Datum: Votum / zegengroet Openingslied wet Lied na de wet Gebed om opening Gods Woord Kinderlied / schoolpsalm 1e schriftlezing Lied na de schriftlezing 1 2e schriftlezing Lied na de schriftlezing 2 Tekst Preek Amenlied na de Preek
19 mei 2013 (wk 20) Zoetermeer GK 151 Galaten 5 : 13 - 23 GK 103 : 5 en 6 GK 108 Handelingen 2 : 1 - 13 105 : 1 en 2 Handelingen 2 : 14 - 24 GK 102a : 1 en 2 Handelingen 2 : 37 - 40 GK167, twee keer rond, daarna meezingen met groep 3
Collecte Gebed over Preek en Voorbeden Slotzang
Opwekking 733
Zegen De Heer zegent u en beschermt u, De Heer kijkt u welwillend aan en is u genadig, De Heer heeft u lief en geeft u vrede
Intro: Wat doet de Geest allemaal? dia 1 Deze dienst en ook deze preek heb ik voorbereid samen met de oudste groep catechisanten. Het is heel leerzaam om regelmatig een dienst met de jongeren voor te bereiden. We lazen dat in Handelingen 2 nadrukkelijk wordt gesproken over jongeren die “visioenen zullen zien”. En ouderen, die hun eigen dromen hebben, kunnen daarvan kennelijk iets leren. Want Gods Geest gaat aan niemand in de gemeente voorbij en zo hebben we elkaar allemaal iets te vertellen. Maar Gods Geest is wel een beetje onderbelicht, vinden de jongeren. Hij lijkt een beetje op de Kerstman of Sinterklaas. Hij heeft op een vage manier iets met het Christelijk geloof te maken, en eenmaal per jaar besteden we er veel aandacht aan. Maar daarna verdwijnt hij uit de etalages, tot het volgende Pinksterfeest wordt gevierd. Oh ja, en we hebben ook een paar catechismusvragen waarin staat dat de Heilige Geest het geloof in mijn hart werkt. En dat was het wel zo’n beetje. In de vrijgemaakte kerk tenminste. Een van de vragen die ik in de preek moest bespreken, van de jongeren, was dan ook: “Wat doet de Heilige Geest allemaal nog meer dan het geloof geven” (dia 2) In die vraag klinkt iets van verveling door. Zo van: Dat de Heilige Geest het geloof geeft weten we onderhand wel, maar wat is er nog meer. What else is new? En zo’n houding tref ik niet alleen aan bij jongeren. Ook ouderen willen in de preek graag “iets nieuws” horen, juist wanneer de preek gaat over een heel bekend bijbelgedeelte. We zijn nieuwsgierig en leergierig. En daar is ook niets mis mee, zolang je maar niet over het hoofd ziet hoe groot het nieuws is, dat je inmiddels bekend voorkomt. 1
Een tweede vraag die bij de jongeren leeft is deze: “Hoe kunnen we zien dat we de Geest hebben?” Ook een heel zinnige vraag. (dia 3) Ik heb de preek zo opgebouwd dat ik begin met de eerste vraag en een antwoord daarop. Ik wil vier kerntaken van de Geest bespreken aan de hand van Handelingen 2. En dan komen we tot slot uit op de vraag hoe wij kunnen merken dat we vervuld zijn met Gods Geest. De Geest verbaast, (dia 4) En het eerste wat ons mag opvallen is dat de Geest verbaast. De heilige Geest laat dingen gebeuren die ons enorm verbazen. We lezen dat de inwoners van Jeruzalem, die op het geluid van de storm afkwamen en die de apostelen allemaal in hun eigen taal hoorden spreken, “buiten zichzelf waren van verbazing”. Dat kun je je voorstellen. Want de uitstorting van de Geest ging samen met heel opmerkelijke verschijnselen. En de dingen waren kennelijk net niet wat ze leken. Een geluid “als van een hevige windvlaag” maar toch geen storm. Een “soort vlammen” maar dan in de vorm van tongen, die zich over de gelovigen verspreiden. Die zich “op hen neerzetten”, maar kennelijk zonder dat ze in brand vlogen. Heel spectaculair. En dan dat talenwonder. De toehoorders komen uit alle hoeken van het wereld. Er worden wel vijftien steden en landstreken genoemd, verspreid over een afstand van duizenden kilometers. Er nu horen de Joodse wereldburgers deze geboren Gallileers, alle talen van de wereld spreken. Ze zien en horen al deze dingen en zijn “buiten zichzelf van verbazing”. Ik wil daarvoor jullie aandacht vragen op deze Pinkstermorgen. Je kunt, als je dit hoofdstuk leest, lang blijven stilstaan bij de verschijnselen zelf. Bij die spectaculaire dingen die de Geest doet, en je zou dat misschien zelf ook wel eens willen meemaken. Maar dan verwar je middel en doel. De Geest stunt