Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel
MEDEDELING referentienr. datum gewijzigd contact
: M-VVKSO-2011-051 : 2011-06-30 : 2011-07-07 : Dienst Leerlingen en schoolorganisatie,
[email protected] Dienst Leren en onderwijzen,
[email protected], 02 507 07 01 Dienst Personeel en schoolbeheer,
[email protected],
Wijzigingen in de reglementering vanaf 1 september 2011 Zoals vorige schooljaren biedt het VVKSO een overzicht van de belangrijkste wijzigingen op het gebied van de reglementering voor leerlingen, personeel en leerinhouden voor het gewoon secundair onderwijs, en dit voor zover ze ons bekend zijn op 6 juli 2011. Tenzij anders vermeld is de ingangsdatum steeds 1 september 2011. Deze wijzigingen zullen ook worden opgenomen in de diverse VVKSO-Mededelingen. Het merendeel van de wijzigingen wordt ingevoerd door het zgn. Minidecreet betreffende de scholengemeenschappen en door Onderwijsdecreet XXI. De tekst van deze beide decreten vindt u als bijlage. Deze Mededeling beperkt zich tot een zakelijke weergave van de veranderingen. Dit betekent niet dat het Verbond het eens is met alle maatregelen. Het VVKSO heeft zijn appreciatie van een aantal maatregelen reeds via andere kanalen bekendgemaakt. Een aantal wijzigingen hebben betrekking op de Codex Secundair Onderwijs 1 . Deze laatste bundelt wetgeving die uitsluitend het voltijds en deeltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs aanbelangt. Hij herneemt de belangrijkste wetteksten voor het so in hun bestaande formulering, maar in een geheel eigen ordening. Zo bundelt hij onder meer de meeste artikels uit de Schoolpactwet (1959), Onderwijsdecreet II (1990), het decreet Secundair onderwijs (1998), het decreet GOK-I (2002), het decreet betreffende de eindtermen (2002) en dat betreffende de werkingsbudgetten (2008). In deze Codex vindt u niet de wetteksten die ook voor andere niveaus gelden, zoals het decreet Rechtspositie (1991), het Participatiedecreet (2004), het decreet Leren en werken (2008), het decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs (2009) enz. We stellen samen met u vast dat de decreetgever zowel de term “schoolbestuur” als “inrichtende macht” gebruikt, zonder betekenisverschil: de eerste term o.a. in de Codex, de tweede in het decreet Rechtspositie en elders. Inhoudelijk is er echter geen enkel verschil tussen beide. Om overeenstemming te bewaren met de Codex, hanteren we in deze Mededeling steeds de term “schoolbestuur”.
1
http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > wetgeving > secundair onderwijs > codex (17/12/2010).
2 2011-06-30 – M-VVKSO-2011-051
Inhoud 1
Elektronische versie school- of centrumreglement ...............................................................................3
2
Aanpassen engagementsverklaring buiten LOP ....................................................................................4
3
Inschrijven leerlingen uit een ander onderwijssysteem ........................................................................4
4
Afwezigheid islamitische feestdagen.......................................................................................................5
5
Uiterste termijn waarop het schoolbestuur de delibererende klassenraad opnieuw kan samenroepen .............................................................................................................................................5
6
Verplichte informatie over TOAH..............................................................................................................5
7 7.1 7.2
Uitbreiding flexibele leertrajecten ............................................................................................................5 Afwijking van het begrip regelmatige leerling voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften ..............6 Afwijking van het begrip regelmatige leerling voor leerlingen met uitzonderlijke artistieke talenten............6
8
Opheffing tweede onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers............................................................6
9
Externe certificering en deliberatie op het einde van het schooljaar ...................................................7
10 10.1 10.2 10.3
Se-n-Se en HBO..........................................................................................................................................7 Toetsing Se-n-Se aan erkende onderwijskwalificaties .................................................................................7 Studieomvang HBO5 Verpleegkunde niet in studiepunten ..........................................................................7 Attest verworven competenties.....................................................................................................................7
11
Basisvorming bso ......................................................................................................................................8
12 12.1 12.2
Proeftuinen .................................................................................................................................................8 CLIL ..............................................................................................................................................................8 Overige proeftuinen ......................................................................................................................................8
13
Programmaties ...........................................................................................................................................8
14
Lesbijwoning in een andere school .........................................................................................................9
15 15.1 15.2
Plage-uren ...................................................................................................................................................9 Beperking van de plage per school en per scholengemeenschap...............................................................9 Plage voor leraars met prestatiestelsel in 24sten.........................................................................................9
16 16.1 16.2 16.3
Secundaire arbeidsvoorwaarden voor personeelsleden .....................................................................10 Rechtsbijstand voor personeelsleden.........................................................................................................10 Vergoeding van middelen en extra onkosten van personeelsleden...........................................................10 Vergoedingen voor dienstverplaatsingen ...................................................................................................11
17
Inspraak voor het personeel ...................................................................................................................11
18 18.1 18.2 18.3
Vacantverklaring van betrekkingen in wervingsambten......................................................................12 Datum van vacantverklaring .......................................................................................................................12 Betrekkingen die vacant zullen worden door TBS58+ of pensionering......................................................12 Vacant worden van betrekking na TBS/OB in het kader van Medex of re-integratie .................................13
19
Beroep tegen afhouding van salaris bij preventieve schorsing..........................................................13
20 20.1 20.2
Rechten van personeelsleden in geval van wijziging van samenstelling van een scholengemeenschap .............................................................................................................................13 Tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur ..............................................................................................13 Vacantverklaring van betrekkingen i.f.v. vaste benoeming ........................................................................14
21
Gebruiksvoorwaarden elektronische communicatie tussen het schoolbestuur en AgODi .............14
22 22.1 22.2
Loopbaanonderbreking ...........................................................................................................................15 Loopbaanonderbreking voor een vijfde ......................................................................................................15 Loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof ........................................................................................16
3 2011-06-30 – M-VVKSO-2011-051
22.3
Andere wijzigingen in het stelsel van loopbaanonderbreking.....................................................................16
23
Geboorteverlof (ter vervanging van het vroegere vaderschapsverlof) ..............................................17
24
Bevallingsverlof........................................................................................................................................17
25
Dienstvrijstelling voor voorbereidingsprogramma i.f.v. adoptie en pleegvoogdij............................18
26
Dienstvrijstelling voor vertegenwoordiging in lokale inspraakorganen of in de VLOR ...................19
27
Jaarlijkse vakantie van de administratief medewerker ........................................................................20
28 28.1 28.2 28.2.1 28.2.2
Bekwaamheidsbewijzen ..........................................................................................................................21 Actualisering van de bekwaamheidsbewijzen ............................................................................................21 Concordantie voor AV Natuurwetenschappen ...........................................................................................21 Ambtshalve concordantie .......................................................................................................................... 22 Individuele concordantie............................................................................................................................ 23
29
Reaffectatie en wedertewerkstelling ......................................................................................................24
30
Bedrijfsstages...........................................................................................................................................25
31
Krediet voor voordrachtgevers...............................................................................................................25
32
Inzetbaarheid van het personeel ............................................................................................................25
33
Duur van de scholengemeenschap........................................................................................................26
34
Samenwerkingsplatform voor ICT-coördinatie .....................................................................................27
35 35.1 35.2
Samenwerking van scholengemeenschap met CLB ............................................................................27 Termijn beleidscontract school-CLB ...........................................................................................................27 Eigen CLB voor het buso............................................................................................................................27
36
Globale puntenenveloppe .......................................................................................................................28
37
GOK-uren ..................................................................................................................................................28
38
Experimenteel modulair onderwijs.........................................................................................................28
39 39.1 39.2
Deeltijds beroepssecundair onderwijs ..................................................................................................29 Berekening urenpakket deeltijds bso..........................................................................................................29 Afwijking van week- of jaarritme .................................................................................................................29
40
Omzetting vierde graad bso ....................................................................................................................29
41
Onderwijstoets .........................................................................................................................................30
42
Politieke propaganda ...............................................................................................................................30
43
Evaluatie pedagogische begeleidingsdiensten ....................................................................................31
44
Gesco’s, Codo’s en contractuele personeelsleden ..............................................................................31
45
Nog te verwachten regelgeving ..............................................................................................................31
1
Elektronische versie school- of centrumreglement
Wettelijke basis: art. III.4 van Onderwijsdecreet XXI. Zie ook punt 5 van de Ministeriële omzendbrief SO 64 van 25 juni 1999 over "Structuur en organisatie van het voltijds secundair onderwijs". http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > coördinatie van de omzendbrieven > secundair onderwijs > instellingen en leerlingen > organisatie.
Vanaf 1 september 2011 zijn scholen en centra voor deeltijds onderwijs niet langer verplicht een papieren versie van het school- of centrumreglement en het pedagogisch project te overhandigen bij elke nieuwe inschrijving. Het is
4 2011-06-30 – M-VVKSO-2011-051
voortaan mogelijk een elektronische versie van het schoolreglement en pedagogisch project ter beschikking stellen op basis waarvan de ouders schriftelijk hun akkoord verlenen. Het is wel noodzakelijk dat de ouders of meerderjarige leerling vooraf vrij kunnen kiezen tussen een papieren of een elektronische versie. Bij elke wijziging aan het schoolreglement zullen ouders en leerlingen verwittigd worden en zullen zij opnieuw schriftelijk akkoord moeten gaan met die wijziging. Doen zij dat niet, dan zal de inschrijving beëindigd worden op 31 augustus van het lopende schooljaar.
2
Aanpassen engagementsverklaring buiten LOP
Wettelijke basis: art. III.4 2° en III.38 van Onderwijsdecreet XXI, die wijzigingen aanbrengen aan art. 111 van de Codex Secundair Onderwijs en aan art. 50 van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken.
Het onderdeel van de engagementsverklaring waarin sprake is van een positief engagement van ouders tegenover de onderwijstaal, kan enkel met bijkomende engagementen worden uitgebreid als daarover een akkoord is bereikt in het LOP. Voortaan kunnen echter ook scholen of centra voor deeltijds onderwijs die in een gemeente liggen waar geen LOP is opgericht, andere bepalingen hierover opnemen, op voorwaarde dat minstens tweederde van de scholen in de gemeente daarmee akkoord gaan.
3
Inschrijven leerlingen uit een ander onderwijssysteem
Wettelijke basis: art. III. 6 tot III.8 van Onderwijsdecreet XXI, die wijzigingen aanbrengen aan art. 115/1 tot 3 van de Codex Secundair Onderwijs. Zie ook punt 7 van de ministeriële omzendbrief SO 64 van 25 juni 1999 over "Structuur en organisatie van het voltijds secundair onderwijs". http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > coördinatie van de omzendbrieven > secundair onderwijs > instellingen en leerlingen > organisatie.
Jongeren die houder zijn van een studiebewijs dat niet in Vlaanderen werd uitgereikt, kunnen in het secundair onderwijs worden toegelaten op basis van een gunstige beslissing van een voltallige toelatingsklassenraad. De inschrijving als regelmatige leerling is dus niet langer afhankelijk van een gelijkwaardigheidsattest dat door de overheid wordt uitgereikt. De nieuwe procedure geldt ook voor leerlingen uit het Franstalig, Duitstalig en onthaalonderwijs.2 De toelatingsklassenraad moet een beslissing nemen uiterlijk 25 lesdagen na de aanvang van de regelmatige lesbijwoning. Voor het deeltijds onderwijs geldt een analoge regeling. De gelijkwaardigheid van een buitenlands studiebewijs en de toegang tot het secundair onderwijs worden met andere woorden losgekoppeld. De Vlaamse regering kan nog steeds, rekening houdend met de Vlaamse kwalificatiestructuur, de algemene gelijkwaardigheid vastleggen van buitenlandse studiebewijzen. Het gaat dan echter enkel om studiebewijzen die gericht zijn op ofwel de arbeidsmarkt, ofwel het hoger onderwijs. Dat staat los van de toelating tot het secundair onderwijs. Aandachtspunten: •
De overheid reikt voortaan geen gelijkwaardigheidsattesten meer uit die toelating verschaffen tot het secundair onderwijs.
•
In afwachting van de beslissing van de toelatingsklassenraad blijft de leerling een vrije leerling.
•
Het Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming, NARIC-Vlaanderen, biedt desgewenst bijkomende informatie over buitenlandse onderwijssystemen (tel 02 553 89 58).
•
Zodra de leerling een studiebewijs (inclusief oriënteringsattest) heeft behaald in het Vlaams secundair onderwijs, is deze toelatingsmogelijkheid niet meer van toepassing. Enkel wanneer de leerling een oriënteringsattest C behaalt en het leerjaar wil overzitten in een ander structuuronderdeel, zal opnieuw een toelatingsklassenraad sa-
2
Mededeling van 26 mei 2011 over “Ex-OKAN-leerling in de vervolgschool” (M-VVKSO-2011-039), punt 1.
5 2011-06-30 – M-VVKSO-2011-051
menkomen. Wil de leerling overzitten in hetzelfde structuuronderdeel, dan primeert ook hier het recht op overzitten, zelfs in een andere school. •
Specifiek voor de ex-OKAN-leerling geldt dat de onthaalschool al een heel traject met hem heeft doorlopen en dus een goed zicht heeft op zijn aanleg en interesses. Doorheen het onthaaljaar legt de onthaalschool een doorstroomdossier aan dat alle relevante gegevens bevat uit het dossier van de leerling (beginsituatie, individueel leertraject, de zorgfiche, het advies van de klassenraad van de onthaalklas, geïndividualiseerde begeleidingstips …). Ook de ouders en de ex-OKAN-leerling hebben hieraan meegewerkt. Het spreekt vanzelf dat de informatie uit het doorstroomdossier en met name het advies van de OKAN-klassenraad richtinggevend zullen zijn voor de beslissing van de toelatingsklassenraad. De toelatingsklassenraad kan ook de vervolgcoach van de onthaalschool uitnodigen om de eerste bevindingen te helpen kaderen 3 .
4
Afwezigheid islamitische feestdagen
Punt 2.1.7 f van de ministeriële omzendbrief SO/2005/04 van 8 juli 2005 over " Afwezigheden en in- en uitschrijvingen in het voltijds gewoon secundair onderwijs en het deeltijds secundair onderwijs". http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > coördinatie van de omzendbrieven > secundair onderwijs > instellingen en leerlingen > leerplicht.
