WKK-inventaris Vlaanderen Stand van zaken 2005 (2)
E. Peeters, K. Aernouts, T. Daems
VITO- Studie uitgevoerd in opdracht van VEA
Januari 2007
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
© 2007, VITO NV
2
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
3
Inhoudstafel Managementsamenvatting....................................................................................................... 5 1
Inleiding............................................................................................................................. 8
2
Inventaris WKK met motoren ........................................................................................ 9 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4 2.1.5
Het opgesteld vermogen aan WKK-motoren ............................................................. 9 Evolutie van het opgesteld vermogen aan WKK-motoren .................................................9 Verdeling van het opgesteld elektrisch vermogen van WKK-motoren per sector ...........11 Evolutie van de eenheidsgrootte van WKK-installaties met motoren..............................11 Verdeling van het opgesteld elektrisch vermogen van WKK-motoren per brandstof ….12 Verdeling van het opgesteld elektrisch vermogen van WKK-motoren per beheersvorm 13
2.2 Energieproductie van de WKK’s op basis van motoren in 2005 ............................. 15 2.3 Verdeling van de energieproductie van WKK-motoren per brandstof en per sector in 2005 ……………………………………………………………………………………...16 2.4 Verdeling van de primaire energiebesparing van WKK-motoren per brandstof en per sector in 2005 ................................................................................................................. 19 2.5 Besluiten WKK’s op basis van motoren in 2005 ..................................................... 21 3
Inventaris WKK met gasturbines en STEG’s.............................................................. 22 3.1
Het opgesteld vermogen aan gasturbines en STEG’s............................................... 22
3.1.1 3.1.2
Evolutie van het opgesteld vermogen aan gasturbines en STEG’s ..................................22 Verdeling van het opgesteld elektrisch vermogen van gasturbines en STEG’s per sector …………………………………………………………………………………………...23 3.1.3 Verdeling van het opgesteld elektrisch vermogen van gasturbines en STEG’s per brandstof ........................................................................................................................................24
3.2 Energieproductie van de WKK’s op basis van gasturbines en STEG’s in 2005...... 25 3.3 Verdeling van de energieproductie van gasturbines en STEG’s per brandstof en per sector in 2005 ....................................................................................................................... 27 3.4 Verdeling van de primaire energiebesparing van gasturbines en STEG’s per brandstof en per sector in 2005............................................................................................. 29 3.5 Besluiten WKK’s op basis van gasturbines en STEG’s in 2005............................. 31 4
Inventaris WKK met stoomturbines ............................................................................32 4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3
Het opgesteld vermogen aan stoomturbines.............................................................32 Evolutie van het opgesteld vermogen aan stoomturbines.................................................32 Verdeling van het opgesteld elektrisch vermogen van stoomturbines per sector.............33 Verdeling van het opgesteld elektrisch vermogen aan stoomturbines per brandstof........33
4.2 Energieproductie van de WKK’s op basis van stoomturbines in 2005 .................... 35 4.3 Verdeling van de elektrische en mechanische productie van WKK stoomturbines per brandstof en per sector in 2005 ...................................................................................... 37 © 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
4
4.4 Verdeling van de primaire energiebesparing van WKK-stoomturbines per brandstof en per sector in 2005............................................................................................................. 39 4.5 Besluiten WKK’s op basis van stoomturbines in 2005 ............................................ 40 5
Algemeen besluit .............................................................................................................42
Referenties............................................................................................................................... 46
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
5
Managementsamenvatting Sinds 1990 wordt door Vito het opgesteld WKK-vermogen in Vlaanderen geïnventariseerd. In een eerder rapport “WKK-inventaris Vlaanderen: Stand van zaken 2005” werd deze inventaris in opdracht van VEA geactualiseerd voor 2005. In 2006 werden er belangrijke wijzigingen doorgevoerd betreffende de kwaliteitsdefinitie en de Vlaamse en Europese referentierendementen voor het berekenen van de energieperformantie van WKK-installaties. In het voorliggende rapport “WKKinventaris Vlaanderen: Stand van zaken 2005 (2)” worden de cijfers uit het rapport “WKK-inventaris Vlaanderen: Stand van zaken 2005” herberekend rekening houdend met de voorgaande wijzigingen. De getallen die hierin voorkomen, kunnen dus niet langer vergeleken worden met deze uit de voorgaande inventarissen o.w.v. de aangepaste berekeningswijze. Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de vermogens en energiecijfers van de in Vlaanderen opgestelde WKK-installaties in 2005: •
Naast de gegevens voor het totaal opgesteld elektrisch vermogen en de totale electriciteitsproductie, werden de overeenkomstige cijfers berekend volgens Annex II van de richtlijn 2004/8/EG van het Europees parlement en de raad [1] of volgens bijlage II van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2]. Hierdoor worden gedeelten warmte of elektriciteit van dezelfde installatie die niet van WKK afkomstig zijn, uitgesloten. Bovendien worden ook de cijfers weergegeven voor de certificaatgerechtigde WKK-installaties. Dit zijn de installaties vanaf 01/01/2002 die kwalitatief zijn volgens bijlage III van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2], waarbij rekening gehouden werd met de Europese referentierendementen [3].
•
Voor de indeling in kwalitatieve en niet kwalitatieve WKK-installaties werd rekening gehouden met punt a en c uit Annex III van de richtlijn 2004/8/EG van het Europees parlement en de raad [1] of met bijlage III van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2]. Hierin worden kleinschalige WKK-installaties als kwalitatief beschouwd wanneer de RPEB > 0 en worden de grote WKK-installaties als kwalitatief beschouwd worden wanneer de RPEB > 10%. Bovendien werd voor de referentierendementen rekening gehouden met het Ministrieel besluit van de Vlaamse Regering dat in het Staatsblad is verschenen op 1/12/2006 [3], en waarin de Europese referentierendementen werden overgenomen. Er werd geen rekening gehouden met Bijlage IV van dit laatste besluit (correctiefactoren voor netverliezen) omdat onvoldoende gegevens beschikbaar waren om dit toe te passen. Voor de installaties groter dan 25 MWe werd rekening gehouden met Art. 12 punt 2 van de richtlijn 2004/8/EG van het Europees parlement en de raad [1] voor het bepalen van het al dan niet kwalitatief zijn van een installatie.
•
De primaire energiebesparing werd drie keer berekend: 1 keer op basis van de Europese referentierendementen (volgens het Ministrieel besluit van de Vlaamse Regering dat in het Staatsblad is verschenen op 1/12/2006 [3]) 2 keer op basis van de Vlaamse referentierendementen zoals beschreven in Art.10 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2] waarbij 1 keer, voor de installaties die werken met recuperatiestoom, rekening gehouden werd met het fictieve stoomopwekkingsrendement zoals beschreven in de Bijlage bij Besluit 2004-62 van de VREG [4]. © 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
6
161 200
326 422
731 436
126 742
Stoomturbines directe aandrijving 113 962
152
289
371
126
113
1051
143
203
282
90
53
771
40
0
395
5
0
440
Motoren Gasturbines STEG Totaal opgesteld elektrisch WKK vermogen [MW] Totaal opgesteld thermisch WKK vermogen [MW] Opgesteld elektrisch WKK vermogen volgens Annex II [MW] Opgesteld elektrisch kwalitatief WKK vermogen volgens definitie richtlijn 2004/8/EG [MW] Opgesteld elektrisch certificaatgerechtigd WKK vermogen [MW]
Stoomturbines netgekoppeld
Totaal 1457 2762
Productie van elektriciteit en warmte van WKK-installaties Totale netto elektriciteitsproductie [GWh/jaar] Totale warmteproductie [GWh/jaar] Netto elektriciteitsproductie volgens Annex II Netto elektriciteitsproductie kwalitatieve WKK volgens definitie richtlijn 2004/8/EG [GWh/jaar] Netto certificaatgerechtigde elektriciteitsproductie [GWh/jaar] Gemiddelde vollastdraaitijd [h/jaar]
418 558 398
2337 3054 2102
3644 2812 2122
612 3206 519
907 6631 899
7918 16261 6040
397
1445
2014
465
396
4717
102
0
1233
40
0
1375
2602
7165
4986
4841
8026
5433
Primaire energiebesparing van WKK-installaties Primaire energiebesparing op basis van Vlaamse referentierendementen [GWh/jaar] Primaire energiebesparing op basis van Vlaamse referentierendementen met fictief stoomopwekkingsrendement [GWh/jaar] Primaire energiebesparing van kwalitatieve WKK op basis van Vlaamse referentierendementen Primaire energiebesparing van kwalitatieve WKK op basis van Vlaamse referentierendementen met fictief stoomopwekkingsrendement [GWh/jaar] Primaire energiebesparing op basis van Europese referentierendementen [GWh/jaar] Primaire energiebesparing van kwalitatieve WKK op basis van Europese referentierendementen
288
1148
1587
274
229
3526
288
1148
1587
79
-960
2142
316
1118
1461
532
748
4175
316
1118
1461
337
335
3567
315
1413
1985
883
1818
6414
342
1257
1701
1112
1448
5860
Relatieve primaire energiebesparing van WKK-installaties RPEB op basis van Vlaamse referentierendementen RPEB op basis van Vlaamse referentierendementen met fictief stoomopwekkingsrendement [%] RPEB van kwalitatieve WKK op basis van Vlaamse referentierendementen [%] RPEB van kwalitatieve WKK op basis van Vlaamse referentierendementen met fictief stoomopwekkingsrendement [%] RPEB op basis van Europese referentierendementen RPEB van kwalitatieve WKK op basis van Europese referentierendementen [%]
19
15
16
5
2
10
19
15
16
2
-10
6
22
23
21
13
13
18
22
23
21
6
3
15
21
17
19
16
16
17
24
25
24
23
23
24
Het totaal geïnventariseerd elektrisch vermogen aan WKK-installaties bedraagt in 2005 in Vlaanderen 1.457 MWe, wat betekent dat er voor 378 MWe aan WKK’s is bijgekomen in 2005. Deze installaties hebben een totale netto elektriciteitsproductie van 7.918 GWh/jaar. De WKK-productie volgens bijlage II van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2] bedraagt hiervan 76%. 53% van het opgestelde vermogen betreft kwalitatieve WKK-installaties volgens Art. 12 punt 2 van de Europes Richtlijn 2004/8/EG [1]. 30% van het opgesteld vermogen en 17% van de elektriciteitsproductie is certificaatgerechtigd. Het totaal opgesteld thermisch vermogen bedraagt 2.762 MW met een totale warmteproductie van 16.261 GWh per jaar.
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
7
De industrie is de belangrijkste sector met een totaal opgesteld elektrisch vermogen van 925 MWe of 63,5% van het totaal opgesteld vermogen. Wat betreft de brandstoffen, blijkt aardgas veruit de belangrijkste brandstof te zijn met een totaal geïnstalleerd elektrisch vermogen van 1.176 MWe of bijna 81% van het totaal geïnstalleerd vermogen. De totale primaire energiebesparing berekend met de Vlaamse referentierendementen bedraagt 3.526 GWh per jaar of 12,7 PJ. Wanneer enkel de kwalitatieve installaties beschouwd worden, bedraagt deze 4.175 GWh per jaar of 15 PJ. De totale primaire energiebesparing berekend met de Europese referentierendementen bedraagt 6.414 GWh per jaar of 23,1 PJ, wat bijna dubbel zo veel is als dit berekend met de Vlaamse referentierendementen. Er is 1 STEG-installatie waarvoor, ondanks de RPEB van meer dan 10%, het WKK rendement toch kleiner is dan 70%, waardoor deze voor Europa niet als kwalitatief mag beschouwd worden. Deze installatie is echter wel certificaatgerechtigd, vermits de bijkomende eis uit Art. 12 punt 2 voor installaties met een vermogen groter dan 25 MWe niet werd opgenomen in de Vlaamse kwaliteitsdefinitie. De totale primaire energiebesparing die in aanmerking komt voor WKK-certificaten bedraagt in 2005 281 GWh of 1 PJ.
