Draft Environmental and Social Impact Assessment Samenvatting Nassau Plateau Bauxite Mine Paranam, Suriname November 2011 www.erm.com
ES-1
SAMENVATTING VAN DE ESIA INZAKE DE NASSAUPLATEAU-BAUXIETMIJN
ACHTERGROND In 1915 richtte de Alcoa, destijds bekend onder de naam de ―Pittsburgh Reduction Company‖, de Surinaamsche Bauxiet Maatschappij N.V. op, en verkreeg de noodzakelijke concessies van de overheid om met bauxietontginningsactiviteiten van start te gaan in Suriname (destijds Dutch Guiana). In 1941 opende het bedrijf een fabriek voor bauxitebeneficiation (ofwel het ontdoen van verontreiniging of vóórzuivering van het bauxiet) ter ondersteuning van de mijngebieden langs de Surinamerivier. De faciliteit werd Paranam genoemd, naar de Para- en de Surinamerivier die grensden aan de mijnconcessiegebieden. In 1958 ondertekende de Surinaamsche Bauxiet Maatschappij N.V. de Brokopondo-Overeenkomst met de Surinaamse Regering. Deze Overeenkomst was deels bedoeld om een volledig geïntegreerde aluminiumindustrie in Suriname op te zetten. Het bedrijf veranderde zijn naam toen in de Suriname Aluminum Company, ofwel de Suralco. Van oudsher kwam het merendeel van het bauxieterts voor de Paranamraffinaderij uit mijnen gelegen in de districten Para en Marowijne en recentelijker uit Commewijne de zogenoemde ‗Successor Mines‘ (de Kaaimangrasie-, Klaverblad-, en Caramaccamijn). Binnen enkele jaren zullen deze ‗lokale‘ bronnen voor het grootste deel echter uitgemijnd zijn. ES-2
Daarom is de Suralco bezig met een studie om de haalbaarheid te analyseren van het tot ontwikkeling brengen van een bauxietmijn op het Nassauplateau in het oosten van Suriname. Men is vanaf de beginjaren vijftig, toen de Surinaamse overheid voor de eerste maal exploraties verrichtte naar winbare delfstoffen in het gebied, ervan op de hoogte dat er bauxiet voorkomt in het Nassaugebied. Suralco is vanaf 1977 houder van een mijnconcessie voor een gebied van circa 8.300 hectares. De bauxietafzettingen in het Nassaugebied zijn geïdentificeerd als de meest levensvatbare bauxietbronnen om de werkzaamheden van de Paranamraffinaderij gaande te houden. BHPBilliton en recentelijker de Suralco, hebben additionele exploratiewerkzaamheden uitgevoerd om de omvang van de afzettingen vast te stellen. Indien de Suralco besluit voort te gaan met het ontwikkelen van bedoelde mijn, zou men in 2014 tot exploitatie hiervan over kunnen gaan. Het Nassauproject zou twee componenten omvatten: de bauxietmijn en de daarmee gepaard gaande ondersteunende faciliteiten, alsook een transportweg t.b.v. een veilig en economisch verantwoord transport van het bauxieterts naar de aluinaarderaffinaderij te Paranam. Als onderdeel van de haalbaarheidsstudie van het Project, werd er een Milieu- en Sociale Effectenanalyse (Environmental and Social Impact Assessment - ESIA) verricht. Een ESIA is een studie waarbij de potentiële effecten van een Project worden geïdentificeerd en maatregelen worden aanbevolen om
zulke effecten aan te pakken. Dit document geeft een samenvatting van de belangrijkste bevindingen van de ESIA inzake de Bauxietmijn op het Nassauplateau.
met het bauxieterts afkomstig uit het Nassaugebied. Indien dit haalbaar is, zullen deze andere bronnen de levensduur van de Nassaumijn verlengen tot ongeveer 11 jaar.
PROJECTBESCHRIJVING Het Nassauplateau is gelegen in een dichtbebost heuvelachtig gebied in het oosten van Suriname, op een afstand van ongeveer 160 kilometer ten zuid-oosten van Paramaribo en 90 kilometer ten oosten van de Afobakadam. Het bauxieterts bevindt zich op vier met elkaar verbonden plateaus (hierna genoemd Plateaus A, B, C, en D) die in hoogte variëren van 500 tot 570 meter boven de zeespiegel. Naar schatting bevat de Nassau-afzetting ongeveer 40 miljoen ton bauxieterts, waarvan het grootste deel zich bevindt in ondiepe laterietafzettingen. Het bauxiet erts heeft een gemiddelde dikte van 1.7 meter waarboven gemiddeld 1.5 meter aan ― overburden‖. Suralco stelt voor om een continue voortgaande rehabilitatie methode toe te passen als geintegreerd onderdeel van het mijnen. Al de verwerkingswerkzaamheden, waaronder het ‗crushen‘ ofwel vermalen, zouden bij de huidige Suralco-raffinaderij te Paranam plaatsvinden. Er zal geen verwerking van het erts te Nassau plaatsvinden. Deze bauxiet vooraad zou voldoende zijn om bij een productieniveau van 4,2 miljoen droge ton per jaar, de Paranam-raffinaderij voor ongeveer 8 jaar van bauxiet te voorzien. De Suralco neemt ook andere bauxietbronnen in overweging (in dezen de Para-Noord- en de KankantrieNoordmijn, die beide het onderwerp zijn van aparte ESIA‘s) om deze te vermengen ES-2
Het Nassauplateau
De locatie van het Nassauplateau en de Transportcorridor in het oosten van Afobaka Het bauxieterts moet worden vervoerd van het Nassauplateau naar de huidige aluinaarderaffinaderij van de Suralco te Paranam. De Suralco heeft reeds verschillende transportmogelijkheden in overweging genomen, zoals het aanleggen van een spoorbaan, een transportband en transport over de rivier middels pontons, maar heeft vastgesteld dat met het oog op de levensduur van de mijn, nl. 8-11 jaar, een transportweg de meest rendabele zou zijn. Naar verwachting zullen grote trucks worden ingezet voor het ertstransport over een afstand van ongeveer 104 km van het Plateau naar de raffinaderij. DE OVERWOGEN ALTERNATIEVEN Alternatieve mijnlocaties De Suralco is momenteel bezig met het ontginnen van de laatste van de geïdentificeerde bauxietafzettingen in ES-3