Wanneer binnen de moslimgemeenschap een groep gelovigen een feest op een andere dag viert dan op de dag die is bepaald door de moslimexecutieve in België (i.c. Turkse moslims), is het voor die leerlingen toegelaten op ‘hun’ feestdag gewettigd afwezig te blijven. Uiteraard moeten zij de andere dag dan wel aanwezig zijn.
5
Uiterste termijn waarop het schoolbestuur de delibererende klassenraad opnieuw kan samenroepen
Wettelijke basis: art. III.9 en III.10 van Onderwijsdecreet XXI, die wijzigingen aanbrengen aan art. 115/4 en 5 van de Codex Secundair Onderwijs.
De uiterste termijn waarop een beroepsprocedure tegen een beslissing van de delibererende klassenraad moet zijn afgerond, is 15 september van het daaropvolgende schooljaar (15 maart bij sommige Se-n-Se). Voortaan geldt die termijn ook wanneer het schoolbestuur zelf het initiatief neemt om de delibererende klassenraad opnieuw samen te roepen, los van een eventuele beroepsprocedure.
6
Verplichte informatie over TOAH
Wettelijke basis: art. III.11 van Onderwijsdecreet XXI, dat wijzigingen aanbrengt aan art. 117/1 van de Codex Secundair Onderwijs.
Als een leerling langdurig afwezig is wegens ziekte of ongeval, is de school verplicht de betrokken personen te informeren over het recht op en de mogelijkheden van tijdelijk onderwijs aan huis (TOAH). De vermelding van TOAH in het schoolreglement op zich volstaat niet langer.
7
Uitbreiding flexibele leertrajecten
Wettelijke basis: art. III.16 en III.17 van Onderwijsdecreet XXI, die wijzigingen aanbrengen aan art. 136/2 en 3 van de Codex Secundair Onderwijs.
3
Mededeling van 26 mei 2011 over “Ex-OKAN-leerling in de vervolgschool” (M-VVKSO-2011-039), punt 1.
6 2011-06-30 – M-VVKSO-2011-051
Het ministerie van Onderwijs en vorming heeft een aantal flexibele leertrajecten toegevoegd. Een volledig overzicht van deze nieuwe flexibele leertrajecten vindt u in de Mededeling van 7 april 2011 over “Flexibele trajecten voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften en voor leerlingen met uitzonderlijke artistieke talenten” (M-VVKSO-2011031).
7.1
Afwijking van het begrip regelmatige leerling voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften
Een individuele leerling kan vrijgesteld worden van het volgen van bepaalde onderdelen van de vorming van een structuuronderdeel gedurende een deel of het geheel van het schooljaar, op voorwaarde dat: •
de vrijgekomen uren besteed worden aan een aangepast programma;
•
de voltallige klassenraad een gunstige beslissing neemt. Voltallig betekent hier alle leden van het onderwijzend personeel van het structuuronderdeel waarvoor de leerling kiest;
•
de ouders akkoord gaan;
•
de betrokken leerling niet vrijgesteld wordt van een volledig vak, tenzij het vak wordt vervangen door het vak Nederlands; 4
•
de individuele vrijstellingen en vervangingen schriftelijk en gemotiveerd worden vastgelegd;
•
de finaliteit van het structuuronderdeel niet wordt aangetast en de individuele vrijstellingen geen afbreuk doen aan de studiebekrachtiging.
De regelgeving stelt dat het schoolbestuur kan beslissen om voor een “leerling of leerlingengroep” af te wijken van het begrip regelmatige leerling. Dat geeft aan het schoolbestuur de mogelijkheid om doelgroepen af te bakenen die in aanmerking kunnen komen voor vrijstellingen. De regelgeving zelf onderscheidt vier doelgroepen: leerstoornissen, hoogbegaafdheid, tijdelijke leermoeilijkheden en tijdelijke leerachterstanden.
7.2
Afwijking van het begrip regelmatige leerling voor leerlingen met uitzonderlijke artistieke talenten
De overheid wil leerlingen met uitzonderlijke artistieke talenten faciliteiten geven zodat ze hun topkunstbeoefening kunnen combineren met hun studies. Dergelijke leerlingen kunnen – na een principiële beslissing van het schoolbestuur – nu individueel vrijgesteld worden van het volgen van bepaalde onderdelen van de vorming van een bepaald structuuronderdeel gedurende een deel of het geheel van het schooljaar, onder de volgende voorwaarden: •
de voltallige klassenraad moet een gunstige beslissing nemen. Voltallig betekent hier: alle leden van het onderwijzend personeel van het structuuronderdeel waarvoor de leerling kiest;
•
de ouders moeten akkoord gaan;
•
de individuele vrijstellingen en vervangingen worden schriftelijk en gemotiveerd vastgelegd;
•
de artistieke context wordt vooraf door de onderwijsinspectie aanvaard als van hoogstaand kwalitatief niveau;
•
de individuele vrijstellingen doen geen afbreuk aan de studiebekrachtiging; de realisatie van de onderwijsdoelstellingen die eigen zijn aan het gekozen structuuronderdeel, worden “zoveel als mogelijk” nagestreefd.
8
Opheffing tweede onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers
Wettelijke basis: art. III.14 van Onderwijsdecreet XXI, dat wijzigingen aanbrengt aan art. 135 van de Codex Secundair Onderwijs.
4
Deze bredere invulling wanneer het vervangprogramma uit extra uren Nederlands bestaat, komt ter vervanging van het tweede onthaaljaar (zie punt 8).
7 2011-06-30 – M-VVKSO-2011-051
Vanaf het schooljaar 2011-2012 kan er geen tweede onthaaljaar meer worden ingericht. De mogelijkheden die dit structuuronderdeel bood, worden deels opgevangen door een uitbreiding van de flexibele trajecten die door elke school in het voltijds secundair kunnen worden toegepast (zie punt 7.1).
9
Externe certificering en deliberatie op het einde van het schooljaar
Wettelijke basis: art. III.28 2° van Onderwijsdecreet XXI, dat wijzigingen aanbrengt aan art. 254 van de Codex Secundair Onderwijs.
De Vlaamse Regering krijgt de bevoegdheid om het behalen van externe certificering op te leggen als eis voor het slagen in een specifieke opleiding. Het gaat om attesten of certificaten die buiten de onderwijsregelgeving vallen en vereist zijn voor de instroom in of uitoefening van een bepaald beroep (bv. een extern geattesteerd rijexamen in de opleiding Vrachtwagenchauffeur bso). De overheid verbindt zich ertoe steeds vooraf de onderwijspartners te betrekken.
10
Se-n-Se en HBO
10.1
Toetsing Se-n-Se aan erkende onderwijskwalificaties
Wettelijke basis: art. III.13 van Onderwijsdecreet XXI, dat een wijziging aanbrengt aan art. 131 van de Codex Secundair Onderwijs.
De Vlaamse Regering heeft de intentie de specialisatiejaren van de derde graad tso en kso te toetsen aan erkende onderwijskwalificaties en vervolgens te oordelen over het eventuele behoud. Bij ontstentenis van erkende onderwijskwalificaties is in de huidige stand van zaken de bedoelde timing niet haalbaar. Daarom wordt de voorziene datum met betrekking tot een bijsturing van het aanbod “Se-n-Se” verdaagd naar 1 september 2014.
10.2
Studieomvang HBO5 Verpleegkunde niet in studiepunten
Wettelijke basis: art. III.46 van Onderwijsdecreet XXI, dat een wijziging aanbrengt aan art. 3 van het decreet van 30 april 2009 betreffende het secundair-na-secundair onderwijs en het hoger beroepsonderwijs.
De Commissie HBO en het Accreditatieorgaan die conform het decreet van 30 april 2009 operationeel worden met betrekking tot het hoger beroepsonderwijs, zullen bij hun werkzaamheden de studieomvang van alle opleidingen, uitgedrukt in studiepunten, bekijken. De opleiding Verpleegkunde van het hoger beroepsonderwijs vormt op een aantal vlakken evenwel een uitzondering, onder meer omdat de opleiding voorbehouden blijft voor secundaire onderwijsinstellingen en omdat de studieomvang geformuleerd wordt in termen van opleidingsduur (i.p.v. studiepunten). Om elk misverstand te vermijden wordt bij decreet vastgelegd dat het criterium studiepunten hier niet van toepassing is.
10.3
Attest verworven competenties
Wettelijke basis: art. III.23 van Onderwijsdecreet XXI, dat een wijziging aanbrengt aan art. 165 van de Codex Secundair Onderwijs.
Regelmatige leerlingen van de HBO-opleiding Verpleegkunde die een module niet met vrucht beëindigen, krijgen niet langer een attest van verworven competenties, omdat dit geen reële meerwaarde heeft in functie van verdere vervolgtrajecten.
8 2011-06-30 – M-VVKSO-2011-051
11
Basisvorming bso
Wettelijke basis: art. III.20 en 21 van Onderwijsdecreet XXI, die wijzigingen aanbrengen aan art. 156 en 157 van de Codex Secundair Onderwijs.
Aan de basisvorming van het bso wordt een vak “natuurwetenschappen ofwel fysica en/of chemie en/of biologie“ toegevoegd. Voor de tweede graad is dat progressief vanaf 1 september 2012, voor de derde graad vanaf 1 september 2014.
12
Proeftuinen
12.1
CLIL
Wettelijke basis: art. III.24 van Onderwijsdecreet XXI, dat een artikel 168/1 toevoegt aan de Codex Secundair Onderwijs.
De scholen die in het schooljaar 2010-2011 deelnamen aan de CLIL-proeftuin, kunnen deze proeftuin in 2011-2012 verderzetten onder de voorwaarden die in 2010-2011 golden en na onderhandeling in het LOC. De inrichting is niet aan een leerlingennorm onderworpen. De overheid voorziet evenmin als in 2010-2011 in middelen ter ondersteuning.
12.2
Overige proeftuinen
Wettelijke basis: art. III.25 van Onderwijsdecreet XXI, dat een artikel 168/2 toevoegt aan de Codex Secundair Onderwijs.
De scholen die in 2010-2011 deelnamen aan een tijdelijk project (Accent op talent, Studie- en beroepskeuze en werkplekleren) en in dat schooljaar al structuuronderdelen organiseerden die niet voorkomen in het regulier voltijds gewoon secundair onderwijs maar positief werden geadviseerd door de stuurgroep, kunnen deze structuuronderdelen blijven organiseren in 2011-2012 en 2012-2013 eventueel in afwachting van de reguliere programmatieprocedure. Proeftuinen die in die structuuronderdelen in het schooljaar 2010-2011 leerplannen hanteerden die geen overheidsgoedkeuring behoefden, kunnen dit in deze volgende twee schooljaren ook. Ook de aspecten van modulaire organisatie die in 2010-2011 binnen deze structuuronderdelen toegepast werden, kunnen in 2011-2012 en 20122013 verdergezet worden. De overheid voorziet voor de jaren 2011-2012 en 2012-2013 niet in middelen ter ondersteuning van deze projecten.
13
Programmaties
Wettelijke basis: art. III.26 van Onderwijsdecreet XXI, dat artikel 174 van de Codex Secundair onderwijs wijzigt.
De programmatiestop die is ingesteld vanaf het schooljaar 2010-2011, blijft van kracht: zowel voor het deeltijds als voor het voltijds gewoon secundair onderwijs. In uitzonderlijke gevallen kan de Vlaamse regering - na advies van de Vlaamse onderwijsraad en van AgODi - toch de toelating geven tot programmatie van een instelling of structuuronderdeel, mits het schoolbestuur uiterlijk 30 november van het voorafgaande schooljaar een schriftelijke aanvraag heeft ingediend. Als een schoolbestuur een totaal nieuw structuuronderdeel voorstelt en daarbij tevens de programmatie ervan in één of meer van zijn scholen expliciet vraagt, en dit dossier uiterlijk 30 september van het voorafgaande schooljaar indient bij AgODi, dan kan de Vlaamse regering de toelating geven om dit structuuronderdeel te programmeren, eveneens na advies van de Vlaamse onderwijsraad en van AgODi.
9 2011-06-30 – M-VVKSO-2011-051
Voor het deeltijds bso somt punt 5.1.3 van de Ministeriële omzendbrief SO/2008/08 “Stelsel van leren en werken” 5 op welke situaties voor 2011-2012 niet vallen onder de programmatiestop. Verdere informatie over de interne en externe planningsprocedures leest u in de Mededeling “Aanvragen voor programmatie, rationalisatie, omvorming, overheveling, herstructurering. Schooljaar 2012-2013”, M-VVKSO-2011-026.
14
Lesbijwoning in een andere school
Wettelijke basis: art. III.15 van Onderwijsdecreet XXI, dat een artikel 136/1 invoegt in de Codex Secundair Onderwijs.
Leerlingen kunnen op de vestigingsplaats van een andere school les krijgen van leraren die verbonden zijn aan die andere school. Die samenwerking kan enkel op voorwaarde dat de regeling in het schoolreglement wordt opgenomen, dat over de regeling voorafgaand wordt onderhandeld in de LOC’s en dat de leraren van de andere school deel uitmaken van de bevoegde klassenraden. Enkel de school waar de leerling is ingeschreven, is bevoegd voor evaluatie, studiebekrachtiging en kwaliteitszorg. De samenwerking tussen de scholen wordt vastgelegd in een overeenkomst. Verdere informatie hierover leest u in de Mededeling "Lesbijwoning in een andere school", M-VVKSO-2011-034.
15
Plage-uren
15.1
Beperking van de plage per school en per scholengemeenschap
Wettelijke basis: art. III.27 van Onderwijsdecreet XXI, dat wijzigingen aanbrengt in art. 216 van de Codex Secundair Onderwijs.
Vanaf 2011-2012 wordt het aantal plage-uren als volgt beperkt: •
in een school die tot een scholengemeenschap behoort, mag ten opzichte van het aantal uren-leraar van de individuele school maximaal 3 % plage-uren worden georganiseerd; bovendien mogen ten opzichte van de som van de aantallen uren-leraar van alle scholen binnen de scholengemeenschap maximaal 1,3 % plage-uren worden georganiseerd;
•
in scholen die niet tot een scholengemeenschap behoren, mag het procent plage-uren niet hoger liggen dan het procent van het schooljaar 2001-2002, en in geen geval hoger dan 3 %.
