Vaktijdschrift voor de maïsteler • jaargang 7 • nr.23 • najaar 2010 • Periodiciteit: 4 maal per jaar
Steeds dichter bij de waarheid
2
Nieuwe voederwaarderingssystemen
3
Het begrip VEM heeft onderhand wel afgedaan.
Het ontbreekt nog aan een ‘publiek’ systeem voor een nieuwe energiewaardering.
Weten waar je aan toe bent
8
Voorzichtigheid is geboden, maar verandering valt niet te ontlopen.
Thema: Maïs-saldo Het valt niet mee om echt cijfers te vinden over wat het saldo is van de maïs die je zelf teelt. Zeker, er bestaan ‘kengetallen’. In de landbouw hebben we gestructureerde boekhoudsystemen die bedrijfsgegevens leveren om als boer met beleid je onderneming te sturen. Administratiekantoren verzamelen die uitkomsten ter vergelijking. Zo kan je elk jaar de Kwantitatieve Informatie Veehouderij kopen, met een schat aan gegevens. Daarin staat het saldo per gemiddeld aanwezige koe op een bedrijf met 30 ha grasland en 5 ha maïsland en een quotum voor 425.000 kg melk. Voor voerkosten wordt € 450,- per koe berekend. Dit betreft slechts aangekocht krachtvoer. Wat eigen gewonnen ruwvoer heeft gekost, vind je er niet. Alleen bemestingskosten, gewasbeschermingsmiddelen, zaaizaad en pootgoed en de afdekking van de ruwvoeropslag. Begrijpelijk dus, dat particuliere ondernemers pogingen doen om boeren van meer verfijnde bedrijfsgegevens te voorzien. Goed zo.
Maïsrassenkeuze
11
’Per saldo’, maïsoogst 2010
16
Gedreven door het maïs-saldo?
We leefden tussen hoop en vrees en dan toch nog een tevreden gevoel.
NAJAAR 2010 - Nr. 23
Steeds dichter bij de waarheid
Colofon “De Maïsteler” is een uitgave van Gil Claes Producties. Er wordt geen verantwoording genomen voor de consequenties van gevolgtrekkingen van de lezer uit de inhoud van dit blad. Uitgeverij en redactiesecretariaat Gil Claes Producties Brigitte Weyts Gerheiden 87 2250 Olen - België tel 0032 (0)14 27 94 91 fax 0032 (0) 14 26 51 01 e-mail
[email protected] Samenstelling Wim Fournier tel 0031 (0)346 566 385 e-mail
[email protected] Opmaak Rosalie Fournier Advertentiebemiddeling Brigitte Weyts Oplage: Editie België: 12.500 ex. Editie Nederland: 19.500 ex. Afgifte kantoor: België Hasselt Nederland Sittard “De Maïsteler” wordt gratis op naam verstuurd aan alle telers met meer dan 5 ha maïs en de loonwerkers in Ne derland en Vlaanderen. Overige abonnementen tegen betaling van € 10,- op rek.nr. 413-2142071-77, van Gil Claes Producties, met duidelijke vermelding: abonnement De Maïsteler. Gelieve bij onjuiste adressering of bij verhuizing ons hiervan per post, of per fax of e-mail op de hoogte te brengen.
In dit blad schrijf ik uitgebreid over nieuwe veevoederwaarderingssystemen die tegenwoordig in zwang komen. Gelukkig komt deze benadering inmiddels ook naar voren bij de ruwvoeranalyses. De nieuwe inzichten over de betekenis van nutriënten met een goede invloed op de vorming van melksuiker, kunnen dus ook aan de orde komen bij de beoordeling, ‘wat de snijmaïs voor voedingswaarde heeft’. Dat is een goede zaak, want, zo kunnen melkveehouders dichter bij de waarheid komen over de betekenis die hun eigen gewonnen ruwvoer in hun bedrijfshuishouding heeft. Berekenen wat het werkelijke saldo is van hun maïsteelt. Alleen, om de cijfers over de ‘glucogene energie’ die in de zelfgeteelde snijmaïs zit in handen te krijgen, zit de melkveehouder nu nog vast aan zijn veevoederleverancier. Om de cijfers te le veren gebruikt het bedrijfslaboratorium de ‘methoden’ die ze met de afzonderlijke leveranciers overeengekomen zijn. Alleen via hun krijgt u de getallen op tafel. Het wordt dus tijd dat ook anderen tot overeenkomsten komen met het lab om hun klanten toegang te geven tot deze belangrijke informatie.
Twee vliegen in één klap
Als eersten komen daar natuurlijk de kweekbedrijven voor in aanmerking. Als het onderhand zover gekomen is, dat de nieuwe voederwaarderingssystemen sturend worden bij de rantsoenberekeningen voor ons melkvee, dan zullen ook de kweekbedrijven hun selectiewerk in de maïs daarop moeten richten. Dan hebben ze dus hard praktijkcijfers op dit vlak over de prestaties van hun rassen nodig. Die kunnen ze het snelste verzamelen door hun rol op zich te nemen in de bemiddeling van kuilvoer analyses voor melkveehouders die hun rassen zaaien. Onmiddellijk hiermee in verband staat natuurlijk het rassenonderzoek. Wanneer de melkveehouderijpraktijk zich onderhand richt op de aspecten van ‘glucogene energie’ in de voederrantsoenen voor hun melkkoeien, dan gaat dat niet alleen om krachtvoer. Het verbaast dan ook niet dat het aspect ‘glucogene energie’ besproken wordt in kringen waar men verantwoordelijk is voor de inhoud van het ‘protocol’ bij het officiële rassenonderzoek. Het is van belang te weten welke maïsrassen voorkeur verdienen, om de beste resultaten op dit punt te behalen. Het is onderhand wel duidelijk dat het begrip VEM in de bedrijfsvoering van het melkveehouderijbedrijf heeft afgedaan. Wim Fournier
Nieuwe voederwaarderingssystemen De wetenschap over veevoeding ontwikkelt zich gestaag. Het gaat de laatste jaren alleen langzamer doordat onze overheid daar steeds minder geld in steekt. Het wetenschappelijk onderzoek op basis van nieuwe dierproeven raakt op de achtergrond, helaas. De ontwikkeling van de wetenschap valt meer en meer terug op herbe zinning over de uitkomsten van proe ven die vroeger gedaan zijn. Litera tuuronderzoek. Aan de andere kant zien we dat ondernemingen in het bedrijfsleven voortdurend aan schaalvergroting doen. Kijk maar naar de veevoederindustrie. De samenscholing gaat tot op de dag van vandaag nog steeds maar door. De grote coöperaties en particulie re bedrijven realiseren zulke grote
omzetten, dat ze in staat zijn forse bedragen te investeren in hun eigen onderzoek. De benodigde wetenschap kopen ze in en ze gaan er hun eigen gang mee. Zo worden we tegenwoordig geconfronteerd met nieuwe namen van nieuwe systemen die de effectiviteit van de rantsoenen die wij onze melkkoeien voorzetten moeten verbeteren. En dat doen ze. Ondoorzichtige markt Alleen, voor een veehouder is het niet
mogelijk om te onderscheiden wat de kwaliteit is van die nieuwe voersystemen die de verschillende veevoe derfabrikanten op de markt brengen. Omdat je het niet weet, kan je maar het best klant blijven bij je oude vertrouwde leverancier. Toch prikt het. Wanneer het duidelijk wordt dat collega-boeren met zo’n nieuwe benadering meer melkgeld vangen, wil je weten hoe dat komt. Zeker, wanneer die collega-boeren verschillende leveranciers hebben. NAJAAR 2010 - De Maïsteler 3
Op nutriënten gebaseerd voederwaarderingssysteem Waar het allemaal om gaat, is het probleem dat hoogproductieve melkkoeien in het begin van de lactatie niet voldoende energie uit het voer kunnen opnemen. Voor de productie van zoveel melk komt te weinig lactose rechtstreeks vrij uit de hoeveelheid voer die de koe op kan. Eiwitten in de voeding worden omgezet in aminozuren en een deel van deze aminozuren worden afgebroken om de ontbrekende energie op te le veren. Maar dit is niet best.
De afbraak vindt in de lever plaats en die wordt hiermee zwaar belast. Een groot deel van de stikstof die in het eiwit zat gaat via de urine verloren en is daarmee niet beschikbaar voor de vorming van melkeiwit. De melk heeft een hoog ureumgetal. De vruchtbaarheid heeft te lijden van een hoog ureumgehalte in het bloed. Ook het lichaamsvet van het dier wordt aangesproken. De koe verliest conditie. Als de energie-balans te ver doorslaat, ontstaat slepende melkziekte. ‘Aceton-aemie’ heet dat in de veeartsenij. Je ruikt een aceton-lucht in de stal.
