Wat is gezonde voeding en hoe kunnen we het produceren?
Deel 1. Gezonde voeding; Deel 2. Een gezonde landbouw;
Gezonde voeding wordt gekenmerkt door: 1. Heelheid; 2. Volledigheid; 3. En een juiste balans; En natuurlijk de afwezigheid van alle stoffen die niet in voeding thuishoren.
Met biologische producten hebben we dus een geweldige stap vooruit gezet. De meeste schadelijke stoffen ontbreken in biologische producten. Maar hoe zit het met de heelheid, de volledigheid en de juiste balans?
Heelheid. Met heelheid bedoel ik dat onze voeding van nature tal van complexe verbindingen bevat die we in de fabriek niet na kunnen maken. Maar lang niet alle natuurlijke stoffen zijn geschikt voor menselijke consumptie. Denk aan giftige paddestoelen, of aan tarwemeel met een hoog fytinezuurgehalte. Een belangrijk deel van de menselijke tradities of overleveringen bestaat uit kennis en ervaring hoe je voedsel moet behandelen:
Granen moet je weken om het fytinezuur af te breken; Soja moet je eerst fermenteren Bonen moet je weken en koken; Walnoten moet je een paar weken laten rusten; Vlees moet besterven;
Om voedsel haar helende werking te laten uitoefenen, is kennis en ervaring onmisbaar. En bij voorkeur locale kennis.
Volledigheid. Bijna geen enkel product uit de landbouw of uit de natuur is volledig. Uitgezonderd moedermelk of eieren. De oude regel om regelmatig van alles wat te eten is zo gek nog niet. Dit was een goede vuistregel. Maar hier komen we echt in de problemen: de moderne voeding is vrijwel over de hele linie onvolledig: De gehaltes aan mineralen en sporenelementen zijn met tientallen procenten afgenomen; Daardoor kunnen de planten ook minder eiwitten, enzymen, vitamines en andere complexe verbindingen produceren; En daardoor bevatten de planten ook met name stikstof en zwavelverbindingen die er niet in thuishoren. Deze ‘onvoldragen’ producten of half-fabrikaten kunnen zeer schadelijk zijn.
De balans.
De balans hangt hier nauw mee samen. 1.
De planten die we eten zijn is uit balans;
2.
Ons totale voedingspakket is uit balans;
3.
En de toevoegingen zijn niet in balans;
Daardoor eten we ons ziek.
Maar hoe weten we of iets uit balans is? Een paar voorbeelden ter illustratie:
Het voedsel in Finland heeft een hele hoge calcium/magnesiumverhouding:
4:1
De grafiek geeft de sterfte weer ten gevolge beperkte bloedtoevoer naar het hart (ischemic heart deaths) per jaar, per miljoen inwoners.
Kankersterfte per 100.000 inwoners/jaar Nederland had in 2012 ruim 27 keer meer kanker dan Egypte in 1920. Egyptisch nijlslib bevatte ruim 12 keer meer magnesium dan de meeste Westeuropese gronden (Fr= Frankrijk; Nl = Nederland) In Espalion stierven jaarlij 250
200
150
100
50
0 1920 Egypte:8,1
1920 Fr Mg rijke regio's: 13,6
1920 Fr regio's zonder Mg:112,6
1906-1928 Fr Gem.: 81,5
2006 Nl IARC:165
2012 Nl CBS: 225
De elektrolyten in en rondom de humane cellen
De vloeistof buiten de cel – het interstitium - bevat: 145 mM Na+; 4,5 mM kalium+ 1,2 mM Ca2+; 0,55 mM Mg2+ 116 mM Cl-; 25 mM HCO3-; 1 mM SO42en 0,8 mM HxPO4pH= 7,4
De cel bevat: 15 mM Na+; 120 mM kalium+ 0,0001 mM Ca2+; 1 mM Mg2+ en 18 mM Mg gebonden 20 mM Cl-; 15 mM HCO3-; 19 mM SO42Mg en 0,7 mM HxPO4pH = 7,2
B L O E D V A T
De elektrolyten in en rondom de humane cellen, maar nu verstoord door te weinig magnesium.
