Wijzigingsblad Bijlagenboek Bepalingsmethoden BRL K10001 Voor het productcertificaat voor substraatmaterialan Wijzigingsdatum 1 april 2013 Vastgesteld door CvD Substraatmaterialen en Bodemverbeteraars d.d. 6 februari 2013 Het gebruik van dit Bijlagenboek Bepalingsmethoden door derden, voor welk doel dan ook, is uitsluitend toegestaan nadat een schriftelijke overeenkomst met Kiwa is gesloten waarin het gebruiksrecht is geregeld. Geldigheid
Dit wijzigingsblad is als aanvulling bij BRL nummer K10001/02, d.d. 2005-11-01. Bijlagenboek bepalingsmethoden algemeen Daar waar in het Bijlagenboek bepalingsmethoden wordt gesproken over “BRL K10001 (2002)” wordt bedoeld ‘de vigerende versie van de BRL K10001”. 7 Zinktijd Aan paragraaf 7.5.3 toe voegen: … met water met temperatuur van 20 oC met een nauwkeurigheid van + / - 2,0 oC. 7.6.1.1. Na ‘… geen tenside, geen zeep’ toevoegen: ‘zouten’ 8. Determination of length, width and thickness 8.4. Principle The specimen is placed on a flat surface and direct linear measurement is made with a metal rule or a metal tape. Vervangen door: The specimen is placed on a flat surface and direct linear measurement is made with a dial gauge. Weghalen van volgende paragraaf: 8.5.2. Metal rule or metal tape graduated in millimetres and permitting reading to 0.5 mm. 14 Onkruidtest De teksten van 14.2, 14.3 vervangen door: 14.2 Toepassingsgebied Monsters van niet vormvaste organische materialen, minerale wol, matten en blokken en vormvast organische substraten zonder folie. De test wordt bij voorkeur uitgevoerd in de zomerperiode of indien noodzakelijk in de winterperiode onder vermelding van “Onkruidtest winterperiode”. 14.3 Testperiode De winterperiode loopt van 1 oktober tot 15 maart. De zomerperiode loopt van 15 maart tot 30 september, waarbij een zomertest vóór 1 oktober moet zijn afgerond en pas ná 15 maart mag starten. Toevoegen als 14.5.7 en 14.6.4 de volgende teksten: 14.5.7 Belichtingapparatuur Belichtingsarmatuur. Son T-agro of vergelijkbare lampen voor de assimilatiebelichting van tuinbouwgewassen. Het belichtingsniveau moet uitkomen op 90 micromol.m-2.s-1 straling (min of meer equivalent aan 40 Watt.m-2 of 5000 Lux.m-2). Gloeilampen. Eén gloeilamp van 60 Watt per 10 vierkante meter. 14.6.4 Belichting in de winterperiode De assimilatielampen branden gedurende 20 uur per dag. Er wordt 30 minuten nabelicht met de gloeilamp(en) om de rood/verrood verhouding van de schemer na te bootsen. Hierna moet het donker zijn, anders wordt het effect te niet gedaan.