Deze percentages worden berekend op dezelfde basis als voorheen: zie punt 7.3 van de Mededeling “Prestatieregeling voor de ambten van leraar en godsdienstleraar; plage- en nuluren”, M-VVKSO-2003-084. De school stelt een verklaring op erewoord op, waarin wordt bevestigd dat het aantal plage-uren het opgelegde maximum niet overschrijdt; deze verklaring ligt in de school ter inzage van verificatie en inspectie. Tevens houdt de coördinerend directeur een verklaring ter beschikking waaruit blijkt dat het aantal plage-uren in het geheel van de scholengemeenschap het aantal van 1,3 % niet overschrijdt.
15.2
Plage voor leraars met prestatiestelsel in 24sten
Wettelijke basis: Besluit van de Vlaamse regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs, zoals gewijzigd door het Besluit van de Vlaamse regering van 27 mei 2011 betreffende de toekenning van dienstvrijstelling aan personeelsleden die deelnemen aan vergaderingen van lokale inspraakorganen in het onderwijs, en de aanpassing van het minimum- en maximumaantal uren voor een ambt met volledige prestaties in het secundair onderwijs.
5
http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > omzendbrieven > secundair onderwijs > instellingen en leerlingen > leren en werken.
10 2011-06-30 – M-VVKSO-2011-051
http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > wetgeving > personeel > administratief statuut > gemeenschaps- en gesubsidieerd onderwijs > bestuurs- en onderwijzend personeel > 14/06/1989.
Leraars die een overgangsmaatregel genieten inzake het prestatiestelsel op basis van de benoeming die ze destijds hadden in een vak “technische vakken en beroepspraktijk” (TVBP) en die in de tweede, derde en vierde graad en in HBO5 Verpleegkunde 24 uur presteren voor een voltijdse betrekking, zowel in AV-TV-KV als in PV, konden tot in 2010-2011 maximaal 2 plage-uren opgelegd krijgen. Vanaf 2011-2012 kan ook aan deze leraars maximaal 1 plageuur worden opgelegd. Een voltijdse opdracht met uitsluitend uren in de tweede graad of hoger, omvat voor deze leraars dus minimaal 24 u./week en maximaal 25 u./week. Zie hierover ook punt 9 van de Mededeling “Prestatieregeling voor de ambten van leraar en godsdienstleraar; plageen nuluren”, M-VVKSO-2003-084.
16
Secundaire arbeidsvoorwaarden voor personeelsleden
16.1
Rechtsbijstand voor personeelsleden
Wettelijke basis: art. IX.16 van Onderwijsdecreet XXI, dat in uitvoering van cao IX een artikel 17bis inlast in het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gesubsidieerd Onderwijs van 27 maart 1991.
Het schoolbestuur moet voor zijn personeelsleden een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand afsluiten, zodat alle gesubsidieerde personeelsleden in het kader van de uitoefening van hun opdracht verzekerd zijn als hun burgerlijke aansprakelijkheid in het gedrang komt of als zij gevat worden door een juridische procedure. De polis van voormelde verzekering moet vlot raadpleegbaar zijn voor de personeelsleden. Als het schoolbestuur deze verplichting niet naleeft, moet het de kosten ten laste nemen die het personeelslid zelf moet dragen ten gevolge van het ontbreken van deze verzekering. Als een personeelslid zelf, ten laste van een derde (die niet het schoolbestuur of een van zijn leden is), een vordering tot schadevergoeding instelt voor schade (fysieke of materiële schade of morele schade die daaruit voortvloeit) die dit personeelslid heeft opgelopen in of ten gevolge van de uitoefening van zijn ambt, dan moet het schoolbestuur instaan voor de juridische bijstand. We raden de schoolbesturen aan om bij hun verzekeringsmakelaar een schriftelijke bevestiging te vragen van het feit dat dit risico werd opgenomen in hun polis. Deze maatregel geldt niet voor de leden van de pedagogische begeleidingsdiensten, maar wel voor de gesco’s en de codo’s die zijn aangesteld in een school, internaat, centrum voor volwassenenonderwijs of CLB (zie punt 43).
16.2
Vergoeding van middelen en extra onkosten van personeelsleden
Wettelijke basis: art. IX.17 van Onderwijsdecreet XXI, dat in uitvoering van cao IX een art. 17quinquies en 17sexies inlast in het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gesubsidieerd Onderwijs van 27 maart 1991.
Het schoolbestuur stelt zijn personeelsleden de middelen ter beschikking die zij nodig hebben om hun opdracht uit te voeren. De middelen waarvoor de kosten gedragen worden door het schoolbestuur, blijven eigendom van het schoolbestuur. Als een personeelslid in het kader van zijn opdracht bovenop deze middelen extra onkosten maakt, moet het schoolbestuur deze onkosten vergoeden, op voorwaarde dat de directeur van de instelling waar het personeelslid zijn opdracht uitoefent, aan het personeelslid vooraf toestemming heeft gegeven om die onkosten te maken.
11 2011-06-30 – M-VVKSO-2011-051
Deze maatregelen zijn ingegaan vanaf 10 december 2010 (datum van ondertekening van cao IX). Ze gelden niet voor de leden van de pedagogische begeleidingsdiensten, maar wel voor de gesco’s en de codo’s die zijn aangesteld in een school, internaat, centrum voor volwassenenonderwijs of CLB (zie punt 43).
16.3
Vergoedingen voor dienstverplaatsingen
Wettelijke basis: art. IX.17 van Onderwijsdecreet XXI, dat in uitvoering van cao IX de art. 17quinquies en 17septies inlast in het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gesubsidieerd Onderwijs van 27 maart 1991.
Gesubsidieerde personeelsleden die in opdracht van het schoolbestuur verplaatsingen maken met hun eigen wagen, moto of bromfiets hebben recht op de kilometervergoeding gelijk aan het bedrag dat jaarlijks wordt bepaald voor de federale ambtenaren. Deze maatregel betreft enkel de dienstverplaatsingen, dus niet het woon-werkverkeer. Het bedrag voor de federale ambtenaren wordt jaarlijks aangepast op 1 juli. Voor de periode 1 juli 2010 tot 30 juni 2011 ligt dit op 0,3178 euro/km; voor de periode van 1 juli 2011 tot 30 juni 2012 op 0,3352 euro/km. 6 Het schoolbestuur kan dit bedrag met maximaal 10 % verminderen, op voorwaarde dat het daarnaast een omniumverzekering heeft afgesloten voor dienstverplaatsingen. Bovendien is voor deze maatregel een groeipad uitgetekend: •
van 1 januari tot 31 december 2011 mag het schoolbestuur het bedrag van de kilometervergoeding beperken tot 70 % van de kilometervergoeding voor de federale ambtenaren. Concreet betekent dit dat het bedrag van 1 januari tot 30 juni 2011 mag worden beperkt tot 0,2224 euro/km, en van 1 juli tot 31 december 2011 tot 0,2346 euro/km.
•
van 1 januari tot 31 december 2012 mag het schoolbestuur het bedrag van de kilometervergoeding beperken tot 85 % van de kilometervergoeding voor de federale ambtenaren. Concreet betekent dit dat het bedrag van 1 januari tot 30 juni 2012 mag worden beperkt tot 0,2849 euro/km;
•
vanaf 1 januari 2013 moet het bedrag voor de kilometervergoeding hetzelfde zijn als voor de federale ambtenaren, maar als het schoolbestuur een omniumverzekering heeft afgesloten voor dienstverplaatsingen, mag het de kilometervergoeding beperken tot 90 % van dat bedrag.
Bovenstaande bepalingen gelden niet als het schoolbestuur reeds een systeem van kilometervergoeding voor dienstverplaatsingen hanteert dat gunstiger is dan wat wettelijk wordt opgelegd. Personeelsleden die in opdracht van het schoolbestuur verplaatsingen maken met het openbaar vervoer, genieten bij de inlevering van het vervoerbewijs de volledige betaling van de erop vermelde bedragen. De verplaatsingen per trein worden terugbetaald aan het tarief van een standaardbiljet 2de klas. Deze maatregelen zijn ingegaan op 10 december 2010 (datum van ondertekening van cao IX), met inachtneming van het groeipad dat is uitgetekend voor de kilometervergoeding. Ze gelden niet voor de leden van de pedagogische begeleidingsdiensten.
17
Inspraak voor het personeel
Basis: punt 2 van cao IX die de vakorganisaties met de overheid hebben afgesloten op 10 december 2010.
Om de onderhandelingen op lokaal niveau te kunnen voorbereiden, moeten de leden van de inspraakorganen vooraf een kopie ontvangen van alle officiële en andere documenten die nodig en nuttig zijn om met voldoende kennis van zaken hun standpunten te kunnen innemen. Het schoolbestuur moet bij de maatregelen waarover wordt onderhandeld, de personeelseffecten ervan schriftelijk en in principe vooraf meedelen aan de leden van het lokale comité.
6
Ministeriële omzendbrief nr. 609 van minister Inge Vervotte d.d. 20 juni 2011, Belgisch Staatsblad van 22 juni 2011.
12 2011-06-30 – M-VVKSO-2011-051
De schoolbesturen en scholengemeenschappen zorgen dat ze geen beslissingen nemen aangaande materies waarover moet onderhandeld worden, vooraleer deze onderhandelingen afgesloten werden. Ze zorgen er verder voor dat de genomen beslissingen verwijzen naar de onderhandelingen, en het nummer vermelden van desbetreffend protocol. Alle personeelsleden moeten die beslissingen en onderhandelingen vlot kunnen raadplegen. Als deze verplichtingen niet worden nagekomen, kan een representatieve 7 vakorganisatie een dossier indienen bij het bevoegde bemiddelingsorgaan, waarna de beslissing wordt opgeschort. Na onderzoek door het bemiddelingsorgaan kan de Vlaamse regering de kwestieuze beslissing vernietigen. De inspectie gaat gedurende het schooljaar 2011-2012 na in welke mate de regelgeving inzake de lokale comités in scholen wordt nageleefd, en publiceert de resultaten van dat onderzoek in haar jaarverslag. In de loop van het schooljaar 2016-2017 wordt dit onderzoek herhaald.
18
Vacantverklaring van betrekkingen in wervingsambten
Wettelijke basis: art. IX.18 en IX.25 van Onderwijsdecreet XXI, die in uitvoering van cao IX artikel 33 van het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gesubsidieerd Onderwijs van 27 maart 1991 wijzigen, en bepalingen toevoegen aan art. 5 van Onderwijsdecreet III van 9 april 1992.
18.1
Datum van vacantverklaring
In functie van de vaste benoemingen op 1 januari 2012 deelt het schoolbestuur de vacante betrekkingen in wervingsambten mee vóór 15 oktober 2011, en dit volgens de toestand van 15 september 2011. Deze afwijking van de gebruikelijke datum van vacantverklaring is slechts eenmalig voor 2011, i.f.v. de benoemingen die ingaan op 1 januari 2012. Vacantverklaringen en kandidaatstellingen die eventueel zouden gebeurd zijn in het voorjaar 2011 kunnen niet leiden tot een vaste benoeming in een wervingsambt. Vanaf 2012 geldt opnieuw de gebruikelijke datum van 15 april.
18.2
Betrekkingen die vacant zullen worden door TBS58+ of pensionering
Aangezien de vacantverklaring in 2011 gebeurt op basis van de toestand op 15 september, vermeldt ze automatisch ook de betrekkingen die tot en met 1 september 2011 vacant zijn geworden door pensionering of door de opname van een terbeschikkingstelling voorafgaand aan het rustpensioen (TBS58+) of bonusstelsel in het kader van de TBS58+. Bij de volgende vacantverklaringen van wervingsambten, d.w.z. op basis van de toestand van 15 april in 2012 en de jaren nadien, kan het schoolbestuur ook de betrekkingen vacant verklaren die in de periode van 15 april tot en met 1 september vacant zullen worden ingevolge pensionering of TBS58+ of bonusopname. Het schoolbestuur kan deze betrekkingen vermelden in het bericht van vacantverklaring met het oog op een vaste benoeming, maar is daar niet toe verplicht. Voorbeelden 1. Een opvoeder zal met pensioen gaan op 1 mei 2012. Bij het bericht van vacantverklaring volgens de situatie van 15 april 2012 kan het schoolbestuur deze betrekking reeds vacant verklaren, maar het is daar niet toe verplicht. 2. Een leraar zal met TBS58+ gaan vanaf 1 september 2012. Op 15 april 2012 is hij als vastbenoemde aangesteld in 10 uur Engels (derde graad) en 10 uur AV Nederlands (tweede graad). Het schoolbestuur kan, indien het dat wenst, 7
Een vakorganisatie is representatief indien ze ten minste 10 percent vertegenwoordigt van het aantal personeelsleden van de school of scholen behorend tot het LOC (zie art. 17 van het LOC-decreet van 5 april 1995). Het behalen van het vereiste percentage kan worden geverifieerd bij de voorzitter van het Centraal Paritair Comité, p.a. Agentschap voor Onderwijsdiensten, Kon. Albert II-laan 15 te 1210 Brussel.
13 2011-06-30 – M-VVKSO-2011-051
deze uren reeds vacant verklaren in het bericht dat het aan de personeelsleden van de scholengemeenschap bezorgt tegen 15 mei 2012.
18.3
Vacant worden van betrekking na TBS/OB in het kader van Medex of re-integratie
De betrekking van een vastbenoemd personeelslid dat ter beschikking wordt gesteld wegens ontstentenis van betrekking na uitspraak van Medex of in het kader van re-integratie of arbeidsongeval, wordt definitief vacant op het ogenblik van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, en komt in aanmerking voor affectatie, mutatie en vaste benoeming. Deze maatregel gaat in op 1 september 2011, en geldt eveneens voor de betrekkingen van de personeelsleden die al vóór die datum ter beschikking gesteld werden wegens ontstentenis van betrekking na uitspraak van Medex of in het kader van re-integratie of arbeidsongeval. Het personeelslid dat om de vermelde redenen ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking, behoudt uiteraard wel zijn vaste benoeming, ook al is er voor hem geen betrekking meer voorzien in de instelling waaraan hij geaffecteerd blijft. Voorbeelden 1.Een leraar is reeds sinds 1 mei 2005 TBS/OB na uitspraak van Medex. Tot en met 2010-2011 kon deze betrekking niet vacant worden verklaard, en moesten voor dit personeelslid vacante uren worden gereserveerd, ook al was het TBS/OB. Vanaf 1 september 2011 worden deze uren echter wel vacant verklaard, en kan daarin een benoeming doorgaan op 1 januari nadien. 2. Een personeelslid wordt op 1 oktober 2011 TBS/OB na uitspraak van Medex. Aangezien de vacante betrekkingen in 2011 worden vastgesteld op 15 september, kan de betrekking van deze TBS/OB’er niet meer vacant worden verklaard i.f.v. de benoemingen op 1 januari 2012. Een mutatie of nieuwe affectatie in deze betrekking is echter al mogelijk vanaf 1 oktober 2011. Indien de betrekking nog vacant is op 15 april 2012, wordt ze opgenomen in het bericht van vacantverklaring i.f.v. de vaste benoemingen op 1 januari 2013.