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
1
8
Inleiding
Sinds 1990 wordt door Vito het opgesteld WKK-vermogen in Vlaanderen geïnventariseerd. In een eerder rapport “WKK-inventaris Vlaanderen: Stand van zaken 2005” werd deze inventaris in opdracht van VEA geactualiseerd voor 2005. De gegevensverzameling voor de WKK-inventarissen is vanaf 2004 anders verlopen dan daarvoor. Met het ministerieel besluit van 23.02.2005 zijn WKKexploitanten verplicht om jaarlijks voor 1 mei de energiecijfers en opgestelde vermogens van hun installaties mee te delen aan VEA. De eerste inventarissen maakten hoofdzakelijk gebruik van gegevens van de WKK-constructeurs (opgestelde vermogens en uit dienst genomen vermogens). In de inventarissen van voor 2002 waren geen productiecijfers opgenomen. Voor de inventarissen van 2002 en 2003 werden energieproductie- en gebruik door WKK’s ingeschat door extrapolatie van de energiecijfers van enkele installaties. Met de nieuwe gegevensinzameling vanaf 2005 kunnen voor de WKK-inventarissen vanaf 2004 energiecijfers van veel meer installaties gebruikt worden. De nauwkeurigheid van de cijfers in de inventarissen vanaf 2004 is dan ook groter dan in de voorgaande inventarissen. Bovendien werden ook cijfers opgenomen betreffende de WKK-elektriciteitsproductie, het WKK-elektrisch vermogen en het WKK-percentage volgens de berekeningen van Annex II van de Europese WKK-richtlijn 2004/8/EG [1]. In 2006 zijn er enkele belangrijke wijzigingen doorgevoerd betreffende de kwaliteitsdefinitie en de Vlaamse en Europese referentierendementen voor het berekenen van de energieperformantie van WKK-installaties, nl.: •
Het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2] waarin een aangepaste definitie is opgenomen voor het al dan niet kwalitatief zijn van een WKK-installatie en waarin bovendien ook gewijzigde referentierendementen werden opgenomen voor biobrandstoffen voor het berekenen van de warmtekrachtbesparing;
•
De goedkeuring van de Europese referentierendementen in het Ministriëel besluit van de Vlaamse Regering [3].
In het voorliggende rapport “WKK-inventaris Vlaanderen: Stand van zaken 2005 (2)” worden de cijfers uit het rapport “WKK-inventaris Vlaanderen: Stand van zaken 2005” herberekend rekening houdend met de voorgaande wijzigingen. De getallen die hierin voorkomen, kunnen dus niet langer vergeleken worden met deze uit de voorgaande inventarissen o.w.v. de aangepaste berekeningswijze.
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
2
9
Inventaris WKK met motoren
Sinds 1990 wordt door Vito een overzicht gemaakt van de op dat ogenblik gerealiseerde WKKinstallaties in Vlaanderen. In 1990 bedroeg het opgesteld elektrisch vermogen bijna 8 MW. In 2004 was dit opgelopen tot een totaal vermogen van 157,4 MW. In 2005 is het totaal vermogen opgelopen tot 160,6 MW.
2.1
Het opgesteld vermogen aan WKK-motoren
2.1.1 Evolutie van het opgesteld vermogen aan WKK-motoren Figuur 1 toont de evolutie van het opgestelde elektrische vermogen aan WKK-motoren in Vlaanderen tussen 1990 en 2005. Uit de figuur blijkt dat het opgesteld vermogen in Vlaanderen sterk gestegen is vanaf 1995. Tussen 1995 en 1996 is het opgesteld vermogen quasi verdubbeld van 27 MWe naar 52 MWe. Van 1996 tot nu is het opgestelde elektrisch vermogen nog meer dan verdrievoudigd tot een totaal opgesteld elektrisch vermogen in 2005 van 160,6 MWe.
180 MWe
160 MWe
Opgesteld elektrisch vermogen
140 MWe
120 MWe
100 MWe
80 MWe
60 MWe
40 MWe
20 MWe
0 MWe 1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Figuur 1: Evolutie opgesteld elektrisch vermogen WKK-motoren in Vlaanderen tussen 1990 en 2005.
Figuur 2 toont het jaarlijks bijkomend opgesteld vermogen aan WKK-motoren. Hierin is te zien dat de groei een maximum bereikt in de tweede helft van de jaren 90 en dat het bijkomend vermogen sinds 2000 daalt.
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
10
35,0 MWe Aangroei Afvlakking
Jaarlijkse groei opgesteld elektrisch vermogen
30,0 MWe
25,0 MWe
20,0 MWe
15,0 MWe
10,0 MWe
5,0 MWe
0,0 MWe 1980
1985
1990
1995
2000
2005
2010
Figuur 2: Bijgebouwd elektrisch vermogen WKK-motoren in Vlaanderen tussen 1983 en 2005.
Figuur 3 toont de evolutie van het opgestelde thermische vermogen aan WKK-motoren. In 2005 was er een totaal thermisch vermogen van 199,9 MW opgesteld.
250 MWth
Opgesteld thermisch vermogen
200 MWth
150 MWth
100 MWth
50 MWth
0 MWth 1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Figuur 3: Evolutie opgesteld thermisch vermogen WKK-motoren in Vlaanderen tussen 1990 en 2005.
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
11
2.1.2 Verdeling van het opgesteld elektrisch vermogen van WKK-motoren per sector
67,2 MWe 71,7 MWe 73,3 MWe 74,4 MWe
Figuur 4 geeft het opgesteld elektrisch vermogen weer voor de jaren 1990, 1995, 2000, 2004 en 2005, opgedeeld naar de 6 belangrijkste sectoren waarin WKK-installaties op basis van motoren voorkomen in Vlaanderen. De tuinbouw blijft de belangrijkste sector met een totaal opgesteld vermogen van 74,4 MW (46%), het opgesteld vermogen in de industrie bedraagt 60,9 MW (38%). Het aandeel van afvalverwerking, ziekenhuizen en rusthuizen, sport/recreatie/cultuur en kantoren/residentieel bedraagt respectievelijk 7%, 6%, 2% en 1%. In vergelijking met de inventaris van 2004 is deze verdeling nagenoeg hetzelfde gebleven.
80 MWe
45,3 MWe
50 MWe
40 MWe
Afvalverwerking
Industrie
Kantoren/residentieel Sport/recreatie/cultuur
6,6 MWe 13,2 MWe Tuinbouw
0,1 MWe 1,9 MWe 7,6 MWe 9,7 MWe 10,3 MWe 9,4 MWe 9,4 MWe
0 MWe
0,3 MWe 2,7 MWe 3,2 MWe 3,1 MWe 3,1 MWe 2,5 MWe 2,5 MWe
10 MWe
0,0 MWe 0,3 MWe 2,1 MWe 3,2 MWe 3,2 MWe 2,5 MWe 1,6 MWe
20 MWe
0,2 MWe 6,7 MWe
30 MWe
0,6 MWe 2,2 MWe 5,4 MWe 7,1 MWe 7,2 MWe 9,3 MWe 11,8 MWe
Opgesteld elektrisch vermogen
60 MWe
52,8 MWe
56,6 MWe 55,8 MWe 60,4 MWe 60,9 MWe
70 MWe
1990 1995 2000 2002 2003 2004 2005
Zieken- en rusthuizen
Figuur 4: Verdeling elektrisch vermogen WKK-motoren over de verschillende sectoren in 1990, 1995, 2004 en 2005.
2.1.3 Evolutie van de eenheidsgrootte van WKK-installaties met motoren Het totaal opgesteld WKK-vermogen op basis van motoren is sterk gestegen tussen 1990 en 2005 maar ook de grootte van de verschillende projecten kent een stijgende trend. Tabel 1 geeft een overzicht. De laatste jaren neemt het aantal projecten en het aantal motoren af, maar de eenheidsgrootte van de installaties neemt toe.
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
12
Tabel 1: Eenheidsgrootte WKK-motoren in 1990, 1995, 2000, 2003, 2004 en 2005 1990 7,7 MWe 9,9 MWth 29 266 kWe 341 kWth 45 171 kWe 220 kWth
Totaal elektrisch vermogen Totaal thermisch vermogen Aantal wkk-projecten Gemiddeld elektrisch vermogen per project Gemiddeld thermisch vermogen per project Aantal motoren Gemiddeld elektrisch vermogen per motor Gemiddeld thermisch vermogen per motor
1995 27,0 MWe 36,9 MWth 76 355 kWe 486 kWth 103 262 kWe 358 kWth
2000 116,0 MWe 149,0 MWth 143 813 kWe 1043 kWth 206 565 kWe 724 kWth
2002 146,0 MWe 187,0 MWth 163 901 kWe 1148 kWth 231 636 kWe 810 kWth
2003 151,0 MWe 192,0 MWth 172 880 kWe 1120 kWth 241 628 kWe 799 kWth
2004 157,4 MWe 196,8 MWth 167 943 kWe 1178 kWth 251 627 kWe 784 kWth
2005 160,6 MWe 199,9 MWth 157 1023 kWe 1273 kWth 246 653 kWe 812 kWth
2.1.4 Verdeling van het opgesteld elektrisch vermogen van WKK-motoren per brandstof Figuur 5 toont het totaal opgesteld elektrisch vermogen van WKK-motoren in 1990, 1995, 2000, 2003, 2004 en 2005. Tot 1994 was gasolie nog de belangrijkste brandstof, vanaf 1995 is dit aardgas. t.e.m. 2004 is het opgesteld vermogen gelijkmatig gestegen voor de verschillende brandstoffen. Voor biogas zet deze tendens zich ook in 2005 voort. Voor aardgas en gasolie daarentegen ziet men in 2005 voor het eerst een afname.
89,3 MWe
100,0 MWe
80,0 MWe
16,0 MWe
25,9 MWe
10,4 MWe
25,8 MWe 7,9 MWe
21,6 MWe 2,2 MWe
12,2 MWe
12,6 MWe
0,6 MWe
1,2 MWe
20,0 MWe
6,0 MWe
40,0 MWe
28,4 MWe
60,0 MWe
5,4 MWe
Opgesteld elektrisch vermogen
116,3 MWe
117,5 MWe
Aardgas Gasolie Biogas
120,0 MWe
118,7 MWe
140,0 MWe
0,0 MWe 1990
1995
2000
2003
2004
2005
Figuur 5: Aandeel verschillende brandstoffen in 1990, 1995, 2000, 2003, 2004 en 2005.
