Werkgroep Grauwe Gors Onderzoek en bescherming van akkernatuur, de grauwe gors in het bijzonder. Werkingsgebied: Haspengouwse leemstreek tussen Brussel en Maastricht, België.
NIEUWSBRIEF & JAAROVERZICHT 2014
Werkgroep Grauwe Gors
15 mei 2015
Oef… Partieel leucisme bij grauwe gors Stad Sint-Truiden én Tongeren voorzien strooi-graan Artikel in de Standaard 1000 € steun van het RLH&V Groenbemester als wintervoedsel: het succes van Ruige haver Bundeling en korte analyse wintertellingen grauwe gors Weelderige ellende tijdens wintermaanden Gehavende grauwe gorzen in beeld Broedden er kiekendieven in Haspengouw in 2014? Zijn er nog Hagelandse grauwe gorzen? Uit het archief: GoPro-beeld Verslag: Nestbescherming grauwe gors in erwt
Oef... 15 mei, de start van het broedseizoen van grauwe gorzen. Althans voor het gros van de populatie, vroege (en zo belangrijke) broedpogingen van enkele koppels buiten beschouwing gelaten. Het einde van een lang winterseizoen (minstens 8 maanden!) waarin grauwe gorzen weer dankbaar gebruik maakten van onze beschermingsacties. Oef, eindelijk broedseizoen, want dan is het vooral aan de grauwe gorzen en andere akkervogels zèlf om te overleven en zich voort te planten. De vele winterse tel-rondes en bijvoederbeurten staan even niet meer op de agenda. Een nieuw broedseizoen met nieuwe kansen, ongetwijfeld mooie observatie-momenten en met -indien vereist - hopelijk succesvol nestbeschermingswerk voor bijvoorbeeld kiekendieven of grauwe gorzen in het verschiet. Oef, eindelijk kunnen we eerder gemaakte beloften aan de meer of minder actieve vrijwilligers, sympathisanten of geïnteresseerden van de Werkgroep Grauwe Gors nakomen met voorliggende Nieuwsbrief en Jaaroverzicht van 2014. ‘Beloften maakt schuld’, maar die schuld ‘aflossen’ is niet zo evident. Onderzoek op het terrein, urgent beschermingswerk of dringende adviesverlening ten gunste van akkernatuur, krijgen de absolute prioriteit. Dat levert immers direct resultaat voor bijvoorbeeld akkervogels, die het ook in Vlaanderen slecht blijven doen. Het voorbereiden en geven van voordrachten over akkernatuur, het meewerken aan projecten of het opstellen van deze Nieuwsbrief en Jaaroverzicht kwamen steevast pas op een tweede of lagere plaats. Niet omdat archivering, communicatie of publicatie over onderzoeksresultaten, veld-ervaringen en monitoringgegevens minder belangrijk zouden zijn, integendeel, maar het is dikwijls zo tijdrovend.
Nieuwsbrief mei 2015 & Jaaroverzicht 2014 - Werkgroep Grauwe Gors
1
De voorbije winter was voor sommige vaste, actieve vrijwilligers behoorlijk intensief. Opvolgen, tellen en bijvoederen van wintergroepen grauwe gorzen tot 2-3 keer per week en dat maandenlang, is niet evident, maar nog steeds zo onontbeerlijk en effectief. Aan die vrijwilligers daarom véél DANK! Laat ons hopen dat de bundeling van kennis en inzichten in de ecologische achtergronden van akkersystemen en uiteindelijk de vertaling hiervan in een duurzaam landbouwmodel, ertoe kan bijdragen dat de leefbaarheid voor onder meer akkervogels, de grauwe gors in bijzonder, voor- in plaats van achteruit gaat. Haspengouw zonder akkervogels zoals de grauwe gors of veldleeuwerik, is geen Haspengouw meer. Ziet u iets bijzonders in de akkergebieden van de leemstreek, wordt een nest van een akkervogel bedreigd, vragen over kiekendieven, hamsters of ander akkerleven, meldt het ons en wij proberen het nodige te doen. Veel leesplezier!
Mannetje grauwe gors (Emberiza calandra) zingend vanuit boomtop in zijn nieuw territorium van 2015. Herstappe, 15 mei 2015. (Foto: Carine Richerzhagen)
Nieuwsbrief mei 2015 & Jaaroverzicht 2014 - Werkgroep Grauwe Gors
2
Partieel leucisme bij grauwe gors Tijdens de afgelopen winter (2014-2015) werd op de Brakouter te Laar een grauwe gors met een aantal witte veren opgemerkt. Het was Michaël Vandeput die deze vogel als eerste opmerkte op 21 december 2014 (http://waarnemingen.be/waarneming/view/96661977). Daarna werd hij/zij meermaals waargenomen tijdens onze wintertellingen en het bijvoederen. Vanaf de tweede helft van maart 2015, het moment waarop de geconcentreerde groepen grauwe gorzen uiteen begonnen te vallen, werd de vogel niet meer teruggevonden in het akkergebied. Omdat deze vogel door die witte veren (handpennen en schouderdekveren) individueel vrij goed herkenbaar is, willen we graag een oproep doen aan iedereen om extra aandachtig te zijn tijdens het aanstaand broedseizoen zodat de betreffende vogel getraceerd zou kunnen worden. Het zou erg interessant zijn als we bijvoorbeeld te weten komen waar deze vogel zijn/haar broedgebied heeft nu we al weten waar ze overwinterde. Naast de omliggende akkergebieden van de Brakouter in het zuidoosten van Vlaams-Brabant, komen zeker ook een aantal Waalse broedgebieden net onder de gewestgrens (Luik, Waals-Brabant) hiervoor in aanmerking. Voor de medewerkers van PACO (Waalse werkgroep voor grauwe gors e.a.) is het dus zeker ook uitkijken. Wie hem/haar ergens (terug) ziet, meldt het AUB!
Nieuwsbrief mei 2015 & Jaaroverzicht 2014 - Werkgroep Grauwe Gors
3
Enkele bewijsfoto’s van de grauwe gors met gedeeltelijk leucisme. Laar, januari 2015. (Foto’s: Rémar Erens)
Stad Sint-Truiden én Tongeren voorzien strooi-graan Dankzij het RLH&V kon met de stad Sint-Truiden overeen gekomen worden dat er een ton strooigraan (tarwe) beschikbaar werd gesteld om tijdens het net afgelopen winterhalfjaar te gebruiken voor het bijvoederen van grauwe gorzen. In Sint-Truiden was met name de schepen voor milieu, Hilde Vautmans, die zich persoonlijk engageerde dat deze ton graan ter beschikking kwam voor onze Werkgroep. Samen met haar vond er ook en kort terreinbezoek plaats (in januari 2015) waarbij de bijvoederacties en de problematiek van de akkervogels toegelicht werden. Tegelijk werd er ook gezamenlijk graan uitgestrooid op o.m. de Armenberg te Engelmanshoven. Volgend op het idee van de steun uit Sint-Truiden in combinatie met een wintersituatie met veel voedseltekorten ten velde, werd navraag gedaan bij de stad Tongeren om ons ook te willen steunen door het aankopen en ter beschikking stellen van een hoeveelheid strooivoeder voor de grauwe gorzen tijdens de winter (2014-2015). De milieudienst (met dank aan Wendy Houben) stond hier direct open voor en regelde op korte termijn dat er graan (500kg tarwe) ter beschikking kwam. Doordat er nu in beide gemeenten graan voorzien werd, verliep de verdeling/afhaling en het uitstrooien op de juiste momenten en locaties snel en goed. En must voor de vrijwilligers om de intensieve bijvoederbeurten een winterhalfjaar lang vol te houden.
