BGHM info Afgiftekantoor : 1050 brussel 5
Nr 57 MEI 2009
Driemaandelijks informatiemagazine van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij
DRIEMAANDELIJKS DOSSIER :
VERGRIJZING VAN DE BEVOLKING EN HUISVESTING
BGHM-info ■ Verantwoordelijk uitgever en hoofdredacteur : Yves Lemmens wnd. Directeur-generaal Jourdanstraat 45-55 1060 Brussel Tel. : 02/533.19.11 http ://www.bghm.irisnet.be
■ Inhoud nummer 57 : ■ Het editoriaal artikel van de hoofdredacteur ............................ 3 ■ Dossier : Vergrijzing van de bevolking en huisvesting .............. 5 • De impact van de vergrijzing op de woningmarkt vanuit een demografisch oogpunt (Didier Willaert en Johan Surkyn) ...................... 5 • Vergrijzing in de EU: gevolgen voor de openbare huisvestingssector (Darinka Czischke en Alice Pittini) ...................................................... 9 • Nieuwe woningvormen voor bejaarden: Een constructief antwoord op de demografische veranderingen (Jean-Christophe Vanderhaegen) ..
■ Redactiesecretaresse : Anneleen Adang
• De vergrijzing en de gevolgen ervan (Sandra De Breucker) ..................
■ Redactiecomité : Lutgard Decoster Marie-Noëlle Livyns Roger Sannen Luciane Tourtier Roland Tuteleers Jo Van Cleven Pol Zimmer
• Conclusies (Pol Zimmer) .................................................................
• Thuiswonen na je 65ste ................................................................
17 22 24 29
■ Open venster • Opbouwwerk in tijden van globalisering: Verantwoorde keuze voor huisvesting en energie (Alain Storme en Katleen Vanlerberghe) ............ ■ Varia • Enkele ontmoetingen … ......................................................................
31 34
■ Concept en logistiek : Pascal Houzé ■ Foto’s BGHM : Chris Van Goethem en Pascal Houzé ■ Illustraties : Jacques Peten ■ Vertaling : FIBEMA n.v. ■ Drukkerij : Uitgeverij & Drukkerij NV
BGHM-Info wordt uitgegeven met de steun van Ethias. De overname van teksten en illustraties is enkel toegestaan na schriftelijke toestemming van de redactie en de auteur en mits de bron alsook de naam van de auteur vermeld worden. De gepubliceerde artikels geven enkel de mening weer van de auteur(s) D/2008/5637/93
2
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
Het editoriaal artikel van de Hoofdredacteur In deze tijden van financiële crisis waaraan maar geen einde lijkt te komen, gaan wij af op economische indicatoren om ons in staat te stellen algemene herstelplannen uit te werken. Diezelfde vragen duiken steeds weer op als wij het over de toekomst hebben. Een toekomst die gevaarlijk dichterbij komt als de vergrijzing van de bevolking ter sprake wordt gebracht. De financiële crisis is helaas veranderd in een economische crisis met faillissementen en allerlei ander onheil tot gevolg. Steeds meer mensen worden door werkloosheid geplaagd. De kwetsbaren worden het eerst getroffen. Denken wij maar aan laaggeschoolde jongeren of de oudere arbeidskrachten die te duur zijn geworden of de arbeidsmarkt achter zich hebben gelaten. De economische crisis vloeide dus als een logisch gevolg uit de financiële crisis en volgens de meeste analisten dreigen onze economische moeilijkheden langer te gaan duren dan aanvankelijk was aangenomen. De federale Staat en de Gewesten hebben aanzienlijke financiële middelen in de economieën gepompt, maar de beleggers en investeerders lijken hun vertrouwen hiermee nog steeds niet te hebben teruggewonnen. Wij kunnen ons dus nog verwachten aan heel wat herstructureringen en herschikkingen in de bedrijfs- en bankwereld alvorens er opnieuw van een wereldwijde economische heropleving sprake zal zijn. Hoewel de euro in deze context als overwinnaar tevoorschijnkomt, bestaan er nog te veel protectionistische reflexen die een echte wereldwijde relance in de weg staan. Er moet werk worden gemaakt van nieuwe onderzoeks- en ontwikkelingsbeleidsvormen waarmee nieuwe producten kunnen worden gefabriceerd. Zodoende zullen wij ons kunnen richten op een economische toekomst die gebaseerd is op echte waarden die onze economieën kunnen sturen in de richting van een duurzame en rechtvaardige ontwikkeling.
De vergrijzing van de bevolking : fataliteit of bron van vooruitgang ? In dit nummer van ons informatiemagazine wordt gefocust op een menselijk aspect waarmee onze beleidsmakers geconfronteerd zullen worden : de vergrijzing van de bevolking. Het is niet nodig om te vervallen in de pessimistische opvattingen die de economisten van de negentiende eeuw er inzake demografie op nahielden, maar het weze duidelijk dat de maatschappelijke modellen en beslissingen in de komende jaren rekening zullen moeten houden met de vergrijzing. Anders dreigen de bestaande crisissen nog zwaarder op ons door te wegen en zullen er op alle niveaus confrontatiemechanismen opduiken. Wij zijn ons ervan bewust dat de vergrijzing nu reeds niet zonder gevolgen blijft voor de bewoners van onze sociale woningen. Bovendien zal het verschijnsel in de toekomst alleen maar sterker voelbaar worden en een rechtstreekse impact hebben op onze sociale dienstverlening en onze manieren van bouwen en verbouwen.
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
3
Wij staan in de loop van ons magazine ook stil bij de manier waarop bejaarden via hun woning waardig ouder kunnen worden. Hoe kunnen wij onze senioren langer en comfortabeler onderdak bieden, zonder dat zij zich moeten distantiëren van de jongeren ? In ons Brussels Hoofdstedelijk Gewest mogen wij niet uit het oog verliezen dat het stijgende aanbod op de huisvestingsmarkt als gevolg van het overlijden van de babyboomers, gecompenseerd zal worden door de immigratiestromen. Bovendien moet worden vastgesteld dat ons woningenaanbod zowel gekenmerkt wordt door een onderbezetting van bepaalde woningen als door een schrijnende overbezetting van sommige andere. Uit talrijke onderzoeken blijkt evenwel dat heel wat bejaarden hun thans te groot geworden woning willen verlaten voor een kleinere behuizing, die dan wel beter aangepast is aan hun noden en behoeften. Via de projecten van het Gewestelijk Huisvestingsplan, met name deze die onlangs in Neder-Over-Heembeek en Molenbeek werden ingewijd, werken mevrouw Françoise Dupuis, Staatssecretaris voor Huisvesting en Stedenbouw, en de BGHM nu reeds samen aan de uitwerking van dat broodnodige beleid. Via hun respectieve artikels hebben de verschillende auteurs in deze uitgave van ons driemaandelijks magazine het maatschappelijk probleem van de vergrijzing verduidelijkt, zonder het onderwerp evenwel helemaal te omvatten. Iedereen is bij deze problematiek betrokken. Uiteraard staan wij pas aan het begin van het vergrijzingsverhaal, maar onze krachten moeten nu reeds worden gebundeld om politieke oplossingen uit te werken. Het is de enige manier om economische en maatschappelijke kansen te scheppen die ervoor kunnen zorgen dat de vergrijzing geen onoverkomelijk probleem wordt, maar kan uitgroeien tot een bron van vooruitgang. Laten wij samen de handen uit de mouwen steken en vandaag volop kiezen voor een wereld die opnieuw op solidariteit gegrondvest is.
Yves Lemmens, Hoofdredacteur
4
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
De impact van de vergrijzing op de woningmarkt vanuit een demografisch oogpunt Inleiding Zoals in de meeste Westerse landen, zal de Belgische bevolking tijdens de komende decennia gevoelig verouderen. Deze vergrijzing wordt veroorzaakt door een combinatie van factoren. Ten eerste werd de babyboom van net na de Tweede Wereldoorlog gevolgd door sterk dalende geboortecijfers tijdens de jaren 1970 en 19801. Als gevolg daarvan neemt de verhouding ouderen ten opzichte van jongeren2 momenteel sterk toe. Een andere, meer structurele, oorzaak is de continue toename van de levensverwachting3. De verwachting is dat deze toename zich ook in de toekomst zal voortzetten. De vergrijzing heeft grote gevolgen, bijvoorbeeld op sociaal-economisch vlak ( betaalbaarheid van de pensioenen ). De veroudering van de
1 Pas recent nemen de vruchtbaarheidscijfers opnieuw lichtjes toe.
2 De verhouding tussen het aantal ouderen ( teller ) gedeeld door het aantal jongeren ( noemer ).
3 Zo nam de levensverwachting bij de geboorte in ons land toe van 63,5 jaar in 1948 tot 77,0 jaar in 2006 ( mannen ), en van 68,7 jaar tot 82,7 ( vrouwen ). [cijfers afkomstig van de FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, ADSEI]
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
bevolking heeft uiteraard ook implicaties voor de woningmarkt ( groter wordend aanbod op de woningmarkt door overlijden van de babyboomers, de specifieke woningbehoeften en -noden van ouderen, enz. ). Deze tekst bestaat uit twee delen. Enerzijds worden de bevolkingsprognoses ( en in het verlengde daarvan de woningprognoses ) voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest besproken. Anderzijds zullen we kort de positie van de ouderen op de woningmarkt schetsen.
overlijdens- en migratiecijfers. Er werden drie alternatieve scenario’s voorgesteld : ( 1 ) een centraal scenario waarbij de vruchtbaarheidsen migratiecijfers constant worden gehouden5 en de levensverwachting aan hetzelfde tempo verder toeneemt6; ( 2 ) een hoog scenario7, en ( 3 ) een laag scenario8. Aanvullend werd eveneens de bevolkingsevolutie voor een gesloten populatie berekend. In een “gesloten populatie” wordt enkel rekening gehouden met sterfte en geboorte, niet met migratie. De vruchtbaarheids- en mortaliteitsassumpties zijn dezelfde als bij het centraal scenario.
Bevolkings- en woningprognoses
De opvallendste vaststelling is dat de bevolking van het BHG in alle scenario’s blijft toenemen. Indien
a ) Bevolkingsprognose 2006-2041
5 Een totaal vruchtbaarheidscijfer ( TVC ) van
In tabel 1 worden de bevolkingsvooruitzichten voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ( BHG ) weergegeven die door Interface Demography in het kader van HABITAT4 zijn aangemaakt op basis van de meest recente geboorte-, 4 Project in opdracht van het kabinet van Françoise Dupuis, staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting en Stedenbouw.
DRIEMAANDELIJKS DOSSIER
VERGRIJZING VAN DE BEVOLKING EN HUISVESTING
1,76 kinderen per vrouw en een totaal migratiesaldo gelijk aan 0 ( respectievelijk -771 en +708 bij mannen en vrouwen ).
6 De levensverwachtingen in 2041 bedragen 81,8 jaar voor mannen en 88,6 jaar voor vrouwen.
7 Het TVC en het totaal migratiesaldo nemen toe tot respectievelijk 2,1 kinderen per vrouw en +2.000 per jaar in 2026; vanaf 2026 blijven deze cijfers constant.
8 Het TVC en het totaal migratiesaldo nemen tijdens de komende 10 jaar terug af tot het niveau op het einde van de jaren ‘80 ( respectievelijk 1,7 kinderen per vrouw en -4.000 per jaar ); na 2016 worden deze cijfers constant gehouden.
5
Tabel 1 : Prognose van het aantal inwoners en de proportie 65-plussers in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ( 2006-2041 ), verschillende scenario’s Scenario
2006
centraal hoog laag
Totale bevolking 1.019 in duizendtallen ( 100 ) ( index )
gesloten
laag gesloten
2021
2026
2031
2036
65+ jaar ( % )
15,2
2041
1.049 ( 103 ) 1.084 ( 106 )
1.122 ( 110 )
1.052 ( 103 ) 1.095 ( 107 )
1.146 ( 112 ) 1.206 ( 118 ) 1.272 ( 125 ) 1.339 ( 131 ) 1.408 ( 138 )
1.163 ( 114 ) 1.206 ( 118 ) 1.250 ( 123 ) 1.295 ( 127 )
1.043 ( 102 ) 1.056 ( 104 ) 1.064 ( 104 ) 1.071 ( 105 ) 1.079 ( 106 ) 1.085 ( 107 ) 1.089 ( 107 ) 1.113 ( 109 )
1.122 ( 110 )
14,4
14,6
15,1
15,8
16,7
17,6
18,5
14,4
14,6
14,8
15,4
16,1
16,8
17,4
14,5
15,0
15,7
16,8
18,2
19,6
20,9
14,9
15,7
17,0
18,8
21,1
23,7
26,4
de huidige demografische trends worden doorgetrokken ( centraal scenario ), zou het aantal inwoners met 65.000, 145.000 en 275.000 toenemen na respectievelijk 10, 20 en 35 jaar. Maar zelfs in het lage scenario en bij een gesloten projectie zou er een bevolkingsgroei zijn van 60.000 à 80.000 personen na twintig jaar, en 70.000 à 100.000 personen na 35 jaar. In het hoge scenario neemt de bevolking toe tot bijna 1.100.000 in 2016, 1.200.000 in 2026 en iets meer dan 1.400.000 in 2041. Deze stijgende trend is een gevolg van de recente evolutie van de natuurlijke aangroei ( een geleidelijke stijging sinds 1988 ) en migratie ( voornamelijk een toename van het vestigingsoverschot vanuit het buitenland ). De leeftijdsstructuur van de bevolking veroudert gevoelig bij de gesloten projectie ( de proportie 65-plussers stijgt van 15,2 % in 2006 naar 26,4 % in 2041 ). De verjongende invloed van de migratie valt hier namelijk volledig weg. Deze vergrijzing begint zich echter pas na 2016 duidelijk te manifesteren, wanneer de grote geboortecohorten van de
6
2016
1.046 ( 103 ) 1.068 ( 105 ) 1.082 ( 106 ) 1.092 ( 107 ) 1.102 ( 108 )
centraal hoog
2011
jaren 1950 en 1960 de pensioenleeftijd bereiken. In de scenario’s met migratie is de vergrijzing veel minder uitgesproken in het centraal en hoog scenario. De positieve migratiesaldi bij jongvolwassenen oefenen er immers een duidelijk verjongend effect uit. Bovendien moeten we opmerken dat de vergrijzing in het BHG in de komende decennia veel minder sterk zal zijn dan in Wallonië en Vlaanderen9.
b ) Prognose van het aantal huishoudens/ woningen 2006-2021 De woningbehoefte drukt zich niet enkel uit ten aanzien van het aantal inwoners maar vooral in functie van het aantal huishoudens. Bovendien is de omvang of het type van gezin van belang voor de concrete noden en wensen inzake ruimte en specifiek comfort in of aan de woning ( tuin, garage,… ). Daarom werd 9 Volgens de laatste bevolkingsvooruitzichten van het Planbureau en ADSEI ( 2007-2060 ) zal het percentage 65-plussers in 2050 in de drie Gewesten respectievelijk 19, 27 en 25 % bedragen in het BHG, Vlaanderen en Wallonië.
een doorrekening naar het aantal huishoudens per huishoudensomvang uitgevoerd. Tabel 2 toont het verwachte aantal private10 huishoudens ( en, vermits de definitie van een huishouden overeenkomt met alle leden van een gezin die op hetzelfde domicilieadres wonen, dus ook het aantal woningen ) voor de komende 15 jaar ( centraal scenario ). Het aantal huishoudens – en dus de woningbehoefte – zou tussen 2006 en 2021 toenemen met ongeveer 50.000 eenheden. Naar huishoudensomvang neemt het aantal huishoudens van 1 persoon, 2 personen, 3 personen, 4 personen en 5 of meer personen toe. In relatieve termen is er – naast de kleine afname van de proportie alleenstaanden – vooral een toename van de gezinnen met 2 personen ( van 23,8 naar 24,5 % ) en in mindere mate van gezinnen met 3 personen. Het percentage gezinnen met 4 en 5 of meer personen blijft stabiel. 10 Op 1/1/2006 waren er in het BHG 647 collectieve huishoudens.