zowel het district Marowijne als het district Commewijne. Naar verwachting zullen de verwerkingswerkzaamheden van dit erts binnen twee jaar zijn afgerond. In 2004 en nadien ook weer in 2006, verrichtte de Suralco een alomvattende analyse van in totaal tien bekende lokale bauxietafzettingen om rendabele locaties te identificeren, om zodoende de bronnen die momenteel worden ontgonnen, te vervangen. Drie hiervan (het Lelyplateau, Waterland, en de diepgelegen afzettingen te Coermotibo) werden uitgesloten van uitvoerig onderzoek en verworpen als mogelijkheid vanwege een combinatie van factoren zoals toegankelijkheid, de kwaliteit van het erts en transportgerelateerde uitdagingen. Op twee andere locaties (de ‗Successor mines‘: Klaverblad en Kaaimangrasie) zijn er sedertdien ontginningswerkzaamheden verricht. De afzettingen te Para-Noord en Kankantrie-Noord zijn te klein om te worden beschouwd als primaire bronnen, maar de Suralco is aan het bekijken om beide afzettingen te gebruiken als toevoer voor vermenging met bauxiet uit Nassau. Oorspronkelijk zouden volgens planning de bauxietafzettingen van Bakhuis, in het westen van Suriname in het district Sipaliwini, worden gebruikt als de primaire bauxietbron ter vervanging van de huidige bauxiettoevoer voor de Paranam-raffinaderij. Na enkele jaren van onderzoek werd vastgesteld dat het Bakhuisproject, zoals deze was voorgesteld, niet rendabel zou zijn vanwege de transportkosten en het gebrek aan mijnrechten. Er zullen meer studies worden verricht om alternatieve ontwerpen voor de Bakhuisafzettingen te analyseren. Deze studies zullen worden uitgevoerd na ontwikkeling van de Nassau Mijn in 2015. Voor de lange
termijn beschouwt Suralco het ontwikkelen van Bakhuis nog steeds van strategisch belang. Op dit moment wordt de Bakhuismijn dus niet beschouwd als een levensvatbaar ofwel rendabel alternatief voor de korte termijn. Daarom is het Nassauproject de enige levensvatbare primaire bauxietbron (eventueel samen met de Para- en de Kankantrie-afzettingen) om de Paranamraffinaderij gaande te houden.
Alternatieve Transportcorridors Suralco en haar technische, milieu- en sociaal-maatschappelijke consultants hebben vijf mogelijke alternatieve Transportcorridors geïdentificeerd die zich uitstrekken over ongeveer 104 tot 160 km vanuit het Nassauplateau naar de aluinaarderaffinaderij te Paranam. Ter ondersteuning van het vaststellen van het meest geschikte alignement ofwel traject voor de betreffende weg, heeft de Suralco een Sustainability Assessment Process (ofwel Proces voor Analyse van de Duurzaamheid) toegepast. Dit proces was op participatie gebaseerd waarbij betrokken waren vertegenwoordigers van de overheid, Niet-Gouvernementele Organisaties (NGO‘s), en vertegenwoordigers van lokale leefgemeenschappen. Op basis van hun inbreng, alsook een gedetailleerd onderzoek naar de milieu-, sociale en economische vraagstukken, werd de Corridor ten oosten van Afobaka (de Oost-Afobakacorridor) gekozen als het meest geschikte alternatief. De route van de Oost-Afobakacorridor zal zowel de sociale als de milieuvraagstukken en -risico‘s minimaliseren door de meest kwetsbare gebieden zoals het Copi-Natuurreservaat, de kustzwampgebieden en de jachtgebieden van de Inheemsen in het Redi Doti-Cassiporagebied, te vermijden. Voorts is een groot deel van het land waarover deze route loopt reeds verstoord door plantages (het deel ten noorden van de Surinamerivier) en andere houtkap- en mijnactiviteiten (het deel ten zuiden van de Surinamerivier). Voor deze route zou de bouw van een nieuwe brug vereist zijn over de Surinamerivier stroomopwaarts van Phedra, maar er zou geen fysieke
ES-4
verplaatsing van individuele huizen of leefgemeenschappen nodig zijn.
ES-5
BETROKKENHEID VAN STAKEHOLDERS Betrokkenheid van Stakeholders is een belangrijk onderdeel van elk ESIAproces. Het doel hiervan is te garanderen dat er bij de analyse van de potentiële effecten van het Project alsook bij de besluitvorming inzake het Project, rekening wordt gehouden met de standpunten, belangen en zorgpunten van de Projectstakeholders. Betrokkenheid van de stakeholders is een proces dat tijdens de hele ESIA voortduurt en er zijn specifieke gelegenheden gecreëerd voor participatie van het publiek en wel in drie belangrijke fasen van het proces: Voorlopige planning en scoping (ofwel afbakening); Verzameling van gegevens inzake de milieu- en sociale baseline (ofwel uitgangs- of beginsituatie); en Bekendmaking aan en becommentariëring door het publiek van de Concept-ESIA. Het proces voor betrokkenheid van stakeholders in het voorgestelde Project ging van start tijdens de planningfase en omvatte bijeenkomsten van de Suralco met overheidsinstellingen, vertegenwoordigers van de leefgemeenschappen en NGO‘s. Tijdens de scopingsfase (ofwel de fase van de afbakening) van de ESIA voerde de Suralco discussies met focusgroepen ,de lokale gemeenschappen, alsook individuele vraaggesprekken met de voornaamste stakeholders. De concept-‗Terms of Reference‘ (ofwel Taakomschrijving - ToR) inzake de ESIA werd in maart 2010 opgestuurd naar het Nationaal Instituut voor Milieu en Ontwikkeling in Suriname ( het NIMOS), ES-6
het Bauxietinstituut van Suriname (het BIS), het Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling en Milieu (ATM), en werd eveneens beschikbaar gesteld aan de leefgemeenschappen. Er werden in juni en juli 2010 openbare bijeenkomsten gehouden te Langatabiki, Paranam, Redi Doti, Powaka, en Paramaribo om informatie over het Project en de concept-ToR te verschaffen. Het proces van betrokkenheid en participatie van de stakeholders werd voortgezet tijdens de sociaal-economische en milieu-baselinestudies. De verzamelde gegevens verschafte de mogelijkheid om de stakeholders binnen het hele Project Area of Influence (Invloedsgebied van het Project) te betrekken. Deze omvatte: (i) kwantitatieve gegevensverzameling middels een sociaal-economische telling / enquête in al de leefgemeenschappen binnen het Invloedsgebied; (ii) kwalitatieve gegevensverzameling middels Participatory Rural Appraisal (Op Participatie gebaseerde Beoordeling van Landelijke Gebieden - PRA) activiteiten zoals focusgroep- en op speciale doelgroepen gerichte interviews; en (iii) bijeenkomsten met de betreffende leefgemeenschappen en interviews met de voornaamste lokale, regionale en nationale stakeholders. Het sociaal-economisch baselineonderzoek van het Nassaumijngebied omvatte tien Paramakaanse Marrondorpen langs de Marowijnerivier binnen het Invloedsgebied en de bosgebieden rondom het Nassauplateau. Behalve de Marrondorpen zijn er verschillende kampen van kleinschalige goudmijnbouwers aan de voet van het Nassauplateau. De huishoudenquêtes werden in de tien dorpen verricht en
omvatten 59% van al de permanent bezette huishoudens.
