uit de cocabladeren geisoleerd is, geeft uitzonderlijke gevoelens van welbevinden. De werkingsduur is echter kort. Vanwege de sterke euforie is het nogal in trek geraakt. Cocaihe wordt zowel gesnoven als gespoten. Vaak snuiven kan een ontsteking of zelfs uiteindelijk een gat in het neustussenschot tot gevolg hebben. Hoewel gewenning en lichamelijke onthoudingsverschijnselen niet schijnen op te treden, is — vanwege het als bijzonder prettig ervaren effect — de verslavingskans sterk. Als het middel uitgewerkt is, vertoont een gebruiker een soortgelijk beeld als dat van een gebruiker van wekaminen. Langdurig gebruik van een hoge dosis levert niet zelden waandenkbeelden op, waarna zelfmoord nogal eens als enige uitweg gezien wordt.
e. Koffie en thee Dat cafeihe als belangrijkste bestanddeel van koffie, thee, chocolade en cola een licht stimulerende werking heeft, mag als bekend worden verondersteld. En als zodanig heeft met name koffie een niet weg te denken plaats in onze samenleving veroverd. De bloed toevoer naar de hersenen wordt iets versneld, waardoor de gebruiker zich helderder voelt. Het hart slaat iets sneller. Vandaar dat sommige hartpatiënten beter cafeine-vrije koffie kunnen drinken als ze „voor de gezelligheid" toch mee willen doen. Een matig gebruik van koffie, e.d., is onschadelijk. 19
Hoewel cafei'ne evenals amfetamine vermoeidheid bestrijdt, gaat dit echter lang niet zo ver als de werking van pepmiddelen. Wanneer iemand te moe is, houdt zelfs sterke koffie hem niet op de been. Bij amfetaminegebruik is het zelfs voorgekomen, dat iemand wakker bleef tot hij dood neerviel. 36
4. Over psycho-dysleptica of bewustzijnsveranderende stoffen a. Algemeen Onder de bewustzijnsveranderende middelen nemen lsd als middel met een sterk psychedelisch effekt en de cannabisprodukten met een zwakker effect een bekende plaats in, zij worden ook wel hallucinogenen genoemd. Tegen de term bewustzijnsverruimende middelen hebben we bezwaar, daar van „verruiming" vaak alleen sprake is in de ogen van de gebruiker, terwijl de objektieve waarnemer eerder geneigd is te spreken van het tegendeel. 37 Inname van deze middelen kan de gebruiker doen geloven dat hij in een andere wereld leeft. Er is sprake van een sterker en anders beleven van indrukken. Niet zelden heeft de „tripper" religieuze, mystieke ervaringen. Het zijn deze effekten, die deze middelen hun grote populariteit hebben gegeven, met name in de zestiger jaren. Het zijn tevens de middelen, waarover de meningen zeer sterk verdeeld zijn, met name over de risico's, verbonden aan het gebruik van hennepprodukten. Timothy Leary Een niet onbelangrijke bijdrage tot de grote populariteit leverde de Amerikaanse hoogleraar (tevens „hogepriester" en „profeet") Timothy Leary. 38 Hij roept op om te geloven in het eigen lichaam, in de energieën, die vrij komen in de psychedelische moleculen. Leary ziet zichzelf als degene, die de onwetende mensheid de boodschap moet brengen van het als avonturier op zoek gaan naar het eigen bewustzijn. Wat de meijsen niet weten, is —nog steeds volgens Leary — dat een mens zes bewustzijnsniveaus heeft. De gewone man leeft echter op de laagste twee niveaus, dat van slapen en waken, terwijl hij aan de vier hogere trappen van bewustzijn niet toekomt. De mens leeft als het ware ineen gevangenis (het normale bewustzijn). Hij kan daaruit het best zo gauw mogelijk ontsnappen, door gebruik te maken van marihuana, dan kan hij het vierde en derde niveau bereiken of lsd, dan is hij zelfs in staat het tweede en eerste te bereiken. Het eerste (hoogste) niveau is dat der religieuze ervaringen. Dan ziet en ervaart hij het licht, de waarheid en het leven! De boodschap van bevrijding is aan Leary geopenbaard als resultaat 20
van zo'n 250 psychedelische ervaringen. De bron van de openbaring is — hoe kan het ook anders — Leary's eigen zenuwstelsel. Zijn raad is: probeer het zelf ook eens. Recept: men leze de twee geboden of natuurwetten, die aan Leary zijn geopenbaard. Men gebruike daarbij ongeveer 300 gamma lsd. 39 Dit is niet zomaar een spelletje, maar de vrijheid en de toekomst van de mensheid hangt af van het gehoorzamen van twee geboden. Deze zijn overigens volgens Leary niet nieuw. Maar ze zijn specifikaties van de eerste Mozai'sche wet, God liefhebben en de naaste. Hoe Leary in dezelfde passage tegelijk kan opmerken: „Be God yourself, if you can, but do not impose your divinity on others" 40 , is mij niet duidelijk, maar dat zal zijn oorzaak wel vinden in het feit dat ik me op de laagste treden van de bewustzijnsladder bevind! De twee geboden, waar het om gaat, staan apart afgedrukt op een verder wit gelaten pagina. Ze luiden: 1. Gij zult het bewustzijn van uw naaste niet veranderen. 2. Gij zult uw naaste niet beletten zijn eigen bewustzijn te veranderen. 41 Het eerste gebod verliest overigens zijn kracht als de ander er zelf om vraagt en er zelf de verantwoordelijkheid voor draagt. Zo kan de zaak van de innerlijke vrijheid gediend worden. Met opzet hebben we wat aandacht aan Leary geschonken, omdat zijn invloed op jongeren in de zestiger jaren niet gemakkelijk te onderschatten is. Het gebruik van „geestverruimende" middelen sluit geheel aan bij de hoop, die jongeren in die tijd koesterden op een wereld van liefde en vrede. Inmiddels is dié hoop ongegrond gebleken en heeft het geloof in een wereldrevolutie van liefde plaats gemaakt voor een meer apatische en egoistische houding. De hoop is ijdel gebleken. Het middel deugde kennelijk niet. Hoewel Leary beter had kunnen weten, gelet op wetenschappelijke studies, kunnen we nu met nog meer recht zeggen dat zijn verhaal misleidend is. Wat we inmiddels ook weten, is dat met betrekking tot de psychedelische middelen gesproken mag worden over „een falen van diegenen, die terzake doende informatie zouden kunnen verschaffen. Of is het een falen van hen, die hun ogen en oren gesloten wensen te houden? 42 Dr. A. Ernest Wilder-Smith Een ander, die zich nogal uitvoerig bezig heeft gehouden met de werking van hallucinogenen is de bekende farmacoloog en in kringen van de EO niet onbekende dr. A. Ernest Wilder-Smith. In het kort willen we het belangrijkste van zijn theorie doorgeven. 43 Ieder normaal, gezond mens beleeft regelmatig hallucinaties, bijvoorbeeld wanneer hij (dag)droomt. Hallucinaties zijn immers te omschrijven als fantasieën van het bewustzijn of een subjectieve ervaring van iets, wat in werkelijkheid niet bestaat. Voor een goed begrip van wat deze veranderde bewustzijnstoestand is, kan het geen kwaad eerst te 21
zien hoe het bewustzijnsmechanisme in normale toestand werkt. Ter illustratie geeft dr. Wilder-Smith een beschrijving hoe wij licht zien. Als er lichtprikkels op het netvlies van ons oog vallen, zenden de lichtgevoelige cellen elektrische impulsen via de oogzenuw door naar de hersenen (ons bewustzijn). Daar worden deze gegevens ontcijferd en zien we het beeld dat de lichtprikkels uitzond. De hersenen maken op grond van de verkregen informatie een nauwkeurig beeld na van de waargenomen werkelijkheid buiten ons lichaam. Dit principe — prikkels van buiten, zintuigcellen, zenuwen, hersenen, die de uitwendige werkelijkheid omvormen tot een geesteswerkelijkheid - geldt voor alle zintuigen, die ons in contact brengen met de buitenwereld. 44 Alle zintuigen zenden hun impulsen naar hetzelfde decoderingssysteem in de hersenen. Het gevolg is een wedijver tussen de zintuigen, daar het ontcijferingssysteem niet alles tegelijk kan. De boodschappen worden daar op basis van prioriteit behandeld. Heel gemakkelijk is dit te illustreren met het bekende voorbeeld van iemand, die met een hamer de spijker mist en z'n duim raakt. Hij krimpt van pijn en springt al jammerend heen en weer. Dit laatste geeft hem onbewust op een natuurlijke wijze verlichting van de pijn. Want het schelden, schudden met de duim, springen, enz. betekenen allemaal prikkels naar het decoderingssysteem in de hersenen. Dat krijgt het te druk, waardoor er minder ruimte is voor de pijnimpulsen. Een ander voorbeeld. Wie sterk verdiept is in een boek, zal de radio die aanstaat, niet horen. Het tegenovergestelde kan ook voorkomen, nl. dat de zintuigen helemaal geen boodschappen naar de hersenen sturen. De werkelijkheid dringt dan niet langer tot het bewustzijn door en er is dan sprake van een totale narcose. Voor een goed begrip van het ontstaan van hallucinaties, is nog een aspect belangrijk, nl. de snelheid van de impulsoverdracht in de zenuwbanen. Het doorgeven van de impulsen bij de k r u i s p u n t e n " (synapsen) in de zenuwbanen hangt af van de chemische ionenuitwisseling door een membraan (dun vliesje) tussen bijv. twee zenuwcellen. Welnu, lsd, mescaline, hashish e.d. dringen tot in die synapsen door en onderdrukken die uitwisseling van ionen via de membranen. Anders gezegd, de boodschap komt zo niet over, omdat de boodschappers geen vrije doorgang meer hebben. En dit is volgens Wilder-Smith de oorzaak van hallucinaties. De binnenkomende impulsen, die voor het contact met de buitenwereld zorgen, zijn verdoofd. Onder invloed van bijv. lsd trekt de gebruiker zich dan uit de werkelijkheid terug. Bovendien schijnt het zo te zijn dat na verloop van tijd de ingenomen stof zich met verschillende snelheid uit de synapsen perst. De ene synaps raakt het eerder kwijt dan de ander. Er ontstaat zo een verschillende drugconcentratie in de diverse synapsen. Het gevolg is dat de snelheid van impulsoverdracht per synaps verschilt. Zo ontstaat een 22