Uitgangspunt is de ruwvoeder-samenstelling De nieuwe voeder-waarderingssystemen die de individuele veevoederfabrikanten tegenwoordig propageren moeten natuurlijk gedragen worden door de kuilvoeranalyses van de betreffende klant. Elke melkveehouder teelt zijn eigen ruwvoer of koopt partijen in. Dit betekent dat bij de analyse van dit kuilvoer ook uitgegaan moet worden van het voederwaarderingssysteem op grond waarvan de melkveehouder zijn veevoerleverancier de advise ring van de benodigde brok baseert. Nu was het al jarenlang gebruikelijk dat de diverse veevoederfabrikanten een ‘abonnement’ hadden op een copie van de kuilvoeranalyses van hun klanten die dat wilden. Het lag dus helemaal ‘in de lijn’ dat deze fabrikanten met het Blgg AgroXpertus tot afspraken gekomen zijn waarbij het analyse-onderzoek afgestemd is op het voeder-waarderingssysteem van de betreffende fabrikant. Op deze manier vinden de klanten van ForFarmers tegenwoordig in hun kuilanalyseverslagen de kengetallen ‘melk’ van hun eigen gewonnen ruwvoer. En de klanten van Cehave-Landbouw belang de kengetallen ‘Lacto-energie’. ‘We krijgen de formules van hun en bouwen deze in in onze systemen’, zegt Suzan Nicolasen, onderzoeker diervoeding bij BLGG AgroXpertus, daarover. Aan de hand van de analyseresultaten worden deze kengetallen specifiek voor de kuil berekend en vermeld op het verslag. Bij Hendrix UTD ligt dat wat anders. Voor het ‘Newton’- systeem van Hendrix UTD zijn het geen berekende kengetallen maar worden werkelijk analyses gedaan op grond van de uitkomsten van dierproeven die zij hebben gedaan. Op basis van die proeven heeft Blgg AgroXpertus een ‘nirs-lijn’ ontwikkeld, voor het meten van de afbraakkenmerken. Deze uit de analyse gemeten waarden worden vermeld op de verslagen aan de Hendrix UTD klant en passen in het kengetallen-systeem wat gebruikt wordt voor de advisering van het bijpassende krachtvoer. Dit verhaal gaat evenzeer op voor Hendrix Haeck in België. Het mag duidelijk zijn dat men binnen het Nutreco-concern hier eenduidig mee omgaat.
In wezen is het een vergiftiging, waardoor de voeropname nog teruggaat. Het wordt al maar erger.
Fermenteerbare organische stof Het gaat er dus om, om de energie in het voer in een zodanige vorm aan te bieden, dat er ruim voldoende melksuiker gevormd kan worden en er daar niet onnodig voereiwit voor ener gielevering verloren gaat. Het gaat dus vooral om de productie van voldoende propionzuur in de pens en de juiste hoeveelheid bestendig zetmeel op darmniveau. De hoeveelheid vluchtige vetzuren (met name azijnzuur, boterzuur en propionzuur) die in de pens gevormd wordt, is afhankelijk van de beschikbaarheid van voldoende fermenteerbare organische stof. Zetmeel, suikers en celwanden dus. En dan, gaat het nog om de afbraaksnelheid van die voedingsstoffen in de pens. Dat bepaalt in belangrijke mate de hoeveelheid propionzuur die in de pens gevorm wordt en de hoeveelheid bestendig zetmeel die op darmniveau beschikbaar komt voor vertering. Dit doet natuurlijk niets af aan de betekenis van darm-verteerbaar eiwit in het voer. Of aan de benutting van bestendig zetmeel en van het oplosbare deel van de suikers die onafgebroken in de darm beschikbaar komen.
Op de eiwitnorm voeren Een verschijnsel is, dat boeren die volgens het op nutriënten gebaseerd voederwaarderingssysteem het rantsoen samenstellen, scherper op de eiwitnorm kunnen voeren. NAJAAR 2010 - De Maïsteler 5 4
Of, zelfs daaronder, wanneer ze er inderdaad in slagen geen eiwit meer te verliezen voor directe energievoorziening.
Glucose Leverend Vermogen (GLV) In 2008 introduceerde De Heus Voeders het begrip glucose leverend vermogen. Jacob Goelema, productmanager rundvee, schreef daarover in hun blad ‘Leesvoer’. ‘Het VEM-systeem maakt geen onderscheid in de bijdrage van de verschillende componenten (eiwit, vet, zetmeel, NDF) aan de energievoorziening. Ook geeft het geen inzicht in de effecten van deze componenten op de productie van melk, melkvet en melkeiwit. Om de bijdrage van grondstoffen daarin beter te beoordelen wordt het systeem Glucose Leverend Vermogen ingevoerd. Afhankelijk van de samenstelling van grondstoffen, leveren deze meer of minder glucose op. Het GLV van de voeders varieert van 80 tot 200 g/kg. Met deze voeders is, afhankelijk van de samenstelling van het basisrantsoen, gericht te sturen op een hogere melkproductie. Basis daarvoor is en blijft de optimalisatie van de pensfermentatie’. Zetmeelrijke grondstoffen hebben over het algemeen een relatief hoger GLV dan VEM. Zetmeelarme, eiwitrijke en vetrijke grondstoffen hebben juist een relatief hoger VEM dan GLV. Bij ruwvoeders geldt dat vers gras en met name snijmaïs een relatief hoger GLV heeft dan graskuil. ‘De GLV-bijdrage in het rantsoen dat een goede kwaliteit snijmaïs heeft ten op zichte van kuilgras is ongeveer twee keer zo groot, namelijk 150 g/kg DS tegenover 80 g/kg DS’. Het minimumniveau van GLV voor een koe tot 120 dagen in lactatie is 120 g/kg DS.
Actuele waardering kuilvoer Machiel Blok, programmaleider van de Centraal Veevoeder Bureau-activiteit van het Pro ductschap voor Diervoeder (PDV) schreef een persbericht naar aanleiding van de vragen die de introductie van ‘melk’ opriep over de positie van het CVB ten aanzien van de nieuwe voederwaarderingssystemen. ‘Het PDV stelt vast dat de huidige door haar gebruikte monsterset voor graskuilen en snijmaïskuilen voor de eiwitwaardering sterk gedateerd is. Daarom is in samenwerking met de betrokken instanties in de tweede helft van 2008 een groot onderzoek gestart om tot een nieuwe en actuele dataset te komen. Van 100 graskuilen en 100 snijmaïskuilen wordt de afbraak van nutriënten in de pens vastgesteld. Van een brede selectie aan monsters wordt ook de verteerbaarheid in het darmkanaal onderzocht. Dit onderzoek moet leiden tot een geheel actuele waardering van het kuilvoer. Dit onderzoek moet half 2011 zijn afgerond. Met behulp van de resultaten zal het PDV nieuwe statistische rekenregels afleiden voor de berekening van de eiwitwaarde. Blgg AgroXpertus zal de ‘nirs’ ijken aan de hand van deze monsters. Dit betekent, dat er over een jaar een identieke toepassing van de ‘nirs’-techniek als nu in het kader van ‘newton’ is geïntroduceerd, publiek beschikbaar is voor de analyse van gras- en snijmaïskuilen. In het werkprogramma van de CVB-activiteit wordt al enkele jaren het ontwikkelen van een publiek systeem voor een nieuwe energiewaardering, langs vergelijkbare lijnen als in het ‘melk’-systeem zijn toegepast genoemd. Tot op dit moment is hiervoor echter nog geen financiering beschikbaar’. NAJAAR 2010 - De Maïsteler 5
Vertrekkend vanuit de ruwvoeranalyses “Dat het VEM- en DVE-systeem een te algemeen voederwaarderingssysteem is voor hoogproductief melkvee, is sinds begin de jaren ‘90 duidelijk. Daarom introduceerde AVEVE Veevoeding reeds in 1994 nieuwe begrippen zoals glucogene, aminogene en ketogene nutriënten in haar rantsoenoptimalisatie. De behoeften aan deze verschillende ingrediënten verschillen naargelang het lactatiestadium. Daar waar deze nieuwe nutriënten in de jaren ‘90 eerder kwalitatief gericht waren, worden ze vandaag ook kwantitatief becijferd. Hiermee kan het effect van rantsoenwijzigingen op melkproductie én op melksamenstelling nauwkeuriger ingeschat worden. Met het ‘PAS’-systeem (Pens Afbreekbare Stof) van AVEVE Veevoeding wordt de fermentatie van koolhydraten en eiwitten in de pens in kaart gebracht, en tevens de balans (of synchronisatie) van pensafbreekbaar eiwit (PAE) ten opzichte van pensafbreekbare koolhydraten (PAK). Van daaruit, tesamen met de aanbreng vanuit bestendig eiwit, zetmeel en vet, kan het aanbod aan glucogene, aminogene en ketogene nutriënten op koe-niveau berekend worden. Het eigen bedrijfslaboratorium van AVEVE Veevoeding analyseert jaarlijks enkele dui zenden gras- en maïskuilen, als service voor de klanten en als input voor de rantsoenberekening in ‘optifeed’. Het laboratorium heeft eigen ijklijnen ontwikkeld om niet alleen de verteerbaarheid en energiewaarde in te schatten, maar tevens specifieke nutriënten zoals o.a. bestendig zetmeel en de celwandverteerbaarheid van maïskuil. Steeds vertrekkend vanuit de ruwvoederanalyses wordt via ‘optifeed’ het basisrantsoen bij gestuurd met de gepaste mengvoeders. Het mengvoederassortiment van AVEVE Veevoeding is zodanig samengesteld dat, in functie van het basisrantsoen, (bij)gestuurd kan worden naar glucogene (o.a. bestendig zetmeel), aminogene nutriënten (o.a. darmverteerbare aminozuren) en ketogene (o.a. celwanden, omega-3- en omega-6-vetzuren) nutriënten.” Zo vertelt ons Ir. Dirk Bogaerts, manager onderzoek en ontwikkeling van AVEVE Veevoeding.