Bovendien is er ook nog 2,4 MWe aan motoren geïnstalleerd die op meerdere brandstoffen werken. Het betreft 1 installatie van 1,1 MWe die hetzij op gasolie hetzij op biofuel werkt en 1 installatie op aardgas en/of biogas van 1,3 MWe. Figuur 6 geeft een overzicht van de gebruikte brandstoffen per sector. Enkel in de tuinbouw, industrie en sport/recreatie/cultuur sector heeft gasolie nog een aandeel hoewel ook hier aardgas veruit de belangrijkste brandstof is. In de sector afvalverwerking is biogas de belangrijkste brandstof. De dual fuel motoren komen enkel voor in de sectoren tuinbouw en afvalverwerking. © 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
13
Aardgas Gasolie Biogas Dual Fuel
44,3 MWe
60 MWe
59,3 MWe
70 MWe
40 MWe
Afvalverwerking
Industrie
Kantoren/residentieel Sport/recreatie/cultuur
0,0 MWe
0,0 MWe
0,0 MWe
9,4 MWe
Tuinbouw
1,1 MWe
0,4 MWe
0,0 MWe
0,0 MWe
1,7 MWe
0,8 MWe
0,0 MWe
0,0 MWe
1,6 MWe
0,0 MWe
1,3 MWe
0,0 MWe
0 MWe
0,0 MWe
10 MWe
5,1 MWe
10,5 MWe
11,5 MWe
20 MWe
13,6 MWe
30 MWe
0,0 MWe
Opgesteld elektrisch vermogen
50 MWe
Zieken- en rusthuizen
Figuur 6: Opgesteld vermogen WKK-motoren per brandstof en per sector in 2005
2.1.5 Verdeling van het opgesteld elektrisch vermogen van WKK-motoren per beheersvorm Figuur 7 en Figuur 8 geven een overzicht van de gehanteerde beheersvorm: eigen beheer of samenwerking met de elektriciteitsmaatschappij. Naar aantal projecten toe is eigen beheer nog steeds de meest frequente beheersvorm, naar opgesteld vermogen toe is samenwerking met de elektriciteitsmaatschappij echter de meest frequente beheersvorm wat duidt op een groter geïnstalleerd vermogen per project.
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
14
120 Eigen beheer Samenwerking 98
100 92
91 87
80
76
Aantal installaties
74
70 66 60 51
40 29
20 10 0 0 1990
1995
2000
2003
2004
2005
100,4 MWe
120,0 MWe Eigen beheer Samenwerking
102,0 MWe
106,0 MWe
Figuur 7: Aantal WKK-projecten in eigen beheer – samenwerking
58,5 MWe
51,3 MWe
46,1 MWe
60,0 MWe
50,7 MWe
70,3 MWe
80,0 MWe
23,3 MWe
40,0 MWe
3,7 MWe
20,0 MWe
7,7 MWe
Opgesteld elektrisch vermogen
100,0 MWe
0,0 MWe 1990
1995
2000
2003
2004
Figuur 8: Totaal opgesteld vermogen in eigen beheer – samenwerking
© 2007, VITO NV
2005
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
2.2
15
Energieproductie van de WKK’s op basis van motoren in 2005
In de inventarissen van voor 2002 waren geen productiecijfers opgenomen. Voor de inventarissen van 2002 en 2003 werden energieproductie en –gebruik door WKK’s ingeschat door extrapolatie van de energiecijfers van enkele installaties. Het ministeriële besluit van 23.02.2005 heeft ertoe bijgedragen dat de huidige inventaris kan beschikken over energiecijfers van veel meer installaties. De nauwkeurigheid van de cijfers in de inventarissen vanaf 2004 is dan ook groter dan in de vorige inventarissen. Bedenk wel dat lang niet alle gegevens uit metingen volgen. In die gevallen heeft de exploitant van de WKK of VITO een inschatting gemaakt op basis van o.a. draaitijden. Het resultaat is weergegeven in Tabel 2: Energiecijfers voor de opgestelde WKK’s op basis van motoren in Vlaanderen in 2005. Naast de gegevens voor het totaal opgesteld elektrisch vermogen en de totale electriciteitsproductie, werden de overeenkomstige cijfers berekend volgens Annex II van de richtlijn 2004/8/EG van het Europees parlement en de raad [1] of volgens bijlage II van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2]. Deze cijfers vindt men terug in Tabel 2 bij “WKK-gedeelte”. Hierdoor worden gedeelten warmte of elektriciteit van dezelfde installatie die niet van WKK afkomstig zijn, uitgesloten. Deze cijfers moeten gerapporteerd worden aan Europa en moeten ook mee opgenomen worden bij de registratie van de WKK-certificaten door de VREG. Voor de indeling in kwalitatieve en niet kwalitatieve WKK-motoren werd rekening gehouden met punt a en c uit Annex III van de richtlijn 2004/8/EG van het Europees parlement en de raad [1] of met bijlage III van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2]. Hierin worden kleinschalige WKK-installaties als kwalitatief beschouwd wanneer de RPEB > 0 en worden de grote WKKinstallaties als kwalitatief beschouwd worden wanneer de RPEB > 10%. Bovendien werd voor de referentierendementen rekening gehouden met het Ministrieel besluit van de Vlaamse Regering dat in het Staatsblad is verschenen op 1/12/2006 [3], en waarin de Europese referentierendementen werden overgenomen. Er werd geen rekening gehouden met Bijlage IV van dit laatste besluit (correctiefactoren voor netverliezen) omdat onvoldoende gegevens beschikbaar waren om dit toe te passen. De primaire energiebesparing werd tweemaal berekend: 1 keer op basis van de Europese referentierendementen (volgens het Ministrieel besluit van de Vlaamse Regering dat in het Staatsblad is verschenen op 1/12/2006 [3]) en 1 keer op basis van de Vlaamse referentierendementen zoals beschreven in Art.10 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2]. Als laatste worden in Tabel 2 ook de cijfers weergegeven voor de certificaatgerechtigde installaties. Dit zijn de installaties vanaf 01/01/2002 die kwalitatief zijn volgens bijlage III van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2], waarbij rekening gehouden werd met de Europese referentierendementen [3].
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
16
Tabel 2: Energiecijfers voor de opgestelde WKK’s op basis van motoren in Vlaanderen in 2005.
Totaal
WKKgedeelte
Opgesteld elektrisch vermogen
160,6 MWe
151,6 MWe
Opgesteld thermisch vermogen
199,9 MWth
199,9 MWth
2602 h/j
Jaarlijkse draaitijd Elektriciteitsproductie
417,9 GWh/j
397,9 GWh/j
Warmteproductie
557,5 GWh/j
557,5 GWh/j
Globaal WKK-percentage
95,2%
Relatieve primaire energiebesparing*
20,9%
Kwalitatieve wkk-motoren* Opgesteld elektrisch vermogen
143 MWe
Opgesteld thermisch vermogen
183 MWth 396,6 GWh/j
Elektriciteitsproductie
383,7 GWh/j
Primaire energiebesparing*
342,5 GWh/j
Primaire energiebesparing**
315,7 GWh/j
Relatieve primaire energiebesparing*
23,8%
WKK-percentage
96,7%
Certificaatgerechtigde WKK-motoren* Opgesteld elektrisch vermogen
40 MWe
Opgesteld thermisch vermogen
51 MWth 101,9 GWh/j
Elektriciteitsproductie
100,7 GWh/j
Primaire energiebesparing*
113,3 GWh/j
Primaire energiebesparing**
108,7 GWh/j
Relatieve primaire energiebesparing*
30,2%
WKK-percentage
98,8%
*Op basis van Europese referentierendementen **Op basis van Vlaamse referentierendementen
Bovenstaande tabel geeft aan dat er voor ca. 40 MWe opgestelde motoren zijn die in principe in aanmerking komen voor WKK-certificaten in 2005.
2.3
Verdeling van de energieproductie van WKK-motoren per brandstof en per sector in 2005
De volgende figuren geven een verdeling voor WKK-motoren in 2005 per brandstof en per sector van: © 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
17
•
De netto elektriciteitsproductie (Figuur 9);
•
De elektriciteitsproductie berekend volgens Bijlage II van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2] (Figuur 10);
•
De kwalitatieve elektriciteitsproductie (Figuur 11);
•
De elektriciteitsproductie van de certificaatgerechtigde installaties (Figuur 12).
166,5 GWh/j
180 GWh/j Aardgas Gasolie Biogas Dual Fuel
160 GWh/j
101,9 GWh/j
120 GWh/j
100 GWh/j
80 GWh/j
Afvalverwerking
Kantoren/residentieel Sport/recreatie/cultuur
0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
25,3 GWh/j
Tuinbouw
0,0 GWh/j
3,1 GWh/j
3,6 GWh/j
0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
6,0 GWh/j
1,1 GWh/j
0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
4,7 GWh/j
29,9 GWh/j
Industrie
0,0 GWh/j
13,2 GWh/j
0,0 GWh/j
0 GWh/j
0,0 GWh/j
20 GWh/j
0,0 GWh/j
40 GWh/j
26,8 GWh/j
26,6 GWh/j
60 GWh/j
9,2 GWh/j
Netto electriciteitsproductie
140 GWh/j
Zieken- en rusthuizen
Figuur 9: Netto elektriciteitsproductie van WKK-motoren per brandstof en per sector in 2005
164,8 GWh/j
180 GWh/j Aardgas Gasolie Biogas Dual Fuel
160 GWh/j
97,9 GWh/j
120 GWh/j
100 GWh/j
80 GWh/j
Afvalverwerking
© 2007, VITO NV
Tuinbouw
0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
3,1 GWh/j
24,8 GWh/j
29,0 GWh/j
Kantoren/residentieel Sport/recreatie/cultuur
3,6 GWh/j
0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
6,0 GWh/j
1,0 GWh/j
0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
4,7 GWh/j
0,0 GWh/j
12,8 GWh/j
Industrie
0,0 GWh/j
0 GWh/j
18,4 GWh/j
20 GWh/j
0,0 GWh/j
40 GWh/j
9,2 GWh/j
22,5 GWh/j
60 GWh/j
0,0 GWh/j
Electriciteitsproductie volgens bijlage II
140 GWh/j
Zieken- en rusthuizen
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
18
159,6 GWh/j
Figuur 10: Electriciteitsproductie van WKK-motoren per brandstof en per sector in 2005 berekend volgens Bijlage II van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2]
180,0 GWh/j
160,0 GWh/j
Aardgas Gasolie Biogas Dual Fuel
97,9 GWh/j
120,0 GWh/j
100,0 GWh/j
80,0 GWh/j
Kantoren/residentieel Sport/recreatie/cultuur
Tuinbouw
0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
23,9 GWh/j 3,6 GWh/j
3,1 GWh/j
0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
6,0 GWh/j
1,1 GWh/j
0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
4,7 GWh/j
29,3 GWh/j
Industrie
0,0 GWh/j
13,2 GWh/j
25,8 GWh/j
Afvalverwerking
0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
20,0 GWh/j
0,0 GWh/j
40,0 GWh/j
19,3 GWh/j
60,0 GWh/j
9,2 GWh/j
Kwalitatieve elektriciteitsproductie
140,0 GWh/j
Zieken- en rusthuizen
35,1 GWh/j
Figuur 11: Kwalitatieve elektriciteitsproductie van WKK-motoren per brandstof en per sector in 2005
40,0 GWh/j Aardgas Gasolie Biogas
35,0 GWh/j
Afvalverwerking
Industrie
Kantoren/residentieel Sport/recreatie/cultuur
Tuinbouw
0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
3,6 GWh/j
0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
1,8 GWh/j
0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
5,0 GWh/j
0,0 GWh/j
10,0 GWh/j
9,6 GWh/j
6,2 GWh/j
15,0 GWh/j
11,2 GWh/j
20,0 GWh/j
5,2 GWh/j
18,1 GWh/j
25,0 GWh/j
11,2 GWh/j
Energieproductie voor certificaten
30,0 GWh/j
Zieken- en rusthuizen
Figuur 12: Netto elektriciteitsproductie van certificaatgerechtigde WKK-motoren per brandstof en per sector in 2005
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
19
Op Figuur 12 na ziet men in al deze grafieken dezelfde verhoudingen terugkomen als in de grafiek met het opgesteld elektrisch vermogen per brandstof en per sector (Figuur 6): aardgas blijkt veruit de belangrijkste brandstof, terwijl gasolie enkel nog gebruikt wordt in de sectoren industrie, tuinbouw en sport/recreatie/cultuur. Voor de certificaatgerechtigde installaties nemen zowel biogas als gasolie een groter relatief aandeel in. Bovendien zijn de dual fuel motoren, die kwalitatief zijn volgens de definitie in Bijlage III van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2], niet certificaatgerechtigd omdat dit installaties betreft van voor 2002.
