World Environment Day 5 juni begon voor mij al maanden geleden. Misschien omdat het de tijd van de lente is in het westen, symbool voor bomen vol bloesems en piepende vogeljongen. Misschien omdat in de tropen de moesson begint, tijd waarin de akkers bevrucht worden door het overtollige water en jonge rijst word uitgezet. Tijd van nieuw leven. Ik weet het niet precies. Maar in ieder geval is 5 juni door de UN gebombardeerd tot World Environment Day. Een dag om respect te tonen aan Moeder Aarde en ons af te vragen hoe lang we deze dag nog zullen kunnen vieren voordat we alle geschenken van Moeder Aarde hebben opgemaakt. De UN is dol op het verzinnen van feesten en partijen. Voor ieder denkbaar onderwerp hebben ze wel een verjaardag bedacht. Voor bepaalde groepen mensen zijn er speciale feesten. Zo zijn er dagen speciaal voor gehandicapten, leraren, kinderen, jongeren, ouderen, vluchtelingen, inheemse volkeren, families, slachtoffers van geweld en vrouwen. Mannen moeten het ontzien bij de UN. Geen aparte feesten voor hen. Maar niet alleen voor mensen heeft de UN verjaardagen bedacht, ook voor dingen als moedertaal, tuberculose, de zon, niet- roken, filosofie, televisie, mensenrechten, tolerantie, persvrijheid, vrede, voedsel, gedichten, copyrights van boeken en bergen. Iedere dag is er dus wel wat te vieren bij de UN. Een geweldige werkplek. En vandaag is het dus de dag van het milieu. Mijn dag, aangezien ik hier in Phnom Penh het milieuprogramma bestier. Twee maanden geleden begon mijn mailbox vol te lopen met oproepen om deze dag vooral op te luisteren met milieuvriendelijke activiteiten en groene initiatieven. Aangezien mijn agenda toen nog niet zo volgeboekt was, had ik het idee opgevat iets te gaan organiseren. Iets nieuws, iets actiefs, iets zinvols. Mijn speurtocht begon bij het raadplegen van Kamina, mijn collega UNV op het gebied van milieu en zoals ie zichzelf beschrij ft Le Grand Père van alle buit enlanders in Phnom Penh. Kamina is een reusachtige Belg van Congolese afkomst, King Kong alive zeg maar. Een imposant figuur. Het gerucht gaat dat ie al 53 is, maar niemand weet het zeker. Zijn leeftijd is niet af te lezen in z' n gezicht, alsof de donkere kleur van z' n huid iedere rimpel verhult. 'T zou me niks verbazen als ie nog maar 35 is. Misschien is dat ook z' n geheim bij de vrouwen want hij schijnt erg geliefd te zijn bij alle nationaliteiten in de stad. Songsaas (songsaa is Cambodjaans voor liefje) bij de vleet. Zelf kan ik me niet voorstellen dat ik een nacht bij King Kong onder de lakens zou overleven. Geplet s'ochtends, als een rijpe banaan. Kamina beweegt zich voort als een Afrikaanse olifant van tien ton, langzaam sloffend sjokt ie door de straten. De omgang met de hitte lijkt aangeboren te zijn bij ' m. Dit trekt veel bekijks bij de Cambodjanen natuurlijk, ze lijken diep onder de indruk van z' n gestalte. Mr. Kmao, the black man, is de attractie van de straat. Groepjes jongeren hangen verveeld rond z' n hek in de hoop een glimps op te vangen van Mr. Kmao, op weg naar de winkel voor een boodschapje of een wandelingetje richting de kroeg. Kamina woont al drie en een half jaar in Cambodja, lang genoeg dus om te weten hoe de dingen hier werken, of niet. De eerste twee jaar was ie gestationeerd in Ratanakiri. Als een aap in de jungle voelde hij zich er thuis maar toen z' n contract afliep werd ie overgeplaatst naar Phnom Penh. Een dierentuin van beton, volgens Kamina. Daar werkt ie sinds anderhalf jaar als UNV voor FAO, de landbouwtak van de UN.