Wat is de verteringssnelheid en waar komt de energie vrij In de voedingsleer is men inmiddels zover, dat de rantsoenberekeningen afgestemd kunnen worden op het beschikbaar komen van ruim voldoende glucogene energie. Zo kan er gerekend worden met werkelijk verteerbaar eiwit en wordt een balans gevonden waarin dat eiwit bij draagt in de vorming van melkeiwit. Bij gebruikelijke rantsoenen komt de helft van de melkvetproductie voort uit vetzuren met lange ketens, die afgebroken worden in de dunne darm of onttrokken worden aan de lichaamsreserves. De andere helft komt merendeels voort uit azijnzuur en voor een kleiner deel uit boterzuur dat wordt gevormd bij de vertering van organische stof door microben in de pens en dikke darm. Melksuiker ontstaat uit glucose, wat voortkomt uit propionzuur afkoms tig van de microbiële omzetting, verter ing van bestendig zetmeel in de dunne darm en aminozuren die beschikbaar komen voor glucoseproductie. De melkeiwitproductie is afhankelijk van de beschikbaarheid van aminozuren afkomstig van de productie van microbieel eiwit in de pens en van de vertering van bestendig zetmeel uit het opgenomen voeder. De eiwitsynthese is punt één afhankelijk van de fermentatie van koolhydraten in de pens. Dus is zetmeel in dit verband van groot belang. Meer koolhydraten in de pens levert meer microbieel eiwitsynthese op. Bovendien betekent een hoog zetmeelgehalte in het voer ook veel bestendig zetmeel voor vertering in de dunne darm.
Vitaal Glucose (VG) In zijn bijdrage aan dit overzicht schrijft Leo Tjoonk, sectorspecialist rundveehouderij van Agrifirm dit: ‘Het glucosevormend vermogen uit koolhydraten (uit propionzuur en bestendig zetmeel) wordt bij Agrifirm weergegeven via het nutriënt Vitaal Glucose (VG). Vitaal Glucose geeft dus aan, hoeveel gram glucose gevormd wordt uit propionzuur en be stendig zetmeel. Door bij het samenstellen van het rantsoen rekening te houden met de glucoseproductie van de koe, wordt de VEM- en WDVE-benutting (werkelijk darmverteerbaar eiwit) verhoogd. Zodoende kan een hoge melkproductie met een goed eiwitgehalte worden bereikt zonder dat het conditieverlies te groot wordt. Hierdoor staan ook de gezondheid en vruchtbaarheid van de koeien minder onder druk. Deze rantsoen-benadering, die al sinds 2004 wordt gehanteerd, draagt zodoende bij aan het realiseren van een vitale veestapel. Momenteel wordt gewerkt aan een verdere verfijning van het systeem, door rekening te houden met de afname van de bestendigheid van eiwit in de snijmaïs gedurende de bewa ring (onderzoek Blgg).
Om pensverzuring te voorkomen, moet de hoeveelheid organische stof die in de pens afgebroken wordt beperkt blijven. Dus, om zoveel mogelijk glucogene voedingsstoffen te benutten, moet aangestuurd worden op het voeren van bestendig zetmeel.
NAJAAR 2010 - De Maïsteler 7 6
Rantsoen-optimalisatie Desgevraagd geeft ir. Filip De Clercq, productmanager rundvee, in het kort de ziens- en werkwijze van Quartes: ‘Kengetallen zoals DVE, VEM en OEB hebben hun nut bewezen, maar zijn ondertussen al een aantal jaren achterhaald. Sinds 2004 heeft Quartes een nieuwe en fijnere rantsoen-optimalisatie in de markt gezet, gebaseerd op eigen onderzoek (via een kunstmatige koe-pens met pens vocht op labo-niveau) en gebaseerd op praktijkervaringen op klantbedrijven. Zo werd zowel de energie (VEM) als het eiwit (DVE en OEB) verder uitgerafeld en opgesplitst naar oorsprong en soort met de bedoeling 1. de penswerking beter te optimali seren en 2. de productie van het dier beter te voorspellen en na te streven (bv meer melk, of minder melkvet, of meer melkeiwit, betere sturing ureum-verliezen, ...). De organische stof (OS) en FOS wordt verder verfijnd. Zo wordt de energie-voorziening en behoefte verfijnd naar koolhydraten, vet en eiwit toe, omdat deze elk een andere invloed hebben op de productieresultaten. De koolhydraatfractie wordt uitge splitst naar structurele en niet-structurele elementen en verder verfijnd naar soort (zoals bv suiker, zetmeel, bestendig zetmeel, NDF, ADF, ADL). We weten dat elke soort een ander resultaat bij de melkkoe geeft! De optimalisatie van de pensfermentatie is bepalend. Ook de darmver tering wordt meegenomen. Vandaar dat Quartes in 2004 nieuwe ken getallen ontwikkelde om de FOS beter te optimaliseren en eiwit- en energiefracties beter op mekaar af te stemmen. Deze verschillende fracties nemen de verteringssnelheden mee, maar ook de structuurwaarden en worden op mekaar afgesteld. Ruwvoeder-analyses gebeuren in eigen labo bij Quartes en deze kengetallen worden niet berekend, maar geanalyseerd via nirs en dienen als basis om het ruwvoederrantsoen te sturen en aan te vullen met het hierbij passende krachtvoeder. In 2004 gebeurde er evenzeer een bijsturing van de krachtvoeders gebaseerd op dezelfde verfijning. Anders dan we inmiddels bij andere firma’s zien, heeft Quartes aan deze ontwikkeling geen tot de verbeelding sprekende naam meegegeven. Maar dat wil niet zeggen dat deze vooruitgang aan de praktijk is ontgaan’.
Ricardinio Alle andere zijn minder!!
Rangorde aan diggelen... bevestigd!!! ✓ Vroeg rijp (Fao 220) ✓ Gebruiksdoel: vroege silomaïs,
CCM/geplette maïs, droge korrelmaïs
✓ Nr 1 in alle korrelmaïsproeven (= zetmeelopbrengst) in alle vroegrijpheden
✓ Nr 1 in alle silomaïsproeven in alle vroegrijpheden ✓ Top voederwaarde (Energie-index 56) ✓ Zeer goede stay-green ✓ Zeer goede stevigheid ✓ Goede tolerantie tegen bladvlekkenziekte (Helminthosporium en Kabatiella)
Voor meer informatie: Tel. B +32-(0)3-449 02 20 Tel. NL +31-(0)76 50 23 517 www.kwsbenelux.com
Onderhand... wil je wel weten waar je aan toe bent “Hoe gaat het”? “Goed”. Het zijn heel gebruikelijke woorden wanneer bekenden elkaar begroeten. Maar, als boer ben je er nog niet zo zeker van of je positieve antwoord wel terecht is. Er zijn zoveel aspecten die een rol spelen bij de uitkomst van je bedrijfsactiviteiten. Wat is -bij voorbeeld- het saldo van de maïs? Als melkveehouder moet je op de lan ge termijn denken. De investeringen die je doet bepalen voor de komende jaren hoe hoog je ‘vaste kosten’ zullen zijn. Daarmee kan je al een belangrijk deel van het melkgeld ’afgeroomd’ hebben. We leven intussen in het vooruitzicht van het beëindigen van de melkquotering. Veel melkveeIn de bedrijfsrepor- houders voelen zich tages op de volgende hierdoor uitgenodigd pagina’s gaan we na- om aanstalten te ma der in op het gebruik ken om hun melkproductie uit te breiden. van kengetallen in Met de schrik nog in de praktijk. de benen van het desastreuze prijsverloop van de melk in het recente verleden, zullen velen erg
voorzichtig zijn met het aangaan van nieuwe investeringen. Dat betekent toch, dat het verwerven van grond bij het bedrijf niet een eerste optie is. Om meer melk te krijgen gaat het dus in de richting van een hogere productie per koe, of een groter aantal melkkoeien. Of beide. Wanneer het areaal grond daarbij niet toeneemt, zullen die melkveehouders zich dan toch moeten toeleggen op zodanige teeltmaatregelen, dat hun ruwvoederproductie in kwantiteit en kwaliteit gelijke tred houdt met de productieverhoging van melk. Anders zijn ze voor de meer-liters geheel aangewezen op de aankoop bij hun veevoederleverancier. In gebieden met gemengde bedrijven ligt de problematiek nog wat breder. Is de afweging nóg spannender. Daar moet de boer elk jaar weer zijn keu zes maken over de invulling van zijn bouwplan. ‘Teel ik handelsgewassen, of ruwvoeder voor eigen gebruik’? Voorzichtigheid is dus geboden, maar verandering valt niet te ontlopen. Met het verdwijnen van het melkquotum verschuift de economie van het melkveebedrijf van beheersing van de variabele kosten per kg melk naar maximalisatie van het inkomen per koe. Hoeveel dieren kunt u houden met de grond die hebt. Uitgangspunt hierbij is natuurlijk dat u voordeliger zelf voer kunt produceren dan het te koop is. Naarmate u meer voer aankoopt kunt u verhoudingsgewijs ook minder mest op uw eigen bedrijf kwijt, mag je aannemen. Dat is ook een kostenfactor. Nu er zulke veranderingen op komst zijn, is het goed om als ondernemer daar alvast je bespiegelingen over te maken. Ga je eigen plan trekken hoe je hiermee omgaat. Dan is het wel dienstig om een goed inzicht in alle kosten in je bedrijf te hebben. En het zou mooi zijn om te weten hoe die kosten afsteken tegen de kosten die uw bedrijfsgenoten maken.
