Illustratie: © Noëlle Smit
Deze vuist op deze vuist (meezingen met liedjes van Harry Bannink)
groep 1 en 2 lesmateriaal 2014 - 2015 concertgebouw.nl/educatie
lesmateriaal
Zing met ons mee
Zing met ons mee Deze vuist op deze vuist
Inhoud
Voorwoord .................................................................................................................................... 2 Inleiding ......................................................................................................................................... 3 Geluidsfragmenten en filmpjes ...................................................................................................... 4 Zingen met kinderen ...................................................................................................................... 5 Les 1: Op de step ........................................................................................................................... 8 Les 2: Poes, poes, poes ................................................................................................................. 10 Les 3: Alles rijmt ........................................................................................................................... 12 Les 4: De kat van ome Willem ....................................................................................................... 14 Les 5: Schipbreukeling .................................................................................................................. 15 Les 6: Deze vuist op deze vuist ...................................................................................................... 17 Les 7: Een kuiken is geen kip ......................................................................................................... 18 Les 8: Wakker worden .................................................................................................................. 20 Les 9: De aardappeleters .............................................................................................................. 21 Les 10: Stroei voei ......................................................................................................................... 23 Les 11: Duifies ............................................................................................................................... 25 Les 12: Twips ............................................................................................................................... 26 Les 13: De bullebak ...................................................................................................................... 28 Les 14: M’n opa ............................................................................................................................. 30 Les 15: Generale repetitie ............................................................................................................. 32 Les 16: Verwerkingsles ................................................................................................................. 33 Bijlage 1: Op de step ..................................................................................................................... 35 Bijlage 2: Poes, poes, poes ............................................................................................................ 36 Bijlage 3: Alles rijmt ...................................................................................................................... 37 Bijlage 4: Afbeeldingen dieren ...................................................................................................... 39 Bijlage 5: Werkblad schaap .......................................................................................................... 40 Bijlage 6: Werkblad ei ................................................................................................................... 41 Bijlage 7: Stempelen .................................................................................................................... 42 Bijlage 8: Duif ............................................................................................................................... 43 Bijlage 9: Kaart Europa ................................................................................................................ 44 Bijlage 10: Informatie over Het Koninklijk Concertgebouw ........................................................... 45 Bijlage 11: Musici ......................................................................................................................... 48 Liedteksten ................................................................................................................................. 49 Bladmuziek .................................................................................................................................. 65
1
Voorwoord
Zing met ons mee is een project voor groep 1 en 2 van het primair onderwijs. Tijdens het concert zullen de kinderen samen met Fay Lovsky en Remko Vrijdag liedjes van Harry Bannink zingen. Zij worden begeleid door een ensemble onder leiding van Cor Bakker. In dit lesmateriaal worden veertien liedjes voorbereid die tijdens het concert worden gezongen. Het is belangrijk dat de kinderen de dikgedrukte delen van deze liedjes goed kennen. Tijdens het concert zullen er ook een aantal luisterliedjes worden uitgevoerd. Deze hoeven niet te worden voorbereid en zijn daarom niet in het lespakket opgenomen. Het lesmateriaal is samengesteld door Anja van Keulen, Susanne Gerrits en Claudia Lotti. Wij wensen u en uw leerlingen veel plezier bij de voorbereiding van Zing met ons mee.
2
Zing met ons mee Deze vuist op deze vuist
Inleiding
Over het lesmateriaal Tijdens het concert zullen de leerlingen samen met de musici veertien liedjes zingen. De tijdsinvestering per les is ongeveer 30 minuten. De lessen bestaan uit een inleidende activiteit, een kern en een afsluiting. Het is van belang dat de leerlingen de dikgedrukte delen tijdens het concert kunnen meezingen. Dit staat aangegeven in de liedteksten. Soms is dat een heel liedje, zoals bij Poes, poes, poes. Op de bijgeleverde cd staan de liedjes ook als instrumentale versie, zodat u de leerlingen goed kunt voorbereiden op de stukjes die ze zelf gaan zingen. Aan het eind van de lessen staan extra activiteiten beschreven, deze zijn optioneel. Op de website www.concertgebouw.nl/zingmetonsmee staat al het materiaal, zodat u dit ook op uw digibord kunt gebruiken. Op deze website staat ook het filmmateriaal, waarop de bewegingen bij de liedjes worden voorgedaan. Zingen met kleuters In de lessen wordt het aanleren van liedjes meestal aangeboden door middel van voor-‐ en nazingen. U zingt dan een regel voor en de leerlingen herhalen deze. Kleuters zingen graag met u mee. Dit is in het begin niet erg, zo leren ze de melodie. Probeer de kleuters wel steeds te laten luisteren naar de melodie en de tekst. Dit stimuleert u door middel van voor-‐ en nazingen. Kleuters leren het beste door herhaling, daarom raden wij u aan om de liedjes regelmatig in de klas te laten horen en de geleerde liedjes veel te herhalen. Op pagina 5 t/m 7 staan een aantal tips beschreven voor het zingen met kinderen. Hier staan ook een aantal warming-‐up oefeningen beschreven die u met de leerlingen kunt doen voordat u met ze gaat zingen. Wij wensen u en uw leerlingen veel plezier tijdens de voorbereidende lessen en het concert.
3
Geluidsfragmenten en filmpjes
Geluidsfragmenten 1. Op de step 2. Poes, poes, poes 3. Alles rijmt 4. De kat van ome Willem 5. Schipbreukeling 6. Deze vuist op deze vuist 7. Een kuiken is geen kip 8. Wakker worden 9. De aardappeleters 10. Stroei voei 11. Duifies 12. Twips 13. De bullebak 14. M’n opa 15. Op de step Instrumentaal 16. Poes, poes, poes Instrumentaal 17. Alles rijmt Instrumentaal 18. De kat van ome Willem Instrumentaal 19. Schipbreukeling Instrumentaal 20. Deze vuist op deze vuist Instrumentaal 21. Een kuiken is geen kip Instrumentaal 22. Wakker worden Instrumentaal 23. De aardappeleters Instrumentaal 24. Stroei voei Instrumentaal 25. Duifies Instrumentaal 26. Twips Instrumentaal 27. De bullebak Instrumentaal 28. M’n opa Instrumentaal Filmpjes U kunt de filmpjes bekijken via www.concertgebouw.nl/zingmetonsmee 1. Het Koninklijk Concertgebouw 2. Op de step 3. Schipbreukeling 4. Deze vuist op deze vuist 5. Wakker worden 6. De aardappeleters 7. Stroei voei 8. Twips -‐ oefenversie 9. Twips 10. De bullebak 11. M’n opa
4
Zing met ons mee Deze vuist op deze vuist
Zingen met kinderen
Zingen met kinderen zorgt voor plezier en een prettige sfeer in de klas. Onderstaande simpele tips kunnen u helpen om elke muziekles, hoe kort ook, weer voort te bouwen op de vorige en zo een positief resultaat bereiken. Waarom is h et g oed o m m et e en g roep k inderen t e z ingen? – Zingen zorgt voor het ontwikkelen van goede gewoontes. – Met zingen werk je naar een eindresultaat toe en worden de kinderen uitgedaagd om steeds een stapje verder te zetten. – Zingen zorgt voor plezier! Welke g oede g ewoontes k un je h anteren in d e l es? – Begin elke les met een warming-‐up (kijk voor tips bij het kopje warming-‐up). – Maak van zingen een regelmatig terugkerende activiteit en ga niet alleen zingen als extraatje als al het andere werk is gedaan. – Stimuleer de leerlingen om goed naar elkaar en naar het zingen te luisteren. Was het zuiver en zong iedereen tegelijk? – Stimuleer stilte van de leerlingen voor en na het zingen van elk lied. – Probeer eens verschillende vormen van stemgebruik uit, denk hierbij bijvoorbeeld aan typetjes: een boze heks, een verdrietige jongen, etc. Hiermee kan het komende verhaal ook mooi geïntroduceerd worden. – Zing (delen van) het lied op verschillende manieren: harder, zachter, met een ander ritme, fluisterend, het ritme klappend, enzovoort. – Zet sterke zangers bij elkaar, vanuit dit sterke groepje zangers krijgt de rest van de groep meer zelfvertrouwen. – Voeg bewegingen toe, bijvoorbeeld een klap of stap. – Articuleer duidelijk, streef naar goed verstaanbare klinkers en medeklinkers. – Werk met de leerlingen aan een houding waarbij ze steeds beter willen worden en beter willen leren zingen. – Werk toe naar een uitvoering, laat de groep meedenken over de uitvoering en de presentatie. Warming-‐up Een goede warming-‐up is erg belangrijk. Een warming-‐up is de start van de les en niet alleen om het lichaam en de stem op te warmen, maar ook om de aandacht en concentratie van de leerlingen te krijgen. Plezier is één van de belangrijkste dingen van een warming-‐up! Tijdens een warming-‐up komen de volgende aspecten voorbij: – Losmaken van stem en lichaam – Focus en concentratie – Versterken van het groepsgevoel – Ademhaling – Verhogen van de energie Enkele a andachtpunten t ijdens e en w arming-‐up: – Variatie: z org v oor v ariatie in d e w arming-‐up z odat iedereen b ij d e les blijft. – Staan en zitten: wanneer leerlingen zingen moeten ze vrij kunnen bewegen om rustig en ontspannen te kunnen ademhalen. Staan tijdens het zingen heeft daarom de voorkeur boven zitten. – Oude bekende en nieuwe dingen: door terug te grijpen naar opdrachten en spelletjes die leerlingen al kennen versterkt u het groepsgevoel en kunnen de leerlingen ontspannen. Wissel deze oude bekende opdrachten en spelletjes af met nieuwe opdrachten en spelletjes zodat de leerlingen geïnteresseerd en enthousiast blijven.