niet om het stunten, maar om je verbazing te wekken. En je nieuwsgierigheid. Kennen jullie die verbazing over het werk van Gods Geest nog? Je zingt met je kinderen ‘s avond een eenvoudig gebed. Ze zingen het na, het wordt vertrouwd. Later komen de verhalen over Abraham, David en Jezus. En op een dag bidden ze zelf. Of je hoort ze met hun vrienden praten over hun geloof. Vind je dat gewoon, of ben je verbaasd en verwonderd? Je komt een kerk binnen, waar helemaal geen spectaculaire dingen gebeuren. Al honderden jaren gebeurt daar ongeveer hetzelfde. Bidden, zingen, bijbellezen, een preek. Af en toe een sacrament. En tot slot een collecte. Wie komt daar z’n bed voor uit, zou je zeggen. En toch zit het elke zondag vol. Sterker nog: jij zit hier! Ben je dan nog buiten jezelf van verbazing. De Geest wil onze verbazing zien. En ook onze nieuwsgierigheid: ze waren verbaasd en vroegen zich af “Wat heeft dit toch te betekenen?” Het mooie is dat de Geest die vraag altijd ziet aankomen en ons ook de nodige hints geeft. Passend bij de mensen die hij op dat moment voor zich heeft. Het geluid van een geweldige storm. Voor Joden die vertrouwd waren met Genesis 1 is dat een oude bekende. Daar staat dat “de Geest van God” zweefde over de oervloed. In het Hebreeuws zijn de woorden “Geest van God” identiek aan “een Goddelijke storm.” En zo worden ze aan het denken gezet: Horen we hier Gods eigen stem, voelen we zijn adem?
2
En dan dat vuur, dat je duidelijk kunt zien, dat helder brandt, maar dat niet verteert. Zo was God aan Mozes verschenen in de woestijn. Op het moment dat hij een nieuw begin wilde maken en hij Israël ging verlossen uit de slavernij van Egypte. De Geest verbaast, maar hij is herkenbaar voor de aandachtige luisteraar En dat de Geest beluisterd wil worden maakt hij duidelijk door het wonder van de talen. De Geest spreekt alle talen. Niet om te laten zien dat hij een talenwonder is, maar zodat iedereen kan horen wat hij te zeggen heeft. verbijstert, (dia 5) En dan ondervinden we dat de Geest niet alleen verbaast maar ook verbijstert. De hoorders zijn verbijsterd en geheel van hun stuk gebracht. Als de mensen van hun verbazing zijn bekomen, gaan ze luisteren naar de apostelen en naar Petrus’ preek. Het eerste deel van Petrus’ betoog is nog wat verdedigend en uitleggend. Hij geeft aan dat deze opmerkelijke verschijnselen al voorspeld zijn door de profeet Joël. Vierhonderd jaar geleden. Zijn hoorders zijn ooggetuigen van de vervulling van een profetie. Het beroep op Gods woord verbindt Petrus en zijn hoorders. En het verleent de apostelen profetisch gezag. Ook met zijn aanspraak in vers 22 zoekt Petrus de verbinding,: “Israellieten”. Hij herinnert hen aan hun gezamenlijke afkomst en hun gedeelde toekomstverwachting. Maar dan schakelt Petrus over op een andere toon. Vanaf vers 23 is hij niet meer degene die zich verdedigt. Hij opent de aanval op zijn hoorders en zij hebben wat uit te leggen. De essentie van het betoog is dat zijn hoorders de dood van Jezus op hun geweten hebben. En dat terwijl uitgerekend deze Jezus de beloofde Messias was. Petrus maakt dit punt in vers 23. En de mensen die het horen zijn “verbijsterd en geheel van hun stuk gebracht.” Ook dat wil de Heilige Geest bewerken. Het geloof in ons hart werken, jawel. Maar niet zonder de voorafgaande verbijstering. We lopen in de gereformeerde traditie het risico dat het geloof in ons hoofd blijft hangen. Dat we op jonge leeftijd een aantal catechismusvragen uit ons hoofd leren, en dat we weten dat Jezus voor onze zonden gestorven is. Een gladde formule, die ons hart niet raakt. Maar laten we nog tot ons doordringen wat Petrus hier zegt: Jullie hebben Jezus gekruisigd. Besef je ooit: Ik heb Jezus in zijn gezicht geslagen, en afgeranseld. Mijn zonden maakten hem kapot. Na Petrus’ preek zijn ze diep getroffen. Let op hoe subtiel Petrus slotzin is geformuleerd (vers 36): “Laat het hele volk van Israel er daarom zeker van zijn dat Jezus, die u gekruisigd hebt, door God tot Heer en Messias is aangesteld.” De kruisiging staat in een bijzin, maar de mededeling in de hoofdzin is: Jezus is de Messias. Oftewel: ook al hebben jullie hem gekruisigd, toch is hij jullie Messias. Dat laatste raakt de hoorders diep. En het zet ze in beweging. De heilige Geest wil onze aandacht, en onze verbazing. Hij wil ons, als het nodig is, door elkaar schudden en verbijsteren. Hij wil dat je verbijsterd bent over de betekenis van jouw zonden. Maar dan ook diep getroffen door het wonder van de genade. Deze Jezus, die ik gekruisigd heb, wil toch mijn redder zijn. 3