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
Tabel 2 : Prognose van het aantal private huishoudens naar huishoudensomvang in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, centraal scenario, 2006-2021 Aantal personen in het huishouden
2006
2011
2016
2021
1
246.824 ( 49,8 % )
250.557 ( 49,2 % )
256.651 ( 48,8 % )
264.055 ( 48,6 % )
2
118.263 ( 23,8 % )
122.228 ( 24,0 % )
127.757 ( 24,3 % )
133.278 ( 24,5 % )
3
56.276 ( 11,3 % )
59.570 ( 11,7 % )
61.789 ( 11,8 % )
64.170 ( 11,9 % )
4
41.733 ( 8,4 % )
43.843 ( 8,6 % )
44.901 ( 8,5 % )
45.983 ( 8,5 % )
5+
32.897 ( 6,6 % )
33.474 ( 6,6 % )
34.708 ( 6,6 % )
36.041 ( 6,6 % )
Totaal
496.640 ( 100 % )
510.319 ( 100 % )
526.454 ( 100 % )
544.173 ( 100 % )
Ouderen en de woningmarkt Volgens het centrale scenario van de projecties zal het aantal 65-plussers stijgen van 155.000 in 2006 naar 239.000 in 2041. De vergrijzing van de Brusselse bevolking is dus dubbel : binnen een op zichzelf al snel toenemende bevolking neemt ook nog eens het aandeel ouderen toe. Daarom is het ook dubbel belangrijk het woongedrag en de woonpreferenties van deze ouderen te onderzoeken, in een Brusselse woonmarkt die sterk onder druk staat omdat de nieuwbouw het tempo van de toename van het aantal huishoudens in het voorbije decennium niet heeft gevolgd11. De bijgekomen12 huishoudens verblijven dus zeker niet alleen in nieuwbouwwoningen, maar ook in woningen ontstaan uit opsplitsing van bestaande panden, en mogelijk ook uit hergebruik van gebouwen die voordien leegstonden of een andere functie hadden. Al bij al betekent dit dat de woning van de gemiddelde Brusselaar verouderde. 11 De laatste jaren versnelt de nieuwbouw weer, waardoor de toestand niet verder achteruitgaat. Het woningtekort uit het verleden wordt daarmee echter niet ingehaald.
12 Tussen 1/1/1995 en 1/1/2006 kwamen er in het BHG ongeveer 28.000 huishoudens bij.
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
Uit het onderzoek bleek dat woonpreferenties, woonbehoeften en woongedrag niet noodzakelijk samengaan. Dat is ook zo bij de ouderen. Enerzijds woont iets meer dan de helft van de Brusselse ouderen groter dan hun gezinssituatie strikt genomen vereist ( tabel 3 ). Zoals verwacht kon worden, vinden we de onderbezetting vooral terug bij bejaarden die alleen of als koppel wonen ( slechts 1 slaapkamer noodzakelijk ). Betekent dit dan dat senioren vaker een ruimere woning kiezen ( of in een dergelijke woning blijven wonen ) omdat ze daarvoor ruimschoots de financiële middelen hebben ? Op dat punt zijn de onderzoeksbevindingen bijzonder sceptisch. Zo bleek dat het de voorbije jaren net de meest gegoeden onder de ouderen waren die hun ( te ) ruime ééngezinswoning inruilden voor een appartement. In termen van woonkwaliteit deden ze daarbij meestal een goede zaak. Het appartement was doorgaans recenter gebouwd en beter uitgerust dan de woning die werd verlaten. Overigens bleek dat de meer gegoeden uit alle leeftijdsgroepen in hun verhuisbewegingen een trend vertoonden om een nieuwe woning te kiezen die beter paste bij
hun gezinsomvang, ook als die woning kleiner was dan de vorige. Nog anders uitgedrukt : welstellende Brusselaars wonen doorgaans groter, maar in tegenstelling tot minder vermogende gezinnen, compenseren ze dat alvast voor een deel door de ruime woning met tuin weer te verlaten wanneer deze op latere leeftijd eerder een last dan wel een voordeel blijkt te zijn. De verhuisbewegingen werken dus onvoldoende als mechanisme om op grote schaal woningen te ( her ) verdelen tussen huishoudens naargelang hun specifieke noden. Dat begint al vroeg in de levensloop, wanneer jonge gezinnen een woning kiezen. Dit gebeurt niet volgens de huidige gezinsomvang, maar eerder in functie van het aantal kinderen dat voor later gepland is. Wanneer de woning vele jaren later te groot geworden is, wordt ze slechts door een klein deel van de bewoners ingeruild voor een kleinere. Op de krappe Brusselse woningmarkt wordt dus tegelijk een belangrijke mate van onderbezetting vastgesteld, en een soms schrijnende overbezetting. De verklaringen liggen voor de hand. Verhuizen heeft vaak een hoge kostprijs, en
7
Tabel 3 : Aantal slaapkamers in de woning vs. noodzakelijk aantal slaapkamers op basis van de samenstelling van het huishouden ( norm ‘sociale woningen’ ) bij huishoudens waarvan de referentiepersoon 65 jaar of ouder is, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 1/10/2001 ( bron : algemene socio-economische enquête 2001; huishoudens die de vraag over het aantal slaapkamers niet invulden, zijn niet inbegrepen in deze cijfers ) Noodzakelijk aantal slaapkamers volgens de norm ‘sociale woningen’
Werkelijk aantal slaapkamers in de woning
totaal
% bezet volgens de norm
% onderbezet
% overbezet
0 of 1
2
3
4
5 of meer
1
37.671
32.294
12.015
3.280
1.265
86.525
43,5
56,5
-
2
1.684
4.305
2.310
759
318
9.376
45,9
36,1
18,0
3
190
472
603
258
101
1.624
37,1
22,1
40,8
4
62
103
201
154
58
578
26,6
10,0
63,3
5 of meer
53
70
120
130
99
472
21,0
-
-
Totaal
39.660
37.244
15.249
4.581
1.841
98.575
43,5
53,4
3,1
• norm ‘sociale woningen’ : één slaapkamer voor twee personen als koppel, voor de kinderen jonger dan 9 jaar, of voor kinderen van hetzelfde geslacht tussen 9 en 12 jaar, en één slaapkamer per persoon in de overige gevallen;
• onderbezet : meer slaapkamers dan noodzakelijk op basis van de huishoudenssamenstelling; • overbezet : minder slaapkamers dan noodzakelijk op basis van de huishoudenssamenstelling; • speelkamers en bureau’s voor privé-gebruik worden eveneens beschouwd als ( mogelijke ) slaapkamer.
8
de grote vraag naar comfortabele en goed gesitueerde appartementen houdt de prijzen hoog. Voor huurders, vooral oudere gezinnen die al lange tijd in dezelfde woning verblijven en dus enkel een huurprijsverhoging via indexatie hebben gekend, is een nieuwe woning vaak veel duurder. Voor sommigen is zelfs het verhuizen op zich al moeilijk betaalbaar.
dan noodzakelijk, maar geheel in overeenstemming met hun woonwens. Het is echter evenzeer duidelijk dat er bij velen een reële wens leeft om wat kleiner en aangepaster te gaan wonen. Dat dit dan belemmerd wordt om financiële redenen of omdat er eenvoudig te weinig aangepaste woningen voorhanden zijn in het Brussels Gewest, is zeer betreurenswaardig.
ge gezinnen met kinderen die – in tegenstelling tot de algemene trend – ervoor kiezen toch in de hoofdstad te blijven wonen, zijn dus aangewezen op een minder ruim en comfortabel segment van de woningmarkt. Dit verklaart waarom de druk op de woningmarkt zich geleidelijk uitstrekt naar minder aantrekkelijke woningen en stadsdelen.
Als we het even samenvatten, moeten we er ons uiteraard rekenschap van geven dat vele senioren niet wensen te verhuizen. Om sentimentele redenen, of ook omdat heel wat ouderen zowel fysiek als financieel in staat zijn om het onderhoud van een grote woning te dragen, wonen veel ouderen groter
Doordat de ouderen heel wat woonruimte innemen die ze niet nodig hebben, en vaak niet eens wensen, hebben ze de sleutel in handen tot een meer efficiënt gebruik van het woningpark. Maar tegelijk zorgt een weinig fluïde woningmarkt ervoor dat dit potentieel onvoldoende kan worden aangesproken. De jon-
Didier Willaert en Johan Surkyn13 Interface Demography – Vrije Universiteit Brussel
13
[email protected]
-
[email protected]
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
Vergrijzing in de EU : Gevolgen voor de openbare huisvestingssector Inleiding Europa wordt geconfronteerd met een versnelde vergrijzing van de bevolking. Deze vergrijzing zal grote gevolgen hebben voor de openbare gezondheids- en huisvestingsvoorzieningen. Er wordt verwacht dat de leeftijdscategorie tussen de 65 en 79 jaar tegen 2050 met 44% zal toenemen en de zogenaamde “kwetsbare bejaarden” ( 80-plussers ) met 180 %. Ondertussen merken wij dat de instellingsgekoppelde zorgverstrekking stilaan baan ruimt voor een aanpak waarbij bejaarden zelfstandig thuis blijven wonen. Zelfstandig wonen vereist evenwel een beter beleid en betere voorzieningen op het niveau van de woningen, de diensten en buurten. In dit artikel wordt gekeken naar de belangrijkste problemen die moeten worden aangepakt om binnen deze snel veranderende context beter te kunnen inspelen op de huisvestingsbehoeften van bejaarden.
1. Wat zijn de belangrijkste tendensen inzake vergrijzing in Europa ? De EU heeft de oudste bevolking ter wereld. Thans is 17 % van de totale Europese bevolking ouder dan 65 jaar en Italië, Duitsland en Griekenland hebben het grootste percentage bejaarden. Door de demografische veranderingen ontstaat er een nieuwe samenleving. Die veranderingen zullen vanaf 2010 in een stroomversnelling terechtkomen : steeds min-
der jongeren en jongvolwassenen, steeds oudere arbeidskrachten, gepensioneerden en hoogbejaarden. De komende decennia zal het aantal bejaarden tussen 65-79 jaar aanzienlijk toenemen. Tegen 2050 zal de stijging meer dan 44 % belopen. Aangezien de levensverwachting stijgt, zullen onze samenlevingen ook steeds meer hoogbejaarden tellen ( 80+ ). Tussen 2005-2050 zal hun aantal met meer dan 180 % toenemen ( grafiek 1 ). Deze demografische evolutie, die aanleiding geeft tot een aanhoudende vergrijzing van onze samenleving, vloeit voort uit twee grote tendensen :
Grafiek 1 : Prognose voor de bevolingsevolutie van EU-25 tussen 2005 en 2050
Eurostat ( 2004 )
200% Total population 150%
100%
Elderly people (65-79) Frail elderly (80+)
50%
0% 2005
2050
-50%
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
9
• aanhoudende stijging van de levensverwachting als gevolg van aanzienlijke vooruitgang in de gezondheidszorg en de levenskwaliteit in Europa.
beeld in schril contrast staat met de situatie waarin bejaarden verkeren in de nieuwe EU-landen. Laten wij evenwel dieper ingaan op de algemene situatie en tendensen.
• aanhoudende lage geboortepercentages.
Wat zijn de uitdagingen van een vergrijzende samenleving voor diensten en de zorgsector ? Als er wordt nagedacht over de uitdagingen waartoe een vergrijzende samenleving aanleiding zal geven, moeten wij eerst op een andere manier tegen de bejaarden aankijken. Moyra Riseborough doet terecht opmerken ( 2008 ) dat bejaarden traditioneel werden beschouwd als een homogene kwetsbare en economisch inactieve groep. Beleidsmatig kwamen zij enkel ter sprake in het kader van sociaal- en gezinsbeleid, gezondheidszorg, pensioenen en veiligheidsbeleid. Op het vlak van sociale huisvesting werd voor bejaarden meestal enkel voorzien in kleine en “gespecialiseerde” woonvormen. Vandaag de dag wordt meer en meer op een andere manier naar bejaarden gekeken. Deze ‘moderne’ opvatting van bejaarden erkent dat zij zich dankzij hun betere gezondheid ook jonger gaan gedragen. Voor gezinnen en het maatschappelijk leven zijn bejaarden economisch belangrijk en van vitaal belang ( hoewel veel bejaarden in armoede leven, maar daarover meteen meer ). Zij blijven ook langer werken en hebben vooral ook heel wat wensen, behoeften en betrachtingen. Toch dient te worden aangestipt dat dit “moderne”
10
Het aantal zorgbehoevende mensen zal stijgen Het verbeterde gezondheidsprofiel van de hedendaagse jongere generaties geeft ons de hoop dat de hoogbejaarden in de toekomst langer voor zichzelf zullen kunnen instaan en dat zij in hun eigen huis zullen willen blijven. Intensieve zorg zal in sterkere mate worden toegespitst op het levenseinde. Toch zullen ook meer mensen dan vandaag het geval is, dergelijke intensieve zorg nodig hebben door het verlies van hun zelfredzaamheid. In ieder geval zal er nood zijn aan aangepaste zorg die vandaag in heel wat landen wordt verstrekt door gezinnen en inzonderheid door vrouwen. Die vrouwen zijn evenwel steeds meer actief op de arbeidsmarkt. Dat betekent dat gezinnen dus niet in staat zullen zijn om in hun eentje in te staan voor de verzorging van hun bejaarden ( in het bijzonder de hoogbejaarden ). Bijgevolg zullen zij hierin in sterkere mate gesteund moeten worden. [1]
Bejaarden die alleen wonen Bovendien is er ook het probleem van de eenzaamheid. Thans zijn alleenstaanden meestal bejaard en weduwe. Aangezien er tussen mannen en vrouwen bij de geboorte een levensverwachtingsverschil is van zes jaar [2] ( vijf jaar op 65 jaar ) en omdat vrouwen gemiddeld twee jaar jonger zijn dan hun partner, leven zij gemiddeld enkele jaren langer dan die partner. Het aandeel van alleenstaanden, met name vrouwen, zal naar verwachting stijgen.
Hoewel er in de Nieuwe Lidstaten ( NMS1 ) een grotere aanwezigheid is van uitgebreide gezinnen dan in de EU15, leven de meeste bejaarden in alle landen enkel met hun partner samen of helemaal alleen. Generatieoverstijgende hulp ( bijvoorbeeld in het kader van zorg en thuishulp ) aan jonge gezinnen met kinderen of aan gezinnen met kwetsbare bejaarden moet de gezinsgrenzen doorbreken en hindernissen inzake tijd en afstand wegwerken. Daarbij komt nog dat heel wat bejaarden op het platteland geïsoleerd raken door de stijgende plattelandsvlucht van jongeren. Uit onderzoek blijkt dat onbereikbare regio’s, gebrekkig openbaar vervoer en vrees voor criminaliteit er soms voor zorgen dat de zelfredzaamheid en mobiliteit van bejaarden beperkt worden.
Kwetsbaarheid In bepaalde gevallen, vooral wanneer een kwetsbare bejaarde ouder alleen valt, gebeurt het dat hij of zij opnieuw in een gezinscel wordt opgenomen. Bijvoorbeeld wanneer een volwassen kind en zijn of haar gezin de kwetsbare ouder onderdak bieden. Toch gebeurt het vaker dat kwetsbare bejaarden alleen of samen met een even bejaarde partner wonen. Ongeveer 42 % van de respondenten van 65 jaar of ouder getuigde van een langdurige ziekte of handicap. In de Nieuwe Lidstaten ging het zelfs om 66 %. Hiervan woont 44 % ( 59 % vrouwen en 26 % mannen ) alleen en 39 % met een partner. De meeste zieke of gehandicapte bejaarden die in het kader van een uitgebreid gezin wonen, vinden wij terug in de Nieuwe Lidstaten ( tussen 20 % en 25 % ). In de EU15, waar bejaarden met een langdurige handicap of ziekte veel 1
New Member States
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
minder voorkomen dan in beide andere landenclusters, woont 6% van de bejaarden in een uitgebreid gezin. Hoewel de gezondheidsproblemen de zelfredzaamheid niet altijd ondermijnen, kan een aantal mensen hierdoor evenwel niet meer instaan voor de noden van het dagelijkse leven zonder de hulp van buitenaf. Hierdoor rijst niet alleen een probleem voor de gezondheidszorg, maar ook voor sociale diensten en familienetwerken [3].