Leefgemeenschap in het Invloedsgebied van de Nassau-mijnlocatie
ES-7
Het socio-economisch baselineonderzoek langs de Transportcorridor omvatte kwalitatieve en kwantitatieve gegevensverzameling onder zes betreffende stakeholdersgroepen: (i) kostgrond planters langs de Afobakaweg; (ii) Plantage-eigenaren; (iii) Inheemse dorpen van Powaka en Klein-Powaka; (iv) de leefgemeenschap van Phedra; (v) Concessiehouders; en (vi) Kleinschalige Mijnbouwers.
publiek inzake de ESIA
Er werden in totaal 86 socioeconomische enquêtes gehouden . Het verzamelen van gegevens in de Inheemse dorpen van Powaka en Klein-Powaka geschiedde overeenkomstig de procedures vastgesteld door de dorpsleiders en was gericht op de culturele waarden en communicatievormen van de betreffende dorpen. Daarom bestond het verzamelen van gegevens uit ‗op participatie gebaseerde‘ activiteiten en dorpsbijeenkomsten, aangevuld met informatie verschaft door de Kapitein van het Dorp, i.p.v. middels huishoudenquêtes. De slotfase van stakeholders betrokkenheid en participatie van het
Leefgemeenschap in het Invloedsgebied van de Afobakacorricor zal geschieden als onderdeel van het openbaar maken van de concept-ESIA en het vastleggen van de reacties . DE EFFECTEN VAN HET PROJECT EN DE MITIGERING HIERVAN De constructie-, exploitatie- en mijnsluitingswerkzaamheden van het Project zullen van invloed zijn op de milieu-, sociale en economische condities in het Projectgebied. De effecten van het Project op de fysieke en biologische hulpbronnen alsook het menselijk potentieel, zijn hieronder samengevat voor wat betreft de Mijnlocatie en voor de Transportweg. DE MIJNLOCATIE Fysieke hulpbronnen Het Project zal circa 1.362 hectaren verstoren. De mijn zelf zal ongeveer 3 meter diep zijn en de mijnwerkzaamheden zullen opeenvolgend plaatsvinden, waarbij er
ES-8
steeds ongeveer 2 - 4 hectares (stroken) aan gebied ontgonnen wordt en niet meer dan 60 tot 80 hectaren tegelijkertijd wordt blootgesteld. Er zal een progressieve rehabilitatie van deze stroken plaatsvinden om de tijd waarin elk afzonderlijk gebied zal worden blootgesteld, te minimaliseren. De oppervlakte- en ondergrondse hydrologie van het plateau zal intensief worden gemonitoord. Tijdens de regentijd verzadigt het grondwater het hele profiel, terwijl tijdens de droge tijd het grondwaterniveau daalt tot onder de silicabauxietlaag. Het water bereikt de kreken en riviertjes die het Plateau ontwateren via de uitstroom van het oppervlaktewater (de zogenoemde ―quickflow‖), via tussenstroming en doorstroming waar het water wordt afgevoerd tussen de Typisch Regolietprofiel grondlagen boven de kleilaag, en de grondwaterstroming (de ‗baseflow‘) door Suralco zal de deklaag en de de waterhoudende kaolien-kleilaag (de ―duricrust‖laag verwijderen en opslaan, kaolin clay aquifer). en vervolgens het bauxieterts ontginnen. Het onderliggende silicabauxiet, de klei en het veel dieper gelegen vastgesteente zullen niet worden aangetast.
Bauxite Silica Bauxite Kaolin
Volgorde mijnwerkzaamheden De mijnwerkzaamheden zullen de hydrologie van de kreken en riviertjes die lozen in de Paramakakreek alsvolgt beinvloeden : Piekstroomsnelheden zullen afnemen aangezien water van verstoorde ES-9
gebieden zal worden opgevangen en zal worden geloosd naar kreken en riviertjes waarin niet-endemische vissoorten voorkomen. ter bescherming van de waterkwaliteit;
belangrijkste waterstromen om elk incidenteel of onvoorzien vrijkomen van sedimenten te filteren en ‗infiltratie‘ ofwel doorsijpeling te bevorderen;
Piekstroomsnelheden zullen verder afnemen omdat ongeveer 120 hectaren van het stroomgebied van de Paramakakreek zal worden omgeleid naar de Grankreek;
Het mijnen van erts in de gevoeligere gebieden tijdens de droge tijd; en Het omleiden van al het water dat in contact komt met verstoorde gebieden via gegraven sleuven, om het water naar de bezinkingsvijvers te leiden, om zodoende het sediment te laten bezinken alvorens het betreffende water te lozen naar goed bevonden kreken en riviertjes (bijv. kreken en riviertjes waarin er geen endemische vissoorten voorkomen).
