Welkome vereenvoudiging of vermeende bezuiniging? Het is gebracht als een belangrijke verbetering, het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding
monumenten. Inderdaad is een aantal procedures verkort en vereenvoudigd, maar het Brim blijft een complex van gevarieerde regelingen voor diverse categorieën monumenten. En financieel schiet de monumentenwereld er niets mee op. De Federatie Monumentenwacht Nederland denkt zelfs dat menige monumenteigenaar slechter af is dan in de oude situatie. Een paar kanttekeningen.
Eigenaren van woonhuizen en woonboerderijen, goed voor ongeveer twee derde van de ruim 50.000 rijksmonumenten, komen volgens het Brim niet meer voor subsidie in aanmerking. Wel kunnen zij, via Belastingdienst en Nationaal Restauratiefonds (NRF), een laagrentende lening afsluiten om de instandhoudingskosten mee te financieren. Ook is meestal fiscale aftrek mogelijk. Hoewel deze eigenaren zónder subsidie en mét lening financieel waarschijnlijk wat minder goed af zijn, weegt het voordeel van de snelle afhandeling zwaar. Hun reacties op de korte en correct uitgevoerde beslissingstrajecten zijn positief.
geschoven, dus wie buiten de boot valt, moet wachten tot het volgende jaar en dan – zeer tijdig – opnieuw zijn aanvraag indienen.
De meeste problemen doen zich voor in de categorie ‘overige monumenten’. Dat zijn er ongeveer 14.000, variërend van kalkoven tot kasteel en van kapel tot kathedraal. Vaak betreft het grote, complexe en bewerkelijke bouwwerken. Voor deze rijksmonumenten blijft in het Brim een subsidieregeling van kracht. De aanvraag hiervoor loopt via de Rijksdienst voor Acheologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM, voorheen RDMZ). Het NRF betaalt de subsidie uit. Als de aanvraag compleet is ingediend – wat vaak geen sinecure is – neemt de RACM binnen 13 weken een beslissing over de subsidietoewijzing. Dat klinkt goed, maar er zitten wel wat adders onder het gras.
Het Brim mag strikt genomen geen bezuinigingsmaatregel worden genoemd, omdat in totaal een zelfde budget beschikbaar is als voor de voorgangers Brrm en Brom. Omdat dit budget echter bij lange na niet toereikend is, zijn er maxima ingesteld per aanvraag. Hierdoor zullen plannen voor grotere ingrepen vaak niet adequaat kunnen worden uitgevoerd, vooral bij werkzaamheden op hoogte. In bepaalde gevallen kan een beroep worden gedaan op het ‘restauratieartikel’ uit het Brim (artikel 43), maar het lijkt erop dat de Rijksdienst dit slechts bij hoge uitzondering wil toewijzen.
Zo is er jaarlijks een vast totaalbedrag beschikbaar voor alle aanvragen. Omdat de aanvragen worden afgehandeld op volgorde van binnenkomst, is de kans groot dat snel in te dienen, relatief eenvoudige plannen het budget voor de meer complexe plannen wegkapen. Er wordt niet door-
8
Merkwaardig genoeg kan ook de nummering van de rijksmonumenten ongelijke subsidiekansen veroorzaken. Dit komt doordat per rijksmonumentnummer maar één aanvraag kan worden ingediend. Soms valt onder zo’n nummer een volledig kasteelcomplex, soms heeft elk bouwdeel een eigen nummer. In dat laatste geval zijn de aanvragen eenvoudiger en heeft de eigenaar meer ijzers in het vuur. Bovendien zit hij veel minder snel aan aan de maximale subsidiabele kosten. Hoe meer nummers per complex, hoe gunstiger dus.
Zo zitten er meer haken en ogen aan het Brim. Voeg daarbij de papierwinkel en te voorziene complicaties rond de vergunningverlening en de conclusie is duidelijk. Het Brim is, wat betreft de subsidiepoot, een moeilijk te hanteren regeling geworden, met resultaten die gemakkelijk als onrechtvaardig worden ervaren. In de grond komen vrijwel alle problemen voort uit één groot manco: een volstrekt ontoereikend totaalbudget. Daarom wordt het Brim door menig eigenaar, terecht of niet, als een bezuinigingsmaatregel beleefd.