19
Beroep tegen afhouding van salaris bij preventieve schorsing
Wettelijke basis: art. IX.22 van Onderwijsdecreet XXI, dat wijzigingen aanbrengt aan art. 67bis van het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gesubsidieerd Onderwijs van 27 maart 1991.
Indien een personeelslid preventief is geschorst voor de duur van een tuchtonderzoek en het schoolbestuur beslist heeft om een deel van zijn salaris in te houden, dan kan het personeelslid tegen deze maatregelen in beroep gaan bij de Kamer van Beroep. Tot in 2010-2011 was enkel een beroep mogelijk tegen de preventieve schorsing; vanaf 1 september 2011 kan het personeelslid ook in beroep gaan tegen de afhouding van salaris. Het beroep schort niet de preventieve schorsing op, maar wel de afhouding van salaris. De Kamer van Beroep heeft de bevoegdheid om de preventieve schorsing te bevestigen of te vernietigen en om de afhouding van salaris te bevestigen, te vernietigen of te beperken.
20
Rechten van personeelsleden in geval van wijziging van samenstelling van een scholengemeenschap
Wettelijke basis: art. IX.24 van Onderwijsdecreet XXI, dat wijzigingen aanbrengt aan art. 74ter van het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gesubsidieerd Onderwijs van 27 maart 1991.
20.1
Tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur
Wanneer de samenstelling van een scholengemeenschap wijzigt, bv. doordat een instelling uit een scholengemeenschap treedt of doordat een instelling toetreedt tot een andere scholengemeenschap dan voorheen, dan
14 2011-06-30 – M-VVKSO-2011-051
heeft dit gevolgen voor de anciënniteit die de personeelsleden kunnen inroepen i.f.v. hun recht op tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur. Welke diensten hiervoor in aanmerking mogen worden genomen, was reeds eerder vastgelegd in art. 74ter van het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gesubsidieerd Onderwijs van 27 maart 1991. Ook voor de kandidaatstelling voor TADD in geval van wijziging van samenstelling van de scholengemeenschap voorzag dit artikel reeds in een regeling. Onderwijsdecreet XXI voegt hier nu nog volgende bepalingen aan toe: •
Indien een personeelslid (gedurende kortere of langere tijd) in het schooljaar voorafgaand aan de wijziging van de samenstelling van de SG aangesteld is geweest voor doorlopende duur in een instelling die toetreedt tot een andere scholengemeenschap, dan behoudt dit personeelslid zijn aanstelling voor doorlopende duur in die instelling (tenzij daaraan een einde komt van rechtswege), en heeft het tevens recht op aanstelling van doorlopende duur in alle instellingen van de “nieuwe” scholengemeenschap, zelfs indien het in die instellingen nog niet de anciënniteit van 720 dagen heeft verworven.
•
Indien een personeelslid (gedurende kortere of langere tijd) in het schooljaar voorafgaand aan de wijziging van de samenstelling van de SG aangesteld is geweest voor doorlopende duur in een instelling die uit een SG treedt zonder toe te treden tot een andere scholengemeenschap, dan behoudt dit personeelslid zijn aanstelling voor doorlopende duur in die instelling (tenzij daaraan een einde komt van rechtswege), en heeft het tevens recht op aanstelling van doorlopende duur in alle instellingen van dat schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren, zelfs indien het in die instellingen nog niet de anciënniteit van 720 dagen heeft verworven.
Voor verdere informatie hierover verwijzen we naar de Mededeling “Tijdelijke aanstelling in wervingsambten: bepaalde duur of doorlopende duur”, M-VVKSO-2008-021, meer bepaald naar bijlage 3 daarbij.
20.2
Vacantverklaring van betrekkingen i.f.v. vaste benoeming
Als de samenstelling van de scholengemeenschap wijzigt na de datum waarop de vacante betrekkingen met het oog op de vaste benoeming werden meegedeeld (in principe dus na 15 mei, volgens de toestand van 15 april), dan heeft de eerste vacantverklaring geen uitwerking, en moet de vacantverklaring opnieuw gebeuren tegen 15 oktober, en dit volgens de toestand op 15 september 8 . Dit hoeft echter niet indien de vacantverklaring reeds heeft plaatsgevonden voor alle instellingen die op 1 september tot dezelfde scholengemeenschap behoren. In 2011 echter gebeuren alle vacantverklaringen in wervingsambten tegen 15 oktober volgens de toestand van 15 september, ook in instellingen waar er geen wijziging is in de samenstelling van de scholengemeenschap: zie reeds punt 18.1 van deze Mededeling. Voorgaande alinea is dus enkel relevant voor de scholengemeenschappen die nog een wijziging in hun samenstelling zouden kennen op 1 september van 2012 of van een later jaar. Merk op dat uittreden uit een scholengemeenschap gedurende de periode waarvoor de scholengemeenschap is opgericht, slechts in welbepaalde gevallen mogelijk is: zie punt 33. Toetreden tot een scholengemeenschap is echter wel mogelijk in de loop van die periode.
21
Gebruiksvoorwaarden elektronische communicatie tussen het schoolbestuur en AgODi
Basis: Ministeriële omzendbrief PERS/2011/02 “Gebruiksvoorwaarden van de elektronische communicatie tussen de het schoolbestuur en het ministerie van Onderwijs en Vorming - vervanging basisovereenkomst voor elektronische gegevensoverdracht (BOEG)” http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > omzendbrieven > personeel (niveau-overschrijdend) > elektronische communicatie.
Bij de invoering van (web)edison als communicatiemiddel tussen het schoolbestuur en het ministerie van Onderwijs en vorming werd een zgn. basisovereenkomst voor elektronische gegevensoverdracht (BOEG) afgesloten tussen
8
voorheen was dit 15 november, volgens de toestand op 15 oktober
15 2011-06-30 – M-VVKSO-2011-051
beide partijen. Deze overeenkomst is met ingang van 1 mei 2011 vervangen door de Gebruiksvoorwaarden van de elektronische communicatie tussen de schoolbesturen en het ministerie van Onderwijs en vorming. Naar aanleiding van cao IX is in deze gebruiksvoorwaarden ook een klachtenprocedure opgenomen, niet enkel in geval van betwisting tussen het schoolbestuur en het ministerie, maar ook in geval betwisting tussen een personeelslid en het schoolbestuur. Deze laatste procedure houdt het volgende in: •
Een personeelslid heeft altijd toegang bij het ministerie van Onderwijs en Vorming tot de gegevens die het schoolbestuur over hem/haar heeft verzonden.
•
Indien een personeelslid de correctheid betwist van de gegevens die het schoolbestuur over hem/haar heeft doorgestuurd, richt het zich in eerste instantie tot het schoolbestuur.
•
Als de betwisting blijft bestaan, brengt het personeelslid de betwisting schriftelijk ter kennis bij het ministerie van Onderwijs en Vorming. Het ministerie legt deze betwisting schriftelijk voor aan het schoolbestuur; het betrokken personeelslid krijgt een kopie van dat geschrift. Het schoolbestuur moet de betwiste gegevens schriftelijk bevestigen of corrigeren, en het betrokken personeelslid krijgt een kopie van dat geschrift.
•
Als het betrokken personeelslid de correctheid van de gegevens blijft betwisten, overlegt het ministerie met de betrokken partijen.
•
Als de betwisting drie maanden na de start van het overleg blijft bestaan, kan het personeelslid het geschil voorleggen aan de rechtbank.
22
Loopbaanonderbreking
Wettelijke basis: nog goed te keuren besluit van de Vlaamse regering betreffende de loopbaanonderbreking van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding. Zie ook •
het Flits-bericht: http://www.vvkso.be > Flits > berichten > Loopbaanonderbreking: definitieve versie (2011-06-24);
•
de Ministeriële omzendbrief PERS/2011/05: “Personeelsleden van het onderwijs en van de centra voor leerlingenbegeleiding gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap - Loopbaanonderbreking”. http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > omzendbrieven > personeel (niveau-overschrijdend) > loopbaanonderbreking.
De mogelijkheden tot opname van een loopbaanonderbreking worden met ingang van 1 september 2011 nog verder versoepeld. Hierna vermelden we enkel de wijzigingen tegenover de voorheen bestaande modaliteiten. Voor een volledige uiteenzetting over de loopbaanonderbreking verwijzen we naar de hierboven vermelde Flits en Ministeriële omzendbrief.
22.1
Loopbaanonderbreking voor een vijfde
Personeelsleden die een voltijdse opdracht hebben, kunnen een loopbaanonderbreking voor 1/5de van hun opdracht opnemen, wat betekent dat ze nog exact 8 000 / 10 000 effectief moeten blijven presteren, naar boven af te ronden tot het eerste volledige uur of lesuur, bv. 18/22 of 17/21 of 29/36. Dit volume van loopbaanonderbreking is zowel mogelijk binnen het algemene stelsel (waaronder de GLBO50+) als binnen de specifieke stelsels, d.w.z. loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, voor medische bijstand of voor palliatieve zorgen. Om een GLBO50+ voor 1/5de te nemen, moet het personeelslid bovendien voltijds vastbenoemd zijn: zowel voor de uren die het nog effectief blijft presteren 9 als voor de uren die het in de LBO legt. Een overstap van een GLBO50+ voor 1/5de naar een halftijdse GLBO50+ is steeds mogelijk op 1 september. De omgekeerde overstap (van een halftijdse GLBO50+ naar een GLBO50+ voor 1/5de) is enkel op 1 september 2011 mogelijk. 9
Het is evenwel mogelijk om vanuit de vastbenoemde uren die men effectief blijft presteren, toch een verlof voor tijdelijk andere opdracht op te nemen om minimaal hetzelfde volume bij wijze van TAO te presteren.
16 2011-06-30 – M-VVKSO-2011-051
Binnen de algemene stelsels van loopbaanonderbreking alsook binnen de GLBO50+ is de onderbreking van de loopbaan met 1/5de geen recht van het personeelslid: het schoolbestuur kan dit toestaan, maar is daar niet toe verplicht. Binnen de specifieke stelsels is dit een recht voor de personeelsleden die aan de reglementaire voorwaarden voldoen. Voor het bereiken van de maximale duur van de gedeeltelijke loopbaanonderbrekingen die een personeelslid volgens de reglementering kan opnemen, wordt geen onderscheid gemaakt tussen een halftijdse loopbaanonderbreking en een loopbaanonderbreking voor 1/5de. Concreet betekent dit: •
Binnen het algemene stelsel van LBO (andere dan GLBO50+) kan een personeelslid reglementair 72 maanden gedeeltelijke LBO nemen. Hierbij worden de periodes van halftijdse LBO en LBO voor 1/5de samen geteld.
•
Een gedeeltelijke LBO in het kader van ouderschapsverlof kan maximaal 6 maanden duren, om het even of het personeelslid een halftijdse LBO dan wel een LBO voor 1/5de neemt.
•
Een zelfde regeling wordt toegepast voor de LBO voor medische bijstand (maximaal 24 maanden gedeeltelijke LBO per persoon die men bijstaat). LBO voor palliatieve zorgen blijft steeds beperkt tot een maand, eenmalig verlengbaar met een maand.
Tijdens de duur van een loopbaanonderbreking kan het volume ervan echter niet wijzigen, behalve in het geval van de GLBO50+ dat hierboven is toegelicht.
22.2
Loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof
Een LBO voor ouderschapsverlof kon reeds voorheen ten laatste aanvangen op de dag vóór de twaalfde verjaardag van het kind, en dan nog maximaal 3 maanden (volledige LBO) resp. 6 maanden (gedeeltelijke LBO) duren. Indien het kind getroffen is door een zekere graad van lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid, geldt vanaf 1 september 2011 de leeftijdsgrens van 21 jaar i.p.v. 12 jaar. Een volledige of gedeeltelijke LBO voor ouderschapsverlof kan – met behoud van het aanvankelijke volume van LBO voor ouderschapsverlof – gevraagd worden in 2 afzonderlijke periodes, onder de volgende voorwaarden: •
de eerste periode begint ten vroegste op 1 juni, en sluit onmiddellijk aan op het bevallingsverlof, verlof wegens moederschapsbescherming, onbezoldigd ouderschapsverlof, verlof voor adoptie of pleegvoogdij of geboorteverlof 10 van het personeelslid, en eindigt op 30 juni;
•
de tweede periode begint op 1 september.
Aangezien ook deze wijziging in de regelgeving pas van kracht wordt op 1 september 2011, kunnen de personeelsleden die in juni 2011 reeds een LBO voor ouderschapsverlof hebben genomen, voor datzelfde kind geen tweede periode van LBO voor ouderschapsverlof meer opnemen, ook niet vanaf 1 september. Voorbeeld: Een personeelslid is met bevallingsverlof tot en met 4 juni 2012. Aansluitend neemt ze 1/5de LBO voor ouderschapsverlof van 5 tot 30 juni 2012. Ze kan een tweede periode van 1/5de LBO voor ouderschapsverlof nemen van 1 september tot uiterlijk 4 februari 2013. In de tweede periode kan ze geen ouderschapsverlof voor een ander volume dan 1/5de nemen, aangezien ze in juni met dat volume was gestart.
22.3
Andere wijzigingen in het stelsel van loopbaanonderbreking
Evenals een volledige LBO reeds kon aanvangen onmiddellijk aansluitend op een volledige LBO voor ouderschapsverlof, en een halftijdse LBO reeds kon aanvangen onmiddellijk aansluitend op een halftijdse LBO voor ouderschapsverlof, zo kan voortaan ook een LBO voor 1/5de onmiddellijk aansluiten op een LBO voor ouderschapsverlof voor 1/5de.
10
Voor geboorteverlof verwijzen we naar punt 23 van deze Mededeling.
17 2011-06-30 – M-VVKSO-2011-051
Ook een LBO voor medische bijstand kan voortaan worden stopgezet na het overlijden van het familie- of gezinslid aan wie men bijstand verleende; het personeelslid kan zijn volledige opdracht weer opnemen op de datum die het afspreekt met het schoolbestuur. Tot in 2010-2011 was een voortijdige beëindiging van een LBO om deze reden enkel mogelijk voor de LBO voor palliatieve zorgen.