De vloeistof buiten de cel – het interstitium - bevat: 145 mM Na+; 4,5 mM kalium+ 1,2 mM Ca2+; 0,55 mM Mg2+ 116 mM Cl-; 25 mM HCO3-; 1 mM SO42en 0,8 mM HxPO4pH= 7,4
De cel bevat: 15 mM Na+; 120 mM kalium+ 0,0001 mM Ca2+; 1 mM Mg2+ en 18 mM Mg gebonden 20 mM Cl-; 15 mM HCO3-; X+ 19 mM SO42Ca en 0,7 mM HxPO4pH = 7,2
H+
B L O E D V A T
Wat gebeurt er als we te weinig magnesium binnenkrijgen? 1.
Als eerste wordt het magnesiumniveau in de cellen lager.
2.
Daardoor wordt het kaliumgehalte in de cellen lager.
3.
Het natriumgehalte in de cellen stijgt;
4.
Het calciumgehalte in de cellen stijgt;
5.
En het protonengehalte (H+) in de cellen stijgt;
De cellen verzilten, verzuren en verkalken. De meeste cellen gaan dan dood door apoptose.
Maar soms valt het mitochondrium uiteen, en leeft de rest van de cel verder: de oercel, bestaande uit de archaeabacterie en de spirocheet. Zo ontstaat waarschijnlijk de kankercel.
Hoe zit het in ons voedingspatroon – gangbaar en biologisch – met de magnesiumvoorziening?
De gemiddelde mineraleninname in Nederland per dag in milligram: 2007 – 2010. K/Na= 1; K/Mg= 9,5; Mg/(K+Ca+Na+P) = 0,038; Ca/P= 0,69; Ca/Mg= 3 4000
3500 3000 2500 2000 1500 1000 500 0 natrium:3419
kalium:3578
magnesium:375
calcium:1148
In dit rijtje ontbreken nitraat, ammoniak, zwavel, chloor en silicium. En tal van sporenelementen
fosfor:1656
Graph 3
Minerals and N in dutch fresh grass. 2014. Data from 60 farms In grams/Kg dm. The sum of the minerals, without N and S= 50,5
40 35 30 25
20 15 10 5 0 Na: 2,2
K: 35,8
Ca: 5,8
Mg: 2,4
P: 4,3
N tot.: 33,35
S: 5,1
In 1933 waren kalium, chloor en zwavel in hooi in Duitsland al verdubbeld tov 1880.
Graph 2 Minerals in german grass silage: organic. 941 samples. 1997 2010 Leisen The sum of the minerals, without N and S, = 38 30
25
20
15
10
5
0 Na: 1
K:25,3
Ca:6,9
Mg: 1,7
P: 3,1
N:?
Minerals and N in raw dutch vegetables. 2000 - 2015 mg/100 gram FW. K/Mg = 24,1; Mg/(K+Na+P+Ca)= 0,032 300
250
200
150
100
50
0 Na: 8
K: 241
Ca: 26
Mg: 10
P: 30
N tot.: 268,3
Minerals in a dutch potato trial 2012. LBI Netherland. 13 treatments. Average in gr/kilogram dm. K/Mg= 23,4; Mg/(K+Na+P+Ca)= 0,036
25
20
15
10
5
0 Na: 0,12
K:21,3
Ca: 0,8
Mg: 0,91
P: 2,76
N tot: 7,88
Minerals in ten vegetables from South western Nigeria: mg/100 ml (Adebisi 2009). K/Mg = 1,7; K/Na= 1,15; Ca/Mg=0,93; Mg/ (K+Ca+Na+P)= 0,187 5 4,5
4 3,5 3 2,5 2 1,5 1 0,5 0 sodium: 3.82
potassium: 4.41
magnesium: 2.58
calcium: 2.41
phosphor: 3.09
Table 12 ratios→ Treatment↓ K/Mg
Potatoe trial of the Louis Bolk institution. 2012. the Netherlands K/Na
Ca/Mg
Ca/P 0,23
Mg/ (..) K/(Ca+Mg) In Meq 0,033 5,41
N (g/kg dm) Yield in tons/ha 8,8 28
deep litter 25,5 manure deep litter 22,9 manure CMC
230
0,77
206
0,88
0,29
0,037
4,63
7,4
16
deep litter 22,7 manurecompost artificial 23 fertilizer Chicken 23,7 dung + slurry
>227
0,8
0,27
0,037
4,77
8,1
26,5
>207
1
0,34
0,037
4,46
8
24,5
>213
0,88
0,29
0,036
4,79
8,8
26,5
GFT compost 24,2 + slurry
>218
0,88
0,30
0,035
4,9
8,7
31,5
slurry Van iersel compost (Albrecht) Average differences