Nieuwsbrief mei 2015 & Jaaroverzicht 2014 - Werkgroep Grauwe Gors
4
Artikel in dS Op woensdag 11 februari 2015 pakte de krant De Standaard op haar voorpagina uit met een uitgebreid artikel over ‘Dure groene landbouwsubsidies…’ i.r.t. de precaire situatie van akkervogels in Vlaanderen. Dit n.a.l.v. het in werking getreden nieuwe Europese landbouwbeleid vanaf 2015. De Werkgroep Grauwe Gors werd gevraagd om de actuele toestand van de akkervogels in Vlaanderen toe te lichten. Zie onderstaande links om het artikel terug te lezen. http://www.standaard.be/cnt/dmf20150210_01521669 http://www.standaard.be/cnt/dmf20150210_01522675?shareI d=f92f123ee05aebfc8373de67c75df2d1329c64ead684332842af d69567611b6e4996c0c7eaf418fdc745dd3b10b8a4933fa01e53c 123555e05988a5f9a3cdba7d7e9d03aada17326fec79c4f1368d97e
1000 € steun van het RLH&V Door het succes van project Kortweg Natuur dat onder coördinatie van het Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren (RLH&V) staat, werd vanuit de gemaakte winst duizend euro steun gegeven aan de Werkgroep Grauwe Gors. Kortweg Natuur is het kwaliteitslabel van een product dat lokaal geteeld, verwerkt en verkocht wordt. Van zogenaamde korte ketenproducten zijn het b.akkerbrood en biomeel enkele voorbeelden. Hiervoor werkt het RLH&V samen met o.m. lokale landbouwers, molenaar en bakkers. Bijkomend doel van het project is dat het de fauna en/of flora een handje geholpen wordt. Dit door de winst van het project terug te laten vloeien naar akkernatuur. Op vrijdag 27 maart 2015 werd in de Dorpsmolen te Stevoort een pers-moment georganiseerd om de stand van zaken van het Kortweg Natuur-project toe te lichten, partners samen te brengen en de korte ketenproducten te proeven. De Werkgroep Grauwe Gors gaf er een toelichting over de actuele situatie van de akkervogels. Provinciaal gedeputeerde en voorzitter van het RLH&V Ludwig Vandenhove, reikte een check van 1000 euro uit aan de Werkgroep zodat wij die middelen kunnen gebruiken voor het beschermen De 'check' van 1000 euro die werd overhandigd aan onze Werkgroep. en verder bestuderen van vooral akkervogels. Dank aan het RLH&V voor de steun en erkenning.
Nieuwsbrief mei 2015 & Jaaroverzicht 2014 - Werkgroep Grauwe Gors
5
Groenbemester als wintervoedsel: het succes van Ruige haver In mei 2012 schreven we al iets over de ontdekking van de meerwaarde van Ruige of Japanse haver (Avena strigosa) voor akkervogels (zie www.grauwegors.be). Afgelopen winter bevonden zich op de Brakouter (Laar-Neerheylissem) twee grote percelen met een mix van die ruige haver met nog enkele andere groenbemesters. Omdat deze percelen vlak na de oogst van wintergerst en midden juli werden ingezaaid met deze groenbemesters, had het gewas nog voldoende tijd om tot zaadzetting te komen. Vooral de ruige haver die het grootste aandeel van de mix uitmaakte, kwam volop in zaad. Het gebruik van ruige haver als groenbemester is in de reguliere landbouw in Haspengouw eerder een uitzondering. In de bio-landbouw maakt men echter veel frequenter gebruik van deze en andere groenbemesters. Dit is ook de reden waarom het afgelopen winter op die twee percelen in Vlaamsen Waals Brabant geteeld werd. Het maakte er deel uit van het areaal van een bio-landbouwer. In andere regio’s (bv. West-Vlaanderen) wordt het wel eens vaker toegepast als groenbemester in de conventionele landbouw, maar doorgaans wordt het dan iets later gezaaid waardoor het te weinig tijd heeft om tot zaadzetting te komen. Om tegen de winter in zaad te staan en dus van meerwaarde voor akkervogels te zijn, wordt het best vòòr 1 augustus ingezaaid.
Zicht op een perceel Ruige haver (Avena strigosa) dat hier als groenbemester geteeld werd en tegelijk voor veel wintervoedsel zorgde. Laar, december 2014. (Foto: Rémar Erens)
De twee percelen met zaaddragende ruige haver op de Brakouter gaven aanleiding tot een ideale wintersituatie voor akkervogels. De aanwezige BO’s op het plateau waren al vrij snel leeg, mede door de aanwezigheid van grote groepen gorzen en vinken. Deze graan- en zaadeters waren ondertussen al overgeschakeld op het grote aanbod aan zaden van de ruige haver en andere groenbemesters. Dit betekende tijdelijk een grote meevaller omdat er dan niet diende bijgevoerd te worden. Zowel de
Nieuwsbrief mei 2015 & Jaaroverzicht 2014 - Werkgroep Grauwe Gors
6
ligging in het landschap als de vegetatiestructuur in de haver-percelen droegen bij aan die gunstige setting voor overwinterende (akker)vogels. Vooral grauwe gorzen, geelgorzen en rietgorzen foerageerden graag en frequent op de ruige haver. De graankorrels van ruige haver zijn wat kleiner dan een reguliere tarwekorrel waardoor ze waarschijnlijk sneller geconsumeerd kunnen worden. Ook de voedingswaarde van haver verschilt van die van tarwe. De korrels bevatten relatief meer energie (kcal), meer eiwitten en meer vetten. Ze hebben ook een hoger aandeel aan de mineralen kalium, calcium en ijzer. Daarnaast bevatten ze nog relatief veel B-vitaminen. Een gevarieerd voedselaanbod is ongetwijfeld een meerwaarde. Parallel met bovenstaande positieve ervaringen, werd quasi gelijktijdig in West-Vlaanderen ook de meerwaarde van dit gewas ontdekt, onderzocht en toegepast (zie: http://www.rlijp.be/website/geelgors-profiteert-van-japanse-haver). Noot van de redactie: in het artikel van mei 2012 werd per ongeluk en verkeerdelijk de term ‘zwarte haver’ gebruikt voor het haver-type Avena strigosa. Zwarte haver = Avena sativa subsp. Nigra, Ruige haver = Avena strigosa.