23
Geboorteverlof (ter vervanging van het vroegere vaderschapsverlof)
Wettelijke basis: nog te bekrachtigen besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 3 juli 2009 betreffende het omstandigheidsverlof, het verlof wegens overmacht, het onbezoldigd ouderschapsverlof en het vaderschapsverlof voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 1990 betreffende het verlof voor verminderde prestaties, gewettigd door sociale of familiale redenen en de afwezigheid voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid ten gunste van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding, wat betreft de invoering van het geboorteverlof.
Voor alle duidelijkheid: dit punt handelt niet over het omstandigheidsverlof naar aanleiding van de bevalling van de echtgenote of samenwonende partner. Aan dat omstandigheidsverlof 11 (10 werkdagen, te nemen binnen de 4 maanden vanaf de bevalling) wijzigt er niets. Maar dat is ook absoluut niet wat reglementair verstaan werd/wordt onder “vaderschapsverlof”. Onder “vaderschapsverlof” dient men wel te verstaan: het resterende gedeelte van het bevallingsverlof waarop de moeder recht had, maar dat ze niet kan opnemen ten gevolge van haar hospitalisatie gedurende meer dan 7 kalenderdagen of haar overlijden. Terwijl het resterende gedeelte van het bevallingsverlof in genoemde situatie (langdurige hospitalisatie of overlijden van de moeder) tot in 2010-2011 enkel kon worden opgenomen door de vader, kan dat vanaf 1 september 2011 worden opgenomen door de vader of door de partner van de biologische moeder. Voortaan heet deze dienstonderbreking dan ook niet meer “vaderschapsverlof”, maar wel “geboorteverlof”. Dit geboorteverlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit; tijdelijke personeelsleden hebben tijdens dit verlof geen recht op salaristoelage, terwijl de vastbenoemde personeelsleden dat wel hebben. Voor verdere informatie verwijzen we naar punt 3 van de Ministeriële omzendbrieven PERS/2005/02 en /03 “Bevallings-, vaderschapsverlof en onbezoldigd ouderschapsverlof voor tijdelijke (resp. voor vastbenoemde) personeelsleden” (http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > omzendbrieven > personeel (niveau-overschrijdend) > verloven).
24
Bevallingsverlof
Wettelijke basis: nog goed te keuren besluit van de Vlaamse regering betreffende het bevallingsverlof van bepaalde personeelsleden van het onderwijs.
Als een vrouwelijk personeelslid wegens ziekte afwezig is gedurende de periode van het prenataal verlof (d.w.z. in de 6 weken voor de effectieve bevallingsdatum of, in geval van meerling, in de 8 weken ervoor), was de regel reeds voorheen dat deze periode van afwezigheid wegens ziekte wordt omgezet in bevallingsverlof indien er geen werkhervatting is geweest. Hieraan wordt in de wetgeving nu het volgende toegevoegd: als het personeelslid wegens ziekte afwezig is op de kalenderdag vóór een wettelijke of decretale feestdag, een weekend, een herfst-, kerst-, krokus- of paasvakantie, en met bevallingsverlof is op de kalenderdag nà dezelfde wettelijke of decretale feestdag of de dag na Hemelvaartsdag, hetzelfde weekend, dezelfde herfst-, kerst-, krokus-, of paasvakantie, dan wordt/worden de tussenliggende kalenderdag(en) niét beschouwd als een werkhervatting. Dit geldt eveneens indien een herfst-, kerst-, krokus- of paasvakantie of een wettelijke of decretale feestdag aansluit of voorafgaat aan een weekend. 11
Over dat verlof leest u meer in de Mededeling “Omstandigheidsverlof voor gesubsidieerde personeelsleden”, M-VVKSO-2005170.
18 2011-06-30 – M-VVKSO-2011-051
Uitzondering hierop: deze tussenliggende dagen of een gedeelte ervan wordt/worden wél beschouwd als werkhervatting indien het personeelslid voor die dagen een attest van arbeidsgeschiktheid kan voorleggen dat is afgeleverd door een arts. We verduidelijken dit alles in voorbeeld 1 hierna. Bovenstaande regeling werd reeds geruime tijd toegepast door AgODi, en krijgt nu pas een wettelijke basis; deze gaat met terugwerkende kracht in vanaf 1 januari 2010. Voorbeeld Een personeelslid bevalt op 15 november 2011 (geen meerling). De periode van 6 weken voor de bevallingsdatum vangt aan op 4 oktober. Ze had de intentie om het bevallingsverlof te laten beginnen op maandag 7 november, aansluitend op de herfstvakantie, maar moet ziekteverlof nemen van 25 t.e.m. 29 oktober, d.w.z. tot de laatste schooldag voor de herfstvakantie. Indien ze een attest kan voorleggen van een arts dat ze arbeidsgeschikt was in de dagen van 29 oktober tot 6 november (of een gedeelte ervan), dan blijft de week van 25 tot 29 oktober gelden als ziekteverlof, en kan ze haar bevallingsverlof laten beginnen op 7 november. Indien ze dergelijk attest echter niet kan voorleggen en ook nadien het werk niet effectief hervat, dan wordt ook de tussenliggende periode vanaf 29 oktober (weekend en herfstvakantie) niet beschouwd als een werkhervatting. Daardoor wordt haar afwezigheid wegens ziekte (25 tot 29 oktober) omgezet in bevallingsverlof. In deze situatie vangt haar prenataal verlof reeds aan op 25 oktober. In het ontwerp van besluit van de Vlaamse regering dat voor onderhandeling voorligt, wordt ook voor de zomervakantie voorzien in een regeling om de dagen tussen het ziekteverlof en het bevallingsverlof al dan niet te aanzien als een werkhervatting. Hierover zullen de sociale partners verder onderhandelen na de zomervakantie 2011. Nadien zullen we de definitieve regeling aanvullen in deze Mededeling.
25
Dienstvrijstelling voor voorbereidingsprogramma i.f.v. adoptie en pleegvoogdij
Wettelijke basis: nog te bekrachtigen besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het Besluit van de Vlaamse regering van 9 november 1994 betreffende het opvangverlof voor de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra met het oog op adoptie en pleegvoogdij, wat betreft de dienstvrijstelling voor het volgen van het verplichte voorbereidingsprogramma. Zie ook de Ministeriële omzendbrief PERS/2011/03 “Opvangverlof met het oog op adoptie en pleegvoogdij”. http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > omzendbrieven > personeel (niveau-overschrijdend) > verloven.
Tijdelijke en vastbenoemde gesubsidieerde personeelsleden hadden reeds langer recht op opvangverlof wanneer ze een kind jonger dan tien jaar opnemen in hun gezin met de bedoeling om dit kind te adopteren of om er de pleegvoogdij 12 over uit te oefenen. Nieuw is dat personeelsleden die het verplichte voorbereidingsprogramma volgen in het kader van adoptie, vanaf 1 september 2011 recht hebben op dienstvrijstelling om afwezig te zijn voor de nodige duur om het voorbereidingsprogramma te volgen. Na afloop van het programma staven zij hun aanwezigheid met een bewijs van deelname bij het schoolbestuur. Tijdens deze dienstvrijstelling behouden de personeelsleden hun recht op salaristoelage; deze periode wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit. Vervanging van het personeelslid gedurende deze periode van dienstvrijstelling is niet mogelijk, behalve in het ambt van directeur 13 . 12
Let wel: pleegzorg is niet hetzelfde als pleegvoogdij. Pleegvoogdij wordt vastgesteld bij authentieke akte, en vindt haar wettelijke basis in art. 475bis van het Burgerlijk Wetboek.
19 2011-06-30 – M-VVKSO-2011-051
26
Dienstvrijstelling voor vertegenwoordiging in lokale inspraakorganen of in de VLOR
Wettelijke basis: •
art. X.6 van Onderwijsdecreet XXI, dat een lid toevoegt aan art. 80 van het decreet van 2 april 2004 betreffende participatie op school en de Vlaamse onderwijsraad;
•
art. IX.19 van Onderwijsdecreet XXI, dat in uitvoering van cao IX een art. 47ter/1 invoegt in het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gesubsidieerd Onderwijs van 27 maart 1991;
•
Besluit van de Vlaamse regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs, zoals gewijzigd door het Besluit van de Vlaamse regering van 27 mei 2011 betreffende de toekenning van dienstvrijstelling aan personeelsleden die deelnemen aan vergaderingen van lokale inspraakorganen in het onderwijs, en de aanpassing van het minimum- en maximumaantal uren voor een ambt met volledige prestaties in het secundair onderwijs. http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > wetgeving > personeel > administratief statuut > gemeenschaps- en gesubsidieerd onderwijs > bestuurs- en onderwijzend personeel > 14/06/1989.
•
Besluit van de Vlaamse regering van 25 oktober 2002 houdende maatregelen betreffende het prestatiestelsel, het jaarlijks vakantieverlof, sommige administratieve standen en de bezoldigingsregeling van het ondersteunend personeel tewerkgesteld in het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs. zelfde surfpad als voorgaande.
Bij het toewijzen van instellingsgebonden opdrachten aan personeelsleden binnen hun functiebeschrijving moet het schoolbestuur rekening houden met de tijd die de personeelsleden besteden aan hun vertegenwoordiging in lokale inspraakorganen opgericht door of krachtens een wet of een decreet (bv. LOC, OCSG, schoolraad, pedagogische raad), en met de tijd die een vakbondsafgevaardigde besteedt aan zijn vertegenwoordiging in de Vlaamse Onderwijsraad. (ingangsdatum: 1 juni 2011). Een personeelslid dat zitting heeft in een lokaal inspraakorgaan dat is opgericht door of krachtens een wet of decreet (bv. LOC, OCSG, schoolraad, pedagogische raad), krijgt dienstvrijstelling om de vergaderingen van dat inspraakorgaan bij te wonen. Deze dienstvrijstelling wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit. Het personeelslid behoudt het recht op salaristoelage. Met “dienstvrijstelling” wordt niet bedoeld dat het personeelslid hiervoor BPT-uren moet krijgen, doch enkel dat het op het tijdstip van de vergadering van het lokaal inspraakorgaan wordt vrijgesteld van de lesopdracht die het dan zou hebben in zijn wekelijks uurrooster. Op verzoek van een verantwoordelijk bestuurslid van een representatieve vakorganisatie krijgt een vakbondsafgevaardigde dienstvrijstelling om de vergaderingen van de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) bij te wonen. Deze dienstvrijstelling wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit; het personeelslid behoudt zijn recht op salaris. (ingangsdatum: 10 december 2010). Let wel: •
Een personeelslid dat wordt vrijgesteld om een vergadering van de VLOR of van een lokaal inspraakorgaan bij te wonen, kan niet worden vervangen. Hier blijft immers de algemene regel gelden dat een vervanging pas mogelijk is bij een dienstonderbreking van ten minste 10 opeenvolgende werkdagen.
•
In de mate van het mogelijke kan het schoolbestuur bij het opstellen van de wekelijkse uurroosters van het personeel rekening houden met de vaste vergadermomenten van de lokale inspraakorganen. Met het bijwonen daarvan wordt immers reeds rekening gehouden in de individuele functiebeschrijving van de betrokken personeelsleden (zie eerste alinea van dit punt).
13
Zie punt 3.3 van de Mededeling “Tijdelijke vervanging van gesubsidieerde personeelsleden”, M-VVKSO-2010-001.
20 2011-06-30 – M-VVKSO-2011-051
27
Jaarlijkse vakantie van de administratief medewerker
Wettelijke basis: Besluit van de Vlaamse Regering van 27 mei 2011 betreffende de regeling van de jaarlijkse vakantie voor de administratief medewerker en voor bepaalde personeelsleden van het administratief personeel in het onderwijs. http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > wetgeving > personeel > administratief statuut > gemeenschaps- en gesubsidieerd onderwijs > Administratief, meesters-,vak- en dienstpersoneel. Zie ook de Ministeriële omzendbrief PERS/2011/01 “Vakantieregeling voor de administratief medewerker en voor bepaalde personeelsleden van het administratief personeel”. http://ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > wetgeving > personeel (niveau-overschrijdend) > vakantieregeling.
De regeling voor de vakantieprestaties van de administratief medewerker die reeds sinds 2000 in voege was in het katholiek onderwijs, werd door cao IX ook van toepassing voor de administratief medewerker in de andere onderwijsnetten. Bij de verankering van die maatregel in de wetgeving werden een aantal modaliteiten vastgelegd die ook voor de administratief medewerker in het katholiek onderwijs gelden, met name: Een personeelslid heeft alleszins recht op 5 weken ononderbroken zomervakantie, waarin in ieder geval de periode van 15 juli t.e.m. 15 augustus valt. Het schoolbestuur kan de administratief medewerker verplichten om maximaal 12 dagen prestaties te leveren tijdens de jaarlijkse vakanties (d.w.z. herfst-, kerst-, krokus-, paas- en zomervakantie; wettelijke, decretale 14 of facultatieve feestdagen en de dag na Hemelvaartsdag); van die 12 dagen kunnen er maximaal 10 worden opgelegd tijdens de zomervakantie. Voor deeltijdse personeelsleden worden deze aantallen verhoudingsgewijs aangepast. Daarbij gaat het steeds om volledige dagen; een begonnen dag telt steeds voor een volledige dag. Na akkoord van het personeelslid kan het schoolbestuur echter beslissen om deze prestatiedagen op te delen in halve prestatiedagen; in dat geval kunnen maximaal 24 halve dagen worden opgelegd, waarvan maximaal 20 in de zomervakantie. In dit geval telt een begonnen dag steeds voor een halve prestatiedag. Het schoolbestuur moet het aantal prestatiedagen en de verdeling ervan voor het volledige kalenderjaar aan de betrokken personeelsleden meedelen vóór de kerstvakantie. Indien het schoolbestuur - buiten geval van overmacht de verdeling van deze prestatiedagen niet vóór de kerstvakantie meedeelt, kan het van de administratief medewerkers geen prestatiedagen vragen in de jaarlijkse vakantie. Aan personeelsleden die pas in dienst treden na de kerstvakantie, deelt het die verdeling voor de rest van het kalenderjaar mee bij hun indiensttreding. Bij de verdeling van deze prestatiedagen over de betrokken personeelsleden houdt het schoolbestuur rekening met o.a. de mogelijkheden van de betrokkenen, met een billijke verdeling van de taken, en met de werkzaamheden die in de instelling moeten worden verricht. Over deze regeling worden onderhandelingen gevoerd in het LOC of de ondernemingsraad. Personeelsleden die op vraag van het schoolbestuur méér dan het aantal verplichte prestatiedagen werken tijdens de vakantieperiodes, krijgen daarvoor in evenredige mate vervangende vakantiedagen die ze buiten de vakantieperiodes kunnen opnemen. De meeste van deze bepalingen werden tevens overgenomen in art. 18 van het Algemeen reglement van het Personeel van het katholiek onderwijs (versie geldig vanaf 1 september 2011): M-VVKSO-2010-046.