>205 202
0,88 0,88
0,32 0,29
0,037 0,037
4,61 4,54
8,1 6,9
25 16
0,87 Not great
0,29 Not great
0,036 small
4,76 8,1 24,25 There are There are great differen-ces difference s
22,8 22,4
23,4 Not Not great great
Table 12 ratios→ Treatment↓
Potato trial of the Louis Bolk institution. 2012. the Netherlands Mg/ (K+Na+Ca+P) K/(Ca+Mg) [0,15 – 0,25] In Meq [< 1,8] 0,033 5,41
deep litter manure deep litter 0,037 manure CMC artificial fertilizer 0,037 Van iersel compost (Albrecht)
0,037
N (g/kg dm)
Yield in tons/ha
8,8
28
4,63
7,4
16
4,46
8
24,5
4,54
6,9
16
Table 10
Vegetables 1940- 1991 . David Thomas
sodium
Less 49 %
potassium
Less 16 %
magnesium
Less 24 %
calcium
Less 46%
Phosphor
Plus 9%
iron
Less 27%
cupper
Less 76 %
chloor
?
silicium
?
zwavel
?
stikstof
?
Het gaat niet alleen om een magnesiumtekort: Naast een chronisch magnesiumtekort hebben we ook belangrijke tekorten aan sporenelementen. Te veel kalium dat als zout in het bodemvocht wordt opgelost, verhindert in belangrijke mate de opname van calcium en magnesium, maar ook van selenium, silicium, borium, en zink; Te veel chloor remt de opname van jodium, en stimuleert de opname van cadmium; Te veel fosfaat ten opzichte van calcium en magnesium veroorzaakt bot- en nierproblemen en draagt bij aan hartfalen. Te veel kalk ten opzichte van magnesium leidt tot verkalking van de weke delen. Te veel nitraat en ammoniak leiden tot nitriet en resp. overbelasting van de lever. Nitriet verhoogt de kans op maagzweren en is een zuurstofradicaal. Nitriet kan omgezet worden in het kankerverwekkende nitrosamine.
Onder invloed van de bemesting zien we in onze voeding een overmaat aan kalium, nitraat, ammoniak , fosfor, chloor en zwavel. Wellicht ook aan mangaan. Door het voedingspatroon – met name de hoge zuivelconsumptie – krijgen we bovendien verhoudingsgewijs erg veel calcium en fosfor binnen. En de frisdrankfabrikanten voegen daarbovenop gemakkelijk opneembaar fosfor toe. De bakkers in een aantal landen voegen extra calcium en vitamines toe aan het brood. Bloem wordt in veel landen witgemaakt met chlorine. De voedingsindustrie voegt erg veel zout toe, en ook nog kaliumchloride als E-nummer.
De voedingswetenschap heeft in haar wijsheid besloten dat we natriumzout beter kunnen vervangen door kaliumzout = kaliumchloride. Vanwege de hoge bloeddruk. En de Gezondheidsraad heeft tegen alle onderzoekingen in opnieuw geadviseerd om vast te houden aan 1000 tot 1200 mg calcium per dag. De WHO adviseert 600 mg/dag. En 200 – 300 mg is eigenlijk al genoeg (Paterson 1978). Door de bemesting en de voedselbewerking – met name door de raffinage van granen, suiker, zout en plantaardige oliën, en door de verhitting van de levensmiddelen - krijgen we steeds minder magnesium en sporenelementen binnen. En waarschijnlijk ook minder vitaminen.
We hebben tekorten voor magnesium, jodium, selenium, zink, chroom, koper, en waarschijnlijk voor borium.
Om nog maar niet te spreken van al die andere sporenelementen die niet onderzocht worden.