Armoede bij bejaarden Ook op het vlak van het inkomen vormen bejaarden één van de kwetsbaarste groepen in de maatschappij ( zie grafiek 2 ). Vooral alleenstaande bejaarde vrouwen dreigen het slachtoffer van armoede te worden, aangezien zij beduidend lagere pensioenuitkeringen genieten dan mannen. Vrouwen hebben ook een kortere loopbaan en zij verdienen minder tijdens hun actief leven. Hoewel er niet altijd een correlatie bestaat tussen armoede en leeftijd, is het voor bejaarden moeilijker om met een laag inkomen rond te komen door hun gebrekkige gezondheid en mobiliteit.
ARMOEDE BIJ BEJAARDEN : BEWIJSMATERIAAL AFKOMSTIG VAN DE ENABLE-AGE-STUDIE Het ENABLE-AGE-project werd door de Europese Unie gesubsidieerd en zocht naar het verband tussen de leefomgeving en gezond ouder worden bij hoogbejaarden in vijf Europese landen ( Zweden, Duitsland, het VK, Hongarije en Letland ). Uit het project blijkt dat veel bejaarden in de vijf ENABLE-AGE-landen, en in zekere mate in alle landen, met het armoedeprobleem worden geconfronteerd. De omvang van het probleem is evenwel veel groter in de nieuwe lidstaten van de EU die aan het onderzoek deelnamen ( met name Letland en Hongarije ) en in het VK. Het project kwam vooral tot de volgende bevindingen : • Zelfs in een land met een zeer goed uitgebouwde welzijnssector zoals Zweden, blijft armoede een probleem. Hoewel de economische situatie van Zweedse hoogbejaarde gepensioneerden tijdens de jaren 1990 verbeterde, leeft nog steeds 10 % van de gepensioneerden in financieel benarde omstandigheden. • Bejaarde vrouwen hebben meestal een lager inkomen dan bejaarde mannen. • De economische situatie van bejaarden ging de afgelopen jaren achteruit. • Armoede bij bejaarden in Europa heeft aanzienlijke gevolgen voor hun woonkeuze. Zo kan het gebeuren dat mensen niet naar alternatieve woonvormen kunnen verhuizen of niet in staat zijn hun woning aan te passen. Als de huisvestingsomstandigheden niet volstaan of te wensen overlaten, dreigt de behoefte aan zorgdiensten toe te nemen. • Hoewel het aantal gevallen van armoede bij bejaarden varieert, blijkt het toch een probleem te zijn in alle landen die aan het onderzoek deelnamen. Er moet een beleid worden uitgewerkt waarmee gezorgd wordt voor behoorlijke en aangepaste woningen die voldoen aan de behoeften van alle individu’s. • Huisvesting en bejaardenzorg vereisen een goede samenwerking tussen de verschillende instanties zoals huisvesting, gezondheids- en welzijnszorg, vervoer, NGOs, privé-sector enz… Bovendien moeten er structuren voorhanden zijn om deze samenwerking in de hand te werken. • Thema’s die verband houden met huisvesting moeten ingekapseld worden in andere gebieden van het maatschappelijk beleid, zoals gezondheids- en welzijnszorg. • In de overgangslanden vonden bepaalde fundamentele structurele veranderingen plaats die indruisten tegen de belangen van bejaarden op een moment van hun leven waarop zij kwetsbaarder worden. Er moeten bijzondere inspanningen worden geleverd om tegemoet te komen aan de huisvestingsnoden van bejaarden die door het veranderingsproces werden gemarginaliseerd.
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
11
Wat zijn de belangrijkste gevolgen van een vergrijzende samenleving voor woongelegenheidsvoorzieningen ? Zowel woningen als buurten waarin deze zich bevinden, vertonen vaak aanzienlijke interne en externe hindernissen voor bejaarden. Hierna worden deze problemen geschetst vanuit het standpunt van de huisvesting en gerangschikt onder drie afzonderlijke componenten, met name : de woning, de diensten en de buurt.
a ) De woning Leefomstandigheden Als mensen ouder worden, spenderen zij steeds meer tijd thuis. Gepaste woonomstandigheden spelen dan ook een cruciale rol om hun levenskwaliteit te verbeteren. Er werd vastgesteld [4] dat oudere mensen vaak alleen wonen in oudere huizen die het moeten stellen zonder het moderne basiscomfort, zoals centrale verwarming of een lift in huizen met meer dan drie verdiepingen. Uit andere studies [5] is evenwel gebleken dat oudere mensen meestal tevredener zijn over hun woonomstandigheden dan jongere mensen. Hieruit kan worden afgeleid dat bij het beoordelen van de leefomstandigheden van bejaarden onder andere ook gekeken moet worden naar sociaal-economische omstandigheden.
Woninggrootte Over het algemeen zien wij dat steeds meer eenpersoonsgezinnen gevormd worden door bejaarden. Meestal wonen die gezinnen in te
12
Grafiek 2 : Armoederisico bij 65-plussers ( % ) %
At-risk-of poverty rate for people aged 65 and over (%)
20,5 1998
2006
20 19,5 19 18,5 18 17,5 17 EU (25 countries)
EU (15 countries)
Bron : Eurostat
grote woningen die hun behoeften duidelijk overstijgen ( zie grafiek 3 ). Dit zorgt voor een reeks problemen zoals hogere onderhoudskosten en meer huishoudelijke taken. Sommigen stellen deze interpretatie evenwel in vraag door te stellen dat oudere mensen vaak grotere woningen nodig hebben, waar meer ruimte beschikbaar is om familieleden en dierbaren onderdak te geven [6]. Bovendien lopen de meningen uiteen als er wordt nagedacht over concrete oplossingen om de kloof dicht te rijden tussen de behoeften van bejaarden en de woningen waarin zij wonen. Zo is er de mening dat er meer mobiliteit moet zijn binnen het woningenbestand om vraag en aanbod zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. Anderen vinden dan weer dat bejaarden het recht moeten hebben om in hun woning te blijven, zodat het contact met hun fysieke, sociale en psychologische omgeving niet verbroken wordt. Dat standpunt wordt geschraagd door beleidsvormen zo-
als “Lifetime homes2” in het VK ( zie hieronder ) waar het de bedoeling is om aanpasbare ‘woningen voor het leven’ [7] aan te bieden.
Aanpassing van woningen Als iemand kwetsbaarder wordt of met een beperking wordt geconfronteerd, kunnen een verhuizing of woningaanpassingen noodzakelijk blijken. Het woningenbestand in de Europese landen omvat slechts 1 % woningen die aan de noden van bejaarden zijn aangepast. Dat aandeel varieert van land tot land. Zo is 5% van het woningenbestand in Nederland aangepast en is 50 % van de nieuwe woningen ontworpen en gebouwd om verdere aanpassingen aan de noden van afhankelijke of mensen met een mobiliteitsprobleem mogelijk te maken tegen een betaalbare kostprijs. De meeste Europese landen hebben hindernisvrije appartementen in hun woningenbestand. Naast Nederland is België met 2 % bijzonder vooruitstrevend inzake dergelijke woningtypes. [8] De afgelopen jaren 2
Een woning voor het leven.
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
werden hindernisvrije omgevingen en toegankelijke gebouwen voor mensen met functionele beperkingen zowat overal in Europa aangemoedigd [9].
Toegankelijkheid Een sleutelelement van geschikte woningen voor bejaarden is de toegankelijkheid ervan. Volgens een UEPC-studie [10] beschikken 10 van de 13 onderzochte landen ten minste over een aantal woningen die 100 % toegankelijk of gedeeltelijk aangepast zijn aan de behoeften van bejaarden. West-en NoordEuropese landen staan op dat vlak reeds ver, maar Oost-Europese landen hinken achterop. Toegankelijkheid kan worden verzekerd door inclusieve criteria tijdens het ontwerp en de bouw toe te passen. Wij denken hierbij onder andere aan de Design-for-all-aanpak en de Lifetime Homes-normen. Het concept van Lifetime Homes is gebaseerd op de invoeging van 16 designelementen die er samen voor zorgen dat de woning volledig toegankelijk en voldoende flexibel is om te worden aangepast aan de veranderende behoeften van de
bewoners, met inbegrip van bejaarden. Vanaf 2011 zullen alle door de overheid gefinancierde woningen in Engeland worden opgetrokken volgens de Lifetime Homes-norm ( op dit moment is dit reeds een vereiste in Wales en Noord-Ierland ) [11].
b ) De diensten Uitgebreide en onafhankelijke informatie en advies Als huisvestingsdiensten nadenken over woonoplossingen voor bejaarden, mogen zij niet vergeten dat deze mensen de controle over hun eigen leven niet uit handen willen geven. Om die wens te kunnen vervullen, moeten bejaarden kunnen aangeven en zelf kunnen kiezen wat voor soort woning zij eigenlijk willen, rekening houdend met hun behoeften ter zake. Vandaar dat er een grote reeks opties beschikbaar moet zijn ( inclusief verschillende woonovereenkomsten, verschillende graden van dienstverlening, enz ). Dat is bijvoorbeeld het geval in het VK waar de ”Hanover housing association” zowel huur-als koopwoningen aanbiedt in Engeland en Wales. Deze woningvereniging is ook gespecialiseerd in het aanbieden van
Grafiek 3 – Gemiddeld aantal kamers per persoon in de EU, per leeftijdsgroep Average number of rooms per person in the EU 3 EU 15
NMS
ACC3
2,5 2 1,5 1 0,5 0 18-24 years 25-34 years 35-49 years
total no. of rooms
50-64 years
65+years
een hele reeks huisvestingsoplossingen voor bejaarden. De woningvereniging baseert zich op het principe dat “één maat niet voor iedereen geschikt is” en biedt verschillende opties aan met verschillende niveaus van bijstand, rekening houdend met de behoeften en de verzoeken van de bewoners : gaande van huisvesting met bijstand en noodhulpdiensten, tot bejaardenflats met begeleiding via bijkomende activiteiten voor gepensioneerden en uitgebreide diensten en faciliteiten met inbegrip van maaltijden en verpleging ter plaatse [12]. Bejaarden moeten ook actief betrokken worden bij alle beslissingen over de plek waar zij leven en wonen. Vaak zijn bejaarden niet op de hoogte van de beschikbare woonoplossingen waaruit zij kunnen kiezen als zij zouden verhuizen. Bepaalde organisaties geven advies aan bejaarden om hen te informeren over de beschikbare woonoplossingen en helpen hen een keuze te maken met kennis van zaken ( bijvoorbeeld, Care&Repair England ) [13].
Thuishulp Over het algemeen merken wij in Europa een overgang van uitgebreide zorg in bejaardentehuizen ( een beleid dat steeds meer als een vorm van uitsluiting wordt gezien ) naar zelfstandig wonen thuis. Deze oplossing heeft evenwel ook schaduwkanten en er moet worden gezorgd voor goede begeleiding en bijstand om de persoon in kwestie zelfstandig te helpen wonen zodat een goede levenskwaliteit wordt gewaarborgd. Thuiszorg betekent schoonmaken, thuisleveringen, onderhoud, enz... Deze diensten worden onder andere verstrekt in Duitsland, België, Oostenrijk, Frankrijk, Finland, Zweden, Nederland
Bron : EQLS 2003 ( Eurofound )
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
13
en het VK. Meer uitgebreide diensten winnen ook steeds meer aan populariteit, zoals thuisbezorging van maaltijden, informatiediensten, organisatie van gemeenschapsevenementen en –feestjes, vervoer en gezondheidszorg [14]. Het SOPHIAproject in Duitsland is een vernieuwend voorbeeld van uitgebreide dienstverlening aan huis. SOPHIA biedt bejaarden en gehandicapten diensten aan waardoor zij in alle veiligheid thuis kunnen blijven wonen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een dienstencentrum dat 24 uur per dag bereikbaar is, van vooruitstrevende veiligheidstechnologie en een geïndividualiseerde klantendienst. Het SOPHIA-project wordt toegepast dankzij een netwerk van partnerorganisaties waaronder woningmaatschappijen en dienstverleners zoals thuisverpleging en plaatselijke vrijwilligersorganisaties [15].
besteed aan een uitgebreide dienstverlening.
Toegang tot diensten
Maatschappelijke participatie slaat terug op de mate waarin iemand betrokken is in het gemeenschapsleven en zijn maatschappelijke taken en relaties. Naarmate iemand ouder wordt, wordt het als gevolg van ziekte, handicap of kwetsbaarheid steeds moeilijker om de voorgaande niveaus van participatie in stand te houden. Bejaarden dreigen dan ook het slachtoffer te worden van sociale uitsluiting onder andere als gevolg van een kleinere maatschappelijke kring, armoede en vrees voor criminaliteit.
In het kader van de ENABLE-AGEstudie werd nagegaan of mensen konden rekenen op de toegang tot hulp en bijstand in drie basisgebieden : hulpinstrumenten ( bijvoorbeeld mobiliteitshulpmiddelen en technologieën voor auditieve en visuele handicaps ), zorgdiensten ( gezondheidszorg en maatschappelijke hulp ) en informele zorg ( familie, vrienden, enz... ). De meeste mensen krijgen blijkbaar voldoende steun, maar een aanzienlijke minderheid blijft van de broodnodige bijstand verstoken. Dat is vooral het geval in de zogenaamde overgangslanden waar aanzienlijke investeringen in zorgdiensten zullen moeten worden gedaan om het peil van de andere landen bij te benen. Oosten Zuid-Europese landen hebben tot nu toe nog niet ingezien dat bijzondere aandacht moet worden
14
Telefoontoestellen en informatie- en communicatietechnologieën ( ICT’s ) Uit de resultaten van het ENABLE AGE-project is gebleken dat het gebruik van ICT’s, met name het gebruik van telefoontoestellen, zeer belangrijk is voor het behoud van de contacten met de samenleving en de gemeenschap. Zonder telefoontoestel dreigen alleenstaanden die nog thuis wonen, geïsoleerd te raken. Vaak blijken die technologieen evenwel te ingewikkeld voor vele bejaarden. Dit betekent dan dat er gebruiksvriendelijker klantgerichte ondersteuningssystemen nodig zijn om de nodige doeltreffendheid te halen.
c ) De buurt Sociale participatie van de bejaarden
De leefomgeving kan evenwel fungeren als een springplank voor maatschappelijke participatie en kan iemands maatschappelijke betrokkenheid vergemakkelijken door vrienden en familie uit te nodigen voor een etentje of door de nabijheid van openbare infrastructuren. De woonplaats kan evenwel ook aanleiding geven tot sociale uit-
sluiting als iemand door groeiende zelfredzaamheidsproblemen en/ of onaangepaste infrastructuren in een maatschappelijk isolement terechtkomt.
De gemeenschap Hoewel sommige mensen ( meestal de hoogbejaarden ) verkiezen om alleen met hun leeftijdsgenoten samen te wonen, verdienen oplossingen waarbij een maatschappelijke en intergenerationale mix en gemeenschappelijk wonen worden aangemoedigd, de voorkeur. Deze vormen immers een belangrijk instrument om eenzaamheid en isolement te bestrijden. Als wij kijken naar sociale huisvestingsdiensten, vinden wij voorbeelden van generatieoverschrijdende huizen en gemeenschappelijke woonvormen zoals woongemeenschappen waar mensen hun woning huren en buurtgelinkte diensten genieten of gemeenschappen waar voor volledige begeleiding wordt gezorgd voor mensen die meer hulp behoeven.