Kengetallen Al sinds uw heugenis en wellicht die van uw vader bestaat er al het feno meen ‘landbouwboekhouding’. Een systematische benadering van de kosten / baten-verhouding in het individuele landbouwbedrijf. De meest interessante bijkomstigheid van zo’n systeem is de vergelijkbaarheid van financiële uitkomsten van verschillende bedrijven. Al jarenlang de basis voor ‘studieclubs’. Boeren wisselen onderling ervaringen, meningen, opvattingen en goede raad uit om tot de beste resultaten te komen. Wel een interessante vorm daarvan kwamen we tegen op www.cowdashboard.nl/be. Tegen de achtergrond van kengetallen kan de veehouder zijn bedrijfsresultaten op korte termijn bijhouden aan de hand van zijn variabele kosten in verhouding tot het binnenkomende melkgeld. Bovendien worden de be stede aankoopprijzen van voeders afgezet tegen gemiddelden. Deelnemers die instappen bij aanhorige studieclubs verschaffen elkaar inzicht in de eigen bedrijfsgegevens. Dit gaat dus verder dan wat u vindt in het handboek Kwantitatieve Informatie Veehouderij (KWIN-V) van Wageningen UR Livestock Research. Daarin staan betrouwbare en actuele gegevens voor het maken van berekeningen, bedrijfsevaluaties en begro tingen. Statistische informatie maakt het evalueren van eigen bedrijfsgegevens mogelijk. De begrotingsnormen gaan uit van een inschatting van de ontwikkelingen op middellange termijn. In het verlengde hiervan biedt de uitgever het Bedrijfs Begrotings Programma Rundvee (BBPR) aan. Een computerprogramma waarmee aan de hand van bedrijfsspecifieke en of normatieve uitgangspunten van een melkveebedrijf technische en economische kengetallen berekend kunnen worden. Zo kan je sterke en zwakke punten van je bedrijf opzoeken en kunnen consequenties en maatregelen inge schat worden. NAJAAR 2010 - De Maïsteler 9 8
Kengetallen in de praktijk Het melkveehouderijbedrijf van de familie Van Mook ligt in het rivieren gebied, in Oijen, Noord Brabant. We hebben een gesprek met Hans van Mook, de jonge boer die met zijn vader in maatschap het bedrijf runt. Ze melken 135 koeien, sinds twee jaar in een nieuwgebouwde stal met 143 ligplaatsen. Ze gebruiken twee melkrobots.
Voor de ruwvoeder voorziening hebben ze 39 hectare grasland tot hun beschikking en er wordt jaarlijks 28 hectare snijmaïs voor het bedrijf geoogst. ‘Met de bijkoop die we doen, kunnen we voldoende maïs voe ren’, zegt Hans. De koeien lopen weliswaar in twee groepen, elk met een eigen melkrobot, maar krijgen wel één en hetzelfde rantsoen. Dat betekent dus dat in de robot de dieren individueel bijgevoerd worden met krachtvoer naar rato van de actuele melkgift, met een maximum van 9 kg per dier per dag. Het basisrantsoen wordt bereid met een mengvoerwagen waar 1800 kg gras in gaat en 2500 kg snijmaïs en 220 kg voertoeslag, een mengsel voornamelijk voor de eiwitaanvulling. Deze hoeveelheid is bedoeld voor 115 melkgevende koeien. De twintig droogstaande koeien krijgen natuurhooi, aangevuld met wat maïs. ‘Zo kan je de maïs die bij het uitkuilen voor het vullen van de mengvoerwagen overblijft goed benutten’. Alles meegeteld zijn er dan nog 110 stuks jongvee en een stier. De bevruchting vindt goeddeels met KI plaats. ‘Maar we hebben nog een
faciliteit in de stal voor natuurlijke dekking’.
Kengetallen De KI-organisatie CRV voorziet het bedrijf van gegevens omtrent de vruchtbaarheidsresultaten van de veestapel. Afgemeten aan de resulta ten van de bedrijven binnen die ver eniging, kan je goed aflezen hoe het er op je eigen bedrijf voor staat. Met de komst van de melkrobot in het bedrijf wordt de hele melkproductie nu ook tot in details geregistreerd en de computer levert voortdurend vergelijkingscijfers. Met gisteren, met een 7 dagen gemiddelde. Lely levert wat dat betreft een heel programma aan mogelijkheden bij de robot. Kort geleden nog is deze programmatuur nog weer ge-updated. Het is hierbij mogelijk om ‘in te loggen’, zodat de gegevens van je eigen bedrijf opgenomen worden in een netwerk waarbij je zelf kunt kijken hoe je cijfers zich aftekenen tegenover soortgelijke bedrijven. Er is vergelij king met gemiddelden mogelijk en met de cijfers van de groep waarin je deelneemt. De mogelijkheid van een studieclub-deelname zit hier ook bij. ‘Maar ik zit nog in een studieclub hier in de eigen regio en daar maak je je niet zomaar van los’. Van al het eigen gewonnen ruwvoer komen ook analyseresultaten binnen. Doordat het bedrijf meer dan 85% van haar fosfaatproductie niet op eigen grond kwijt kan, kan bij de mestafzet geen gebruik gemaakt worden van het ‘boer-tot-boer-transport’. Dus is het bedrijf erop aangewezen om mee te doen in het systeem van ‘bedrijfs specifieke excretie’. Daarbij wordt de af te zetten mest gewogen en bemonsterd.
Zo staat dus vast hoeveel mineralen worden afgevoerd. De ruwvoederanalyses geven dus een compleet beeld van de teeltresultaten. ‘Daarop sturen we ons bemestingsplan per perceel’. En ook de afwegingen die bij de rassenkeuze voor snijmaïs worden gemaakt kan je op de analyseresulta ten baseren. Bovendien geven de analyserapporten gemiddelde resultaten aan en de streefcijfers die in de praktijk gelden. ‘Op deze manier heb je behoorlijk stuur in je bedrijfsvoering’. Het boekhoudprogramma houdt het kostenplaatje per 100 kg geproduceerde melk bij. ‘Dat is een gegeven wat ik goed bijhoud’. Je kunt zo zien hoeveel kg drogestof er in totaal met het rantsoen per koe wordt gevoerd. De bedrijfsuitkomsten die de boek houder oplevert kunnen vergeleken worden met de gemiddelde uitkomsten van dergelijke bedrijven die bij het bureau aangesloten zijn. Het bedrijf van de familie Van Mook doet ook mee aan het verzamelen van de LEI-cijfers. Het Landbouw Economisch Instituut levert de deelnemers jaarlijks cijfers terug waarmee ze hun eigen resultaten weer kunnen toetsen met die van anderen in dezelfde rubriek. Dit is allemaal heel informatief. ‘Maar we werken nog maar het tweede jaar in deze nieuwe bedrijfsopzet’. Dus, er is veel anders ten opzichte van vroeger. Natuurlijk moest er voor de financiering van de nieuwe opzet ook een begroting gemaakt worden. Wanneer de resultaten van dit jaar over enkele maanden in cijfers op tafel liggen, zal het interessant zijn om te zien in hoe verre die begroting in de werkelijkheid blijkt te kloppen.