verdraaid en raar beeld van de werkelijkheid in ons bewustzijn. De verdwijnende verdoving heeft een toename van zintuiglijke waarneming tot gevolg, hetgeen zich uit in intense waarnemingen en wisselende kleuren. Wilder-Smith maakt vervolgens onderscheid tussen twee typen hallucinaties. Het eerste type (type I) houdt een verdraaiing in van de driedimensionale werkelijkheid. De ledematen kunnen zo licht lijken dat je denkt van een flatgebouw naar beneden te kunnen vliegen, normale gezichten worden (duivels-) maskers, gewoon water kan smaken als vergif of als honing, enz. „Trippen vond ik meestal erg eng, weetje wel. Je bent tijdelijk krankzinning, hè, erg angstig word je . . . alles wordt vertraagd op het gezicht. Als je naar die deur keek, bijvoorbeeld, en dan gelijk weer naar die kast, dan was het net een vertraagde film, weetje wel. Net honderd foto's op een rijtje, alles erg traag en gek vervormd," zei iemand, die het weten kan, tegen me. Er zijn echter ook hallucinaties, die niet veel meer met de materiële werkelijkheid te maken hebben. Deze hallucinaties, niet altijd veroorzaakt door gebruik van psychedelische drugs, hebben een diepere, mystieke betekenis. Ze worden hallucinaties type II of ook wel instant-mystiek genoemd. Zij kunnen als volgt verklaard worden. Achter de ordening van het levende en dode universum (de zintuiglijk waarneembare wereld) staat, ergens in een werkelijkheidssfeer achter onze drie dimensies, een „universele denkbank". De hersenen ontvangen tenminste een deel - meer zouden ze niet kunnen verdragen — van deze denkbank uit het universum. Zij zijn dus de ontvangers en tegelijk ook de filters van de gedachten uit de hogere werkelijkheid. Alles wat niet nodig is om in onze driedimensionale werkelijkheid te overleven, wordt uitgefilterd. Naast de vijf zintuigen, bezit de mens een zesde zintuig. Dit zesde of mystieke zintuig onderhoudt het kontakt met de hogere werkelijkheid. Psychedelia kunnen dit kanaal tussen de hersenen en de universele denkbank openen. Ze roepen dan hallucinaties van het tweede type op. Tegelijkertijd sluiten zij het bewustzijn af voor de driedimensionale werkelijkheid en roepen dromen op. De mens wordt nu ontvankelijk voor de mystiek en het bovennatuurlijke. Normaal gesproken zendt het zesde zintuig slechts zwakke impulsen uit, zo zwak dat de meeste mensen aan het bestaan ervan twijfelen. Het zal duidelijk zijn, gezien de concurrentie tussen de zintuigen, dat het transcendente alleen toegankelijk wordt als de andere zintuigen uitgeschakeld worden. Dit uitschakelen kan gebeuren door bijv. lsd of door meditatietechniek. Volgens Wilder Smith is deze theorie helemaal niet nieuw, want „Jezus Christus leerde bijvoorbeeld zijn discipelen al op welke manier zij met hun hemelse Vader in contact konden komen, namelijk door een bovennatuurlijke gebedservaring. Daarvoor moesten zij hun vijf zintuigen proberen te sluiten. Natuurlijk ge23
bruikte Christus daar geen wetenschappelijke woorden voor, maar hij bedoelde hetzelfde." (blz. 111) In onze maatschappij vindt een voortdurende overbelasting plaats van de vijf zintuigen (radio, t.v., film, verkeerslawaai enz.) en wordt het zesde zintuig vrijwel geheel verwaarloosd. Hallucinerende middelen draaien de situatie om. De druggebruiker zal waarschijnlijk hallucinaties van beide typen door elkaar heen beleven. Dus én een onjuist beeld van de driedimensionale werkelijkheid om hem heen én mystieke ervaringen. Tot zover, voorlopig, Wilder Smith. Wanneer iemand hallucinogenen gebruikt heeft, bestaat de kans dat hij na verloop van tijd, soms zelfs na vijf jaar nog, weer high wordt, zonder dat hij daarvoor drugs ingenomen heeft. Deze spontaan herhaalde drugbeleving heet flash-back. Ze schijnen met name op te treden wanneer de voormalige gebruiker van hallucinogenen onder spanning staat. Ook lichtflitsen of plotselinge geluiden kunnen deze spanning en dientengevolge een flash-back oproepen. Een mogelijke verklaring voor dit vreemde verschijnsel is het volgende. Als een organisme blootgesteld wordt aan spanning, produceert de bijnierschors een hormoon, adrenaline genaamd. Dit komt in de bloedbaan en resulteert in een vaatvernauwing en verhoogde bloeddruk. De betreffende persoon wordt daardoor bleek, zijn hart klopt sneller en de spijsvertering gaat langzamer. Zo is de betrokkene klaar om het hoofd te bieden aan de situatie, die de spanning of schrik veroorzaakte. Na enige tijd wordt door de werking van enzymen de adrenaline weer afgebroken en keert de normale toestand weer terug. Als er echter een bepaalde concentratie adrenaline in het bloed zit, vormt het een stof, die adenochroom genoemd wordt. Dit is een stof, die sterk verwant is aan lsd en mescaline, dus ook sterk hallucinerend. Men heeft ontdekt dat, als men het lichaam niet meer dan hooguit een keer per week voorziet van een dosis lsd, het zich herstelt en daarna reeds op een geringere hoeveelheid drugs ook al reageert. De hersenen zijn kennelijk zo gevoelig geworden dat ze op de kleinste hoeveelheden gaan reageren. Zelfs op de geringe hoeveelheid adenochroom. Voor iemand, die geen ervaring heeft met hallucinerende middelen is de gevormde hoeveelheid adenochroom onvoldoende om tot hallucinaties te leiden. Zijn reactiedrempel ligt te hoog, duidelijk hoger dan van iemand, die regelmatig met bijv. lsd in aanraking is geweest. Dit kan een verklaring zijn voor het feit dat een ex-tripper in stress-situaties toch weer gaat trippen. 45 Als deze trip vervelend is, spreekt men van flippen. Dit is vaak het geval als de gebruiker in neerslachtige of angstige toestand is of de omgeving minder prettige impulsen verschaft vlak voor het gebruik. Een lsd-trip (na gemiddelde dosis) begint na een half uur, houdt zo'n vier a vijf uur aan, waarna hij heel langzaam (tot 24 a 36 uur) afneemt. In het kort zullen we nu nog enige relevante informatie over lsd en 24
direct verwante stoffen doorgeven, alvorens we de omstreden hennepprodukten bespreken. b. Lsd Onder de stoffen, die als echte tripmiddelen bekend staan, nemen lsd (afkomstig uit de moederkorenschimmel), psilocybine (uit een Mexicaanse paddestoel) en mescaline (uit de peyotecactus) een bekende plaats in. Er zijn er echter nog veel meer te noemen, waaronder enkele, die evenals lsd afkoringen zijn van ingewikkeld klinkende namen (zoals DMT, STP). Overigens staat lsd voor lyserginezuurdiëthylamide, in gebruikerskringen afgekort tot zuur of ook wel acid genoemd. Meer romantische benamingen zijn bijv. sunny-explo en california dreaming. Dat Timothy Leary lsd en religie met elkaar in verband bracht, is overigens ook al niet nieuw, want het gebruik van tripmiddelen heeft, mede vanwege de plantaardige oorsprong, van oude tijden af al z'n plaats in religieuze riten. „Dit goedje (peyote, L.v.D.) hielp zijn volk lange tijd al met hun goden en voorouders te spreken", zei een Huichool indiaan in 1974 tegen de bekende theoloog Harvey Cox, die een ceremonie van deze indianen in de woestijn ten noorden van Mexicocity mee mocht maken. 46 De betekenis van het gebruik van hallucinogenen door hippies en oorspronkelijke bewoners van de nieuwe wereld mag echter niet zo gemakkelijk vereenzelvigd worden als wel eens gedaan wordt. Treffend merkt Cox op: „Voor de Noordamerikaanse tegenkultuur van de zestiger jaren, die werd meegesleept in de dwangmatige jacht naar werkelijk voelbare ervaringen, werden de psychedelische drugs iets nieuws, wat je moest doen, een stimulans voor afgestompte zintuigen, een „trip". Voor de Huicholen betekenen zij iets heel anders. Eerder een onmisbare schakel met voorouders en goden, een sacrament. De hippies gebruikten ze als een vlucht uit hun kuituur; de Huicholen gebruiken ze om tot de diepste wortels ervan te geraken". 47 Nadat de Zwitser Hoffman in 1938 lsd gesynthetiseerd had, ontdekte hij als bij toeval vijf jaar later de effecten. Lsd is heel gemakkelijk klandestien samen te stellen. Het wordt ingenomen in de vorm van tabletjes of via een suikerklontje, waarop enkele druppels zijn gedaan. Hoewel tolerantie snel ontstaat bij snel herhaald gebruik, is het ook snel weer verdwenen als er ongeveer een week tussen het ene en andere gebruik zit. Van lichamelijke en geestelijke afhankelijkheid is geen of nauwelijks sprake. Van dood door het gebruik van lsd kan geen sprake zijn, daar lichamelijke schade nog niet met zekerheid is vastgesteld. Dit alles neemt niet weg dat aan het gebruik van lsd onaanvaardbare risico's verbonden zijn, zoals: 25
- de angsttoestanden, paniek, depressieve gevoelens e.d. tijdens het flippen, soms uitlopend op zelfdoding; - het veroorzaken van psychosen; - labiliteit. De nagenoeg bij alle lsd-gebruikers optredende verschijnselen bevorderen een normaal intermenselijk functioneren nu bepaald niet. We denken dan aan: de gevoelens van vreemdheid, onechtheid (derealisatie-), de veranderingen in tijdsbeleving, concentratiemoeilijkheden. Met name in het deelnemen aan het verkeer stellen deze verschijnselen de gebruiker voor grote problemen. Grappig merkt prof. Noach op „dat degene, die ziet wat er niét is, grote kans maakt niet te zien wat er wel is. Dat kan dan in het verkeer een tegenligger zijn, die dan fluks in traumatologische zin een medeligger kan worden". 4 8 Als gevaren verbonden aan het gebruik van hallucinogenen ziet hij verder: - de ontremmingsverschijnselen, die deze stoffen teweegbrengen, kunnen leiden tot criminele of a-sociale handelingen (uitingen van agressie, angst, paniek); - passiviteit ten opzichte van het maatschappelijk gebeuren ten koste van de maatschappij. Noemenswaardige voordelen staan hier niet tegenover, zodat hij de hallucinogenen geen aanwinst kan noemen voor de maatschappij.