2.4
Verdeling van de primaire energiebesparing van WKK-motoren per brandstof en per sector in 2005
De volgende figuren geven een verdeling voor WKK-motoren in 2005 per brandstof en per sector van: •
De primaire energiebesparing berekend op basis van de Europese referentierendementen [3] (Figuur 13);
•
De primaire energiebesparing berekend op basis van de Europese referentierendementen [3] voor de installaties die kwalitatief zijn volgens de definitie van bijlage III van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2] (Figuur 14);
•
De primaire energiebesparing berekend op basis van de Vlaamse referentierendementen zoals beschreven in Art. 10 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2] voor de installaties vanaf 01/01/2002 die kwalitatieve zijn volgens de definitie van bijlage III van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2]. Dit zijn de certificaatgerechtigde WKKmotoren (Figuur 15).
120 GWh/j
114,7 GWh/j
140 GWh/j Aardgas Gasolie Biogas Dual Fuel
73,1 GWh/j
80 GWh/j
Afvalverwerking
Industrie
Kantoren/residentieel Sport/recreatie/cultuur
Zieken- en rusthuizen
Figuur 13: Primaire energiebesparing van WKK-motoren per brandstof en per sector in 2005
© 2007, VITO NV
0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
16,4 GWh/j 0,0 GWh/j
5,7 GWh/j
Tuinbouw
3,3 GWh/j
32,5 GWh/j 0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
7,1 GWh/j
1,0 GWh/j
0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
2,9 GWh/j
0,0 GWh/j
19,2 GWh/j 0,0 GWh/j
0 GWh/j
0,0 GWh/j
20 GWh/j
1,8 GWh/j
19,6 GWh/j
40 GWh/j
17,7 GWh/j
60 GWh/j
0,0 GWh/j
Primaire energiebesparing
100 GWh/j
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
20
Aardgas Gasolie Biogas Dual Fuel
120 GWh/j
72,6 GWh/j
100 GWh/j
80 GWh/j
Afvalverwerking
Kantoren/residentieel Sport/recreatie/cultuur
Tuinbouw
0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
17,1 GWh/j 0,0 GWh/j
5,7 GWh/j
3,3 GWh/j
0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
7,1 GWh/j
0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
2,9 GWh/j
1,0 GWh/j
32,6 GWh/j
Industrie
0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
0 GWh/j
0,0 GWh/j
20 GWh/j
19,2 GWh/j
40 GWh/j
17,7 GWh/j
29,5 GWh/j
60 GWh/j
19,6 GWh/j
Kwalitatieve primaire energiebesparing
114,3 GWh/j
140 GWh/j
Zieken- en rusthuizen
Figuur 14: Kwalitatieve primaire energiebesparing van WKK-motoren per brandstof en per sector in 2005
15,2 GWh/j
12,7 GWh/j
20 GWh/j
18,9 GWh/j
Aardgas Gasolie Biogas
17,6 GWh/j
15 GWh/j
Afvalverwerking
Industrie
Kantoren/residentieel Sport/recreatie/cultuur
Tuinbouw
0,0 GWh/j
4,4 GWh/j 0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
0,0 GWh/j
1,8 GWh/j
0,0 GWh/j
0 GWh/j
0,0 GWh/j
5 GWh/j
5,6 GWh/j
10 GWh/j 4,7 GWh/j
Primaire energiebesparing voorWKK-certificaten
25 GWh/j
27,9 GWh/j
30 GWh/j
Zieken- en rusthuizen
Figuur 15: Primaire energiebesparing van certificaatgerechtigde WKK-motoren per brandstof en per sector in 2005
Voor de primaire energiebesparing gelden dezelfde opmerkingen als deze die gemaakt werden voor de elektriciteitproductie.
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
2.5
21
Besluiten WKK’s op basis van motoren in 2005
De laatste 15 jaar is het geïnstalleerd WKK-vermogen met motoren gestegen van 7,7 naar 160,6 MWe en van 9,9 naar 199,9 MWth. De belangrijkste tendensen hierbij zijn: •
Het totaal opgesteld elektrisch vermogen bedraagt 161 MWe, met een totale netto elektriciteitsproductie van 418 GWh/jaar. De WKK-productie berekend volgens bijlage II van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2] bedraagt hiervan nog 95%. 89% van het opstelde vermogen betreft kwalitatieve WKK-motoren volgens bijlage III van hetzelfde besluit. Slechts 25% van het opgestelde vermogen komt in aanmerking voor WKK-certificaten. Dit komt overeen met 14% van de elektriciteitsproductie.
•
Het bijkomend geïnstalleerd vermogen is in 2005 gedaald ten opzichte van 2004 en is zelfs kleiner dan deze in 2003. De globale trend blijft dalend.
•
De meest installaties komen voor in de tuinbouw en de industrie waar in 2005 135,4 MWe aan WKK-vermogen opgesteld is.
•
De belangrijkste brandstof blijft aardgas, hoewel het opgesteld elektrisch vermogen van WKKmotoren op aardgas in 2005 gedaald is t.o.v. 2004. Dit laatste geldt ook voor de motoren op gasolie. Het opgesteld elektrisch vermogen van WKK-motoren op biogas daarentegen bedraagt in 2005 154% van dit in 2004.
•
In de sectoren afvalverwerking en tuinbouw zijn er ook WKK-motoren opgesteld die op meer dan 1 brandstof werken. Het betreft een totaal opgesteld elektrisch vermogen van 2,4 MWe.
•
Het merendeel van de projecten wordt nog steeds in eigen beheer uitgebaat; op vermogenbasis is de energiesector echter de belangrijkste eigenaar van de WKK-installaties, wat duidt op een groter geïnstalleerd vermogen per project.
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
3
Inventaris WKK met gasturbines en STEG’s
3.1
Het opgesteld vermogen aan gasturbines en STEG’s
22
3.1.1 Evolutie van het opgesteld vermogen aan gasturbines en STEG’s In 2005 werd 1 bijkomende STEG installatie in bedrijf genomen in Vlaanderen, nl. Zandvliet power in Antwerpen. Verder is er een belangrijke verschuiving gebeurd voor de installatie van Petrofina t.o.v. de inventaris van 2004. In 2002 werd immers na de afgassenketel van de gasturbine een tegendruk stoomturbine geplaatst. Deze beide installaties werken volgens de eigenaar als een STEG-combinatie en worden hier ook als dusdanig geïnventariseerd. In de inventaris van 2004 werden de installaties nog appart opgenomen (1 bij de gasturbines en 1 bij de netgekoppelde stoomturbines). Bovendien wijkt nog voor enkele installaties het opgestelde vermogen af van de waarden in de inventaris van 2004. Dit is te verklaren doordat de gegevens van de exploitanten in 2005 soms afwijken van deze van 2004. Het in 2005 totaal opgesteld elektrisch vermogen aan gasturbines bedraagt 326 MWe en dit van STEG’s bedraagt 731 MWe. Van de 15 installaties zijn er 6 met een nageschakelde stoomturbine (STEG-WKK’s). Het opgesteld thermisch vermogen bedraagt 422 MW aan gasturbines en 437 MW aan STEG’s. Tabel 3 Geeft een overzicht van de opgestelde gasturbine en STEG WKK-installaties.
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
23
Tabel 3: Opgesteld vermogen aan WKK gasturbines en STEG’s in 2005 NAAM
PLAATS
SECTOR
IN BEDRIJF
Elektrisch
Thermisch
TURBINE
Esso
Antwerpen
chemie
1993
42 MW
56 MW
Gasturbine
Stora
Langerbrugge
papier
1993
37 MW + 22 MWstoom
66 MW
STEG
Phenolchemie
Beveren
chemie
1994
23 MW
35 MW
Gasturbine
Gent Ham
Gent
gebouwen
1995
27 MW
STEG
Cargill
Izegem
voeding
1996
28 MW
STEG
Distrigas
Zeebrugge
chemie
1996
40 MW
72 MW
Gasturbine
SAPPI
Lanaken
papier
1997
41 MW
36 MW
Gasturbine
Amoco
Geel
chemie
1997
37 MW
45 MW
Gasturbine
VPK
Oudegem
papier
1997
15 MW
24 MW
Gasturbine
Amylum
Aalst
chemie
1998
41 MW + 10 MWstoom
79 MW
STEG
Petrofina
Antwerpen
chemie
2002
149 MW
170 MW
STEG
Lanxess
Lillo
chemie
1999
43 MW
43 MW
Gasturbine
Degussa
Antwerpen
chemie
1999
42 MW
50 MW
Gasturbine
Monsanto
Antwerpen
chemie
2000
43 MW
61 MW
Gasturbine
BASF
Antwerpen
chemie
2005
395 MW
67 MW
STEG
3.1.2
42 MW + 13 MWstoom 16 MW + 7 MWstoom
MERK General Electric Frame 6 SI General Electric Frame 6 DLE ABB GT 10 B General Electric LM-6000 PB General Electric LM-2500 General Electric LM-6000 PB General Electric LM-6000 PD General Electric LM-6000 PD 2x Alstom-Ruston Tempest DLE General Electric LM-6000 PD 3x General Electric LM-6000 PD General Electric LM-6000 PD General Electric LM-6000 PD General Electric LM-6000 PD Siemens V94.3A2
Verdeling van het opgesteld elektrisch vermogen van gasturbines en STEG’s per sector
Figuur 16 geeft het opgesteld elektrisch vermogen voor gasturbines en STEG’s in 2005 opgedeeld naar de 4 sectoren waarin deze WKK-installaties voorkomen in Vlaanderen. De industrie is de belangrijkste sector met een totaal opgesteld elektrisch vermogen van 864 MWe, wat bijna 82% uitmaakt van het totaal geïnstalleerde vermogen aan gasturbines en STEG’s. In de sectoren kantoren/residentiëel en voeding komen enkel STEG-installaties voor. De STEG’s nemen in het totaal 69% in van het totaal opgestelde elektrisch vermogen.
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
24
1000 MWe
STEG's Gasturbines
900 MWe
Opgesteld elektrisch vermogen
800 MWe
700 MWe
600 MWe 594,0 MWe 500 MWe
400 MWe
300 MWe
200 MWe 270,3 MWe 100 MWe
59,0 MWe 55,8 MWe
54,3 MWe
23,5 MWe
0 MWe Papier en drukken
Industrie
Kantoren/residentieel
Voeding
Figuur 16: Verdeling elektrisch vermogen van gasturbines en STEG’s over de verschillende sectoren in 2005
3.1.3
Verdeling van het opgesteld elektrisch vermogen van gasturbines en STEG’s per brandstof
Figuur 17 toont de verdeling van het opgesteld elektrisch vermogen aan STEG’s en gasturbines voor de verschillende brandstoffen. Aardgas neemt hier duidelijk het grootste aandeel in: 96% van het geïnstalleerde vermogen heeft aardgas als brandstof. In de industrie is er 1 installatie opgesteld die bestaat uit een gasturbine die op meer dan 1 brandstof kan werken: deze werkt hetzij op aardgas, hetzij op raffinaderijgas.
