Gemeente van onze Heer Jezus Christus, Zoals net gezegd ik heb vanmorgen een foto meegenomen. Afkomstig uit Afrika. Ik vind dat een bijzondere foto, vinden jullie ook niet?
Een foto om eens in alle rust naar te kijken. Een groepje Afrikaanse kinderen, zittend in een kring. Duidelijk makend: wij zijn aan elkaar verbonden. Degene die deze foto gemaakt heeft, heeft ‘m ook een titel gegeven. Ubuntu. Ubuntu. Misschien zitten er hier wel mensen in de kerk, die daar veel meer over weten en kunnen vertellen dan ik. Mensen met Afrikaanse wortels, mensen in Afrika woonachtig. Maar wat ik van Ubuntu heb begrepen is dit. Ubuntu is een soort Afrikaanse filosofie, die duidelijk maakt: als mensen zijn we aan elkaar verbonden. Je kunt het dan ook vertalen met: ‘één-zijn’. Of met: ‘je menselijk opstellen tegenover anderen’. Of een beetje filosofisch (en dat zien jullie op deze foto staan): ‘Ik ben omdat wij zijn’, en ‘omdat wij zijn ben ik’. De Zuid-Afrikaanse Aartsbisschop Desmond Tutu gaf ook ooit een definitie van ‘ubuntu’. Hij zei: “iemand met ubuntu staat open voor en is toegankelijk voor anderen. Zo iemand wijdt zich aan anderen. Diegene voelt zich niet bedreigd door het kunnen van anderen. En waarom niet? Omdat hij of zij genoeg zelfvertrou-wen put uit de wetenschap dat hij of zij zelf ook onderdeel is van een groter ge-heel. Daarentegen krimpt zo iemand ineen, wanneer anderen worden vernederd of wanneer anderen worden gemarteld of onderdrukt”.
Daarmee wordt duidelijk, dat ubuntu niet specifiek christelijk is, of religieus. Het is eerder algemeen menselijk. En toch heeft het voor vele Afrikanen alles te maken met hun geloof in Jezus Christus. Want Hij, de Zoon van God, heeft laten zien wat echt menselijk is. Hij heeft duidelijk gemaakt: jij mag er zijn. Hij heeft voorgeleefd: waar mensen niet aan leven toekomen, daar moet jij voor hen op-komen. Wij leven in het westen in een wereld, een cultuur, waarin zelfontplooiing als een groot goed wordt gezien. U moet aan de gang met dat wat u heeft gekregen. Elke hulpverlener leert jou om assertief te zijn. Om anderen niet over jouw gren-zen te laten komen. Dat is beiden van groot belang. En toch heeft al die nadruk op het ontwikkelen van jezelf, al die nadruk op het opkomen voor jezelf, wel een nadeel. En wel dat alleen het ‘ik’ wordt benadrukt, en het ‘wij’ uit zicht kan raken. Ubuntu, ik ben omdat wij zijn, en omdat wij zijn ben ik. Dat maakt duidelijk: werkelijk jezelf worden, heeft alles te maken met ‘de ander’. Met andere men-sen. En voeg ik toe: ‘met God’, de Ander. Als we aan het begin van de Bijbel God horen zeggen: ‘het is niet goed dat de mens (Adam) alleen is’, dan bedoelt God niet ‘je moet verkering hebben of getrouwd zijn, je moet een vaste relatie heb-ben, om pas echt gelukkig te worden. Nee, je hebt een ander nodig, andere men-sen, contact, interactie, een wij-gevoel, om werkelijk mens te worden. Wat ik in de keren dat ik in Afrika ben geweest, en in de ontmoetingen die ik daar heb gehad, heb ontdekt, is dit: in de Afrikaanse cultuur is het ‘wij-gevoel’ zoveel sterker ontwikkeld dan in de onze. Misschien zegt u dan: is dat dan beter? Moeten wij dan meer Afrikaan worden? Dat denk ik niet. Maar we kunnen daar wel heel wat van leren. Ik ben omdat wij zijn, en omdat wij zijn ben ik. Daarbij valt niet te ontkennen, dat ‘de ander’ niet altijd positief is. Andere mensen kunnen jou ook kwaad doen. Je loopt risico’s. En toch ‘heb moed’ om aan de slag te gaan. Om met die ander te leven. Om je in te zetten voor andere mensen. Of om ubuntu eens in rond Hollands te zeggen: je bent per slot van rekening op de wereld om elkaar te helpen niet waar? De zojuist genoemde Desmond Tutu gaf daar ooit eens de volgende woorden aan. Ik laat het nu op een filmpje zien. Het is in het Engels, ik zal het na afloop vertalen. Filmpje 1 Tutu zegt: als je je voor anderen inzet, als je strijd levert, dan levert dat soms slachtoffers op, gewonden. Misschien ben je dat zelf. Maar waarom zou jij dat niet zijn? En dan zegt hij: “ik zeg maar meestal tegen God, als ik iets goeds doe, als ik uw werk doe, dan moet U ook maar voor mij zorgen”. En Tutu koppelt dat in tweede instantie aan het verhaal van de profeet Elisa en diens knecht. 2 Konin-gen 6. Een paar gedachten bij dat verhaal.