Z' n gestalte heeft ' m nationale bekendheid verworven in Cambodja. De internationale organisaties zijn namelijk dol op het organiseren van workshops en bijeenkomsten waar ze dan onder het genot van luxe hapjes en drankjes kunnen babbelen over het wel en wee van de arme Cambodjanen. Dit soort bijeenkomsten worden altijd uitvoerig vastgelegd op beeldmateriaal, voor het archief natuurlijk, en het is er dus altijd vergeven van de fotografen en cameramensen. Aangezien het voor deze mensen ook vast geen lolletje is om iedere keer dezelfde gezapigheid vast te leggen voor het nageslacht, is Kamina altijd een welkome afleiding. Als vliegen op een hoop stront rennen ze op ' m af. En dus is ie regelmatig te zien op de televisie of in de krant. De nationale attractie. Maar goed, World Environment Day. Mijn creatieve ideeën over het opluisteren van deze dag vonden helaas weinig gehoor bij Kamina. Geduldig hoorde hij mijn relaas aan over het organiseren van een groot spel met alle betrokken partijen in het beheer van Tonle Sap, het grote meer van Cambodja, dat op dit moment aan ernst ige m ilieudegradat ie onderhevig is. De overheid, NGO s, Et ienne, het hoofd van UNESCO, en natuurlijk de lokale bevolking moesten van de partij zijn. Eerst maar eens uitvinden wie er wat organiseert binnen het Ministerie van Milieu, volgens Kamina. Zonder de t oest em m ing van de lokale aut orit eit en kon ik m n wilde plannen zowiezo vergeten volgens hem. Ik besloot me niet uit het veld te laten slaan door de gematigde reactie van Mr. Kmao. Na wat vissen bij mijn Khmer collega op het ministerie was ik erachter gekomen wie het hoofd van de organisatie op het ministerie was. Zowaar iemand die ik kende. Meneer Nop Nimol, hoofd van de afdeling milieu- educatie. Verrassend genoeg heeft meneer Nop Nimol geen enkele achtergond in deze richting, laat staan interesse. Wel heeft hij hele goeie contacten binnen het ministerie en een eindeloos geduld, wat hem uiteindelijk deze fortuinlijke positie heeft opgeleverd. Het Ministerie van Milieu is gehuisvest in een gebouw dat in eerste instantie doet denken aan het Rusland van de j aren 50. Een afgrij selij k, sm akeloze, bet onnen blok, waar de depressieve sfeer je buiten al tegemoet komt. Nauwelijks ramen, onafgemaakt of vervallen pleisterwerk zover het oog reikt en kale, troosteloze gangen en trappenhuizen. Geen wonder dat het personeel meestal niet naar kantoor komt. De kleur groen ontbreekt op ieder denkbaar front in deze setting. Er is geen plant te zien in de wijde omtrek van het ministerie en zelfs de gedachten van de medewerkers zijn grauw en grijs. Communiceren is een concept dat nog niet zijn intrede heeft gedaan op dit ministerie. Zo hebben ze al 6 jaar geen contact meer gehad m et hun direct e collega s m ilieu- educatie van het Ministerie van Educatie. Na een futiel conflict heeft niemand ooit meer de moeite genomen de aanwezige telefoon op te pakken. Meneer Nop Nimol is dan ook erg gecharmeerd van mijn bezoek. Ondanks dat hij geen woord engels spreekt en ik niet verder kom dan steenkolen khmer lijkt het gesprek werkelijk over World Environment Day te gaan. Hij weet er naar eigen zeggen alles van, hij organiseert het evenement immers al jaren. Mijn hulp en potentieel budget worden dan ook met open armen ontvangen. Meneer Nop Nimol verteld me dat hij pas kan beginnen met de organisatie zodra hij de officiële slogan voor dit jaar ontvangen heeft. Het programma moet daar immers op aangepast worden. Hij beloofd me op de hoogte te houden en me te informeren zodra hij meer nieuws heeft.