18
Karakterisering van gaten en uitsparingen in vormvaste materialen
18.1 Onderwerp Dit voorschrift beschrijft de bepaling van positie en volume van gaten en uitsparingen in vormvaste materialen. 18.2 Toepassingsgebied Monsters van minerale wol, matten en blokken zonder folie. De methode is alleen geschikt voor regelmatig gevormde materialen zoals steenwolmatten en blokken. Voor pluggen en onregelmatig gevormde media is de methode niet geschikt. 18.3 Termen en definities 18.3.1 Lengte Lengte: De langste lineaire dimensie van het grootste oppervlak van een te onderzoeken oppervlak. 18.3.2 Breedte Breedte: De kortste lineaire dimensie van het grootste oppervlak van een te onderzoeken oppervlak in een rechte hoek gemeten ten opzichte van de lengte. 18.3.3 Hoogte/diepte Hoogte/diepte: De lineaire dimensie gemeten loodrecht ten opzichte van het lengte en breedte vlak. 18.4 Beginsel Het karakteriseren van gaten en uitsparingen in een steenwol mat of blok. 18.5 Toestellen en hulpmiddelen Gebruikelijke toestellen en hulpmiddelen en in het bijzonder de volgende: 18.5.1 Rolmaat Rolmaat met een nauwkeurigheid van 1 mm. 18.6 Werkwijze Als een monster gaten of groeven heeft, zoals een steenwolblok voor opkweek, dan moet het aantal, de plaats en het volume van deze uitsparingen vastgesteld worden. Alvorens dit vast te stellen, dienen de dimensies bepaald te zijn volgens methode 8. Bemonster vijf blokken (of matten) aselect. Tel van het te onderzoeken vormvaste materiaal per lineaire dimensie het aantal uitsparingen. Geef per uitsparing aan of het gaat om rechthoekige, cilindrische of een andere geometrische vorm. Stel per uitsparing het volume vast. Bepaal met behulp van de rolmaat (18.5) op 1 mm nauwkeurig, van elke rechthoekige uitsparing op 2 plaatsen de lengte, de breedte en de diepte. Van elke cilindrische uitsparing moet op 2 plaatsen de diameter en de diepte vastgesteld worden. Is er sprake van een andere vorm van uitsparing dan moet het volume hiervan meetkundig correct vastgesteld worden door minimaal 2 metingen per as uit te voeren. De positie van (plant) gaten wordt bepaald door de afstand van de zijkant van het blok te meten tot zijkant gat op minimaal twee posities, die onderling een hoek van 90 0 hebben. Bij de situatie dat het gat in het midden van het blok moet zitten, wordt de afstand op 4 lijnen gemeten van zijkant blok naar zijkant (plant)gat, met onderlinge hoeken van 90 0 of in lijn met elkaar. De positie van sleuven wordt bepaald door de afstand van de zijkant van het blok te meten tot de sleuf op minimaal twee posities De afstand tussen de sleuven wordt bepaald door de afstand tussen de sleuven op twee plaatsen te meten.
18.7 Berekeningen 18.7.1 Volume uitsparingen Bereken het volume van de uitsparingen door het gemiddelde van de metingen voor diepte, lengte en breedte of diameter op 1 mm nauwkeuring in de formule op te nemen. In het geval van een rechthoekige uitsparing kan gebruik gemaakt worden van de volgende formule: Volume = Lengte x Breedte x Diepte
(18.1) 2 - -
Bij cilindrische uitsparingen kan gebruik gemaakt worden van de volgende formule: Volume = 1/4 x Diameter2 x π x Diepte (18.2) 18.8 Nauwkeurigheid De analyse moet in vijf herhalingen uitgevoerd worden en alle resultaten moeten gerapporteerd worden. Afstanden 1 mm nauwkeurig. 18.9 Verslag Vermeld in het verslag de volgende gegevens: a) de datum van monsterneming; b) de gemiddelde en individuele resultaten van het onderzoek (het aantal, de plaats en het volume van de uitsparingen per lineaire dimensie van het te onderzoeken materiaal); c) de gevolgde methode vermelden: "Volgens karakteriseren gaten en uitsparingen in vormvaste materialen BRL-K10001". 18.10 Literatuur
3 - -
20 Analyse zuurbindende waarde 1
Onderwerp
Dit voorschrift beschrijft de bepaling van de zuurbindende waarde van substraten door zuur te doseren tot aan een ingestelde pH waarde.
2
Toepassingsgebied
Dit voorschrift is ontworpen voor substraten van steenwol, perliet en glasschuim.
3
Termen en definities
Zuurbindende waarde: de mate waarmee een substraat de toegediende pH waarde terugbuffert naar de pH van het substraat.