Colofon Monumentenwacht Nieuwsbrief is een uitgave van de Monumentenwachten van Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel en Flevoland, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg, en de Federatie Monumentenwacht Nederland. Samenstelling, eindredactie en coördinatie Rik de Groot, Dries Kuijpers, Geert van der Varst Vormgeving en productie Inpladi BV, Cuijk Redactieadres Monumentenwacht Noord-Brabant Sparrendaalseweg 5 5262 LR Vught Telefoon 0411 - 64 33 66 0411 - 64 34 05 Telefax
[email protected] E-mail Overname van artikelen uit deze nieuwsbrief is toegestaan mits de bron wordt vermeld. ISSN 1567 - 1399
Foto voorzijde: Michel Siebum van Monumentenwacht Drenthe in actie op het dak van Huize Echten (omgeving Hoogeveen)
Monumentenwacht Nieuwsbrief | juni 2006
MONUMENTENwacht Juni 2006
N i e u w s b r i e f
F is c al e a ft re k bij tij ds ve r r e k e n e n O n d e rh o u d v e n s t er s W e r k za a mh e de n b u n de l e n ? K an tte k e n in ge n bij h e t Br im
Belastingdienst Bureau Monumentenpanden schept duidelijkheid vóór aanvang van de werkzaamheden
Laat fiscale aftrek bijtijds ver De kosten om een rijksmonument in een bruikbare staat te brengen en te houden zijn al vele jaren fiscaal aftrekbaar. De recente inwerkingtreding van het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (Brim) verandert daar niets aan. De vraag welke maatregelen wel en niet onder de aftrek vallen, blijft dan ook actueel. “Het uitgangspunt is dat de kosten van instandhouding wel aftrekbaar zijn, maar die van verbetering niet”, zegt Hein Vessies van het Bureau Monumentenpanden van de Belastingdienst (BBM). In dit artikel meer over de (on)mogelijkheden van fiscale aftrek.
De meeste eigenaren van rijksmonumenten komen in aanmerking voor fiscale aftrek van instandhoudingskosten. Deze kosten kunnen in principe ‘gewoon vóór 1 april’, dus achteraf, worden opgevoerd bij de aangifte inkomstenbelasting voor het voorbije jaar. Ze worden dan verrekend met de andere posten en in veel gevallen kan de monumenteigenaar een van de daaropvolgende maanden een teruggave van de Belastingdienst tegemoet zien. Hij moet dan wel kunnen aantonen dat de werkzaamheden noodzakelijk waren en dat het uitsluitend instandhoudingsmaatregelen betrof.
Duidelijkheid vooraf Omdat dit ‘bewijs’ achteraf altijd moeilijker is te leveren dan vooraf, én omdat het bij instandhoudingsmaatregelen vaak om flinke bedragen gaat, biedt de Belastingdienst de mogelijkheid om al vóór aanvang van de werkzaamheden de fiscale aftrek (voorlo-
Taxateur komt kijken Als u bij het BBM een complete aanvraag voor fiscale aftrek hebt ingediend, zult u in veel gevallen bezoek krijgen van een taxateur. Dit zijn gespecialiseerde medewerkers van de Belastingdienst die de situatie ter plaatse beoordelen en aan het BBM adviseren over de aftrekbaarheid van de voorgenomen maatregelen.
2
pig) te laten bepalen. Deze werkwijze biedt twee belangrijke voordelen. Ten eerste worden moeilijke discussies over wat wel en niet aftrekbaar is voorkomen. Ten tweede heeft de aanvrager tijdens de werkzaamheden meer financiële armslag. De aftrekbare kosten kunnen namelijk al in het lopende jaar worden verrekend, in maandelijkse termijnen. Wie voor deze vooraftrek in aanmerking wil komen, moet zich wenden tot het Bureau Monumentenpanden, een gespecialiseerd onderdeel van de Belastingdienst, gevestigd in Amersfoort. Hein Vessies is een van de deskundigen die zich hier buigt over de aanvragen voor fiscale (voor)aftrek. Hij draait al een poosje mee en weet dat de bepalingen in de loop der tijd nogal eens veranderd zijn. Wat betreft de rijksmonumenten bleef de essentie echter hetzelfde. “De kosten die je moet maken om de bestaande situatie naar behoren in stand te houden, zijn aftrekbaar. De fiscus kent het begrip restauratiekosten niet, maar je moet denken aan kosten voor reparatie, vervanging van versleten onderdelen en groot onderhoud. Herstel van een lekkage, het vernieuwen van een rieten dak en buitenschilderwerk zijn bijvoorbeeld aftrekbaar.”