Conclusie: Door biologische producten te eten vermijd je een hele reeks van stoffen die niet in voedsel thuishoren. Plus je krijgt gemiddeld genomen minder nitraat binnen. Pure winst. Maar qua mineralensamenstelling zijn de meeste biologische levensmiddelen nog steeds uit balans. De biologische aardappel is waarschijnlijk een van de meest kwetsbare levensmiddelen uit het biologische assortiment. Maar ook biologische melk is waarschijnlijk nog suboptimaal omdat het gras in het algemeen niet in balans is, en veel bio-bedrijven nog werken met drijfmest. Over de effecten van potstalmest weten we nog te weinig. Duidelijk is wel dat gecomposteerde producten een verbetering zijn ten opzichte van drijfmest en vaste mest. Maar hoe moet het dan wel? Het voorbeeld van de Zwitserse biologische landbouw , en het voorbeeld van de wormencompost:
Tabel 12: Evolutie van het aantal cellen tijdens de traditionele compostering Aantal cellen j Beginwaarden Na 1 week Na 4 weken Na 2 maanden Na 4 maanden Na 6 maanden Na 1 jaar Na 2 jaar
4000 2500 1000 600 300 120 70 40
Aantal cellen k 5000 4000 2500 1500 700 400 250 100
Alle pogingen om de daling van het aantal cellen door de compostering te verhinderen zijn mislukt. Tijdens een langere opslag kan men niet verhinderen dat het vitaal potentieel van de meststof tot een klein restant van zijn oorspronkelijke waarde afneemt, zelfs onder strikt aerobe omstandigheden, een juist vochtgehalte, enten en voortdurend omzetten. We zagen ook een enorme terugval in aantal cellen na een versneld composteringsproces van stalmest, dat maar 10 weken duurde (zie tabel 13). De enig juiste conclusie is: De Natuur composteert niet. Bron: HP Rusch: ‘Bodemvruchtbaarheid’ vertaling P. vanHoof
Tabel 13: de bemestende werking van stalmest op het aantal cellen na inploegen, compostering op hopen en op het veld. Er werd 2 maal bemest (a + b) in de late herfst van 1954 (a) en 1955 (b). De proef is steeds uitgevoerd op drie percelen. Vetgedrukt staan de gemiddelden van de drie percelen. Aantal cellen j en k van 3 percelen
Bemesting a) in najaar 1954 en b) in najaar 1955
Verse stalmest
Waarden voor de bemesting
in lente 3-5 cm ingewerkt
6 maanden
12 maanden
18 maanden
Mei 1955
Net voor tweede bemesting
Mei 1956
12 - 32
44 - 93
35 - 109
63 - 99
12 - 32
35 - 186
26 - 99
39 - 190
12 - 32
42 - 107
32 - 251
65 - 458!
In de In de meststof bodem (3 percelen)
a) 3800 - 4600 b) 2100 - 2800
20 cm ingeploegd
Rijpe compost van stalmest, gezeefd en ingeploegd Vlakte compostering met verse stalmest,
Waarden in de bodem (3 percelen) na de bemesting
a) 240 - 1950 b) 138 - 980
a) 3800 - 4600 b) 2100 - 2800
Nb: ik heb alleen de gemiddelden van drie bemeste percelen weergegeven vanwege de leesbaarheid.
De bemesting gebeurde telkens in de herfst. Het gemiddeld aantal cellen van de bodems toont duidelijk de effectieve werking van de royale bemesting op de prestaties van de bodem aan.
De totale vitaliteit van de organische meststoffen wordt alleen op de bodem overgedragen als men een vlakte compostering toepast, dat wil zeggen als men het voorbeeld van de Natuur volgt.
In de Natuur komt alleen maar vlakte compostering voor.
Bron: Rusch pag 225/226
Het gebruik van organische materialen als bodembedekking resulteert in de dubbele, soms viervoudige vitaliteit in de bodem, vergeleken met de tot nu toe gebruikelijke methoden. De ondergeploegde stalmest gaf bij voorbeeld als gemiddelde van 3 percelen een aantal cellen van 63 – 99, terwijl de vlaktecompostering van stalmest het veel hoger aantal cellen van 65 - 458 opleverde. (..) We mogen hieruit de volgende conclusie trekken: zelfs een zeer onvruchtbare bodem kan door een juiste behandeling, dus voortdurende bedekking en vlakte compostering, met biologische methoden toch erg vruchtbaar worden. (..)) Geen enkele manier van voorcomposteren kan het resultaat van de vlakte compostering met een volwaardig materiaal evenaren, zelfs niet bij benadering.