4
Beginsel
Een bekend volume van een vers monster substraat wordt in een cilinder gebracht en met demiwater verzadigd. Het monstervolume is deel van een gesloten systeem met een bekend groter volume. De vloeistof wordt voortdurend gerecirculeerd door een pomp met vaste, tegendrukonafhankelijke, pompsnelheid. De pH wordt gemeten door de pH sensor van een titrino. Een titrino is een gecombineerd meet en doseerapparaat (een titreerapparaat). De titrino in deze opstelling kan zuur doseren met een nauwkeurigheid van één microliter. De zuursterkte van het te doseren zuur is vrij te kiezen. In de beschreven opstelling wordt 5 minuten per 50 minuten continu terug getitreerd naar een vooraf ingestelde pH waarde van 5.0. De cyclus 5 minuten recirculeren en doseren / 45 minuten recirculeren zonder doseren wordt in totaal 10 keer uitgevoerd. De totale hoeveelheid verbruikt zuur per eenheid droog gewicht monster is een maat voor de zuurbindende waarde van het materiaal. Daarnaast wordt genoteerd wat de pH is aan het einde van de eerste periode van 45 minuten recirculeren zonder doseren en wat de pH is na de tiende periode van 45 minuten recirculeren zonder doseren. Ook wordt genoteerd wat het zuurverbruik is na de eerste periode van 5 minuten recirculeren met doseren en wat het zuurverbruik is na de tiende periode van 5 minuten recirculeren. Dit om een beeld te hebben van het vermogen van het materiaal de pH in zeer korte tijd hoog te maken (bijvoorbeeld perlietstof) alsmede het vermogen om gedurende lange tijd de pH te verhogen (bijvoorbeeld glasschuim). Toelichting 1: De te meten materialen lossen langzaam op, waarbij CaO verbindingen een basische reactie geven. De oplossnelheid is aanvankelijk hoog en neemt in de tijd voortdurend af. De oplossnelheid is afhankelijk van het soortelijk oppervlakte van het materiaal, pH, temperatuur en grenslaagweersstand (pompsnelheid). Het soortelijk oppervlakte kan een rol spelen bij materiaal met een deel zeer fijn stof; dit zal erg snel reageren tot het geheel opgelost is. Ook de pH bepaalt hoe snel het materiaal oplost. Uit klei onderzoek is bekend is dat de zuurrest de oplossnelheid mede kan beïnvloeden, met name citraat is daarom bekend (Huang en Keller, 1971). Het belang van een stabiele temperatuur wordt bekend verondersteld. De pompsnelheid moet zo gekozen zijn dat het totale systeemvolume meerdere keren ververst wordt tijdens een doseerperiode zodat alle oplossing minstens één keer aangezuurd is. Daarnaast zal bij lage snelheden een laag met afwijkende pH rond de monsterdeeltjes bestaan die de oplossnelheid verlaagd. Toelichting 2: Een hoge pH remt de ontwikkeling van de plant. In de opkweek van vruchtgroenten op blokken kan dat problemen opleveren. Tussen het eerste natmaken van de blokken en de tweede beurt op een eb en vloed vloer ligt een periode van meerdere, soms wel tien, dagen. Als het materiaal van de blokken de pH opdrijft kan dat tot problemen met de pH leiden die in mattenteelten (met meerdere beurten per dag) niet 4 - -
optreden. De invloed van de 1-10 dagen tijd tussen natmaken en de tweede keer natmaken wordt in deze test gesimuleerd door a) het terugtitreren naar een vaste pH en b) het met hoge snelheid rondpompen van de oplossing. Hierdoor verloopt het oplosproces zoals gewenst veel sneller dan in de praktijk.
5
Reagentia
Gebruik water met een geleidbaarheid kleiner dan 50 µS m-1.
6
Toestellen en hulpmiddelen
Gebruikelijke toestellen en hulpmiddelen en in het bijzonder de volgende: 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7
Titrino opstelling met pH meting inclusief monstercilinder, voorraadvat en pomp (Totaal systeemvolume ca 630 ml) Software voor uitvoering van de methode Monstercilinder (ca 360 ml; diameter 5 cm) Vat voor de pH-meting en doseren van het zuur Pomp (Masterflex console drive) instelbaar, ingesteld op 10 ml per seconde. Buffer pH 7 en buffer pH 4 HCl oplossing 0.1 M.