NAJAAR 2010 - De Maïsteler 9
Verteringssnelheid sleutelwoord Bart Kustermans heeft de ontwikkeling van het ‘Cowdashboard’ vanaf een vroeg stadium meegemaakt. De familie Kustermans melkt een kleine negentig koeien op hun bedrijf in Essen, onder Antwerpen. De gemiddelde productie per koe ligt op 10.500 kg melk per jaar. Dat zijn toch getallen waar je niet ‘zomaar’ aan komt. ‘Nee’, zegt Bart, ‘dat kun je wel zeggen’. Het is passen en meten, in alle opzichten. Bij zo’n intensieve bedrijfsvoering zal het niet verbazen dat de dieren het jaar rond op stal blijven. ‘Alleen de droogstaande koeien hebben uitloop’. Daarvoor hebben ze een soort paardenbox afgerasterd waar de koeien in het losse zand liggen. Naast silomaïs bestaat het basisrantsoen verder uit kuilgras. ‘Ik maai elke vier weken’. Perspulp en luzerne hooi. ‘Het caroteen uit de luzerne draagt sterk bij in de gezondheid’. Vooral de vruchtbaarheid. Het gaat dan om de eerste tochtigheid. ‘Alle dieren melden zich binnen de dertig dagen’. Laat je de luzerne weg, dan zijn er toch nogal wat met een stille bronst, is de ervaring. De gemiddelde tussenkalftijd komt zo op 400 dagen en de gemiddelde lactatie is tweehonderd dagen. Voor eiwit-suppletie komt er soyaschroot in het rantsoen en raapschroot. En dan nog een kilo gemalen tarwe als zetmeel toegift. ‘Gemalen, ja; dat is ook weer in verband met de verteringssnelheid op pensniveau’. Met de maaifrequentie die aangehouden wordt, is de graskuil wel heel ‘vlot’ in de vertering. ‘Daar moet je echt rekening mee houden’. Door de trage groei in de vegetatieve fase hebben we nu een hoog kolfaandeel in de snijmaïs. Door perceelsomstandigheden is de oogst gespreid geweest en dat heeft invloed op de verteerbaarheid van de restplant. ‘Maar dat is dan weer sterk ras-afhankelijk’. Om te voederen moeten ze naar binnen en om te drinken moeten ze aan de overkant van de box zijn. ‘Het is de bedoeling dat deze koeien in bewe ging blijven en hun benen gebruiken’.
De ervaring leert intussen dat door deze ‘gymnastiek’ het kalven vlotter verloopt en de koeien op het laatst niet teveel conditie krijgen. ‘We richten ons sterk op ‘gezondheid’ in onze bedrijfsvoering’. Tegen die achtergrond moet je het ook zien dat er drie maal daags gemolken wordt. ‘De eerste melkbeurt is om halfzes ’s ochtends’. Op deze manier bereik je dat de koeien niet urenlang met een heel zwaar uier behoeven rond te lopen. De dieren slijten zo minder en hun gezondheid wordt ondersteund. ‘Veel minder uier-problemen’. De gevoeligheid van zulke hoog-productieve dieren is groot. ‘Dus, je moet ze in hun moeite tegemoet komen’. In dit verband is de rantsoenering het volgende belangrijke aspect. Voedings technisch moet je het voor mekaar hebben, want daar komt ook gezondheid uit voort. Wat dat betreft hecht Kustermans heel veel waarde aan de kwaliteit en de kwantiteit van de snij maïs die zij oogsten. Snijmaïs vormt tweederde van het basisrantsoen. Hij gebruikt de voermengwagen en alle koeien in lactatie krijgen hetzelfde basisrantsoen. Het zetmeelgehalte van de maïs is de eerste factor en als tweede komt de verteerbaarheid. ‘Met zoveel maïs in het rantsoen kom je niet gauw zetmeel tekort en pensverteerbaarheid is een factor ten aanzien van de verblijfs duur van het voer in de pens. ‘Bacte riële verwerking kost tijd’. Kustermans verdiept zich in de theorie achter deze benadering. Het gaat dan om FRE en FKH, fracties uit het Provimi voederwaarderingssysteem PFOS. FRE staat voor ‘fractie ruw eiwit’ en FKH voor ‘fractie koolhydraten’. Daar komen dan de cijfers 1, 2 en 3 bij. 1 staat voor; hoeveel eiwit of koolhydraten er beschikbaar komen voor opname in het bloed in
de eerste twee uur na opname, 2 staat voor datzelfde in de volgende acht uur en 3 staat voor datzelfde na 10 uur na opname van het voeder. Dat gaat dus allemaal om ‘pensvertering’. Door de FKH en FRE fracties in het Provimi systeem te synchroniseren wordt optimaal rendement uit die pensverte ring gehaald. Natuurlijk werken ze ook al jarenlang met kuilanalyses, van het gras, van de maïs. De methodieken van de ruwvoer-analyse zijn inmiddels zover ontwikkeld dat je over cijfers kunt beschikken aangaande de kwaliteit van de kuil, uitgedrukt in FRE en FKH. ‘Als je die gegevens invoert in je rantsoenberekeningen kan je nauw keurig bepalen wanneer en waar in het verteringsproces de nutriënten vrijkomen’. Dat is bepalend voor de omvang van de melkplas, voor het eiwitgehalte in de melk en de eiwit / vet-verhouding. ‘De verteringssnelheid in de koe is zó belangrijk, dat, wanneer een van deze factoren uit balans is, je dat onmiddellijk terugziet in de opbrengst’. De veevoedingsvoorlichter waarmee Kustermans werkt heeft een programma, waarmee je deze zaken kunt uitrekenen en bepalen of je rantsoen wat dat betreft evenwichtig genoeg is’. Ondertussen kan je in dit programma ook de kosten van het voeren nauwkeurig in het oog houden. Voor ruwvoer is er een referentiekader gegeven in een prijzenbibliotheek die je kunt raadplegen. ‘We moeten erheen dat het ook mogelijk wordt om de kos tenfactoren die je in je eigen bedrijf hebt voor de ruwvoerproductie kunt invoeren’. Kosten van loonwerk, bemesting, onkruidbestrijding, eigen machinegebruik en manuren. Zo wordt het mogelijk een kosten / baten analyse te doen voor je eigen gewonnen ruwvoer, afgezet tegen de voe dingswaarde die dat oplevert.
NAJAAR 2010 - De Maïsteler 11 10
Rassenkeuze, gedreven door het maïs-saldo? Het moment is weer aangebroken dat de maïsproefveldresultaten van de verschillende onderzoeksinstanties bekend worden gemaakt. Met behulp van deze resultaten zouden we inzicht moeten kunnen krijgen in wat de verschillende rassen het komende seizoen zouden kunnen presteren op praktijkvelden. Een betrouwbare verwachtingswaarde. De vraag is hoe we die moeten formuleren. Voor korrelmaïs is dat eenvoudig: Drogestofopbrengst aan korrel x marktprijs - droogkosten = financiële opbrengst.
Voor de teler telt de economische waarde: Het maïs-saldo!
Voor silomaïs is dat wat moeilijker. De grote vraag is hier, wat de werkelijke voederwaarde van de opbrengst is. En als men die kent, wat de marktprijs ervan is. Over de werkelijke voederwaarde is geen concensus te vinden. Daarom ziet men de laatste tijd meer en meer verschillende systemen in de praktijk verschijnen.
Dat alles voor dezelfde koe. De conclusie van vandaag is in ieder geval dat VEM niet meer maatgevend is. Wel weten we dat zetmeel tot bijna 100% verteerbaar is, met een relatieve netto energiewaarde van 1 en dat ten op zichte van celwanden met 0,6. Celwanden zijn in het laboratorium voor ± 55% verteerbaar en de koe misschien wel voor 20%. Een eenvoudige rekensom leert ons dan dat de netto energiewaarde voor meer dan 85% uit het zetmeel, de korrel, moet komen. En maximaal 15% uit de celwanden. Er kan dan een variatie van 5 of misschien wel 10% in verteerbaarheid van de celwanden zitten.
Dan nog is het effect daarvan slechts een enkel procent op het totaal. Veel groter is het effect van het percentage celwanden en het percentage zetmeel op de voederwaarde. En tenslotte voert men niet alleen maïs, maar een volledig rantsoen. Men kan de voederwaarde van het rantsoen dus zelf samenstellen. Daarom mag concentratie van voe dingswaarde geen primair keuzecri terium zijn voor maïsrassenkeuze. De selectiefocus moet daarom op de 85% van de totale netto energieopbrengst liggen, d.w.z. de korrelopbrengst (=zetmeelopbrengst). Heeft men niet voldoende concentratie van zetmeel in het rantsoen, dan kan men het maken door gewoon geplette maïs bij te mengen. Heeft men niet voldoende korrelopbrengst (=zetmeelopbrengst), dan moet men het duur kopen. Dat is economie.
Er worden veel silomaïsproeven uitgevoerd. Maar wat is de waarde voor de praktijk? Beoordeelt men dat wat waardevol is? Beeoordeelt men wat men kan ?
NAJAAR 2010 - De Maïsteler 11
Het Maïsorama leert ons silomaïs juist te beoordelen Verder heeft meer dan twaalf jaar oogsttijdstippenonderzoek in de maïs ons een aantal belangrijke inzichten gegeven. De samenstelling van de componenten en verteerbaarheden volgens laboratorium-analyse, zijn weergegeven op een tijdsas van het oogstmoment. We zien dat de samenstelling (van
voederwaarde-componenten) gedu rende de afrijping sterk variëert. Eenzelfde maïsgewas bij 28% ds, is totaal anders dan hetzelfde gewas bij 36%. Het gevolg is dat men in rassenproe ven (waarbij sommige rassen op 28%, andere op 33%, nog andere op 36% en weer andere op 40% ds van de tota le plant geoogst worden) de voeder waarde of componenten niet mag ver gelijken.
En doet men dat tóch, dan zijn ze van geen enkele waarde. De enige stabiele opbrengstfactor die men mag vergelijken in silomaïsproeven is de drogestofopbrengst tussen de 33 en 40% ds van de totale plant. En voor drogestofopbrengst is er een marktprijs. Echter, dit is geen maat voor de werkelijke voederwaardeprijs.
