DR-KTA-X
Deelreglement Koeltechniek Algemeen (KTA)
Uitgave: juli 2006
DR-KTA-X
1
2
Algemeen
Naam : Elsevier Opleidingen Adres : Zwijndrecht Aard : Deeltijd, mondeling onderwijs Naast dit reglement is het Examenreglement Koninklijke PBNA (A2000) van toepassing.
2
Doelstellingen
De opleiding is gericht op personen die koelinstallaties monteren of onderhouden. De deelnemer verkrijgt voldoende basiskennis om zelfstandig werkzaamheden te verrichten aan koeltechnische installaties. Hij/zij kan storingen lokaliseren en verhelpen. Tevens heeft hij/zij alle theorie bestudeerd om het theorie-examen ‘STEK-monteur’’ af te leggen.
3
Opleiding
3.1 Inhoud Het met voldoende resultaat afgesloten hebben van de toets geeft recht op het PBNA-diploma. De deelnemer moet wel minimaal 80% van de lessen bij Elsevier Opleidingen hebben gevolgd. De opleiding is bij Elsevier opleidingen bekend onder de code KTA. 3.2 Vooropleiding Deelnemers worden tot de opleiding toegelaten indien zij in het bezit zijn van ten minste vooropleiding op lbo/mavo-niveau. 3.3 Vrijstelling voor delen van de opleiding De examencommissie verleent geen vrijstelling.
DR-KTA-X
4
3
Toetsprotocollen
4.1 Basiskennis en hoofdcomponenten (D83) Toetsorganisatie Kandidaten kunnen deelnemen aan het centraal examen. Het centraal examen wordt in de maanden januari, maart, juni en september georganiseerd. Beoordeling De cesuur bedraagt 60 % van het totaal aantal te behalen punten. Dit houdt in dat een kandidaat minimaal 60 % van de vragen correct moet hebben beantwoord voor het behalen van een voldoende. Aanmelding Kandidaten die willen deelnemen aan het centraal examen worden automatisch voor het eerstvolgende centraal examen na afloop van de opleiding ingeschreven. Examengeld Voor kandidaten die aansluitend op de opleiding het examen afleggen, is het examengeld inbegrepen in de opleidingsprijs. Aan kandidaten die niet aansluitend op de opleiding het examen of aan kandidaten die een herexamen willen afleggen, wordt examengeld in rekening gebracht. Toetsvorm De toets wordt schriftelijk afgenomen. Toetsduur De toets heeft een duur van 90 minuten. Vraagvorm en aantal vragen De toets bestaat uit 40 meerkeuzevragen met drie antwoordmogelijkheden waarbij slechts één antwoord goed is. Spreiding Onderwerp
Taxonomie kennis
toepassing
Totaal aantal vragen inzicht
Hoofdstuk 2
1
1
Hoofdstuk 3
2
2
Hoofdstuk 4
2
1
3
Hoofdstuk 5
2
1
3
Hoofdstuk 6
2
1
3
Hoofdstuk 7
2
1
3
Hoofdstuk 8
3
1
4
Hoofdstuk 9
3
1
4
Hoofdstuk 10
2
1
3
Hoofdstuk 11
2
1
3
Hoofdstuk 12
1
Hoofdstuk 14
3
Hoofdstuk 15 Totaal aantal vragen
1
2
1
1
5
2
1
1
4
27
10
3
40
DR-KTA-X
4
Toetsinhoud De toets omvat de hoofdstukken (KTA-) 2 t/m 15 (met uitzondering van hoofdstuk 13). Eindtermen De kandidaat dient met betrekking tot hoofdstuk 2: – de begrippen warmtetransport, verdamping en condensatie te kunnen omschrijven; – de begrippen compressie en expansie te kunnen omschrijven; – de basisconstructie, de functies van de hoofdonderdelen, het werkingsprincipe en het continu verdampingsproces van een compressiekoelsysteem te kunnen beschrijven. De kandidaat dient met betrekking tot hoofdstuk 3: – de vier belangrijkste grondeenheden (meter, seconde, kilogram en kelvin) voor de koeltechniek te kunnen toepassen. Bovendien dient de kandidaat de navolgende afgeleide eenheden te kunnen toepassen: – Massa. – Kracht. – Druk. – Arbeid. – Vermogen. Verder dient de kandidaat: – de diverse voorvoegsels te kunnen toepassen en te kunnen aangeven wat wordt verstaan onder temperatuur en temperatuurverschil; – het verband tussen verdampings- en condensatiewarmte te kunnen aangeven; – het begrip warmtestroom te kunnen omschrijven; – het begrip warmteoverdracht te kunnen omschrijven; – de begrippen warmte en warmte-inhoud te kunnen omschrijven. Bovendien