De tussenstroming / doorstroming van de aquifer op Plateau A en C zal afnemen als gevolg van het verwijderen van het bauxieterts; en Geen significante verandering in de grondwaterstroming (de ―baseflow‖) in de droge tijd omdat de mijnactiviteiten niet van directe invloed zullen zijn op de kaolienkleiaquifer en slechts beperkte invloed zullen hebben op de totale aanvullingssnelheid van deze aquifer. Elke uitgemijnde strook zal gelijk na het uitmijnen onmiddelijk worden gerehabiliteerd. Dit omvat het terugzetten van de weggehaalde deklaag en de ―durricrust‖ laag en bewerken voor het verkrijgen van de gewenste helling en drainagekarakteristieken, het opzetten van verschillende drainagefaciliteiten (bijv. kanalen, zinkputten, bezinkingsvijvers en structuren ter beheersing van de stroomsnelheid) alsook het herbeplanten met inheemse vegetatie.
De mijn zal te verwaarlozen effecten hebben op de kwaliteit van de lucht, aangezien er geen ertsverwerking op het Plateau zal plaatsvinden en de enige bronnen van gassenuitstoot van het bedrijfsequipement afkomstig zullen zijn.
De Suralco stelt ook maatregelen voor ter bescherming van de waterkwaliteit van de kreken en riviertjes, waaronder: Geen mijnwerkzaamheden op kleine geïsoleerde ertslichamen of op hellingen steiler dan 10%; Het handhaven van natuurlijke bufferszone van 100 meter langs de
Plan inzake Mijnwatermanagement
ES-10
Biologische Hulpbronnen Voor het voorgestelde Project zal ongeveer 1.362 hectares ontbost moeten worden, wat slechts 13% vertegenwoordigt van het totale concessiegebied. De International Union for Conservation of Nature and Natural Resources (IUCN) identificeerde tijdens de veldonderzoeken drie boomsoorten, maar geen van de locaties waar deze soorten voorkomen, zal door de mijnwerkzaamheden worden aangetast. De voornaamste habitat (natuurlijke leefomgeving) dat verstoord wordt, is het Hoog Drooglandbos op het Plateau (Plateau High Dryland Forest) dat 85% van de totale ontbossing uitmaakt. Het Hoog Drooglandbos is de meest voorkomende habitat op het plateau en ongeveer 80% van deze habitatsoort op het plateau zal niet verstoord worden. Er zijn drie habitatsoorten op het plateau die beschouwd worden als enigszins ongebruikelijk, namelijk het Droog Savannebos (Plateau Dry Savanna Forest), het Nat Savannebos ( Plateau Wet Savanna Forest), en het Zwampbos (Plateau Marsh Forest). Het project zal ongeveer 96 hectaren aan Droog Savannebos verstoren, wat ongeveer 30% vertegenwoordigt van de totale grootte van deze habitat en zal het Nat Savannebos niet verstoren. Het project zal in wezen al het Zwampbos aantasten (ongeveer 89 hectares), maar er werden hier geen zeldzame of bedreigde plantsoorten aangetroffen. De verstoorde gebieden zullen op progressieve wijze worden gerehabiliteerd met inheemse plantensoorten. Er zullen inspanningen worden gepleegd om de Zwampboshabitat te herstellen met gebruikmaking van inheemse soorten, zodanig dat zij zich binnen ongeveer 20 jaar zelf in stand kan houden. ES-11
Eerder verricht biodiversiteitonderzoek identificeerde een pad (Atelopus spumarius hoogmoedia) en verschillende vissoorten als potentieel endemisch voor het plateau. Genetische testen, wezen uit dat de Atelopus-pad dezelfde padsoort is als andere, anders gekleurde padden die elders in Suriname en Frans-Guyana voorkomen, en bij veldonderzoek werden er zowel aan de zijhellingen van het plateau als in de vlakke gebieden rondom de voet van het plateau andere padden aangetroffen met deze fenotype-kleuren. Daarom wordt niet verwacht dat het project enige significante negatieve effecten zal hebben op de Atelopus-pad. Veldonderzoek bevestigde de aanwezigheid van verschillende, waarschijnlijk endemische vissoorten te Nassau. De meeste van deze vissoorten leven geïsoleerd in de verschillende kreken en riviertjes die vanaf het plateau vloeien en worden niet gevonden in de lagere gedeelten van deze waterstromen of in de Paramakakreek. Het Project zou vijf van deze vissoorten kunnen aantasten die alleen aangetroffen worden in kreken en riviertjes die lozen vanaf specifieke plateaus, namelijk: Hartiella crassicauda – Plateau C, D Hartiella sp. – Plateau A Pseudancistrus sp. – Plateau A, B, D Lithoxus pallidimaculatus – Plateau A Trichomycterus sp. – Plateau A, B, C, D
gesteld worden dat het verwachtbaar is dat de stroomsnelheid-gerelateerde effecten op de habitat in de waterstromen sporadisch zullen voorkomen, van korte duur zullen zijn en een vrij kleine omvang zullen hebben.
Ijskreek (Plateau C) Fishes of concern: Hartiella crassicauda Pseudancistrus sp.
Bauxite
565 m asl (crest of Plateau C)
De Atelopus-pad
550 m asl (origin of Ijskreek)
ek
Nassau Plateau
k
Pseudancistrus sp’s range extends from 540 m asl to at least 65 m asl in Paramaka Creek and possibly further downstream
Hartiella crassicauda’s known range extends from 540-240 m asl
ee
ES-12
kr e
kr
Naar verwachting zullen deze geprojecteerde veranderingen in de hydrologie geen significant effect hebben op de endemische vissoorten. Deze vissen zijn gewend aan een zeer brede reeks van seizoenstromingen. De stroomsnelheden gedurende de regentijd zullen tijdens de mijnwerkzaamheden wel verminderen, maar zullen toch nog hoog genoeg zijn vanwege de frequente regenval. De cruciale stroomsnelheden tijdens de droge tijd zullen grotendeels onveranderd blijven, aangezien de kaolien-kleiaquifer en de silicabauxietlaag niet rechtstreeks zullen worden aangetast. Samenvattend kan
Ijs
Ijs
De mijn zal geen directe invloed hebben op deze vissoorten, aangezien deze voornamelijk worden aangetroffen op de steile zijhellingen tot de plateaurand en omdat de mijnwerkzaamheden stroomopwaarts van deze gebieden zullen worden verricht. Het project zou echter indirect van invloed kunnen zijn op deze vissoorten door veranderingen in de hydrologie en/of de degradatie van de kwaliteit van het water. In verband met het bovenstaande werd het Plan voor Mijnwatermanagement (Mine Water Management Plan ) ontwikkeld met als voornaamste doel het beschermen van deze vissoorten.