5
Oefeningen voor de warming-‐up Op www.concertgebouw.nl/warmingup kunt u van een aantal van onderstaande oefeningen een filmpje bekijken. Houding e n losmaken v an h et l ichaam – Schud eerst alle lichaamsdelen met de leerlingen los, denk aan armen en benen maar ook aan handen, vingers, tenen, neus, ogen, etc. Hoe kun je deze lichaamsdelen afzonderlijk van de rest bewegen? Bedenk hier met de leerlingen oplossingen voor. – Laat de leerlingen in de juiste zanghouding staan; rechtop met de voeten op heupbreedte en het gewicht over beide voeten verdeeld, zodat je goed in evenwicht staat. Vraag de leerlingen in te ademen terwijl ze op hun tenen gaan staan en proberen het plafond aan te raken. Bij de uitademing laten zij hun hele lichaam naar beneden vallen en hun hoofd naar voren. – De leerlingen gaan nu weer rechtop staan en zorgen ervoor dat hun schouders los zijn, hun armen losjes langs hun lichaam hangen, hun knieën niet op slot staan en hun handen en kaak ontspannen zijn. – Wanneer de leerlingen zittend zingen, stimuleer dan dat zij rechtop zitten en alle lichaamsdelen ontspannen zijn. Ademhaling – De leerlingen ademen diep in en uit terwijl hun schouders ontspannen zijn. – Laat de leerlingen dan vier tellen inademen, hun adem twee tellen vasthouden en dan weer vier tellen uitademen. Herhaal dit een aantal keer. – Probeer eens om de leerlingen zonder geluid te laten inademen en veel geluid te laten maken bij het uitademen. Probeer het dan eens andersom, met veel geluid inademen en zonder geluid uitademen. – Herhaal de oefening nog eens, maar ‘sis’ nu op de uitademing. Door deze oefening worden leerlingen zich bewust van hoe je controle kunt hebben op de uitademing als je aan het zingen bent. – Als laatste oefening, in plaats van ‘sissen’, neuriën de leerlingen op de uitademing. Dan maken de leerlingen langzaam een ‘o’ van hun mond en zingen ‘o’. Hoe klinkt het met iedereen samen? Stemoefeningen – Iedereen schudt zijn armen, benen, voeten en alle andere lichaamsdelen en maakt bij elke beweging een geluid. Probeer eens lage en hoge geluiden, heeft dat effecten op de bewegingen? – De leerlingen gapen heel luidruchtig en rekken zich helemaal uit. Voelen ze zich nu ontspannen? – Zing met de kinderen een lange noot op bijvoorbeeld de klinker ‘oe’. Vraag hun te zingen als een operazanger. Laat de leerlingen dit uitproberen door de ruimte op te zoeken in de klas en met hun houding en gezichtsuitdrukking net te doen alsof ze operazangers zijn. Verander de klinker, naar ‘aa’ en ‘oo’. Welke klinker zingt het makkelijkst? – De leerlingen beelden in dat ze een heks zijn of een zoemende mug en maken daarbij een hoog nasaal geluid. Het geluid wordt langzaam een ‘a’. Houd deze ‘a’ even vast.
6
Zing met ons mee Deze vuist op deze vuist
Focus en versterken van het groepsgevoel – Geef een klap in de handen in de richting van de leerling aan uw rechterkant. Deze leerling geeft de klap door aan de volgende, net zo lang tot de klap de hele kring is rond geweest. Samen moeten de leerlingen ervoor zorgen dat de klap in hetzelfde ritme blijft, of versnelt, of juist vertraagt. Je kunt de oefening moeilijker maken door een klap beide richtingen uit te geven. – Tel tot drie en laat alle kinderen hun naam zeggen met een zelf bedachte beweging erbij. Ga daarna de kring rond, ieder kind mag zijn naam met beweging voordoen, waarna de rest van de klas het zo goed mogelijk na probeert te doen. Algemene tips In de lessen wordt het aanleren van de liedjes aangeboden door middel van voor-‐ en nazingen. U zingt dan een regel voor en de leerlingen herhalen deze. Probeer de leerlingen steeds te laten luisteren naar de melodie en de tekst. Dit stimuleert u door middel van voor-‐ en nazingen en door de leerlingen vooraf een luisteropdracht mee te geven, bijvoorbeeld; ‘wat heeft het kind in het lied allemaal al gedaan?’. Leerlingen leren veel door herhaling. Daarom raden wij u aan om de liedjes regelmatig in de klas te laten horen en de geleerde liedjes veel te herhalen. Dit is wenselijk voor het goed kennen van de liedjes. Jonge kinderen Ook met jonge leerlingen is het belangrijk om goed in te zingen. Om de stemmen van de leerlingen op te warmen kunt u bijvoorbeeld korte melodieën voorzingen, de leerlingen herhalen deze. Een andere oefening is dat de leerlingen uw vinger volgen. Vertel de leerlingen dat het een vlieg is en dat ze met de beweging mee mogen zingen. Omhoog betekent hoger zingen, omlaag betekent lager zingen. Bodypercussie Voor het aanleren van de bodypercussie kunnen dezelfde stappen gehanteerd worden als bij het aanleren van een lied. Over het algemeen wordt de papegaaitechniek het meest gebruikt voor het aanleren van bodypercussie. Hierbij speelt de leerkracht een gedeelte voor, waarna de leerlingen dit herhalen. Deel de bodypercussie in kleinere stukken op. Speel eerst de aangeleerde delen achter elkaar door, alvorens een volgend deel aan te leren. Let altijd op de kwaliteit en speelwijze van de verschillende klanken: Borst: diepe klank Bovenbeen: feller, hoger geluid Klap: stevige aanslag Stamp: diepe klank en ‘in de grond’ gespeeld Verder is het, net als bij zingen, van belang dat de leerlingen gelijk en energiek spelen. Hoe strakker u het ritme met uw klas instudeert, hoe mooier het straks in Het Concertgebouw klinkt. Wij wensen u en de leerlingen veel plezier tijdens de voorbereidende lessen en de voorstelling.