14
Met de decretale feestdag wordt 11 juli bedoeld.
21 2011-06-30 – M-VVKSO-2011-051
28
Bekwaamheidsbewijzen
28.1
Actualisering van de bekwaamheidsbewijzen
Wettelijke basis: nog te bekrachtigen besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van diverse bepalingen van het Besluit van de Vlaamse regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs.
Naar jaarlijkse gewoonte worden er een aantal nieuwe of ontbrekende diploma’s toegevoegd aan de lijst van bekwaamheidsbewijzen en hun onderwijsbevoegdheid voor het gewoon secundair onderwijs. Een gedetailleerd overzicht daarvan vindt u in de Ministeriële omzendbrief SO/2011/02 “Actualisering Bekwaamheidsbewijzen gewoon secundair onderwijs vanaf 1 september 2011”. Het gaat onder meer om: •
toevoeging van nieuwe diplomabenamingen of Engelstalige equivalenten van reeds bestaande opleidingen van master resp. professioneel bachelor;
•
toevoeging van diploma’s secundair onderwijs (HSTO in bepaalde studierichtingen) en getuigschriften van hoger secundair onderwijs (HSO (BSO) / HSBS in bepaalde studierichtingen) als vereist bekwaamheidsbewijs voor een aantal vakken;
•
toevoeging van vereiste bekwaamheidsbewijzen voor de volgende vakken: o
AV Biochemie, Gedragswetenschappen en Natuurwetenschappen
o
TV/PV Agrarische technieken, Algemene verpleegkunde, Autotechniek, Biochemie, Bio-esthetiek, Boekhouding, Bouw, Elektriciteit, Elektromechanica, Elektronica, Handel, Hotel, Kantoortechnieken, Landbouw, Mechanica, Medische wetenschappen, Nijverheidstechnieken, Plastische en decoratieve technieken, Toegepaste natuurwetenschappen, Tuinbouw, Verkoop, Voeding.
Met het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs komt er op termijn voor alle opleidingen secundair onderwijs georganiseerd door het volwassenenonderwijs een nieuwe modulaire structuur (opleidingsprofiel). Om van alle nieuwe studiebewijzen de correcte rangschikking te kennen, biedt de bijlage bij de Ministeriële omzendbrief SO/2011/02 een geactualiseerde tabel die de rangschikking van bedoelde opleidingen vermeldt. Merk op dat de wijzigingen inzake de bekwaamheidsbewijzen die ingaan op 1 september 2011, nu reeds zijn terug te vinden op de website van de overheid: http://www.ond.vlaanderen.be/bekwaamheidsbewijzen.
28.2
Concordantie voor AV Natuurwetenschappen
Wettelijke basis: •
Bijlage I van het Besluit van de Vlaamse regering van 1 september 2006 betreffende de ambtshalve concordantie, zoals gewijzigd. http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > wetgeving > personeel > administratief statuut > bestuurs- en onderwijzend personeel > 01/09/2006.
•
Besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs. Zelfde surfpad als voorgaande.
Zie ook de Ministeriële omzendbrief SO/2010/04 "Concordantie naar TV Techniek en AV Natuurwetenschappen in het gewoon secundair onderwijs". http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > omzendbrieven > secundair onderwijs > personeel > bekwaamheidsbewijzen.
Vanaf 1 september 2010 werd in het 1ste leerjaar A van de eerste graad het vak Biologie in de basisvorming vervangen door Natuurwetenschappen. Vanaf 1 september 2011 gebeurt dezelfde verandering voor het 2de leerjaar van de eerste graad. (In de B-stroom behoort Natuurwetenschappen voorheen reeds tot de basisvorming, en niet Biologie).
22 2011-06-30 – M-VVKSO-2011-051
Om de rechten van de betrokken leraars te vrijwaren, wordt op 1 september 2011 opnieuw voorzien in een concordantie, analoog met de concordantie die reeds heeft plaatsgevonden op 1 september 2010. •
De meeste leraars die een vereist bekwaamheidsbewijs hebben voor AV Fysica of AV Biologie of AV Wetenschappelijk werk, hebben ook reeds een VE voor AV Natuurwetenschappen. Voor hen wordt voorzien in een ambtshalve concordantie, waardoor hun rechten (TADD, kandidaatstelling voor vaste benoeming e.d.) automatisch ook gelden voor het "nieuwe" vak Natuurwetenschappen: zie punt 28.2.1.
•
Andere leraars hebben een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor AV Fysica of AV Biologie of AV Wetenschappelijk werk; aan hen kan een individuele concordantie worden toegekend, waardoor hun rechten ook gelden voor het VO-vak AV Natuurwetenschappen: zie punt 28.2.2.
28.2.1
Ambtshalve concordantie
Voor leraars die •
uiterlijk op 31 augustus 2011 op basis van een vereist bekwaamheidsbewijs vastbenoemd zijn voor AV Biologie of AV Wetenschappelijk werk of AV Fysica, en tussen 1 september 2008 en 31 augustus 2011 gedurende kortere of langere tijd titularis zijn geweest van een betrekking in AV Biologie of AV Wetenschappelijk werk 15 of AV Fysica 16 in de eerste graad van het gewoon so,
•
ofwel tussen 1 september 2008 en 31 augustus 2011 met een vereist bekwaamheidsbewijs gedurende kortere of langere tijd tijdelijk aangesteld zijn geweest in AV Biologie of AV Wetenschappelijk werk of AV Fysica in de eerste graad van het gewoon so,
wordt het vak AV Biologie resp. AV Wetenschappelijk werk of AV Fysica met ingang van 1 september 2011 ambtshalve geconcordeerd naar AV Natuurwetenschappen. Voor een aantal van deze leraars zal de concordantie echter al gebeurd zijn op 1 september 2010. Die concordantie brengt mee dat de rechten die leraars hebben voor AV Biologie resp. AV Wetenschappelijk werk of AV Fysica ook gelden voor AV Natuurwetenschappen. Het gaat met name om de dienstanciënniteit, het recht op tijdelijke aanstelling van doorlopende duur, de aanstelling voor doorlopende duur, de vacantverklaring, de kandidaatstelling voor benoeming, de vaste benoeming, de terbeschikkingstelling en de reaffectatie of wedertewerkstelling, en het conformiteitsattest. Voorbeeld Een leraar heeft een vereist bekwaamheidsbewijs voor AV Biologie; in het schooljaar 2008-2009 is hij tijdelijk aangesteld geweest in een betrekking in AV Biologie in de eerste graad. Op 30 juni 2011 heeft hij een anciënniteit verworven van 720 dagen in het ambt van leraar. Hij had vóór 15 juni gekandideerd voor tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur. Op 15 september 2011 worden 2/22 AV Biologie vacant verklaard (op dat ogenblik zijn er geen uren AV Natuurwetenschappen vacant), waarop de betrokkene kandideert voor vaste benoeming. Door de ambtshalve concordantie van AV Biologie naar AV Natuurwetenschappen kan hij vanaf 1 september 2011 onmiddellijk voor doorlopende duur worden aangesteld in AV Natuurwetenschappen. Indien hij op 1 januari 2012 geen benoeming kan verkrijgen in AV Biologie, bv. omdat andere kandidaten hogere voorrangsrechten genieten, maar er op die datum wel uren AV Natuurwetenschappen vacant zijn (bv. ingevolge pensionering), dan kan deze leraar op 1 januari 2012 benoemd worden in AV Natuurwetenschappen. Door de concordantie voor dit personeelslid kan zijn kandidaatstelling voor benoeming in AV Biologie op 1 januari 2012 immers zowel leiden tot benoeming in AV 15
Tot in 2010-2011 kon wettelijk gezien Biologie of Fysica of Wetenschappelijk werk of Natuurwetenschappen worden aangeboden in de basisvorming van het 2de leerjaar van de eerste graad en het BVL; vandaar dat de maatregelen bij concordantie naar Natuurwetenschappen met ingang van 1 september 2011 niet enkel rekening houden met AV Biologie, maar ook met AV Fysica en AV Wetenschappelijk werk. In de lessentabellen van het VVKSO waren Fysica en Wetenschappelijk werk evenwel niet opgenomen in de basisvorming van de eerste graad, maar komt Wetenschappelijk werk wel voor als vak van de basisoptie Moderne wetenschappen. Ook na 1 september 2011 behoudt Wetenschappelijk werk zijn plaats in de basisoptie Moderne wetenschappen, naast Socio-economische initiatie.
16
zie voorgaande voetnoot
23 2011-06-30 – M-VVKSO-2011-051
Biologie als in AV Natuurwetenschappen, doch samen voor niet méér dan het aantal uren waarvoor hij gekandideerd heeft, d.w.z. voor maximaal 2/22. Leraars die op de vooravond van deze ambtshalve concordantie een vereist bekwaamheidsbewijs hadden voor AV Biologie, AV Fysica of AV Wetenschappelijk werk, maar vanaf dan geen vereist bekwaamheidsbewijs meer hebben voor AV Natuurwetenschappen in de eerste graad, genieten overgangsmaatregelen voor het bekwaamheidsbewijs en eventueel voor de salarisschaal in de eerste graad.
28.2.2
Individuele concordantie
Voor een leraar die •
uiterlijk op 31 augustus 2011 op basis van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs vastbenoemd is voor AV Biologie of AV Wetenschappelijk werk of AV Fysica en tussen 1 september 2008 en 31 augustus 2011 gedurende kortere of langere tijd titularis is geweest van een betrekking in AV Biologie of AV Wetenschappelijk werk 17 of AV Fysica 18 in de eerste graad van het gewoon so,
•
ofwel tussen 1 september 2008 en 31 augustus 2011 met een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs gedurende kortere of langere tijd tijdelijk aangesteld is geweest in AV Biologie of AV Wetenschappelijk werk of AV Fysica in de eerste graad van het gewoon so,
kan het vak AV Biologie of AV Wetenschappelijk werk of AV Fysica met ingang van 1 september 2011 voor hem/haar individueel worden geconcordeerd naar AV Natuurwetenschappen. Deze individuele concordantie is enkel mogelijk indien de inrichtende macht en het personeelslid hiermee akkoord gaan, en moet uiterlijk op 15 september 2011 worden gemeld bij AgODi. Die concordantie brengt mee dat de rechten die de betrokkene kan laten gelden voor AV Biologie resp. AV Wetenschappelijk werk of AV Fysica, ook gelden voor AV Natuurwetenschappen. Het gaat met name om het recht op tijdelijke aanstelling van doorlopende duur, de aanstelling voor doorlopende duur, de vacantverklaring, de kandidaatstelling voor benoeming, de vaste benoeming, de terbeschikkingstelling en de reaffectatie of wedertewerkstelling, en het conformiteitsattest. Bovendien tellen de diensten gepresteerd in AV Biologie (resp. AV Fysica) ook mee als diensten die zijn gepresteerd in AV Natuurwetenschappen. Bij het toekennen en aanvaarden van deze concordantie dient men er terdege rekening mee te houden dat deze rechten (TADD, vaste benoeming) niet enkel gelden in de eerste graad, maar overal in het gewoon so uitgezonderd de derde graad aso-tso-kso. Voorbeelden 1. Een leraar heeft een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor AV Biologie; in het schooljaar 2008-2009 is hij tijdelijk aangesteld geweest in een betrekking in AV Biologie in de eerste graad. Op 30 juni 2011 heeft hij een ancienniteit verworven van 720 dagen in het VO-vak AV Biologie. Hij heeft gekandideerd voor tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur. Op 1 september 2011 komt de inrichtende macht met hem overeen om het vak AV Biologie voor hem individueel te concorderen naar AV Natuurwetenschappen. Op 15 september 2011 worden 2/22 AV Biologie vacant verklaard (op dat ogenblik zijn er geen uren AV Natuurwetenschappen vacant), waarop de betrokkene kandideert voor vaste benoeming. Door de concordantie van AV Biologie naar AV Natuurwetenschappen kan hij vanaf 1 september 2011 onmiddellijk voor doorlopende duur worden aangesteld in AV Natuurwetenschappen en/of AV Biologie. Indien hij op 1 januari 2012 geen benoeming kan verkrijgen in AV Biologie, bv. omdat andere kandidaten hogere voorrangsrechten genieten, maar er op die datum wel uren AV Natuurwetenschappen vacant zijn (bv. ingevolge pensionering), dan kan deze leraar op 1 januari 2012 benoemd worden in AV Natuurwetenschappen. Door de concordantie voor dit personeelslid kan zijn kandidaatstelling voor benoeming in AV Biologie op 1 januari 2012 immers zowel leiden tot benoeming in AV Biologie als in AV Natuurwetenschappen, doch samen voor niet méér dan het aantal uren waarvoor hij gekandideerd heeft, d.w.z. voor maximaal 2/22.
17
Zie 2 voetnoten hoger i.v.m. Wetenschappelijk werk en Fysica in de eerste graad.
18
Zie 3 voetnoten hoger i.v.m. Wetenschappelijk werd en Fysica in de eerste graad.
24 2011-06-30 – M-VVKSO-2011-051
2. Een leraar heeft een individuele concordantie verkregen, waardoor zijn diensten in het VO-vak AV Biologie ook meetellen als gepresteerde diensten in AV Natuurwetenschappen. •
Gedurende een volledig schooljaar had hij een opdracht van 12/22 AV Biologie. Door zijn concordantie geldt dit als een dienstanciënniteit van 303 dagen voor AV Biologie én voor AV Natuurwetenschappen.
•
Een ander volledig schooljaar had hij een opdracht van 4/22 AV Biologie en 4/22 AV Natuurwetenschappen. Samen is dit nog minder dan een halftijdse opdracht. Dit betekent dat hij in dat schooljaar slechts een dienstanciënniteit van 151,5 dagen heeft opgebouwd voor AV Biologie én voor AV Natuurwetenschappen (en dus geen 303 dagen voor Natuurwetenschappen: de opdrachten van 4 + 4 / 22 worden samengenomen, maar niet de anciënniteit van 151,5 + 151,5 dagen).