De endemische vissoorten waarvan bekend is dat deze voorkomen op Plateau C Met betrekking tot de waterkwaliteit zal tijdens de mijnconstructie- en exploitatiewerkzaamheden, geen enkel verstoord gebied water lozen naar kreken en riviertjes waarin endemische vissoorten voorkomen. Tijdens deze perioden zal al het water dat in contact komt met verstoorde gebieden worden verzameld, en via kanalen of pijpen worden geleid naar de Main Settling Ponds (de Hoofdbezinkingsvijvers) en daarna worden geloosd naar daartoe bestemde kreken en riviertjes waarin
zich geen endemische vissoorten bevinden (dit zijn voornamelijk kreken en riviertjes die reeds zijn aangetast door stroomafwaartse goudmijnactiviteiten). Tijdens de mijnsluiting zullen op de meeste mijnlocaties de natuurlijke lozingspatronen worden hersteld, maar dit zal pas gebeuren nadat de rehabilitatie voltooid is en voldaan kan worden aan strenge standaarden inzake waterkwaliteit ter bescherming van de vissen. Er zijn eveneens verschillende mitigeringsmaatregelen voorgesteld om welk effect dan ook op de waterkwaliteit te vermijden, te minimaliseren en te mitigeren. Deze maatregelen zijn o.a.: (i) het aanhouden van buffers van 100 meter langs de kreken en riviertjes die endemische species bevatten; (ii) het zorgvuldig traceren van de hoofdtransportweg; (iii) het minimaliseren van ontbossingsactiviteiten (60 tot 80 hectaren per keer); (iv) het goed plannen van de mijnactiviteiten nabij kwetsbare kreken of riviertjes tijdens de droge tijd; (v) geschikte maatregelen ter bestrijding van erosie en sedimentatie; (vi) het op de juiste grootte aanpassen van bezinkingsvijvers ingeval van extreme neerslag; (vii) het behandelen van al het mijnwater om het fijne sediment te verwijderen alvorens dit water te lozen;
ES-13
(viii) het lozen van mijnwater weg van kreken en riviertjes waarin zich endemische soorten bevinden; (ix)het binnen een jaar rehabiliteren van de mijnstroken; (x) en de voortdurende monitoring van de aangetaste en beschermde kreken en riviertjes. Behalve voornoemde maatregelen die bedoeld zijn om de endemische vissoorten stroomafwaarts van de mijnwerkzaamheden te beschermen, is de Suralco eveneens van plan geen enkele mijnactiviteit te ontplooien op Plateau D. Dit biedt bescherming aan minstens drie van de endemische vispopulaties die in dat gebied voorkomen. Hoewel deze endemische species nog niet voorkomen op de IUCN-lijst van beschermde en bedreigde species, worden zij m.b.t. deze ESIA als zodanig behandeld. Er zijn echter twaalf andere in het wild levende species die op de IUCNlijst zijn geplaatst en waarvan bekend is dat deze voorkomen in het Nassaugebied, waaronder één vogel, 10 zoogdieren en de Atelopus-pad. De meeste van deze species komen echter ook in veel andere gebieden voor in Suriname (bijv. de rode ara, de tapir en de capibara), of deze worden slechts af en toe aangetroffen in het Nassaugebied (bijv. de jaguar en de ocelot). Al de species die op de IUCN-lijst voorkomen, met uitzondering van de Atelopus-pad, zijn redelijk mobiel en zouden in staat moeten zijn om op veilige wijze te verhuizen naar de aangrenzende habitat. Verschillende van deze species worden het meest bedreigd door jachtactiviteiten. De Suralco zal haar werknemers verbieden om jachtactiviteiten op het plateau te ontplooien. Daarom is het
enige negatieve effect van het voorgestelde project op deze, op de IUCN-lijst voorkomende species, het tijdelijke verlies van habitat totdat de rehabilitatiewerkzaamheden zijn afgerond en er weer een functionerend ecosysteem is gevestigd. Het Menselijk Potentieel Het Project zal tijdens de constructiefase economische voordelen met zich meebrengen voor de nationale Surinaamse economie en tijdens de exploitatiefase een bijdrage leveren aan de directe belastingopbrengsten van de Regering van Suriname bij wijze van belastingen en royalty‘s. Het Project zal ook economische voordelen hebben voor de lokale leefgemeenschappen, waaronder een beperkt aantal dienstbetrekkingen voor de lokale bewoners. Door het Project voortgebrachte economische bedrijvigheid en voordelen m.b.t. de middelen van bestaan, gepaard gaande met een kleine verhoging in de inkomsten en de indirecte werkgelegenheid; en potentiële mogelijkheden om op participatie gebaseerde, op de gemeenschap gerichte ontwikkelingsprojecten en capaciteitsopbouw tot stand te brengen in coördinatie met de Community Relations Strategy (de Strategie inzake Gemeenschapsbetrekkingen) van de Suralco. Het Project zal kunnen leiden tot een kleine afname in de beschikbaarheid van en de toegang tot boshulpbronnen voor de lokale leefgemeenschappen; er bestaat ook een klein risico voor een toevloed met betrekking tot landbouwactiviteiten of kleinschalige mijnbouwactiviteiten langs de formele en informele wegen in ES-14
de uitlopers van Nassau; potentiële risico‘s betreffende culturele veranderingen en effecten op traditionele gezagsstructuren; en het risico dat niet aan de verwachtingen van de leefgemeenschappen wordt voldaan m.b.t. de bijdrage van het Project aan werkgelegenheid en economische groei binnen het Invloedsgebied. Er zal geen sprake zijn van fysieke of economische verschuiving. Met betrekking tot het culturele erfgoed, zijn er geen bekende archeologische plekken binnen of direct grenzend aan de bauxietmijnlocatie. Er zijn vijf archeologische plekken geïdentificeerd in secundaire bronnen binnen het Nassaugebied, maar die liggen allemaal buiten het Invloedsgebied en zouden niet worden verstoord of anderszins in gevaar worden gebracht door de constructie- of exploitatiewerkzaamheden van het Nassauproject. Mogelijke vondsten van archeologische plekken, hoewel niet waarschijnlijk, zouden worden beschermd middels een Chance Finds Procedure (Procedure voor Toevallige Vondsten) en andere managementmaatregelen. Hoewel er geen archeologische plekken voorkomen in het Invloedsgebied, zou het Project van invloed kunnen zijn op het levende culturele erfgoed van de Paramakaanse bevolking. Uitgaande van de huidige mondeling overgebrachte informatie en van het culturele erfgoed van de Paramakaanse bevolking, hebben verschillende plaatsen verbonden met het Nassauplateau een speciale culturele betekenis voor de lokale Marrongemeenschappen. Het culturele belang van deze gebieden heeft te maken met de veronderstelde route die de Paramakaanse voorouders