7
Werkwijze
Voor los materiaal : Bescherm de in en uitstroomopening van de monstercilinder met een filter(doek) bijvoorbeeld Agratex. Vul de getarreerde cilinder en weeg het verse substraat. Sluit vervolgens de cilinder af met het deksel. Voor vast materiaal: Gebruik een holle boor, Ø gelijk aan Ø cilinder, en boor genoeg materiaal om de getareerde monstercilinder te vullen en weeg het verse substraat. Sluit vervolgens de cilinder af met het deksel. Bouw de monstercilinder in het systeem in en sluit de slangen aan. Vul het vat (6.4) tot de streep met demiwater en zorg dat de pomp van de titrino op 0.00 staat ingesteld. Zorg dat er zich nergens luchtbelletjes bevinden in de slangetjes van de Titrino 702 SM en dat er voldoende HCl-oplossing (6.7) in de voorraadfles zit. Start het Tinet 2.4 softwareprogramma op en druk vervolgens op “Titration”. Vul de velden “User”, Method (kies pHKIWA), Id1 (korte omschrijving), Id2 (gewicht vers substraat) en Smpl Size (volume) in. Druk op de rode “START”-knop en volg de instructies voor het instellen van de buffers 7 en 4 (CAL temp 20oC, bevestigen door op ENTER te drukken op het kleine keyboard van de Titrino, vervolgens buffer 1 pH 7, bevestigen vervolgens buffer 4 bevestigen). Start de pomp (6.5) en voer de snelheid langzaam op zodat het demiwater uit het vat (6.4) op gecontroleerde wijze de monstercilinder vult. Voer de snelheid langzaam op tot stand 5.00 en zorg dat het demiwaterniveau in het vat (6.4) gevuld blijft tot de streep totdat het water rondgepompt is. Vervolg de meetmethode door de instructies op het beeldscherm te volgen en
in de toetsen op het toetsenbord. De meting is afgelopen als de rode “START”-knop op het beeldscherm weer actief is. Ga vervolgens via het Tinet startmenu naar de knop “Results” en de resultaten belanden in een aparte directory voor verdere verwerking. (Selecteer de juiste databaseregel en selecteer vai “File” en “Export data”de optie 5 - -
“Measuring point lists”. Geef het exportbestand een naam en druk op de “Export”-knop. Er wordt een CSVfile opgeslagen voor verdere verwerking in Excel).
8
Berekeningen
De resultaten worden uitgedrukt in zuurverbruik per gewicht in mmol HCl per kg substraat.
D=
( A * B) C
A = hoeveelheid gedoseerd zuur in ml B = concentratie HCl in mol/l C = massa van het substraat in kg D = zuurverbruik in mmol HCl per kg substraat
9
Nauwkeurigheid
De bepaling wordt in tweevoud uitgevoerd. 10
Verslag
In het verslag wordt het volgende vermeld: a. Monsteromschrijving. b. Verwijzing naar deze methode. c. Gemiddelde en standaarddeviatie van de pH voor puls 1 en voor puls 10. d. Gemiddelde en standaarddeviatie van het zuurverbruik in mmol HCl per kg substraat van van puls 10. e. Gemiddelde en standaarddeviatie van het totale zuurverbruik in mmol HCl per kg substraat tot en met puls 10.
11
puls 1 en van puls 1
Literatuur
NEN 7341 “Uitloogkarakteristieken van vaste grond- en steenachtige bouwmaterialen en afvalstoffen. Uitloogproeven. Blok, C., A. van Winkel, en C. van den Berg, 2010: pH bufferanalyse 2009. Bepaling zuurbindende waarde volgens het KIWA keur minerale wolproducten, Bleiswijk, Wageningen UR Greenhouse Horticulture, the Netherlands. Blok, C., Kaarsemaker, R., 2011. pH in Rockwool Propagation Blocks: a Method to measure the pH Buffer Capacity of Rockwool and other Mineral Rooting Media. Acta Horticulturae, submitted. Huang, W.H. and W.D. Keller, 1971. Dissolution of clay minerals in dilute organic acids at room temperature. The American mineralogist 56 (May-June): 1082-1095.
6 - -