Eigenaarslasten En binnenschilderwerk? “Nee, normaal gesproken niet. Dat valt namelijk onder de huurderslasten en die zijn niet aftrekbaar. We gebruiken die term – ook als er helemaal
geen huurder is en de eigenaar zelf het pand bewoont – om onderscheid te maken met de eigenaarslasten, die wel aftrekbaar zijn. Een lekkende kraan repareren, een plafond witten, een deurslot vervangen, een nieuwe plank in de vloer zetten, dat zijn zaken die een huurder zou bekostigen, en daarom niet aftrekbaar. Maar de verrotte balken onder de vloer vervangen, dat zijn weer eigenaarslasten. Vaak hebben die te maken met het casco van het gebouw, met het onroerende goed.”
“Wat er niet was, kan nu eenmaal niet onderhouden worden.” Belangrijk om te weten is dat verbeteringskosten uitdrukkelijk niet aftrekbaar zijn, geeft Vessies aan. Wat houdt dat in? “Het betekent dat wij alleen meebetalen aan maatregelen die de bestaande situatie en kwaliteit in stand houden. Als de oude kozijnen met schuiframen niet meer te redden zijn, zijn de kosten om zulke zelfde ramen te laten maken en plaatsen, volledig aftrekbaar. Maar als de eigenaar dubbel glas wil, of isolerend enkel glas, of een ander sluitingssysteem, zijn de meerkosten daarvan niet aftrekbaar. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor het aanbrengen van een dakkapel of het installeren van een veel luxueuzere keuken dan de oorspronkelijke. Wat er niet was, kan nu eenmaal niet onderhouden worden.” Geldt dat ook als je authentieke elementen terugbrengt in het monument? Dus bij-
Monumentenwacht Nieuwsbrief | juni 2006
rekenen! voorbeeld net als vroeger weer glas-in-lood aanbrengt in een bovenlicht, of hardboarddeuren vervangt door originele paneeldeuren? “Ik begrijp heel goed dat mensen hier soms teleurgesteld over zijn, maar ook dan voeg je iets toe wat er niet was. De fiscus betaalt dan niet mee aan de meerkosten.”
Maatwerk Stel nu eens dat de oude luiken nog op zolder liggen. Ze moeten alleen wat worden opgeknapt. Zijn de kosten daarvan dan aftrekbaar? “Dan valt daarover te praten. Je betreedt in zo’n geval een grijs gebied, wat op zichzelf overigens niet zo bijzonder is. Ik zeg vaak dat in restauratieland niets hetzelfde is. Het gaat telkens om maatwerk. De wet en de jurisprudentie kunnen niet in alles voorzien. In zulke situaties proberen we zo veel mogelijk in de geest van de fiscale wetgeving te handelen. De belangrijkste vraag daarbij is wat redelijk is. In het geval van de luiken denk ik dat de eigenaar een goede kans maakt. Als hij tenminste aannemelijk kan maken dat ze altijd bij het pand hebben gehoord.” Bij restauraties wordt soms authentiek materiaal hergebruikt. Een andere keer blijkt het verstandiger om een moderne vervanger toe te passen. Maar in beide gevallen kunnen de materiaalkosten aanzienlijk zijn. Stelt de fiscus een limiet aan wat vervangende materialen mogen kosten? “Ook hier geldt het principe van de redelijkheid. Als in een schouw een stuk of tien tegeltjes zijn beschadigd en je hebt die voor tweehonderd euro vervangen, is er geen probleem. Maar als elk tegeltje tweehonderd euro gaat kosten, zullen wij daar waarschijnlijk niet mee instemmen.”
Fiscale aftrek bepaalt leenbedrag Eigenaren van woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie krijgen als gevolg van het Brim geen subsidie meer, maar kunnen wel een laagrentende lening afsluiten bij het Nationaal Restauratiefonds. Het maximaal te lenen bedrag wordt gebaseerd op de werkelijke fiscaal aftrekbare kosten en bij aanvragers die geen recht hebben op belastingaftrek (bijvoorbeeld vanwege een nieuwe bron, zie kader) op de fictieve aftrekbare kosten.
kranen kunt besparen. Maar zoals gezegd kan ik alleen de fiscale regels toepassen. Als versleten of afgekeurde dakhaken worden vervangen, betaalt de fiscus wel mee.”