hebben afgelegd toen zij van de plantages langs de kust wegvluchten om los te komen van de slavernij en het Nassauplateau overstaken, langs de IJskreek en de Paramakakreek, om zo uiteindelijk te arriveren op de locatie van de huidige dorpen langs de Marowijnerivier. Met uitzondering van vrij kleine effecten op de kwaliteit van het water (voornamelijk vanwege sedimentatie) zullen er geen fysieke effecten zijn op de IJskreek en de Paramakakreek aangezien beide kreken zullen worden beschermd middels een bufferzone van 100 meter. Effecten op het levend erfgoed die betrekking hebben op cultureel-gevoelige gebieden, zullen daarom slechts meer beperkt blijven tot potentiële veranderingen in het culturele belang dat men hecht aan dergelijke gebieden dan tot fysieke effecten op de locaties zelf. Samenvatting van de Mijnlocatie De onderstaande tabel geeft een samenvatting van de bevindingen van de ESIA met betrekking tot het belang van potentiële effecten van het project op enkele aspecten van de verschillende milieu- en sociale hulpbronnen. De effect classificatie geeft de invloed weer nadat mittigatie voorstellen zijn uitgevoerd (residue effects) Zoals aangegeven in de tabel, zal het project naar verwachting niet leiden tot grote negatieve effecten en tot relatief weinig matige effecten. Het project zal ook leiden tot positieve economische voordelen op zowel gemeenschaps- als nationaal niveau.
ES-15
Mijnlocatie Aantal residu-effecten na voorgestelde mittigatie Vrij InsigErnst Groot Matig klein nificant
Hulpbron
Luchtkwaliteit Geologie Topografie en bodems
0
0
1
0
0
0
1
1
Water Terrestrisch (ofwel op het land voorkomend) Aquatisch (ofwel in het water voorkomend) Cultureel erfgoed Sociale en economische aspecten Sociale Hulpbronnen (Versterking) Volksgezond -heid
0
0
3
0
0
0
4
2
0
1
3
1
0
0
0
1
0
0
5
2
0
1
4
—
0
0
15
4
Landgebruik Verontreiniging (geluidsoverlast) Visuele Hulpbronnen
0
0
1
0
0
0
0
0
0
0
0
1
DE TRANSPORTWEG Fysieke Hulpbronnen Naar verwachting zal de constructie en de exploitatie van de transportweg relatief vrij kleine negatieve effecten hebben op de geologie, de topografie, de bodem, de luchtkwaliteit en de watervoorraad, ervan uitgaande dat de aanbevolen mitigeringsmaatregelen worden geïmplementeerd. De aanleg van de weg zal leiden tot veranderingen in
de topografie en de bodem langs de transportweg, maar deze effecten zullen beperkt zijn in oppervlakte en omvang. De weg zal leiden tot uitstoot van uitlaatgassen van voertuigen tijdens de constructiewerkzaamheden en van trucks en ander mijn-gerelateerd verkeer tijdens de exploitatiewerkzaamheden. Naar schatting zal er niet zoveel verkeer zijn en zal de totale uitstoot niet significant zijn en naar verwachting niet resulteren in een overtreding van de internationale normen inzake luchtkwaliteit. De weg zal de afvoer van regenwater verhogen en over verschillende kreken en riviertjes lopen waardoor de mogelijkheid bestaat dat de stroomsnelheid en de waterkwaliteit worden aangetast. Maar indien de juiste maatregelen ter controle van de snelheid, erosie en sedimentatie worden geïmplementeerd, zou dit de significante effecten kunnen neutraliseren. Biologische Hulpbronnen De Transportweg zal leiden tot de verstoring van ongeveer 332 hectares land. Veel van dit land was echter reeds eerder verstoord en het wegtracé is zodanig gekozen, dat dit zoveel als mogelijk bestaande wegen/paden volgt. Als gevolg hiervan zal de Transportweg naar verwachting geen significant negatief effect hebben op de vegetatie. Er zijn 31 species die op de IUCN-lijst voorkomen waarvan men weet of verwacht dat deze in het gebied van de Transportweg voorkomen. Veel van deze species zijn vogels en zoogdieren die in staat behoren te zijn de constructiewerkzaamheden te vermijden en te verhuizen naar een geschikte nabijgelegen habitat. Er is één endemische kikker (Hyla fuentei) die in het noordelijke deel van de Transportweg ES-16
zou kunnen voorkomen, alsook de Atelopus-pad die zou kunnen voorkomen in het zuidelijke deel. Deze dieren zouden getroffen kunnen worden door de aanleg van de weg. Nader veldonderzoek zou het mogelijk moeten maken om de definitieve wegtracé vast te stellen, om zodoende de habitat van deze species te vermijden. De Transportweg zou het risico op botsingen tussen voertuigen en in het wild levende dieren kunnen verhogen en de toegang voor jagers of verzamelaars kunnen verbeteren. De Transportweg zal een particuliere weg worden met beveiliging om openbaar gebruik van de weg te voorkomen, hetgeen de potentiële effecten van botsingen, jachtactiviteiten en verzamelingen tijdens de levensduur van de mijn zou moeten beperken. Deze effecten zouden echter groter kunnen worden wanneer de weg eenmaal is overgedragen aan de overheid en niet zorgvuldig wordt beheerd. De weg zal ook leiden tot fragmentatie van de habitats, ondanks het feit dat een deel van het wegtracé al door voertuigen wordt gebruikt. Met betrekking tot de levensvormen in het water (de aquatische habitats), zal de Transportweg verschillende kreken en riviertjes kruisen, waaronder een brugverbinding over de Surinamerivier. In veel gevallen zal de aanleg van de Transportweg alleen leiden tot een verbreding van een bestaande kruising, hoewel er in enkele gevallen een nieuwe oversteek nodig zal zijn. De Transportweg zal verlies van enkele aquatische habitats bij deze oversteekplaatsen tot gevolg hebben, maar het totaal verlies aan habitats zal minimaal zijn. Veel van de kreken en riviertjes die in het zuidelijke deel van de corridor zullen worden overgestoken,