c. Hennepprodukten Dit geldt ook voor de nu te bespreken hennepprodukten, waarvan op een ander symposium gesteld werd dat de voordelen van hennep zo groot waren dat het zou moeten worden uitgevonden als het niet zou bestaan, want „hemp helps us to survive on this planet". Hennep zou kunnen bijdragen aan de oplossing tot het papierschaarsteprobleem, het zou kunnen dienen als grondstof voor de produktie van touw, cosmetica en (vee)voeder met een hoog protei'negehalte. 49 De al eerder aangestipte en nog te noemen schadelijke effecten op geest en lichaam werden onder tafel gewerkt en kennelijk als niet van betekenis beschouwd. Toen ik dit las, moest ik denken aan hetgeen ik in een oude encyclopedie uit 1767 tegenkwam. 50 Daar wordt van hennip of kennip gesteld: „Dit is een van de nuttigste planten" en wel vanwege „derzelver vezelen (. . .) van welke men een meer of min schoon lijnwaat vervaardigt." Er worden niet minder dan zeven kolommen besteed om het nut van hennep en allerlei wetenswaardigheden te vertellen. Slechts de laatste alinea vertelt iets over de „dronkenmakende en verdovende kracht", die hennep schijnt te bezitten. „Eenige lieden mengen het hennipzaad met andere spijzen, op de wijze van garst; maar het vervult het hoofd met dampen; en zoo men
26
er te veel van eet, verwekt het zinneloosheit, gelijk het Corianderzaad. ( . . .) Men zecht dat als men de hoenderen hennipzaad geeft, zij zelfs in het midden van den winter eijeren leggen; maar gelijk men zeer wel opgemerkt heeft, dit zaad voed hen te sterk, en maakt hen onvruchtbaar, vermits het hen te vet doet worden". Het zou overigens best eens kunnen zijn dat de reden, waarom „de hoenderen" onvruchtbaar werden, ergens anders in gelegen is. In het vervolg komen we hier nog op terug. Maar dat kon men toen nog niet weten. Evenmin is het de mensen uit vorige eeuwen kwalijk te nemen dat men zo lovend over hennep sprak vanwege de vezels e.d. Dat een aantal zich progressief noemende figuren anno 1980 kennelijk nog niet beter weten is hoogstbedenkelijk. Mogelijk is dit veroorzaakt door de „dronkenmakende en verdovende kracht", want in een van de twee zalen, waarin de programmapunten werden afgewerkt, hingen blijkens het genoemde verslag (hash-)rookwolken. Het lijkt me goed om eerst aan de hand van een aantal citaten uit uiteenlopende, doch veel gebruikte, publikaties te laten zien hoe geruststellend in de afgelopen tien jaar over hennepprodukten geschreven is. Daarna zullen we wijzen op tegenstemmen, die er ook waren en nog steeds zijn, in toenemende mate zelfs. „Gewenning (de noodzaak steeds hogere doses van een stof te gebruiken om het gewenste effect te bereiken) treedt bij cannabisgebruik niet op", (blz. 54) „Bij de mens is ten gevolge van cannabisgebruik anders dan bij lsd geen verandering in het genetisch materiaal beschreven", (blz. 58) „Blijvende beschadiging van de hersenen, die door het gebruik is veroorzaakt, treedt niet op, in tegenstelling tot bijvoorbeeld chronisch alcoholgebruik", (blz. 65) „Alcohol is echter gevaarlijker voor de gezondheid", (blz. 75) M. Kooyman, De medische aspecten van het druggebruik, een artikel in het boek Soft drugs. Sociale, medische en juridische aspecten, Amsterdam 1970. „Het langdurig gebruik van hasjiesj en marihuana veroorzaakt (in tegenstelling tot dat van alcohol) geen noemenswaardige hersenbeschadigingen. Dat hasjiesj en marihuana in vergelijking met bijvoorbeeld alcohol betrekkelijk ongevaarlijke stoffen zijn, is momenteel de mening van de meeste deskundigen", (blz. 30) Drugs, in de serie Wat heet? onder redaktie van Gerard Groen, Han van der Meer en Jan de Werd, 's-Hertogenbosch 1971. „Cannabis geeft geen gewenning en geen fysieke afhankelijkheid. De 27
fysiologische effecten van het gebruik van cannabis zijn van betrekkelijk onschuldige aard", (blz. 58) „Er zijn voorlopig geen aanwijzingen dat cannabis in de in de westerse landen gebruikelijke doseringen het psychisch funktioneren duurzaam schaadt", (blz. 59) Achtergronden en risico's van druggebruik. Rapport van de Werkgroep Verdovende Middelen, 's-Gravenhage 1972. Hoewel gezegd wordt dat de beantwoording van veel vragen een voorlopige moet zijn, stelt het Ministerie van Volksgezondheid in 1976: „Bij de mens is het ontstaan van gewenning t.o.v. cannabis niet aangetoond en evenmin het optreden van onthoudingsverschijnselen na het staken van cannabisgebruik. Het is niet aannemelijk dat cannabisgebruik aanleiding geeft tot lichamelijke afhankelijkheid". Over geestelijke afhankelijkheid wordt niet gesproken. „Dat cannabisgebruik bij de mens hormonale stoornissen veroorzaakt en aanleiding geeft tot het ontstaan van afwijkingen zoals hersenatrofie, is niet waarschijnlijk (. . .). Over de mogelijkheid van mutagene of teratogene (erfelijke of aangeboren afwijkingen verwekkende, L.v.D.) werkingen van hashish of marihuana is geen opheldering verkregen. Dat het langdurig gebruik van hennep leidt tot blijvende psychische afwijkingen („cannabispsychose") of een langdurig, kenmerkend, afwijkend gedragspatroon („a-motivatiesyndroom") tot gevolg heeft, is veelvuldig geopperd, maar niet aannemelijk gemaakt", (blz. 17) Geneesmiddelenbulletin van 20 februari 1976. Een uitgave van het Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne. Na het noemen van vier rapporten (de eerste uit 1893/4 en de laatste uit 1971) stelt J.J. van Belois: „Alle vier de rapporten komen tot de konklusie dat op basis van de huidige gegevens langdurig gebruik van cannabis in gematigde dosis geen schadelijke effekten kent op het lichaam", (blz. 45) J.J. van Belois, Praten over drugs in de klas, een uitgave van de F.Z.A. te Bilthoven, 1978. In een interview met de Haagse Post (yan 7 januari 1978) merkt voormalig minister mevrouw Irene Vorrink over de jaren '60 op: Je begon met je druk te maken, en dan ging je kijken of het de moeite waard was. Maar het gekke is dat bijvoorbeeld marihuana en hasjiesj voor mij nog steeds op een of andere manier een toetssteen zijn. Een toetssteen voor de tolerantiegraad van de maatschappij. En tolerantie is echt het enige, waar het om gaat", (blz. 15) „Ik denk dat gebrek aan tolerantie in feite altijd neerkomt op angst. En waar zijn mensen in laatste instantie bang voor, om dat tot zijn simpelste uitgangspunt te herleiden — ik denk dat iedereen om te beginnen bang is om dood te gaan. Om te beginnen, en natuurlijk om te eindigen ook. Het is een vitale angst. We weten bijna zeker dat het bij
28
de drugs ook speelt, want dat verzet tegen de hasj is niet realistisch en niet rationeel — dus het móet aansluiten op iets wat veel vitaler is, maar wat niet gezegd wordt", (blz. 16) „Dankzij de onderzoeken is er een markt aan informatie beschikbaar over de risico's van hennepprodukten en (. . .) blijken die gevaren mee te vallen. Het belangrijkste risico dat het gebruik van hasj of weed met zich mee brengt is de kans op longkanker. Je rookt immers. (. . .) Die hersenbeschadigingen zijn nooit aangetoond", (blz. 115) „Er is nogal eens gesuggereerd dat het gebruik van deze middelen nadelige invloed kan hebben op het nageslacht. Maar daar zijn onvoldoende aanwijzingen voor", (blz. 116) „Hennepprodukten geven helemaal geen gewenning. Eerder het omgekeerde is waar. Op den duur heb je minder nodig om „high" te worden", (blz. 119) „De angst dat je van hasj aan de heroine komt, is onterecht. En als de kans er enigszins zou zijn, dan verandert de situatie helemaal ten gunste wanneer het gebruik van hasjiesj en marihuana gelegaliseerd is", (blz. 120) Ivan Wolffers, Verslaving, Baarn 1979. Voor legalisering werd ook gepleit op het eerste internationale congres voor legalisering van cannabis (gehouden van 8—10 februari 1980 in De Kosmos in Amsterdam). Uit een verslag lichten we het volgende: „De teneur van de lezingen op de conferentie van Mikuriya, Alice O'Leary en Hickling kan als volgt worden samengevat: In relatie tot andere voedings- en genotsmiddelen die we ons legaal toedienen, is cannabis onschadelijk en ongevaarlijk. Daarvoor staan een 8000 Amerikaanse studies en eveneens een groot aantal Europese onderzoeken borg", (blz. 80) Er werd verwezen naar studies uit 1894, 1929 en 1944, waarin de onschadelijkheid van hennepprodukten werd aangetoond. Geen wonder dat er door deelnemers aan het congres actieplannen en strategieën ontwikkeld werden om aan de „onderdrukking van mensenrechten" een einde te maken. Het verslag is te vinden in het juninummer van het Tijdschrift voor alcohol, drugs en andere psychotrope stoffen, 's-Gravenhage, 1980. En in een nieuw leerboek voor maatschappijleer, gratis ter kennismaking toegestuurd aan docenten, die er belangstelling voor hebben, lezen we: „Er zijn natuurlijk middelen zoals cannabis (hennep)produkten, marihuana en hasjiesj, die tot de zgn. soft drugs behoren (. . .), een schadelijke werking kan niet worden aangetoond en er treedt geen verslaving op", (blz. 34) 29
„Hoewel de soft drugs nog altijd onder de opiumwet vallen, is het gebruik van marihuana en hasj zozeer ingeburgerd dat de justitie tegenover gebruikers geen strafvervolging meer instelt. Met de handel is dit nog wel het geval", (blz. 34) W.F. Kalkwiek, Materiaal voor maatschappelijke vorming, mavo-editie, 2e herziene druk, Amsterdam 1980. En nu andere geluiden. Met name de laatste tien jaren is er door intensief onderzoek aanzienlijk meer licht geworpen op de schadelijke gevolgen, verbonden aan het geregeld gebruik van marihuana en hashish. De geïnteresseerde lezer mogen we in het bijzonder verwijzen naar het onlangs (september 1980) in het Nederlands vertaalde boek van de beroemde geleerde prof. Gabriël Nahas, die doceert aan de Colombia Universiteit in Amerika. 51 52 1. T.H.C. (ook wel Delta-9-Tetra Hydro Cannabihol) is een van de belangrijkste werkzame stoffen in cannabis. Het hoopt zich op in vetweefsel en hersenen en geslachtsklieren. 53 Het blijft tot ongeveer een week na het laatste gebruik nog in het lichaam achter (Gunning spreekt van de plakkerigheid van hash). 2. De celdeling van o.a. lymphocyten wordt ongunstig beinvloed. Een onderzoeker kwam zelfs tot de ontdekking dat het aantal cellen die niet het volledige aantal chromosomen (dragers van erfelijke eigenschappen) hadden, bij marihuanarokers twee keer zo groot was als bij niet-rokers. 54 Dit heeft tot gevolg dat ons immuunstelsel gevaar loopt. Tevens is er het verhoogd risico voor kanker, gevaar voor veranderingen in erfelijke eigenschappen en dientengevolge voor aangeboren afwijkingen. 3. Na vele jaren dagelijk gebruik kan hersenbeschadiging, zelfs hersenatrofie (hersenverval) optreden. 55 4. Het voortplantingsproces wordt ongunstig beinvloed. De mannelijke hormoonspiegel wordt verlaagd. Er is dan minder testosteron in het bloed. Het gevolg voor pubers kan zijn een nadelige invloed op de skeletgroei. 56 Bovendien is er een potentieel genetisch gevaar voor het nageslacht. 5. Na een jaar lang twintig sigaretten per dag roken, bestaat een grote kans op aanzienlijke afwijkingen aan het ademhalingsstelsel (bronchitis, longemphyseem). Deze afwijkingen zijn vergelijkbaar met die welke het gevolg zijn van twintig jaar twintig tot veertig tabaksigaretten roken. 57 6. Daar marihuana vaak gecombineerd wordt met tabak, is trouwens het nadelig effect op het longweefsel extra versterkt. Longkanker als uiteindelijk resultaat is dan ook niet uitgesloten. 58 30
7. Vermindering van geestelijke vermogens. Toenemende en blijvende passiviteit en a-motivatie. Agressief optreden is niet uitgesloten. 59 Met name deze gedragsverandering is veelvuldig beschreven. Vooral bij psychisch labiele figuren zijn deze gevolgen al vrij snel en duidelijk te bemerken. Ze zijn globaal genomen lusteloos, hebben weinig belangstelling voor hun omgeving, verliezen elke ambitie en verwaarlozen hun kleding en lichaamshygiëne. 60 Ook al moet nog veel onderzoek verricht worden, het komt steeds meer vast te staan dat de risico's van de hennepprodukten veel groter zijn dan men twintig of zelfs tien jaar geleden dacht. Samenvattend stelt de al eerder genoemde professor Nahas: „Cannabis is een drug, die struktuur en werking aantast van cellen in bloed, longen, voortplantingsorganen en hersenen". Hopelijk zijn we nog niet te laat om onze ogen en oren te openen voor de harde feiten over cannabis savita L. De hennepplant groeit op verschillende soorten grond, zelfs in ons land. Maar in warme streken gedijt hij beter en bevat dan veel meer werkzame stoffen. De gedroogde vrouwelijke bloemtoppen leveren marihuana, terwijl de zuivere hars de hash vormt. Dit is sterker geconcentreerd dan marihuana. Hennepprodukten worden meestal gerookt, soms gegeten. Al met al is het te hopen dat moderne „hippe vogels" in ons land zich meer gelegen laten aan de naakte waarheid over hennep dan de vogels uit de volgende fabel van De la Fontaine. Zij slaan de waarschuwingen van de zwaluw in de lucht, maar moeten dat helaas met hun vrijheid bekopen. Ook al werd toen op een ander gevaar van hennep gewezen dan nu, dat neemt niet weg dat de zaak, waarom het gaat, dezelfde is. Toen de zwaluw een boer hennepzaad zag uitstrooien, zei de zwaluw tegen de kleine vogels: „Ziet ge die hand, die door de luchten wuift? Helaas de boze dag zal komen, dat sneller dan ge nu kunt dromen, het uw verderf zal zijn, dat wolkje dat daar stuift. Daar groeien netten van en strikken, die vogels doden of verstikken; of lijkt het je misschien zo mooi de ketel of de vogelkooi?" 61 5. Over tabak en alcohol a. Tabak Vele ouderen zullen zich ongetwijfeld de vragenuurtjes herinneren die 31