Bundeling en korte analyse wintertellingen grauwe gors Gedurende de winter van 2014-2015 werd vanaf november tot en met april maandelijks een simultaantelling georganiseerd om overwinterende grauwe gorzen te vinden, te tellen en te observeren. Dit is belangrijk omdat; het informatie over hun wintergedrag (ecologie) oplevert, het ons een idee kan geven over hoe de populatie het doet (monitoring) zonder een broedvogelkartering te hebben uitgevoerd en het ons in staat stelt om op korte termijn te kunnen reageren op bepaalde veldsituaties (bv. bijvoederen bij schrijnend voedseltekort). Deze wintertellingen vonden ondertussen al voor de zesde winter op rij plaats. Tabel 1 geeft een overzicht van de maximum aantallen getelde grauwe gorzen per maand. Er werd in principe steeds tijdens het eerste volledige weekend van de maand geteld, simultaan over twee dagen en in alle gekende overwinteringsgebieden. Deze gebieden bevinden zich grofweg tussen Brussel en Maastricht, in een brede band over Droog Haspengouw. Net zoals voor de verspreiding van het broedgebied van deze soort, ligt actueel ook 99% van zijn overwinteringsgebied in Droog Haspengouw. Tabel 1: maximum aantallen simultaan getelde grauwe gorzen (Emberiza calandra) tijdens de voorbije winter (20142015), ter vergelijking aangevuld met de aantallen van vorige winter (2013-2014). Tussen haakjes het vermoedelijk maximaal aantal, maar waarvan eventuele dubbeltellingen niet geheel uitgesloten konden worden.
2014-2015 2013-2014
Nov 156 -
Dec 446 164
Jan 509 285 (297)
Feb 407 447
Maa 186 (198) 261
Apr 187 -
De bovenstaande winteraantallen zijn sterk afhankelijk van de geleverde telinspanningen van de vrijwilligers van de werkgroep, de wintersituatie (het weer, voedselbeschikbaarheid) en het voedselaanbod.
Nieuwsbrief mei 2015 & Jaaroverzicht 2014 - Werkgroep Grauwe Gors
7
Zuivere wintergroep grauwe gorzen. Hier 98 individuen zichtbaar op de foto. Laar, januari 2015. (Foto: Rémar Erens)
De inspanningen voor de tellingen doorheen de winter 2014-2015, waren behoorlijk hoog waardoor er een goed beeld verkregen werd van de werkelijke situatie op het terrein. Dat blijkt ook uit de resultaten van de wintertellingen die een logisch en gelijkmatig patroon laten zien doorheen de winter. Voor de winter 2013-2014 valt direct al op dat er minder telinspanningen gedaan werden. Dit heeft niet alleen met de weersomstandigheden te maken (zie verder), maar zeker ook met het ontbreken van voldoende tijd van de tellers. Hierdoor werden sommige telrondes in bepaalde gebieden niet uitgevoerd. De winterperiode van november 2014 tot en met april 2015 werd niet bepaald gekenmerkt door bijzondere weersomstandigheden. Enkel de maand november vertoont abnormaal hoge gemiddelde temperaturen (met weinig neerslag) en voor januari lag het neerslagtotaal bijzonder hoog. De overige maanden hadden normale waarden voor de gemiddelde temperatuur en het neerslagtotaal (KMI, 2015). De winter van 2013-2014 daarentegen, werd wel gekenmerkt door een aantal opvallende meteorologische omstandigheden. In november 2013 viel er veel neerslag en was de gemiddelde temperatuur normaal. In de daaropvolgende maanden, van december tot en met april, lagen de gemiddelde temperaturen echter abnormaal hoog (KMI, 2015). Het neerslagtotaal was dan telkens wel gemiddeld. Een zeer zachte ‘winter’ dus. Het feit dat er niet geteld werd in november 2013 en april 2014 heeft hier veel mee te maken. Bij zachte temperaturen zitten grauwe gorzen veel minder in groepen geclusterd en meer verspreid over de akkergebieden. Het aanwezige voedselaanbod (vooral op BO’s, akkerreservaten, korrelmaïsstoppels) doorheen de winter neemt natuurlijk af naarmate de winter vordert door consumptie van dat voedsel door allerlei (akker)fauna. Daarnaast bepaald de aan- of afwezigheid van sneeuw in belangrijke mate de
Nieuwsbrief mei 2015 & Jaaroverzicht 2014 - Werkgroep Grauwe Gors
8
voedselbeschikbaarheid. Indien er sneeuw ligt kan immers een aanzienlijk deel van het wintervoedsel voor grauwe gorzen onbereikbaar zijn. Wanneer de waargenomen aantallen grauw gorzen tijdens de twee winters (2013-2014 en 20142015) vergeleken worden, blijkt het volgende; -
-
-
Doorgaans lagere aantallen grauwe gorzen in de winter van 2013-2014 t.o.v. 2014-2015, het gevolg van de bijzonder hoge temperaturen en het ‘te’ verspreid zitten van de grauwe gorzen waardoor ze minder gevonden en geteld kunnen worden. Ondanks zachte winter en redelijk voedselaanbod toch een behoorlijke aanzwelling van de aantallen in februari 2014. Het merendeel van de 447 getelde gorzen zaten verspreid over slechts 5 locaties in Haspengouw. Situatie te vergelijken met februari winter 2014-2015. De aantallen voor maart 2014 bleken in Vlaams-Brabant onderteld te zijn. De werkelijke aantallen liggen vermoedelijk dichter bij het maximum van voorgaande maand. Het relatief lage wintermaximum voor maart 2014-2015 valt vooral te verklaren door het zachte lenteweer tijdens de telling. Hierdoor; minder clustering van grauwe gorzen rondom wintervoedselakkers, uiteenvallen van de wintergroepen, verplaatsingen naar broedgebied.
In Wallonië werden de afgelopen winter slechts een handvol waarnemingen van grauwe gorzen gedaan. Het betrof meestal één enkele vogel of een klein groepje (10-20 ex). Er zouden geen grote overwinterende groepen gekend zijn (med. Thierry Ory, PACO). Zeer waarschijnlijk overwintert een aanzienlijk deel van de Waalse broedvogels samen met de Vlaamse broedvogels in de Haspengouwse akkergebieden.
Weelderige ellende tijdens wintermaanden (Rémar, Robin) Toen er in de jaren 2006-2007 gestart werd met het experimenteel, lokaal en gericht bijvoederen van grauwe gorzen in Haspengouw, als absolute en tijdelijke noodmaatregel, bleek dat al snel goed te werken. Toch werd er vooral ingezet op het bereiken van een duurzamer systeem waarbij er door landbouwers of andere terreinbeheerders graan geteeld wordt dat ’s winters blijft staan. Deze eenvoudige maatregel werd in enkele Vlaamse akkerreservaten ontwikkeld in de jaren voordien om het grote tekort een wintervoedsel voor akkervogels te verbeteren. Sinds 2008 biedt de VLM via een pakket met beheerovereenkomsten voor akkervogels de mogelijkheid aan boeren om onder meer de maatregel van overstaand graan toe te passen om zo die wintersituatie voor (akker)vogels te verbeteren. Dit zorgde vanaf 2009 voor een toenemende oppervlakte aan overwinterend en overstaand graan (en/of zaad) en bijgevolg voor een behoorlijke verbetering van de wintervoedselsituatie in de daarop volgende jaren. Bij ons ontstond stilaan de perceptie dat we elke winter minder zouden moeten bijvoederen om het voedseltekort voor groepen overwinterende grauwe gorzen op te vangen. Dan zouden we ons ultieme doel van het bijvoederen (deze noodmaatregel overbodig maken) hebben bereikt.