7
Les 1: Op de step
Nodig: • • • • • • • •
Geluidsfragment 1 + 15 Liedtekst 1 Een step (optioneel) Film 1: Het Koninklijk Concertgebouw (www.concertgebouw.nl/zingmetonsmee) Film 2: Op de step (www.concertgebouw.nl/zingmetonsmee) Bijlage 1: Op de step Bijlage 10: Informatie over Het Koninklijk Concertgebouw Bijlage 11: Musici
Tijd: Ongeveer 30 minuten Voorbereiding: • Zorg dat u het lied Op de step kent. (dikgedrukte delen, zie liedtekst) • Zorg dat u de bewegingen bij het lied kent. (film 2) • Lees de informatie uit bijlage 10 en 11. • Bekijk de Virtual Tour op www.concertgebouw.nl/uw-‐bezoek • Bekijk film 1 over Het Koninklijk Concertgebouw Inleiding • Vertel de leerlingen dat ze binnenkort naar het Zing met ons mee-‐concert in Het Koninklijk Concertgebouw gaan. Weten de leerlingen wat een concert is? Weten de leerlingen wat Het Concertgebouw is? (Zie bijlage 10 voor informatie over Het Concertgebouw.) • Bekijk met de leerlingen via het digibord de Virtual Tour door Het Concertgebouw via www.concertgebouw.nl/uw-‐bezoek. Laat een leerling eventueel de tour leiden, deze mag de verschillende plekken in het gebouw aanklikken. Het concert dat de kinderen gaan bezoeken zal plaatsvinden in de Kleine Zaal. • Bekijk daarna met de kinderen film 1 over Het Koninklijk Concertgebouw. • Vertel de kinderen over de musici die zullen optreden (zie bijlage 11) en laat ze de foto’s zien. U kunt de foto’s eventueel ook in de klas ophangen. • Vertel de kinderen dat ze de komende tijd de liedjes gaan leren die ze tijdens het concert in Het Concertgebouw zullen zingen. • In deze les leren de kinderen een lied over een step. Wie weet er wat een step is? Hoe moet je bewegen op de step? Laat ook de afbeelding van de step zien uit bijlage 1 en eventueel een echte step. • Spreek het ritme voor van de eerste regel (Op de step, op de step ‘k ben zo blij dat ik ´m heb). De kinderen spreken het na. Herhaal dit een aantal keer en wissel af in volume: de ene keer hard, de andere keer zacht. • Leer vervolgens de melodie aan van Op de step, op de step ‘k ben zo blij dat ik ´m heb. • Laat de kinderen tijdens het zingen van deze zin op de plaats mee ‘steppen’, door op de maat van de muziek met één been mee te stappen op hun plaats en hun handen aan een fictief stuur te houden. Als het been moe wordt, kunnen ze van been wisselen.
8
Zing met ons mee Deze vuist op deze vuist
Kern •
Laat de kinderen luisteren naar het hele lied (geluidsfragment 1), ze kunnen het gedeelte dat ze net hebben geleerd alvast meezingen. • Laat de kinderen nog eens naar het lied luisteren (zonder meezingen) en stel hen de volgende vragen: – Waar wil degene op de step naar toe? (Purmerend, een plaats waar mensen wonen) – Aan wie vraagt degene op de step de weg? (pastoor, mevrouw, chauffeur) – Komt degene op de step aan in Purmerend? (ja) – Wie zit er op de step? (een vent, een jongen dus) • Bespreek woorden uit het lied die de kinderen niet kennen. • Laat de afbeeldingen uit bijlage 1 zien van de pastoor, de mevrouw en de chauffeur. Dit zijn de mensen aan wie de weg wordt gevraagd. • Leer vervolgens door voor-‐ en nazingen de stukjes aan waarin de weg wordt gevraagd (Toen zag ik die pastoor…, toen zag ik die mevrouw…, toen zag ik een chauffeur…). De afbeeldingen van de personen kunt u ophangen om de juiste volgorde aan te geven. • Leer daarna het stukje En als je daar dan bent… aan door voor-‐ en nazingen. • Leer de kinderen de volgende bewegingen aan bij de ingestudeerde stukjes: Op de step, op de step, Handen aan fictief stuur houden en Ik ben zo blij dat ik ‘m heb. met één been steppen op de plaats Toen zag ik die Hand boven je ogen houden en pastoor/mevrouw/chauffeur. turen Bent u misschien bekend? Handen omhoog naast schouders en vragend kijken Weet u misschien de weg naar Purmerend? Wijs met gestrekte arm van links naar rechts dag vent. Zwaaien met rechterhand • Zing alle aangeleerde stukjes op de muziek met geluidsfragment 1 en laat de kinderen bovenstaande bewegingen meedoen. Deze zullen ze ook tijdens het concert uitvoeren. • Laat de kinderen bij de gedeeltes waar ze niet zingen goed luisteren, zodat ze leren wanneer ze weer in moeten zetten. Afsluiting • Herhaal het liedje met de instrumentale versie (geluidsfragment 15). Extra Drama • Dit lied kan goed worden uitgebeeld. Verdeel de klas in groepjes en laat de kinderen een toneelstuk maken. Voer de verschillende toneelstukjes op terwijl de kinderen de geleerde gedeeltes meezingen. Wegwijzen • Laat de kinderen elkaar de weg wijzen naar bijvoorbeeld een ander lokaal, het schoolplein, de kamer van de meesters/juffen, de keuken etc. • Kunnen de kinderen elkaar ook de weg naar hun huis uitleggen? • Laat één kind de weg wijzen als u naar een andere plaats in de school gaat (bijvoorbeeld het schoolplein of het speellokaal). Loop deze route daarna met de klas en herhaal wat de leerling heeft gezegd om de weg te wijzen.
9
Les 2: Poes, poes, poes
Nodig: • Geluidsfragment 2 + 16 • Liedtekst 2 • Bijlage 2: Poes, poes, poes Tijd: Ongeveer 30 minuten Voorbereiding: • Zorg dat u het lied Poes, poes, poes kent. • Kopieer bijlage 2 en knip de afbeeldingen uit. Inleiding Doe met de kinderen de volgende oefeningen ter voorbereiding op het lied: • Laat de leerlingen een klap doorgeven in de kring. Laat de klap daarna de andere kant uitgaan. Help zo nodig door in het midden te staan en de kinderen aan te wijzen als zij aan de beurt zijn om te klappen. Voer de snelheid daarna op en laat de leerlingen in een zo gelijkmatig mogelijk ritme de klap doorgeven. • Klap het ritme van blauw, blauw, hemelsblauw uit het lied voor. Laat de leerlingen dit naklappen. Herhaal dit een aantal keer. • Klap het ritme van poes, poes, poes, poes, poes, poes uit het lied voor. Laat de leerlingen dit naklappen. Herhaal dit een aantal keer. • Laat de leerlingen miauwen als een poes. Van hoog naar laag en van laag naar hoog op het woord mieeeeeeeauw. De ie laat je lang doorklinken en daar maak je lange halen mee. Dit kan ook grafisch worden weergegeven door een boog op het bord te tekenen en met de vinger mee te wijzen als de klank omhoog en omlaag gaat. • Laat één kind in het midden van de kring voordoen hoe een poes loopt. Laat daarna alle andere kinderen hun billen heen en weer bewegen, alsof ze een staart heen en weer laten wiegen. Wat voor bewegingen maakt een poes nog meer? Kern Luisteropdracht • Het lied dat de leerlingen gaan leren gaat over een poes. Wat weten de kinderen al over een poes? Wie heeft er thuis een poes? Laat de afbeelding van de poes uit bijlage 2 zien. • Laat het lied Poes, poes, poes horen (geluidsfragment 2) en stel vooraf de volgende luistervragen: – Wat is er met de poes gebeurd? (de poes was kwijt) – Welke kleur heeft de poes? (blauw) – Van wie is de poes? (van de schooljuffrouw) • Bespreek na het luisteren de antwoorden op de vragen met de leerlingen. • Vraag de leerlingen welke personen er in het lied voorkomen. (melkboer, bakker, schooljuffrouw) Laat daarbij de afbeeldingen uit bijlage 2 zien. • Laat de leerlingen nogmaals naar het lied luisteren en vraag ze in welke volgorde je de afbeeldingen moet ophangen. (melkboer, bakker, schooljuffrouw) • Bespreek woorden uit het lied die de kinderen niet kennen.
10
Zing met ons mee Deze vuist op deze vuist
Lied aanleren • Leer het refrein van het lied aan (Blauw, blauw, hemelsblauw….) door het een aantal keer achter elkaar te zingen. De kinderen zullen automatisch mee gaan zingen. • Zing het lied nog eens helemaal en laat de kinderen luisteren naar de andere delen van het lied. • Leer daarna de rest van het lied aan door middel van voor-‐ en nazingen. • Laat de kinderen op de zin Die kat is niet van mij met hun hoofd nee schudden en met hun wijsvinger meeschudden. Afsluiting • Zing het na afloop nog eens in zijn geheel met de begeleiding van geluidsfragment 2 (of de instrumentale versie: geluidsfragment 16). Extra Drama • Laat de kinderen het hele lied uitspelen. Dit kunt u oefenen door de tekst eerst voor te lezen terwijl de kinderen de verschillende rollen uitspelen. De verschillende rollen zijn: de kat, de melkboer, de bakker en de schooljuffrouw. • Voer het geheel tot slot zingend uit, hierbij kunt u eventueel ook de rol van de melkboer, de bakker en de schooljuffrouw door een kind laten zingen. Tekenopdracht • Laat de kinderen een fragment uit het lied tekenen zoals de poes bij de schooljuffrouw, de blauwe poes die verdwaald is, enzovoort.