Moeite waard Vessies haalt een overzicht tevoorschijn van de bedragen waarvoor monumenteigenaren de afgelopen jaren belastingaftrek aanvroegen. “Een derde van de verzoeken betreft bedragen tot € 50.000, een derde bedragen van € 50.000 tot € 200.000 en een derde zit daarboven, waarvan enige tientallen aanvragen boven het miljoen. Ik zeg erbij dat de toegewezen bedragen lager kunnen uitvallen dan de aanvragen, maar je begrijpt wel dat fiscale aftrek in de meeste gevallen zeer de moeite waard is.” Over de fiscale regels en uitzonderingen valt uiteraard veel meer te vertellen dan in dit korte bestek mogelijk is. Het belangrijkste advies aan monumenteigenaren met plannen voor groot onderhoud en restaura-
tie is daarom tijdig contact op te nemen met het BBM. Via de Belastingtelefoon, maar nog handiger via www.belastingdienst.nl, is nadere informatie verkrijgbaar. Aanvraagformulieren kunnen van de website worden gedownload. “Als een aanvrager ons in één keer alle vereiste stukken voorlegt, garanderen wij dat hij binnen tien weken weet waar hij fiscaal gezien aan toe is. Maar meestal zijn we sneller”, besluit Hein Vessies.
Nieuwe bron? Geen aftrek! Als restauraties zeer ingrijpend zijn en de aard en functie van het object veranderen, kan er fiscaal gezien een ‘nieuwe bron’ ontstaan. Dit is het geval bij 2 à 2,5 procent van de aanvragen. Er wordt dan geen fiscale aftrek verleend. Klassieke voorbeelden zijn de watertoren waarvan het reservoir als woning gaat dienen, het pakhuis dat wordt omgebouwd tot appartementen en de onbewoonbaar verklaarde boerderij die opnieuw in gebruik wordt genomen. Maar er doen zich ook regelmatig minder duidelijke gevallen voor. De jurisprudentie komt geleidelijk aan wat meer tegemoet aan de belangen van de aanvrager. Zo heeft de fiscus enkele zaken verloren waarbij het woongedeelte van een boerderij werd uitgebreid naar de stal.
Klopt het dat veiligheidsvoorzieningen, zoals dakhaken, trappen en leuningen, niet fiscaal aftrekbaar zijn? “Dat hangt ervan af. Ook hierbij geldt dat als de voorzieningen er nooit zijn geweest, ze niet worden vergoed. Natuurlijk weet ik best dat je met dakhaken veel hogere kosten voor steigers of
juni 2006 |
Monumentenwacht Nieuwsbrief
3
Zonder vensters geen (ge)zicht Er zijn veel elementen die het aanzien van een monument bepalen, die het gebouw zijn uitstraling geven. Waarschijnlijk zijn de vensters daarvan het belangrijkste. De plaats, de vorm, de hoeveelheid, de detaillering en de kleur van kozijnen, ramen en luiken bepalen in hoge mate hoe een gebouw overkomt. Alle reden dus om vensters goed te onderhouden.
vaste deel hiervan voorzien van (gekleurd) glas-in-lood. Vervolgens ontstonden in de twintigste eeuw, vanuit de elkaar snel opvolgende architectuurstromingen, vele nieuwe varianten. Ook werden vaker stalen kozijnen toegepast.
Onderhoud spannen. Daarna werd het gebruikelijk houten kozijnen toe te passen. Hiervoor werd lange tijd uitstekend hout uit de directe of wat verdere omgeving gebruikt, zoals eiken en fijndradig grenen. Na de Tweede Wereldoorlog werd men, ook in de restauratie, steeds meer aangewezen op het minder duurzame en bovendien vaak slecht gezaagde en geprepareerde vurenhout en grofdradig grenen met veel spint. Het bekende adagium in de monumentenzorg dat behouden voor vernieuwen gaat, is dan ook bij uitstek van toepassing op vensters. Het hout van oude kozijnen is bijna altijd kwalitatief beter en historisch meer verantwoord dan dat van nieuwe. Breek aangetaste kozijnen daarom nooit zomaar weg! Herstel is bijna altijd mogelijk.