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
25
1200 MWe STEG's Gasturbines
Opgesteld elektrisch vermogen
1000 MWe
800 MWe
730,8 MWe 600 MWe
400 MWe
200 MWe 283,6 MWe
42,6 MWe
0 MWe Aardgas
Dual fuel
Figuur 17: Verdeling elektrisch vermogen van gasturbines en STEG’s voor de verschillende brandstoffen in 2005
3.2
Energieproductie van de WKK’s op basis van gasturbines en STEG’s in 2005
In de inventarissen van voor 2002 waren geen productiecijfers opgenomen. Voor de inventarissen van 2002 en 2003 werden energieproductie en –gebruik door WKK’s ingeschat door extrapolatie van de energiecijfers van enkele installaties. Het ministeriële besluit van 23.02.2005 heeft ertoe bijgedragen dat de huidige inventaris kan beschikken over energiecijfers van veel meer installaties. De nauwkeurigheid van de cijfers in de inventarissen vanaf 2004 is dan ook groter dan in de vorige inventarissen. Bedenk wel dat lang niet alle gegevens uit metingen volgen. In die gevallen heeft de exploitant van de WKK of VITO een inschatting gemaakt op basis van o.a. draaitijden. Het resultaat is weergegeven in Tabel 4: Samenvatting energieproductiegegevens en performantie van WKK’s op basis van gasturbines en STEG’s in Vlaanderen in 2005. Naast de gegevens voor het totaal opgesteld elektrisch vermogen en de totale electriciteitsproductie, werden de overeenkomstige cijfers berekend volgens Annex II van de richtlijn 2004/8/EG van het Europees parlement en de raad [1] of volgens bijlage II van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2]. Deze cijfers vindt men terug in Tabel 2 bij “WKK-gedeelte”. Hierdoor worden gedeelten warmte of elektriciteit van dezelfde installatie die niet van WKK afkomstig zijn, uitgesloten. Deze cijfers moeten gerapporteerd worden aan Europa en moeten ook mee opgenomen worden bij de registratie van de WKK-certificaten door de VREG.
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
26
Voor de indeling in kwalitatieve en niet kwalitatieve WKK gasturbines en STEG’s werd rekening gehouden met punt a en c uit Annex III van de richtlijn 2004/8/EG van het Europees parlement en de raad [1] of met bijlage III van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2]. Hierin worden kleinschalige WKK-installaties als kwalitatief beschouwd wanneer de RPEB > 0 en worden de grote WKK-installaties als kwalitatief beschouwd worden wanneer de RPEB > 10%. Bovendien werd voor de referentierendementen rekening gehouden met het Ministrieel besluit van de Vlaamse Regering dat in het Staatsblad is verschenen op 1/12/2006 [3], en waarin de Europese referentierendementen werden overgenomen. Er werd geen rekening gehouden met Bijlage IV van dit laatste besluit (correctiefactoren voor netverliezen) omdat onvoldoende gegevens beschikbaar waren om dit toe te passen. Voor de installaties groter dan 25 MWe werd rekening gehouden met Art. 12 punt 2 van de richtlijn 2004/8/EG van het Europees parlement en de raad [1] voor het bepalen van het al dan niet kwalitatief zijn van een installatie. Dit had slechts impact op 1 installatie, nl. deze van BASF: ondanks de RPEB van meer dan 10% is het WKK rendement van deze installatie kleiner dan 70% waardoor deze voor Europa niet als kwalitatief mag beschouwd worden. Deze installatie is echter wel certificaatgerechtigd, vermits de bijkomende eis uit Art. 12 punt 2 voor installaties met een vermogen groter dan 25 MWe niet werd opgenomen in de Vlaamse kwaliteitsdefinitie. De primaire energiebesparing werd tweemaal berekend: 1 keer op basis van de Europese referentierendementen (volgens het Ministrieel besluit van de Vlaamse Regering dat in het Staatsblad is verschenen op 1/12/2006 [3]) en 1 keer op basis van de Vlaamse referentierendementen zoals beschreven in Art.10 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2]. Als laatste worden in Tabel 4 ook de cijfers weergegeven voor de certificaatgerechtigde installaties. Dit zijn de installaties vanaf 01/01/2002 die kwalitatief zijn volgens bijlage III van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2], waarbij rekening gehouden werd met de Europese referentierendementen [3]. Bij de interpretatie van de tabel is het belangrijk om rekening te houden met het feit dat geen enkel van de kwalitatieve installaties certificaatgerechtigd is. Er is slechts 1 certificaatgerechtigde installatie die voor Europa niet als kwalitatief mag beschouwd worden.
Tabel 4: Samenvatting energieproductiegegevens en performantie van WKK’s op basis van gasturbines en STEG’s in Vlaanderen in 2005
Totaal
WKKgedeelte
Opgesteld elektrisch vermogen
1056,9 MWe
659,8 MWe
Opgesteld thermisch vermogen
858,2 MWth
858,2 MWth
5658 h/j
Jaarlijkse draaitijd Elektriciteitsproductie
5980,4 GWh/j
4224,0 GWh/j
Warmteproductie
5865,8 GWh/j
5865,8 GWh/j
Globaal WKK-percentage
70,6%
Relatieve primaire energiebesparing*
18,3%
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
27
Kwalitatieve WKK-gasturbines en STEG's* Opgesteld elektrisch vermogen
484 MWe
Opgesteld thermisch vermogen
607 MWth 3458,9 GWh/j
Elektriciteitsproductie
3458,9 GWh/j
Primaire energiebesparing*
2957,5 GWh/j
Primaire energiebesparing**
2579,1 GWh/j
Relatieve primaire energiebesparing*
24,4%
WKK-percentage
100,0%
Certificaatgerechtigde WKK-gasturbines en STEG's* Opgesteld elektrisch vermogen
395 MWe
Opgesteld thermisch vermogen
67 MWth 1233,0 GWh/j
Elektriciteitsproductie
34,6 GWh/j
Primaire energiebesparing*
242,7 GWh/j
Primaire energiebesparing**
149,3 GWh/j
Relatieve primaire energiebesparing*
10,2%
WKK-percentage
2,8%
*Op basis van Europese referentierendementen **Op basis van Vlaamse referentierendementen
3.3
Verdeling van de energieproductie van gasturbines en STEG’s per brandstof en per sector in 2005
De volgende figuren geven een verdeling voor WKK gasturbines en STEG’s in 2005 per brandstof en per sector van: •
De netto elektriciteitsproductie (Figuur 18);
•
De elektriciteitsproductie berekend volgens Bijlage II van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2] (Figuur 19);
•
De kwalitatieve elektriciteitsproductie (Figuur 20);
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
28
5000 GWh/j Dual Fuel GT Aardgas STEG Aardgas GT
329,3 GWh/j
4500 GWh/j
4000 GWh/j
Netto elektriciteitproductie
3500 GWh/j
3000 GWh/j
2744,9 GWh/j
2500 GWh/j
2000 GWh/j
1500 GWh/j
1000 GWh/j 1621,5 GWh/j 500 GWh/j
331,9 GWh/j 396,6 GWh/j
385,9 GWh/j 0 GWh/j Papier en drukken
Industrie
Kantoren/residentieel
170,3 GWh/j Voeding
Figuur 18: Netto elektriciteitsproductie van gasturbines en STEG’s per brandstof en per sector in 2005
3500 GWh/j
Dual Fuel GT Aardgas STEG Aardgas GT
233,1 GWh/j
Electriciteitsproductie volgens bijlage II
3000 GWh/j
2500 GWh/j 1546,5 GWh/j 2000 GWh/j
1500 GWh/j
1000 GWh/j 1493,4 GWh/j 500 GWh/j
331,9 GWh/j
375,7 GWh/j
73,1 GWh/j
170,3 GWh/j
0 GWh/j Papier en drukken
Industrie
Kantoren/residentieel
Voeding
Figuur 19: Elektriciteitsproductie van gasturbines en STEG’s per brandstof en per sector in 2005 berekend volgens Bijlage II van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2]
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
29
3000 GWh/j
Aardgas STEG Aardgas GT
Kwalitatieve elektriciteitsproductie
2500 GWh/j
2000 GWh/j 1511,9 GWh/j
1500 GWh/j
1000 GWh/j
1142,1 GWh/j 500 GWh/j
331,9 GWh/j
302,7 GWh/j
170,3 GWh/j
0 GWh/j Papier en drukken
Industrie
Kantoren/residentieel
Voeding
Figuur 20: Kwalitatieve elektriciteitsproductie van gasturbines en STEG’s per brandstof en per sector in 2005
Hieruit blijkt duidelijk dat de industrie de belangrijkste sector is. Bovendien is er van de STEG’s die opgesteld zijn in de sector kantoren/residentieel geen enkele installatie kwalitatief en zijn alle STEG’s in de sectoren voeding en papier en drukken wel kwalitatief. De enige certificaatgerechtigde installatie bevindt zich in de industrie.
3.4
Verdeling van de primaire energiebesparing van gasturbines en STEG’s per brandstof en per sector in 2005
Figuur 21 toont de primaire energiebesparing van de WKK’s op basis van gasturbines en STEG’s voor 2005 verdeeld over de verschillende brandstoffen en sectoren.
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
30
3000 GWh/j
Dual Fuel GT Aardgas STEG Aardgas GT
112,4 GWh/j
Primaire energiebesparing
2500 GWh/j
2000 GWh/j 1602,8 GWh/j
1500 GWh/j
1000 GWh/j
1047,5 GWh/j
500 GWh/j 243,8 GWh/j 252,8 GWh/j
96,9 GWh/j
41,8 GWh/j
0 GWh/j Papier en drukken
Industrie
Kantoren/residentieel
Voeding
Figuur 21: Primaire energiebesparing van gasturbines en STEG’s per brandstof en per sector in 2005
De grootste primaire energiebesparing wordt in de chemie gerealiseerd aangezien in deze sector de meeste WKK’s op basis van gasturbines en STEG’s opgesteld zijn. Figuur 22 is analoog aan Figuur 21 maar beschouwt alleen de kwalitatieve WKK’s. Vergelijking van Figuur 21 en Figuur 22 toont aan dat enkel in de sectoren voeding en papier en drukken louter kwalitatieve WKK’s op basis van STEG’s zijn opgesteld en dat in de kantoren/residentieel sector enkel niet-kwalitatieve WKK’s te vinden zijn.
3000 GWh/j Aardgas STEG Aardgas GT
Kwalitatieve primaire energiebesparing
2500 GWh/j
2000 GWh/j
1360,1 GWh/j 1500 GWh/j
1000 GWh/j
1027,4 GWh/j
500 GWh/j 243,8 GWh/j
96,9 GWh/j
229,4 GWh/j 0 GWh/j Papier en drukken
Industrie
© 2007, VITO NV
Kantoren/residentieel
Voeding
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
31
Figuur 22: Kwalitatieve primaire energiebesparing van gasturbines en STEG’s per brandstof en per sector in 2005
De enige certificaatgerechtigde installatie bevindt zich in de industrie.