11
Les 3: Alles rijmt
Nodig: • Geluidsfragment 3 + 17 • Liedtekst 3 • Bijlage 3: Alles rijmt Tijd: Ongeveer 30 minuten Voorbereiding: • Zorg dat u het lied Alles rijmt kent. • Kopieer bijlage 3 en knip de afbeeldingen uit. Inleiding • Start met rijmen waarbij u de woorden van het eerste couplet gebruikt: Blok rijmt op stok, klok. Vraag de kinderen of ze ook een woord kennen dat hierop rijmt. • Doe dit ook met: boek, koek, doek en huis, muis, pluis, en banaan, kraan, maan. Vraag de kinderen of ze zelf woorden weten om mee te rijmen. • Leer de zin En alles rijmt, alles rijmt aan door middel van voor-‐ en nazingen. Kern • Luister naar het hele lied (geluidsfragment 3) en laat de kinderen de zin En alles rijmt alles rijmt meezingen op het juiste moment. Vraag de kinderen waar de coupletten over gaan. • Zing het eerste couplet (of luister naar geluidsfragment 3) en laat de kinderen de afbeeldingen van de rijmwoorden uit bijlage 3 in de juiste volgorde leggen. Leer het couplet aan door het voor te zeggen, laat de kinderen, met behulp van de afbeeldingen, het juiste woord invullen. • Doe dit ook met de andere coupletten. Eventueel kunt u de coupletten over meerdere momenten of dagen verdelen. Tip: in de muziek klinkt het rijmwoord steeds na een rust. U kunt de kinderen in een ritme laten bewegen, heen en weer stappen op twee benen. De stap komt dan op de onderstreepte plaats: De baby speelt met een … blok De kippen zitten op… stok enz. Afsluiting • Zing het lied met begeleiding van geluidsfragment 3 of 17. De kinderen zingen de vetgedrukte tekst mee. Gebruik hierbij de afbeeldingen en probeer bij herhaling steeds een aantal afbeeldingen weg te laten. • Bespreek met de kinderen nogmaals waarvoor ze oefenen. (het concert in Het Concertgebouw) Wie doen er ook alweer mee? Hoe ziet het gebouw er uit? • Herhaal de liedjes die tot nu toe geleerd zijn. Welke gaan al goed? Wat kan er nog verbeterd worden? Oefen bepaalde liedjes of delen van liedjes zo nodig nog eens apart. Gebruik zoveel mogelijk de instrumentale versies. Extra Bewegingsopdracht • Tijdens het zingen van de liedjes kunt u de kinderen de rijmwoorden of de dieren uit laten beelden.
12
Zing met ons mee Deze vuist op deze vuist
Beeldend: • Voor het beklijven van de woorden kunnen de kinderen de zelfstandige naamwoorden als kip, boom, water enz. kleien, knippen en/of tekenen. Deze kunnen ze daarna in de goede volgorde opplakken en gebruiken als ze het lied zingen. • U kunt de kinderen ook in een groepje een collage laten maken van rijmwoorden. Daarvoor kunt u tijdschriften gebruiken en kinderen plaatjes laten uitknippen die op elkaar rijmen en deze bij elkaar laten plakken.
13
Les 4: De kat van ome Willem
Nodig: • Geluidsfragment 4 + 18 • Liedtekst 4 • Instrumenten (optioneel) Tijd: Ongeveer 20 minuten Voorbereiding: • Zorg dat u het lied De kat van ome Willem kent. (dikgedrukte delen, zie liedtekst) Inleiding • Groet de kinderen met “Bonjour”, en vraag de kinderen of ze weten welke taal u spreekt en wat het betekent (Frans voor “Goedendag”). Vertel de kinderen dat ze een liedje gaan leren over een heel bijzondere kat: een kat die naar Frankrijk op reis is geweest en van alles heeft beleefd. • Beluister geluidsfragment 4. Bespreek met de kinderen wat de kat allemaal heeft gedaan. (zie liedtekst) Wat een bijzondere kat! • Bespreek de woorden uit het lied die de kinderen niet kennen. Kern • Leer de eerste vier regels van het refrein aan (t/m waar ging-‐ie dan naartoe?) door de tekst sprekend op te zeggen. Laat de kinderen de tekst nazeggen. • Laat de kinderen op het ritme van de tekst meeklappen op de onderstreepte momenten: de kat van ome Willem is op reis geweest enz. • Leer vervolgens de tekst van het tweede gedeelte van het refrein aan (Hij is voor zeven maanden… t/m voulez-‐vous). Dit is hetzelfde ritme als het stuk hiervoor, maar met andere tekst. Laat de kinderen weer meeklappen. • Voeg daarna de melodie toe, deze is voor beide stukjes hetzelfde. • Tussen de twee stukjes zeggen de kinderen Hoi!. Hierop maken de kinderen een zwaaibeweging. • Optioneel: U kunt instrumenten in de les toevoegen, de kinderen kunnen het lied ritmisch begeleiden met trommels, schudinstrumenten en andere instrumentjes. Gebruik de zwaardere instrumenten (zoals trommel) steeds bij het zojuist aangeleerde refrein op de volgende momenten: De kat van ome Willem is op reis geweest enz. • Beluister geluidsfragment 4 en laat de kinderen het eerste gedeelte meezingen. Dit stuk komt aan het eind van het lied weer terug, dan kunnen ze ook meezingen. Wijs de kinderen erop dat de zin Zodat-‐ie nou alleen maar Franse kranten leest de tweede keer verandert in De kat van ome Willem is op reis geweest. Afsluiting • Verdeel de klas in twee groepen en laat de ene groep het eerste deel van het refrein zingen (tot Hoi) en de andere groep het tweede deel. Ze vertellen dan als het ware het verhaal aan elkaar. • Herhaal de liedjes die tot nu toe geleerd zijn. Gebruik zoveel mogelijk de instrumentale versies. Extra Beeldend • Laat de kinderen de avonturen van de kat van ome Willem tekenen.
14
Zing met ons mee Deze vuist op deze vuist
Les 5: Schipbreukeling
Nodig: • Geluidsfragment 5 + 19 • Liedtekst 5 • Film 3 (www.concertgebouw.nl/zingmetonsmee) • Lege keukenrol • Instrumenten (extra) Tijd: Ongeveer 30 minuten Voorbereiding: • Zorg dat u het lied Schipbreukeling kent. (dikgedrukte delen, zie liedtekst) • Zorg dat u de bewegingen bij het lied kent. (zie film 3) Inleiding • Start de les met het spel: “Ik ga op reis en ik neem mee…”. Wat nemen de kinderen mee als ze op reis gaan? En wat zouden de kinderen meenemen als ze naar een onbewoond eiland gaan? Voer dit spel uit tot een zelf gekozen aantal kinderen. • Klap het ritme van het woord ‘schipbreukeling’ en laat de kinderen dit naklappen. Vertel de kinderen wat een schipbreukeling is. • Klap op je bovenbenen, rechts en links afwisselend, het ritme van de woorden ‘miezemiezemiezerig bestaan’ voor en laat de kinderen dit naklappen. Vertel de kinderen wat dit betekent. • Vertel de kinderen dat jullie tijdens deze les op reis gaan. Vraag de kinderen welke manieren er zijn om te reizen (auto, trein, te voet, fiets enz.). • Vertel de kinderen dat ze met een boot op reis gaan: De boot vaart over de oceaan en iedereen geniet van het mooie weer. Een matroos klimt in de mast en ziet in de verte een onbewoond eiland. Plotseling steekt er een wind op en wordt de lucht donker. Het gaat steeds harder waaien, zo hard dat de mast afbreekt. De boot is kapot (er zit een breuk in het schip) maar gelukkig is het onbewoonde eiland dichtbij. Daar spoelt iedereen aan op het strand. Ze zijn schipbreukelingen. Kern • Leer de kinderen de twee regels schipbreukeling, schipbreukeling...t/m oceaan aan door middel van voor-‐en nazingen. Het ritme is net al geoefend, nu komt de melodie erbij. Herhaal dit een aantal keer en laat de kinderen rustig heen en weer wiegen op het ritme van het lied. • Bespreek de woorden die de kinderen niet kennen. • Als je op een onbewoond eiland bent is het belangrijk om aandacht te krijgen van mensen op langsvarende boten, zodat die je kunnen helpen. Luister met de kinderen naar het lied (geluidsfragment 5) en stel daarna de volgende vraag: – Hoe proberen de mensen in het lied aandacht te trekken? (zwaaien met je onderbroek, zwaaien met je hemd)
15
•
Leer het refrein aan door middel van voor-‐ en nazingen met onderstaande bewegingen.