2
In dat verhaal is sprake van een knecht van Elisa. Hij heeft geen naam. Het zou dus iedereen kunnen zijn. U en ik. En deze knecht is diep onder de indruk van de machten die in zijn leven letterlijk op hem afkomen. De legers, de paarden en wagens, die hij (lopend op de stadsmuur) ontwaart doen zijn adem stokken. En het brengt hem tot de uitroep: “wat moeten we doen?” Wat kunnen we, wat kan ik, in vredesnaam beginnen tegen deze overmacht? Dat leger was het leger van Aram. Voor de zoveelste keer was dat landje slaags geraakt met Israël. En omdat Aram veel sterker was, had Israël zich keer op keer teruggetrokken. Alleen door ingrijpen van de profeet Elisa had zij de strijd weten te ontlopen. Maar dat had zich zo vaak herhaald, dat de koning van Aram binnen zijn eigen staf een lek vermoedde. Totdat hem werd meegedeeld dat wellicht Elisa hier achter zat. Dan gaat Aram tot actie over. Zonder dat er een vuiltje aan de lucht is, weet het leger van Aram door te dringen tot diep in Samaria (tot bij de stad Dothan), waar Elisa op dat moment verblijft. En wanneer Aram de stad omsin-gelt (om Elisa te grazen te nemen) en de knecht van Elisa dat ziet, roept deze in opper-ste wanhoop tegen zijn meester uit: “Wat moeten wij doen, mijn Heer?” Wat moeten wij doen, tegen dit geweld zijn wij niet opgewassen, dit is te sterk. En dan spreekt Elisa (de rust zelve) die oervertrouwde woorden: “vrees niet, want zij die bij ons zijn, zijn talrijker (zijn krachtiger) dan zij, die bij hen zijn”. Vrees niet, wees niet bang. Ooit noemde iemand deze woorden eens de samenvatting van het Evangelie. Het is de bemoediging, dat God, in weerwil van alle krachten en machten, onze kant gekozen heeft. “Vrees niet”. Dat zijn gevleugelde woorden. Uitgesproken door een engel in de Kerstnacht, door een hemelse gestalte op de Paasmorgen. Vrees niet, dat is het voorspel van het Evangelie, dat in elke nacht gehoord kan worden, dat in elke duisternis verstaan mag worden, als opmaat voor een nieuwe ochtend die zich aandient. “Vrees niet”. Je mag weten dat je, in alle strijd die je voert, dat je omgeven wordt door (ik houd de beeldspraak maar aan), door hemelse wagens en strijdkrachten. Je mag het weten. Weten, ja, want je ziet het niet. Ook wij niet. Wat wij zien is een wereld vol onrecht. Een wereld waarin in ons land dagelijks vele tonnen eten wordt weggegooid, terwijl anderen dag in dag uit tekort komen. Een wereld waarin corruptie in vele landen zo welig tiert, dat er daar een grote kloof gaapt tussen een kleine bovenlaag en de grote massa. Een wereld waarin vele Afrika-nen op wankele bootjes de Middelandse Zee proberen over te steken en vaak de dood vinden in de hoge golven. Een wereld waarin de macht van geld en goed zo groot is, dat landen waar kostbare grondstoffen in de grond zit wel geholpen worden en andere landen aan hun lot worden overgelaten. Een wereld waarin zoveel onverschilligheid heerst, dat vele mensen in ons land vanuit hun kokervisie zeggen: ‘als ik maar geluk heb, als ik maar op vakantie kan, als ik maar kan genie-ten, ik kan de wereld toch niet verbeteren’. En vervolgens doen zij niets. Ja, die we-reld
3