zijn reeds aanzienlijk aangetast door kleinschalige goudwinningsactiviteiten. Menselijk Potentieel De constructie en de exploitatie van de Transportweg zal leiden tot werkgelegenheid tijdens de constructiefase, tot een verhoging van de grondwaarde en een verbeterde toegang tot het gebied op de lange termijn. Hoewel de Suralco heeft voorgesteld om het gebruik van lokale arbeidskrachten zoveel als mogelijk te maximaliseren, zal de daadwerkelijke werkgelegenheid die gecreëerd wordt waarschijnlijk beperkt blijven vanwege de beschikbaarheid van de huidige arbeidskrachten die al door de aannemingsmaatschappijen worden ingezet. Tijdens de constructiefase zullen zich effecten voordoen die normaliter ook bij andere wegconstructieprojecten optreden, waaronder meer verkeer, tijdelijke sluiting van wegen t.b.v. constructiewerkzaamheden, vrij kleine verhoging van het risico op criminaliteit en andere negatieve sociale praktijken vanwege de aanwezigheid van arbeiders; en een vrij kleine verhoging van het risico op ongelukken en letsel aan voetgangers en weggebruikers bij wegoversteekplaatsen. Er zijn voor zover bekend, geen archeologische vindplaatsen binnen of direct belendend aan de voorgestelde locatie van de bauxietmijn of de Transportweg. Ingeval er een archeologische vindplaats wordt aangetroffen tijdens de constructiewerkzaamheden, zou deze beschermd kunnen worden middels de implementatie van een ‗Chance Finds Procedure‘ (Procedure inzake Toevallige Vondsten). ES-17
De Transportweg zal met zich meebrengen dat er een recht van overpad op een stuk grond van 100 meter breed en 104 km lang moet worden verleend, vanaf de Paranam Raffinaderij tot het Nassauplateau. Eveneens zullen tijdelijke overeenkomsten noodzakelijk zijn inzake het recht van overpad voor toegang t.b.v. de constructiewerkzaamheden en daaraan gerelateerde plekken. Hoewel er niet verwacht wordt dat fysieke verhuizingen nodig zullen zijn, zullen de volgende groepen grondeigenaren en/of grondgebruikers beïnvloed worden doordat t.b.v. het Project een bepaalde hoeveelheid aan grond nodig zal zijn: informele landbouwers nabij Paranam; plantage-eigenaren en bewoners; het dorp Powaka en het dorp Phedra; houten mijnconcessiehouders in het Suhozagebied en tussen Phedra en het Nassauplateau. Het noordelijke deel van de Transportweg zal door minstens achtendertig plantages lopen, alsook door grond van een klein aantal informele landbouwers in het Paranamgebied. Grondverwerving tussen de plantagegebieden zal van invloed zijn op niet gebruikte en momenteel ontoegankelijke delen van plantages, en zal slechts effect hebben op een klein deel van elke betreffende plantage; in geen geval zal een hele plantage of terrein verloren gaan. Naar verwachting zullen er geen negatieve effecten optreden m.b.t. de middelen van bestaan, het levensonderhoud of de inkomensvorming van plantageeigenaren. Deze plantage-eigenaren gebruiken de betreffende grond namelijk niet voor het genereren van inkomsten of t.b.v. hun eigen levensonderhoud.
Het noordelijke deel van de Transportweg zou mogelijk in totaal tweeënveertig kleine landbouwers kunnen treffen die momenteel grond gebruiken binnen het Invloedsgebied. Juridisch gezien zijn deze landbouwers illegale grondbezetters/krakers en hebben zij geen eigendomsrecht op de betreffende grond. Momenteel wonen er geen landbouwers binnen het Invloedsgebied en zullen er geen huishoudstructuren worden aangetast. Hoewel deze landbouwers geen eigendomsrechten hebben op de grond, heeft de ESIA hen specifiek opgenomen als volwaardige stakeholders en wordt erkend dat hun middelen van bestaan en hun landbouwactiviteiten t.b.v. eigen levensonderhoud mogelijk kunnen worden aangetast. De omvang van de effecten op de landbouwactiviteiten zal afhangen van de grond die nodig zal zijn voor de constructiewerkzaamheden en deze effecten zullen worden aangepakt middels vroegtijdig en voortgaand overleg met de betreffende landbouwers, om onnodig verlies van hun producten te voorkomen. Het middelste deel van de Transportweg zal door de volgende gebieden lopen: (i) het niet ontsloten gebied onder Powaka; (ii) delen van hout- en mijnconcessies; en (iii) gebieden belendend aan de leefgemeenschap van Phedra. Op basis van de huidige wegontwerpen wordt niet verwacht dat fysieke of economische verhuizingen/verschuivingen nodig zullen zijn. De weg zal lopen door niet gebruikt, niet ontsloten gebied en zal daarom niet van invloed zijn op de middelen van bestaan of het ES-18
levensonderhoud van de leden van de betreffende leefgemeenschap. De effecten op de concessiehouders zullen waarschijnlijk leiden tot verlies van mogelijke winsten vanwege het verlies van exploratiegebieden (wat betreft de mijnconcessies) en bosgebieden (wat betreft de houtconcessies). De Suralco zal een apart proces doorlopen m.b.t. het verkrijgen van het recht van overpad. Te dien einde zal de Suralco samen met een onafhankelijke landmeter een tweeledige evaluatie inzake de grond en de vermogensbestanddelen verrichten, voorts zal er sprake zijn van een proces voor betrokkenheid van stakeholders en voor communicatie, onderhandeling, compensatie, monitoring en evaluatie, en indien zulks noodzakelijk is, een programma ter herstel of teruggave van de bestaansmiddelen, om te garanderen dat de verwerving van de grond geen negatieve effecten heeft op de middelen van bestaan van kwetsbare groepen. De sociaal-economische effecten die zich tijdens de exploitatiefase zullen voordoen, zoals de toevloed van mensen, de verhoogde toegankelijkheid tot het gebied en andere demografische veranderingen, zullen worden beperkt door het beheren van de Transportweg als een particuliere weg die niet toegankelijk is voor het publiek. Dergelijke effecten zouden daarom alleen een rol spelen indien de weg openbaar wordt na de sluiting van de Nassaumijn. Samenvatting van de Transportweg Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de effectenanalyse en geeft aan dat niet verwacht wordt dat de voorgestelde Transportweg zal leiden tot grote effecten en tot slechts enkele matige
effecten, ervan uitgaande dat de voorgestelde en aanbevolen mitigeringsmaatregelen worden getroffen.