Zwaaien met je onderbroek, zwaaien met je hemd!
O nee ‘t is al weer weg, o jee 't is alweer weg. Pech, pech, pech.
Zwaai beweging met rechterhand boven het hoofd en van links naar rechts heen en weer zwaaien Zwaai beweging met linker hand boven het hoofd en van links naar rechts heen en weer zwaaien Doe je rechterhand met een strakke beweging naar beneden Doe je linkerhand met een strakke beweging naar beneden Handen op je hoofd, het hoofd van links naar rechts bewegend op het ritme van de tekst
•
Laat de keukenrol zien aan de kinderen en vraag ze waarvoor deze kan worden gebruikt. (het turen en kijken of er al een schip aan komt) Als je geen rol hebt, hoe kun je dan toch een verrekijker maken? (met je handen) Oefen daarna de volgende beweging met de kinderen:
• Daar is een stip aan de horizon! Schip aan de horizon!
Wijs met 1 arm naar voren Maak een lange verrekijker met twee handen voor één oog
Beluister geluidsfragment 5 en laat de kinderen de aangeleerde stukken meezingen, inclusief bewegingen. Laat een kind (of u zelf) steeds de tussenregel zeggen (Daar is een stip aan de horizon…). Deze zin wordt tijdens het concert door de solist uitgesproken. • Leer vervolgens door middel van voor-‐ en nazingen het laatste stuk aan (vanaf ’t Is een helikoptertje). De melodie is bijna hetzelfde als het eerder aangeleerde deel van het lied. Bij dit gedeelte zijn geen bewegingen, maar de kinderen kunnen wel zwaaien naar de helikopter. • Zing het lied nogmaals met geluidsfragment 5, de kinderen zingen de aangeleerde delen mee. Afsluiting • Zing het lied met de instrumentale versie (geluidsfragment 19). • Herhaal de liedjes uit de vorige lessen en gebruik hierbij zoveel mogelijk de instrumentale versie. Extra Instrumenten • Tijdens de coupletten kunnen de kinderen met schudinstrumenten zoals sambaballen, schudkokers, schellenramen e.d. het geluid van de golven laten horen. Ook kunnen handtrommen gevuld met rijstkorrels langzaam heen en weer bewogen worden om het ruisen van de zeewind te verklanken. Let op: golven klinken eerst heel zachtjes, zwellen dan aan, en ebben weer weg. Het geluid gaat dus van zacht naar hard en weer terug naar zacht. Oefen dit eerst en pas het daarna toe in het lied. •
16
Zing met ons mee Deze vuist op deze vuist
Les 6: Deze vuist op deze vuist
Nodig: • Geluidsfragment 6 + 20 • Liedtekst 6 • Film 4 (www.concertgebouw.nl/zingmetonsmee) • Een aantal instrumenten van het schoolinstrumentarium Tijd: Ongeveer 10 minuten Voorbereiding: • Zorg dat u het lied Deze vuist op deze vuist kent. • Zorg dat u de bewegingen bij het lied kent. (zie film 4) Inleiding • Maak 2 vuisten en span alles in je lichaam aan. Doe daarna je handen open en ontspan alles in je lijf. Herhaal dit een aantal keer. • Zet daarna de vingertoppen tegen elkaar aan en laat de kinderen meedoen. Maak er een spel van dat je de vingertoppen één voor één aantikt. Van de duimen tot aan de pinken en weer terug. • Vertel dat iedere vinger een nummer heeft. Duim = 1, wijsvinger = 2, middelvinger = 3 , ringvinger = 4 , pink = 5. De vingers raken elkaar nu aan in een bepaalde volgorde: 1-‐5-‐1-‐5, 1-‐3-‐1, 2-‐3-‐2-‐1 enz. • Verzin daarna zelf andere combinaties, of laat de kinderen één voor één een combinatie verzinnen. Kern • Zing het lied voor en doe de beweging erbij: elke keer als je ‘vuist’ zingt, stapel je de ene vuist op de andere. Bij En zo klim ik naar boven gaat de beweging twee keer zo snel. (zie film 4) • Leer het lied aan door middel van herhaling, de kinderen gaan het uiteindelijk meezingen. • Laat de kinderen het lied zingen en in tweetallen om en om hun vuisten op elkaar stapelen tijdens het zingen. Dit kan ook met een groepje van drie of vier kinderen. (tijdens het concert doen de kinderen de beweging alleen. De beweging kan dan niet in tweetallen of groepjes worden gedaan.) Afsluiting • Deel enkele instrumenten uit om het lied te begeleiden. De kinderen spelen als het woord ‘vuist’ voorkomt in het lied. De andere kinderen zingen het lied en doen de bewegingen. • Bespreek met de kinderen nogmaals waarvoor ze oefenen. (het concert in Het Concertgebouw) Wie doen er ook alweer mee? Hoe ziet het gebouw er uit? • Herhaal de liedjes die tot nu toe geleerd zijn. Welke gaan al goed? Wat kan er nog verbeterd worden? Oefen bepaalde liedjes of delen van liedjes zo nodig nog eens apart. Gebruik zoveel mogelijk de instrumentale versies.
17
Les 7: Een kuiken is geen kip
Nodig: • Geluidsfragment 7 + 21 • Liedtekst 7 • Bijlage 4: Afbeeldingen dieren • Bijlage 5: Werkblad schaap (extra) • Bijlage 6: Werkblad ei (extra) • Bijlage 7: Stempelen (extra) Tijd: Ongeveer 30 minuten Voorbereiding: • Zorg dat u het lied Een kuiken is geen kip kent. • Kopieer bijlage 4 en knip de afbeeldingen uit. • Kopieer eventueel bijlagen 5 t/m 7 (extra). Inleiding • Laat de afbeelding zien van de kip met kuikens (bijlage 4) en vraag aan de kinderen hoe een baby kip heet. Laat daarna afbeeldingen zien van een koe, paard, schaap, varken. Vraag bij ieder dier aan de kinderen hoe het baby dier heet. (kuiken – kip, kalf – koe, veulen – paard, lam – schaap, big – varken) • Mix daarna de afbeeldingen door elkaar en zet geluidsfragment 7 aan. Laat de kinderen tijdens het luisteren nadenken over de juiste volgorde. Wijs na het luisteren twee kinderen aan die plaatjes in de goede volgorde mogen leggen. • Zet daarna nogmaals het fragment aan en kijk met de kinderen of de volgorde klopt. Kern • Zing het lied voor en laat de kinderen telkens het laatste woord van de zin invullen. Bijvoorbeeld un, dun, …… een kuiken is geen ……. • Leer vervolgens het hele lied aan door middel van voor-‐ en nazingen. • Zing het lied hard met de kinderen en vervolgens zacht. Vraag de kinderen welke manier van zingen goed past bij het in slaap zingen van een jong dier. (zacht natuurlijk) • Zing het lied nogmaals als een wiegeliedje met de begeleiding van geluidsfragment 7 of de instrumentale versie (geluidsfragment 21). Afsluiting • Herhaal de liedjes uit de vorige lessen. Gebruik zoveel mogelijk de instrumentale versies. Extra Werkblad versieren • Laat de kinderen het werkblad van een schaap beplakken met wol of laat ze de afbeelding van het ei versieren (zie bijlage 5 + 6). Stempelen • Laat de kinderen de woorden kip, kalf, koe, lam en/of big stempelen. (zie bijlage 7)
18
Zing met ons mee Deze vuist op deze vuist
Bewegingsactiviteit • Laat de kinderen in de gymzaal of klas de verschillen tussen de grote en kleine dieren uitbeelden. Hoe loopt een kuiken, welk geluid maken ze, en hoe loopt een kip en welk geluid hoort daar bij? Verdeel de klas in 5 groepen en laat een groep bewegen als kuiken en laat ze op uw teken veranderen in een kip. Verdeel de andere dieren over de overige groepen, dus kalf wordt koe, veulen – paard, lam – schaap, big – varken. Eventueel kunt u de dieren wisselen per groep. • Aan het eind van de activiteit gaan alle dieren slapen. U kunt ook één voor één de groepen in slaap brengen. • Voer het lied in zijn geheel met de bewegingen uit en eindig met de slapende dieren.