in de dertiger jaren via de N.C.R.V. de ether ingezonden zijn. De bekende Joh. C. Francken behandelde vragen van allerlei aard. Vragen en antwoorden zijn gebundeld in twee boeken, zodat alles nog eens rustig nagelezen kan worden. In de tweede bundel 62 komen we enigszins tot onze verrassing als achtentachtigste vraag van de in totaal honderdvierenveertig vragen tegen: „Is roken een vorm van slavernij en dus als zodanig te veroordelen?" Ondubbelzinnig volgt het antwoord: „Of roken zondig is? Neen, in geen geval! (. . .) Roken is als genotmiddel volstrekt niet te veroordelen". En Francken wijst zelfs op het positieve effect als hij zegt dat een goede sigaar een gunstige werking heeft op de oplossing van moeilijke problemen. Is het om die reden, zo denk je dan, dat in kerkeraadskamers in de late uurtjes de nevels verre van opgeklaard zijn? Van Francken behoeven de mannenbroeders in ieder geval geen tegengas te verwachten. Behalve dan wanneer „roken een slavernij wordt, dan wordt tot zonde, wat op zichzelf volstrekt niet zondig is". Zo was ook dit probleem weer opgelost. En kennelijk tot tevredenheid, want in een aantal boeken die speciaal voor jongeren geschreven werden kwam ik noch de vraag noch een verwijzing in die richting tegen. Ook al wordt bijvoorbeeld in het bekende boek „Jeugd! Waarheen?" 63 uit 1958 over alles en nog wat geschreven — zaterdagmiddagsport en het hoorspel op de radio zijn het begin van het einde en niet te vergeten de handel in blanke slavinnen als afschrikwekkend voorbeeld voor al te flink liftende meisjes — maar over roken ben ik in het hoofdstuk „De wereld vol geheimen en gevaren" niets tegengekomen. Ook in het tweede deeltje „Fakkeldragers" 64 uit de zeventiger jaren wordt het buiten beschouwing gelaten. We moeten wachten tot 1979. Dan wordt in het boek „Jij en . . ." 6S zelfs heel wat meer ruimte uitgetrokken voor alcohol, tabak en andere drugs. De conclusie daar is echter duidelijk anders dan die van Francken zo'n kleine vijftig jaar eerder. Kennelijk is er in die jaren iets veranderd. Sigaretten hebben de sigaar van Francken verdrongen. Terwijl vrouwen ook hierin emanciperen en mannen zelfs „ p a f ' doen staan. Immers uit een van de laatste grote onderzoeken (1978) in Nederland over deze materie is gebleken dat meer meisjes roken dan jongens. 66 Zo geeft 31% van de meisjes te kennen dat ze roken, tegen 29% van de jongens in de leeftijdsgroepen 1 2—18 jaar. De meeste jongeren ervaren al vrij snel dat ophouden met roken moeilijk tot zeer moeilijk is.67 Toch begint men er al vrij jong aan, zo rond 32
het 13e jaar. Het voorbeeld van de ouders lijkt hierbij een grotere rol te spelen dan dat van leeftijdsgenoten. Op de vraag waarom men rookt worden voornamelijk genoemd het spanningsverminderend effect (met name door mannen genoemd) en de gezelligheid (door vrouwen genoemd). En hoewel kleinere onderzoekjes erop wijzen dat steeds meer mannen in ieder geval de waarschuwingen tegen het roken ter harte nemen is de situatie voorlopig nog ernstig genoeg. Jaarlijks krijgen duizenden de rekening gepresenteerd. Zo overleden in 1977 in ons land 15.000 mensen, voornamelijk tengevolge van tabak. Dat is ongeveer zes keer zoveel als het aantal verkeersdoden. Van die 15.000 overleden er 7.000 door long-, lip- en keelkanker, 6.500 door hartinfarct en angina pectoris en 1.500 door bronchitis en astma. Om nog even in de sfeer van de getallen te blijven: de tabaksindustrie haalde in 1978 een omzet van ruim 3,4 miljard gulden en incasseerde de overheid ruim 1,6 miljard aan accijnzen op rookwaren. De sigarettenindustrie besteedde 80 miljoen gulden aan reclame en de overheid een half miljoen aan anti-rookacties! 68 Als we tabaksrook ontleden zien de de volgende bestanddelen: a. Nicotine, deze stof heeft een stimulerende invloed op het zenuwstelsel en op hart en bloedvaten. b. Koolmonoxyde, deze stof vermindert sterk het transport van zuurstof vanuit de longen via het bloed naar de cellen in het lichaam. c. Slijmvliesprikkelende stoffen, die bronchitis kunnen veroorzaken d. Kankerbevorderende en -verwekkende stoffen. De stimulerende werking van tabak wordt geillustreerd door het feit dat veel rokers zeggen onder invloed van tabak beter te kunnen denken. De relatie tussen regelmatig veel roken en een „voortijdige" dood veroorzaakt door (long)kanker, chronische bronchitis, longemphyseem e.d. blijkt uit onderzoekingen overduidelijk. Evenals de verhoogde kans op ziekte (met dodelijke afloop) van hart en bloedvaten. Twijfelaars verwijs ik naar boeken en brochures van Dr. L. Meinsma, die resultaten verkregen uit wetenschappelijk onderzoek in populaire vorm weergeeft. 69 Notoire twijfelaars kunnen zich altijd nog op de longafdeling van het ziekenhuis laten overtuigen van de ervaringsfeiten (in de vorm van patiënten). Vrouwen die tijdens de zwangerschap roken hebben bovendien een grotere kans op kleinere baby's of zelfs op een voortijdig verliezen van de vrucht. 70 In het voorafgaande zijn de belangrijkste risico's, die rokers van sigaretten lopen genoemd. Te noemen is echter ook nog de grotere kans op ongelukken (brand), sommige zeldzame vormen van blindheid en vertraagde genezing van een maagzweer. 33
Sigaren- en pijprokers lopen veel minder risico omdat zij in de regel niet inhaleren. Tenslotte wijzen wij nog op het feit dat stoppen met roken zin heeft omdat veel opgelopen schade door het lichaam weer hersteld kan worden. 71 Maar eenvoudig is het niet, hoewel een niet onvermaard iemand eens gezegd heeft dat stoppen met roken helemaal niet moeilijk was omdat hij het al zoveel keer gedaan had . . . Tenslotte geven we de conclusie door van Dr. Meinsma uit zijn al eerder genoemde boek. (pag. 47) „Zij, die sigaretten roken hebben een aanzienlijk kleinere kans om de pensioen-gerechtigde leeftijd te bereiken en een grotere waarschijnlijkheid, dat, als zij die leeftijd halen, zij te invalide zijn geworden om daarvan te genieten". En om van de risico's en de last voor de passieve rokers — de mee-genieters tegen wil en dank — maar te zwijgen. 72 Ja, als Francken dit allemaal geweten had . . . Wij weten het. Wij weten meer en beter. Bijvoorbeeld dat de verhouding tabaksdoden—heroinedoden zo ongeveer 100:1 is! b. Alcohol „Alcoholisten zijn mensen die, als de ziekte aan het licht treedt, niet of slechts zelden kunnen drinken zoals „sociale" drinkers doen. Hun centrale probleem is, dat hun gedragingen gekenmerkt worden door een wisselende graad van mateloosheid. Het is alsof er in hun organisme een kettingreactie op gang komt, zodra zij alcoholica drinken". Veel meer dan vroeger wordt alcoholisme als een ziekte gezien, waarvan het kenmerkende is te vinden in het controleverlies. De alcoholist is een grensoverschrijder. Hij drinkt om de roes, om zich ongeremd, bevrijd te weten van zijn onzekere gevoelens. Deze gedachte ontvouwt — in navolging van de beroemde E.M. Jellinek — de in ons land niet onvermaarde zenuwarts Dr. P.H. Esser in zijn boek „Alcohol en drugs . . . het drama der matelozen". 73 En hoewel lang niet ieder die alcoholhoudende dranken drinkt alcoholist is of wordt, en al is de ene alcoholist de andere niet, 74 toch zal het juist om reden van ontspanning zijn dat velen — ook niet alcoholisten — alcohol nuttigen ter verhoging van de feestvreugde. De geschiedenis illustreert dit. Nagenoeg alle culturen die bestudeerd zijn kennen het gebruik van alcohol. Vruchtesappen, plantesappen, granen en honing dienden als basis voor dranken met een laag alcoholgehalte, die met name in religieuze rituelen een vaste plaats hadden. En in de geschiedenis van Israël én in die der Grieken en Romeinen 34
komen we het gebruik en misbruik herhaaldelijk tegen. In navolging daarvan heeft de samenleving in West-Europa ook na de kerstening het gebruik gekend. Paus Leo X verdronk zijn verdriet als balling in Avignon met de beroemde speciaal voor hem gemaakte „Chateau Neuf duPape". Trimbos die in een interessant artikel 75 aan deze historische achtergronden nogal wat aandacht schenkt, heeft er echter bezwaar tegen om alcoholisme alleen maar als ziekte te zien. Hij vindt dat dan het probleem te veel bij het individu gezocht wordt (biologisch, psychologisch, moreel), hetgeen dan tot moedeloosheid kan leiden omdat tegen deze ziekte geen verweer mogelijk is gebleken. Bovendien verdwijnt in deze beschouwingswijze het sociaal-culturele aandeel in de totstandkomingvan het probleemgedrag te gemakkelijk uit het blikveld. Dat het niet onbelangrijk is de oorzaken van het probleem (gedrag) goed te stellen laat zich gemakkelijk begrijpen, al was het alleen maar om zo tot een juiste therapie te kunnen komen. De meningen over de oorzaken zijn verdeeld. Het zal ook wel te maken hebben vanuit welke vakdiscipline je de zaak bekijkt. 76 De definitie die de wereldgezondheidsorganisatie van alcoholisten gaf, laat de voornoemde probleemstelling buiten de omschrijving als ze formuleert: „Alcoholisten zijn die excessieve drinkers wier afhankelijkheid van alcohol een zodanige graad heeft bereikt dat zij een manifeste geestesstoornis vertonen of erdoor geschaad worden in hun geestelijke en lichamelijke gezondheid, hun intermenselijke relaties en hun soepel maatschappelijk en economisch functioneren, ofwel zij die de prodromale verschijnselen van dergelijke ontwikkelingen vertonen. Derhalve hebben zij behandeling nodig". Dat laatste zal in ieder geval door ieder toegestemd kunnen worden. Hoe werkt alcohol? (Ethyl)alcohol is het produkt van gisting van natuurlijke suikers die in planten voorkomen. Het zo verkregen lage alcoholgehalte 2—8%in bier, wijn of cider, kan door middel van destillatie opgevoerd worden, dan hebben we sterke drank (30—40%). Alcohol heeft een merkbaar effect op bv. de slijmvliezen van de mond en de maag. Alcohol kan in tegenstelling tot koolhydraten en vetten niet in het lichaam worden opgeslagen. Zonder enige voorbewerking wordt de alcohol vanuit maag en darm direct in het bloed opgenomen en via de lever naar alle weefsels vervoerd. In de lever wordt alcohol omgezet in energie via een verbrandingsproces. Deze omzetting en afbraak gaat met een snelheid van ± IV2 gram per uur. Daar een standaard glas bij normaal gebruik ongeveer 10 gram alcohol bevat, is het niet moeilijk te begrijpen dat de lever per uur hoogstens een glas kan verwerken. Krijgt de lever meer dan circuleert een hoeveelheid onverbrande alcohol in het bloed, hetgeen echter niet ongelimiteerd kan. Het is namelijk zo dat bij het afbraakproces in de eerste fase een 35