Leraars die op de vooravond van hun individuele concordantie (organiek of bij overgangsmaatregel) een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs hadden voor AV Biologie, AV Fysica of AV Wetenschappelijk werk, maar vanaf dan geen voldoende geacht bekwaamheidsbewijs meer hebben voor AV Natuurwetenschappen in de eerste graad, genieten overgangsmaatregelen voor het bekwaamheidsbewijs en eventueel voor de salarisschaal in de eerste graad.
29
Reaffectatie en wedertewerkstelling
Wettelijke basis: nog te bekrachtigen besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van de betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage. Zie ook de Mededeling "De verdeling van de betrekkingen, reaffectatie en wedertewerkstelling", M-VVKSO-2003-071, zoals gewijzigd op 7 juli 2011.
De regelgeving die in 2010-2011 nog gold voor de wedertewerkstelling van personeelsleden die ter beschikking zijn gesteld wegens ontstentenis van betrekking (TBS/OB) in het kader van re-integratie of na uitspraak van de Pensioencommissie van Medex, wordt nog met één schooljaar wordt verlengd. Dit betekent dat ook in 2011-2012 de inrichtende macht en de reaffectatiecommissie van de scholengemeenschap niet verplicht zijn om deze personeelsleden een reaffectatie of wedertewerkstelling aan te bieden in een organieke betrekking van een andere personeelscategorie dan die waarin ze benoemd zijn. Daardoor zullen de personeelsleden die TBS/OB worden na uitspraak van Medex, nog steeds door de Vlaamse reaffectatiecommissie worden toegewezen in een niet-organieke betrekking ter administratieve ondersteuning van een school of een scholengemeenschap. Personeelsleden die TBS/OB worden in het kader van re-integratie kunnen binnen de eigen personeelscategorie een vrijwillige reaffectatie of wedertewerkstelling in een organieke betrekking aangeboden krijgen door de inrichtende macht, voor zover die strookt met het advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer. Indien dat niet gebeurt, krijgen deze personeelsleden een toewijzing van de Vlaamse reaffectatiecommissie: ofwel een reaffectatie of wedertewerkstelling in een organieke betrekking die strookt met het advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, zo niet in een niet-organieke betrekking ter administratieve ondersteuning van een school of een scholengemeenschap. Personeelsleden die reeds voorheen TBS/OB waren in het kader van re-integratie of na uitspraak van de Pensioencommissie van Medex en reeds een toewijzing hadden in een niet-organieke betrekking, blijven deze functie verder uitoefenen: ook die wedertewerkstellingen zijn immers bestendig. I.v.m. deze specifieke terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking, met name in het kader van reintegratie of na uitspraak van de Pensioencommissie van Medex, verwijzen we nog naar punt 18.3, waar het gaat over het vacant worden van de betrekking van deze personeelsleden met ingang van 1 september 2011. De reaffectatiecommissie van de scholengemeenschap moet de Vlaamse reaffectatiecommissie geen overzichtlijsten (Excel-lijsten) meer bezorgen van de betrekkingen die nog vatbaar zijn voor reaffectatie of van de toewijzingen
25 2011-06-30 – M-VVKSO-2011-051
die zij heeft uitgesproken: zie Ministeriële omzendbrief PERS/2005/11 19 . De Vlaamse reaffectatiecommissie zal de nodige gegevens putten uit het elektronisch personeelsdossier. Om het risico te vermijden dat terbeschikkinggestelde personeelsleden geen wachtgeldtoelage zouden ontvangen of dat de salaristoelage van tijdelijke personeelsleden zou worden teruggevorderd, is het wel belangrijk dat de personeelsgegevens tijdig worden doorgestuurd naar het werkstation.
30
Bedrijfsstages
Wettelijke basis: nog te bekrachtigen besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van artikel 2, 3 en 6 van het Besluit van de Vlaamse regering van 29 mei 2009 betreffende personeelsleden in het secundair onderwijs die op bedrijfsstage gaan.
De toekenning van middelen aan de samenwerkingsplatforms om personeelsleden met bedrijfsstage te laten gaan, met name de vervangingseenheden en de werkingsmiddelen, wordt nog verlengd met één schooljaar, d.w.z. tot 31 augustus 2012. Het globale budget voor bedrijfsstages in het secundair onderwijs blijft hetzelfde als in 2010-2011; dit neemt niet weg dat er verschuiving van middelen kunnen zijn tussen de instellingen: de toekenning ervan hangt immers af van het aantal uren-leraar van de instelling.
31
Krediet voor voordrachtgevers
De mogelijkheden om uren-leraar van het voltijds secundair onderwijs om te zetten in een krediet voor voordrachtgevers blijven dezelfde als in 2010-2011. Zie hierover de Mededeling “Voordrachtgevers en andere vormen van samenwerking met externe lesgevers in het voltijds secundair onderwijs”, M-VVKSO-2011-025. Het bedrag per uur-leraar dat bij deze omzetting wordt toegekend, wordt jaarlijks geïndexeerd. Voor het schooljaar 2011-2012 is dit •
52,98 euro per omgezet uur-leraar voor uren uit het voltijds secundair onderwijs 20 ;
•
45,81 euro per omgezet uur-leraar voor uren uit het deeltijds secundair onderwijs 21 .
32
Inzetbaarheid van het personeel
Wettelijke basis: art. 5 van het Decreet betreffende de scholengemeenschappen in het basis- en secundair onderwijs, dat een art. 36novies invoegt in het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gesubsidieerd Onderwijs van 27 maart 1991.
Met het oog op een hechtere samenwerking binnen de scholengemeenschap wordt de inzetbaarheid van het personeel als volgt versoepeld: 1. Leden van het ondersteunend personeel, zowel opvoeders als administratief medewerkers, kunnen worden ingezet voor andere instellingen van de scholengemeenschap of voor de totaliteit van de scholengemeenschap. In19
Ministeriële omzendbrief " Elektronisch communiceren van gegevens over terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking naar het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) of het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs en Studietoelagen(AHOVOS) Melding van: personeelsleden ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking; betrekkingen waarin zij KUNNEN worden gereaffecteerd of wedertewerkgesteld". http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > omzendbrieven > personeel (niveau-overschrijdend) > terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling.
20
Zie punten 4.5 en 4.6 van de Ministeriële omzendbrief SO 55 “Ambt van directeur en pakket "uren-leraar" in het voltijds secundair onderwijs”. http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > omzendbrieven > secundair onderwijs > instellingen en leerlingen > omkadering.
21
Zie punt 14.1.2 van de Ministeriële omzendbrief SO/2008/08 "Stelsel van leren en werken". http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > omzendbrieven > secundair onderwijs > instellingen en leerlingen > leren en werken.
26 2011-06-30 – M-VVKSO-2011-051
dien het personeelslid ermee instemt, kan het eveneens worden ingezet in een andere school van de scholengemeenschap dan die waaraan het geaffecteerd is. De afstand tussen de instelling van affectatie en die waar het personeelslid wordt ingezet, mag niet meer dan 25 km bedragen; voor een grotere afstand is het akkoord van het personeelslid vereist. De bepalingen inzake inzetbaarheid worden opgenomen in de arbeidsovereenkomst en in de functiebeschrijving. Tot in 2010-2011 was de inzetbaarheid in een andere instelling enkel mogelijk voor de administratief medewerker, en alleen binnen de instellingen van dezelfde inrichtende macht. Vanaf 2011-2012 geldt ze dus ook voor de opvoeder en ook binnen instellingen van andere inrichtende machten die behoren tot dezelfde scholengemeenschap. 2. Alle personeelsleden die zijn aangesteld in betrekkingen die zijn opgericht met de voorafname van de punten van de globale puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking van de scholengemeenschap, kunnen worden ingezet voor opdrachten voor andere scholen van de scholengemeenschap of voor de totaliteit van de scholengemeenschap; deze personeelsleden kunnen eveneens worden ingezet in een andere school van de scholengemeenschap dan die waaraan ze geaffecteerd. De afstand tussen de instelling van affectatie en die waar het personeelslid wordt ingezet, mag niet meer dan 25 km bedragen; voor een grotere afstand is het akkoord van het personeelslid vereist. De bepalingen inzake inzetbaarheid worden opgenomen in de arbeidsovereenkomst en in de functiebeschrijving. Ook voorheen waren vele personeelsleden binnen de voorafname tewerkgesteld in een andere instelling dan die waaraan ze geaffecteerd zijn. Deze regeling geeft hiervoor een wettelijke onderbouw. 3. Leden van het bestuurspersoneel (d.w.z. selectie- en bevorderingsambten: technisch adviseur, adjunct-directeur, coördinator (deeltijds bso), technisch adviseur-coördinator en directeur) kunnen worden ingezet voor de totaliteit van de scholengemeenschap. De bepalingen inzake inzetbaarheid worden opgenomen in de arbeidsovereenkomst en in de functiebeschrijving. Deze regeling is een verderzetting van degene die reeds bestond in 2010-2011.
33
Duur van de scholengemeenschap
Wettelijke basis: art. 17 van het Decreet betreffende de scholengemeenschappen in het basis- en secundair onderwijs, dat wijzigingen aanbrengt in art. 51 van de Codex Secundair Onderwijs.
De duur van de samenwerking van de scholengemeenschappen wordt eenmalig ingekort tot 3 schooljaren. Dit betekent dat op 1 september 2011 een periode aanvangt die loopt tot en met 31 augustus 2014. Vanaf 1 september 2014 vangen opnieuw zesjarige periodes aan. Deze eenmalige inkorting van de duur van de scholengemeenschap wordt door de overheid verantwoord met de samenhang met een aantal andere belangrijke maatregelen die gepland zijn naar 1 september 2014: de hervorming secundair onderwijs, de geïntegreerde omkadering secundair onderwijs en leerzorg. Tegelijk heeft ze aangekondigd om vanaf 1 september 2014 de scholengemeenschappen substantieel te versterken. De tussenliggende periode tot en met 31 augustus 2014 is daarom veeleer een overgangsfase. Op deze duur van drie schooljaren worden ook afgestemd: •
de duur van het samenwerkingsplatform voor ICT-coördinatie: zie punt 34 van deze Mededeling;
•
de duur van de samenwerking met het CLB: zie punt 35 van deze Mededeling.
Wijzigingen aan de samenstelling van een scholengemeenschap die zullen ingaan op 1 september 2012 moeten zo spoedig mogelijk worden meegedeeld aan de overheid. Hiervoor hanteert de administratie de datum van 20 mei (2012). N.b. De aanvragen hiervoor worden bij de DPCC ingewacht tot 30 november voordien. Wijzigingen aan een scholengemeenschap die ingaan op 1 september 2013 of later, moeten uiterlijk op 31 maart voordien worden meegedeeld aan AgODi.
27 2011-06-30 – M-VVKSO-2011-051
Merk op dat het uittreden uit een scholengemeenschap vóór het einde van de drie- resp. zesjarige periode decretaal enkel mogelijk is indien de scholengemeenschap op de gebruikelijke tellingsdatum minder dan 900 regelmatige leerlingen telt. Een wijziging aan de samenstelling van de scholengemeenschap in de tussenliggende jaren kan dus haast enkel de toetreding inhouden van een instelling die voorheen niet tot een scholengemeenschap behoorde.
34
Samenwerkingsplatform voor ICT-coördinatie
Wettelijke basis: art. 31 van het Decreet betreffende de scholengemeenschappen in het basis- en secundair onderwijs, dat wijzigingen aanbrengt in art. X.53 van Onderwijsdecreet XIV van 14 februari 2003. Zie ook de Ministeriële omzendbrief GD/2003/04 “Mededeling betreffende ICT-coördinatie: maatregelen vanaf het schooljaar 2005-2006”. http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > omzendbrieven > instellingen en leerlingen (niveau-overschrijdend) > ICT.
De duur van het samenwerkingsplatform voor ICT-coördinatie bedraagt in de regel 6 schooljaren. Vanaf 1 september 2011 geldt echter een eenmalige duur van 3 schooljaren, zodat afstemming wordt verkregen op de periode van de scholengemeenschap die loopt van 1 september 2011 tot 31 augustus 2014. De samenstelling van het samenwerkingsplatform wordt tegen 15 oktober a.s. gemeld aan AgODi. Een tussentijdse wijziging van de samenstelling van het samenwerkingsplatform is enkel mogelijk bij wijziging van de samenstelling van de scholengemeenschap, onder de voorwaarden die zijn vermeld op het einde van punt 33 van deze Mededeling. Vanaf 2014 wordt opnieuw een samenwerkingsplatform gevormd voor de duur van 6 schooljaren.
35
Samenwerking van scholengemeenschap met CLB
35.1
Termijn beleidscontract school-CLB
Wettelijke basis: art.20 van het decreet betreffende de scholengemeenschappen in het basis- en secundair onderwijs.
De huidige beleidscontracten school-CLB lopen tot 1 september 2012. De nieuwe beleidscontracten zullen op 1 september 2012 uitzonderlijk voor twee jaar afgesloten worden i.p.v. drie jaar en lopen dus tot 1 september 2014. Deze beslissing is genomen om de beleidscontracten in de toekomst te laten samenvallen met de termijnen van de scholengemeenschappen. Vanaf 1 september 2014 zullen school en CLB om de zes jaar een gezamenlijk beleidscontract opstellen dat de samenwerking regelt op het vlak van leerlingenbegeleiding. De omkadering blijft zoals vandaag driejaarlijks herberekend worden.
35.2
Eigen CLB voor het buso
Wettelijke basis: art. 18 van het decreet betreffende de scholengemeenschappen in het basis- en secundair onderwijs, dat wijzigingen aanbrengt aan art. 57 van de Codex Secundair onderwijs.
Naast het centrum voor leerlingenbegeleiding waarmee de scholengemeenschap samenwerkt, kan de scholengemeenschap tot 31 augustus 2014 ook samenwerken met het centrum voor leerlingenbegeleiding van een buso-school die tot de scholengemeenschap behoort. Deze mogelijkheid was voorheen slechts voorzien tot 31 augustus 2012, en wordt nu dus met 2 schooljaren verlengd.
28 2011-06-30 – M-VVKSO-2011-051
36
Globale puntenenveloppe
Wettelijke basis: art. 13 tot 19 van het Decreet betreffende de scholengemeenschappen in het basis- en secundair onderwijs, die wijzigingen aanbrengen aan art. 23 en volgende van de Codex Secundair Onderwijs.
