Workshop Schilderen Beste docent, Samen met uw klas gaat u schilderen op doeken met als thema: “Vol vuur voor Afrika!” Hiervoor heeft u materiaal en een stappenplan nodig. Na het stappenplan vindt u een les beeldaspecten. Deze informatie kunt u gebruiken om de leerlingen te wijzen op begrippen die ze kennen en kunnen toepassen tijdens het schilderen. De leerlingen zorgen ervoor dat ze plaatjes bij zich hebben van het thema. Materiaal - Verf (rood, geel, blauw, wit zwart) - Kwasten - Water/potjes - Oude kranten (voor op de tafels) - A4 papier - 5 schildersdoeken Stappenplan 1. Verdeel de klas in 5 groepjes 2. Vertel indien nodig een aantal dingen over ‘beeldaspecten” 3. Laat de kinderen nadenken over het thema: Vol vuur voor Afrika 4. Elk groepje maakt een schets op een A4 tekenvel. 5. Elk groep gaat een schilderij maken met als thema: Vol vuur voor Afrika 6. Elk groepje presenteert zijn doek aan de klas en legt uit waarom zij gekozen hebben voor bepaalde afbeeldingen en kleuren.
Succes!
Lesje Beeldaspecten Bij het maken van een schilderij (verschijningsvorm, 2D) kom je voor veel keuzes te staan. - Welke kleuren wil je gaan gebruiken? - Hoe ga je het doek indelen? - Hoe zorgen we ervoor dat er sprake is van ruimtesuggestie. (Het creëren van ruimte op een plat vlak)? - Met welk materiaal werk je en hoe?
Kleur Aan de hand van de Kleurencirkel van Johannes Itten is kleur goed uit te leggen. De kleurencirkel van Itten is gebaseerd op verfprimairen en bevat twaalf kleuren. 1. De primaire kleuren zijn: rood, geel en blauw. 2. De secundaire kleuren, die ontstaan uit menging van twee primaire kleuren zijn: oranje, groen en paars. 3. De complementaire kleuren zijn de kleuren die tegenover elkaar staan in de kleurencirkel: bijvoorbeeld paars tegenover geel. Kleurcontrasten ontstaan doordat twee of meer kleuren naast elkaar aanwezig zijn. Er ontstaat dan een verschil en dat noemen wij een contrast. Hoe zuiverder de kleuren hoe sterker het contrast is. Als we twee kleuren uit een cirkel kiezen die ver van elkaar afliggen, dan is het kleurcontrast heel groot. 1. Kleur – kleur contrast: Felle kleuren naast elkaar 2. Koud – warm contrast: Blauw naast rood 3. Complementair contrast: Rood naast groen
Compositie Compositie wil zeggen; de manier waarop vormen, kleuren, lijnen en richting in een kunstwerk geordend zijn. De afbeelding rechts zou omschreven kunnen worden als: 1. Diagonale compositie 2. Dynamische compositie (veel beweging) 3. Asymmetrische compositie
De afbeelding links zou omschreven kunnen worden als: 1. Verticale compositie 2. Statische compositie (geen beweging, stilstaand) 3. Symmetrische compositie
Ruimte Als we ruimte willen creëren op een plat vlak, in dit geval een schilderij, spreken we van ruimtesuggestie. Ruimtesuggesties kun je op verschillende manier verbeelden:
1. Afsnijding: Het kader snijdt het kunstwerk af en de beschouwer maakt de vormen in gedachten af.
2. Overlapping: In het kunstwerk staat een vorm voor een andere vorm.
3. Groot voor – Klein achter: De dingen op de voorgrond zijn groot, verder weg zijn ze kleiner.
4. Repoussoir: Bijzondere combinatie van overlapping en afsnijding om de ruimtelijkheid te vergroten. Meestal met behulp van een silhouet, bijvoorbeeld een donkere boom op de voorgrond. Het repoussoir geeft de beschouwer het gevoel deel uit te maken van de voorstelling.
Materiaal We gaan werken op een katoenen doek met acrylverf. Acrylverf is verf die als basis een soort plastic heeft. Je herkent het aan de vele briljante kleuren. Het droogt snel en je kunt de verf met water mengen. Eenmaal opgedroogd is het niet meer in water oplosbaar. Naast verf en een doek, heb je ook kwasten en penselen nodig. Er zijn vele manieren waarop een kunstenaar met verf en kwasten om kan gaan. Dekkend: De verf zo gebruiken dat de ondergrond niet meer zichtbaar is. Transparant: De verf zo dun aanbrengen dat de ondergrond erdoorheen blijft schijnen. Egaal: De verf zo glad mogelijk opbrengen. Toetsmatig: Zo schilderen dat de toetsen verf nog zichtbaar zijn.