dient de kandidaat te kunnen aangeven wat wordt verstaan onder de begrippen warmtehoeveelheid en soortelijke warmte; – de aggregatietoestanden van een stof te kunnen beschrijven; – het h/x-diagram te kunnen lezen en toepassen; – de navolgende begrippen te kunnen omschrijven: – Waterdampgehalte. – Verzadigde en onverzadigde lucht. – Absolute en relatieve vochtigheid. – Drogebol-, nattebol- en dauwpuntstemperatuur. – Partiële dampdruk. – Soortelijke massa. – de invloed van de vochtigheid op de kwaliteit en bewaartijd van levensmiddelen en op de behaaglijkheid van de mens te kunnen omschrijven. De kandidaat dient met betrekking tot hoofdstuk 4: – te kunnen aangeven wat wordt verstaan onder het druk- en temperatuurbereik van koudemiddelen. Bovendien dient de kandidaat de giftige eigenschappen en de brandbaarheid van de meest gebruikte koudemiddelen te kunnen omschrijven. Verder dient de kandidaat te kunnen aangeven het verschil in samenstelling van de diverse koudemiddelen en in hoeverre de gebruikte koudemiddelen schadelijk zijn voor het milieu, alsmede de mate, waarin koudemiddelen materialen kunnen aantasten; – de damptabellen in het verzadigingsgebied te kunnen gebruiken; – de opbouw van het h/log p-diagram te kunnen beschrijven, de betekenis van de diverse lijnen in het diagram te kunnen aangeven en deze lijnen in praktijksituaties te kunnen gebruiken. Bovendien dient de kandidaat met behulp van het h/log p-diagram het enthalpieverschil en de adiabatische compressie te kunnen verklaren. Verder dient de kandidaat het koelproces in het h/log p-diagram te kunnen herkennen en het daarbij behorende kringproces in het diagram te kunnen verklaren.
DR-KTA-X
5
De kandidaat dient met betrekking tot hoofdstuk 5: – het doel en de werking van de verdamper in een koelsysteem te kunnen aangeven; – het verschil in droge en natte verdampers te kunnen aangeven. Bovendien dient de kandidaat de voor- en nadelen van de droge en natte verdampers ten opzichte van elkaar te kunnen aangeven; – het verschil tussen directe en indirecte koeling te kunnen aangeven. Bovendien dient de kandidaat de voor- en nadelen van de directe en indirecte koeling ten opzichte van elkaar te kunnen aangeven; – de opbouw en werking van lucht- en vloeistofkoelers te kunnen omschrijven; – te kunnen omschrijven wat wordt verstaan onder het koelvermogen van luchtkoelers; – te kunnen omschrijven op welke wijze verdampers kunnen worden ontdooid; – de functie van de koudedrager in het koelsysteem te kunnen aangeven, alsmede wat daarbij de functie van de areometer is. Bovendien dient de kandidaat te kunnen aangeven wat het doel is van corrosiebeschermende middelen in koudedragers; – het koelvermogen van een verdamper te kunnen berekenen. Met formule Φ = U·A·∆T. De kandidaat dient met betrekking tot hoofdstuk 6: – de functie van een condensor in het koelsysteem, alsmede de voor- en nadelen van water- en luchtgekoelde condensors ten opzichte van de verdampingscondensors te kunnen aangeven. Bovendien dient de kandidaat de opbouw en werking van de diverse water- en luchtgekoelde condensors te kunnen omschrijven; – de werking van een verdampingscondensor te kunnen omschrijven en de voor- en nadelen van de verdampingscondensors ten opzichte van de lucht- en watergekoelde condensors te kunnen aangeven; – de aan- en uitregeling van de ventilatie, de toerentalregeling van de ventilator en de traploze toerenregeling van de luchtgekoelde condensor te kunnen beschrijven. Bovendien dient de kandidaat de regelingen voor de hoeveelheid aanzuiglucht en van de temperatuur van de aanzuiglucht van een luchtgekoelde condensor te kunnen beschrijven. Verder dient de kandidaat te kunnen aangeven op welke wijze het werkzame oppervlak van de luchtgekoelde condensor kan worden verkleind; – de