Vensters vormen de scheiding tussen buiten en binnen. Aan één zijde kan het ijskoud en snikheet zijn, kurkdroog en kletsnat, windstil en stormachtig. Aan de andere zijde moet het, ongeacht de omstandigheden buiten, steeds zo behaaglijk mogelijk zijn. Om de temperatuur te kunnen beheersen, moeten vensters open en dicht kunnen. De tweede voorwaarde is dat ze licht doorlaten. Tot het tijdperk van de airconditioning hebben deze twee eisen, in combinatie met de beschikbare materialen, de technische mogelijkheden en de heersende smaak, het voorkomen van vensters bepaald. En daarmee voor een groot deel het aanzien van gebouwen.
Ontwikkeling In de vroegste gebouwen werden spleten of kleine rechthoekige openingen aangebracht, waarvoor een varkenblaas kon worden ge-
6
De komst van het glas was natuurlijk van grote betekenis. Omdat er aanvankelijk maar kleine ruitjes (met letterlijk een ruitvorm) konden worden gemaakt, werden deze met stroken lood verbonden tot een groter oppervlak. In de vroege kruiskozijnen (uit de zestiende en zeventiende eeuw) bestaan de twee bovenste vlakken uit dit glas-in-loodwerk; dat zorgt voor licht. De onderste twee openingen zijn slechts voorzien van luiken; zij zorgen desgewenst voor lucht. Naarmate grotere oppervlakken glas konden worden gemaakt, veranderde de vorm van ramen en kozijnen. Loodstroken maakten plaats voor houten kruisroeden, die meer stevigheid boden. In de achttiende en negentiende eeuw werd op grote schaal het schuifraam met klassieke roedenverdeling toegepast, in vele varianten. In de negentiende eeuw ontstond ook het empireschuifvenster, met nog slechts zes of acht glasvlakken. Rond 1900 maakte de productie van nog grotere glasoppervlakken het Tvenster mogelijk. Vaak werd het bovenste,
Een eenvoudige maar nuttige onderhoudsmaatregel is de complete kozijnen regelmatig schoon te maken, bijvoorbeeld in combinatie met ramen zemen. Gebruik hiervoor alleen lauw water en in elk geval geen agressieve reinigingsmiddelen. Door stof en vuil van de verfhuid te verwijderen, zal deze beter blijven ademen en langer meegaan. Een bijkomend voordeel is dat bij het reinigen (zich aankondigende) zwakke plekken aan het licht komen. Het kan bijvoorbeeld gaan om blazen op de verf, bladders, scheurtjes in het hout en groezelige randen langs het glas. Dit laatste wijst erop dat vocht indringt tussen stopverfranden en het glas, waardoor het houtwerk wordt aangetast. Dat is aanleiding voor schilderwerk, waarbij de verf goed tegen het glas moet worden ‘opgezet’. Daarmee wordt bedoeld dat een randje van 2 à 3 mm van het glas wordt meegeschilderd ter afsluiting van de naad tussen
Hang- en sluitwerk Scharnieren en gehengen mogen pas definitief worden aangebracht als hun bevestigingsplaats voldoende is voorbehandeld. Dit betekent dat inkepingen en boorgaten eerst moeten worden voorzien van een beschermende laag (dikke) grondverf. Verder kan hang- en sluitwerk het best worden vastgezet met roestvaste of koperen schroeven. Dat voorkomt roestvorming en dus voortijdig onderhoud aan het schilderwerk. Duimen en ander (smeed)ijzerwerk kunnen worden behandeld met speciale primers en vervolgens worden afgelakt. Als zij gaan roesten, brengen zij snel schade toe aan hout, metselwerk en natuursteen.