19
Les 8: Wakker worden Nodig: • Geluidsfragment 8 + 22 • Liedtekst 8 • Film 5 (www.concertgebouw.nl/zingmetonsmee) Tijd: Ongeveer 30 minuten Voorbereiding: • Zorg dat u het lied Wakker worden kent. (dikgedrukte delen, zie liedtekst) • Zorg dat u de bewegingen bij het lied kent. (zie film 5) Inleiding • Rek je even helemaal uit en laat de kinderen meedoen. Laat daarna je lijf naar beneden hangen. Rek weer uit met je handen boven je hoofd en sta daarbij op je tenen. Laat daarna je lijf weer naar beneden hangen en kom rustig omhoog. • Vraag aan de kinderen wat ze ’s ochtends doen voordat ze naar school gaan. Beeld dit samen met de kinderen uit: bijvoorbeeld brood smeren, tanden poetsen enz. • Laat geluidsfragment 8 horen. Wat doet de zanger als de ander niet op wil staan? (oa. schreeuwen, gillen, met de wekker slaan) Kern • Spreek de eerste zin voor in het juiste ritme (Wakker worden t/m op wilt staan). Laat de kinderen dit naspreken. Maak de kinderen duidelijk welk stukje tekst het langst duurt. (ooooop wilt staan) • Doe dit zo met alle zinnen en bespreek de onbekende woorden. • Voeg daarna de melodie toe. En leer het lied aan door middel van voor-‐ en nazingen. Leer daarna de bewegingen aan: Wakker worden, wakker worden! Doen alsof je iemand wakker schudt Als je nou niet op wilt staan ga ik schreeuwen, heel hard gillen, Met je rechterhand naar beneden slaan op en je met de wekker slaan! ‘slaan’ Ga ik springen op je benen, Met 2 handen tegelijk voor je uitsteken en ga gooien met de pap alsof je pap uit een kommetje weggooit, op ‘pap’ en die smeer ik in je ogen, Met 2 vuisten in je ogen wrijven als je niet je bed uit stapt! Handen in je zij op ‘stapt’ Wakker worden, wakker worden! Doen alsof je iemand wakker schudt Als je nou niet op wilt staan bijt ik in je grote teen Met 2 handen doen alsof je iets oppakt en en gooi je later uit het raam. weg gooit, op ‘raam’ En dan trek ik aan je haren In je neus knijpen op ‘neus’ en dan knijp ik in je neus en dan spuug ik in je oren Armen over elkaar, op ‘eus’ en dat meen ik serieus Afsluiting • Zing het gehele lied en voer de bewegingen uit. • Herhaal de liedjes die tot nu toe geleerd zijn. Gebruik zoveel mogelijk de instrumentale versies.
20
Zing met ons mee Deze vuist op deze vuist
Les 9: De aardappeleters
Nodig: • Geluidsfragment 9 + 23 • Liedtekst 9 • Film 6 (www.concertgebouw.nl/zingmetonsmee) • aardappels, mes (optioneel) Tijd: Ongeveer 30 minuten Voorbereiding: • Zorg dat u het lied De aardappeleters kent. (dikgedrukte delen, zie liedtekst) • Zorg dat u de bewegingen bij het lied kent. (zie film 6) Inleiding • Doe alsof je iets aan het eten bent. Laat de kinderen dit mee doen. Het is heel lekker: Mmmmmm. Maak terwijl je dit doet grote kauwbewegingen om de mond los te maken. Gebruik je stem en speel met laag en hoog op de medeklinker ‘m’ om de stem op te warmen. • Neurie nu de melodie van het refrein op mmmm. Herhaal dit een aantal keer zodat de kinderen meeneuriёn en de melodie alvast leren. • Vraag daarna aan de kinderen wat ze het liefste eten. Vertel dat het in het lied dat ze gaan leren over één soort eten gaat: aardappels. Stel de volgende vragen: – Wat wordt er allemaal van aardappels gemaakt? (patat, chips, puree) – Waar groeien aardappels? (in de grond) – Wat moet er gebeuren voordat je aardappels kunt eten? (koken of bakken) – Hoe maak je puree? (gekookte aardappels prakken) • Optioneel: Laat aan de kinderen aardappels zien, snij ze door en laat de kinderen ruiken en voelen. Kern • • • •
Beluister het lied (geluidsfragment 9), herkennen de kinderen de melodie die ze net geneuried hebben? Bespreek met de kinderen waar het lied over gaat. Bespreek de woorden uit het lied die de kinderen moeilijk vinden. Leer door middel van voor-‐ en nazingen het refrein van het lied aan, inclusief onderstaande bewegingen.
We eten aardappels uit de grond, we geven aardappels aan de hond, we eten aardappels op de fiets, ik houd van aardappels… en verder niets!
Eetgebaar, stop het in je mond op ‘grond’ Voeren: gooi weg op ‘hond’ Handen aan denkbeeldig stuur houden handen gekruist op de borst afwijzend gebaar, handen naar beneden afslaan
•
Laat het hele lied horen. De kinderen zingen het refrein mee en doen de bewegingen.
21
Afsluiting • Herhaal de liedjes die tot nu toe zijn geleerd. Gebruik hierbij zoveel mogelijk de instrumentale versies. Extra • U kunt de leerlingen laten stempelen met aardappels. Snijd met behulp van koekjesvormen een figuur uit een door midden gesneden aardappel. Doop om te stempelen de aardappel in de verf. Zorg dat de hele vorm bedekt is met verf om een mooi figuur te stempelen.
22
Zing met ons mee Deze vuist op deze vuist
Les 10: Stroei voei
Nodig: • Geluidsfragment 10 + 24 • Liedtekst 10 • Instrumenten: trommel, tamboerijn, triangel, schudinstrumenten (optioneel) • Film 7 (www.concertgebouw.nl/zingmetonsmee) Tijd: Ongeveer 30 minuten Voorbereiding: • Zorg dat u het lied Stroei voei kent. (dikgedrukte delen, zie liedtekst) • Zorg dat u de bewegingen bij het lied kent. (zie film 7) Inleiding • Start de les met het spreken van ‘onzin-‐griekse’ taal uit het lied. Stroei voei, kanne kanne kielos etc. Kijk hoe de kinderen hierop reageren, welke taal denken ze dat het is? • Vertel daarna dat deze taal niet echt bestaat maar hij lijkt wel wat op een taal: op het Grieks. In het lied dat de kinderen gaan leren gaat het over een man: Nikos. Hij komt uit Griekenland en hij heeft heimwee. Weten de kinderen wat heimwee is? Zijn er kinderen die ook weleens heimwee hebben? • Vertel dat Nikos al een tijd in Nederland woont maar dat hij het hier zo koud vindt. In Griekenland is het altijd lekker warm. Nikos mist zijn eigen land, hij mist het hutje met de schapen waar hij woonde, de druiven die zijn vader verbouwde, de druiven die in Griekenland groeien omdat daar veel zon is. • Laat het lied (geluidsfragment 10) horen. Herkennen de kinderen de onzin-‐ griekse woorden? Bespreek de Nederlandse woorden uit het lied die de kinderen niet kennen. • Bespreek daarna waar het lied over gaat. Kern • Leer de kinderen het refrein van het lied aan, eerst door middel van voor-‐ en nazeggen. Eerst woord voor woord, dan regel voor regel. Welke stukjes zijn hetzelfde? • Laat de kinderen op de volgende manier meeklappen terwijl ze de tekst meezeggen: Stroei Klap op bovenbenen op stroe, klap op de ‘i’ in je handen voei Klap op bovenbenen op voe, klap op de ‘i’ in je handen e Kane kane kios Klap op bovenbenen op ka (1 ), klap op de ki in je handen natte kila Klap op bovenbenen op nat, klap op de ki in je handen Stanioel voe Klap op bovenbenen op sta, klap op de voe in je handen Etc. • Voeg daarna de melodie toe en leer het refrein aan door middel van voor-‐ en nazingen. • Zing het lied met geluidsfragment 10 en doe de aangeleerde beweging erbij. Laat de kinderen als ze niet zingen goed luisteren, zodat ze leren wanneer ze weer in moeten zetten. • Optioneel: Voeg instrumenten toe aan het lied: bijvoorbeeld een trommel, tamboerijn, triangel, schudinstrumenten. Op de eerste tel laat je de e kinderen op een trommel of ander zwaar instrument spelen en de 2 tel op de lichtere instrumenten zoals een triangel.
