Water vasthouden aan de bron
Nieuwsbrief no. 4, December 2011
Praktijkonderzoek om wateroverlast te verminderen door bovenstrooms water vast te houden.
Water vasthouden niet nadelig voor bodemstructuur en bodemleven Een goede bodemstructuur is zowel voor de landbouw als voor het vasthouden van water essentieel. Dit betekent dat de bodem goed doorlaatbaar en kruimelig moet zijn en veel open ruimtes en organische deeltjes moet bevatten. Water vasthouden op een perceel met een goede structuur leidt niet tot schade, concludeerden twintig specialisten op de deskundigendag op 27 september bij de ZLTO. Regelmatig stellen boeren vragen over de neveneffecten van het vasthouden van water op maaiveld. Als ze een plas water op het land zien staan, concluderen ze snel dat dat niet acceptabel is, omdat de bodemstructuur daardoor verslechtert. Dat is vaak niet terecht. Door het ontstaan van een ploegzool en door het berijden van het perceel bij natte omstandigheden gaat de structuur achteruit. Dat is vaak de oorzaak van langdurige plassen op het land.
in eerste instantie wat dalen, wat dan weer een beroep doet op het doorzettingsvermogen van de boer. Een wal om het perceel is de beste manier om veel water vast te houden. Het is dan van belang dat het water snel de bodem infiltreert. Daarom is deze methode alleen geschikt bij een goed doorlatende grond, bijvoorbeeld in combinatie met peilgestuurde drainage. Met deze drainage kun je
ervoor kiezen om het water in het land vast te houden of juist snel weer te ontwateren. Een belangrijk punt is goede afstemming tussen waterschap en de boer. De boeren willen duidelijkheid, wanneer is het water weg en kan hij weer met de machines het veld op. Daarbij moet de waterbeheerder rekening houden met het natuurlijke groeiseizoen. Vaak bepaalt de capaciteit van de mestopslag het tijdstip waarop de boer wil uitrijden. Vergroting van deze capaciteit maakt het mogelijk het bemestingstijdstip uit te stellen. Dat zou meer ruimte geven voor het vasthouden van water.
Om zonder problemen water vast te houden op een perceel is het essentieel dat de bodemstructuur goed is. Dan zakt het water snel in de grond. Enkele dagen plassen op het land kan geen kwaad. Het is dan wel van belang dat de boer dan geen werkzaamheden uitvoert. Onder die twee voorwaarden zijn er geen nadelige gevolgen voor de structuur, concluderen de deskundigen. Een andere vraag is of het bodemleven eronder lijdt. In de winterperiode zijn de schimmels, bacteriën, wormen e.d. in rust. Ze kunnen dan best enkele dagen onder water staan. Dat heeft geen nadelige effecten, is de conclusie van de specialisten. Verbetering van de bodemstructuur is een langdurig proces. Verhogen van het organische stofgehalte is een beproefd middel. Dat heeft echter ook zijn beperkingen. De mestwetgeving maakt het voor boeren lastig veel organische stof aan te voeren. Bovendien kan de opbrengst
Wormengang waarin een plantenwortel groeit. Een bodem met een goede structuur is doorlaatbaar, kruimelig en heeft veel open ruimtes. Foto: Bart Bardoel (ZLTO Projecten)
Overige partners: Brabants Landschap, Brabantse Milieu Federatie, Federatie Particulier Grondbezit, Staatsbosbeheer, Vereniging Natuurmonumenten, Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie.
Schoolvoorbeelden in De Utrecht De twee pilotprojecten in natuurgebied ‘De Utrecht’ laten tegengestelde resultaten zien. De ene knijpstuw reduceert de piekafvoer perfect, de andere niet. Dat blijkt uit analyse van de eerste resultaten. Waterschap De Dommel heeft in Landgoed ‘De Utrecht’ op twee locaties knijpstuwen geplaatst. De metingen hebben plaatsgevonden bovenstrooms en benedenstrooms van de stuw. Op beide locaties is de waterstand bovenstrooms steeds hoger dan benedenstrooms. Dit betekent dat er water geconserveerd is. Dat is positief voor de terreinbeheerders die te maken hebben met verdroogde natuur. Vervolgens is de vraag of de stuwen ook zorgen voor afvlakking van de piekafvoer. Bij de stuw in het noor-
delijke deel blijkt dat niet zo te zijn. De grafieken laten vier keer een duidelijke afvoerpiek als gevolg van neerslag zien. Omdat ze zowel bij de bovenstroomse als benedenstroomse metingen voorkomen, betekent dit: geen afvlakking. In het zuidelijke deel zijn grofweg vijf grotere pieken in de waterstand te zien. Deze zijn bovenstrooms van de stuw duidelijk groter dan benedenstrooms. Dat betekent dat de afvoerpiek hier wel wordt afgevlakt door de stuw. Dat is dus een schoolvoorbeeld van hoe een knijpstuw moet werken.