Transportweg Aantal residu-effecten na voorgestelde mittigatie Vrij InsigErnst Groot Matig klein nificant
Hulpbron
SAMENVATTING EN CONCLUSIES Over het algemeen is de conclusie van deze ESIA dat de effecten van het voorgestelde project beheersbaar zijn en dat de constructie, exploitatie en sluiting van de Nassaumijn en de Afobakatransportweg in het oosten van het land geen onacceptabele risico‘s met zich zullen meebrengen voor het milieu of de betreffende gemeenschappen.
Luchtkwaliteit Geologie, topografie en bodem Watervoorraad Terrestrisch Aquatisch Cultureel erfgoed Sociaaleconomische aspecten Sociaaleconomische aspecten (verbetering ) Volksgezondheid Grondgebruik Grondgebruik (Verbetering ) (Geluids)overlast Visuele hulpbronnen
0
0
2
0
0
0
1
1
0
0
1
0
0
1
3
1
1
3
2
0
0
1
0
0
0
4
2
0
0
4
—
0
2
8
4
0
0
1
0
1
0
0
—
0
0
2
0
0
0
1
0
De top van het Nassauplateau waar de mijn zal worden opgezet, loost water naar verschillende kreken en riviertjes die verscheidene endemische vissoorten in stand houden. De Suralco heeft een algemeen Mijnplan ontwikkeld dat is afgestemd op de gevoeligheid van het Nassauplateau, door op de eerste plaats maatregelen op te nemen om tijdens alle mijnfasen, de hydrologie en de ES-19
waterkwaliteit van de kreken en riviertjes waarin endemische vissoorten voorkomen, te beschermen, en op de tweede plaats door te garanderen dat de species in leven blijven door de representatieve stroomgebieden voor elk van de betreffende species (bijv. Plateau D) in stand te houden. Deze maatregelen zouden de endemische vispopulaties te Nassau moeten beschermen. Het is echter van cruciaal belang dat bedoelde plannen ter bescherming van deze species op succesvolle wijze worden geïmplementeerd. Wij bevelen ten zeerste aan dat de Suralco een Environmental Manager, belast met milieuaangelegenheden aanstelt, die de bevoegdheid heeft om werkzaamheden stop te zetten en er verantwoordelijk voor is dat de voorgestelde mitigeringsmaatregelen op de juiste wijze worden geïmplementeerd, dat er inderdaad milieumonitoring plaatsvindt en dat de resultaten van de monitoring worden gepubliceerd om transparantie te garanderen. De andere milieugerelateerde effecten van de mijn op het Plateau en langs de Transportweg worden beheersbaar beschouwd. De effecten van de mijn op de leefgemeenschappen binnen het Invloedsgebied zijn relatief vrij klein en kunnen positief zijn, indien deze op de juiste wijze worden aangepakt. De leefgemeenschappen zijn ver genoeg van de mijn (de dichtstbijzijnde leefgemeenschap is op ongeveer 5 tot 25 km afstand van de mijn) en van de Transportweg (ongeveer 2 km tot Phedra en Auca, de dichtstbijzijnde leefgemeenschap) en wel zodanig dat de effecten van overlast en verontreiniging (bijv. geluidsoverlast en stofdeeltjes) minimaal behoren te zijn. De Suralco dient ernaar te streven om een netto ES-20
positief effect te hebben op de lokale leefgemeenschappen door te bevorderen dat lokale arbeidskrachten worden ingehuurd en dat lokale goederen worden ingekocht, zoals vis en groente voor het arbeiderskamp. De Transportweg zal ook de toegang tot de verschillende plantages verbeteren en vertegenwoordigt een belangrijke infrastructurele verbetering, vooral wanneer deze weg eenmaal is overgedragen aan de overheid na de sluiting van de mijn. Tot slot zal dit Project het mogelijk maken dat de werkzaamheden van de Paranamraffinaderij gaande worden gehouden en zal het positieve economische effecten hebben op de nationale economie. Er is een hele reeks aan mitigerings- en managementmaatregelen ontworpen om de positieve effecten te bevorderen en de mogelijke negatieve effecten te vermijden, te mitigeren, te beheersen en/of te compenseren. De Suralco heeft zich gecommitteerd om deze mitigeringsmaatregelen te implementeren. Bedoelde maatregelen zullen in een reeks van Plannen voor Milieu- en Sociaal Management (zie Bijlage E voor conceptplannen) worden opgenomen. Openbaarmaking van de ESIA Er zullen in december op locaties nabij de mijn, langs de Transportweg en in Paramaribo bijeenkomsten worden gehouden om de resultaten van deze Concept-ESIA aan stakeholders en andere belangstellenden te presenteren. De datum, de tijd en de plaats van deze bijeenkomsten zullen in de krant worden bekend gemaakt. Behalve deze Zakelijke Samenvatting, is er ook een exemplaar van de hele Concept-
ESIA beschikbaar op zowel het kantoor van de Suralco als op de navolgende website: http://erm.com/Suralco_Nassau_Plateau Behalve op deze bijeenkomsten ter openbaarmaking van de concept-ESIA aan het publiek, kan een ieder commentaar op deze Concept-ESIA inleveren door het bedoelde becommentariëring schriftelijk in te dienen bij Jan Vandenbergh (zie de contactgegevens hieronder) of door deze per email te versturen naar het navolgende adres: Suralco Telefoon: (0) 323436
[email protected] ERM Telefoon: (0) 531425
[email protected]
ES-21