Ter verduidelijking: als het ene ras op moment 1 wordt geoogst en het andere ras op moment 2, zoals dat in het maïsorama (zie figuur) getoond wordt, zullen de resultaten verschillen vanwege de verschillende rijpheid bij de oogst en mogen deze twee rassen niet met elkaar vergeleken worden. De Maïsanalizer De enige oplossing voor de onjuist heden van de silomaïsproeven (andere proefveldwerking, andere evaluatie en andere presentatie van cijfers). Wil men toch een graadmeter voor voederwaarde-opbrengst en concentratie, dan kan men dezelfde maïs als silomaïs oogsten tussen de 33 en 40% ds, om de ds opbrengst potentie te meten en ook deze maïs twee weken later oogsten als korrelmaïs, om de
korrelopbrengst of zetmeelpotentie te meten. De korrelmaïs (=85% van de voederwaardeopbrengst) heeft wel een aan voederwaarde gerelateerde marktprijs. Dus deze kan dienen als financiële opbrengstgraadmeter. De ratio tussen ds opbrengstpotentie als silomaïs en als korrelmaïs geeft een juiste impressie van de concentratie van energie in de totale plant en is daarmee een goede graadmeter voor voederwaarde. De discussie over wat nu eigenlijk
voederwaarde is, is daarmee omzeild. En de problematiek -dat de rassen niet met elkaar vergeleken mogen worden- is ook niet aan de orde, omdat de werkelijke potenties van de rassen gemeten worden in een stabiele eindfase. Dat systeem is afgelopen jaren door KWS ontwikkeld. Het heeft de naam Maïsanalizer gekregen. Op basis hiervan kunnen wij u een correcte vergelijkingsbasis -ook voor silomaïs- geven.
De tijd van tientallen proeven met tientallen verschillende uitslagen en tientallen verschillende nummers 1 in dezelfde streek, is daarmee voorbij. We hebben nu een systeem met een echte correcte verwachtingswaarde -voor ieder ras- naar het komende groeiseizoen. De enig juiste basis voor een goede rassenkeuze.
Bij gebrek aan deze informatie over een maïsras is het meest betrouwbare nog de korrelmaïsproefveldinformatie te raadplegen. Deze informatie is ook zeer correct, vaak heel consequent en ook daar is de nr 1 de nr 1 in alle proefveldwerkingen. En tenslotte is de korrel ook goed voor meer dan 85% van de voederwaardeopbrengst van het gewas.
Om die reden presenteren we hier de resultaten in Maïsanalizer vorm van dit jaar en voorgaande jaren (meerdere jaren geeft een nog correctere impressie van een ras). En daarnaast presenteren we ook de korrelmaïs opbrengsten in relatie tot de vroegrijpheid.
Bron: KWS Benelux research
De drogestofopbrengst (groene balk) en korrelopbrengst (gele balk) geven de potentie van een maïsras weer. De korrelopbrengst heeft een marktwaarde en is een maat voor zetmeelopbrengst. De verhouding tussen korrelopbrengst en totale drogestofopbrengst wordt aangeduid in Energie-Index en dat is een maat voor energiedichtheid. Het ds gehalte van de korrel is de beste maat voor vroegrijpheid. Rassen die 1 % hierin verschillen mag men nog vergelijken. Met behulp van de Maïsanalizer® kan in dezelfde vroegrijpheidsgroep de directe vergelijking met concurrentrassen gemaakt worden. Een goed voorbeeld daarvan is het maïsras Ricardinio. Evenals in de jaren 2008 en 2009 heeft Ricardinio zich in de vroege groep ook in 2010 overduidelijk bewezen middels een top drogestofopbrengst -als silomaïs- in combinatie met de beste korrelopbrengst van alle rassen. De C-rassen zijn de beste concurrenten in vroegrijpheid. NAJAAR 2010 - De Maïsteler 13
In de middenvroege groep zien we dat Ronaldinio aan de top staat en zich in vergelijking met al haar belangrijke concurrenten onderscheidt door een top drogestofopbrengst in combinatie met een top korrelopbrengst. Ook de resultaten in 2010 hebben dit weer laten zien. Niet voor niets is Ronaldinio het meest gezaaide ras in de Benelux en zelfs van heel Europa.
NAJAAR 2010 - De Maïsteler 15 14
Bekijken we de korrelopbrengsten van de laatste drie jaar in de Benelux, dan zien we dat de KWS-rassen (de rassen in oranje) over de hele linie een 10-tal procenten hoger in opbrengst liggen
dan de C-rassen (de toppers van de andere zaadbedrijven). Ricardinio, Ronaldinio, Torres, Ambrosini, Lapro messa, Grosso, Barros en Podium, Lapriora en Coryphee vormen de voe
derwaardeopbrengsttoppers over alle vroegrijpheden. Van al deze toppers is er voor komend seizoen voldoende maïszaad beschikbaar. Ze zijn te verkrijgen bij uw maïszaadleverancier.
Samengevat: Bij de keuze van een maïsras wordt vaak de verkeerde basis gehanteerd. 1. Voederwaardecijfers zijn goed voor een kuilanalyse, maar van geen waarde in de silomaïscijfers. 2. De Maïsanalizer is de enige juiste basis voor een goede silomaïsrassenkeuze. 3. De korrelmaïsrassenproefresultaten zijn bij gebrek aan Maïsanalizer-cijfers een goed alternatief. 4. Bij silomaïscijfers kan men het best alleen naar de drogestofopbrengst kijken. Kijkt men toch naar voederwaardecijfers dan is de conclusie dat iedere proef een andere nummer 1 heeft en is kiezen niet meer mogelijk.
NAJAAR 2010 - De Maïsteler 15
‘Per saldo’, maïsoogst 2010 wisselvallige resultaten Op onze gebruikelijke ronde om gewaar te worden hoe het verloop en de uitkomst van het teeltseizoen in de praktijk wordt ervaren, beginnen we deze keer bij Gerard Vrieling, van Agrowin BV op de vestiging in Goor, Overijssel. Hem komt het toe om dit keer de spits af te bijten, want aan het eind van dit seizoen gaat hij met pensioen. Ook bij eerdere gelegenheden heeft hij blijk gegeven een gerijpt oordeel te hebben. Door de lange koude winter had het teeltseizoen meteen al een markant begin. De temperaturen wilden lange tijd maar niet oplopen, waardoor de percelen ook maar langzaam opwarmden. ‘De winter hield maar niet op’. Het bleef koud en nat. ‘Onder zulke omstandigheden houd je het maïszaad maar beter in de zak’. In de derde week april werden de eerste percelen gezaaid, maar dat kon ook alleen maar op de goed opdrogende, humusrijke gronden. Eind april werd er behoorlijk gezaaid. Maar toen viel er weer een onderbrek ing van een paar weken. Pas half mei kon er volop gezaaid worden. ‘Alles bij elkaar heeft het wel tot in juni geduurd voordat de laatste zaaimaïs in de grond zat’. De vroegst gezaaide maïs heeft een tijd in de bodem gelegen en is die periode
in het algemeen goed doorgekomen. Op de goede percelen is die maïs nog het best tot zijn recht gekomen. ‘Dat heeft velen nog wel verbaasd’. De zaaiperiode, daar is dus een lange tijd overheen gegaan, alles bij elkaar wel een week of acht. Zo’n tijds-spreiding, dat blijf je dus lang zien in het gewas, wanneer je door de streek r ijdt. Er volgde een periode met extreme droogte en hoge temperaturen. Geen omstandigheden waaronder de vegetatieve groei tot haar recht komt. ‘We dachten, dát gaat niet goed’! De maïs bleef maar klein. En dat duurde tot de periode aanbrak waarin de maïs in de bloei hoort te komen. Eindelijk regen. ‘Toen pas kwam er behoorlijk water’. We hadden geluk dat de temperatuur inmiddels op voor Nederlandse omstandigheden een ‘gewoon’ niveau gekomen was. Zou het dan toch nog ‘goed’ komen? Melkveehouders wilden wel weer moed vatten, want ook de opbrengst van het gras is in zo’n voorjaar bepaald
niet uitbundig. Terug even naar de onkruidbestrij ding. Met zulke weersomstandig heden heeft ook het onkruid niet een vlot groeiverloop. Dat stelt eisen aan de timing van de onkruidbestrijding en het kiezen van een goede mix. ‘Toch mogen we zeggen dat dit in het algemeen goed gegaan is. Niet veel telers hebben erge last gehad van nakiemers. ‘Er zijn geen echte problemen geweest’. De nieuwe ontwikkeling in de rijenbemesting heeft hier in de streek aandacht getrokken. Met behulp van GPS wordt eerst de drijfmest met een injecteur uitgereden en daarna rijdt de zaaimachine in hetzelfde GPS-spoor, zodat het zaad ideaal ten opzichte van de mest in de grond komt. Er was in het najaar veel belangstelling voor het effect van deze methode.
seizoen en heel goede weersomstan digheden in de oogstperiode’. De maïs bleef lang kort, waardoor er licht op de bodem bleef vallen en onkruid lang de kans kreeg. De bo demherbiciden komen zo niet goed tot hun recht. ‘Het kwam er wel op neer dat je goed zaaigoed moest hebben’. Algemeen was er een trage opkomst. ‘Het zaad zat wel veertien dagen in de grond voordat het opkwam’. Zeker op de percelen die het eerst gezaaid zijn. De bodem bleef koud en nat, lange tijd. ‘Dan heb je kiemenergie nodig’. ‘Dan hebben we een hele droge mei, juni en juli maanden gehad’. Daardoor bleef de maïs achter in de groei. Gelukkig kwam de regen nog wel op tijd voor de kolfzetting. Hier en daar ging dat gepaard met stormweer, zoals op 14 juli. De maïs heeft dan een flinke knak gehad. Dat was dan het begin van de regenperiode. ‘De regen hield maar aan’. Maar, dat had zeker zijn nut. Anders had de maïs geen opbrengst gehad, dit jaar.