uiterst giftige stof wordt geproduceerd, namelijk acetaldehyde, die in normale omstandigheden weer snel afgebroken wordt tot azijnzuur, en deze weer tot koolzuur en water die via de longen en urine het lichaam weer verlaten. Bij overmatig gebruik is er dus sprake van een onaanvaardbare hoeveelheid giftige stof in ons bloed, die schade kan berokkenen aan de meeste weefsels in ons lichaam (zoals lever, hart, hersenen, beenmerg). Alcoholisten hebben dan ook last van één of meerdere van de volgende kwalen: maag-, darm-, leveraandoeningen slaap- en evenwichtstoornissen depressie, prikkelbaarheid, lusteloosheid e.d. 77 De invloed op het centrale zenuwstelsel is zo ongeveer als volgt. Alcohol vermindert de activiteiten van het zenuwstelsel. Alle functies ervan worden geremd of onderdrukt. Desondanks ervaren velen het toch als een opwekkend middel. Hoe kan dat? Een van de eerste vermogens die door alcohol onderdrukt worden is het zelfbeheersingsvermogen. De remmen gaan nu los. Beheerste driften, gevoelens e.d. verliezen hun onderdrukking, en komen nogal krachtig tot uitdrukking. Zoals een veer die losschiet. Mensen die eerst nogal moeilijk contacten legden, maken met iedereen een praatje en schroomvalligen worden breedsprakig en vrij. In veel gevallen weten we het binnen het sociaal aanvaardbare te houden. De gezelligheid wordt verhoogd zolang het sociale drinken binnen aanvaarde en aanvaardbare grenzen blijft. Deze (oordeels)dempende veranderingen beginnen al bij het eerste glas. Hoe meer we drinken, hoe meer ons oordeel en onze andere vermogens worden aangetast, waardoor we steeds minder gaan beseffen dat onze capaciteiten zijn afgenomen. Zo zijn we in een vicieuze cirkel terecht gekomen, zonder het zelf te merken. Zo meenden elk jaar de veroorzakers van de auto-ongelukken waarbij ± 300 doden in het spel zijn dat ze nog best tot goed autorijden in staat waren. Naast het zelfbeheersingsvermogen kunnen ook gevoelens van spanning en angst onderdrukt worden of zelfs hoofdpijn en vermoeidheid. Het zal duidelijk zijn dat deze gevolgen de reden kunnen zijn waarom iemand drinkt. Zodra ontdekt wordt dat alcohol iets toevoegt aan het plezier in het leven of ongemak kan worden vermeden is de basis gelegd voor psychische afhankelijkheid. Uiteindelijk kan dit leiden tot algehele verslaving. Dit verloopt via de lichamelijke gewenning aan het middel. De regelmatige gebruiker van alcohol die zijn lichaam eraan went, zorgt ervoor dat z'n lichaam in een slechte lichamelijke conditie verkeert als hij van het middel verstoken blijft. Het lichaam is op de alcoholstofwisseling ingesteld. Het lichaam zal protesteren als het verstoken blijft van alcohol (onthoudingsverschijnselen) b.v. zich uitend in misselijkheid, over36
geven, gebrek aan eetlust, rusteloosheid, angst, depressie, beven, slapeloosheid. Zonder alcohol kunnen deze verschijnselen wel een week of langer duren. Deze gevoelens verdwijnen na het gebruik van alcohol. Vandaar. . . ! Een groot probleem Herhaaldelijk wordt er in de laatste jaren op gewezen dat alcohol een groot probleem is geworden in onze samenleving. Het vormt „een grotere bedreiging dan drugs" zo luidde een kop boven een artikel op pagina 2 van Trouw van 1 oktober 1980. Daarin vertelde ds. D. Wouters, voorzitter van de stichting De Regenboog, van zijn ervaringen opgedaan op de Dam in Amsterdam en op conferenties in binnen- en buitenland. Hij wees erop, dat in de Verenigde Staten het aantal slachtoffers door alcoholgebruik in het verkeer in twee jaar tijd evenveel is als het aantal gesneuvelden in tien jaar Vietnam. Nederland geniet de twijfelachtige eer om het hoogst te scoren op de lijst van landen met een snel stijgend alcoholgebruik. Het aantal mensen met problemen ten aanzien van alcohol beloopt in ons land zo'n achthonderduizend. En hoewel Wouters niet pleit voor geheelonthouding wijst hij op de dubbele moraal die wij in ons land hebben tenaanzien van geaccepteerde drugs als alcohol en taboe-drugs zoals heroi'ne. Zo maakte hij het mee dat een zitting van de gereformeerde synode werd „omspoeld door drank". Nu hoef je geen geheelonthouder te zijn om erop te wijzen dat dit sociale drinken dat nog algemeen aanvaard is, funest is geworden voor al die mensen met min of meer grote problemen op dit gebied. En dat een alcoholist, wil hij geholpen worden, radicaal geheelonthouder moet worden! Kennelijk is de invloed van de grote Abraham Kuyper op zijn geestelijke nazaten nog niet helemaal verdwenen. Al vraag ik mij af of de beroemde opmerking van Kuyper over het niet kweken van een stoer geslacht bij de chocoladeketel wel voldoende gezien is in het licht van andere uitspraken van Abram de geweldige. Over dubbele moraal gesproken In Elseviers Magazine van 1 5 december 1979 werd in een artikel van 1 1 / 3 pagina gesproken over het bestrijden van reclame voor drank en tabak op t.v. In hetzelfde nummer waren 3 pagina's geheel gewijd aan reclame voor tabaksprodukten en 21 1/3 pagina voor alcoholprodukten, waarvan 17 in kleur. Van de 196 pagina's die het blad telde waren er derhalve 24 1/3 gewijd aan reclame voor alcoholica en tabak, anders gezegd, ± 12%% was gewijd aan reclame, terwijl 0,6% van de ruimte ging over de bestrijding van die reclame!
37
III. Stepping-stone? Wie zich met vragen rondom het druggebruik bezighoudt, ontdekt al vrij snel dat veel gebruikers van riskante stoffen het niet bij één stof laten. Meerdere stoffen in uiteenlopende vorm en op verschillende wijze toegediend worden in het lichaam gebracht. Dit maakt het vraagstuk van het druggebruik er niet eenvoudiger op. Nu rijst de vraag: bestaat er verband tussen het gebruik van de ene stof en het gebruik van de andere? Lokt het nuttigen van stof a het verder experimenteren met stof b uit? Gegeven het veelvuldig voorkomen van dit verschijnsel, kan moeilijk ontkend worden dat er wel een bepaald verband moet bestaan. De vraag is alleen: welk verband? In navolging van Cohen vinden we in de literatuur vaak drie theoretische mogelijkheden opgesomd. 1 1. Er is een direct, causaal verband. De farmacologische eigenschappen van de ene stof doen de behoefte ontstaan om op andere, meestal sterkere middelen over te stappen. Men spreekt dan van de farmacologische stepping-stone hypothese. 2. De oorzaak van overstap moet niet gezocht worden in de stof, maar in het milieu, waarin de druggebruikers komen te verkeren (de druggebruikende subcultuur). Men spreekt in dit geval van de sociogene stepping-stone hypothese. 3. De oorzaak wordt niet zozeer gezocht in de aard van de stof, ook niet in het milieu, maar in eerste instantie in de persoon van de gebruiker en in de omstandigheden, waarin hij verkeerde voor zijn druggebruik. Het lijkt soms wel alsof sommige mensen gepredisponeerd zijn om in de drugs te verzanden. Psychisch labiele figuren en/of jonge mensen, levend in allerberoerdste omstandigheden vallen gemakkelijk in de verzoeking om de omstandigheden te ontvluchten of zichzelf op te peppen. Zeker als de middelen daartoe gemakkelijk voorhanden zijn. In concreto denkt „men" bij de stepping-stone hypothese meestal aan de relatie tussen hash- en heroïnegebruik. Het is echter ook mogelijk om een andere relatie te leggen, zoals bijv. hash—lsd, hash—amfetamine, amfetamine—heroine. Wij beperken ons tot de eerstgenoemde mogelijkheid. 1. De meeste auteurs ontkennen dat er een direkt causaal verband bestaat tussen hash- en heroïnegebruik. De farmacologische steppingstone hypothese wijzen ze van de hand, terwijl ze wel ruimte open laten voor de twee andere verklaringen. Mijns inziens hangt de beantwoording van de vraag of de farmacologische stepping-stone theorie als verklaring kan dienen voor een deel af van de vraag naar de mogelijkheid van optredende tolerantie bij het 38
gebruik van hennepprodukten. De meeste auteurs die de farmacologische stepping-stone theorie afwijzen, ontkennen deze optredende tolerantie. Hoewel mensen als bijv. prof. Noach en prof. Ariëns ook niet willen weten van tolerantie, zien zij toch wel eigenschappen van de stof, die als mogelijke oorzaak van verder experimenteren worden gezien. Zo spreekt Ariëns bijvoorbeeld van: „In aanmerking genomen de indolentie, de apathie en de lethargie, door deze drugs (marihuana en hash, L.v.D.) teweeggebracht, is eerder sprake van soft-making drugs". 2 Het zijn week-makers, waardoor de weerstand tegen het lopen van nog meer risico's vermindert. Marihuanagebruik „leidt tot het verlies van motivatie, uitvallen van de „drive"." Noach wijst op „de ontremmingstoestanden, die deze stoffen teweegbrengen", waardoor de gebruiker zich anders, a-socialer gaat gedragen. Er is sprake van een zekere passiviteit ten opzichte van het maatschappelijk gebeuren. Zo worden, om maar eens iets te noemen, ook de reserves t.o.v. het gebruik van andere drugs snel minder. 3 Ook Powelson wijst als gevaar van hennepprodukten op de afbraak van mentale en fysiologische processen, die evenwel door de gebruiker niet onderkend worden. 4 Dié auteurs, die oog hebben voor de a-motivatieverschijnselen die op kunnen treden bij herhaald gebruik van hennepprodukten, zien dus wel degelijk een verband tussen het gebruik van hennep en het mogelijk verder experimenteren. In ons land heeft de Rotterdamse arts K.F. Gunning zich nogal sterk gemaakt om aan te tonen dat er overigens wel degelijk sprake kan zijn van tolerantie bij regelmatig hennepgebruik. 5 Deze tolerantie met de al eerder genoemde plakkerigheid van hash is de oorzaak van de drang om naar sterkere middelen te grijpen. Al met al, kan de farmacologische stepping-stone theorie niet zomaar onder tafel worden gewerkt. 2. Dat een belangrijke oorzaak van een eventueel overstappen gezocht moet worden in de subcultuur, waarin de gebruiker zich bevindt, laat zich begrijpen. In een subcultuur vindt een sociaal leerproces plaats. Als nieuwkomer kom je in een vreemde wereld, waar je weer snel uit kunt verdwijnen als je je niet aanpast of — en dat is het andere uiterste — je geeft je helemaal en je tracht zo snel mogelijk aanvaard te worden. Dit zich helemaal geven houdt in een verder experimenteren met die drugs, die in de scene gewaardeerd worden. Je wilt immers „in" zijn, Via nieuwe vrienden kun je dan zo van kwaad tot erger komen. De kans dat in de nieuwe vriendenkring mensen zitten die handelen en/of andere middelen gebruiken is immers bepaald niet uitgesloten. Mijns inziens kunnen we net zo goed spreken van een sociogene steppingstone these als van een hypothese. 39
Het argument dat dit alles zou pleiten voor een de-criminalisering en legalisering van het hennepgebruik kan alleen gebruikt worden door die mensen die de risico's, verbonden aan hennepgebruik aanvaardbaar vinden of niet willen zien. 3. Dat bepaalde typen, met name labiele jongeren, die zich gemakkelijk laten meeslepen en bovendien naief zijn van huis uit of in het bezit zijn van een minderwaardigheidscomplex (zoals bijv. Krijn en Alice) 6 met drugs in aanraking komen, behoeft niemand te verwonderen. Zeker niet als in de hen omringende maatschappij onzorgvuldig gesproken wordt over de ricico's, verbonden aan het gebruik van hennepprodukten. Dat „toestanden thuis" (gebroken gezinnen, een vader of moeder aan de drank, een vader die carrière moet maken en nooit thuis is e.d.) of toestanden op school of waar dan ook in hun directe omgeving, jongeren het huis uit doen vluchten in de armen van lotgenoten of gewetenloze dealers, behoeft niet zoveel toelichting. De praktijk is vaak sterker en ook complexer en genuanceerder dan de leer. Voor een aantal mensen, met name zij die zelf clean zijn en veel contact met jonge druggebruikers hebben, staat het als een paal boven water dat er wel degelijk een verband bestaat tussen heroïnegebruik en hashgebruik. 7 De praktijk leert echter ook dat vele jongeren na een eerste kennismaking niet „overstappen" naar een andere drug, maar of „blijven zitten" of „uitstappen". Dus van een automatisme, in de trant van: iedereen die aan hash begint, is gedoemd om bijgeschreven te worden in de annalen van de heroineslachtoffers, is géén sprake. Wel van een niet uit te sluiten en te onderschatten mogelijkheid. Wil men het schrijnende heroine-probleem pogen op te lossen, dan zal men tegelijk sterke aandacht moeten schenken aan de hiervoor genoemde relaties. Duidelijke en volledige informatie door officiële instanties over de risico's, verbonden aan het gebruik van hennepprodukten is wel het eerste wat dan moet gebeuren. De zo hoog geroemde tolerantie in dezen moet worden onderkend als gevaarlijke misleiding. Uiteraard zullen ook de achterliggende oorzaken met hun diepe verworteling (zie hoofdstuk achtergronden) niet buiten het gezichtsveld mogen blijven. Zolang de risico's, verbonden aan het gebruik van „grass", „weed", „ s t u f f ' of hoe het heten mag, niet beter onderkend worden, zal het heroineprobleem onoplosbaar zijn, vrees ik. Overigens moeten we nog een stapje terug. De eerlijkheid gebied dit om ook te zeggen. Een maatschappij, die tolerant staat ten opzichte 40
van het gebruik van tabak en alcohol, doet ongeloofwaardig aan bij jongeren. Er is namelijk ook sprake van een bepaald verband tussen het gebruik van tabak en alcohol en dat van andere drugs. 8 Al was het alleen maar dat een goede rooktechniek vereist is voor het genieten van een stickie. Wie de ene riskante stof accepteert, moet niet vreemd kijken als een ander een andere riskante stof prefereert.