roept (dia 6) De heilige Geest verbaast en verbijstert, en hij roept. Verbijsterde mensen worden opgeroepen om zich te bekeren. We kunen ons de verbijstering hopelijk voorstellen. Iets daarvan, zei ik net, moet je ook op jezelf betrekken. Omdat Jezus moest bloeden voor jou zonden. Maar voor deze toehoorders komt het nog veel dichterbij. Wie stonden daar namelijk? Joden en inwoners van Jeruzalem. Je zou gemakkelijk kunnen denken dat het hier gaat om pelgrims die vanuit de hele wereld naar Jeruzalem zijn gekomen om het Pinksterfeest te vieren. Maar dan onderschat je de situatie. Het gaat hier om pensionado’s uit de Joodse gemeenschappen in het buitenland. Heel vrome Joden, die na een werkzaam leven in Pontus of Asia, of Alexandrie, naar Jeruzalem waren teruggekeerd. Het is een selecte groep orthodoxe Joden. Deze mensen domineerden het geestelijke klimaat in Jeruzalem. Het Jeruzalem dat Jezus zo graag had willen bekeren, maar dat hem afwees. De mensen die Jezus uit Gallilea waren gevolgd, die hadden Hosanna geroepen, maar Jeruzalem had verbaasd toegekeken. Deze vrome Joden hadden de overpriesters gesteund toen ze Jezus uitmaakten voor een Godslasteraar. Deze mensen hadden in koor geroepen om Jezus kruisiging en Pilatus was overstag gegaan. En nu, door Petrus preek, zien ze in wat voor een onvoorstelbare fout ze gemaakt hebben. Onvoorstelbaar, en waarschijn ook onherstelbaar. En daarom klinkt de vraag: “Wat moeten we doen broeders?” Is dat niet ontroerend: “Broeders”. Petrus noemt de harde feiten bij de naam, maar zoekt ook -namens Jezus- de verbinding. En dat horen ze. Wij staan hier, ondanks alles, als broeders van de apostelen. Wij zijn mannen van Israël, kinderen van die ene Vader. En dan mag Petrus het verlossende woord spreken. Want Gods Geest roept. Hij roept ons naar zich toe. Een oproep die twee dingen inhoudt: Bekeer je van je huidige leven en laat je dopen. En laat je redden uit dit verdorven mensengeslacht. Ga met al je zonden, waarover je diep berouw hebt, naar Jezus toe. Dat is bekering. Dat je je zonden niet verzwijgt, of voor jezelf houdt, maar er mee naar Jezus gaat. De groep waartoe ze tot nu toe bij hoorden wordt “een verdorven geslacht” genoemd. Die vertaling zou je op het verkeerde been kunnen zetten. Alsof het hier gaat om mensen die maar wat aan rotzooien. Dan bekering inhouden dat je afstand neemt van allerlei zonden of dat je niet langer wilt horen bij een groep die onfatsoenljke dingen doet. Ik vrees dat de jongeren met wie ik deze preek heb voorbereid er wel eens zo tegenaan kijken. In mijn jeugd ga ik nog een beetje mijn eigen gang, en geniet nog even van dingen die God verboden heeft. Maar als ik later groot ben, dan ga ik belijdenis doen en dat betekent een overstap naar de braverikken. Dat is helemaal niet aan de orde hier. Lees voor verdorven eerder: scheefgegroeid. Het grote probeem van deze vrome Joden was niet dat ze zoveel onfatsoenlijke dingen deden, maar dat ze bij Gods genade waren weggegroeid. Ze liepen helemaal krom onder 4
de geboden en probeerden zichzelf te redden door hun vrome leven. En Jezus haden ze daar niet bij nodig. En zo groeiden ze al verder bij God vandaan en waren ten dode opgeschreven. En dat kan ons precies zo gebeuren, wanneer we als kerkgemeenschap meer aandacht besteden aan braafheid en geestelijk burgerfatsoen, dan aan het diepe wonder van de genade. Maar Gods Geest roept: Zie je zonden onder ogen, keer je om, laat je dopen, laat je redden. en redt. (dia 7) De Geest roept en hij redt. De Geest zelf wijst de redding aan. Petrus mag inderdaad het verlossende woord spreken. Laat u dopen en dan zal de Heilige Geest u geschonken worden, want voor u geldt deze