‘We hebben nu maïs geoogst van weinig meer dan een meter hoog die toch tien ton korrels per hectare opleverde’. Op de zwaardere grond komt er twaalf tot veertien ton vanaf. ‘De afrijping in de kolf gaat bij sommige rassen dit jaar lang duren’. Het gebruik van late rassen, in combinatie dit keer met laat zaaien, levert problemen. Al wekenlang is de luchtvochtigheid ook hoog. Dan droogt de korrel niet. ‘Je kunt daar niet met de dorsmachine in’. De korrels hebben nog meer dan 40% vocht. Die gaan stuk.
In de tweede groeifase waren de weersomstandigheden zo goed, dat het gewas alsnog lengte en massa heeft verkregen. Zij het, dat tegen de
Toch een tevreden gevoel ‘Niet zo vroeg’, zegt Joris van Campfort, op de vraag wanneer men in De Kempen begon met maïs zaai en dit jaar. ‘Niet zo vroeg als in andere jaren’. Bij hun ging de eerste zaaimachine in het veld op 23 april. En, de zaai heeft redelijk lang geduurd dit jaar. Tot en met 24 mei. Gemiddeld was de inzaai dus wel een paar weken later.’ Je moet er daarbij erg in hebben dat er heel wat percelen ‘derogatie’-gras ingezaaid worden elk jaar. Zo kan een veehouder meer mest kwijt op zijn eigen land. Dat gras moet eerst een keer gemaaid worden, voordat het ondergeploegd kan worden. ‘Sommigen hebben zo ook nog te laat late maïsrassen gezaaid’. Te weinig bezig geweest met de vroegheid van het gekozen ras. ‘We hadden twee jaren achter ons met een lang groei-
Het hakselen en het dorsen gaat toch al moeilijk door de slechte berijdbaarheid van de percelen. ‘Er wordt veel gewerkt op rupsen, maar, niettemin’. De loonwerkers hebben een moeilijke taak dit jaar. ‘Op 1 november hadden wij voor het laatst nog een hakselaar in het veld’. Mooi groene maïs nog! ‘De trend is, dat melkveehouders steeds droger willen oogsten’. Achtendertig, negenendertig procent drogestof. NAJAAR 2010 - De Maïsteler 17 16
oogst toch vastgesteld moest worden dat de laat gezaaide percelen het niet helemaal hebben kunnen inhalen. ‘De lengte die er bij de bloei niet was, is er later ook niet bij gekomen’. Door de nattigheid en goede temperatuur in de nazomer en de vroege herfst, kon de maïs een paar weken langer van de goede omstandigheden profiteren. Intussen kwam ook de negatieve kant daarvan naar voren. Het werd duidelijk dat de berijdbaarheid van de percelen achteruit ging. En, op den duur werd dat niet beter. Er werd dus maïs in alle stadia van rijpheid geoogst. Op percelen die laat gezaaid waren zag men zich vaak genoodzaakt om vroeg te oogsten. ‘Dit komt de kwaliteit van de geoogste maïs niet ten goede’. Het moet weer gezegd worden dat de hoger gelegen percelen de allerbeste resultaten hebben opgeleverd. Na twee vorige jaren met een uitbundige groei en prima oogstweer, zal deze ervaring er toch weer toe leiden dat de praktijk veiligheidshalve voor vroegere rassen gaat kiezen. Het resultaat is ook, dat er dit jaar nauwe lijks gras na de maïs ingezaaid is kunnen worden. Iets waar vorige jaren mooie resultaten mee behaald zijn. Resumerend kan gezegd worden dat de hoeveelheid geoogste maïs dit jaar wat tegenvalt. Kijk je vooral naar de korrelkwaliteit; dan zou het best nog kunnen meevallen, wat er dit jaar bereikt is.
Ronaldinio Scoren is zeker!
Dé competitie voor iedereen! De meest gezaaide maïs in Benelux en heel Europa!
‘Dan zijn de korrels goed rijp en hebben ze de beste opbrengst aan zetmeel’. Er is ook een groter aandeel maïs gehakseld dit jaar, hier in de streek. Nu, aan het eind van de eerste week november is ongeveer veertig procent van de te dorsen maïs van het veld. Wel zeventig procent van de te oogsten korrelmaïs wordt verwerkt als CCM. Nu maïs dorsen om te drogen, daar is het nog te vroeg voor. ‘De korrelmaïs is nu wel duurder dan eerdere jaren’. Dus, het is aangenaam dat ieder het gevoel heeft er wat mee te verdienen. Dat geldt voor de silomaïs en voor de korrelmaïs. Nu de melkprijzen beter zijn en de maïs aan de prijs is, hebben boeren toch een tevreden gevoel. In deze regio is de grasoogst door de weersomstandigheden ook niet meegevallen. De eerste snee was al later. De tweede en derde snee brachten niet veel op door de langdurige droogte. De vierde snee pas leverde opbrengst. Wat er aan najaarsgras nog binnengehaald is, heeft niet veel te betekenen.
✓ Middenvroeg rijp (Fao 240) ✓ Gebruiksdoel: middenvroege silomaïs, CCM/geplette maïs ✓ Super jeugdontwikkeling ✓ De hoogste zetmeelopbrengst (korrelopbrengst)/ha over de jaren heen, opnieuw de top in alle goed opgezette proeven
✓ Zeer hoge drogestofopbrengst als silomaïs, ✓ ✓ ✓ ✓
opnieuw de top in alle goed opgezette proeven Top voederwaarde (zetmeelconcentratie) (Energie-index 54) Zeer goede stay-green Zeer goede stevigheid Zeer goede tolerantie tegen bladvlekkenziekte (Helminthosporium en Kabatiella)
Voor meer informatie: Tel. B +32-(0)3-449 02 20 Tel. NL +31-(0)76 50 23 517 www.kwsbenelux.com
De maïs is hier ‘super’ ‘Ze zijn nog maar nét aan het dorsen hier’, zegt Johan Watté uit Zwalm, als ik hem vraag naar het verloop van de maïs oogst in de Vlaamse Ardennen. Een gemengde streek, met akkerbouwbedrijven met rundvee en soms varkens. ‘We hebben hier mest ‘tekort’’, zo schetst Watté. De natuurlijke bodemvruchtbaarheid is groot. ‘We hebben hier rijke gronden’. Indertijd vond in deze streek nog een ruilverkaveling plaats, waardoor de perceelsgrootte algemeen aan de ruime kant is. De nabijheid van groentenconserven industrie en een goede wegverbinding daar naartoe vormt ook een goede basis voor de vollegronds groenteteelt die hier tegenwoordig is. De bedrijven zijn daarbij geweldig in oppervlakte gegroeid, vooral door het gebrek aan opvolgers. Maar ook de geringe veebezetting heeft geleid tot meer specifieke akkerbouwbedrijven. ‘En dan heb je hectares nodig’. Toch vind je op 85% van de bedrijven melkvee, of mestvee, of anders var kens. ‘Je hebt hier ook heel wat ‘deel
tijd’-boeren’. Mensen die buiten de landbouw hun hoofdberoep hebben gevonden maar toch -veelal het ouder lijke- landbouwbedrijf voortzetten. Hun voorkeur gaat uit naar het minst bewerkelijke grondgebruik. En dan komt maïs op de eerste plaats. De akkerbouwer bekijkt de maïsteelt toch anders dan een melkveehouder. Hij gaat voor maximale kilogram opbrengsten per hectare. De melkveehouder moet voerkwaliteit voor zijn koeien oogsten. ‘Dat is toch anders’. Je herkent dit op de gespecialiseerde bedrijven. ‘Die kopen heel gericht hun zaaizaad in’. ‘Voor een jaar of tien vond je hier nog maar weinig korrelmaïsteelt’. Eigen lijk alleen op varkenshouderijbe drijven. Geleidelijk aan is de korrel teelt hier sterk uitgebreid. Het is een makkelijke teelt en het meeste werk wordt door de loonwerker gedaan. In het algemeen is met maïs een goed saldo te behalen. Deze bedrijfsstructuur leidt ertoe dat er heel wat maïs als te commercialiseren gewas wordt geteeld. ‘Het is handel’. ‘Daarmee is de teelt onderhand veel serieuzer’. Men doet zijn best om er iets goeds van te maken. Op tijd zaaien, bijvoorbeeld. ‘Dat is toch tamelijk gelukt dit voorjaar’. Ondanks de weinig florissante weersomstandigheden.