Het belang van de ligging Bepaalde factoren die de grootste impact hebben op de manier waarop bejaarden hun levenskwaliteit beoordelen, hebben immers meer te maken met de gemeenschap waarin zij leven dan wel met de woning zelf. De elementen waaraan het grootste belang wordt gehecht, hebben betrekking op de veiligheid in de buurt [16], de afstand tussen de woning en medische diensten en ook groenvoorzieningen, winkels en andere faciliteiten [17]. De ligging van de woning speelt omwille van verschillende redenen een cruciale rol in sociale participatie : • Heel wat deelnemers aan de ENABLE-AGE-studie benadrukten het belang van goede verbindingen van het openbaar vervoer
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
dichtbij de woning. Zonder deze verbindingen dreigt iemand niet meer in staat te zijn sociale contacten te onderhouden of activiteiten buitenshuis te ontplooien. • Buurtwinkels en plaatselijke faciliteiten stellen iemand niet alleen in staat om zijn noodzakelijke spullen te kopen, maar vormen een belangrijk aspect van het dagelijkse leven en zorgen ervoor dat iemand deel kan uitmaken van de plaatselijke gemeenschap. • Buiten de woning komen, betekent ook dat je als bejaarde fit blijft en dat je een gevoel van onafhankelijkheid behoudt. • Sommige mensen putten uit een goed uitzicht vanuit hun woning het gevoel dat zij deel uitmaken van de ruimere gemeenschap.
Conclusies Verhoudingsgewijs heeft de EU thans het grootste bejaardenpercentage in de wereld en dat aandeel zal tegen 2050 spectaculair stijgen. Het aandeel van hoogbejaarden of kwetsbare bejaarden ( 80+ ) zal nog sterker toenemen. Vergrijzing zorgt voor een aantal problemen die door het zorgsysteem op de een of andere manier zullen moeten worden opgelost. Hoewel bejaarden over het algemeen gezonder zullen zijn, zal het aantal zorgbehoevende gehandicapte personen ook toenemen. Gezinnen zullen die last niet alleen willen of kunnen dragen. Het aantal thuiswonende bejaarden zal toenemen als gevolg van keuzes inzake huwelijk/kinderen, overlijden van de partner, gewijzigde gezinspatronen ( meer bejaarden die alleen en niet met hun kinderen wonen ). De gezondheid van die mensen is vaak ook kwetsbaar. Onder andere door de afbrokkeling van de pensioenuitkeringen, lopen bejaarden vaak het risico op armoede. Er weze aangestipt dat de meeste 65-plussers in de EU een eigen woning bezitten. Het is gebleken dat bejaarden vaak zo lang mogelijk in hun flat willen blijven wonen en zelfs als zij willen verhuizen, verkiezen zij ergens terecht te komen waar zij nog steeds zelfstandig kunnen wonen. Zoals in dit artikel werd aangegeven, kunnen er wat de woonomstandigheden van bejaarden betreft geen eenduidige besluiten worden genomen. Er is geen consensus over de gepaste ruimtevereisten van bejaarden. Hoewel steeds meer bejaarden alleen wonen, moet tevens worden vastgesteld dat zij
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
meer ruimte nodig hebben om familie en/of zorgpersoneel een onderkomen te verschaffen. Zoals hiervoor werd aangegeven, speelt dat trouwens een zeer belangrijke rol in het vermijden van eenzaamheid en isolement. Tevens is gebleken dat naarmate mensen ouder worden en met mobiliteitsproblemen of handicaps geconfronteerd worden, de woning moet worden aangepast aan hun noden. Gemiddeld is slechts 1 % van de woningen in de EU 100 % toegankelijk ( in dat verband zijn Nederland en België de beste leerlingen van de klas ). Bovendien kunnen bejaarden in mindere of meerdere mate ook thuiszorg nodig hebben. Deze diensten zijn in de meeste EU-landen voorhanden, maar eerder schaars in Oost-Europa. Dergelijke oplossing kan een alternatief zijn voor bejaardentehuizen die als een onaantrekkelijke optie worden beschouwd en die steeds meer door de eerste variant worden vervangen. Tot slot moeten samenwerkingsverbanden worden gesloten tussen huisvestingsdiensten en andere dienstverleners om kwaliteitsvolle diensten te kunnen waarborgen. Bovendien is gebleken dat kleinschalige projecten succesvolst zijn en hiermee wordt het belang onderstreept om initiatieven op plaatselijk of gemeenschapsniveau te nemen [19]. Darinka Czischke, Onderzoeksverantwoordelijke, CECODHAS European Social Housing Observatory (
[email protected] ) Alice Pittini, Onderzoeks- en informatiebeambte, CECODHAS (
[email protected] )
15
Referenties [1] Commissie van de Europese Gemeenschappen ( 2005 ). COM( 2005 ) 94 definitief. Mededeling van de Commissie. Groenboek “Demografische veranderingen : naar een nieuwe solidariteit tussen de generaties”. [2] Eurostat ( 2007 ). Eurostat yearbook 2006-07. Office for Official Publications of the European Communities, Luxemburg. [3] Saraceno, C., Olagnero M., and Torrioni, P. ( 2006 ). First European Quality of Life Survey : Families, work and social networks. European Foundation for the Improvement of Living and Working Conditions, Dublin. [4] Leal, Jesús ( 2008 ). “Social and demographic change : Issues for housing provision from a Spanish perspective”. In Czischke, D., Second colloquium on “The future of social housing in the EU”. Welfare transformation and demographic change in Europe : Challenges for the social housing sector. CECODHAS European Social Housing Observatory, Brussel ( maart 2008 ). [5] Doman´ski, H., Ostrowska, A., Przybysz, D., Romaniuk, A. and Krieger, H. ( 2006 ). First European Quality of Life Survey : Social dimensions of housing. European Foundation for the Improvement of Living and Working Conditions, Dublin. [6] Riseborough, Moyra ( 2008 ). Elderly people facing solitude and poverty. Study presented at CECODHAS Conference Housing Solutions for an Ageing Population, 16 april 2008, Brussel. [7] Department for Communities and Local Government, Department of Health, Department for Work and Pensions ( 2008 ). Lifetime Homes, Lifetime Neighbourhoods. A National Strategy for Housing in an Ageing Society. Community and Local Government Publications, Wetherby, VK.
16
[8] BFW and UEPC ( 2007 ) Housing for Senior Citizens. A future task for the European Developers. Garrido, L. Y Gil Calvo. E. ( 1993 ) Estrategias familiares. Madrid. Alianza Editorial. [9] Sixsmith, A. and Green, S. ( 2005 ). Home assessment principles for older people : based on the experiences of the ENABLE-AGE project. [10] BFW and UEPC, ibid. [11] Moore, Bruce ( 2008 ) Better answers to the elderly’s expectations. Project voorgesteld aan CECODHAS Conference Housing Solutions for an Ageing Population, 16 april 2008, Brussel. [12] Department for Communities and Local Government, Department of Health, Department for Work and Pensions, ibid. [13] Sixsmith, A., Nygren, C., Naumann, D., Oswald, F., Wahl, H., Szeman, Z., Tomsone, S., Ball, M., Ingram, R. ( 2004 ). ENABLE-AGE Policy recommendations. [14] BFW and UEPC, ibid. [15] Kujath, Rudolf ( 2008 ) Property strategy of social housing providers to answer to ageing needs. Project voorgesteld aan CECODHAS Conference Housing Solutions for an Ageing Population, 16 april 2008, Brussel. [16] Doman´ski, H., Ostrowska, A., Przybysz, D., Romaniuk, A. and Krieger, H, ibid. [17] WEL_HOPS ( 2006 ). Welfare housing policies for senior citizens « Questionnaire of Needs » Final report. [18] Sixsmith, A. and Green, S., ibid. [19] Riseborough, Moyra, ibid.
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
Nieuwe woningvormen voor bejaarden Een constructief antwoord op de demografische veranderingen De stijgende levensverwachting is één van de grote successen van onze samenleving : in een eeuw tijd, van 1950 tot 2050, zullen de Belgen naar verwachting er ongeveer 22 jaar gemiddelde levensduur hebben bijgewonnen. Dat succes vloeit hoofdzakelijk voort uit de economische ontwikkeling en uit de vooruitgang van de volksgezondheid. Die revolutie in de levensverwachting heeft echter een schaduwzijde, want onze samenleving vergrijst als gevolg van een dalende vruchtbaarheid. Het gaat om een vrijwel universeel verschijnsel waarmee zowel de industrielanden als de ontwikkelingslanden worden geconfronteerd. Van de industrielanden gaan vooral Europa en Japan onder het fenomeen gebukt. In 2050 zal de Europese bevolking voor 37 % bestaan uit 60-plussers. Als wij naar de groeilanden kijken, blijkt dat China vanaf 2020 met een oudere bevolking zal af te rekenen hebben dan Noord-Amerika. Voor België verschillen de cijfers tussen de drie Gewesten onderling, maar ze zijn daarom niet minder veelzeggend. In 2000 waren er in België nog meer jongeren tussen 0 en 19 jaar dan 60-plussers. In 2050 zullen er meer dan drie miljoen 60-plussers zijn, tegenover twee miljoen mensen tussen 0 en 19 jaar. Deze bejaarde bevolking zal dus
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
een derde van de totale Belgische bevolking vertegenwoordigen. De gemiddelde leeftijd van de bevolking stijgt van 39 jaar in 2000 naar 45 jaar in 2050. In 1950 was dat nog 35 jaar. In een tijdspanne van een eeuw is dat dus een stijging met 10 jaar. De afhankelijkheidscoëfficiënt van de personen, zegge het aandeel 60-plussers in verhouding tot de groep tussen de 20 en 59 jaar oud, beliep 40 % in 2000 en zou in 2050 69 % belopen. De vergrijzingscoëfficiënt binnen de vergrijzing, zegge het aandeel 80-plussers ten opzichte van de groep van 60-plussers beloopt in 2000 16 % en zou in 2050 32 % belopen. In 1950 beliep dat cijfer 9 %. Net zoals de klimaatwijziging zal deze vergrijzing ons voor uitdagingen zonder voorgaande plaatsen. De hele samenleving zal immers moeten veranderen om zich hieraan te kunnen aanpassen. Die aanpassing zal geleidelijk, maar radicaal zijn. Ondanks bepaalde geruststellende verklaringen zal niets ongewijzigd blijven en zal iedereen erbij betrokken worden.
De vergrijzing en het hiermee gepaard gaande duurdere kostenplaatje van de gezondheidszorg : het zwaard van Damocles Hoogbejaarden zijn ongewild grote gezondheidszorgverbruikers. Iedereen droomt ervan zo lang mogelijk een actief en gezond leven te kunnen leiden en plots onverwacht te kunnen sterven ( zo laat mogelijk jong sterven ). De werkelijkheid ziet er echter helemaal anders uit. Iemand van 80 jaar kost 5 maal meer aan gezondheidszorg dan iemand van 20 jaar. Aangezien dat bevolkingsaandeel in de toekomst het sterkst zal stijgen, hangt de stijging van de uitgaven uiteraard als een zwaard van Damocles boven de nu al sterk geteisterde gezondheidszorgsystemen. In de gezondheidszorg- en diensten is er vooral sprake van veel handenarbeid. Dat betekent dus dat er veel betaald moet worden om hooggeschoold personeel zoals geneesheren, verplegers, bijstandspersoneel en, steeds meer, managers en beheerders te vergoeden. Die uurloonkosten stijgen samen met het BBP ( Bruto Binnenlands Product ). Vandaag de dag vertegenwoordigen de ouderdoms- en overlevingskosten ongeveer de helft van de sociale zekerheidsuitgaven in de Europese Unie.
17
Er moet dus onverwijld worden gezorgd voor de nodige maatregelen die deze kost kunnen verminderen en voor een voortgezette verbetering van de Belgische gezondheidszorg. Hiervoor zal des meer moeten worden gezorgd, aangezien de mantelzorg, waarvoor de naasten van de betrokkene instaan, in de toekomst aanzienlijk zal afnemen. Zorgverlening zal steeds meer het werk van professionelen worden en daarmee zal het kostenplaatje van de vergrijzing nog duurder uitvallen voor de samenleving.
Door de uitzonderlijke complexiteit van het Belgische institutionele landschap en de opsplitsing van bevoegdheden is het onmogelijk om een samenhangend beleid met betrekking tot de bejaardenopvang te voeren Door de grondwetswijzigingen van de jaren 1980 werden de persoonsgebonden materies overgedragen naar de gemeenschappen. Hierbij heeft de wetgever een onderscheid gemaakt tussen twee domeinen : het gezondheidsbeleid en het beleid inzake de bijstand aan personen waartoe het bejaardenbeleid
behoort. Andere bevoegdheden zoals huisvesting en infrastructuur werd overgeheveld naar de Gewesten, terwijl andere dan weer tot de bevoegdheden bleven behoren van de Federale staat, de provincies of de gemeenten en de OCMW’s. Elk facet van de problematiek behoort over het algemeen tot de bevoegdheid van een verschillende minister die zich op een ander machtsniveau bevindt. Wij telden niet minder dan zes betrokken machtsniveaus. Er dient te worden aangestipt dat een deel van de institutionele complexiteit wordt verminderd via samenwerkingsakkoorden tussen de Federale regering en de Gemeenschappen en Gewesten. Deze extreme institutionele complexiteit geeft uiteraard aanleiding tot een wirwar van wetgevingen, reglementeringen en normen op alle niveaus, waarmee de beheerders van rusthuizen een dagelijkse strijd moeten voeren. Aangezien de wetgeving en de reglementering bovendien te beperkend, complex en star zijn, kunnen vernieuwende projecten vaak niet gerealiseerd worden.
« Toen ik door de stichting werd aangeworven om het project te ontwerpen, kon het op een A4’tje neergepend worden. De aanpak was dermate nieuw dat wij met alle partijen een jaar lang besprekingen hebben gevoerd alvorens het project te voltooien. Het ontwerp en de verwezenlijking van dergelijk project houden talrijke besprekingen met alle partijen in. Het is niet zoiets dat je snel op een bierviltje tekent. Het gaat immers van de stedenbouwkundige integratie van het project tot de tekening van het kleinste detail van het interieur. Er is geen enkel klein detail dat niet moet worden getekend. Een gebouw of woning kan soms ontoegankelijk zijn als gevolg van slecht ontworpen details waarmee iemand tientallen keren per dag wordt geconfronteerd. » Juha Pasanen, architect, Caritas Home, Oulu, Finland
18
Programmering, moratoria, erkenningen, normen inzake personeel Via de uitwerking van programmeringsnormen is het de bedoeling het aanbod af te stemmen op de behoeften van de bevolking in termen van specialisatietype, draagkracht van de diensten en van de uitrustingen, geografische spreiding en de coördinatie bij het gebruik van de installaties. Het gebeurt zelden dat de programmering ervoor kan zorgen dat het aanbod op de vraag is afgestemd en heel vaak wordt er geen rekening gehouden met de reële behoeften van de betrokken bevolkingsgroepen. In sommige perioden stelt de overheid een moratorium in voor de opening van nieuwe rusthuizen om de evolutie van de uitgaven in het kader van het globale budget van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering ( RIZIV ) te kunnen beteugelen. Om uitgebaat te kunnen worden, moet een rusthuis door de overheid erkend worden, zegge voldoen aan bepaalde voorwaarden die betrekking hebben op normen inzake architectuur, veiligheid, werking en organisatie. Vooral de normen met betrekking tot het personeel zijn bijzonder streng. Deze normen vormen niet alleen een bescherming van de bewoner van het rusthuis ( die kan rekenen op een aantal geschoolde personeelsleden ), maar betekenen ook de zwaarste administratieve last voor de beheerders van rusthuizen. Deze normen zetten ook een ernstige rem op elke vorm van vernieuwend initiatief dat via een aangepaste architectuur en omgeving probeert om de kosten te verminderen en de kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren.