belofte en voor uw kinderen. Deze belofte. Welke belofte eigenlijk? Petrus grijpt hier terug op de profetie van Joel. Als je die er nog even bijpakt (vers 17) dan ontdek je de grote lijn: Aan het einden van de tijden .. zal ik mijn geest uitgieten. Dat leidt vervolgens tot al die spectaculaire dingen: profetieen, dromen, en geestelijke bezieling van het hele volk. Maar het luidt ook het einde van de wereld in, het zijn inderdaad de laatste dagen. En dan zal ieder die de naam van de Heer aanroept behouden worden. En op dit dubbele belofte zinspeelt Petrus in vers 39. De belofte dat jij en je kinderen, jongeren en ouderen, de heilige Geest zullen krijgen. En in die Heilige bezieling zullen ze inderdaad de naam van de Heer aanroepen en dat zal hun redding zijn. Zelfs de mensen die vijand van God waren, worden door Christus gered. Ze gaan hem volgen, ze laten zich dopen en roepen zijn naam aan. Dat wil zeggen: ze erkennen hem als hun Heer. De Heer van hun nieuwe leven. Besluit: Hoe kunnen we zien of we de Geest hebben? En zo sluiten we af. (dia 8) En we stellen onszelf de vraag: Hoe kunnen we zien of we de Geest hebben? Dan mogen we allereerst inzien dat het niet draait om alle spectaculaire dingen die de Geest heeft gedaan en nog doet. De Geest laat -nog steeds- mensen in tongen spreken, er zijn nog steeds mensen die de gave van genezing hebben. En zo valt er veel meer te noemen. Maar die dingen zijn bedoeld om ons verbaasd en nieuwsgierig te maken. Dat wil de Geest bereiken. Vraag je dus af: ben ik inderdaad verbaasd over de dingen die ik God in mijn leven zie doen. Of in de levens van anderen. Dingen die vroeger of elders gebeurd zijn en waarover ik lees in de Bijbel of in andere getuigenverslagen. Wanneer ik tot me door laat dringen wat ik Jezus heb aangedaan en nog aandoe, door mijn zonden, ben ik dan echt verbijsterd? Of zijn het zielloze formules geworden? Kijk eens een paar fragmenten van de film “The Passion of the Christ.” Dan komt de pijn even heel dicht bij. 5
En vlucht ik met mijn zonden echt naar Jezus toe? Die vraag wordt pas echt spannend wanneer je nauwelijks in de gaten hebt dat je zonden doet. En wanneer je er heel goed in bent om jezelf te vergeven, of schoon te praten. Zoals dat gaat in een mensengeslacht dat bij God vandaan is gegroeid. Of ben ik bereid om mijn redding buiten mezelf te zoeken, in Jezus Christus? Als je op een van deze vragen ja zegt, desnoods heel aarzelend, dan weet je dat Gods Geest in je bezig is. Maak in je hart en leven volop ruimte voor wat Gods Geest tegen je te zeggen heeft. En vertrouw er op dat iedereen die, bezield door Gods Geest, de naam van de Heer aanroept, gered zal worden. Amen Verwerkingsvragen 1. In de preek wordt gesproken over de verbazing die de Geest wil opwekken in ons, door de grote tekenen die hij doet. a. Probeer allemaal tenminste twee voorbeelden bedenken van gebeurtenissen in je eigen leven, die je diepgaand hebben verbaasd. En bespreek die voorbeelden met elkaar. b. En wat heb je vervolgens met die verbazing gedaan? Wat heeft het voor je betekend? Hoe heeft het je in beweging gezet? 2. De Joden die de preek van Petrus horen zijn verbijsterd. a. Wat is de kern van hun grote verbijstering? Waarom zijn ze zo van hun stuk gebracht? b. Probeer ook dit gedeelte op jezelf toe te passen. Wanneer en hoe raakt het je, dat Jezus niet alleen voor maar ook door jouw zonden heeft moeten lijden. c. Aan het einde van de preek wordt verwezen naar de film “The Passion of the Christ” heb je die film ooit (geheel of gedeeltelijk) gezien? En wat leverde dat op? 3. De Heilige Geest werkt het geloof in mijn hart. Zo belijden wij. Maar dat is wel een sterk ingekorte versie, waarmee je het werk van de Geest niet volledig in beeld hebt. a. Lees eens zondag 7, zondag 20, en wanneer je de tijd wilt nemen Zondag 26 - 28, over de manier waarop de Geest dit tot stand brengt, en wat de Geest daarmee wil bereiken. b. Realiseer je ook, door te bladeren in de HC, dat de Geest in een op de drie vragen ter sprake komt! De reformatoren, en dan met name Calvijn,hadden zeer veel belangstelling voor het werk van Gods Geest.
6