Ik ga terug naar kantoor en vind met één klik op de muis, op de algemene website van het UN Environment Programma (UNEP), direct de slogan voor World Environment Day van dit jaar. Wanted! Seas and Oceans, Dead or Alive? Ik hoor daarna nooit meer iets van meneer Nop Nimol en mijn gedachten vullen zich met andere plannen. Een paar weken geleden krijg ik echter een uitnoding toegestuurd van het Ministerie van Milieu om de feestelijkheden op World Environment Day bij te wonen. Er zal een Provinciaal Ministerie van Milieu geopend worden in Kampong Chnang, een klein stadje gelegen aan de Tonle Sap rivier, ongeveer twee rijden vanaf Phnom Penh. Zijne excellentie Minister van Milieu, Dr. Mok Mareth, zal het nieuwe gebouw in hoogsteigen persoon komen inwijden. En behalve de nodige formaliteiten beloofd het programma ook een heuse opruimactie van het aangelegen parkje. Opgeruimd staat netjes zal Mok Mareth gedacht hebben. Het verband tussen de slogan van UNEP en het openen van een nieuw gebouw in Kampong Chnang ontbreken mij totaal maar desalniettemin moet ieder initiatief gesteund worden is mijn visie na 5 maanden Cambodja. Gehuld in een veel te groot t- shirt met propagandistische milieu- leuzen, dat ik speciaal voor de gelegenheid van het Ministerie heb gekregen, en met de speech van de directeur- generaal van UNESCO, de Japanner Mr. Koïchiro Matsuura, in m n kontzak, vertrek ik samen met Thol richting Kampong Chnang. Het is al een drukt e van belang in Phnom Penh om vij f uur s ocht ends en t erwij l ik non- stop gapend een mogelijke speech probeer te formuleren, baant Thol, één van de UNESCO chauffeurs, zich een weg door de menigte. De Khmer in Phnom Penh blijken dol op ochtend gymnastiek te zijn. Hordes mensen hebben zich verzameld in het parkje tegenover het Koninklijk Paleis. De joggende menigte loopt elkaar voortdurend in de haren, een ghetto blaster voorziet ouden van dagen van achtergrondmuziek bij het rekken en strekken en overal zijn mensen druk in de weer met badmintonrackets en ander sportgerief. Het is er zo druk dat je naar mijn idee nauwelijks meer aan bewegen toekomt. Je word automatisch meegezogen in de stroom. Eenmaal de stad uit geniet ik van de prachtige uitzichten die gevuld zijn met de langzaam groener wordende velden en Khmers die met houten karren, getrokken door kleine paardjes, door het landschap trekken. Hier en daar word rijst uitgeplant, de velden omgeploegd of handel gedreven aan de strantkant. Ondertussen geniet Thol van de keyboard ballads die Radio Free Asia op dit vroege uur uit zend. I k m ag m graag, Thol. Een vriendelijke man die zijn dochter naar het maanlicht vernoemd heeft en t e herkennen is aan een enorm gezwel acht er z n oor. Niem and lij kt zich hier druk te maken over dit soort misvormingen en hij begrijpt dan ook niets van mijn bezorgdheid over de herkomst van deze bult. We ontbijten onderweg, ik met zwarte koffie, hij met een enorm bord rijst, gebraden kip en mierzoete ijskoffie. In Kampong Chnang belanden we in een file van ossenkarren beladen met aardewerk, de handelswaar van de streek, waardoor we nog maar net op tijd aankom en bij het fest ivalt errein . Het hele centrum is afgezet met rood- witte verbodslinten en gewapende soldaten laten ons het gebied van de feestelijkheden betreden. Terwijl we in volle vaart naar het ceremoniepodium crossen zien we achter ons een enorm monster van een zwarte landcruiser opdoem en, vergezeld van aut o s