Uit analyse van de gegevens blijkt dat de sloot achter de noordelijke stuw van half oktober tot mei vol stond. Mogelijk is het gat te klein of heeft het verstopt gezeten, waardoor onder normale weersomstandigheden het waterpeil niet meer snel genoeg zakt. Dit verklaart waarom de piek niet afvlakt. In een volle sloot kun je geen extra water vasthouden. De stuw werkt hier als conserveringsstuw, die een averechts effect heeft op de piekbergingscapaciteit. Dit voorbeeld laat zien dat vasthouden maatwerk is en dat enige bijstelling nodig kan zijn om een optimaal resultaat te behalen.
Figuren van waterstanden bij pilot De Utrecht. Bij ‘De Utrecht Zuid’ is afvlakking van de afvoerpieken te zien.
Ombouw LOP-stuw vaak mogelijk Binnen het gebied van waterschap Brabantse Delta kunnen 403 van de 509 LOP-stuwen omgebouwd worden tot knijpstuw. Zo kan op een heel eenvoudige wijze een enorme impuls worden gegeven aan zowel waterconservering als piekberging. Dat blijkt uit een enquête onder ondernemers en evaluatie van het waterschap. Tijdens de projecten Watermanagement in het Benelux-Middengebied en Waterconservering 2e generatie zijn in Noord-Brabant duizenden schotbalkstuwtjes geplaatst, beter bekend onder de naam LOP-stuwen. Hiermee kunnen boeren en andere belanghebbenden zelf water conserveren. Om de werking te evalueren, heeft het waterschap 1560 enquêtes uitgestuurd. Hiervan zijn er 377 teruggestuurd. Hiermee is voor 284 van de 509 stuwen een formulier
ingevuld. Het waterschap heeft daarnaast zelf een evaluatie uitgevoerd. Dit samen geeft een beeld van werking en effecten van alle LOPstuwen. Een aantal stuwen functioneert niet goed. Het waterschap verwijdert deze of zet ze op een andere plek. Dat zijn er 22. Daarnaast zijn er stuwen, waar belanghebbende en waterschap verschillend tegenaan kijken. Hier blijft de huidige situatie gehandhaafd. Het overgrote deel kan echter omgebouwd worden tot
knijpstuw. Dat wil zeggen dat het waterschap de stuw voorziet van een gat, waardoor de afvoer wordt geknepen. Dat zal gebeuren tijdens verhoogde afvoeren, die eens in de 5 à 10 jaar voorkomen. De belanghebbenden krijgen bericht over de voorgenomen ombouw, en kunnen daarop reageren.
Rob Merkelbach: projectgroeplid namens waterschap Aa en Maas
‘Realiteitsgehalte in de gaten houden’ Water Vasthouden aan de Bron moet handvatten opleveren om het toekomstige beleid van de waterschappen vorm te geven. Rob Merkelbach, afdelingshoofd onderzoek en monitoring van waterschap Aa en Maas vindt dat het project positief verloopt. “Ik ben verrast door de manier waarop de terreinbeheerders en de agrariërs participeren in het project en hoe ze openstaan voor innovaties”, zegt hij. Merkelbach heeft zichzelf vanuit zijn functie een duidelijke taak gesteld in de projectgroep: kritisch zijn op de inhoud en het realiteitsgehalte van de maatregelen en de praktische bruikbaarheid voor waterschap, boer en terreinbeheerder. “Ik heb erg de nadruk gelegd op het bevragen van de agrariërs. De monitoring zit wel goed; die is zeer professioneel. Maar evaluatie van de plaats die de maatregelen innemen binnen de agrarische bedrijfsvoering, is nog onderbelicht. Hoe past het? Wat kan de boer ermee? Dat zijn belangrijke vragen, die cruciaal zijn voor de uitstraling.” Het project moet de uitkomsten van modelberekeningen in het veld toetsen, de praktische bruikbaarheid uittesten en de maatregelen meer bekend maken. Het aantal locaties is beperkt en je hebt te maken met toevallige weersomstandigheden. Toch hoort Merkelbach van zijn mensen dat er al bruikbare resultaten zijn. “Wellicht zou je wat langer door kunnen gaan met de pilots. Daarnaast moet je op tijd de vertaalslag maken”, denkt hij.