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
De doeltreffendheid van het systeem voor de gezondheidszorg en de langdurige zorg verbeteren – De actieve vergrijzing en het thuis wonen via de « universele » aanpak aanmoedigen De Europese Commissie onderstreept dat de gezondheidssystemen vernieuwde aandacht moeten besteden aan het streefdoel om bejaarden in staat te stellen een actieve, gezonde en zelfstandige oude dag te beleven. De Commissie beveelt aan om nieuwe en meer zorgdiensten op te richten, die inspelen op de bijzondere behoeften die voortvloeien uit ziekten die verband houden met de vergrijzing. Die nieuwe diensten zouden de bejaarden moeten helpen om hun autonomie te bewaren. Het komt er dus op aan om de bejaarden in staat te stellen zo lang mogelijk thuis te blijven dankzij diensten en technologieën die aan hun vermogens zijn aangepast. « Home sweet home – Oost West thuis best – Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens, » … dat zijn zowat de reacties van de meeste bejaarden als je ze ondervraagt over hun voorkeuren inzake huisvesting. Uit studies en onderzoeken is overduidelijk gebleken dat hoe ouder iemand wordt, hoe meer hij zich verbonden voelt met zijn omgeving, zijn woning en zijn buurt. Bejaarden willen zo lang mogelijk in hun vertrouwde omgeving blijven wonen, zelfs als ze bepaalde dagelijkse activiteiten niet meer alleen kunnen uitvoeren. Bejaarden ervaren elke opgelegde verhuizing als een identiteitsverlies. « Niet hoeven te verhuizen » vormt een essentieel onderdeel van de voorkeuren die bejaarden voor hun woning uitdrukken. Als er sprake is
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
van een afhankelijkheid, wordt er gesproken van « behoud in de woning ». In de Angelsaksische landen wordt er gesproken over het begrip « Ageing in place ». Dat betekent « thuis, ter plaatse oud worden, zonder te moeten verhuizen. » Door de wens om zo lang mogelijk thuis te blijven wonen in een aangepaste omgeving ontstond het begrip « lifetime housing, » of de woning voor het leven. Dat begrip omvat verschillende subbegrippen, gaande van het aangepaste of aanpasbare appartement tot de Amerikaanse Continuing Care Retirement Communities ( CCRC )1 via de private en beschermde privé-verkavelingen zoals de senior housing2 voor actieve 55-plussers, die op het platteland naast een golfterrein terug te vinden zijn. Om thuis oud te kunnen worden, moet je beschikken over een woning die op een « universele » manier is ontworpen. Het universele ontwerp, of design for all in het Engels, is een strategie waarbij allerhande producten en omgevingen zo vaak en zo veel mogelijk op een onafhankelijke en natuurlijke manier voor iedereen toegankelijk, be1 Continuing Care Retirement Communities ( Rustgemeenschappen met permanente zorg ) : De « Continuing Care Retirement Communities » ( CCRC ) maken het de bejaarden mogelijk om ter plaatse oud te worden dankzij flexibele inrichtingen die ontworpen zijn om tegemoet te komen aan hun gezondheid en hun behoeften inzake huisvesting, terwijl deze behoeften gaandeweg evolueren. De bewoners die toetreden tot de « Continuing Care Retirement Communities » ondertekenen een contract op lange termijn dat hen huisvesting, diensten en verplegende zorg waarborgt. Deze faciliteiten worden meestal allemaal op dezelfde plek aangeboden, waardoor de bejaarden in hun vertrouwde omgeving ouder kunnen worden.
2 Senior housing : Dergelijk woontype is voorbehouden voor senioren ( en soms voor jongere volwassenen met een handicap ). In zijn gebruikelijke vorm omvat dit woontype geen hulpdiensten of personeel dat tegemoetkomt aan de specifieke behoeften van bejaarde of ouder wordende bewoners.
grijpelijk en bruikbaar worden gemaakt zonder dat een beroep moet worden gedaan op een bijzondere aanpassing of aanpak. De universele aanpak onderscheidt zich dan ook van de specifiek aan personen met een handicap aangepaste benadering. Specialisten menen het volgende : « gebouwen die toegankelijk worden gemaakt voor personen met mobiliteitsproblemen, horen thuis in de aan de personen met een handicap aangepaste benadering. Gebouwen die veiliger en comfortabeler worden gemaakt voor alle gebruikers, inclusief personen met mobiliteitsproblemen, horen thuis in de universele benadering. » Als iemand met een handicap wordt geconfronteerd, zullen er dankzij de universele benadering van het gebouw geen grote kosten moeten worden gedaan om een onaangepaste woning specifiek aan te passen. Aangezien het gebouw van bij de aanvang voor zoveel mogelijk mensen toegankelijk is, zal het in principe in staat zijn om gebruikt te worden door een slechtziende of een persoon in een rolstoel. Dankzij het functionele ontwerp ervan zullen ongevallen en valpartijen vermeden worden en zullen dementerende personen in de eerste fasen van de ziekte zelfs thuis kunnen blijven wonen. Een gebouw moet niet alleen financieel betaalbaar, esthetisch en energiezuinig zijn, het moet ook functioneel zijn. Deze functionele woning kan eventueel uitgerust worden met bepaalde technologieën inzake domotica ( er wordt dan vaak gesproken van intelligente huizen ). In dat verband is medisch toezicht thuis bijzonder geschikt voor bejaarden die in de eerste plaats zo lang mogelijk thuis willen blijven wonen. De systemen inzake geneeskunde en zorg op afstand, zullen zodoende hun zelf-
19
« Als je een badkamer op basis van het principe « design for all » tekent, mag dat zo weinig mogelijk op een toilet voor gehandicapten lijken. Je moet toegankelijke, maar tevens functionele badkamers maken. Je mag niet vergeten dat de thuisverzorger voor wie een badkamer een werkplek is, er ook gebruik van moet kunnen maken. Ik vind dat de badkamer de belangrijkste plek van het huis is. » Kirsti Pesola, architect, Finse Vereniging van personen met een handicap
standigheidsniveau, autonomie en globale levenskwaliteit bij hen thuis verbeteren. De woning wordt het zenuwcentrum in het kader van het toezicht op de gezondheid, ziektepreventie en proactieve geneeskunde via betaalbare technologische hulpinstrumenten.
De noodzaak om over te gaan van het model waarin de zorg centraal staat naar het model waarin de persoon centraal staat In België is het bejaardenbeleid, net zoals in talrijke andere Europese landen, gebaseerd op een systeem voor zorg en bijstand aan afhankelijke bejaarden. De bejaarde wordt beschouwd als iemand die ziek is en verzorgd moet worden door dokters en verpleegsters en die in zijn dagelijkse taken moet worden bijgestaan. Zo’n systeem wordt optimaal georganiseerd in een verzorgende institutionele omgeving. Dergelijke architectuur maakt het mogelijk op een doeltreffende manier zorgen te verstrekken. Dat betekent evenwel dat de bejaarde na de « opname » of « plaatsing » meteen zijn autonomie of het verlangen ernaar kwijtraakt. Deze opgelegde algemene afhankelijkheid zal het levenseinde versnellen.
20
In speerpuntlanden is dat systeem voorbijgestreefd. In plaats van te focussen op de handicaps van mensen, wordt in de eerste plaats gekeken naar wat ze nog kunnen. Deze, hoofdzakelijk Noord-Europese, landen laten gaandeweg het verzorgende institutionele model voor wat het is en kiezen voor een residentieel model waarin de mens centraal staat. In dat nieuwe systeem moet de bejaarde zijn autonomie zo lang mogelijk kunnen bewaren. Hetzij thuis of in een bejaardentehuis. De persoon behoudt dezelfde rechten als voorheen. Waarom trouwens ook niet ? Iedereen heeft recht op respect van de private levenssfeer, het recht op keuze en op menselijke waardigheid. De patiënt wordt zodoende een bewoner en de bewoner wordt een klant. De leefomgeving blijft aangenaam. De bejaarde die naar zo’n bejaardentehuis verhuist, neemt zijn meubels en zijn persoonlijke spullen mee. Van kleine kamertjes is er geen sprake. Behalve op uitdrukkelijk verzoek of als het niet anders kan, worden de maaltijden niet in de kamer gebruikt, maar in een gezellige eetkamer. Het eten is lekker en er wordt rekening gehouden met bijzondere diëten die bepaalde bewoners moeten volgen. Samen met de bewoners, die ook zelf initiatieven mogen nemen, organiseert de instelling allerlei activiteiten. De
bewoners voeren zoveel mogelijk dagelijkse activiteiten op een zelfstandige manier uit. Hierdoor kan het verplegend personeel zich op de geneeskundige taken toespitsen. Dat betekent uiteraard niet dat er niet meer geïnvesteerd moet worden in collectieve opvangmogelijkheden waar gespecialiseerde verzorging wordt aangeboden : ziekenhuizen zullen altijd noodzakelijk blijven en het aantal bejaardentehuizen zal aanzienlijk blijven stijgen zolang het aantal bejaarden dat hierop een beroep dient te doen, blijft stijgen. Een ziekenhuis zal een centrale plaats blijven innemen in het kader van de opvang van bejaarden met een ernstige handicap.
De huisvesting van demente personen Diezelfde filosofie moet ook worden toegepast op de huisvesting van personen die lijden aan dementie, zoals de ziekte van Alzheimer. In de toekomst zal de plaatsing van een demente persoon in een instelling enkel nog gerechtvaardigd zijn in de gevallen waar er sprake is van ernstige afhankelijkheid waarbij de staat waarin de persoon verkeert een andere oplossing onmogelijk maakt. Uit literatuurstudie, de uiteenzettingen in de ter zake georganiseerde colloquia en onze bezoeken in het buitenland blijkt dat de plaatsing in een instelling eerder de uitzondering moet worden en dat de overheid en de beheerders moeten proberen om alternatieve oplossingen van het residentiële type uit te werken. De leefomgeving van demente personen is doorslaggevend voor hun levenskwaliteit. Het evenwicht dat de bejaarde van binnen heeft verloren, moet aan de buitenkant opnieuw worden gecreëerd. Zodoende kan de demente persoon een zekere autonomie bewaren. Dat zal
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
in de eerste plaats gebeuren via een herinrichting van de woning. Als die woning op een “universele” manier werd ontworpen, zal deze aanpassing over het algemeen niet al te ingewikkeld zijn. Als de betrokkene niet meer thuis kan blijven wonen, moet hij of zij kunnen verhuizen naar een andere « thuis ». Zorgbeheerders en architecten aan beide kanten van de Atlantische oceaan hebben een onthaalmodel ontwikkeld dat gebaseerd is op kleine groepjes waarin het individu wordt gerespecteerd. Op die manier behoudt de bejaarde een zekere levenskwaliteit en, als mooie bonus, kunnen zijn naasten en het verzorgend personeel ook op een betere levenskwaliteit rekenen. Het basisontwerp voor het onthaal van demente bejaarden is de groep van 6 t/m 15 units ( small-group clusters of units ) die uitgeeft op een gemeenschappelijke woonruimte met toegangsmogelijkheden naar de externe tuinen. Het aantal units per groep varieert naargelang het concept. De bekende Amerikaanse architect Victor Régnier onderstreept dat « de hergroepering van verschillende units om kleine sociale groepen te vormen van mensen die samen eten en samen de dag doorbrengen, de basisaanpak is geworden in het kader van het onthaal van demente personen. » Een van de redenen waarom dergelijk ontwerp in groepen of clusters dergelijk goede resultaten oplevert, is het feit dat de bewoners die met een of andere vorm van dementie afrekenen, het grootste deel van de tijd buiten hun kamers of appartementen doorbrengen. Zij wandelen in de gemeenschappelijke delen en nemen deel aan verschillende groepsactiviteiten. Zij beschouwen hun kamer veeleer als een plek om te slapen en te rusten dan wel om er de dag door te brengen. Het valt
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
te begrijpen waarom een instelling niet aan dergelijke levenswijze of opvatting kan tegemoetkomen. De gevolgen van de opname in een instelling komen dan ook meestal neer op een belangrijke vermindering van de levenskwaliteit. Zo’n opname gaat vrijwel altijd gepaard met meer angstgevoelens, waardoor de betrokkene dan ook meer slaapmiddelen en kalmeringspillen moet slikken.
Conclusies : naar een multidisciplinaire aanpak De verschillende aspecten van de demografische vergrijzing worden traditioneel gezien besproken in gescheiden beslissingsorganen en de huidige beleidslijnen en programma’s zijn een opeenstapeling van losse beslissingen met uiteenlopende gevolgen. In de werkelijkheid moeten alle aspecten die verband houden met die bevolkingsgroepen op een holistische manier worden aangepakt, zodat doeltreffende en menselijke actieplannen op lange termijn kunnen worden uitgewerkt en toegepast. Het moet gaan om een multidisciplinaire aanpak vanuit een internationaal standpunt. Het
moet gedaan zijn met navelstaarderij en met afwachten tot er een oplossing uit de hemel komt vallen. De nieuwe groepen, zowel rijke als arme, bejaarden zullen bij het ouder worden heel wat hindernissen moeten overwinnen. Er zal immers niet altijd voldaan kunnen worden aan hun behoeften inzake fysieke veiligheid, gezondheidszorg en autonomie. Voor sommigen zal een essentiële familiale zorg wegvallen als hun partner overlijdt of als hun kinderen veraf gaan wonen. Anderen zullen door hun beperkte financiële middelen geen beroep kunnen doen op de noodzakelijke diensten. Zij dreigen dan genegeerd en vergeten te worden of zullen alleen en zonder hoop terechtkomen in een onpersoonlijke kamer van een rusten verzorgingstehuis. Als wij onze ogen openen, zullen wij zien dat er voor de bejaarden een stille crisis opdoemt. Weinigen zijn zich van de omvang ervan bewust. Zij die er reeds het slachtoffer van zijn, praten er niet over. Er wordt weinig ondernomen om er iets aan te doen. De tijd dringt nochtans en er moet nu iets worden ondernomen om positieve en duurzame oplossingen te vinden. The future is now. Jean-Christophe Vanderhaegen, Directeur-generaal Confederatie Bouw Brussel-Hoofdstad
« Er moet ernstig rekening worden gehouden met die diversiteit en keuze. Dat betekent ook dat je moet kunnen aanvaarden dat sommige mensen verkiezen om in verkavelingen of afzonderlijke complexen te wonen in het gezelschap van mensen van dezelfde leeftijd en met een gelijkaardige mentaliteit en dat die wens indruist tegen onze betrachting om niet te discrimineren, uit te sluiten of bejaardengetto’s te creëren. » Gillian Daley, Independence and autonomy, in Our homes, our lives, Centre for Policy on Ageing, Housing Corporation, 2002, p. 12 en 24 Verenigd Koninkrijk
21
De vergrijzing en de gevolgen ervan In de komende 50 jaar zullen onze westerse samenlevingen vergrijzen. Vergrijzing wordt vaak verkeerd gedefinieerd of slecht begrepen. Het is een teken van een pregnante discriminatie op grond van leeftijd waaronder onze samenlevingen gebukt gaan. Wat betekent vergrijzing ? Het begrip betekent iets anders op het niveau van een bevolking dan op het niveau van het individu. In dit artikel wordt nader ingegaan op de gevolgen van de maatschappelijke vergrijzing en van de biologische vergrijzing. Ouder worden is onvermijdelijk, maar je kan er een succes van maken. Op dit moment bestaat 16% van de Belgische bevolking uit 65-plussers. Aangezien de pensioenleeftijd nu ongeveer al 60 jaar op 65 is vastgelegd, zullen deze jonge en minder jonge gepensioneerden over minder dan 50 jaar ongeveer 25 % van de bevolking uitmaken. Wie aan gepensioneerden denkt, denkt aan inactiviteit of aan nutteloosheid, zoals sommige politici wel eens botweg stellen… Maar moeten wij onze ouderen herleiden tot dergelijke onhandige substantieven ? Hun vitaliteit zorgt ervoor dat zij als consumenten voor de dag komen : één of twee reizen per jaar, informaticalessen, watergymnastiek, denksporten,… En met hun gezondheid gaat het helemaal niet zo slecht : de levensverwachting van die jongbejaarden beloopt thans 80 jaar. Vrouwen leven gemiddeld 4 jaar langer dan mannen. Dat vloeit gedeeltelijk voort uit het oorlogszuchtige temperament van de mannen, maar is ook het gevolg van een zekere biologische superioriteit die
22
nog niet zo lang geleden duidelijk is geworden. Vroeger hielden vrouwen zich in een staat van ondervoeding, zodat zij er zeker van waren dat hun kroost niets tekort kwam en voldoende voeding kreeg. De huidige honderdjarigen hebben ook de Eerste Wereldoorlog meegemaakt. In Frankrijk is er thans gemiddeld één honderdjarige man tegenover zeven honderdjarige vrouwen. De levensverwachting gaat in stijgende lijn : een meisje dat vandaag wordt geboren heeft één kans op twee om honderd jaar oud te worden … Dat komt door de drastische vermindering van de sterfte vlak vóór en na de geboorte en tijdens de kindertijd, maar ook, recenter, door de verminderde sterfte na 60 jaar door de daling van cardiovasculaire ziekten dankzij behandeling en preventie, de behandeling van kanker en de komst van antibiotica en vaccinaties. Levensverwachting is natuurlijk niet alles. Iedereen wil natuurlijk wel oud worden, maar dan wel in een goede gezondheid. De demografen hebben dat goed begrepen, want de levensverwachting zonder handicap ( Disability Free Life Expectancy ) is een essentieel instrument inzake demografie geworden. Momenteel heb je als vrouw aan 65 jaar een levensverwachting van 15,0 jaar zonder handicap en als man kan je je nog aan 10,5 jaar zonder handicap verwachten. Dat betekent dat die jongbejaarden nog een aantal mooie jaren voor de boeg hebben… Ouder worden, betekent evenwel niet ziek worden. Het houdt wel in dat je je gaandeweg niet meer kan aanpassen aan de plotse veranderingen en agressies van het milieu ( klimaat, ongeval, ziekte ).