Monumentenwacht Nieuwsbrief | juni 2006
houten als stalen kozijnen en ramen. Maar het heeft alleen zin als de ondergrond in orde is. Dat moet dus altijd eerst goed gecontroleerd worden. Naast de aansluitingen op het glas zijn de naden van houtverbindingen beruchte kwetsbare plekken. Omdat hout altijd enigszins werkt, trekken zij afwisselend wat open en dicht. Dat biedt vocht de kans naar binnen te kruipen. Bij een goede houtkeuze en constructie zal dit probleem beheersbaar blijven. Als naden duidelijk opentrekken, kan de houtverbinding onder droge omstandigheden, bij een gematigde temperatuur en uit de zon zo goed mogelijk worden dichtgesmeerd met een geschikte, liefst wat smeuige grondverf. Eventueel in diverse lagen. Daarna wordt de omgeving, na opschuren, afgelakt met een duurzame afwerklaag. Als hout plaatselijk op kleine schaal is ingerot, kan het worden gevuld. Zijn de slechte plekken, na verwijdering van al het rotte hout, groter dan circa tien vierkante centimeter, dan is het beter nieuw hout in te zetten. Een vulmiddel zou dan namelijk te veel krimpen. Kies vulmiddelen steeds met grote zorg. Bestudeer voor aankoop de producteigenschappen en de gebruiksaanwijzing. Alleen (tweecomponenten)pasta’s op basis van speciale epoxy’s zijn geschikt voor buitenwerk en overschilderbaar met alkydverf. Ze zijn niet goedkoop, wat uiteraard een extra reden is om ze niet in overmatige hoeveelheden te gebruiken.
glas en stopverf of glaslat. Dat mag natuurlijk pas gebeuren als hout en glas goed zijn geprepareerd en zo nodig de stopverf is vervangen. Bedenk dat goed opgezette verf aan de binnenzijde van het raam minstens zo belangrijk is als aan de buitenzijde. Aan de binnenkant ontstaat namelijk condensvocht. In de praktijk is gebleken dat ramen met enkel glas vaker van binnen dan van buiten inrotten!
Kleine reparaties Vanzelfsprekend is goed schilderwerk van levensbelang voor het behoud van zowel
juni 2006 |
Monumentenwacht Nieuwsbrief
Bij zowel vullen als schilderen is vooraf goed schuren en eventueel ontvetten van groot belang. Vulmiddel en verflagen moeten zich immers optimaal op de ondergrond kunnen hechten. Tot slot benadrukken we nog maar eens dat bezuinigen op de kwaliteit van verf en vulmiddel een verkeerde, om niet te zeggen heel domme keuze is: gerelateerd aan de hoeveelheid werk is de besparing minimaal. De kans dat je binnen één of twee jaar weer aan de slag moet, is daarentegen maximaal. Meer informatie is te vinden in bijvoorbeeld de brochures van de RDMZ (te raadplegen via www.rdmz.nl) en in het infoblad Schilderwerk van de Federatie Monumentenwacht Nederland.
Uitgerekend… Het Nationaal Restauratiefonds opereert als financier voor eigenaren van beschermenswaardige panden en is jaarlijks betrokken bij honderden restauraties. Ina Roeterdink en René van Gerwen haken in op financiële actualiteiten.
Werkzaamheden bundelen? In het Brim is het recht op fiscale aftrek bepalend voor de hoogte van de financiële ondersteuning door de overheid. Behoort uw monument tot de subsidiecategorie en heeft u geen fiscale aftrek, dan ligt het subsidiepercentage 10% hoger dan wanneer u de kosten wel fiscaal kunt verrekenen. Ook in de leningvariant, waarbij u in aanmerking komt voor een laagrentende Restauratiefondshypotheek, is de fiscale aftrek (mede)bepalend voor de hoogte van het bedrag: mét aftrek kunt u 70 procent van de vastgestelde onderhoudskosten lenen, zonder aftrek 100 procent. Om daadwerkelijk van de fiscale aftrek te kunnen profiteren, stelt de Belastingdienst echter dat de fiscaal aftrekbare kosten een bepaald drempelbedrag te boven moeten gaan. Hierdoor lijkt het interessant om werkzaamheden ‘op te sparen’. Dat kan bovendien praktisch zijn, omdat er dan bijvoorbeeld maar één keer een steiger hoeft te worden gebouwd. Als ervaren restauratiefinancier wijzen we echter op de inflatiekosten en de snel toenemende kosten van voortschrijdend verval. Deze lopen gemiddeld op tot maar liefst 15 procent per jaar. Daarom pleiten wij ervoor, net als Monumentenwacht, om onderhoud altijd tijdig uit te (laten) voeren. Bedenkt u zich bovendien het volgende. Als de werkzaamheden aan uw pand de fiscale ondergrens niet overschrijden, kunt u zich gelukkig prijzen. U bewoont dan immers een uniek monumentaal pand, waarvan de onderhoudskosten vergelijkbaar zijn met die van een reguliere woning!
7