Nieuwsbrief mei 2015 & Jaaroverzicht 2014 - Werkgroep Grauwe Gors
9
Afgelopen winter bleek nog maar eens duidelijk dat we zover nog lang niet zijn. Ondanks de goede inspanningen van landbouwers en bedrijfsplanners waardoor er al een aanzienlijk areaal aan BO’s met wintervoedsel zijn aangelegd, heerste er tijdens de voorbije wintermaanden (2014-2015) weer groot voedseltekort. Al vanaf medio december 2014 was er nog amper voedsel te vinden op die wintervoedselveldjes in Haspengouw, terwijl de echte winter nog moest beginnen. Ons bijvoederprogramma schoot (noodgedwongen) weer volop in gang om de hongerige grauwe gorzen door de winter te helpen. De reden voor het beperkte voedselaanbod op de BO’s tijdens de voorbije winter is volgens onze waarnemingen tweeledig; enerzijds speelde een behoorlijk hoge muizenstand nadelig in de kaarten van zaad etende akkervogels en anderzijds lijkt een te extensief Bijvoederplaats met uitgestrooid graan, Outgaarden, akkerbeheer (beperkt onderhoud, januari 2015. (Foto: Rémar Erens) bodemcondities) tijdens de voorbije jaren op de percelen met een BO vogelvoedselgewas te leiden tot een dalende opbrengst en dus wintervoedsel. De relatief hoge knaagdierpopulaties (vooral veldmuizen) in 2014 volgde op een jaar met vrij lage muizenactiviteit (2013). Al vanaf de lente van 2014 nam de muizenactiviteit in de akkers zichtbaar toe. Dit leidde al van bij het afrijpen van het graan op de BO’s tot een hoog aantal graan consumerende dieren (muizen, ratten, ree, fazant,…). Voordat het echt winter werd, waren bijgevolg heel wat BO’s al volledig leeggegeten. Toch was de muizenstand hier zeker niet extreem hoog zoals dat bijvoorbeeld wel recent in bepaalde regio’s van Nederland het geval bleek te zijn. Een te extensief akkerbeheer op percelen met een BO vogelvoedselgewas blijkt te resulteren in een ruderalisering met opbrengstverlies tot gevolg. Een nadelige combinatie in het voorzien van voldoende wintervoedsel. Al vanaf de derde decade van december 2014 waren grauwe gorzen in heel hun verspreidingsgebied (tussen Brussel en Maastricht) quasi volledig aangewezen op de voederplaatsen om aan het nodige voedsel te geraken. Naast een enkele korrelmaisstoppel en de laatste restjes graan of zaad in sommige BO’s, viel er bijna niets meer te halen in de Haspengouwse akkers. Enkel twee percelen Ruige haver (bio-teelt) te Landen-Hélécine die als groenbemester gezet werden en nog in zaad kwamen, betekende een toevallige en grote meerwaarde voor de gorzen. Zowel grauwe, geel- als rietgors foerageren graag op die haver. Dit leidde hier dan ook tot een vrij groot aantal overwinterende grauwe gorzen (zie eerder bericht in dit document). Toch bevatte ook deze setting niet voldoende voedsel om de aanwezige vogels de hele winter te voeden. Medio januari (16/01) moest ook hier gestart worden met bijvoederen. Grauwe gorzen verkozen eerst nog voornamelijk het haverperceel gezien de betere dekkingsmogelijkheden in vergelijking met een voederplaats langs struweel. Een gelijkaardig scenario deed zich voor op een groot (ruim 3ha) perceel tarwe te Widooie Nieuwsbrief mei 2015 & Jaaroverzicht 2014 - Werkgroep Grauwe Gors
10
(Tongeren) waarvan de oogst werd opgekocht door het ANB als maatregel voor de bescherming van de Hamster. Door op dit ‘vers’ perceel de regulier geteelde tarwe te laten staan gedurende de volledige winter, vonden vele soorten er een gedekte tafel, en dit tot en met het einde van de winter. Naast de situatie en de aantallen gorzen te Widooie, waren in de tweede helft van de winter 20142015 alle andere grauwe gorzen in Droog Haspengouw (99% van de Vlaamse populatie + aanzienlijk deel Waalse broedvogels) dus aangewezen op onze voederplaatsen. Slechts vijf intensief bevoorrade voederlocaties fungeerde er de hele winter als enige voedselbron voor deze gorzen. Deze winter op voederplaatsen en percelen met overstaand graan samen goed voor meer dan 500 grauwe gorzen (zie eerder, wintertellingen)!
Groepje grauwe gorzen met enkele geelgorzen in struweel nabij perceel met wintervoedsel. Waals Brabant, januari 2015. (Foto: Rémar Erens)
Hoge aantallen op een handvol locaties kan risicovol zijn op vlak van overleving (bv. predatie), maar ze hebben weinig keuze. De rest van het landschap ligt er dikwijls in de winter zo kaal en steriel bij dat er gewoonweg niets te halen valt. Die omstandigheden leiden vaak tot momenten waarbij tientallen grauwe gorzen tijdens het (bij)voederen direct komen aanvliegen en invallen op het vers uitgestrooide graan. En dat terwijl de afgelopen winter niet echt als streng te typeren valt. Veel gorzen samen, op slechts enkele tientallen vierkante meters met voedsel per voederplaats en relatief van dichtbij te observeren: weelderig maar tegelijk ook het gevolg van een behoorlijk ellendige situatie wat betreft de kwaliteit van hun leefgebied.
Nieuwsbrief mei 2015 & Jaaroverzicht 2014 - Werkgroep Grauwe Gors
11
Gehavende grauwe gorzen in beeld Dat grauwe gorzen het tijdens de winterperiode vaak zwaar te verduren hebben en behoorlijk kunnen afzien, valt (ook) duidelijk af te leiden uit hun verenkleed. Geregeld worden er tijdens de wintermaanden ‘gehavende’ grauwe gorzen waargenomen. Vogels met beschadigde veren, die bepaalde (delen van) veren missen of exemplaren die het volledig zonder staart moeten doen.