wijze, waarop watergekoelde condensors worden geregeld, te kunnen omschrijven; – te kunnen aangeven wat onder een koeltoren wordt verstaan. Bovendien dient de kandidaat de werking van de koeltoren te kunnen omschrijven en de eisen, die aan het water in een koeltoren worden gesteld, te kunnen aangeven; – de capaciteit van een condensor te kunnen berekenen. De kandidaat dient met betrekking tot hoofdstuk 7: – het werkingsprincipe van de expansiecapillair te kunnen omschrijven. – het werkingsprincipe van het thermostatische expansieventiel te kunnen omschrijven en het nadeel van een thermostatisch expansieventiel te kunnen aangeven. Bovendien dient de kandidaat te kunnen aangeven hoe dit nadeel wordt ondervangen. – de plaats en de wijze, waarop de voeler van een thermostatisch expansieventiel in het koelsysteem moet worden gemonteerd, te kunnen beschrijven. Bovendien dient de kandidaat de wijze, waarop het koudemiddel, dat het expansieventiel is gepasseerd, met een vloeistofverdeler wordt verdeeld over de verschillende verdampercircuits, te kunnen omschrijven. – het werkingsprincipe van een elektronisch expansieventiel te kunnen omschrijven. De kandidaat dient met betrekking tot hoofdstuk 8: – de functies van een compressor in een koelsysteem en de eisen wat de beveiliging van compressoren betreft te kunnen aangeven. Bovendien dient de kandidaat de voor- en de nadelen van de diverse motor/compressorsystemen te kunnen benoemen; – de opbouw en het werkingsprincipe van de zuigercompressor te kunnen beschrijven. Bovendien dient de kandidaat te kunnen aangeven welke typen van zuigercompressoren in welk toepassingsgebied voorkomen; – de opbouw en het werkingsprincipe van de schroefcompressor te kunnen beschrijven; – de opbouw en het werkingsprincipe van de scroll-compressor te kunnen beschrijven; – de wijze, waarop compressoren worden afgedicht (klep en as), te kunnen omschrijven. Bovendien dient de kandidaat te kunnen aangeven op welke wijze de compressor wordt gesmeerd;
DR-KTA-X
– –
6
te kunnen aangeven wat wordt verstaan onder het rendement en waardoor dit rendement wordt beïnvloed; de wijze, waarop de capaciteit van een compressor wordt geregeld, te kunnen aangeven.
De kandidaat dient met betrekking tot hoofdstuk 9: – te kunnen aangeven waarom in een koelsysteem een verdamperdrukregelaar wordt opgenomen. Bovendien dient de kandidaat de werking van de direct werkende verdamperdrukregelaar en de voor- en nadelen van deze regelaar, alsmede de werking van een thermostatisch gestuurde verdamperdrukregelaar te kunnen verklaren; – te kunnen aangeven hoe een koelinstallatie met twee verdampers met ongelijke verdampingstemperaturen wordt geregeld. Bovendien dient de kandidaat te kunnen aangeven hoe de thermostatisch gestuurde of drukgestuurde regelaar werkt; – de werkingsprincipes van de directe en indirecte startdrukregelaar te kunnen aangeven; – het werkingsprincipe van de capaciteitsregelaar te kunnen omschrijven; – de functie en de toepassing van een thermostaat in een koelsysteem te kunnen beschrijven. Bovendien dient de kandidaat de constructie van de diverse gangbare thermostaten en de wijze, waarop deze moeten worden afgesteld, te kunnen omschrijven; – de functie en de toepassing van een pressostaat in een koelsysteem te kunnen beschrijven. Bovendien dient de kandidaat de constructie van de diverse gangbare pressostaten en de wijze, waarop deze moeten worden afgesteld, te kunnen omschrijven. De kandidaat dient met betrekking tot hoofdstuk 10: – het doel, de functie, de constructie, de toepassing en de wijze van inbouw van warmtewisselaars in koelsystemen te kunnen beschrijven; – het doel, de functie, de constructie, de toepassing en de wijze van inbouw van filters, drogers, vloeistofen olieafscheiders, kijkglazen