41
Aantekeningen Bij hoofdstuk 1 1.
Het betreft de jaren 1969 en 1970. N.V. Stichting voor Statistiek, Drugs in Nederland I en II, 's-Gravenhage. 2. a. Met drugs worden bedoeld „stoffen die de geestestoestand of de psyche beïnvloeden, gebruikt buiten de geneeskunde". Prof. dr. E.J. Ariëns, Drugs en druggebruik, een alternatieve benadering, Het betreft hier een rede uitgesproken op 16 oktober 1970 b.g.v. 47e dies natalis van de Katholieke Universiteit te Nijmegen, pag. A l . b. „Als drugs worden genoemd: de chemische middelen - al dan niet in natuurlijke vorm - die het bewustzijn in meer of mindere mate kunnen veranderen en waarvan het gebruik door de samenleving als afwijkend gedrag wordt beschouwd". Dr. H. Cohen, Drugs, druggebruikers en drugscene, Alphen aan den Rijn, 1975, pag. 12. c. „Drugs zijn stoffen die invloed hebben op het menselijk bewustzijn en die om deze reden gebruikt worden". J.H. van Epen, Compendium drugverslaving en alcoholisme, Amsterdam/Brussel, 1974, pag. 1. d. „Drugs zijn in een bepaald cultuurpatroon niet geaccepteerde, niet als geneesmiddel voorgeschreven, psychisch actieve stoffen". M. Kooyman, Soft drugs, een kwestie van definitie, Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde, 13 februari 1971, 115, nr. 7. e. „ . . . is een drug elke chemische samenstelling die gevoelens, waarnemingen of het bewustzijn wijzigt en die wordt misbruikt tot blijkbaar nadeel van de gemeenschap". Peter Laurie, Drugs, medische, psychologische en sociologische feiten, Den Haag, 1968, pag. 9. f. „Onder drugs worden in deze paragraaf stoffen verstaan, die psychische veranderingen teweegbrengen, die als attractief worden ondervonden, waarbij het opnemen en/of verwerken van prikkels verandert en die worden gebruikt zonder dat daarvoor een medische indicatie bestaat". F.A. Nelemans, De belangrijkse,,drugs" naar hun werking, Drugs in Nederland, Bussum 1970, pag. 98. g. „Drugs zijn farmacologisch werkzame stoffen, welke als genotmiddel worden gebruikt en waarvan het gebruik niet past binnen het heersende cultuurpatroon," en wat ludieker: h. „Drugs zijn genotmiddelen die nette mensen niet gebruiken", beide van prof. dr. E.L. Noach. i. „Any substance that, when taking into the living organism, may modify one or more of its functions". The W.H.O, Expert Committee on Drug Dependence, sixteenthe report, Geneva 1969. Tegen deze definitie wordt als bezwaar ingebracht, dat hij veel te ruim is. Zie dr. H. Cohen, a.w., pag. 12 en dr. F. van Ree, Drugs verslag in de breedte. Utrecht/Antwerpen, 1977, pag. 21. 3. Over verslaving Ariëns zegt over verslaving in zijn al eerder aangehaalde rede op pag. A.3: „een verslavend middel is in wezen een vrijheidsberovend middel. De betrokkene verliest de vrijheid om met het gebruik van het middel te breken". Van Epen: „Geestelijke afhankelijkheid, psychical dependence, kunnen we verslaving noemen". J.H. van Epen, a.w. pag. 2 en op pag. 4: „Verslaving kan men definiëren als een zéér grote onweerstaanbare behoefte de stof tot zich te nemen, onafhankelijk van een lichamelijke behoefte in de vorm van een abstinentiesyndroom. Men spreekt wel van een „graving" naar de stof (Nederlands: hunkeren, , j a n k " ) . "
42
Huizinga: „Verslaving is het verschijnsel dat de gewende, chronische gebruiker van een stof niet zonder groot psychisch onbehagen buiten die stof kan; de noodzaak zich van de betrokken stof te voorzien, wordt soms als een alleroverheersende dwang ervaren". T. Huizinga, Geneesmiddelen gebruik en -misbruik, Drugs in Nederland, Bussum, 1970, pag. 95. Laurie: „In dit boek zal ik daarom de termen „verslaafde", „verslavend" en „verslaving" alleen gebruiken voor middelen die fysieke veranderingen in het lichaam teweegbrengen en daardoor het gebruik bestendigen. Dat wil zeggen, dat de verslaafde de middelen „tolereert" en geleidelijk aan meer van het middel nodig heeft om afnemende effecten te voorkomen of om dezelfde intensiteit van het effect te bereiken". Peter Laurie, a.w. pag. 9. Van Ree: „Van verslaving spreek ik, wanneer er sprake is van een gewoonte, die niet zonder moeite kan worden gestaakt". Dr. F. van Ree, a.w. pag. 23. Over afliankelijkheid
(= dependance)
Het al eerder genoemde rapport van de W.H.O. omschrijft afhankelijkheid van drugs als volgt: „Een psychische of soms fysieke toestand, resulterend uit de interactie tussen een levend organisme en een „drug" die wordt gekenmerkt door gedragingen die altijd een dwang inhouden om de drug voortdurend of periodiek te nemen, teneinde zijn psychische effecten te ervaren en soms de onlust van zijn afwezigheid te vermijden". Deze afhankelijkheid heeft dus een psychisch aspect (psychical dependence) en een lichamelijk aspect (physical dependence). Eerst het psychische aspect. Ariëns: „De vlucht in het druggebruik zal als regel slechts een versterkte neiging tot vluchten in het drug-gebruik met zich brengen, hetgeen leidt tot een door het individu zelf moeilijk of niet meer te doorbreken afhankelijkheid van het druggebruik. Men spreekt wel van psychische afhankelijkheid ofwel „psychical dependence". Prof. dr. E.J. Ariëns, a.w. pag. A.3. Van Epen laat het, zoals we gezien hebben, samenvallen met verslaving. Huizinga noemt het begrip niet. Laurie gebruikt de omschrijving van de W.H.O. over afhankelijkheid. Van Ree: „De geestelijke afhankelijkheid (. . .) uit zich in een sterk verlangen naar het middel. Dit voor verslaving (en gewenning?) kenmerkende verlangen wordt wel hunkering of zucht genoemd. De Anglo-Amerikanen spreken van craving", dr. F. van Ree, a.w. pag. 24. In een pamflet van de Koninklijke Algemene Vereniging Volksbond tegen drankmisbruik, kennelijk bedoeld om ergens opgehangen te worden, staat als omschrijving: „De gebruiker kan en wil niet meer leven zonder het effect van de middelen en is van mening, zonder het middel niet goed als mens te kunnen functioneren". (4e druk 1978 Vb - Den Haag). Over het lichamelijke aspect van de afhankelijkheid wordt het volgende gezegd (hierbij komen ook de termen gewenning en tolerantie ter sprake). Ariëns: „Bij gebruik van psycho-actieve stoffen, die tot dergelijke in de fysiologische processen verankerde gewenning aanleiding geven, zullen dus steeds hogere doseringen nodig zijn om het gewenste effect te bereiken; zo zelfs, dat het de gebruiker tenslotte nauwelijks mogelijk is om zich voldoende van het middel te verschaffen. Ondanks het gebruik van hoge doseringen is het middel dan vrijwel onwerkzaam. Bij het staken van het gebruik echter, treedt een soms dagenlang durende toestand van diepe misère op. die zonder tussenkomst van de arts dodelijk kan verlopen. Hieraan kan slechts ontkomen worden door de drug of een nauw verwante stof weer te ge-
43
bruiken. De betrokkene is dan door de dreiging van de onthoudingsverschijnselen afhankelijk geworden van het middel. Men spreekt hier van fysieke afhankelijkheid, of „physical dependence". Prof. dr. E.J. Ariëns, a.w., pag. A-5-. Van Epen: „Lichamelijke afhankelijkheid (. . .) kunnen we gewenning noemen. (. . .) Gewenning wordt door twee factoren bepaald: — tolerantie, - abstinentie". „Tolerantie: We spreken over tolerantie, als het effect van de stof na herhaalde toediening afneemt. Voor hetzelfde effect is dan een steeds grotere dosis noodzakelijk". „Abstinentie: We spreken over abstinentieverschijnselen, als blijkt dat iemand na (zéér) herhaald gebruik van een stof ziekteverschijnselen gaat tonen, als het gebruik plotseling gestaakt wordt. Abstinentie wijst erop, dat de stof een rol is gaan spelen in de stofwisseling van het individu; het lichaam kan als het ware niet meer buiten de stof". J.H. van Epen, a.w., pag 2, 3. Huizinga: „Onder gewenning verstaan we het verschijnsel, dat het effect van een stof, welke een geruime tijd bij herhaling wordt toegediend, in intensiteit steeds kleiner wordt. De dosisverhoging behoeft niet steeds tot herstel van de oorspronkelijke werkingsgraad te leiden (. . .). Onder bepaalde omstandigheden kan gewenning aan een stof leiden tot het onvermogen van het lichaam bij afwezigheid van die stof normaal te funktioneren; het organisme is dan afhankelijk van die stof geworden. Onthouding van het farmacon leidt tot ziekteverschijnselen, welke soms ernstig kunnen zijn: het abstinentiesyndroom (. . .) Onthouding van de verslavingsstof leidt, indien niet tevens van gewenning sprake is, niet tot het verschijnen van het abstinentiesyndroom (. . .). Verslaving zonder gewenning dus zonder de noodzaak tot geleidelijke dosisverhoging is mogelijk; ook kunnen verslaving en gewenning samengaan". T. Huizinga, a.w., pag. 95. Laurie: Zie boven. Van Ree: „Van gewenning wordt door mij gesproken, wanneer er een lichamelijke aanpassing optreedt aan het gebruik van een bepaald psychofarmacon, die herkenbaar wordt door de noodzaak om steeds meer te gébruiken om hetzelfde effect te verkrijgen (tolerantie of tolerance) en door het optreden van abstinentie- of onthoudingsverschijnselen (withdrawal symptoms) bij het staken van het gebruik. Meestal is er bij gewenning aan drugs tevens sprake van verslaving". Dr. F. van Ree, a.w., pag. 23. Volksbond: „Gewenning: het lichaam van de gebruiker heeft zich aan het middel aangepast, zodat bij het staken van het gebruik onthoudingsverschijnselen optreden". „Psychische afhankelijkheid én lichamelijke afhankelijkheid worden wel verslaving genoemd". Koninklijke Algemene Vereniging Volksbond tegen drankmisbruik, a.w.
4.
44
Rapport van de Werkgroep Verdovende Middelen: „Onder gewenning (tolerantie) wordt verstaan, het verschijnsel dat een bepaald effect van eenzelfde dosis van een stof bij herhaald gebruik in intensiteit afneemt. Verhoging van de dosis kan tijdelijk het begeerde psychische effect van de drug alsnog teweegbrengen (. . .). Ten gevolge van gewenning treedt meestal lichamelijke afhankelijkheid op. Het lichaam wordt voor „normaal" functioneren afhankelijk van de drug. Staking van het gebruik leidt dan tot ernstige ziekteverschijnselen, het zogenaamd „abstinentiesyndroom". Achtergronden en risico's van druggebruik, rapport van de Werkgroep Verdovende Middelen, 's-Gravenhage, 1972, pag. 4. In het artikel Junkie in de Haangse Post, Extra, van 5 februari 1977, pag. 12.
5.