Het is iets dat wij al eerder vaststelden de afgelopen jaren. Voornamelijk tijdens het winterhalfjaar, maar soms ook in het broedseizoen. De oorzaak van zo’n beschadigde vogel kan verschillend zijn. Enkele hypothesen die wij hiervoor als voor de hand liggend vinden, zijn; -
-
-
Aanvallen van predatoren waarbij de relatief sterke grauwe gorzen alles op alles zetten om te ontkomen aan hun belager en daarvoor dus wel een veer durven laten, Een licht verzwakte algemene conditie (en dus kwaliteit verenkleed) als gevolg van slechte habitatkwaliteit en dus voortplantings- of overwinteringsomstandigheden waardoor veren minder goed tegen een stootje kunnen, terwijl ze juist meer aanspraak moeten doen op dat verenkleed (langere afstanden vliegen op zoek naar bv voedsel, meer gevaren ontwijken etc), Als gevolg van een gebrek aan kwalitatief goed voedsel tijdens de opgroei- (jonge vogels) en ruiperiode waarbij door die ongunstige omstandigheden minder sterke veren aangemaakt worden of een deel van de rui stop gezet wordt, Zware omstandigheden tijdens het broedseizoen voor met name de broedende vrouwtjes die dan veel energie moeten geven aan het bouwen van het nest en voeden van de jongen.
Een gebrekkig verenkleed is niet enkel nadelig voor de overleving van het individu, maar heeft zeer vermoedelijk ook gevolgen voor het volgend voorplantingsseizoen (bv. selectie partnerkeuze) en kan dus –gezien de kleine Belgische populatie die er nog over schiet- ook zijn invloed hebben op populatieniveau. Anderzijds is het ook normaal dat op populatieniveau de zwaksten er vroeg of laat tussenuit vallen.
Nieuwsbrief mei 2015 & Jaaroverzicht 2014 - Werkgroep Grauwe Gors
12
Boven en onder; grauwe gorzen met een beschadigd verenkleed, aangeduid met rode pijl of cirkel. (Foto’s: Rémar Erens)
Nieuwsbrief mei 2015 & Jaaroverzicht 2014 - Werkgroep Grauwe Gors
13
JAAROVERZICHT 2014 Broedden er kiekendieven in Haspengouw in 2014? (Carine, Chris, Robin en Rémar) Na het geslaagde broedgeval van een koppel Grauwe kiekendieven in 2012, gevolgd door een mislukt broedgeval (in vroege nestbouwfase) in 2013 (*) in Zuid-Limburg, werd er met spanning en hoop uitgekeken naar het broedseizoen van 2014. (*): zelfde mannetje als in 2012 (Duitse vogel), toen gepaard met een tweedejaars vrouwtje (alfa) en een mogelijke betavrouw aanwezig.
Blauwe kiekendief (Circus cyaneus) Tot diep in het broedseizoen werden af en toe blauwe kiekendieven waargenomen. Meestal vrouwtjes of ringtails en slechts een enkel mannetje. Zowel in Vlaams-Brabant als in de Zuid-
Nieuwsbrief mei 2015 & Jaaroverzicht 2014 - Werkgroep Grauwe Gors
14
Limburgse akkergebieden werden waarnemingen gedaan. Ondanks gerichte zoekinspanningen konden geen territoria vastgesteld worden. Het bleef bij schaarse waarnemingen van enkele vogels waarvan niet meer dan ‘overzomerend’ gemaakt kon worden. Toch blijft het goed opletten voor ‘stiekem’ broedende koppels. Typisch voor blauwe kiekendieven is dat ze uitermate schuw zijn, waarbij ze ontmoetingen met de mens of andere verstoring in hun gebied zoveel mogelijk proberen te mijden. Dit doen ze dan door stiekem achter bv. een glooiing van het landschap door weg te vliegen naar een rustiger gebied. Dit maakt ze dan ook een Jagende Blauwe kiekendief boven de akkers. Rutten, augustus 2014. (Foto: Chris Richerzhagen) vaak lastig te observeren soort. Grauwe kiekendief (Circus pygargus) Ook van grauwe kiekendieven vonden er gedurende het broedseizoen van 2014 enkele waarnemingen plaats (o.a. Outgaarden, Montenaken, Rutten). Helaas bleken het geen echte blijvers te zijn, maar tijdelijk pleisterende of rondzwervende individuen. Het mannetje dat in 2012 succesvol broedde (van Duitse oorsprong), werd in 2014 niet meer waargenomen in zijn voormalig broedgebied. In Wallonië probeerde 1 koppel te broeden in Waals Brabant, maar dat mislukte (med. T. Ory, PACO). In Henegouwen vond er vermoedelijk wel één succesvol broedsel plaats. Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus) De bruine kiekendief wordt meestal frequenter waargenomen in de Haspengouwse akkers dan de grauwe of blauwe. Vaak gaat het dan om subadulte vogels (meestal vrouwtjes) die behoorlijk aan’t ruien zijn. Het zijn doorgaans overzomeraars. Toen er op het plateau van Rutten (Limburg) tijdens het broedseizoen van 2014 niet enkel een vrouwtje, maar ook permanent een mannetje bruine kiekendief (3 KJ) werd waargenomen, ontstond er toch een vermoeden van een mogelijk broedgeval. Ondanks vele observaties bleef het onduidelijk of en waar er gebroed werd. Bruine kiekendieven kunnen zich tijdens de broedfase blijkbaar ook bijzonder clandestien gedragen.
Juveniele bruine kiekendief, één van de twee uitgevlogen vogels van het geslaagd broedsel. Rutten, 2014. (Foto: Carine Richerzhagen)
Totdat er op 25 juli voor het eerst een uitgevlogen juveniele bruine kiekendieven samen met het driejarig mannetje werd waargenomen. De vermoedens bleken juist. De exacte nestplaats kon niet meer getraceerd worden, maar er bestond wel een sterk vermoeden in welk perceel (wintertarwe)
Nieuwsbrief mei 2015 & Jaaroverzicht 2014 - Werkgroep Grauwe Gors
15
gebroed werd. De jonge vogels vlogen dus succesvol uit voordat de tarwe geoogst werd. Gedurende de periode 25 juli – 14 augustus vonden er geregeld prooioverdrachten plaats. Ondertussen leerden ze o.l.v. hun ouders onder meer jagen op het plateau totdat ze op 9 oktober voor het laatst gezien werden. Tijdens het broedseizoen werden er ook nog bijkomende waarnemingen gedaan van bruine kiekendieven; een 2KJ mannetje dat vanaf 23 mei constant aanwezig was en een tweede 3 KJ mannetje vanaf 25 juli. Elders in de regio (bv. in omgeving Vechmaal) waren er ook mogelijk broedverdachte waarnemingen, maar dit leverde uiteindelijk geen zeker broedgeval op. Aan de rand van Droog Haspengouw, in de Getevallei te Tienen, broeden er sinds enkele jaren bruine kiekendieven; 2012 2013 2014 2015
koppel aanwezig, broedsel mislukt in vroege (eileg)fase a.g.v. verstoring/predatie? idem 2012 1 man en 2 vrouwen aanwezig, 1 mislukt broedgeval en 1 geslaagd, 3 juv. succesvol uitgevlogen 2 broedparen
Deze broedvogels foerageren vanuit de vallei tot op de aangrenzende plateaus (akkergebieden) en benutten daar onder meer de enkele aangelegde BO's akkervogels. Gezien het frequent voorkomen van overzomerende immature of adulte bruine kiekendieven tijdens de afgelopen jaren, duidt op het aanzienlijk belang van de akkerplateaus in Droog Haspengouw als overzomeringsgebied. Er blijken duidelijk ‘goede’ en ‘slechte’ jaren te zijn met meer of minder overzomerende bruine kiekendieven (niet samenvallend met populatieschommelingen veldmuis).