Het grote doel is toekomstproof worden op het vlak van waterbeheersing. “Er is al een flinke slag gemaakt als we de juistheid van modelberekeningen aantonen – of juist verwerpen – en we goed zicht hebben op de praktische toepasbaarheid van de maatregelen. We kunnen hiermee ook laten zien hoe belangrijk de rol van de agrariërs is voor de veiligheid van de lagere beekdalen. Zo moeten we de bijdrage van relatief kleine maatregelen die in een groot gebied worden toegepast, niet onderschatten.” De boer en natuurbeheerder krijgen
met knijpstuwen of eventueel een wal in combinatie met peilgestuurde drainage middelen in handen om meer grip te krijgen op het eigen waterbeheer, en zijn zo minder afhankelijk van het waterschap, geeft Merkelbach aan. Daarnaast ziet hij nog een mooi neveneffect van het project: meer uitwisseling van kennis. Tussen de waterschappen onderling en tussen de deelnemende partijen. “Dit is een mooi voorbeeld van hoe we aan een gezamenlijke oplossing werken. Kennis delen en wederzijds begrip kunnen nog veel meer mogelijkheden bieden om op lagere schaalniveaus de klimaatontwikkeling het hoofd te bieden.”
Jac Hendriks, Rob Merkelbach en Kees Peerdeman op bezoek bij pilot Zonzeel Foto: Bart Bardoel (ZLTO Projecten)
Uit- en afspoeling mineralen voorkomen Een belangrijke vraag bij het vasthouden van water is wat er met de mineralen stikstof en fosfaat in het land gebeurt. Boeren willen ze beschikbaar houden voor gewassen; waterschappen willen de mineralen niet in het oppervlaktewater hebben. Tijdens de deskundigendag op 27 september bogen specialisten zich over de effecten van de verschillende methoden. Van de twee maatregelen om water vast te houden – een knijpstuw of een wal rond het perceel – is de laatste het best tegen afspoeling van stikstof en fosfaat. Anderzijds is de knijpstuw voor de boer een minder ingrijpende maatregel omdat dit niet hoeft te leiden tot water op het maaiveld. Er is een verschil tussen stikstof en fosfaat bij uit- en afspoeling. Stikstof spoelt veel gemakkelijker uit. Fosfaat kan juist meer van het perceel afstromen. Eenmaal afgespoeld fosfaat wordt in de sloot chemisch geboden aan bodemdeeltjes. Bij piekafvoer vindt opwerveling van de waterbodem plaats, zodat de deeltjes weg zouden kunnen spoelen. Een knijpstuw is ook uit dit oogpunt interessant, omdat hij de bodemdeeltjes tegenhoudt. De boer kan de slootbagger aanwenden op het land, waardoor hij het fosfaat weer terugwint. Een belangrijke aanbeveling van de deskundigen was dat er geen water op het perceel mag worden vastgehouden als het perceel bemest is. Anders raakt de boer te veel mineralen kwijt en wordt het oppervlaktewater teveel vervuild. Tot slot gingen de deskundigen nog in op het fenomeen slemp. Dat betekent inspoeling van klei of leem bij een flinke bui of water op het land. Er ontstaat dan een slecht doorlatende korst op het land, wat leidt tot slechte infiltratie en oppervlakteafvoer, en dat geeft tevens het gevaar van afspoeling van mineralen. Conclusie: bij slempgevoelige grond voorzichtig zijn met vasthouden op het land.