3.5
Besluiten WKK’s op basis van gasturbines en STEG’s in 2005
•
Wat de gasturbines en STEG’s betreft is er 1 STEG-installatie bijgekomen in 2005. Toch zijn er voor enkele installaties verschillende vermogens geïnventariseerd ten opzichte van de voorgaande inventaris wat te wijten is aan het feit dat de exploitant voor 2005 licht gewijzigde gegevens heeft doorgegeven. Bovendien is er een verschuiving gebeurt van een installatie als gasturbine naar de STEGs (samen met een tegendrukstoomturbine die in de vorige inventaris bij de netgekoppelde stoomturbines was opgenomen).
•
Het totaal opgesteld elektrisch vermogen aan WKK-installaties met gasturbines en STEG’s bedraagt in 2005 in Vlaanderen 1057 MWe, met een totale netto elektriciteitsproductie van 5.980 GWh/jaar. De WKK-productie volgens bijlage II van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2] bedraagt hiervan 70,6%. 46% van het opgestelde vermogen betreft kwalitatieve WKK gasturbines en STEG’s volgens Art. 12 punt 2 van de Europes Richtlijn 2004/8/EG [1]. Geen enkel van de volgens Europa kwalitatieve installaties is certificaatgerechtigd. Slechts 1 van de opgestelde installaties komt in aanmerking voor WKKcertificaten. Dit maakt dat 37% van het opgesteld vermogen en 20,6% van de elektriciteitsproductie certificaatgerechtigd is.
•
Het opgesteld thermisch vermogen bedraagt 858 MW.
•
De meeste installaties komen voor in de industrie, waar in 2005 een totaal elektrisch vermogen was opgesteld van 864 MWe (82%).
•
De belangrijkste brandstof is aardgas, met een aandeel van 96% van het opgesteld elektrisch vermogen. In de industrie is er nog een elektrisch vermogen opgesteld van 42,6 MWe dat bestaat uit een dual fuel installatie waarin hetzij aardgas, hetzij raffinaderijgas wordt gebruikt als brandstof.
•
De WKK’s op basis van gasturbines en STEG’s slagen erin om mooie primaire energiebesparingen te realiseren. Op jaarbasis besparen zij bijna 3400 GWh aan primaire energie. Indien enkel de kwalitatieve WKK’s bekeken worden, bedraagt de bereikte primaire energiebesparing 2.958 GWh/jaar.
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
4
32
Inventaris WKK met stoomturbines
Voorgaande WKK-inventarissen voor stoomturbines waren gebaseerd op gegevens van de Belgische federatie voor elektriciteitsproducenten BFE en een enquête die samen met Fedichem opgezet was. Vanaf 2005 waren de exploitanten van stoomturbine-WKK’s in het kader van het ministeriële besluit van 23.02.2005 verplicht om de energiecijfers van hun installaties mee te delen, waardoor de inventarissen vanaf 2004 gebaseerd zijn op meer en nauwkeuriger cijfers dan daarvoor. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen netgekoppelde en niet-netgekoppelde stoomturbines. De meeste stoomturbines zijn netgekoppeld. Enkele installaties, vooral bij grote chemische bedrijven, zijn niet-netgekoppeld: de stoomturbines drijven in die gevallen direct 1 of meerdere grote machines (compressor, pomp, …) aan.
4.1
Het opgesteld vermogen aan stoomturbines
4.1.1
Evolutie van het opgesteld vermogen aan stoomturbines
Wat betreft de netgekoppelde stoomturbines werden er geen bijkomende installaties gerapporteerd voor 2005. Ten opzichte van de inventaris van 2004 zijn er toch enkele wijzigingen om verschillende redenen: •
1 installatie draait nu op gereduceerd vermogen ten opzichte van de vorige inventaris;
•
Voor een andere installatie werd een kleiner thermisch vermogen gerapporteerd;
•
1 installatie is van de netgekoppelde naar de niet-netgekoppelde stoomturbines gegaan;
•
1 installatie is van de netgekoppelde stoomturbines verhuisd naar de STEG’s.
De niet-netgekoppelde stoomturbines komen vooral voor in de grote procesindustrie. De stoomturbines worden in die gevallen overwegend aangedreven met afvalwarmte of met hoge druk restgassen uit het proces. t.o.v. de WKK-inventaris 2004, werden er 2 installaties extra gerapporteerd. Bovendien zijn er nog andere wijzigingen t.o.v. de vorige inventaris: •
Voor 1 installatie werd een kleiner thermisch vermogen gerapporteerd;
•
Er is 1 installatie bijgekomen bij de niet-netgekoppelde installaties die vorig jaar nog bij de netgekoppelde installaties stond;
•
Enkele bedrijven die voorgaande jaren wel hun stoomturbines rapporteerden, hebben dit sinds 2005 niet meer gedaan. Voor deze bedrijven werd verondersteld dat de stoomturbines nog hetzelfde draaien als in 2003.
Het totaal opgesteld elektrisch vermogen in 2005 bedraagt 239,5 MWe, nl. 126 MWe aan netgekoppelde en 113 MWe aan niet-netgekoppelde stoomturbines. De overeenkomstige thermische vermogens zijn respectievelijk 742 MW en 962 MW. Het betreft in het totaal 23 netgekoppelde en 55 niet-netgekoppelde stoomturbines.
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
4.1.2
33
Verdeling van het opgesteld elektrisch vermogen van stoomturbines per sector
Figuur 23 toont het opgesteld elektrisch vermogen voor stoomturbines opgedeeld naar de 4 sectoren waarin deze installaties voorkomen in Vlaanderen in 2005. De chemie is duidelijk de belangrijkste sector met een totaal opgesteld vermogen van 128 MWe, wat overeenkomt met bijna 54% van het totaal opgesteld elektrisch vermogen aan stoomturbines. Meer dan 99% van het opgesteld vermogen aan niet-netgekoppelde stoomturbines is geïnstalleerd in de chemie sector. Voor de netgekoppelde stoomturbines is het grootste deel opgesteld in de voedingsector, nl. 59,6 MWe of 47%. In de sectoren non-ferro en papier komen enkel netgekoppelde installaties voor.
140 MWe
Mechanisch Netgekoppeld
120 MWe
Opgesteld elektrisch vermogen
100 MWe
80 MWe 112,3 MWe 0,8 MWe 60 MWe
40 MWe 59,6 MWe 20 MWe 32,5 MWe 18,4 MWe
16,1 MWe 0 MWe Voeding
Chemie
Non-ferro
Papier
Figuur 23: Verdeling elektrisch/mechanisch vermogen aan stoomturbines over de verschillende sectoren in 2005
4.1.3
Verdeling van het opgesteld elektrisch vermogen aan stoomturbines per brandstof
Figuur 24 geeft een overzicht van het opgesteld elektrisch vermogen aan stoomturbines per brandstof in 2005. Bijna 43% van het opgestelde vermogen of in het totaal 102 MWe bestaat uit stoomturbines die werken op recuperatiestoom. Het betreft hier voornamelijk (82%) niet-netgekoppelde aandrijvingen. Ook het aantal installaties die op meer dan 1 brandstof werken, neemt een groot aandeel in van het totaal geïnstalleerd vermogen, nl. 23,4%. Dit zijn allemaal netgekoppelde stoomturbines. Ook wat kolen en gasolie betreft, zijn er enkel netgekoppelde installaties.
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
34
120 MWe Mechanisch Netgekoppeld
Opgesteld elektrisch vermogen
100 MWe
80 MWe
84,1 MWe
60 MWe
40 MWe 28,9 MWe
56,1 MWe
20 MWe
16,4 MWe
18,5 MWe
17,4 MWe
18,1 MWe
Aardgas
Kolen
Gasolie
Recuperatiestoom
0 MWe Dual Fuel
Figuur 24:Opgesteld elektrisch/mechanisch vermogen aan stoomturbines per brandstof in 2005
Figuur 25 toont de verdeling van de verschillende brandstoffen per sector. Het gebruik van recuperatiestoom komt enkel voor in de sectoren chemie en non-ferro. Aardgas wordt enkel gebruikt in de sectoren voeding en chemie. Kolen en gasolie worden enkel nog gebruikt in de voedingsector. In de papiersector wordt enkel olie als brandstof gebruikt.
140 MWe
Dual fuel elek Recuperatiestoom mech
9,5 MWe 120 MWe
Recuperatiestoom elek Gasolie elek Kolen elek
Opgesteld elektrisch vermogen
100 MWe
Aardgas mech Aardgas elek
80 MWe
84,1 MWe
60 MWe 9,2 MWe
40 MWe
17,4 MWe 4,7 MWe 18,5 MWe
19,1 MWe
20 MWe 28,2 MWe
0,8 MWe 14,5 MWe
13,4 MWe
18,4 MWe
1,9 MWe
0 MWe Voeding
Chemie
Non-ferro
Papier
Figuur 25: Opgesteld elektrisch/mechanisch vermogen aan stoomturbines per brandstof en per sector in 2005
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
35
Op 2 netgekoppelde stoomturbines na zijn alle WKK-installaties met stoomturbines in eigen beheer.
4.2
Energieproductie van de WKK’s op basis van stoomturbines in 2005
In de inventarissen van voor 2002 waren geen productiecijfers opgenomen. Voor de inventarissen van 2002 en 2003 werden energieproductie en –gebruik door WKK’s ingeschat door extrapolatie van de energiecijfers van enkele installaties. Het ministeriële besluit van 23.02.2005 heeft ertoe bijgedragen dat de huidige inventaris kan beschikken over energiecijfers van veel meer installaties. De nauwkeurigheid van de cijfers in de inventarissen vanaf 2004 is dan ook groter dan in de vorige inventarissen. Bedenk wel dat lang niet alle gegevens uit metingen volgen. In die gevallen heeft de exploitant van de WKK of VITO een inschatting gemaakt op basis van o.a. draaitijden. Het resultaat is weergegeven in Tabel 5: Energiecijfers voor de opgestelde WKK’s op basis van stoomturbines in Vlaanderen in 2005. Naast de gegevens voor het totaal opgesteld elektrisch vermogen en de totale electriciteitsproductie, werden de overeenkomstige cijfers berekend volgens Annex II van de richtlijn 2004/8/EG van het Europees parlement en de raad [1] of volgens bijlage II van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2]. Deze cijfers vindt men terug in Tabel 2 bij “WKK-gedeelte”. Hierdoor worden gedeelten warmte of elektriciteit van dezelfde installatie die niet van WKK afkomstig zijn, uitgesloten. Deze cijfers moeten gerapporteerd worden aan Europa en moeten ook mee opgenomen worden bij de registratie van de WKK-certificaten door de VREG. Voor de indeling in kwalitatieve en niet kwalitatieve WKK-stoomturbines werd rekening gehouden met punt a en c uit Annex III van de richtlijn 2004/8/EG van het Europees parlement en de raad [1] of met bijlage III van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2]. Hierin worden kleinschalige WKK-installaties als kwalitatief beschouwd wanneer de RPEB > 0 en worden de grote WKK-installaties als kwalitatief beschouwd worden wanneer de RPEB > 10%. Bovendien werd voor de referentierendementen rekening gehouden met het Ministrieel besluit van de Vlaamse Regering dat in het Staatsblad is verschenen op 1/12/2006 [3], en waarin de Europese referentierendementen werden overgenomen. Er werd geen rekening gehouden met Bijlage IV van dit laatste besluit (correctiefactoren voor netverliezen) omdat onvoldoende gegevens beschikbaar waren om dit toe te passen. Voor de installaties groter dan 25 MWe werd rekening gehouden met Art. 12 punt 2 van de richtlijn 2004/8/EG van het Europees parlement en de raad [1] voor het bepalen van het al dan niet kwalitatief zijn van een installatie. Dit had op geen enkele installatie een impact. Voor de stoomturbines die werken met recuperatiestoom werd als brandstof “recuperatiewarmte” bij de gasvormige brandstoffen in het Ministrieel besluit van de Vlaamse Regering dat in het Staatsblad is verschenen op 1/12/2006 [3] gekozen. De primaire energiebesparing werd drie keer berekend: 1 keer op basis van de Europese referentierendementen (volgens het Ministrieel besluit van de Vlaamse Regering dat in het Staatsblad is verschenen op 1/12/2006 [3]) 2 keer op basis van de Vlaamse referentierendementen zoals © 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
36
beschreven in Art.10 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2] waarbij 1 keer, voor de installaties die werken met recuperatiestoom, rekening gehouden werd met het fictieve stoomopwekkingsrendement zoals beschreven in de Bijlage bij Besluit 2004-62 van de VREG [4]. Als laatste worden in Tabel 5 ook de cijfers weergegeven voor de certificaatgerechtigde installaties. Dit zijn de installaties vanaf 01/01/2002 die kwalitatief zijn volgens bijlage III van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2], waarbij rekening gehouden werd met de Europese referentierendementen [3].