Laten wij daarom maar eens kijken wat biologische veroudering precies inhoudt. Als er wordt gesproken over biologisch verouderen, wordt er verwezen naar de celveroudering van weefsels en organen. Die veroudering is door onze genen geprogrammeerd, aangezien elk levend wezen per definitie bestemd is om ooit te sterven. Erfelijkheid speelt voor elke soort, en dus ook voor de mens, een belangrijke rol in de levensverwachting. Deze maximale levensverwachting, die 126 jaar benadert ( Jeanne Calment, de oudste mens, heeft de lat hoog gelegd ), hangt af van een aantal factoren die verband houden met de omgeving. Tot aan het begin van de 20e eeuw werd de levensverwachting in WestEuropa hoofdzakelijk beperkt door omgevingsfactoren zoals hongersnood, ongevallen en infectieziekten. Sinds de komst van de antibiotica, de vaccins en veiliger levensomstandigheden, wordt de levensverwachting van de mens hoofdzakelijk bedreigd door voeding ( de overdaad bij ons ) en de sedentaire levensstijl. Ook het sociaal-economische statuut speelt een rol. Andere omgevingsfactoren ( vervuiling, verdwijning van de ozonlaag en ioniserende stralingen en de factor geluk ) kunnen de levensverwachting eveneens beïnvloeden. Op individueel niveau wordt onze levensverwachting dus voor 20 à 25 % beïnvloed door ons genetisch patrimonium. De rest hangt af van onze levensstijl. Een evenwichtige voeding met veel fruit en groenten zoals in de mediterrane keuken is een doeltreffende preventie tegen cardiovasculaire ziekten en zelfs tegen bepaalde vormen van kanker ( darm- en prostaatkanker ). Verouderingspreventie begint vanaf zeer jonge leeftijd. Zo blijft het eerste
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
cholesterolplaatje reeds op tweejarige leeftijd aan onze aderen vastkleven en geeft het aanleiding tot een verhoogde kans op een cardiovasculaire ziekte op gevorderde leeftijd. Ander voorbeeld : de inname van calcium tijdens de kindertijd en de jeugd bepaalt de definitieve botmassa en zou bijgevolg aan de basis kunnen liggen van het risico om osteoporose te ontwikkelen of geconfronteerd te worden met een heupbreuk. Het is ondertussen ook bewezen dat een gematigde lichaamsbeweging cardiovasculaire ziekten, valpartijen, breuken en geheugenproblemen voorkomt. Als voorbeeld van succesvol ouder worden, kunnen wij verwijzen naar de eilandbewoners van Okinawa, nabij Japan. Het eiland telt één van de hoogste percentages honderdjarigen ter wereld. Hun voorvaderlijke leefgewoonten vinden wij terug in hetgeen onze westerse wereld adviseert inzake, met name cardiovasculaire, preventie : lichaamsbeweging ( het zijn landbouwers ), gezonde voeding ( rijst, vis, soja ) en geen overdaad ( zij eten nooit tot zij voldaan zijn ). Met het ouder worden, lopen bepaalde personen meer risico om bepaalde ziekte te krijgen. Deze ziekten zullen er vervolgens toe leiden dat het moeilijker wordt om de dagelijkse activiteiten uit te voeren. Dat betekent dus minder autonomie en bijgevolg minder levenskwaliteit. Voor die kwetsbare personen kan het hieruit voortvloeiende sociale isolement rampzalig zijn … Nochtans kan niemand zich inbeelden dat hij of zij ooit met een handicap zal worden geconfronteerd, terwijl onze levensstijl voor een groot deel bepaalt hoe wij zullen verouderen : van een paradox gesproken ! De ene bejaarde is de andere niet. Is een “oude persoon” iemand anders ? Het criterium om iemand op rust te stellen is niet het feit dat hij of zij “oud is geworden”. Dat geldt al evenmin als iemand grootmoeder
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
of –vader wordt. Vaak zorgen de nieuwe grootouders zowel voor hun kleinkinderen als voor hun ouders. Wij noemen dat de « sandwichgeneratie ». Het belangrijkste dat wij evenwel moeten onthouden, is dat wij voor een stuk zelf bepalen hoe wij ouder zullen worden. Je eigen vergrijzing voorkomen en voorbereiden is de beste manier om op een goede manier oud te worden. Gezondheid van kindsbeen af op de eerste plaats zetten, preventie en behandeling van ziekten en de zorg voor handicaps zijn allemaal middelen om het risico op beperkingen en een verlies van autonomie terug te dringen. Als wij aan 60-plussers vragen wat hun prioriteit in het leven is, zet 20 % de gezondheid op de eerste plaats, gevolgd door huisvesting, vervoer,… Nochtans besteedt een gezin drie maal minder geld aan gezondheid dan aan de auto ! Het is ook belangrijk om zoveel mogelijk ervaringen en interesses te hebben. Naast voeding en lichaamsbeweging is het behoud van een sociaal leven een uitstekend middel om op een goede manier oud te worden. Er werden trouwens heel wat plaatselijke of nationale initiatieven in het leven geroepen om het sociaal isolement te bestrijden. In Brusselse wijken werd gezorgd voor aangepaste woningen waar bejaarden samen wonen of wonen met jongeren die hen met hun dagelijkse activiteiten helpen in ruil voor andere diensten ( babysitting, huishoudelijke taken,… ). Talrijke VZW’s organiseerden ook evenementen in de gemeente voor bejaarden. Een Frans project probeert in België een mobiel systeem van de grond te krijgen, waarmee landelijke gemeenten bejaarden kunnen aanzetten tot lichaamsbeweging. Al deze initiatieven kunnen ervoor zorgen dat onze senioren en hun naasten zich ervan bewust worden dat het behoud van sociale contacten belangrijk is wanneer
mensen in een isolement dreigen te raken als zij ouder worden. Tot slot kan worden gesteld dat je drie dingen in de gaten moet houden als je aangenaam ouder wil worden : gezond eten, bewegen en sociale contacten onderhouden. Dat alles begint van jongs af aan, opdat die inspanningen een gezonde gewoonte worden en zoveel mogelijk mensen zo aangenaam mogelijk oud kunnen worden. Op die manier zal het mogelijk zijn om de komende 50 jaar prettiger ouder te worden in onze Westerse wereld… en ik wil dit samen met mijn naasten kunnen beleven. Dokter Sandra De Breucker, Dienst geriatrie Erasmusziekenhuis
Bibliografie : • « Prévention de la vulnérabilité de la personne âgée : un défi démographique. » O. Ethgen et al., Rev. Méd. Liège, 2003; 58 : 4 : p. 175-182. • « Longévité Mode d’Emploi. » Dr Michel Allard en Dr Armelle Thibert-Daguet., Ed. Le Cherche Midi, 1998. • European Academy For Medicine of Ageing ( EAMA ) Course, Sixth session, 20052006, Sion, Zwitserland. <www.healthandage.com/html/ min/eama/index.htm>.
23
Thuiswonen na je 65ste
Vanuit de vaststelling dat alle bejaarden tot het einde van hun dagen thuis willen wonen, hebben het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn en het CMDC-CDCS gepeild naar hun behoeften en wensen en naar de diensten die aan die wensen tegemoet zouden komen. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben alle Gemeenschapscommissies ervoor gekozen om hun beleid toe te spitsen op de betrachting om ouderen thuis te laten wonen. Aangezien het onmogelijk is om te waarborgen dat ouderen in gepaste omstandigheden levenslang thuis kunnen blijven wonen, is het beleid er eerder op gericht om de ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen. Vanuit het oogpunt van de ouderen zelf betekent het behoud in de thuisomgeving je eigen leven blijven beheren en zelf keuzes blijven maken over wat je intieme en dagelijkse leefomgeving aanbelangt.
24
In samenwerking met de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie ( GGC ), de Vlaamse Gemeenschapscommissie ( VGC ) en de Franse Gemeenschapscommissie ( COCOF ), alle drie bevoegd inzake gezondheid en bijstand aan personen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, werd een ruime enquête1 gevoerd. De resultaten werden gepresenteerd in de vorm van een atlas waarin de enquêteurs een overzicht geven van de verschillende aspecten van de socio-sanitaire situatie van de Brusselse bejaarden, van het medische en paramedische aanbod en van de manier waarop vraag en aanbod zich verhouden in het kader van het concrete gebruik dat ervan kan worden gemaakt.
Het Brussels Gewest heeft een jongere leeftijdsstructuur dan beide andere Gewesten. De afgelopen jaren wordt zelfs een vermindering van het aantal Brusselse 65-plussers opgetekend. Verhoudingsgewijs telt het Gewest evenwel meer hoogbejaarden ( 85 jaar en meer ). Dat is precies een leeftijdsgroep waar de nood aan hulp en zorg het grootst is.
De socio-sanitaire situatie van de Brusselse ouderen
Volgens de Socio-economische enquête van 2001 is 20 % van de Brusselaars van 60 jaar en ouder, zegge om en bij de 33.000 Brusselaars, sterk beperkt in hun dagelijkse activiteiten als gevolg van een chronische aandoening of een handicap. Een groep van 2.941 Brusselse 60-plussers is permanent bedlegerig.
Tot de leeftijd van 79 jaar woont 95 % van de ouderen nog thuis. Dat aandeel neemt gestaag af. Zo leeft nog 55 % van de ouderen tussen 90 en 94 jaar thuis en voor ouderen boven de 95 jaar beloopt dat percentage 19 %. De gezinssamenstelling waarin de oudere leeft, speelt een doorslaggevende rol in het feit om al dan niet thuis te blijven wonen. Gehuwde stellen waarvan beide partners nog in leven zijn, hebben het meest kans om het langst thuis te kunnen blijven wonen. 1 Dossier uitgegeven door het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn Brussel in samenwerking met de vzw Centrum voor Maatschappelijke Documentatie en Coördinatie onder de titel « Thuiswonen na je 65ste. Atlas van de behoeften en de actoren in Brussel », september 2007.
De bejaarde Brusselaars zitten qua opleidingsniveau, sociaal-economische kenmerken en gezondheidstoestand globaal gezien in een gunstiger situatie dan het Belgisch gemiddelde, maar het Brussels Gewest kent momenteel een instroom van bejaarden ( tussen de 60 en 64 jaar ) die in een situatie verkeren die zich onder het Belgisch gemiddelde bevindt.
In het Brussels Gewest beloopt het gemiddelde pensioen thans 1.140 euro bruto per maand. Dat cijfer is op zich niet zo veelzeggend, aangezien grote verschillen tussen de laagste en de hoogste pensioenuitkeringen er achter schuilgaan en het geen enkele informatie geeft over de reële situatie waarin de bejaarden verkeren. Vooral alleenstaanden die geen eigen huis hebben, zijn op financieel vlak bijzonder kwetsbaar. Het inkomen van de bejaarden is op zich geen betrouwbare indicator om te peilen in hoeverre zij met moeilijke levensomstandigheden worden geconfronteerd. Vandaar
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
in de Marollen of Pacheco ). Een relatief groot aantal bejaarden vinden wij terug in sommige dichtbevolkte achtergestelde buurten van de eerste kroon ( Sint-Gillis, laagMolenbeek, Sint-Joost-ten-Node, laag-Schaarbeek ). De sociaal-economische situatie van de bejaarden in het centrum is eerder precair. In sommige wijken vertoont 50 % van de bejaarden beide kwetsbaarheidskenmerken : laag opleidingsniveau en huurder. In de wijken van de tweede kroon ligt het aandeel bejaarden hoog. In de meeste wijken van het zuidoostelijke kwadrant woont hoofdzakelijk een welgestelde bevolking. De indicator voor de sociaal-economische kwetsbaarheid ligt er lager dan 10 %. Het westen van het Gewest wordt gekenmerkt door de hoogste concentratie bejaarden en de indicator voor de sociaal-economische kwetsbaarheid ligt meestal boven het gewestelijk gemiddelde.
dat een indicator voor de sociaaleconomische kwetsbaarheid op punt werd gesteld om, op basis van het opleidingsniveau en het eigendomsstatuut van de woning, te peilen naar de eventuele kwetsbaarheid.
Uit deze indicator blijkt dat er tussen de bejaarde bevolkingsgroep een grote dualiteit bestaat. In de eerste kroon ( het centrum ) van het Brussels Gewest ligt het aandeel bejaarden over het algemeen laag, behalve in enkele wijken ( bijvoorbeeld
Sinds kort stijgt de diversificatie van de etnische samenstelling van de Brusselse oudere bevolking. Bij de 80-plussers is ongeveer 10% geen Belg van bij de geboorte, terwijl dat aandeel bij de 60-plussers meer dan 30 % beloopt. De instroom van een groot aandeel Brusselse immigranten in de leeftijdscategorieën met de grootste zorgbehoeften staat dus nog voor de deur. De overgrote meerderheid bejaarde immigranten keert niet
AANTAL PENSIOENGERECHTIGDEN IN HET BRUSSELS GEWEST EN BRUTO BEDRAG Pensioenen uitgekeerd in het Brussels Gewest Loopbaan als bezoldigde werknemer Loopbaan als zelfstandige Gemengde loopbaan ( loontrekkende + zelfstandige ) Gemengde loopbaan ( loontrekkende + overheidsdienst ) Gemengde loopbaan ( zelfstandige + overheidsdienst ) Gemengde loopbaan ( loontrekkende + zelfstandige + overheidsdienst ) Totaal Rijksdienst voor Pensioenen Totaal Pensioendienst voor de Overheidssector
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
aantal M+V
M
V
Gemiddeld maandelijks bruto bedrag in € M+V M V
V/M x 100
80.169
30.990
49.179
903
1.052
810
77
4.136
1.897
2.239
511
600
435
73
26.081
10.712
15.369
738
778
709
91
18.158
6.799
11.359
1.713
2.028
1.525
75
599
262
337
1830
2.113
1.610
76
2.700
966
1.734
1.428
1.642
1.309
80
131.843
51.626
80.217
985
1.123
895
80
28.585
11.530
17.055
1.856
2.207
1.619
73
25
sers, seniorsitting ), slachtofferhulp en hulp bij het onveiligheidsgevoel, lenen van hulpmiddelen, levering van paramedische hulpmiddelen en incontinentiemateriaal, hulp bij de verzorging en de oppas van huisdieren. Heel wat actoren staan voor dergelijke diensten in, vooral wat informatie en hulp op administratief en sociaal vlak en maaltijden betreft. Wat de behoeften aan opvang buitenshuis betreft, moet er een onderscheid worden gemaakt tussen dagopvang, kortopvang en nachtopvang. Slechts 11 diensten staan in voor een dagopvang, 11 voor kortopvang en voor nachtopvang is er geen aanbod.
meer naar hun vaderland terug en blijft in het Brussels Gewest wonen.
jnsdiensten die culturele activiteiten of aangepaste vakanties organiseren of zorgen voor de aanwezigheid van een derde in huis.