Impressie van de Deskundigendag van Water vasthouden aan de Bron op 27 september 2011 bij ZLTO in ’s Hertogenbosch. Verschillende disciplines bij elkaar gebracht, met een vruchtbaar resultaat. Foto: Bart Bardoel (ZLTO Projecten)
Door oppervlakkige afspoeling komen mineralen in de sloot terecht. Foto: Joachim Rozemeijer (Deltares)
Vasthouden in de Deurnsche Peel In de Deurnsche Peel, op de grens tussen Brabant en Limburg, richt Staatsbosbeheer een voormalige landbouwenclave in als nieuwe natuur. Er zijn hier goede perspectieven voor de ontwikkeling van hoogveen. Om dit te bereiken wordt een deel van dit gebied onder water gezet. Het vasthouden van extra water is mogelijk in deze open plassen; dat is effectiever dan berging in de bodem. Een tijdelijke verhoging van het peil leidt zo al tot
veel extra berging. Het waterschap en Staatsbosbeheer willen hiervoor smalle stuwtjes met een breedte van een halve meter plaatsen op het uitstroompunt van het natuurgebied. Bij hoge neerslagpieken knijpt deze smalle stuw,stijgt het water in de plas en wordt de piek gereduceerd. De afvoerpiek in een situatie die eens per 25 jaar optreedt, neemt af met 35-45 % ten opzichte van een stuw van 1,5 meter breed. Vergeleken met een automatische stuw waarmee het
peil constant wordt gehouden neemt de afvoerpiek af met 65-80 %. Het oppervlaktewaterpeil stijgt eens per 25 jaar met maximaal 12-17 cm. Dit is een goed voorbeeld hoe de waterschappen binnen bestaande projecten zoeken naar mogelijkheden voor water vasthouden aan de bron.
Aanpassing pilot Vasthouden Etten-Leur Bij de evaluatie van het langlopende project Vasthouden Etten-Leur in mei is besloten tot een aantal aanpassingen aan stuwen en onderhoud. Zo moet het project van waterschap Brabantse Delta meer praktijkgeschikte resultaten opleveren. Het project loopt van 2006 tot 2014. Op twee locaties houden boeren door middel van knijpstuwen het water vast. Het water mag hierbij tot op het maaiveld komen. De deelnemers krijgen hiervoor een schadevergoeding. Doel van de proef is om te achterhalen wat vasthouden op maaiveld betekent voor gewasontwikkeling, mineralenhuishouding en bodemstructuur. In mei vond de tussentijdse evaluatie plaats. Op de locatie Koekoek heeft vanaf het begin van de proef tot najaar 2010 geen water op het maaiveld gestaan.
De reden is dat het gat in de knijpstuw te groot is in verhouding tot het achterliggende gebied. In het najaar van 2010 stroomde het land wel onder als gevolg van verstopping van het gat. Voor deze locatie is afgesproken dat het gat wordt verkleind, van rond 10 cm naar een V-vorm van 5 cm. Daarnaast is de zomerstand 55 cm verhoogd. Op de locatie Koopmansblikken vindt jaarlijks 2 tot 4 keer overstroming plaats gedurende 1 tot 4 dagen. Dit wordt mede veroorzaakt door begroeiing van de waterloop. Hierover
is afgesproken dat de waterloop tijdig zal worden gemaaid. De vergoeding wordt aangepast aan het hogere aantal overstromingen. Op beide locaties zijn extra meetpunten geplaatst om gebeurtenissen met hoog water beter te kunnen analyseren. De resultaten van de analyse van water- en bodemkwaliteit zijn niet te relateren aan het vasthouden van water. In de discussie gaf de boer van de locatie die vaak onder water staat, aan dat de groei achterblijft. In de droge maanden aan het begin van de zomer groeide het gras op deze plek echter juist goed. Een zorg van de deelnemers is dat de maatregelen die in deze pilot worden onderzocht te snel in beleid wordt omgezet.
Knijpstuw bij één van de deelnemers van de pilot Etten-Leur Foto: Kees Peerdeman (waterschap Brabantse Delta)
Film schaalmodel In de vorige nieuwsbrief hebben we het schaalmodel van Water Vasthouden aan de Bron toegelicht. Om de werking van het model en van vasthouden aan de bron te demonstreren is er nu een film gemaakt. Bent u benieuwd naar de film, klik dan hier om hem te zien.
Colofon Deze nieuwsbrief is een uitgave van het project Water vasthouden aan de Bron Redactie: Tijs Kierkels (Kierkels Slegers Groep) & kerngroep Ontwerp: Studio Bastiaan Coördinatie: Bart Bardoel, ZLTO Projecten Reacties op deze nieuwsbrief kunnen verstuurd worden naar:
[email protected]