vol onrecht, vol zakkenvullers, vol gelukzoekers, vol graaiers, vol onverschil-ligheid, het is een geweldig grote kracht om ons heen. Ook voor de naamloze knecht van Elisa was het geen vraag of er een geweldig leger vóór hem stond. Hij zag het met eigen ogen. Misschien knipperde hij nog een keer: “is het echt waar?” Maar ook in tweede instantie bleek de waarheid onloochenbaar. En toch zegt Elisa tegen hem “vrees niet, zij, die bij ons zijn, zijn talrijker dan die bij hen zijn”. Wat moeten wij hiermee? Nou, Elisa zegt dat niet omdat hij als een soort generaal een vergelijkend onderzoek naar de strijdmachten heeft gedaan. Hij zegt het niet omdat al het onrecht in deze wereld geen grote macht is. Nee, Elisa spreekt het uit in tastend geloof. Hij erkent dat de legermacht van Aram er indrukwekkend uitziet. Hij begrijpt dat dat zijn knecht angst inboezemt. Zoals het ook te begrijpen is, dat wij ons soms afvragen: heeft het zin? Heeft het zin, dat wij onze ZWO-taak als gemeente oppakken? Heeft het zin dat wij mensen op microniveau trainen hoe hun armoede te boven te komen? Heeft het zin dat wij mensen leren hoe met hun traumatische ervaringen om te gaan, als nieuwe trauma’s dreigen? Zijn de problemen van deze wereld eenvoudigweg niet te groot? Is het geen druppel op de spreekwoordelijke gloeiende plaat? De profeet Elisa zegt dan: ondanks die strijd in je, ondanks alles wat je angst kan inboezemen, is er een macht die sterker is: de Liefde van God. En die macht staat aan onze kant, aan jouw kant. De apostel Paulus zou dat later verwoorden in die bekende uitspraak: “wij mogen vertrouwen op de liefde van God. Hij, die in zijn Zoon Jezus liet weten, dat wij meer dan overwinnaars zijn”. Het is de God die zegt: ubuntu. Ik ben, omdat wij zijn. Ik verbind me aan jullie. En dan mogen jullie op jullie beurt zeggen: omdat wij zijn, ben ik. Maar Elisa bemerkt dat hij met woorden alleen de ontzetting niet uit de ogen van zijn knecht verdwenen is. Zoals elke predikant begrijpt, dat met mooie woor-den (gesproken vanaf een kansel) de vragen, de twijfel, de onzekerheid, de angst niet weggenomen wordt. Ook Elisa ziet dat. En daarom bidt hij: “God, open toch zijn ogen, opdat hij zie. Open toch de vensters van zijn ogen, de deuren van zijn hart”. Ja, Elisa bidt om geloof, dat zijn knecht zich ook mag toevertrouwen aan dat wat zijn oog nog niet ziet. “En de Here opende zijn ogen. En de knecht zag en zie, de berg was vol vurige paarden en wagens rondom Elisa”. Even daarvoor zag ie alleen het leger dat tegenover hem stond, dat tegen hem streed. Maar nu, nu krijgt ook oog voor de krachten die aan zijn kant staan. Daar staan legers en wagens en paarden. Maar bij ons staan diezelfde wagens en viervoeters, alleen dan van vuur. Van vuur, dat is Bijbelse symboliek voor Gods aanwezigheid. Zo staan er vurige legers, als beschermende kracht om Elisa heen, maar ook om ons. Wij worden gedragen, ook
4
wanneer het oog niet ziet. Ja, wij, en de wereld waarin wij leven, wij worden gedragen. En wat is het mooi, als wij dat al mogen zien met de ogen van geloof. Ik geef toe, het verhaal loopt wel erg legendarisch af. Zozeer dat wij ons kunnen afvragen: wat moeten wij nu met zo’n verhaal? Nou, het mag ons de ogen openen. Het mag ons de ogen openen, dat het zin heeft wat we doen. Dat het werk van de ZWO wel degelijk wat uitwerkt. Dat er een kracht vanuit gaat, die verder gaat dan wij kunnen zien. Het is de kracht van de hoop, die ons verder doet kij-ken. Verandering is mogelijk, met Gods hulp. Daarom, ten slotte het volgende korte filmpje. Voor jullie allemaal, maar met name voor het jongere deel onder jullie. Filmpje 2. Heb idealen. Wees niet geinfecteerd met cynisme. Geloof in een betere we-reld. Droom. Je wordt al veel te snel volwassen, en vaak verlies je dan je dromen. Droom. Want God wil jou gebruiken. Jou, en u, en mij, en u, en jou, en u, en u, en jou. All of you. Om te werken aan een mooie wereld voor ons allen. Ubuntu! Amen.
5