Initieel was de regelgeving m.b.t. de globale puntenenveloppe beperkt tot het schooljaar 2010-2011. Deze regelgeving wordt verlengd t.e.m. het schooljaar 2013-2014, d.w.z. tot het einde van de volgende periode voor scholengemeenschappen. De waarborg 22 voor het buso bij het genereren van punten voor de globale puntenenveloppe vervalt vanaf 20112012 voor alle buso-scholen – zoals reeds eerder was ingeschreven in de wetgeving. Wat echter de waarborg voor de buso-scholen betreft bij de verdeling van de globale puntenenveloppe binnen de scholengemeenschap, wordt een onderscheid gemaakt tussen de buso-scholen die reeds vóór 1 september 2011 tot een scholengemeenschap behoorden en degene die op of na die datum toetreden tot een scholengemeenschap. •
Voor een buso-school die reeds vóór 1 september 2011 tot een scholengemeenschap behoorde, valt vanaf 2011-2012 ook de waarborg bij de verdeling van de punten binnen de scholengemeenschap weg, zoals reeds eerder was ingeschreven in de wetgeving.
•
Voor een buso-school die pas op 1 september 2011 of nadien voor het eerst toetreedt tot een scholengemeenschap, gaat volgende waarborgregeling in bij de verdeling van de punten binnen de scholengemeenschap: deze buso-school moet van de scholengemeenschap tot en met 2013-2014 elk schooljaar ten minste het aantal punten krijgen dat deze buso-school zelf genereert volgens de parameter "ondersteunend personeel". 23
Voor de inzetbaarheid van de personeelsleden die worden aangesteld in betrekkingen die zijn opgericht met de punten van de voorafname voor de scholengemeenschap, verwijzen we naar punt 32 van deze Mededeling.
37
GOK-uren
Wettelijke basis: art. X.27 tot X.30, die wijzigingen aanbrengen aan art. 227 en 235 van de Codex Secundair Onderwijs en aan art. 6 en art. 20 van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 september 2002 betreffende het geïntegreerd ondersteuningsaanbod in het gewoon secundair onderwijs. Zie ook punt 3.4.3 van de Ministeriële omzendbrief SO/2005/07 “Het gelijke onderwijskansenbeleid voor het secundair onderwijs”. http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > omzendbrieven > secundair onderwijs > instellingen en leerlingen > gelijke onderwijskansen.
Vanaf 2011-2012 vangt voor het secundair onderwijs een volgende driejaarlijkse GOK-cyclus aan die loopt tot 20132014. Voor de berekening van de GOK-uren die de school voor elk van deze drie schooljaren zal ontvangen, gebeurde de telling van haar aantal regelmatige leerlingen die aan de GOK-criteria voldoen, op 1 februari 2011. Nieuw voor deze GOK-cyclus is dat de concentratiecoëfficiënt verlaagd is van 80 % naar 55 %. Dit betekent dat scholen die een verhouding van 55 % indicatorleerlingen bereiken, hun puntenaantal i.f.v. de toekenning van GOKuren vermenigvuldigd zien met 1,5. Hierdoor zullen een aantal scholen hun GOK-omkadering zien toenemen.
38
Experimenteel modulair onderwijs
Wettelijke basis: art. III.22 van Onderwijsdecreet XXI, dat een wijziging aanbrengt aan art. 158 van de Codex secundair Onderwijs. 22
Tot en met 2010-2011 gold voor een buso-school binnen een scholengemeenschap de waarborg dat ze ten minste het aantal punten genereerde dat nodig was voor de instandhouding van de betrekkingen van het ondersteunend personeel die de busoschool zou gehad hebben op 30 juni van het voorgaande schooljaar indien de normen van het KB nr. 66 nog zouden worden toegepast.
23
Zie punt 4.3 van de Mededeling "De globale puntenenveloppe", M-VVKSO-2009-032.
29 2011-06-30 – M-VVKSO-2011-051
Het experimenteel modulair onderwijs, dat oorspronkelijk zou beëindigd worden op 31 augustus 2012, wordt verlengd tot en met het schooljaar 2013-2014.
39
Deeltijds beroepssecundair onderwijs
39.1
Berekening urenpakket deeltijds bso
Wettelijke basis: art. 8 van het decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2011, dat wijzigingen aanbrengt aan art. 89 van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap. Zie ook punt 13.1.2.2.1 van de Ministeriële omzendbrief SO/2008/08 "Stelsel van leren en werken".
Vanaf 2011-2012 worden de volgende coëfficiënten toegepast voor de berekening van het urenpakket in het deeltijds beroepssecundair onderwijs: •
voor de schijf van 1 tot 49 leerlingen: 3,66 uur/leerling,
•
vanaf de 50ste leerling: 2,69 uur/leerling,
en dit voor alle regelmatige leerlingen op de gebruikelijke teldatum. Dit betekent dat er geen verrekening meer is van het aantal weken dat een leerling een persoonlijk ontwikkelingstraject volgt: die regeling was enkel van toepassing voor 2010-2011.
39.2
Afwijking van week- of jaarritme
Wettelijke basis: art. III.32 en III.33 van Onderwijsdecreet XXI, die wijzigingen aanbrengen aan art. 27-28 van het decreet van 8 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken.
Het organiseren van dbso in een ander week- of jaarritme, bv. wanneer bij vorstverlof in de bouwsector meer tijd vrijkomt voor de component leren, vereist niet langer per individueel geval een beslissing van de Vlaamse Regering. Een afwijking van het week- of jaarritme mag geen afbreuk doen aan het totale aantal uren op jaarbasis. Het centrum voor deeltijds onderwijs bewaart een gemotiveerd dossier ter inzage voor de onderwijsinspectie. De Vlaamse Regering kan voor een opleiding en voor de aansluitende component werkplekleren bijzondere organisatievoorwaarden opleggen.
40
Omzetting vierde graad bso
Wettelijke basis: art. III.12 van Onderwijsdecreet XXI dat een bepaling toevoegt aan artikel 124 van de Codex Secundair Onderwijs.
Tot in 2010-2011 had het schoolbestuur de mogelijkheid om de vierde graad bso om te zetten naar hetzij twee specialisatiejaren bso, hetzij één specialisatiejaar bso en één Se-n-Se tso of kso. Onderwijsdecreet XXI voegt daaraan de mogelijkheid toe om een omzetting te doen naar een derde leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs, aangeduid als naamloos leerjaar, en naar één optie van de derde graad van het technisch of kunstsecundair onderwijs, aangeduid als Se-n-Se, en bestaande uit twee semesters. Zodoende beschikt de school over meer mogelijkheden om bepaalde ruime opleidingen van de nog bestaande vierde graad te continueren (i.c. modevormgeving, plastische kunsten) zonder ze van meet af aan te moeten verengen tot een specialisatie of Se-n-Se. Aan het principe van de geleidelijke uitdoving van de vierde graad wordt niet geraakt.
30 2011-06-30 – M-VVKSO-2011-051
41
Onderwijstoets
De Vlaamse Regering zal vanaf 1 september 2011 een onderwijstoets invoeren: daartoe heeft de overheid zich geëngageerd in cao IX. Deze onderwijstoets moet duidelijk aangeven wat het effect van onderwijsvreemde regelgeving op onderwijs is. Bovendien heeft de overheid zich ertoe geëngageerd dat de minister van Onderwijs tegen diezelfde datum zijn federale collega’s zal aanspreken om een gelijkaardige onderwijstoets op federaal niveau in te voeren.
42
Politieke propaganda
Wettelijke basis: nieuw artikel III.3 van Onderwijsdecreet XXI, dat artikel 8 van de Codex Secundair onderwijs wijzigt.
De tekst van dit artikel luidt: “In een school mag geen politieke propaganda gevoerd worden en mogen geen politieke activiteiten worden georganiseerd. Toch kunnen politieke activiteiten in de school worden toegelaten buiten de periodes waarin er schoolactiviteiten zijn en buiten de periode van 90 dagen voorafgaand aan een verkiezing. Personeelsleden en leerlingen worden niet gevraagd of aangezet om aan deze activiteiten deel te nemen. Het schoolbestuur kan niet betrokken worden bij de organisatie van een politieke activiteit en houdt rekening met het beginsel van gelijke behandeling bij de toepassing van deze bepaling. “Onder politieke activiteiten wordt hier verstaan: alle activiteiten die worden georganiseerd door politieke partijen of politieke mandatarissen van politieke partijen, waarvan de standpunten en gedragingen niet in strijd zijn met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.” Deze decretale tekst tracht de Memorie van Toelichting bij Onderwijsdecreet XXI als volgt te verduidelijken: “Met dit amendement blijft het principe dat politieke propaganda niet kan, gehandhaafd. Ook politieke activiteiten zijn in principe niet toegelaten. Dit amendement maakt op dat principe een uitzondering mogelijk voor politieke activiteiten, wanneer ze georganiseerd worden buiten de periode van schoolactiviteiten en buiten de periode van 90 dagen voorafgaand aan een verkiezing. (…). “Het laten gebruiken van de schoolinfrastructuur voor politieke activiteiten is in die gewijzigde context veel minder problematisch. Scholen kunnen dit zonder probleem toelaten. Dit wil zeggen dat een schoolbestuur niet verplicht is om politieke activiteiten in de school toe te laten, maar indien het schoolbestuur dit wil doen, moet het alle politieke partijen gelijk behandelen. Natuurlijk moet de politieke onafhankelijkheid van de school zelf gevrijwaard blijven. De activiteiten kunnen dus niet terwijl er normale schoolactiviteiten zijn en in de periode van 90 dagen voorafgaand aan de verkiezingen. Personeelsleden en leerlingen mogen niet worden aangezet om deel te nemen aan de politieke activiteit, of om te helpen bij de organisatie. Uiteraard ontneemt dit de personeelsleden of leerlingen niet het recht om dit wel te doen, op vrijwillige basis. Een politieke activiteit mag geen indirect geldelijk voordeel opleveren voor de gebruiker. De school moet dus een vergoeding vragen die minstens kostendekkend is. “Enkel politieke partijen die activiteiten ontplooien die in overeenstemming zijn met het Europees verdrag inzake mensenrechten komen in aanmerking. Een school is er toe gehouden al die partijen gelijk te behandelen, en kan dus geen onderscheid maken tussen partijen. “De definitie van politieke activiteit wordt gekoppeld aan de identiteit van de organisator. Dit betekent dat activiteiten die een mandataris of partij organiseren, politieke activiteiten zijn. Het soort activiteit heeft geen belang (debat, fundraising, vergadering, feest enzovoort). “De verdere concrete toepassing zal uitgewerkt worden in een uitvoeringsbesluit. In elk geval is het zo dat de Commissie Zorgvuldig Bestuur beschikbaar is om hieromtrent adviezen en beslissingen te nemen.”
In zijn advies hierbij stelde de Raad van State zich bij de decretale tekst ernstige vragen en bedenkingen, onder andere deze: volgens de enge definitie die er nu gegeven wordt aan “politieke activiteiten”, is propaganda door schoolbesturen, of personen die geen politiek mandataris zijn en niet openlijk tot een politieke partij behoren, niet verboden, zelfs niet binnen de periodes waarin er schoolactiviteiten zijn. De Raad van State vraagt zich af of dit de bedoeling was.
31 2011-06-30 – M-VVKSO-2011-051
Pas na de onderhandelingen met de onderwijskoepels en vakorganisaties werd dit artikel III.3 ingevoegd in Onderwijsdecreet XXI. Aangezien de decretale tekst zelfs voor de Raad van State veel aan duidelijkheid te wensen overlaat, kan het VVKSO deze bepalingen voorlopig niet verder toelichten. We raden de inrichtende machten alvast aan om zeer omzichtig om te gaan met de mogelijkheid die nu geboden wordt.
43
Evaluatie pedagogische begeleidingsdiensten
Wettelijke basis: art. VII.2 van Onderwijsdecreet XXI, dat een punt 4° toevoegt aan artikel 26 §1 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van het onderwijs.
Het decreet over kwaliteit van onderwijs voorziet in een zesjaarlijkse evaluatie van de werking van de pedagogische begeleidingsdiensten. De datum van de eerste evaluatie wordt verschoven van het schooljaar 2011-2012 naar het schooljaar 2012-1013.
44
Gesco’s, Codo’s en contractuele personeelsleden
Wettelijke basis: art. XI.1 en XI.2 van Onderwijsdecreet XXI
De bepaling i.v.m. de rechtsbijstand voor personeelsleden die met ingang van 1 september 2011 geldt voor de gesubsidieerde personeelsleden (zie punt 16.1 van deze Mededeling), geldt vanaf diezelfde datum ook voor de contractuele personeelsleden ten laste van het ministerie van Onderwijs en Vorming (Codo’s) en voor de gesubsidieerde contractuele personeelsleden (Gesco’s) die zijn aangesteld in een school, internaat, centrum voor volwassenenonderwijs of CLB. De bepalingen i.v.m. de vergoeding van middelen en extra onkosten van personeelsleden en i.v.m. vergoedingen voor dienstverplaatsingen die sinds 10 december 2010 gelden voor de gesubsidieerde personeelsleden (zie punt 16.2 van deze Mededeling), gelden vanaf diezelfde datum ook voor de contractuele personeelsleden ten laste van het ministerie van Onderwijs en Vorming (Codo’s) en voor de gesubsidieerde contractuele personeelsleden (Gesco’s) die zijn aangesteld in een school, internaat, centrum voor volwassenenonderwijs of CLB.
45
Nog te verwachten regelgeving
Bij de publicatie van deze versie van de Mededeling op (6 juli 2011) moet de overheid de onderhandelingen met de onderwijskoepels en de vakorganisaties nog verderzetten i.v.m. •
bevallingsverlof (zie reeds punt 24)
•
verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte.
Wanneer deze onderhandelingen achter de rug zijn en we over definitieve teksten beschikken, zullen we die informatie toevoegen in een volgende versie van deze Mededeling. De wijzigingen i.v.m. reaffectatie die we reeds hadden aangekondigd, zijn ondertussen definitief geworden: zie punt 29.
Bijlagen (pdf) •
M-VVKSO-2011-051-B01: Decreet betreffende het onderwijs XXI. Tekst aangenomen door het Vlaams parlement
•
M-VVKSO-2011-051-B02: Decreet betreffende de scholengemeenschappen in het basis- en secundair onderwijs. Tekst aangenomen door het Vlaams parlement