en peilglazen in koelsystemen te kunnen beschrijven; – het doel, de functie, de constructie, de toepassing en de wijze van inbouw van afsluiters, terugslag- en magneetkleppen in koelsystemen te kunnen beschrijven; – het doel, de functie, de constructie, de toepassing en de wijze van inbouw van trillings- en pulsatiedempers en manometers in koelsystemen te kunnen beschrijven. De kandidaat dient met betrekking tot hoofdstuk 11: – de problemen, die bij de terugvoer van olie in diverse systemen en bij de gangbare koudemiddelen kunnen ontstaan, te kunnen aangeven. Bovendien dient de kandidaat te kunnen aangeven hoe de olie zich in de koelleidingen zal verplaatsen; – de reden te kunnen aangeven waarom het ontwerp van een zuigleiding van belang is. Bovendien dient de kandidaat te kunnen aangeven hoe leidingen in diverse praktijksituaties (oliebochten, verdeelstukken, stijg- en verzamelleidingen, aansluiting op verdamper(s), enkele compressoren en parallelgeschakelde compressoren) moeten worden aangelegd; – de invloed van de weerstand op en goede en foute constructies van vereffeningsleidingen te kunnen omschrijven; – de wijze, waarop heetgasleidingen in diverse praktijksituaties (stijgleidingen, oliebochten, condensor lager dan compressor, condensor hoger dan compressor, installaties met capaciteitsregeling en bij parallelwerkende compressoren) moeten worden aangelegd, te kunnen omschrijven; – de problemen, die in vloeistofleidingen kunnen ontstaan, te kunnen beschrijven. De kandidaat dient met betrekking tot hoofdstuk 12: – de in het cursusdictaat opgenomen symbolen voor de compressor, de verdamper, de condensor, het expansieventiel, de droger, het kijkglas en de magneetklep te kunnen herkennen en toepassen in koeltechnische schema’s. Bovendien dient de kandidaat de werking van een koelsysteem te kunnen verklaren aan de hand van een koeltechnisch schema, dat uit symbolen is opgebouwd.
DR-KTA-X
7
De kandidaat dient met betrekking tot hoofdstuk 14: – te kunnen aangeven hoe het leidingwerk van een koelsysteem moet worden aangelegd; – de wijze, waarop in een koelsysteem volgens RLK een lektest moet worden uitgevoerd, te kunnen omschrijven; – de wijze, waarop een koelsysteem volgens RLK moet worden gevacumeerd, te kunnen omschrijven; – te kunnen aangeven hoe een koelsysteem in bedrijf moet worden gesteld en hoe de controle op een goede werking moet plaatsvinden. Verder dient de kandidaat de wijze, waarop de beveiligings- en regelapparatuur moet worden ingeregeld, te kunnen aangeven; – te kunnen aangeven welke gegevens van de installatie in het logboek vermeld moeten zijn en welke handelingen hij hierin moet vermelden. Tevens dient de kandidaat te kunnen aangeven welke bescheiden er afhankelijk van de systeeminhoud bij oplevering van de installatie meegeleverd moeten worden. De kandidaat dient met betrekking tot hoofdstuk 15: – de belangrijkste onderhoudsaspecten, met name met betrekking tot het preventieve onderhoud, te kunnen beschrijven; – te kunnen aangeven in welke situaties de belangrijkste storingen (verstopping filter of expansieventiel, te veel lucht, te kort aan koudemiddel enz.) kunnen ontstaan; – te kunnen aangeven hoe een burn-out bij motoren kan ontstaan en wat de invloed op de koelinstallatie is. Verder dient de kandidaat te kunnen aangeven hoe de herhaling van deze storingen kan worden voorkomen. Eerste toetsafname De toets voor deze module wordt voor het eerst afgenomen tijdens het centraal examen in juni 2007. Laatste toetsafname De toets voor deze module wordt voor het laatst afgenomen [nog niet vastgesteld].
0806/7
© Elsevier Opleidingen, Postbus 415, 3330 AK Zwijndrecht. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Dit is eveneens van toepassing op gehele of gedeeltelijke bewerking van de uitgave.