Zijn er nog Hagelandse grauwe gorzen? (Robin) Aansluitend op de populaties Grauwe gorzen in Droog Haspengouw en het Brabants leemplateau vormen de broedgebieden van de Hagelandse grauwe gorzen de noordwestelijke rand van een voorlopig nog vrij aaneengesloten verspreidingsgebied van de resterende broedpopulaties grauwe gorzen op de leemplateaus met akkerbouw. In Limburg is de grauwe gors in de overgangsregio Vochtig Haspengouw al een tijd geleden verdwenen als broedvogel (laatste zingende ex in Brustem op 28/05/2010). Het Hageland is een brede overgangsregio van de leemstreek naar de Kempen en situeert zich tussen de Gete- en Demervallei in Oost-Brabant. Het Hageland is in vergelijking met Droog Haspengouw bosrijker en meer verspreid bebouwd. Toch zijn er in deze regio nog steeds een aantal typische Haspengouwse leemplateaus aanwezig. Het is in deze Hagelandse akkerbouwgebieden dat zich tot voor kort nog op enkele plaatsen broedkoppeltjes grauwe gors zich wisten te handhaven. Hoewel deze akkergebieden vrij klein in oppervlakte zijn hebben ze toch nog een sterke aantrekkingskracht op akkervogels. Dankzij het achterwege blijven van ruilverkavelingen in enkele gebieden is er nog steeds een relatief kleine perceelgrootte wat resulteert in een hoger areaal akkerrand, meer variatie tussen en binnen teelten,
Nieuwsbrief mei 2015 & Jaaroverzicht 2014 - Werkgroep Grauwe Gors
16
onverharde wegen en meer graasweiden in de rand. In deze gebieden doen soorten als veldleeuwerik en vooral patrijs het wat betreft dichtheid aan territoria nog relatief goed in vergelijking met de meest grootschalige delen van Droog Haspengouw. Tot en met 2011 was de soort in het Hageland nog als broedvogel aanwezig in verschillende gebieden zoals de akkergebieden rond Sint-Margriet-Houtem en Oplinter, Zuurbemde (Kersbeekveld) en Tielt-Winge (Kiekenbosveld). Het Kiekenbosveld ten noorden van het Walenbos te Tielt-Winge is jarenlang, sedert de tellingen voor de broedvogelatlas 2000-2002, het meest noordelijk resterend broedgebied in België geweest. Tot 2010 kwamen hier jaarlijks nog enkele koppels tot broeden maar na de waarneming van een zingend mannetje op 17 mei 2011 werd de grauwe gors hier de daar op volgende broedseizoenen niet meer opgemerkt. Ook niet tijdens de winterperiode ondanks enkele winterveldjes voor de akkervogels in de rand van het Kiekenbosveld. Deze gorzengerichte maatregelen waren ook al aanwezig in de laatste jaren dat er nog grauwe gorzen in het Kiekenbosveld nestelden maar ook toen verkozen ze elders te gaan overwinteren, mogelijks op de akkerreservaten en BO’s regio Tienen en Hoegaarden. Vanaf 2012 bleek de teloorgang van de laatste Hagelandse broedende grauwe gorzen een feit. Er waren dat jaar in het Hageland nog maar een handvol koppels grauwe gorzen present en het broedsucces was dat jaar – zoals voor vele soorten – barslecht door de koude en natte weersomstandigheden gedurende het broedseizoen van 2012. In het Kloosterveld te Oplinter zongen aanvankelijk 2 mannetjes bij 2 perceeltjes met luzerne. In dit luzerneveld met een open structuur (o.a. veel paardenbloem, zie foto) bleek de nestgelegenheid en voedsel aanwezig om een vroeg legsel te starten met eileg eerste helft van mei en uitvliegen van de jongen eind mei of begin juni. Een belangrijk gegeven omdat er in de zomer dan de mogelijkheid is om een tweede broedsel te voltooien in tarwe of biet. Eind mei bleek er nog maar 1 koppel grauwe gors present en werden er juvenielen gevoederd in de luzerne. Door het fout lopen van afspraak om op de Zicht op het Kloosterveld met vooraan het kruidenrijke luzerneveldje. (Foto: hoogte te zijn van maaidatum Rémar Erens, juni 2013) werden de jongen uitgemaaid eind mei 2012. Elders ten oosten van Tienen in het Windmolenveld en Kosterveld te Oplinter en Sint-MargrietHoutem werden in totaal nog 3 zangposten opgemerkt. Vanaf 2012 bleek het Kersbeekveld te Zuurbemde en Kersbeek de meest noordelijke broedplaats te zijn in het Hageland. Op 10 juli 2012 werd hier nog een zingende grauwe gors waargenomen.
Nieuwsbrief mei 2015 & Jaaroverzicht 2014 - Werkgroep Grauwe Gors
17
2013 was vrij vergelijkbaar met het jaar voordien. Vrijwel even slechte weeromstandigheden gedurende het broedseizoen. Ook de winters in de periode 2011 – 2013 waren streng met enkele langere sneeuw- en vorstperioden. Deze twee gegevens bovenop het feit van decennialange sterke achteruitgang hebben ongetwijfeld geresulteerd in harde klappen voor de resterende grauwe gorzen. De meest noordelijke broedende grauwe gors van het Hageland in het Kersbeekveld bleek in mei present – o.a. zingend mannetje op 19 mei 2013 - maar tegen eind mei was het hier ook stil geworden. Bij een gericht bezoek om eventueel geluidsopnamen te maken van deze overgebleven Hagelandse grauwe gors - in het kader van een mogelijks onderzoek naar aanwezigheid van dialecten binnen de Belgische populatie – bleken de broedvogels niet meer present en de vermoedelijke nestplaats in een raaigrasveld bleek gemaaid. In het Kloosterveld te Utsenaken werden de grauwe gorzen ook in 2013 weer aangetrokken door het kruidenrijke luzerneveldje en toen slaagden ze er in om jongen groot te brengen! De winter had langer geduurd dan in 2012 en daardoor was alle groei en bloei - alsook zaadzetting paardenbloem als belangrijk lentevoedsel – op dat moment nog een week in vertraging. Eind mei en begin juni werd er druk gevoederd en op 4 juni konden minstens 2 jonge grauwe gorzen uitvliegen op de dag dat de luzerne gemaaid werd. Het zou dus goed kunnen dat er nog andere jongen waren die de verstoring door maaien of predatie niet overleefden. In het Windmolenveld en Kosterveld te Oplinter en SintMargriet-Houtem was het vanaf 2013 bijzonder stil tegen het einde van het broedseizoen terwijl er in het voorjaar minstens 2 verschillende zingende grauwe gorzen opgemerkt werden. 2014 bleek achteraf mogelijks het jaar van uitsterven van de Hagelandse grauwe gors te zijn. Zowel rond Oplinter als Sint-Margriet-Houtem werden gedurende het broedseizoen geen territorium houdende grauwe gorzen meer opgemerkt. Ook enkele bezoeken aan het Kersbeekveld leverden niets meer op. De slechte broedseizoenen en strengere winters van de voorafgaande jaren zouden wel eens een versnelde doodsteek kunnen betekend hebben. Dit voorjaar werden enkele gebieden als Kersbeekveld en Kloosterveld al gericht bezocht op zoek naar zingende grauwe gorzen maar zonder resultaat. Hopelijk biedt broedseizoen 2015 – net zoals voorbije jaar – terug betere omstandigheden voor de grauwe gorzen zodat de Haspengouwse kern behouden blijft en op termijn als bron voor herkolonisatie van de leeggelopen gebieden kan dienen.