23
Afsluiting • Herhaal de liedjes die tot nu toe geleerd zijn. Gebruik zoveel mogelijk de instrumentale versies. Extra Syrtaki • De Syrtaki is een griekse dans die past op het lied dat de kinderen hebben geleerd. U kunt op youtube filmpjes vinden door te zoeken op Zorba (Syrtaki). • Een variant op de sirtaki staat hieronder beschreven, deze kunt u aan de kinderen leren. De kinderen staan in een kring en lopen de hele tijd naar rechts. Ze kunnen daarbij de armen over elkaars schouders leggen. Stroei Rechterbeen neerzetten, linkerbeen voor rechterbeen zetten op ‘i’ Voei Rechterbeen naar rechts, linkerbeen achter rechter zetten op ‘i’ Kane kane Rechterbeen naar rechts Kios Linkerbeen voor rechterbeen Natte Rechterbeen naar rechts Kila Linkerbeen achter rechterbeen Stanioel Rechterbeen naar rechts, linkerbeen voor rechterbeen zetten op voe voe
24
Zing met ons mee Deze vuist op deze vuist
Les 11: Duifies
Nodig: • Geluidsfragment 11 + 25 • Liedtekst 11 • Bijlage 8: Duif Tijd: Ongeveer 20 minuten Voorbereiding: • Zorg dat u het lied Duifies kent. Inleiding • Tel een vijftal kinderen bij elkaar en laat de kinderen meetellen. Zet deze kinderen naast elkaar. Tel daarna weer 5 kinderen en zet ze naast elkaar. Hoeveel kinderen zijn dit in totaal? (10) Hoeveel kinderen komen er nu bij om 15 te krijgen? (5) En daarna om 17 te krijgen? (2) Zet bij iedere stap het aantal kinderen erbij om het zichtbaar te maken. • Het lied dat de kinderen gaan leren gaat over duiven. 17 duiven in totaal. In de buurt kom je vast wel eens een duif tegen op straat. Wat weten de kinderen over duiven? • Laat geluidsfragment 11 horen. Gerrit zingt het lied en houdt veel van duiven en voert ze boven op het dak van zijn huis. Kern • Luister nogmaals naar geluidsfragment 11 en laat de kinderen zachtjes meeneuriën, zodat ze de melodie leren. Waarom zingt Gerrit zo zacht? (anders jaagt hij de duiven weg) • Leg uit wat een ‘erretje’ is. Dit is een ‘erwt’ maar dan op z’n Amsterdams uitgesproken. Bespreek de woorden uit het lied die de kinderen niet kennen. • Leer het lied nu aan door middel van voor-‐ en nazingen. Eerst het refrein (Duifies, duifies, kom maar bij Gerritje), dan de coupletten. • Laat de kinderen tijdens het refrein een rustige vliegbeweging maken op Duifies, duifies. Laat de kinderen tijdens de rest van het lied rustig meewiegen. Afsluiting • Oefen het lied met de instrumentale versie (geluidsfragment 25). • Bespreek met de kinderen nogmaals waarvoor ze oefenen. (het concert in Het Concertgebouw) Wie zingen en spelen er ook alweer tijdens het concert? Hoe ziet het gebouw er uit? • Herhaal de liedjes die tot nu toe geleerd zijn. Welke gaan al goed? Wat kan er nog verbeterd worden? Oefen bepaalde liedjes of delen van liedjes zo nodig nog eens apart. Gebruik zoveel mogelijk de instrumentale versies. Extra Duif knutselen • Print bijlage 8 uit voor alle kinderen en laat ze de duif versieren. Knip de afbeelding uit en maak de vleugel met een splitpen vast aan de duif.
25
Les 12: Twips
Nodig: • Geluidsfragment 12 + 26 • Liedtekst 12 • Film 8 + 9 (www.concertgebouw.nl/zingmetonsmee) Tijd: Ongeveer 30 minuten Voorbereiding: • Zorg dat u het lied Twips kent. • Zorg dat u de bewegingen bij het lied kent. (zie film 8 + 9) Inleiding • Laat het lied horen aan de kinderen (geluidsfragment 12). Vraag ze daarna wat voor gevoel ze hierbij krijgen. (je krijgt zin om te dansen) • Bespreek de woorden uit het lied die de kinderen niet kennen. • Het lied gaat ook over dansen, daarom gaan de kinderen een dans leren: de twips. Kern • Leer de volgende bewegingen aan, u kunt hiervoor eerst de oefenversie van film 8 gebruiken: Twips twips twips, Heupen heen en weer bewegen, handen naar buiten houden op heuphoogte en swingen maar! eerst de handen op de heupen, Doorgaan met swingen, op ‘heu’ je handen in je zij doen. dan de handen op de bips Doorgaan met swingen, op ‘bips’ je handen op je billen leggen, het bovenlijf een beetje naar voren. Twips twips twips, Twipsen zie de eerste regel 't is voor nette ouwe dames Heupdraai maken, handen op de heupen net zo goed als voor de hips. en een grote cirkel beweging maken naar rechts. Twips twips twips, Twipsen zie de eerste regel voor de tiener en de twen Twipsen, beweeg handen gekruist over Als je zesentachtig ben, elkaar heen en weer met armen gestrekt. als je moe bent en verkouden Langzaam rondje draaien en wieletje boven het hoofd draaien. en je ziet een beetje pips: Handen op de wangen twips twips twips Twipsen: zie eerste regel en nu ook door de twips twips twips. heupen zakken Tussenspel: Twipsen zie de eerste regel Couplet 2: Twipsen zie de eerste regel, tijdens het hele couplet Couplet 3: Zie eerste couplet
26
Zing met ons mee Deze vuist op deze vuist
• •
Voer de bewegingen op de muziek uit en herhaal deze een aantal keer. Als de bewegingen er goed inzitten hebben de kinderen het lied al een aantal keer gehoord. Leer het lied aan door middel van voor-‐ en nazingen. Voer vervolgens het lied uit inclusief de bewegingen.
• Afsluiting • Herhaal de liedjes die tot nu toe geleerd zijn. Gebruik zoveel mogelijk de instrumentale versies.
27
Les 13: De bullebak
Nodig: • Geluidsfragment 13 + 27 • Liedtekst 13 • Film 10 (www.concertgebouw.nl/zingmetonsmee) Tijd: Ongeveer 30 minuten Voorbereiding: • Zorg dat u het lied De bullebak kent. (dikgedrukte delen, zie liedtekst) • Zorg dat u de bewegingen bij het lied kent. (zie film 10) Inleiding • Wie van de kinderen is er wel eens bang? En waarvoor zijn de kinderen dan bang? • In het lied dat de kinderen gaan leren zijn de kinderen bang voor de bullebak. Wie weet wat een bullebak is? Hoe zou die eruit zien? Is hij groot of klein? Welke kleur ogen heeft hij en wat voor haren? Wat doet een bullebak? Laat de kinderen fantaseren over een bullebak. • Luister naar geluidsfragment 13 en bespreek daarna met de kinderen hoe ze nu denken dat een bullebak eruit ziet en wat hij doet. • Bespreek daarna ook hoe het afloopt met de bullebak. (moeder duwt de bullebak in de put) Kern • Spreek nu de tekst van het refrein in stukjes voor en laat de kinderen het naspreken (Moeder ‘k ben zo bang van de bullebak). Voeg daarna de melodie toe door middel van voor-‐ en nazingen. • Als de kinderen het refrein kennen, voegt u bodypercussie/beweging toe: Moeder, ‘k ben zo bang van de bullebak, Klap afwisselend met links en rechts op bang van de bullebak, enz. de bovenbenen op de onderstreepte tekst Kijk daar komt-‐ie aan. Houd één hand boven de ogen • Leer de twee eindrefreinen aan. De melodie is hetzelfde als de eerder aangeleerde melodie, de tekst en de bewegingen zijn iets anders: Niemand is meer bang van de bullebak, Klap afwisselend met links en rechts op bang van de bullebak, enz. de bovenbenen op de onderstreepte tekst Hij is van de baan. Maak met één arm een grote beweging van links naar rechts Niemand hoeft meer achter de Klap afwisselend met rechts en links op prullebak,achter de prullebak de bovenbenen op de onderstreepte tekst ’t Is met hem gedaan. Maak met één arm een grote beweging van links naar rechts
28
Zing met ons mee Deze vuist op deze vuist
Afsluiting Drama • Het lied leent zich ervoor om uitgebeeld te worden. Laat een kind, of meerdere kinderen, de bullebak zijn, laat een kind moeder zijn en de rest de kinderen. Tijdens het zingen van het lied spelen de kinderen het lied uit. Liedjes herhalen • Herhaal de liedjes die tot nu toe geleerd zijn. Gebruik zoveel mogelijk de instrumentale versies. Extra Bewegingsopdracht • Tijdens de gymnastiekles kunt u het spel ‘vos kom uit je hol’ veranderen in ‘Bullebak kom uit de put’. In het midden van de zaal ligt een mat waar de bullebak op zit. De kinderen staan aan de ene kant van de zaal en roepen hard: Bullebak kom uit de put… De kinderen proberen zo snel mogelijk naar de andere kant van de zaal te rennen en de bullebak probeert zoveel mogelijk kinderen af te tikken. De afgetikte kinderen gaan aan de kant zitten, of gaan de bullebak helpen. Beeldend • Laat de kinderen bullebakken schilderen of eventueel kleien.