Een ruime waaier aan diensten die aan de thuiswonende oudere Brusselaars wordt aangeboden
Wat de behoeften aan medische en paramedische zorgen betreft, werd een onderscheid gemaakt tussen de algemene geneeskunde, de thuisverpleging, de kinesitherapie, de ergotherapie en de andere verzorgers, de hulp bij de hygiënische verzorging ( thuis of elders ) en de geestelijke gezondheidszorg ( thuis of elders ).
Het aanbod aan sociale en gezondheidsdiensten die ervoor zorgen dat bejaarden thuis kunnen blijven wonen, werd onderzocht aan de hand van 24 potentiële behoeften van de bejaarden. Dit zorgde voor een inzicht in het volledige aanbod, ongeacht de overheidsdienst ( GGC, COCOF, VGC, Franse Gemeenschap of Vlaamse Gemeenschap, gemeente, OCMW, … ) of privéinstantie die de aangeboden dienst financiert. Voor de relationele en sociale behoeften maakt de inventaris melding van de gezondheids- en welzi-
26
Een grote waaier aan uiteenlopende diensten behoren tot de ondersteuning van de activiteiten van het dagelijks leven : informatie en hulp op administratief en sociaal vlak, hulp bij de dagelijkse taken, levering van boodschappen, maaltijden ( restaurants, levering en bereiding van maaltijden thuis ), vervoer ( niet dringend medisch vervoer, niet-medisch vervoer en andere vormen van hulp bij de verplaatsing ), aanpassing van de woning ( ergonomische aanpassing, kleine huishoudelijke taken en verhuizing ), toezicht ( personenalarmsysteem, professionele ziekenoppas-
Als wij inzoomen op de 11 actoren die instaan voor de ondersteuning van de mantelzorgers, stellen wij vast dat het aanbod wordt verwezenlijkt via 404 zeer uiteenlopende organisaties, met name de ziekenfondsen, de lokale dienstencentra, de sociale diensten van de gemeenten of OCMW’s, de buurtverenigingen, de sociaal-culturele verenigingen, de Plaatselijke Werkgelegenheidsagentschappen ( PWA’s ), de parochies, de medische huizen, … Voor alle onderzochte behoeften bestaat er in elke gemeente van het Brussels Gewest ten minste één actor die kan instaan voor deze of gene hulp, met uitzondering evenwel van de nachtopvang waarvoor er geen aanbod voorhanden is. Voor elke behoefte bieden verschillende overheden een antwoord via de erkenning en ( of ) de financiering van verschillende soorten diensten. Als wij kijken naar het taalstatuut van de subsidiërende overheden merken wij dat 53 % van de actoren tweetalig is, 34 % is enkel Franstalig en 13 % is enkel Nederlandstalig. Het gaat hier enkel om de officiële taal van de actoren of de taal die werd opgegeven door de actoren die niet erkend zijn.
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
Er dient te worden aangestipt dat heel wat actoren bijkomende inspanningen leveren om tegemoet te komen aan de Brusselse complexiteit. Dat betekent dat zij ook in actie treden ten behoeve van bejaarden die zich enkel in de andere officiële taal kunnen uitdrukken en van ouderen die noch het Nederlands noch het Frans beheersen.
Is het aanbod afgestemd op de behoeften en de vraag ? Het werkveld geeft aan dat aan talrijke behoeften niet wordt voldaan, zoals de behoefte aan thuisactiviteiten. Er zijn heel wat hindernissen : gebrek aan informatie, mobiliteitsproblemen, financiële hindernissen. Dat er een grote discrepantie bestaat tussen de vraag en het aanbod kan ook verklaard worden door de uiteenlopende verwachtingen die verband houden met de grote diversiteit van de oudere bevolking inzake leeftijd en sociale of culturele oorsprong. Naarmate de leeftijd toeneemt, stijgt ook de ontevredenheid over de sociale contacten. Nochtans is er in het Brussels Gewest een ruim en gevarieerd aanbod aan sociale, culturele en ontspanningsactiviteiten voorhanden. Hoewel 80 % van de 60-plussers tevreden is over het culturele en recreatieve aanbod in hun onmiddellijke omgeving, verklaarde 58% van de Brusselse 65-plussers dat zij de afgelopen 12 maanden aan geen enkele aan het verenigingsleven verbonden activiteit hadden deelgenomen.
siscomfort in een appartementsgebouw zonder lift. Wat onder andere de diensten inzake openbaar vervoer, de buurtwinkels en de staat van de voetpaden betreft, is er ook een sterk verschil tussen de buurten onderling. Aangezien het aanbod van specifieke vervoermiddelen, behalve de taxi, nog zeer beperkt is, blijven de mobiliteitsproblemen aanzienlijk. Om dit probleem te verhelpen, bieden verschillende actoren zogenaamde buurtdiensten aan. De best ontwikkelde dienst heeft betrekking op de boodschappen die worden gedaan voor bejaarden met mobiliteitsproblemen, gevolgd door kleine aanpassingswerken in de woning. Wat de, zowel preventieve als curatieve, persoonlijke medische begeleiding betreft, verklaart bijna 93 % van de Brusselse ouderen dat zij over een vaste huisarts beschikken. Bij de bevolking onder de 70 jaar ligt dat aandeel duidelijk lager. Het is dus belangrijk dat de jongere leeftijdsgroepen ertoe worden aangezet een vertrouwensrelatie op te bouwen met een huisarts om een geïndividualiseerde medische
opvolging mogelijk te maken vooraleer de gezondheidsproblemen de kop opsteken. Als de aanpassing van de woning en de omgeving niet meer toereikend is, kan de hulp van derden noodzakelijk zijn. Dat gebeurt niet alleen via hulp- en verzorgingsdiensten aan huis, maar ook via informele hulp van mantelzorgers. Over het algemeen stellen wij vast dat mensen met een lager sociaal-economisch statuut vaker en vroeger af te rekenen krijgen met gezondheidsproblemen en functionele beperkingen. Vandaar dat zij in sterkere mate een beroep doen op thuishulp. In de Gezondheidsenquête van 2004, verklaart 8,6 % van de Brusselse 65-plussers dat zij het afgelopen jaar contact hebben opgenomen met een thuishulpdienst. Van de personen die met ernstige belemmeringen in hun dagelijks leven worden geconfronteerd, verklaart één op zes dat hiervoor geen enkel beroep werd gedaan op formele of informele thuishulp. Het werkveld verklaart tevens dat de vraag naar thuishulp het bestaande aanbod in ruime mate overstijgt.
Wat de fysieke omgeving betreft, kan de inrichting van de woning en de omgeving ervan het thuis wonen van de oudere bevorderen. De woonomstandigheden van de Brusselse bejaarden lopen sterk uiteen en kunnen variëren van een grote villa in het zuidoostelijke kwadrant tot een klein kamertje zonder ba-
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
27
16,2 % van de Brusselse 65-plussers heeft in de loop van 2004 contact opgenomen met een thuisverpleger. Dat aandeel ligt lager dan in de rest van het land. Ook wat dat aspect betreft, wijst het werkveld erop dat de vraag het aanbod overstijgt. Dat geldt nog in sterkere mate voor de verplegers die in het Nederlands kunnen communiceren. De informele hulp of mantelzorg waarvoor familieleden, buren of vrienden instaan, vult het formele aanbod aan. In de Socio-economische enquête van 2001, verklaart 9 % van de Brusselse bevolking dat zij informele hulp verlenen. Ondanks zijn stedelijke karakter telt het Brussels Gewest verhoudingsgewijs evenveel mantelzorgers als de rest van het land. Hun profiel is evenwel lichtjes verschillend. In Brussel wordt de hulp minder vaak binnen het gezin zelf of aan een familielid verstrekt, maar vaker aan vrienden, buren of kennissen. De werklast die deze mantelzorgers dragen, mag niet onderschat worden. 11 diensten verlenen bijzonder gewaardeerde bijstand aan deze mantelzorgers, maar zij kunnen niet aan alle behoeften voldoen. Meer dan een kwart van de Brusselse 65-plussers heeft af te rekenen met psychologische moeilijkheden. Dat is meer dan in de rest van het land en de cijfers zijn vooral opvallend voor de Brusselse man-
nen die, in tegenstelling tot het hele land, bijna even vaak met psychologische problemen af te rekenen krijgen als de vrouwen.
Uitdagingen voor de toekomst
Gespecialiseerde diensten en talrijke niet-gespecialiseerde actoren proberen die moeilijkheden te verhelpen. Het specifieke aanbod lijkt evenwel ontoereikend en de bejaarden maken zelden gebruik van de diensten voor geestesgezondheid. In 2004 had minder dan 1 % van de Brusselse 65-plussers contact opgenomen met een centrum voor geestelijke gezondheid.
Het ziet er naar uit dat het aantal Brusselse bejaarden tijdens de komende 15 jaar niet of zeer weinig zal stijgen. Het vooruitzicht van deze relatieve stabilisatie zou dus kunnen worden aangewend om beter in te spelen op de toekomstige vergrijzing van de bevolking.
Bovendien zijn niet alle actoren toegankelijk voor de gehele oudere bevolking. Het aanbod is vaak beperkt tot de bewoners van een gemeente, de leden van een ziekenfonds, personen met een laag inkomen, enz … Tot slot kan thuishulp- en zorg, ondanks de talrijke mogelijke tegemoetkomingen, zwaar doorwegen op het budget van de bejaarden. Voor mensen met een bescheiden inkomen, die de voor de lage inkomens bepaalde lagere tarieven niet kunnen genieten, zijn de zorgdiensten soms onbetaalbaar. 44,4 % van de Brusselse 65-plussers vindt dat de uitgaven voor de gezondheidszorg te duur is voor hun budget en 10,6 % verklaart dat zij bepaalde zorgen omwille van financiële redenen moesten uitstellen of laten varen ( Gezondheidsenquête 2004 ).
Voor meer informatie … • Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, Truus Roesems, 02/552 01 57,
[email protected] • VZW Centrum voor Maatschappelijke Documentatie en Coördinatie ( CDCS-CMDC ), Corinne Malchair, 02/511 08 00,
[email protected] Yolanda Puttemans, 02/511 08 00,
[email protected]
Het aanbod moet dan ook aangepast worden aan de geleidelijke wijzigingen in de sociaaldemografische samenstelling van de oudere bevolking die op financieel vlak steeds kwetsbaarder wordt. Bovendien stijgt het aantal oudere immigranten en zal de druk van de vergrijzing in de buitenrand van Brussel de vraag naar diensten in het Brussels Gewest eveneens beïnvloeden. Hoewel er reeds sprake is van een aanzienlijk, gevarieerd en geografisch goed gespreid aanbod, wordt aan sommige behoeften nog onvoldoende tegemoetgekomen. In sommige gevallen moeten de hindernissen die de toegankelijkheid van deze diensten in de weg staan, worden teruggeschroefd. Het gaat om financiële en taalkundige hindernissen en om administratieve rompslomp. Over het algemeen moet de coördinatie tussen de diensten en de vrije keuze van de bejaarden worden verbeterd. Tekst opgesteld op basis van het Dossier « Thuiswonen na je 65ste. Atlas van de behoeften en de actoren in Brussel » het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn Brussel, in samenwerking met de vzw Centrum voor Maatschappelijke Documentatie en Coördinatie ( CDCS-CMDC )
• U kan het volledige dossier bestellen bij Nahima Aouassar ( 02/552 01 89,
[email protected] ) of Het volledige document kan worden gedownload op de webstek van het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn <www.observatbru.be>.
28
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
Conclusies Uit dit dossier dat in het teken van de vergrijzing van de bevolking staat, blijkt overduidelijk dat demografie, samen met het thema duurzame ontwikkeling, één van de belangrijke pijlers vormt van het huisvestingsbeleid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het staat bovendien als een paal boven water dat als de huidige evolutie aanhoudt, deze tendens de komende jaren en decennia nog zal toenemen. Naast de verarming van de bevolking zullen twee belangrijke evoluties in dat verband een doorslaggevende rol spelen in de toekomstige bepaling van het beleid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : • de aanzienlijke bevolkingsaangroei1 sinds 2000 en die van bij de aanvang van de huidige regeerperiode 2004/2009 duidelijker werd, wordt door verschillende prognoses2, waaronder deze van het Planbureau3 bevestigd. Het klopt dat het huisvestingsbeleid tijdens de eerste drie gewestelijke regeerperiodes4 niet al te veel rekening moest houden met dat gegeven, aangezien de evolutie van de gewestelijke demografie eerst was gedaald, maar vanaf het tweede deel van de jaren negentig lichtjes was beginnen stijgen; 1 Tussen 2000 en 2008 werd een groei van 89.173 inwoners ( van 959.318 naar 1.048.491 ) in het Brussels Gewest opgetekend.
2 Volgens verschillende prognoses zou de kaap van 1.100.000 inwoners duidelijk gerond worden in 2020.
3 Planbureau :
Bevolkingsvooruitzichten 2007/2060 » mei 2008.
4 Respectievelijk 1989/1995; 1995/1999 en 1999/2004.
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
• het stijgende aandeel van 65-plussers die op termijn in het Brussels Gewest zullen wonen. Hoewel deze tweede evolutie in het Brussels Gewest een bijzondere vorm zal aannemen, aangezien de Brusselse bevolking in principe gemiddelde jonger zal zijn dan in beide andere gewesten, moet evenwel wordt vastgesteld dat dit aanzienlijke gevolgen met zich zal meebrengen waarmee het huisvestingsbeleid rekening zal moeten houden. Er wordt immers voorspeld dat de 65-plussers ( in 2006 nog goed voor 15,2% van de Brusselse bevolking ) tegen 2041 minstens 18,5% zullen vertegenwoordigen van de Brusselse bevolking, die de komende decennia bovendien een aanzienlijke stijging zou kennen. Rekening houdend met de aanneembare demografische vooruitzichten ter zake, heeft het aan het thema van de vergrijzing gewijde dossier van onderhavige BGHM-Info duidelijk gewezen op de uiteenlopende thema’s en diverse verbanden die met de huisvestingsproblematiek in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verband houden. Met betrekking tot het toekomstige huisvestingsbeleid gaat onze aandacht uit naar twee, gedeeltelijk gelinkte, aspecten : • het feit dat de overheid moet peilen naar de omvang en de kwaliteit van bijkomende en noodzakelijke woningen die aangepast zijn aan de evolutie van het aantal bejaarden waarvan de zelfredzaamheid ongelijk zal zijn. Dat betekent dus dat
het bijkomende aanbod gevarieerd zal moeten zijn en zowel betrekking zal moeten hebben op de huisvestingssector als op de sector van de rusthuizen. Het Brussels Gewest heeft dan wel een jongere bevolking dan beide andere gewesten, maar de hoogbejaarden ( 85-plussers ) zijn er ook oververtegenwoordigd; • het feit dat de toekomstige politici er alle belang bij hebben om in te spelen op de gevolgen die de vergrijzing van de bevolking zal hebben op de situatie en de evolutie van de Brusselse huisvestingsmarkt in beide richtingen. - Naast het probleem van de betaalbaarheid is de Brusselse woningmarkt in termen van grootte en aantal slaapkamers ook heel slecht aangepast aan de gezinnen die er een beroep op doen5. Kortom, naast de talrijke gevallen van overbezette woningen, kenmerkend voor kansarme gezinnen op de huurwoningenmarkt en vaker voorkomend in het centrum van het Gewest, zijn er ook heel wat onderbezette woningen, kenmerkender voor welgestelde gezinnen en/of bejaarden en vaker voorkomend op de koopwoningenmarkt en in de tweede kroon van het Gewest. Uit het feit dat de woningen relatief onaangepast zijn, blijkt duidelijk dat de woningmarkt economisch gezien een on5 Dominique Vanneste, Isabelle Thomas en Luc Goossens : « Woning en woonomgeving in België ». NIS : Socio-economische enquête, 2001- Monografie nr. 2 2007.