Tabel 5: Energiecijfers voor de opgestelde WKK’s op basis van stoomturbines in Vlaanderen in 2005
Opgesteld elektrisch/mechanisch vermogen Opgesteld thermisch vermogen
Totaal
WKKgedeelte
239,5 MWe
239,5 MWe
1704,4 MWth
1704,4 MWth
6344 h/j
Jaarlijkse draaitijd Productie van elektriciteit of kracht
1519,5 GWh/j
1417,3 GWh/j
Warmteproductie
9837,4 GWh/j
9837,4 GWh/j
Globaal WKK-percentage
93,3%
Relatieve primaire energiebesparing*
16,1%
Kwalitatieve WKK-stoomturbines* Opgesteld elektrisch/mechanisch vermogen Opgesteld thermisch vermogen Productie van elektriciteit of kracht
143 MWe 1197 MWth 861,1 GWh/j
780,9 GWh/j
Primaire energiebesparing*
2559,6 GWh/j
Primaire energiebesparing**
1280,1 GWh/j
Primaire energiebesparing** met VREG reductie
672,1 GWh/j
Relatieve primaire energiebesparing*
22,9%
WKK-percentage
90,7%
Certificaatgerechtigde WKK-stoomturbines* Opgesteld elektrisch/mechanisch vermogen Opgesteld thermisch vermogen Productie van elektriciteit of kracht
5 MWe 87 MWth 39,9 GWh/j
39,9 GWh/j
Primaire energiebesparing*
362,8 GWh/j
Primaire energiebesparing**
76,3 GWh/j
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
37
Primaire energiebesparing** met VREG reductie
-64,3 GWh/j
Relatieve primaire energiebesparing*
31,3%
WKK-percentage
100,0%
*Op basis van Europese referentierendementen **Op basis van Vlaamse referentierendementen
Bovenstaande tabel geeft aan dat er voor ca. 5 MWe opgestelde stoomturbines zijn die in principe in aanmerking komen voor WKK-certificaten in 2005. Het betreft hier allemaal netgekoppelde installaties. 1 installatie hiervan is bovendien wel certificaatgerechtigd, maar komt toch niet in aanmerking voor WKK certificaten o.w.v. een negatieve PEB berekend met de Vlaamse referentierendementen en rekening houdend met het fictieve stoomopwekkingsrendement volgens [4].
4.3 Verdeling van de elektrische en mechanische productie van WKK stoomturbines per brandstof en per sector in 2005 De volgende figuren geven een verdeling voor stoomturbines in 2005 per brandstof en per sector van: •
De netto elektriciteit/kracht productie (Figuur 26);
•
De elektriciteit/kracht productie berekend volgens Bijlage II van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2] (Figuur 27);
•
De kwalitatieve elektriciteit/kracht productie (Figuur 28);
1200 GWh/j
Dual fuel elek Recuperatiestoom mech
183 GWh/j
Recuperatiestoom elek
1000 GWh/j
Gasolie elek
Netto elektriciteit/kracht productie
Kolen elek Aardgas mech
800 GWh/j
Aardgas elek
600 GWh/j
714 GWh/j
400 GWh/j
40 GWh/j
200 GWh/j
14 GWh/j 41 GWh/j 189 GWh/j
52 GWh/j 4 GWh/j 66 GWh/j 0 GWh/j Voeding
86 GWh/j 27 GWh/j
11 GWh/j Chemie
Non-ferro
95 GWh/j Papier
Figuur 26: Netto elektrische en mechanische productie van stoomturbines in 2005 per brandstof en per sector
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
38
1200 GWh/j
Dual fuel elek Recuperatiestoom mech Netto elektriciteit/kracht productie volgens bijlage II
Recuperatiestoom elek
111 GWh/j
1000 GWh/j
Gasolie elek Kolen elek Aardgas mech
800 GWh/j
Aardgas elek
600 GWh/j
706 GWh/j
400 GWh/j
40 GWh/j
200 GWh/j
14 GWh/j 41 GWh/j 189 GWh/j
52 GWh/j 4 GWh/j 66 GWh/j
86 GWh/j
0 GWh/j Voeding
72 GWh/j
27 GWh/j
11 GWh/j Chemie
Non-ferro
Papier
Figuur 27: Elektrische en mechanische productie van stoomturbines in 2005 per brandstof en per sector berekend volgens Bijlage II van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2]
700 GWh/j
Dual fuel elek Recuperatiestoom mech 600 GWh/j
Recuperatiestoom elek
Kwalitatieve elektriciteit/kracht productie
Gasolie elek 183 GWh/j
Kolen elek
500 GWh/j
Aardgas mech Aardgas elek
400 GWh/j
204 GWh/j 300 GWh/j
40 GWh/j
200 GWh/j 14 GWh/j 41 GWh/j 100 GWh/j
189 GWh/j 52 GWh/j 4 GWh/j
27 GWh/j
49 GWh/j
60 GWh/j
0 GWh/j Voeding
Chemie
Non-ferro
Papier
Figuur 28: Kwalitatieve elektrische en mechanische productie van stoomturbines in 2005 per brandstof en per sector
In deze grafieken ziet men dezelfde verhoudingen terugkomen als in de grafiek met het opgestelde vermogen per brandstof en per sector (Figuur 25). Het gebruik van recuperatiestoom komt enkel voor in de sectoren chemie en non-ferro. Aardgas wordt enkel gebruikt in de sectoren voeding en chemie. © 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
39
Kolen en gasolie worden enkel nog gebruikt in de voedingsector. In de papiersector wordt enkel olie als brandstof gebruikt. In de voedingsector en de non-ferro sector kan alle energieproductie als WKK-energieproductie beschouwd worden volgens Bijlage II van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2]. Van de netgekoppelde stoomturbines op aardgas is er in de chemiesector geen enkele installatie kwalitatief. Bovendien is ook geen enkele netgekoppelde “dual fuel” stoomturbine in de non-ferro sector kwalitatief. De energieproductie van de certificaatgerechtigde stoomturbines bedraagt 40 GWh per jaar en wordt volledig opgewekt in de chemiesector door 2 netgekoppelde stoomturbines die op recuperatiestoom werken.
4.4 Verdeling van de primaire energiebesparing van WKK-stoomturbines per brandstof en per sector in 2005 De volgende figuren geven een verdeling voor WKK-stoomturbines in 2005 per brandstof en per sector van: •
De primaire energiebesparing berekend op basis van de Europese referentierendementen [3] (Figuur 29);
•
De primaire energiebesparing berekend op basis van de Europese referentierendementen [3] voor de installaties die kwalitatief zijn volgens de definitie van bijlage III van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2] (Figuur 30);
3000 GWh/j
Dual fuel elek Recuperatiestoom mech 2500 GWh/j
Recuperatiestoom elek 233 GWh/j
Gasolie elek Kolen elek
Primaire energiebesparing
2000 GWh/j
Aardgas mech Aardgas elek
1500 GWh/j
1394 GWh/j
1000 GWh/j
363 GWh/j 500 GWh/j 93 GWh/j 18 GWh/j 0 GWh/j
45 GWh/j 91 GWh/j
406 GWh/j
64 GWh/j -70 GWh/j
80 GWh/j Voeding
Chemie
-12 GWh/j
Non-ferro
-5 GWh/j
Papier
-500 GWh/j
Figuur 29: Primaire energiebesparing van WKK stoomturbines per brandstof en per sector in 2005
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
40
Uit Figuur 29 blijkt dat de netgekoppelde stoomturbines in de chemiesector samen een negatieve primaire energiebesparing hebben. Dit geldt ook voor de netgekoppelde stoomturbines in de sectoren non-ferro en papier.
2500 GWh/j
Dual fuel elek Recuperatiestoom mech Recuperatiestoom elek 2000 GWh/j
Gasolie elek 233 GWh/j
Kolen elek
Primaire energiebesparing
Aardgas mech Aardgas elek 1500 GWh/j
1023 GWh/j
1000 GWh/j
363 GWh/j 500 GWh/j 45 GWh/j 93 GWh/j 91 GWh/j
18 GWh/j
406 GWh/j 64 GWh/j
84 GWh/j
Non-ferro
Papier
138 GWh/j 0 GWh/j Voeding
Chemie
Figuur 30: Kwalitatieve primaire energiebesparing van WKK stoomturbines per brandstof en per sector in 2005
Voor de primaire energiebesparing gelden verder dezelfde opmerkingen als deze die gemaakt werden voor de energieproductie. De primaire energiebesparing berekend op basis van de Vlaamse referentierendementen zoals beschreven in Art. 10 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2] voor certificaatgerechtigde installaties bedraagt 76 GWh per jaar en wordt volledig opgewekt in de chemiesector door 2 netgekoppelde stoomturbines die op recuperatiestoom werken. Wanneer rekening wordt gehouden met het fictief stoomopwekkingsrendement bedraagt de primaire energiebesparing voor 1 van beide installaties 23,4 GWh/jaar. De andere installatie heeft dan een negatieve primaire energiebesparing van -87,7 GWh/jaar, waardoor deze voor de VREG niet in aanmerkingkomt voor WKK-certificaten.
4.5 •
Besluiten WKK’s op basis van stoomturbines in 2005 In 2005 zijn er geen stoomturbine WKK’s bijgeplaatst. Toch zijn er wijzigingen wat de resultaten betreft in vergelijking met deze in de inventaris van 2004. Dit is te wijten aan het feit dat er voor 2005 enerzijds andere getallen gerapporteerd werden en anderzijds meer installaties gerapporteerd werden. Bovendien vond er een verschuiving plaats van de netgekoppelde stoomturbines naar de STEG’s en van de netgekoppelde naar de niet-netgekoppelde stoomturbines. © 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
•
41
Het totaal opgesteld elektrisch vermogen aan WKK-installaties met stoomturbines bedraagt in 2005 in Vlaanderen 239 MWe, met een totale netto elektriciteitsproductie van 1.519 GWh/jaar. De WKK-productie volgens bijlage II van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2] bedraagt hiervan 93,4%. 59,8% van het opgestelde vermogen betreft kwalitatieve WKK stoomturbines volgens Art. 12 punt 2 van de Europese Richtlijn 2004/8/EG [1]. Slechts 2% van het opgestelde vermogen is certificaatgerechtigd. Dit komt overeen met 2,6% van de elektriciteitsproductie.