met vlaggen en zwaailichten. Het is minister Mok Mareth. Terwijl iedereen al in de witte propagandashirts klaar staat om hem te verwelkomen ren ik de menigte in. Nog net op tijd voor het spektakel. De landcruiser word tot vlak achter de mensenmassa gereden en er klimmen twee mannen met knalgroene petten en polo shirts uit het vehikel. Het zijn excellentie minister Mok Mareth en zijn tweede man. In mijn verbeelding zijn het echter net Quick en Flupke en door de te grote petten lijkt het wel alsof ze zo uit de Cambodjaanse versie van de Petje Pietemientje Calvé reclame zijn weggelopen. Ook in een Khmer remake van Bassie en Adriaan zou dit olijke tweetal niet misstaan, de t w eede m an m et z n kwaj ongensacht ige glim lach en bolle buik kan niet anders dan de Khmer reincarnatie van onze Hollandse held zijn. Ik verwacht ieder moment dat de boeven uit de achterbak van de landcruiser komen gekropen. De gezagvoerders van Cambodja komen druk babbelend het podium op gestommeld, de ultramoderne mobiele telefoon aan het oor gekluisterd en af en toe een hand ophoudend alsof de aandacht hen soms wat te veel word. De menigte, doodstil en met het hoofd gebogen, is gehuld in dezelfde propaganda t- shirts als de mijne en blijkt bovendien ook nog voorzien te zijn van propaganda petten. De witte outfits steken fel af bij de kakafonie van kleuren die het ceremoniepodium opluisteren. Het podium is gevuld met de levensgrote portretten van de koning en de koningin, een groepje bontgeklede monnikken, wat medewerkers van het Ministerie in slaafs wit tenue en twee riante rotan kuipstoelen voor Quick en Flupke. Tientallen Cambodjaanse vlaggen sieren het terrein zodat er geen misverstand over de locatie kan ontstaan. Het feest begint met het nationale volkslied, dat me iedere keer weer doet denken aan een valse versie van een Sound of Music nummer. Het is ook niet het favoriete lied van de Khmers geloof ik want na een halve minuut word de bandrecorder meestal abrupt weer stop gezet. Ik begrijp inmiddels ook waarom het feest al op dit achterlijk vroege uur begint want de zon is fel en na een half uurtje hangen en het aanhoren van de talloze speeches waar ik niet s van verst a ben ik al zo gaar als bot er. M n aandacht gaat m eer uit naar wat er om het podium heen gebeurt dan naar de spreekstoel. Mensen in de menigte ruzieën om de waterflesjes die op iedere stoel zijn neergelegd, de microfoonhouder die het begeeft, een cameraman die struikelt over een kabel. Het is inderdaad groot vermaak op deze World Environment Day. Naast het ceremoniepodium staat het nieuwe provinciale gebouw voor milieu. Fonkelend tot aan de nok toe en met grote glimmende strikken versierd, wacht het op de zegeningen van de Boeddhistische wijzen en de groene komieken. Na een uurtje of twee zijn Quick en Flupke klaar met hun grappen en grollen en hebben ze hun SMS- jes verstuurd. De bakjes met heilig water van de monnikken zijn inmiddels leeg van de talrijke zegeningen, het publiek hangt verveeld rond en de landcruiser word voorgereden. Snel word er nog een rondje door het nieuwe gebouw gem aakt en er worden handj es geschut en fot o s geknipt m et de enige aanwezige barang, ik. De donoren moet je ten alle tijden te vriend houden, zie ik de minister en zijn tweede man denken. Als ik het zwarte gevaar in de verte zie wegscheuren, op weg naar een volgend festijn, kom ik in de menigte Porine tegen, een andere Cambodjaanse collega van het ministerie. Ze is dolblij dat ik er ben en verteld trots dat ze er echt een uitje van
hebben gemaakt, van deze bijzondere dag. Ze hebben gelogeerd in een mooi hotel in de stad, gegeten in de beste restaurants en gaan pas na de lunch weer naar Phnom Penh. Als ik haar vraag naar de locatie van de opruimactie kijkt ze me verwonderd aan. Nee j oh, we gaan niet echt opruim en. Het is een sym bolische act ie . Her en der zie ik inderdaad wel een verdwaalde figuur rondlopen m et een t akkebezem in z n handen. In onze energieverslindende bus rijden Thol en ik vervolgens weer naar Phnom Penh, nog nagenietend van de voorstelling.