29
volmaakte markt is en dat de woningen onderling niet verwisselbaar zijn. Eerst en vooral zijn er twee markten, van huurwoningen en koopwoningen. Vervolgens is een woning een heterogeen gegeven, aangezien de vraag op zoek is naar een aanbod waarvan de kenmerken, met name inzake woningtype, grootte, aantal slaapkamers en comfortpeil, essentieel zijn6. Volgens sommigen dreigt de evolutie naar een sterkere vergrijzing en een langere levensverwachting de flexibiliteit van de Brusselse huisvestingsmarkt nog verder te ondergraven en het feit dat de woningen niet aangepast zijn, nog meer te onderstrepen. De mobiliteit op de woningmarkt is evenwel geen eenvoudige zaak. Aan de ene kant is deze mobiliteit omwille van sommige situaties wenselijk, maar op de huurmarkt vloeien hier eerder hogere huurprijzen uit voort.
- De gevolgen die de vergrijzing van de bevolking inhoudt voor het huisvestingsbeleid, trillen ook door naar andere kwesties. Het kan immers niet worden ontkend dat vergrijzing voor een aanzienlijk deel van de bevolking synoniem is voor sociaal-economische verzwakking7. Hierdoor zal de sociale vraag naar woningen stijgen en zal een krachtig antwoord nog noodzakelijker zijn. De sociale huisvestingssector8 houdt deze kwestie nauwlettend in het oog, gezien de gemiddelde leeftijd van de in de sector aanwezige gezinshoofden. Het huisvestingsbeleid wordt geconcretiseerd in gebouwen en op lange termijn. Uit het dossier van dit nummer van « BGHM-INFO » blijkt dat de organisatie van een vooruitblikkende gewestelijke aanpak niet alleen interessant, maar ook noodzakelijk is. De artikels van dit dossier tonen evenwel aan dat vergrijzing niet alleen gevolgen heeft voor de huisvestingssector.
De problematiek speelt zich immers in een ruimere context af : • de noodzaak om de “stad opnieuw uit te vinden” om te zorgen voor een betere sociale cohesie met oog voor generatieoverschrijdende relaties die ook als meer algemeen symbool voor de relaties tussen mensen kunnen worden beschouwd; • de noodzaak om een beleid te ontwikkelen waarin de persoon, of de gebruiker, centraal staat in plaats van de zorg of de behoeften, zonder deze evenwel te vergeten. Hierbij draait alles rond de opvatting van de bestemmelingen van het beleid en van wat moet worden begrepen onder menselijke waardigheid : de gebruiker erkennen als partij en partner in het kader van zijn traject en hem behandelen als drager van het beleid dat in zijn naam wordt bepaald. U merkt dat het thema van de vergrijzing van de bevolking tot uiting komt in verschillende richtingen die interessant kunnen zijn voor het gewestelijk huisvestingsbeleid en die de strikte problematiek ruim overstijgen. Hiermee sluit het aan bij de belangrijke thema’s die deel uitmaken van het gewestelijk debat en het gewestelijk beleid. Pol Zimmer, expert, Studiecel, BGHM
7 De uitgave 2008 van het verslag over de staat van de armoede in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest staat precies in het teken van armoede en bejaarden. Zie hiervoor het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
30
6 Jean-Jacques Grenelle : « Economie immobi-
8 42,95 % van personen 60 jaar en ouder en
lière : analyse et applications ». Economica, 1998.
51,79 % van 55 jaar en ouder ( Jaarverslag van de BGHM 2006 pagina 102 ).
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
OPEN VENSTER
Opbouwwerk in tijden van globalisering Verantwoorde keuze voor huisvesting en energie Samenlevingsopbouw Brussel heeft haar nieuw meerjarenplan 2009-2015 voorgesteld. Daarin komt opnieuw meer aandacht te liggen op “huisvesting en energie”. In dit artikel wordt deze thematische keuze toegelicht en wordt een link gelegd naar de stedelijke evolutie van Brussel en de relatie met de herstructurering van de wereldeconomie ( globalisering ). Ten slotte wordt ook kort ingezoomd op de concrete projecten inzake huisvesting en energie. Samenlevingsopbouw Brussel organiseert in de hoofdstad het opbouwwerk1. Het opbouwwerk biedt deskundige en onafhankelijke ondersteuning aan groepen van mensen, opdat zij hun basisrechten kunnen uitoefenen. Opbouwwerkers hebben vooral oog voor mensen die kampen met maatschappelijke achterstelling en uitsluiting. Ze werken aan waarneembare oplossingen voor gemeenschappelijke problemen met uitdrukkelijke participatie van de mensen zelf. Dat wat de mensen zelf weten en kunnen is het vertrekpunt. Opbouwwerkers 1 Samenlevingsopbouw Brussel is in 1983 ontstaan uit de Brusselse Buurtwerken. Het is een autonome vzw die het opbouwwerk in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest uitvoert en coördineert. Samenlevingsopbouw Brussel wordt via het decreet op het maatschappelijk opbouwwerk ( 1991 ) erkend en gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap. Het maatschappelijk opbouwwerk valt onder de bevoegdheid van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Meer info op <www.samenlevingsopbouwbrussel.be>
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
mobiliseren alle nuttige, sociale krachten. Het opbouwwerk draagt bij tot een leefbare en duurzame samenleving. In het meerjarenplan 2003 – 2008 koos Samenlevingsopbouw Brussel er reeds voor om het thema huisvesting meer gewicht te geven. Binnen het voorgaande meerjarenplan 1997 – 2002 was het accent meer op leefbaarheid komen te liggen en was de vaststelling dat de aandacht vooral was uitgegaan naar het verfraaien van de buurten, ten koste van het wonen voor de meer kwetsbare doelgroepen. Zeker tegen de achtergrond van alsmaar meer ingrijpende gentrificatie- en sociale verdringingsfenomenen in de Brusselse binnenstad, werd terecht de vraag gesteld of we hierdoor niet eerder een middenklasse publiek dienden ten koste van het eigen publiek wiens belang we geacht worden te verdedigen. Vandaar dat er resoluut voor geopteerd werd het
wonen ( in de zin van aangepaste en betaalbare huisvesting bekomen voor minder draagkrachtige groepen ) opnieuw tot een kernprioriteit te maken. In het nieuwe meerjarenplan 2009 – 2015 wordt op dit elan verder gegaan, gekaderd vanuit volgende stedelijk-maatschappelijke maar ook internationale ontwikkelingen. De laatste decennia heeft de wereldeconomie ingrijpende veranderingen ondergaan in de richting van globalisering en van een onbeperkte doorwerking van het marktprincipe. Deze herstructureringen hebben ook het aanzicht en de functies van steden diepgaand beïnvloed. Met name, wereldsteden vormen de motor van de economische groeidynamiek. Dat steden uitgroeien tot succesvolle knooppunten van economische competitiviteit heeft te maken met plaatsvoordelen waarmee de kenniseconomie haar voordeel doet : nabijheid, netwerken, vertrouwensrelaties, … Deze plaatsvoordelen zullen slechts ten volle renderen wanneer de stad zich actief opstelt in de internationale competitie met andere steden. De stad moet zich met andere woorden ondernemend gedragen wil ze haar deel van de immer mobiele kapitaalstromen inpikken. Ze moet zich daarbij zo aantrekkelijk moge-
31
lijk presenteren en citymarketing en imagebuilding zijn daarin de wezenlijke instrumenten. De grote gedaanteverandering die een stad als Brussel heeft doorgemaakt, moet in die context begrepen worden. Brussel werd heringericht als een arena voor marktgeoriënteerde groei en eliteconsumptie. Ondanks haar beperkte geografische en demografische omvang prijkt Brussel in de lijst van zogenaamde. beta world cities2 en moet ze enkel alpha world cities3 van het kaliber van New-York, Londen en Parijs laten voorgaan. Brussel situeert zich in de top drie van de rijkste Europese regio’s. Kortom, Brussel is uitgegroeid tot een ‘superstar’stad. Tot zover de kredietzijde van het verhaal. Eigen aan superstersteden zijn de grote sociaal-economische tegenstellingen, de ruimtelijke polarisatie in arme en rijke wijken en ten slotte de trend om armoede niet te bestrijden, maar uit het stedelijk weefsel te verwijderen. Dualisering of de steeds groter wordende kloof tussen rijk en arm is een intrinsiek kenmerk van een globale economie waarin de werking van de markt aan zo weinig mogelijk regels onderworpen wordt. Deze kloof diept zich nog eens uit doordat in de stad arbeidskrachten uit ontregelde arbeidsmarkten van overal ter wereld passeren of halt houden. Het gaat dan over migranten zonder verblijfsvergunning, clandestienen die nooit een aanvraag tot verblijfsvergunning hebben ingediend, uitgeprocedeerde asielzoekers, enz.
2 Beta world cities : San Francisco, Sydney, Toronto, Zurich, Brussel, Madrid, Mexico City, Sao Paulo, Moscou en Seoul.
3 Alpha world cities : Londen, Parijs, New York, Tokyo, Chicago, Frankfurt, Hong Kong, Los Angeles, Milaan, Singapore.
32
De dualisering als uiting van een marktwerking die meer en meer vrij spel krijgt, uit zich ook op het vlak van de huisvesting. Het overheidsingrijpen om het recht op wonen sociaal te garanderen, is minimaal te noemen. Dat is geen nieuw gegeven. De overheid heeft zich op dat vlak nooit echt gemanifesteerd en heeft vooral de individuele eigendomsverwerving gepromoot. Op vlak van huisvesting is de markt koning. De ongelijkheid scheppende mechanismen op de huisvestings- en arbeidsmarkt versterken elkaar en de maatschappelijk meest kwetsbare groepen met de minste vaardigheden, middelen en macht betalen de hoogste prijs. De huisvestingscrisis uit zich scherper dan ooit : grond- en woningprijzen stijgen. De sociale rekening wordt doorgeschoven naar de lage inkomens en naar zij die in slechte ( huur )woningen gehuisvest zijn. Er ontstaat een ‘illegale’ woningmarkt waar huisjesmelkerij en krottenverhuur welig en vaak ongestraft kunnen tieren. De sociale huisvestingsmaatschappijen zitten opgezadeld met ellenlange wachtlijsten door de grote toevloed van kandidaat-huurders, maar ook door het grote tekort aan degelijke en betaalbare woningen. Alternatieven zoals sociale verhuurkantoren kunnen dit nauwelijks verhelpen. Tot overmaat van ramp swingen ook de energieprijzen de pan uit als gevolg van een groeiende vraag naar olie, slinkende en moeilijker ontginbare olievoorraden en financiële speculatie. De energierekening in het algemeen en de verwarming van de woning in het bijzonder is een belangrijk gegeven in een gezinsbudget. Opnieuw dreigen de kleinste inkomens het kind van de rekening te worden. Met de focus op het domein huisvesting en energie legt Samenle-
vingsopbouw Brussel verder een accent op armoedebestrijding en ook op een buurtoverstijgende aanpak. Dit wijkt enigszins af van de traditie om sterk buurtgericht bezig te zijn. Wijkontwikkeling als vorm van armoedebestrijding heeft echter beperkingen als die niet gepaard gaan met een wijkoverstijgend sociaal beleid. Het is immers niet omdat problemen zich in een wijk manifesteren, dat oorzaken en oplossingen zich ook op dat niveau zouden situeren. Vandaar dat Samenlevingsopbouw Brussel in het meerjarenplan 2009 – 2015 naast het territoriaal werken in zogenaamde opbouwwerkgebieden ook heeft gekozen om het domein huisvesting en energie uit het territoriale cocon te halen en expliciet binnen het kader van armoedebestrijding te plaatsen en doelgroepgericht aan te pakken. De vijf opbouwwerkers die in het meerjarenplan 2009 – 2015 rond huisvesting en energie zullen bezig zijn, vormen voortaan het team wonen en zullen gezamenlijk – elk vanuit een eigen project met eigen accenten – de vooropgestelde doelstellingen trachten waar te maken in een bredere coalitie met mensen, groepen en organisaties die een beweging willen vormen rond het recht op wonen ( Brusselse Bond Recht op Wonen, Ministerie van de Wooncrisis, … ). De komende zeven jaar wil Samenlevingsopbouw Brussel op het vlak van “recht op wonen”, werk maken van volgende projecten en initiatieven : de oprichting en ondersteuning van actiegroepen rond het recht op wonen en energie geënt op de verenigingen waar armen het woord nemen en gekoppeld aan politieke actie binnen ondermeer
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
het Ministerie van de Wooncrisis4; de verdere ontwikkeling en verzelfstandiging van een woon- en energiewinkel in Kuregem ( met linken naar de woonwinkel in Molenbeek – Buurthuis Bonnevie ); de voortzetting van de huisvestingsdienst voor thuislozen ( vanuit CAW5 Archipel/De Schutting ) gekoppeld aan politieke actie vanuit ondermeer de werkgroep ervaringsuitwisseling eerstelijnsdiensten en een mogelijks nieuw op te starten project van een collectief spaarfonds en een aankoopproject voor eigendomsverwerving voor kwetsbare groepen op de huisvestingsmarkt. Wat sociale huisvesting betreft, is Samenlevingsopbouw Brussel in Peterbos eveneens initiatiefnemer van een Project voor Sociale Cohesie6
( Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij ) maar dit project wordt in het nieuwe meerjarenplan 2009 – 2015 gecatalogeerd als territoriaal opbouwwerk, met name binnen het werkdomein fysieke en sociale leefbaarheid. Finaliteit van dit werkdomein is om in ( opbouwwerk )gebieden met gebrekkige of slechte leefcondities de voorwaarden te scheppen voor een aangename, veilige en duurzame woon- en leefomgeving ( materiële aspecten – fysieke leefbaarheid ) en voor een respectvolle omgang tussen bewoners ( immateriële aspecten – sociale leefbaarheid ). Alain Storme & Katleen Vanlerberghe, stafmedewerkers Samenlevingsopbouw Brussel
4 Het Ministerie van de Wooncrisis is een netwerk van groepen en mensen die opkomen voor het recht op wonen in België. Ze is gestart als een samenwerkingsverband tussen drie verenigingen, met de bedoeling om de krachten van de kraakbeweging te bundelen met die van de klassieke verenigingen. Sindsdien is het ministerie geëvolueerd naar een bredere beweging, die nog steeds groeit. < http ://www.wooncrisis.be/ ?q=nl/node/35 >
5 CAW : Centrum Algemeen Welzijnswerk staat open voor mensen met vragen en problemen. Contact opnemen is zeer eenvoudig, want het CAW heeft een lage drempel, het is vlot bereikbaar, er zijn geen wachtlijsten en de eerste hulp is gratis. < http ://www.caw. be >
6 Johan
Martens, Samenlevingsopbouw Brussel, BGHM-Info nr. 48 ( oktober-november-december 2006 ), Sociale Cohesie, evidente realiteit en permanente uitdaging, p. 19 – 22.
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009
33
VARIA
Enkele ontmoetingen…
Bezoek van een Britse delegatie, « Chartered Institute for Housing » in mei 2008.
Bezoek van een Nederlandse delegatie, « Woningcorporaties ».
34
B.G.H.M.-Info nr 57 • Mei 2009