Kersbeekveld in de Velpevallei, in 2012 werd hier wellicht voor het laatst effectief gebroed door grauwe gors. (Foto: Rémar Erens, juni 2013)
Nieuwsbrief mei 2015 & Jaaroverzicht 2014 - Werkgroep Grauwe Gors
18
Uit het archief: GoPro-beeld
Een foto-shot uit de GoPro-film-opnames. Hier enkele tientallen grauwe gorzen met o.a. geelgorzen in winterse omstandigheden op een voederplaats in Vlaams Brabant, februari 2013. (Foto: Werkgroep Grauwe Gors)
19
Nieuwsbrief mei 2015 & Jaaroverzicht 2014 - Werkgroep Grauwe Gors
Verslag: Nestbescherming Grauwe gors in erwt Juni 2014: Wat gepland stond als een zoek-dag naar eventueel broedende of overzomerende kiekendieven in de Belgische leemstreek, kreeg deels een andere wending, maar niet minder interessant. 18 juni 2014; een zonnige, aangenaam warme dag, in de grensregio van de provincies Luik, Waals en Vlaams Brabant, de ideale setting dus om naar broedverdachte kiekendieven te zoeken in Droog Haspengouw en aansluitende leemplateau’s.
Broedgeval grauwe gors Tijdens de eerste observaties van de dag, werd al snel een koppeltje grauwe gorzen (Emberiza calandra) opgemerkt die elk op hun eigen manier druk doende waren met de broedzorg. Het vrouwtje vloog af en aan met voedsel, het mannetje hield steeds de omgeving in de gaten, vloog geregeld met haar mee van en naar het nest en probeerde zo de kans op predatie of een indringer in hun territorium te verlagen. Opzich niets speciaals, in de betere akkergebieden van Droog Haspengouw broeden er immers en gelukkig nog geregeld grauwe gorzen. Maar daarbij wordt meestal in graanteelten (wintertarwe) of hakvruchten (suikerbiet) gebroed. Deze keer was dat niet zo, het koppeltje grauwe gorzen had een perceel erwten uitgekozen om in te broeden.
Het koppel grauwe gors nabij hun nest in erwttenteelt, vooraan het vrouwtje met voedsel (oa een spin) in haar bek voor de jongen, achteraan het oplettende mannetje.
Nieuwsbrief mei 2015 & Jaaroverzicht 2014 - Werkgroep Grauwe Gors
20
Erwtenteelt als geschikte (?) broedplaats Erwt (Pisum sativum) wordt als zomerteelt vrij laat gezaaid, maar vormt daarna als gewas wel een ideale broedgelegenheid, zo lijkt het toch in eerste instantie. De vrij lage, stevige en relatief dichte structuur van het gewas, mogelijk in combinatie met de aantrekkelijkheid van de vlinderbloemige voor insecten (voedsel voor de jongen!), zorgt er kennelijk voor dat grauwe gorzen hier graag in broeden (ref. eerdere ervaringen). Nadeel aan dit gewas is dat ze een kort groeiseizoen heeft en dus al vrij snel tijdens het broedseizoen geoogst wordt. Akkervogels zoals grauwe gors of veldleeuwerik – die eerder in het seizoen dit gewas als geschikte broedplaats hadden ingeschat- komen dan bedrogen uit. De kans dat hun jongen nog niet vliegvlug zijn vooraleer er geoogst wordt is namelijk vrij groot.
Nestbescherming nodig Op het moment dat het hierboven vernoemde koppeltje grauwe gorzen werd geobserveerd, werden de erwten op het perceel als oogstrijp ingeschat. Men kon dus elk moment beginnen te oogsten terwijl er midden in het perceel nog een nestje met jonge grauwe gorzen gevoerd werd. We moesten dus weten waar het nest zich precies bevond en welke leeftijd de jongen hadden. Door gerichte observaties vanuit de auto (als alternatieve schuiltent) en het niet schuwe gedrag van beide oudervogels, kon vrij snel (15 min.) de nestlocatie getraceerd worden. Het voorzichtig en volgens een bepaalde techniek benaderen van het nest, leerde dat er 4 jongen van ongeveer 7 dagen oud in zaten, nog niet vliegvlug … Een nestbeschermingsactie drong zich dus op.
Het goed verstopt nest tussen de erwtenplanten met 4 jonge grauwe gorzen.
Nieuwsbrief mei 2015 & Jaaroverzicht 2014 - Werkgroep Grauwe Gors
21
Contact met de VLM leerde ons dat we daags nadien pas over de contactgegevens van de gebruiker van het perceel konden beschikken. Per toeval ontmoetten we later op de dag de eigenaar van het perceel, die kwam kijken en controleren hoever de erwten stonden. Nu bleek dat er effectief op zeer korte termijn geoogst zou gaan worden. Een gezamenlijk terreinbezoek en uitleg over de situatie m.b.t. de grauwe gorzen werd als zeer positief ervaren. De vraag of er rekening gehouden kon worden met het nest en of we eventueel een nestbescherming (aanduiding) mochten plaatsen, bleek voor de eigenaar geen probleem te zijn, maar moest wel nog besproken worden met de gebruiker van het perceel. Dankzij de actieve medewerking van enkele bedrijfsplanners van de VLM, kon ook met de erwtenteler afspraken gemaakt worden. Diezelfde dag nog werd er een nestbescherming geplaatst. Tegelijk wisten we dat de oogst binnen enkele dagen (maar tevens ook elke dag) van start zou kunnen gaan en dat de nestlocatie eventueel gespaard kon blijven van de oogst. De nestbescherming die geplaatst werd fungeerde voornamelijk als markering van de zone met het nest zodat die tijdig gezien zou worden door de loonwerkers bij het oogsten. Om bepaalde predatoren gericht buiten te houden, zou een betere nestbescherming nodig zijn. Anderzijds werden tot op heden nog geen gepredeerde nesten van grauwe gorzen door hermelijn, kat, vos of andere roofdieren door ons opgemerkt. De nestbescherming werd vrij vlot door de oudervogels aanvaard.