29
Les 14: M’n opa
Nodig: • Geluidsfragment 14 + 28 • Liedtekst 14 • een wandelstok en/of een hoed en/of een foto van opa • Bijlage 9: Kaart Europa (eventueel wandkaart) • Film 11 (www.concertgebouw.nl/zingmetonsmee) Tijd: Ongeveer 30 minuten Voorbereiding: • Zorg dat u het lied M’n opa kent. (dikgedrukte delen, zie liedtekst) • Zorg dat u de bewegingen bij het lied kent. (zie film 11) Inleiding • Vraag aan de kinderen wie er nog een opa/opa’s heeft? Doe je wel eens leuke dingen met jouw opa of oma? Wat doen jullie dan samen? Laat de wandelstok/hoed/foto zien en vertel dat die van een oude opa is. Vertel eventueel over uw eigen opa en de leuke dingen die u samen deed. • Laat het lied horen (geluidsfragment 14) en stel de volgende vragen: – Wat deed degene die zingt allemaal met opa? (zie de tekst van het lied) – Wie weet er wat Europa is? (een groep landen waar ons land, Nederland, ook bij hoort) • Laat de kaart van Europa zien en wijs hierop aan waar Nederland ligt. (zie bijlage 9, u kunt ook gebruik maken van een wandkaart) Een aantal kinderen zullen naar Europese landen op vakantie zijn geweest, dit kunt u met ze bespreken. Kern • Vraag de kinderen hoe een opa er uit ‘kan’ zien, met een hoed en/of wandelstok en laat een kind als een opa door de kring lopen. • Beluister het lied (geluidsfragment 14) en laat de kinderen bij het refrein (m’n opa, m’n opa, m’n opa) op de woorden ‘hij’ en ‘mij’ meebewegen. ‘Hij’ door van je af te wijzen en ‘mij’ met beide handen op de borst te houden. • Bespreek de woorden uit het lied die de kinderen niet kennen. • Leer het eerste gedeelte van het refrein aan door voor-‐ en nazingen. Leer daarbij de volgende bewegingen aan. M’n opa, m’n opa, m’n opa, Klap op bovenbenen op ‘o’, klap in handen op ‘pa’, 3x in heel Europa was er niemand grote cirkelbeweging met armen van boven naar zoals beneden hij. van je af wijzen met beide wijsvingers M’n opa, m’n opa, m’n opa, Klap op bovenbenen op ‘o’, klap in handen op ‘pa’, 3x en niemand was zo aardig voor handpalmen omhoog houden op schouderhoogte mij. Beide handen op je borst leggen
30
Zing met ons mee Deze vuist op deze vuist
Leer het tweede gedeelte van het refrein aan door middel van voor-‐ en nazingen en laat de kinderen de volgende bewegingen hierbij uitvoeren: In heel Europa, grote cirkelbeweging met armen van boven naar beneden op ‘o’ m’n ouwe opa, grote cirkelbeweging met armen van boven naar beneden op ‘o’ nergens zo iemand als handpalmen omhoog op schouderhoogte hij, van je af wijzen met beide wijsvingers In heel Europa, grote cirkelbeweging met armen van boven naar beneden op ‘o’ M’n ouwe opa, grote cirkelbeweging met armen van boven naar beneden op ‘o’ nergens zo iemand als handpalmen omhoog op schouderhoogte hij, van je af wijzen met beide wijsvingers niemand zo aardig voor handpalmen omhoog op schouderhoogte mij, Beide handen op je borst leggen M’n ouwe opa. grote cirkelbeweging met armen van boven naar beneden op ‘o’ • De tweede keer eindigt het refrein iets anders. Daarbij horen de volgende bewegingen: niemand zo aardig, handpalmen omhoog op schouderhoogte niemand zo aardig, handpalmen omhoog op schouderhoogte niemand zo aardig, handpalmen omhoog op schouderhoogte als hij, van je af wijzen met beide wijsvingers m’n ouwe opa. grote cirkelbeweging met armen van boven naar beneden op ‘o’ Tip: zing het refrein met de bewegingen langzaam voor en voer het tempo langzaam op tot het juiste tempo. • Herhaal het refrein in zijn geheel tot de kinderen het kennen. Afsluiting Laat het lied in zijn geheel horen (geluidsfragment 14) en laat de kinderen de coupletten uitbeelden. Verdeel hierbij de rol van opa over meerdere kinderen (een kok, bokkewagen spelen, een leeuwentemmer, een stierenvechter). De kinderen zingen het refrein mee. Extra Tekenopdracht • Laat de kinderen een tekening maken over een activiteit die ze met hun opa of oma (of eventueel ander familielid) doen. • Kopieer bijlage 9 en laat de kinderen de verschillende landen van Europa in verschillende kleuren inkleuren. •
31
Les 15: Generale repetitie
Nodig: • Geluidsfragmenten van alle liedjes (liefst de instrumentale versie) Tijd: Ongeveer 45 minuten Voorbereiding: • Uitnodigen van andere klassen en/of familieleden voor de generale repetitie. Inleiding • Binnenkort gaan de leerlingen naar het concert in Het Concertgebouw. Daar zullen ze de liedjes die ze de afgelopen tijd hebben ingestudeerd gaan uitvoeren samen met de musici. • Omdat de leerlingen zelf meedoen bij het concert, is het belangrijk alles nog eens goed te repeteren. Daarom gaan de leerlingen een generale repetitie houden, net als echte artiesten en musici altijd doen. • Bij deze generale repetitie is ook publiek: andere klassen van de school of familieleden van de kinderen. Kern • Zing alle liedjes en doe de bewegingen in de volgorde van de lessen. Dit is ook de volgorde van het concert. (Tijdens het concert zullen er tussen de ingestudeerde liedjes ook luisterliedjes worden gezongen door de musici.) • Het is belangrijk dat de leerlingen bij het intro van de muziek meteen weten welk lied er gaat komen. • Oefen met de leerlingen ook het gaan zitten en gaan staan tussendoor. Alle activiteiten worden staand op de plaats uitgevoerd. Tijdens de rest van de voorstelling zullen de leerlingen zitten. Bij de generale repetitie kunt u als de kinderen zitten het volgende lied aankondigen aan het publiek of dit door een leerling laten doen. Afsluiting • Hoe vonden de leerlingen de generale repetitie gaan? Wat ging er goed en wat niet? • Blijf tot de dag van het concert de liedjes en bewegingen herhalen. Hoe beter de leerlingen deze kennen, hoe mooier het resultaat in Het Concertgebouw wordt.
32
Zing met ons mee Deze vuist op deze vuist
Les 16: Verwerkingsles
Nodig: • Geluidsfragment(en) naar keuze Tijd: Ongeveer 30 minuten Voorbereiding: Geen. Inleiding • Deze les is bedoeld voor na afloop van de voorstelling. De leerlingen staan stil bij wat ze hebben gezien en gehoord tijdens het concert in Het Concertgebouw. Kern • Laat de leerlingen vertellen hoe ze het concert hebben ervaren. Gebouw: Wat vonden ze van het gebouw? En van de zaal? Muziek: Wat vonden de leerlingen van de muziek? Werden ze er blij van of juist droevig? Welk lied of moment vonden de leerlingen het meest opvallend? En waarom? Instrumenten: Welke instrumenten hebben de leerlingen gezien? Welk instrument vonden ze het mooist? Vonden de leerlingen het mooi als instrumenten alleen speelden, of was het juist het mooiste als ze allemaal samenspeelden? Zangers: Wat vonden de kinderen van de zangers? Herkenden ze de stemmen van de geluidsfragmenten? • Zing met leerlingen een aantal van hun favoriete liedjes nog een keer. Afsluiting • Laat de kinderen een tekening maken van Het Concertgebouw of van wat ze op het podium hebben gezien.
33
De educatieprojecten van Het Koninklijk Concertgebouw worden mede mogelijk gemaakt door VSBfonds, Stichting Thurkowfonds, Vandenbroek Foundation, Prins Bernhard Cultuurfonds, SNS Reaal Fonds, Dr. Hendrik Muller’s Vaderlandsch Fonds