•
Het opgesteld thermisch vermogen bedraagt 1.704 MW.
•
De meeste installaties komen voor in de chemie, waar in 2005 een totaal opgesteld elektrisch/mechanisch vermogen was opgesteld van 128 MW (53,6%).
•
De belangrijkste brandstof is recuperatiestoom met een aandeel van 42,7% van het opgesteld vermogen.
•
De energieproductie van de certificaatgerechtigde stoomturbines bedraagt 40 GWh per jaar en wordt volledig opgewekt in de chemiesector met netgekoppelde stoomturbines die op recuperatiestoom werken. Hierbij is echter 1 installatie die niet in aanmerking komt voor WKK certificaten o.w.v. een negatieve PEB berekend met de Vlaamse referentierendementen en rekening houdend met het fictieve stoomopwekkingsrendement volgens [4].
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
5
42
Algemeen besluit
Tabel 6 geeft een samenvatting van de vermogens en energiecijfers van de in Vlaanderen opgestelde WKK-installaties in 2005. Naast de gegevens voor het totaal opgesteld elektrisch vermogen en de totale electriciteitsproductie, werden de overeenkomstige cijfers berekend volgens Annex II van de richtlijn 2004/8/EG van het Europees parlement en de raad [1] of volgens bijlage II van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2]. Hierdoor worden gedeelten warmte of elektriciteit van dezelfde installatie die niet van WKK afkomstig zijn, uitgesloten. Bovendien worden ook de cijfers weergegeven voor de certificaatgerechtigde WKK-installaties. Dit zijn de installaties vanaf 01/01/2002 die kwalitatief zijn volgens bijlage III van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2], waarbij rekening gehouden werd met de Europese referentierendementen [3]. Voor de indeling in kwalitatieve en niet kwalitatieve WKK-installaties werd rekening gehouden met punt a en c uit Annex III van de richtlijn 2004/8/EG van het Europees parlement en de raad [1] of met bijlage III van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2]. Hierin worden kleinschalige WKK-installaties als kwalitatief beschouwd wanneer de RPEB > 0 en worden de grote WKKinstallaties als kwalitatief beschouwd worden wanneer de RPEB > 10%. Bovendien werd voor de referentierendementen rekening gehouden met het Ministrieel besluit van de Vlaamse Regering dat in het Staatsblad is verschenen op 1/12/2006 [3], en waarin de Europese referentierendementen werden overgenomen. Er werd geen rekening gehouden met Bijlage IV van dit laatste besluit (correctiefactoren voor netverliezen) omdat onvoldoende gegevens beschikbaar waren om dit toe te passen. Voor de installaties groter dan 25 MWe werd rekening gehouden met Art. 12 punt 2 van de richtlijn 2004/8/EG van het Europees parlement en de raad [1] voor het bepalen van het al dan niet kwalitatief zijn van een installatie. De primaire energiebesparing werd drie keer berekend: 1 keer op basis van de Europese referentierendementen (volgens het Ministrieel besluit van de Vlaamse Regering dat in het Staatsblad is verschenen op 1/12/2006 [3]) 2 keer op basis van de Vlaamse referentierendementen zoals beschreven in Art.10 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2] waarbij 1 keer, voor de installaties die werken met recuperatiestoom, rekening gehouden werd met het fictieve stoomopwekkingsrendement zoals beschreven in de Bijlage bij Besluit 2004-62 van de VREG [4].
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
43
Tabel 6: Samenvatting opgestelde vermogens en energieperformantie van de WKK-installaties in Vlaanderen in 2005.
161 200
326 422
731 436
126 742
Stoomturbines directe aandrijving 113 962
152
289
371
126
113
1051
143
203
282
90
53
771
40
0
395
5
0
440
Motoren Gasturbines STEG Totaal opgesteld elektrisch WKK vermogen [MW] Totaal opgesteld thermisch WKK vermogen [MW] Opgesteld elektrisch WKK vermogen volgens Annex II [MW] Opgesteld elektrisch kwalitatief WKK vermogen volgens definitie richtlijn 2004/8/EG [MW] Opgesteld elektrisch certificaatgerechtigd WKK vermogen [MW]
Stoomturbines netgekoppeld
Totaal 1457 2762
Productie van elektriciteit en warmte van WKK-installaties Totale netto elektriciteitsproductie [GWh/jaar] Totale warmteproductie [GWh/jaar] Netto elektriciteitsproductie volgens Annex II Netto elektriciteitsproductie kwalitatieve WKK volgens definitie richtlijn 2004/8/EG [GWh/jaar] Netto certificaatgerechtigde elektriciteitsproductie [GWh/jaar] Gemiddelde vollastdraaitijd [h/jaar]
418 558 398
2337 3054 2102
3644 2812 2122
612 3206 519
907 6631 899
7918 16261 6040
397
1445
2014
465
396
4717
102
0
1233
40
0
1375
2602
7165
4986
4841
8026
5433
Primaire energiebesparing van WKK-installaties Primaire energiebesparing op basis van Vlaamse referentierendementen [GWh/jaar] Primaire energiebesparing op basis van Vlaamse referentierendementen met fictief stoomopwekkingsrendement [GWh/jaar] Primaire energiebesparing van kwalitatieve WKK op basis van Vlaamse referentierendementen Primaire energiebesparing van kwalitatieve WKK op basis van Vlaamse referentierendementen met fictief stoomopwekkingsrendement [GWh/jaar] Primaire energiebesparing op basis van Europese referentierendementen [GWh/jaar] Primaire energiebesparing van kwalitatieve WKK op basis van Europese referentierendementen
288
1148
1587
274
229
3526
288
1148
1587
79
-960
2142
316
1118
1461
532
748
4175
316
1118
1461
337
335
3567
315
1413
1985
883
1818
6414
342
1257
1701
1112
1448
5860
Relatieve primaire energiebesparing van WKK-installaties RPEB op basis van Vlaamse referentierendementen RPEB op basis van Vlaamse referentierendementen met fictief stoomopwekkingsrendement [%] RPEB van kwalitatieve WKK op basis van Vlaamse referentierendementen [%] RPEB van kwalitatieve WKK op basis van Vlaamse referentierendementen met fictief stoomopwekkingsrendement [%] RPEB op basis van Europese referentierendementen RPEB van kwalitatieve WKK op basis van Europese referentierendementen [%]
19
15
16
5
2
10
19
15
16
2
-10
6
22
23
21
13
13
18
22
23
21
6
3
15
21
17
19
16
16
17
24
25
24
23
23
24
Het totaal geïnventariseerd elektrisch vermogen aan WKK-installaties bedraagt in 2005 in Vlaanderen 1.457 MWe, wat betekent dat er voor 378 MWe aan WKK’s is bijgekomen in 2005. Deze installaties hebben een totale netto elektriciteitsproductie van 7.918 GWh/jaar. De WKK-productie volgens bijlage II van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 [2] bedraagt hiervan 76%. 53% van het opgestelde vermogen betreft kwalitatieve WKK-installaties volgens Art. 12 punt 2 van de Europes Richtlijn 2004/8/EG [1]. 30% van het opgesteld vermogen en 17% van de elektriciteitsproductie is certificaatgerechtigd.
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
44
Het totaal opgesteld thermisch vermogen bedraagt 2.762 MW met een totale warmteproductie van 16.261 GWh per jaar. Figuur 31 toont het totaal geïnventariseerd elektrisch en mechanisch vermogen aan WKK-installaties per type en per sector. Hieruit blijkt duidelijk dat de industrie de belangrijkste sector is met een totaal opgesteld elektrisch vermogen van 925 MWe of 63,5% van het totaal opgesteld vermogen.
1000 MWe Niet-netgekoppelde stoomturbines Netgekoppelde stoomturbines STEG's Gasturbines Motoren
Opgesteld elektrisch/mechanisch vermogen
900 MWe 800 MWe 700 MWe 600 MWe 500 MWe 400 MWe 300 MWe 200 MWe 100 MWe
dr uk ke n Pa pi er en
on -fe rro N
he m ie C
ed in g Vo
ru st hu iz en
Zi ek en -e n
Tu in bo uw
Ka nt or en /re si de nt ie Sp el or t/r ec re at ie /c ul tu ur
In du st rie
Af va lv er w
er ki ng
0 MWe
Figuur 31: Opgesteld elektrisch en mechanisch vermogen aan WKK-installaties per type en per sector
In Figuur 32 wordt een verdeling gegeven van het geïnventariseerd elektrisch/mechanisch vermogen aan WKK-installaties per type en per brandstof. Aardgas blijkt veruit de belangrijkste brandstof te zijn met een totaal geïnstalleerd elektrisch vermogen van 1.176 MWe of bijna 81% van het totaal geïnstalleerd vermogen.
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
45
1400 MWe
Niet-netgekoppelde stoomturbines Netgekoppelde stoomturbines STEG's Gasturbines Motoren
Opgesteld elektrisch/mechanisch vermogen
1200 MWe
1000 MWe
800 MWe
600 MWe
400 MWe
200 MWe
0 MWe Aardgas
Gasolie
Biogas
Dual Fuel
Kolen
Recuperatiestoom
Figuur 32: Opgesteld elektrisch/mechanisch vermogen aan WKK-installaties per type en per brandstof
De totale primaire energiebesparing berekend met de Vlaamse referentierendementen bedraagt 3.526 GWh per jaar of 12,7 PJ. Wanneer enkel de kwalitatieve installaties beschouwd worden, bedraagt deze 4.175 GWh per jaar of 15 PJ. De totale primaire energiebesparing berekend met de Europese referentierendementen bedraagt 6.414 GWh per jaar of 23,1 PJ, wat bijna dubbel zo veel is als dit berekend met de Vlaamse referentierendementen. Er is 1 STEG-installatie waarvoor, ondanks de RPEB van meer dan 10%, het WKK rendement toch kleiner is dan 70%, waardoor deze voor Europa niet als kwalitatief mag beschouwd worden. Deze installatie is echter wel certificaatgerechtigd, vermits de bijkomende eis uit Art. 12 punt 2 voor installaties met een vermogen groter dan 25 MWe niet werd opgenomen in de Vlaamse kwaliteitsdefinitie. De totale primaire energiebesparing die in aanmerking komt voor WKK-certificaten bedraagt in 2005 281 GWh of 1 PJ.
© 2007, VITO NV
WKK-inventaris Vlaanderen: stand van zaken 2005 (2)
46
Referenties [1]
[2] [3] [4]
Richtlijn 2004/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake de bevordering van warmtekrachtkoppeling op basis van de vraag naar nuttige warmte binnen de interne energiemarkt en tot wijziging van Richtlijn 92/42/EEG. Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 ter bevordering van de elektriciteitsopwekking in kwalitatieve warmtekrachtinstallaties. Ministrieel Besluit inzake de vastlegging van referentierendementen voor toepassing van de voorwaarden voor kwalitatieve warmtekrachtinstallaties. Bijlage bij BESL-2004-62 van de VREG: Nadere regels betreffende de procedure tot beoordeling van de kwaliteitserkenning van WKK-installaties: hoe een WKK-installatie beschouwen bij de berekening van de warmtekrachtbesparing en de relatieve primaire energiebesparing.
© 2007, VITO NV