Voor de vraag hoe tolerantie ontstaat, verwijzen wij naar de genoemde werken van Ariëns, pag. A4, 5, Van Epen, pag. 2, 3 en Van Ree, pag. 24, 25. 6. Zo gebruikt de - onder veel lezers bekend veronderstelde - Rotterdamse arts K.F. Gunning het begrip gewenning voor wat hier met tolerantie bedoeld wordt. Van lichamelijke verslavingsverschijnselen spreekt hij als „bij staken van het gebruik, lichamelijke ontwenningsverschijnselen optreden, zo ernstig, dat de patiënt haast niet leven kan zonder het middel", K.F. Gunning, Kijk op hennep, AO-reeks no. 1626, Lelystad, 1976, pag. 15. Op dezelfde wijze als bij Gunning, worden de begrippen gebruikt door prof. Günther Stille in zijn bijdrage aan het boek Der Chemische Traum, Schloss Craheim 1971, s. 31-35. 7. Prof. dr. E.J. Ariëns, a.w., pag. A5, A6. 8. W.G. Mulder, Een probleem van lichaam en geest, in: Verslaving, Cahiers van de stichting Bio-wetenschappen en maatschappij, 3e jaargang, nr. 3, 1976, pag. 11 9 Zie o.a. rar. K.H. Meyering, Recht en verdovende middelen, 's-Gravenhage, 1974, pag. 15. Peter Laurie, a.w., pag. 9. Bij hoofdstuk II 1. Inleiding 1. Zie J.H. van Epen, a.w., pag, 10, 11. 2. Zie o.a. J.H. van Epen, a.w., dr. F. van Ree, a.w., Koninklijke Algemene Volksbond tegen drankmisbruik, a.w., Rapport van de Werkgroep Verdovende Middelen, 's-Gravenhage, 1972. 2. Over psycholeptica of dempende stoffen 3. Zie mr. K.H. Meyering, a.w., hoofdstuk 2, 3. Over de rol van de Nederlanders schrijft hij op pag. 98: „De Nederlanders hebben t.a.v. het gebruik van verdovende middelen in Nederlands Indië in de loop der jaren twee houdingen aangenomen; werd geruime tijd het opium als winstgevend handelsobject voor de staat beschouwd, geleidelijk ontwikkelde zich de strijd tegen het opiummisbruik, een streven dat echter vanwege economische motieven vaak tot tegenstrijdige belangen leidde". 4. Pas in 1898 werd het door het Bayer-concern uit West-Duitsland in de handel gebracht. Zie Drugs of Abuse, een uitgave van Drug Enforcement Administration, Washington. Het betreft het augustusnummer van 1977, pag. 6. 5. Latere onderzoekingen, door Van Ree genoemd (a.w., pag. 94, 95), leerden dat het gevaar van verslaving aan opiaten meer in de persoon van de gebruiker gezocht moest worden dan in de drug zelf. Zie ook Peter Laurie, a.w., pag. 24. 6. Zie het artikel Bangkok, heroiheschuur, in het dagblad Trouw van 25 november 1978, pag. 13 en De opiumboeren in de Gouden Driehoek, in de Haagse Post van 26 augustus 1978, pag. 26-30. Dit laatste artikel legt er de nadruk op dat de verwoesting die heroine juist in Thailand en andere Zuidoostaziatische landen zelf aanricht, nogal eens vergeten wordt. Het aantal verslaafden is daar nog steeds groeiende, terwijl het in Nederland vrij stabiel zou zijn volgens de schrijver van het artikel. In Birma en Thailand zijn al meer mensen (zelfs kinderen van 9 en 10 jaar!) aan heroine en aanverwante stoffen verslaafd dan in de V.S. Koos Zwart komt in zijn lezing „De internationale aspecten van de heroine-
45
handel" (opgenomen in het verslag van het Nationaal Heroi'ne Symposium van 24 november 1977, Amsterdam, 1978, pag. 25, 26) tot andere getallen. Volgens hem k o m t er jaarlijks vier miljoen kilo opium beschikbaar, dat goed zou zijn voor 300.000 kilo vrij zuivere heroine. 7. Zie dr. F. van Ree, a.w., pag. 95 en H.F. Boulogne en P.J. Geerlings, Complicaties en behandelingen, in Verslaving, a.w., pag. 41. 8. Zie F.A. Nelemans, a.w., pag. 102 en H.F. Boulogne en P.J. Geerlings, a.w., pag. 41. 9. Dr. F. van Ree, a.w., pag. 92 en J.H. van Epen, a.w., pag. 55: „Opium op zichzelf veroorzaakt geen irreversibele lichamelijke veranderingen". 10. Dit zegt de bekende psychiater Martin Kooijman in een interview in Vrij Nederland 5 maart 1977, pag. 6. Kooijman was toen directeur van de Drugvrije Programma's Den Haag en Rotterdam, omvattende Emiliehoeve, het Witte Huis (Den Haag) en Essenlaan (Rotterdam) met de daaraan verbonden dependances. 11. In Vrij Nederland, 5 maart 1977, pag. 6. 12. In het artikel Junkie in de Haagse Post, a.q., pag. 17. 13. Een aardige beschrijving van het ritueel van het spuiten vonden we bij Peter Laurie, a.w., pag. 67. Zie ook het al eerder genoemde artikel Junkie in de Haagse Post, pag. 13 en 14. 14. J.H. van Epen vermeldt dat in grote delen van de wereld ruwe opium gerookt wordt (als genotmiddel) en dan waarschijnlijk minder schade veroorzaakt dan in onze cultuur de alcohol. Slechts hooguit 3% van die rokers zou moeilijkheden krijgen, J.H. van Epen, a.w., pag. 57. 15. Aldus Cor Eversteyn in het Vrije Volk van 25 februari 1978, pag. 3. 16. Verslag van het nationaal heroi'ne symposium (24 november 1977), Amsterdam, 1978, pag. 10. 17. Elseviers Magazine van 4 januari 1975. Hoewel het omslag meer doet vermoeden, worden er slechts 6 pagina's ( 5 2 - 5 7 ) aan stress gewijd (waarvan dan nog advertenties afgetrokken moeten worden). 18. Zie ook dr. F. van Ree, a.w., pag. 99, terugblikkend op zijn eigen praktijk als zenuwarts zegt hij: „Onder druk van dit soort werkzaamheden (Veel patiënten in korte tijd L.v.D.), is het voorschrijven van tranquillizers noodzakelijk, doch tevens een fout. Men ontwijkt de werkelijk noodzakeüjke behandelingsmethode". 19. Peter Laurie, a.w., pag. 76; dr. F. van Ree, a.w., pag. 77. 20. Peter Laurie, a.w., pag. 76. 21. F. Delmeire, Gebruik en misbruik van hypno-sedativa, type barbituraten in Tijdschrift voor alcohol, drugs en andere psychotrope stoffen, afgekort T.A.D.P., 's-Gravenhage, december 1976, pag. 114. 22. Een niet onbelangrijk verschil is echter, dat bij het gebruik van barbituraten niets aan de ademhaling te ruiken is. Vandaar dat alcoholisten nogal eens overstappen op barbituraten. 23. Zo wordt onderscheid gemaakt tussen middelen met een werkingop ultrakorte, korte, middellange en lange termijn met verschillende werkingsduur. (Bijv. ultra korte werking voor een heel kleine tijd). Een middel met een ultra korte werking dat ingespoten wordt (intraveneus; d.w.z. in de ader) werkt binnen één minuut. Langwerkende middelen zoals bijv. Veronal en Luminal, sorteren soms pas na een uur effect, maar hebben dan een werkingsduur van 16 uur. Zie o.a. Drugs of Abuse, a.w., pag. 9, 10. Van Ree spreekt bij luminal echter van 6 a 7 uur, a.w., pag. 78. De middelen waarvan het meest gebruik c.q. misbruik gemaakt wordt, zijn die welke op korte en middellange termijn effect sorteren. Zij werken vanaf 15 tot 40 minuten na opname gedurende zes uur en langer. 24. Zie F. Delmeire, a.w., pag. 115.
46
24 a Deze gegevens zijn te vinden in het artikel Contra-barbituraten, aprilnummer 1976 van Feiten. 25. Zie Questions and answers about drug abuse, Washington, pag. 16. 26. Peter Laurie, a.w., pag. 79. 27. F. Delmeire, a.w., pag. 117. 28. Aldus het Algemeen Dagblad van 17 juli, pag. 7 en van 18 juli pag. 5. Van de verontrusting die uit deze berichten spreekt is overigens weinig te merken in het hoofdstuk: Hoe ontstaat een nieuw geneesmiddel? in het boekje Geneesmiddelen, geschreven door prof. dr. A.M. Ernst en W.A.C. Whitlau, Hilversum 1968. Het ware zinvoller geweest als de schrijvers bij het besluiten van het hoofdstuk iets kritischer zouden zijn in plaats van nu bij de lezer begrip te kweken voor de noodzakelijk hoge prijs van geneesmiddelen. 29. Dit zegt dr. Aakster in het al eerder genoemde nummer van Elseviers Magazine over stress, pag. 56. 30. Zo verwijst dr. A.J. Dunning ons in hetzelfde nummer van E.M. op pag. 54, naar recent onderzoek dat deze gegevens verschaft. 3. Over psycholeptica of stimulerende stoffen 31. Zie o.a. Louis Couperus, De stille kracht, Het kauwen van delen van de betelplant verhoogt de speekselproduktie. Het speeksel wordt tevens rood gekleurd, terwijl na langdurig gebruik de tanden zwart worden. Het sirihspugen in het genoemde boek van Couperus is niets anders dan het uitspuwen van het, door het innemen van betelnoten of -bladeren, roodgekleurde speeksel. 32. „Men kan integraal stellen, dat nooit aannemelijk is gemaakt, laat staan bewezen, dat het gebruik van welk middel dan ook vlak voor of tijdens de wedstrijd, de goed getrainde en mentaal goed voorbereide sportbeoefenaar betere prestaties laat verrichten dan wanneer het middel niet is gebruikt". Prof. dr. F.A. Nelemans in Amfetamines, een artikel in het decembernummer van 1978 van het T.A.D.P., 's-Gravenhage, pag. 159. 33. „Nadat de amfetamine dus in de therapie een tijd van bloei heeft doorgemaakt, is het nu (in de therapie!) op sterven na dood". Prof. dr. F.A. Nelemans, a.w., pag. 159. 34. Geciteerd uit de Merwesteyn van 7 oktober 1 976, pag. 17. 35. Haagse Post van 11 februari 1978. 36. Prof. dr. F.A. Nelemans, a.w., pag. 157-161. 4. Over psycho-dysleptica 37. Zie het gedrag van Mike, beschreven door de vooraanstaande psychiater dr. D. Harvey Powelson in het artikel ,,Hasj en marihuane zijn niet zo veilig in Het Beste, januari 1975, pag. 55-59. 38. Men leze zijn bijdrage in het hoofdstuk ,,The Politics, Ethics and Meaning of Marihuana" in het boek Marihuana Papers, David Solomon,New York 1968, pag. 1 2 1 - 1 4 0 . Op de omslag wordt het aangeprezen als ,,It is the basic reference work on marihuana". Voor een adequate, ludieke en treffende bespreking raden wij aan het artikel van prof. dr. N. Beets, Religiositeit en de nieuwe drugmens, te lezen in het septembernummer (1970) van Wending, 's-Gravenhage. 39. Een gamma = 1 miljoenste deel van een gram. 40. Timothy Leary, a.w. pag. 131. 41. I ,,Thou Shalt Not Alter the Consciousness of thy fellow man. II „Thou Shalt Not Prevent thy fellow man from Altering his own Consiousness", pag. 130. 42. Prof. dr. N. Beets, a.w. pag. 362.