Zicht op de nestlocatie met nestbescherming/-aanduiding.
De volgende dagen werd er zowat elke dag post gevat in de nabijheid van het perceel. Zodoende kon er interessante informatie over de broedecologie en het habitatgebruik verzameld worden. Tegelijk werd er opgelet of men al met de oogst zou beginnen en kon er worden ingeschat of het nodig zou zijn om bijkomende beschermingsacties te moeten ondernemen.
Oogst van start 5 dagen later, op 23 juni werd er al vanaf 6h ’s morgens geobserveerd in de buurt van het nest. De erwten stonden nog steeds op het veld, maar ze waren ondertussen wel (over)rijp. Men zou elk
Nieuwsbrief mei 2015 & Jaaroverzicht 2014 - Werkgroep Grauwe Gors
22
moment kunnen aankomen en beginnen met de oogst. Uit de eerste observaties van die ochtend bleek dat twee jongen het nest (en de nestbescherming) verlaten hadden en elk uitgevlogen waren naar een naburig en verschillend perceel met wintertarwe. De andere 2 jongen bevonden zich nog in het erwtenperceel, de ene in of vlakbij het nest, de andere enkele tientallen meters verderop. Dit waren de jongste twee van het nest die wel al uitgelopen waren, maar nog niet of niet goed konden vliegen. De vier jongen werden nog steeds en afwisselend door het vrouwtje gevoederd. Even later, omstreeks 6h40 verschenen in de verte o.a. de erwten-oogstmachines. Grote, groengele landbouwmachines, deels op rupsbanden…
Erwtenoogst in volle gang: de Ploeger-machine maait de erwtenplanten, haalt de erwtjes uit de peulen en spuit het loof + lege peulen terug op het veld. De geoogste erwtjes worden geledigd en getransporteerd door tractor + laadkar.
Bij aankomst werd direct overlegd met de landbouwer (erwtenboer). Het onhandige aan de situatie was dat de twee laatste jongen niet in eenzelfde zone van het perceel zaten en zich bovendien ook niet meer binnen de nestbescherming bevonden. Juveniele, uitgelopen grauwe gorzen zijn bovendien ook zeer moeilijk te vinden in een uniform en qua structuur vrij dicht gewas als erwt. Dus de jongen zoeken en verplaatsen werd wel geprobeerd (met hulp van de erwtenboer!), maar had geen resultaat. Er werd uiteindelijk overeen gekomen dat een hoek van het perceel (+/- 4 are, daar waar 1 van de 2 jongen in zat) niet geoogst zou worden en dat de zone met het nest (na het opruimen van de nestbescherming) wel mee geoogst kon worden.
Nieuwsbrief mei 2015 & Jaaroverzicht 2014 - Werkgroep Grauwe Gors
23
Het deel van het erwtenperceel dat niet (later) geoogst werd en bleef staan i.f.v. de jonge grauwe gorzen.
Aangezien het niet precies duidelijk was waar ondertussen het laatste jong zich ophield en tot waar de loonwerkers precies zouden oogsten (met het oog op het beperken van opbrengstverlies), werd er nog snel extra geobserveerd en gezocht naar dat ene jong. Maar door de verstoorde situatie leverde dat niet veel op.
Meeuw eet gors Tijdens de oogstwerkzaamheden hielden beide oudervogels zich op een afstand. De observaties vanaf de kant van het perceel of vanuit de auto gingen echter voort. Er werd wel wat gevreesd voor dat laatste jong want de buitenste 2 banen die geoogst werden langs de overstaande zone erwt, was nu juist de locatie waar dat ene jong voor het laatst gevoederd werd. Het was niet duidelijk of het ondertussen al verder richting de veilige zone of het naastgelegen gewas was gekropen, gelopen of gevlogen. Nu de oogst volop bezig was en het gewas op minstens de helft van het totale perceel afgemaaid was, waren de eerste opportunisten zoals kraaien en meeuwen al gearriveerd. Vanuit het observatiepunt werd van dichtbij waargenomen hoe een Kokmeeuw een vrij grote ‘prooi’ (oogstslachtoffer) oppikte en ermee wegvloog terwijl ze belaagd werd door andere meeuwen. Het bleek om een ‘kuiken’ te gaan waarvan de lange poten direct opvielen, typisch voor … grauwe gors.
Nieuwsbrief mei 2015 & Jaaroverzicht 2014 - Werkgroep Grauwe Gors
24
Wegvliegende Kokmeeuw met de dood-gedorste juveniele grauwe gors.
Het betrof inderdaad dat ene jong dat niet tijdig op een veilige plek geraakte en ook niet gevonden kon worden. Hetgeen waarvoor gevreesd werd, bleek werkelijkheid te zijn: het vierde jong overleefde de oogstmachine niet en werd samen met het erwtenloof terug op het land gespoten. Door het toesnellen van de waarnemer in de richting van de wegvliegende meeuw die het dode grauwe gors-jong in zijn bek hield, liet deze laatste zijn ‘prooi’ vallen en kon vervolgens door de waarnemer rustig bekeken, gefotografeerd en ingezameld worden. Een schrale troost voor de moeite. De loonwerkers die na de oogst zich de tijd namen om te komen kijken gaven blijk van oprechte interesse enerzijds en gedeelde spijt voor het gesneuvelde grauwe gors-jong anderzijds.
Nieuwsbrief mei 2015 & Jaaroverzicht 2014 - Werkgroep Grauwe Gors
25
De juveniele grauwe gors die niet tijdig uit het te oogsten perceel erwt geraakte, hier slechts enkele minuten dood nadat het de oogstmachine niet overleefde en door een Kokmeeuw opgepikt en weer gelost werd.
Nadat het gehele perceel geoogst was en de rust teruggekeerd, kwamen de oudervogels al snel terug en zochten duidelijk maar tevergeefs naar hun vierde jong op de geoogste akker met het teruggespoten erwtenloof. Drie van de vier jongen hebben het ondanks de vroege oogst overleefd, waarvan één van die drie dankzij de afspraken die gemaakt konden worden met de landbouwer.
Ecologische val Zowel voor als na de oogst was er steeds veel leven in en rondom het erwtenperceel. Zo broedde er ongetwijfeld ook één of meerdere koppels veldleeuweriken en gele kwikstaarten in het perceel. Dit duidt nog maar eens op de aantrekkelijkheid van de erwtenteelt als geschikte broedplaats voor diverse akkervogels. Tegelijk geeft het hierboven uitvoerig beschreven voorbeeld ook het grote risico op nestverliezen door vroegtijdig oogsten of uitmaaien aan. De combinatie van deze twee (geschikte broedplaats en vroegtijdig maaien) is trouwens een typisch voorbeeld van een ecologische val waar akkervogels geregeld onder te leiden hebben.
Tekst en foto’s: Rémar Erens en Robin Guelinckx
Nieuwsbrief mei 2015 & Jaaroverzicht 2014 - Werkgroep Grauwe Gors
26