‘We bereiken hier goede opbrengsten’. Vijftien ton en meer aan korrels per hectare, dat is toch tevreden stellend. De eerste percelen zijn hier geoogst met 28, 29% vocht in de korrel. ‘Dan oogst je toch bijna zeventig procent drogestof’. Heel vroege rassen scoren nu al 26% vocht. Er wordt hier vrij veel gedorsen voor CCM. Op de rundveebedrijven toch wel vijf tot acht procent van hun areaal. ‘Er zijn melkveehouders die daar goede resultaten mee behalen’. Ook varkenshouders gebruiken het in het brijvoer. De silomaïs is hier onder slechte omstandigheden geoogst moeten wor den. Het merendeel van de korrelmaïs zal ‘op rupsen’ van het land gehaald moeten worden. De landbouwers hebben ook begrepen dat dat méér moet kosten, maar je houdt zo de structuur van je land wel beter in orde. Zo moet je vaststellen dat de productie van silomaïs zich de laatste jaren nauwelijks uitgebreid heeft. Daarte genover is de omvang van de teelt van korrelmaïs in deze streek wel zeven, acht keer zo groot geworden. De bodem is hier goed vochthoudend, in de Vlaamse Ardennen. Dus de maïs heeft weinig last van het droge voorjaar gehad. Alleen de maïs die na een eerste snee gras gezaaid is, die had er
Weersomslag begin oktober jammerlijk ‘Hou er maar rekening mee dat de analyse-resultaten van de snijmaïs dit jaar niet mee zullen vallen, in vergelijking met die van de recente vorige jaren’, zegt Jan Hollander. Hij is productmana ger rundveehouderij bij Agrifirm. We praten over de resultaten van de maïsteelt in Westen Noord-Nederland. Er is nogal een spreiding in de kwa liteitsaspecten van de geoogste maïs. ‘Kijken we naar de de zetmeelopbrengst; dat zal dit jaar wat minder zijn’. Dat ligt aan het verloop van het groeiseizoen. Het bleef langdurig koud en droog in het voorjaar. Er was een aanmerkelijke groeiachterstand. ‘Maar, in het westen en noorden heeft de maïs zich wonderbaarlijk hersteld’. Er is dan toch nog op tijd water gevallen.
‘De massa die in de maïs gekomen is, is zo nog geeneens tegengevallen’. Begin augustus stonden er in het algemeen forse planten op het veld. Maar in augustus tot half september heeft de maïs te weinig zonuren gehad om een flinke kolf te kunnen vormen. Zo bleef het kolfaandeel in de geoogste snijmaïs achter bij vorige jaren. We moeten ook vaststellen dat de afrijping van de korrel niet goed tot zijn recht is gekomen op veel percelen. ‘Dan oogst je dus minder zetmeel’. Een bijkomende oorzaak is natuurlijk, dat de afgelopen jaren straffeloos voor latere rassen gekozen kon worden, doordat we een mooi najaar hadden. Het is heel aantrekkelijk om zo meer massa in het gewas te verkrijgen. Dat zijn dus latere rassen. ‘Als men daarvoor kiest neemt het risico toe dat het met de afrijping ‘kantje boord’ wordt’. Voor het komende seizoen zal er allicht weer wat voorzichtiger gekozen worden. ‘Maar, je kunt niet op het weer anticiperen’! De maïsoogst is dit jaar twee, drie weken later op gang gekomen.
‘Op 8 en 9 oktober begon de snijmaïs oogst in het noorden pas echt’. In de dagen daarop zijn er een paar nacht vorsten over het gewas gegaan. De assimilatie in de plant valt dan stil en het is gedaan met de toename van het korrelgewicht. ‘Dan willen boeren wel aan de gang met de snijmaïsoogst’. Er kwam een flinke druk op de oogstcapaciteit. Maar dat heeft niet lang mogen duren. Al na enkele dagen begon de ‘natte moesson’. Regen, regen, regen. ‘Een opeenstapeling van negatieve aspecten’. Het is lang geleden dat we het zo hebben meegemaakt. ‘Als we nog een week hadden kunnen doorwerken, was de oogst grotendeels geborgen geweest’. Korrel rijp, of niet rijp; de maïs moest eraf, als het maar even kon. ‘Als het eenmaal gevroren heeft is de zetmeelaccumulatie afgebroken en dan heb je van verdere rijping niets meer te verwachten’. De rijpheid in de kolf die we de afgelopen jaren hadden, is dit jaar uitgebleven. De drogestofgehalten vielen vorige jaren mee. NAJAAR 2010 - De Maïsteler 19 18
toch van te lijden dat het gras zoveel vocht aan de bodem onttrekt. Die maïspercelen zijn duidelijk ach tergebleven in ontwikkeling. Verderop hebben we een zandstreek, waar we lichte zand-leem bodems aantreffen. Op die lichte gronden is er meer effect te zien van de droogte in het voorjaar. Gelukkig dat er bij de bloei toch regen gekomen is. De temperatuur liep in die tijd niet te hoog op. ‘We hebben het wel meegemaakt dat het zo warm was binnen het gewas, dat het stuifmeel steriel werd’. Dat is een eigenaardige omstandigheid die zich kan voordoen bij windstil weer met hoge luchttemperaturen bij onbedekte lucht. De zoninstraling in het gewas kan daar dan de temperatuur zo hoog laten oplopen, dat het stuifmeel kapot gaat. ‘Dat kost je dan opbrengst’. We hebben het meegemaakt. Maar dit jaar is het goed gegaan. Het werk loopt intussen wel achter. Het aardappelen rooien is een heel probleem en de maïs komt ook moei lijk van het veld. ‘Nog geen twintig procent van de wintergranen is nu uitgezaaid’. Dus dat wordt volgend jaar weer een groter maïsareaal, mag je rekenen. Interessant is dan, dat er onderhand ook meer maïs verkocht wordt voor de biogas-installaties, waarvan er binnenkort nog meer in bedrijf komen, hier in de buurt.
Je hebt dan een hoog kolfaandeel in de snijmaïs. ‘Nu valt het drogestofgehalte tegen’. Dus heb je minder kolfaandeel en minder rijpheid in de korrel. ‘Dat zie je terug in de voederwaarde van de snijmaïs’. Wie vroeg heeft kunnen zaaien en een vroeg ras heeft gekozen, die kan nog best goed geoogst hebben. Maar, was je laat met zaaien en koos je voor een later ras, dan kan het nog flink tegenvallen wat je binnengehaald hebt. In Oost- en ZuidNederland is er mogelijk minder massa geoogst. Maar wellicht hebben ze daar meer kwaliteit geoogst -door een betere rijpheid- dan wij hier in het noorden en westen. Dat is het beeld. De graskuilen waren dit jaar wel van een heel goede kwaliteit. Daar haalt de boer een heel goede voederwaarde uit. De oogstomstandigheden waren echt ideaal. Heel korte veldperioden. Weinig verlies in de omzetting. Of er dan wat meer of wat minder gras staat, is dan niet het belangrijkste. ‘Er wordt nu goed van gemolken met een lage krachtvoer-input’. Dat past wel.
Alles wat u over maïs moet weten!
r e g a n mamanager.com s ï a M is KWS- w.kwsma aar ww Surf n
teelt e d r o o ding v n maïs i e l d n De ha gebruik va en het
Dé handleiding voor uw maïsteelt! De basis voor
m lux.co sbene w .k w ww rendement van het
uw maïsteelt.
Kies een maïsras : ✓ Met de juiste vroegrijpheid van de korrel ✓ Met de hoogste zetmeelopbrengst/ha (= financieel rendement) ✓ Met een goede stay-green (= stresstolerantie, oogstbaar bij rijpe korrel (max. zetmeel) En teelt dit ras conform de aanwijzing van de KWS-Maïsmanager. Vraag uw KWS-contactpersoon naar de KWS-Maïsmanager of vraag hem aan bij het kantoor van KWS Benelux.
Voor meer informatie: Tel. B +32-(0)3-449 02 20 Tel. NL +31-(0)76 50 23 517 www.kwsbenelux.com
De juiste bril om maïs te bekijken ...
Alleen zetmeel telt!
(=alleen de korrel)
De steunpilaren voor uw maïsrassenkeuze:
✓ KWS-Maïsanalizer
®
: de enige juiste basis voor rassenselectie en rassenkeuze
Alternatief : de korrelmaïscijfers
✓ De korrel (het zetmeel) is 85 tot 90 % van de netto energiewaarde van de silomaïs ✓ Zetmeelopbrengst/ha is de financiële graadmeter voor uw maïssaldo ✓ Zetmeel-denken vervangt VEM-denken ✓ Voederindustrie verlaat VEM-systeem ? VEM geschrapt van de rassenlijsten
Vraag uw contactpersoon naar de Maïsanalizer®. Voor meer informatie: Tel. B +32-(0)3-449 02 20 Tel. NL +31-(0)76 50 23 517 www.kwsbenelux.com