47
43. A- Ernest Wilder-Smith, Oorzaak en behandeling van het drugmisbruik, Goes 1979, met name h o o f d s t u k V en VI. pit boek is een vertaling van een in de duitse taal uitgegeven werk uit 1974. 44. Wilder-Smith spreekt over vijf zintuigen. Naar ik altijd begrepen heb, spreekt m e n in de biologie al enige jaren niet meer over vijf, maar over zo'n tien a vijftien zintuigen. 45. Zie voor deze theorie A. Ernest Wilder-Smith, a.w. pag. 9 9 - 1 0 4 . 4 6 . Harvey Cox, Oostwaarts, Baarn 1978. Hoewel het hele boek de moeite van hst - kritisch — lezen zeer waard is, boeide mij het derde h o o f d s t u k , waarin hij zijn tocht naar de Huicholen beschrijft, het meest. De gedeelten, waarin zijn, m.i., niet van syncretistische elementen vrije visie op de spiritualiteit vjn de leek en zijn waardering van religieuze elementen van oosterse godsdiensten en bewegingen naar voren k o m t , zijn ook interessant, doch k u n n e n m ijn instemming niet krijgen. 4 7 . Harvey Cox, a.w. pag. 53. Zijn eigen ervaring met peyote omschrijft hij als: „in geen enkele zin „oosters" en misschien zelfs niet mystiek. Eerder betrof mijn visioen scheppingsverhalen, de tweede geboorte en een ster in het oosten als teken van genade voor de mensen op aarde, alles bij elkaar zeer bijbels, misschien zelfs christelijk", pag. 54. 4 8 . prof. dr. E.L. Noach, Farmacologische beschouwingen over de hallucinogenen, een rede uitgesproken op het drugsymposium dat op 30 maart 1971 onder auspiciën van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie gehouden is te 's-Gravenhage. 4 9 . Bedoeld is het eerste internationale congres voor legalisering van cannabis, gehouden van 8 t o t 10 februari 1980 in A m s t e r d a m . Het verslag is te vinden in het Tijdschrift voor alcohol, drugs en andere psychotrope s t o f f e n , juni 1980, pag. 7 9 - 8 2 . 5 0 .Algemeen en Beredenerent Woordenboek der Natuurlijke Historie; enz. uit het Fransch van den Meere Valmont De Bomare, leraar der Natuurlijke Historie enz. door Charles Papilion, Dordrecht 1767, l e deel pag. 4 4 1 - 4 4 4 . 5 1 . Gabriël G. Nahas, Keep o f f the grass, a scientific enquiry unto the biological effects of marijuana, Pergamon Press, Revised edition 1979. De Nederlandse titel is Dope-ceel, uitg. De Groot, Goudriaan 1980. 5 2 . Verder maakten we met name gebruik van een zeer goede samenvatting over het hennep-onderzoek van de jaren, direkt voorafgaand aan 1975. We doelen op Marihuana-Hashish Epidemie and its impact on United States Security, Hearings United States Senate C o m m i t t e e on the Judiciary, Part I (1974), Part II (1975) afgekort Hearings. Veel van de gegevens uit deze Hearings en uit het boek van prof. Nahas is beknopt te vinden bij drs. K.F. Gunning, Kijk op hennep, AO-reeks, no. 1626, Lelystad 1976. 5 3 . fliarings, Testimony of dr. Julius Axelrod (Nobelprijswinnaar), pag. 142-146. 5 4 . {[tarings Testimony of dr. Akiro Morishima, pag. 1 0 9 - 1 1 7 . 5 5 . jjtarings, Testimony of dr. William Paton, pag. 7 0 - 7 9 . Hearings, Testimony of dr. Robert Kolodny, pag. 1 1 7 - 1 2 6 . 5 6 . Zie ook dr. P.H. Esser, Alcohol en drugs, het drama der matelozen, Kampen 1978, pag. 67. 5 7 . fiiarings, Testimony of dr. Cecile Leuchtenberger, pag. 1 2 6 - 1 4 2 . en *Isstimony of dr. Forest S. Tennant Jr., pag. 2 8 8 - 3 1 4 . 5 8 . |jit het verslag van dr. Leuchtenberger citeren we: ^The observation that marihuana cigarette smoke stimulates irregular growth in the respiratory system which resembles closely precancerous lesions would indicate that long-term inhalation of marihuana cigarette
48
smoke may either evoke directly lung cancer or may at least contribute to the development of lung cancer", pag. 137. 59. Zie Hearing, Testimony of dr. Forest S. Tennant Jr. en dat van dr. Paton, pag. 7 0 - 7 9 . 60. Dit wordt bevestigd door o.a. Prof. dr. N. Beets a.w. Dr. William H. Mc Glothlin, in The Marihuanapapers, pag. 467. Prof. dr. Joh. Booy, Klinische les, Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 4 december 1971. Prof. dr. E.L. Noach a.w. Prof. dr. E.J. Ariëns a.w. Dr. D. Harvey Powelson, Hasj en marihuana zijn niet zo veilig, een artikel in Het Beste, januari 1975, pag. 5 5 - 5 9 . 61. Jean De la Fontaine ( 1 6 2 1 - 1 6 9 5 ) in de fabel De zwaluw en de kleine vogels in de vertaling van mr. M.G.L. van Loghem ( 1 8 4 9 - 1 9 3 4 ) . 5. Over tabak en alcohol 62. Joh. C. Francken - Veel vragen. . . Eén antwoord, nieuwe bundel, Kampen z.j. 63. Jeugd waarheen? Utrecht 1958. 64. Ir. J. v.d. Graaf e.a., Fakkeldragers, Utrecht z.j. 65. L. van Driel in het artikel Jij en drank, tabak en (andere) drugs in Jij en .. . onder redactie van J. v.d. Graaf en I.A. Kole, 's-Gravenhage 1979. 66. G. Sijlbing, Drink- en rookgewoonten, een landelijk onderzoek uitgevoerd door de SWOAD te Amsterdam. Juni 1978. 67. Naast cijfers uit het hiervoorgenoemde rapport blijkt dit ook uit steekproeven uit de deelnemers aan het N.C.R.V.-t.v.-programma „Roken, zo kom je er v a n a f ' . Na negen maanden was 27% van hen die gestopt waren nog steeds rookvrij. Enerzijds is dit erg bemoedigend, het geeft anderzijds wel het probleem duidelijk aan. De steekproef wordt besproken in het artikel van G.W. Marsman en G.J. Peters „De paradox van de verslaafde roker: veruit de succesrijkste stopper". Het artikel is gepubliceerd in het Tijdschrift voor alcohol, drugs en andere psychotrope stoffen van juni 1979. 68. Gegevens ontleend aan CBS en aan de Consumentengids van juli 1978. 69. Aan te vragen bij de Stichting Volksgezondheid en Roken, Frederik Hendriklaan 34a, 2582 BC 's-Gravenhage. Maar zie vooral Dr. L. Meinsma, Roken en gezondheid nu! Naarden 1972. Een nieuw rapport en samenvatting over het roken en de gevolgen daarvan voor de gezondheid van het Royal College of Physicians te Londen. 70. Een interessant artikel over de nadelige invloed die een ongeborene ondervindt van het omgaan met riskante stoffen (met name heroine) door de moeder is te vinden in Kwartaalberichten, een uitgave van de F.Z.A., te Bilthoven (juni 1979). Het artikel is van de vrouwenarts H.J. Versteeg en draagt als titel „The hooked Fetus" en als bovenschrift: Arme ongeborene: buiten je wens en wil verslaafd aan drugs. 71. Dr. Med. Carola Halhuber, Van Roker tot niet-roker, Helmond/Brugge 1975. Karl-Heinz Stacker, Ulrich Bartmann, ,,De psychologie van het roken" Assen 1974. 72. Prof. Dr. A.C. Drogendijk sr. ontkent in zijn boekje „Verstandig roken", Amsterdam 1978, dat passief roken gevaarlijk is (blz. 7 6 - 7 8 ) . Dit in tegenstelling tot Meinsma en de club van actieve niet-rokers (C.A.N.) opgericht in 1974.
49
73. Dr. P.H. Esser, Alcohol en drugs. . ., het drama der matelozen, Kampen 1978, pag. 13. 74. Zie voor typen alcoholisten Dr. J.H. van Epen a.w., blz. 141, 142. 75. Prof. Dr. C.J.B.J. Trimbos in zijn rede De Roes en het menselijk tekort, alcoholisme als sociaal verschijnsel. De rede is gehouden in november 1977 te Utrecht op het Congres voor openbare gezondheidsregeling en is te vinden in het Tijdschrift voor sociale geneeskunde, 19 april 1978. Aan deze rede ontlenen wij de voornaamste in de tekst genoemde gegevens. 76. Dr. N. Kessel en Dr. H. Walton zeggen in hun boek Alcoholisme, medische, psychische en sociale aspecten, Amsterdam 1978, „Hoewel de maatschappelijke aspecten van alcoholisme bijzonder belangrijk zijn, geven wij er de voorkeur aan alcoholisme als ziekte in de medische zin van het woord te beschouwen" (pag. 6). 77. Levercirrose, ondervoeding, verkeersongelukken en zelfmoord, eisen tenslotte hun zware-dodelijke-tol. Het aantal gevallen van levercirrose (vetlever) - het afsterven van levercellen die vervangen worden door cellen die geen functie hebben - was in 1960 in ons land 0,4 bij mannen en 0,1 bij vrouwen over 100.000 inwoners, in 1975 was dit opgelopen tot 3,2 en 0,8! Deze laatste gegevens zijn ontleend aan Dr. Gips in een artikel in het tijdschrift voor alcohol en drugs, december 1976. Bij barkeepers ligt de sterfte aan levercirrose negenmaal zo hoog als voor alle andere mannen van vergelijkbare leeftijd. (Dr. N. Kessel, Dr. H. Walton, a.w. pag. 10). Ill Stepping-stone? 1. H. Cohen, Het gebruik van hashish en verdere drugs, in Softdrugs, a.w. pag. 83-111. 2. Prof. dr. E.J. Ariëns, a.w. pag. A l 7 . 3. Prof. dr. E.L. Noach, a.w. pag. 7. 4. Dr. D. Harvey Powelson in Hasj en marihuana zijn niet zo veilig, in Het Beste, januari 1975, pag. 5 5 - 5 9 . 5. K.F. Gunning, a.w. Men zie ook het verslag van prof. Paton in Hearings, pag. 77. 6. Zie Cor Stam en Leen van Driel, Je moest eens weten . . . over drugs, Goudriaan 3 , 1980. En ook Het onkruid en de bloem, dagboek van een verslaafd meisje, in de vertaling van Remco Campert, Amsterdam 5 z.j. 7. Zie naast de in de vorige noot genoemde boeken ook het al eerder genoemde boekje van Yvonne Keuls. 8. Zie o.a. mijn artikel in: Jij en . . ., onder redactie van ir. J. v.d. Graaf en I.A. Kole, 's-Gravenhage 1979. En Robert L. Dupont Jr., voorzitter van de afdeling drugsverslaving van de World Psychiatric Association zegt in een interview met het weekblad US News and World Report 1978 „The first drug that is used when one is young is alcohol - mainly beer and wine. If a young person does not use alcohol, he is unlikely to go on further to other drugs. But if he does take beer, the next step usually is cigarettes and/or hard liquor. The first illegal drug that young people adopt is marijana. And then there is a hierarchy leading to heroin, which is the end of the line. Only a portion of those who reach any step go to the next, so that we have 16 million marijuana users but only 500.000 heroin users".
50
Zicht-katernen uitgave:
Stichting Studiecentrum van de Staatkundig Gereformeerde Partij.
redactie:
Zicht, studieblad voor gereformeerd zicht op politiek en maatschappij. W. Büdgen J. Neele Mr. G. Holdijk D.A. Roozemond J. Leune drs. J.J. Tigchelaar P. Mulder.
administratie:
mevr. C.J. Neele-Heystek Kamilleveld 8, 2742 GG Waddinxveen giro 52 63 17.
studieblad:
verschijnt tweemaandelijks, abonnementen f. 20,50; losse nummers f 5,—.
katernen:
abonnees betalen na franco toezending, losse nummers verkrijgbaar na storting op giro 52 63 17 t.n.v. admin. Zicht, Waddinxveen. of telefonisch: 0 1 8 2 8 - 5 0 3 2 .
Nog verkrijgbaar zijn de katernen: Om de theocratie f 2,50 9. Ds. G. Janssen 13. Drs. S. Meijers De participatie van de kerk aan de maatschappij f 2,50 15. Dr. W.S. Cuperus De Islam en de arabische wereld f 2,50 17. Dr. Ir. J. Blaauwendraad Leven in een Systeemtijdperk f 3,50 18. Mr. G. Holdijk Terreur en terrorisme f 4,—
51
Z I C H T - k a t e r n e n w o r d e n uitgegeven als i n f o r m a t i e m a t e r i a a l om bij te d r a g e n tot een diepere bezinning op de v r a g e n rond de p o l i t i e k e en m a a t s c h a p p e l i j k e taak van de christen. Zo o n t s t a a t tevens een groeiende v o o r r a a d document a t i e m a t e r i a a l voor s t u d i e v e r e n i g i n g e n en individuele lezers. Deze idee kreeg vorm in het o m s l a g o n t w e r p , dat ieder n u m m e r laat zien als een nieuwe kaart in uw documentatiecentrum.
Drugs I L.van Driel