Bron: Rusch: pag 226.
Tabel 11: Vergelijking van de stijging van de rentabiliteit bij 7 bedrijven met de toename van hun kwantitatieve bodemwaarden (beginwaarde = 100%). periode Bedrijf
1 2 3 4 5 6 7
van
tot
1951 1961 1950 1961
1956 1961 1952 1961 1950
1961 1950 1961 1954 45
1961
Toename van rentabilitei t +26% +51% +68% +96% +141% +146% +263%
Gemiddeld aantal cellen j en k 12 – 80 26 – 81 26 – 51 55 – 100 18 – 74 50 – 89 14 – 44 38 – 86 28 – 52 70 – 140 14 – 56 40 – 124 17 – 38 54 – 104
Toename van de humusvoorr aad +16% +100% +51% +113% +163% +137% +187%
Maar hoe zorg je voor voldoende verse mest op het juiste moment?
De koeien schijten en piesen niet alleen in augustus, september en oktober. En ook het groenteafval komt het hele jaar door vrij.
Door de mest en het plantaardig materiaal door mestwormen om te laten zetten, beschikken we wel over een compost die én rijk is aan microorganismen, én houdbaar is buiten de tijd waarin de mest kan worden uitgereden. Wormencompost is zo plantrijp dat ze zelfs in het voorjaar nog uitgereden kan worden.
Sinha: Earthworms vermicompost is proving to be highly nutritive ‘organic fertilizer’ and more powerful ‘growth promoter’ over the conventional composts and a ‘protective’ farm input (..) Vermicompost is rich in NKP (nitrogen 2-3%, potassium 1.85-2.25% and phosphorus 1.55-2.25%), micronutrients, beneficial soil microbes and also contain ‘plant growth hormones & enzymes’.
It is scientifically proving as ‘miracle growth promoter & also plant protector’ from pests and diseases. Vermicompost retains nutrients for long time and while the conventional compost fails to deliver the required amount of macro and micronutrients including the vital NKP to plants in shorter time, the vermicompost does.
Studies by Agarwal (4) also found that the NPK value of vermicompost processed by earthworms from the same feedstock (cattle dung) significantly increases by 3 to 4 times. It also enhances several micronutrients.
Table 3: NPK value of vermicompost compared with conventional cattle dung compost made from cattle dung Nutrients
Cattle dung compost
1N 2P 3K
0.4-1.0% 0.4-0.8% 0.8-1.2%
Vermicompost 2.5-3.0% 1.8-2.9% 1.4-2.0%
Source: Agarwal (1999); Ph. D Thesis, University of Rajasthan, India
Table 4: Important nutrients present in vermicompost vis-à-vis conventional composts prepared from the same feed stock ‘food and garden wastes’ (In mg/g) Nutrients
Vermicompost
Aerobic compost
Anaerobic compost
1) Nitrogen (N) 2) Phosphorus (P) 3) Potassium (K) 4) Iron (Fe) 5) Magnesium (Mg) 6) Manganese (Mn) 7) Calcium (Ca)
9.500 0.137 0.176 19.730 4.900 0.016 0.276
6.000 0.039 0.152 15.450 1.680 0.005 0.173
5.700 0.050 0.177 17.240 2.908 0.006 0.119
Source: Singh (2009); Master’s Degree Project Report, Griffith University, Australia
Table 10: Agronomic impacts of vermicompost, cattle dung compost vis-a-vis chemical fertilizers on growth & yield of farmed wheat crops Treatment
Input/Hectare
1) Control 2) Vemicompost (VC) 3) Cattle Dung Compost (CDC) 4) Chemical Fertilizers (CF) 5) CF+VC 6) CF+CDC
(No Input) 25 Quintal VC/ha 100 Quintal CDC/ha NPK(120:60:40) kg/ha NPK (120:60:40) kg/ha+25 Q VC/ha NPK (120:60:40) kg/ha+100 Q CDC/ha
Yield/Hectare
15.2 Q/ha 40.1 Q/ha 33.2 Q/ha 34.2 Q/ha 43.8 Q/ha 41.3 Q/ha
Source: Suhane et. al., (2008): Keys: N = Urea; P = Single Super Phosphate; K = Murete of Potash (In Kg/ha) On cattle dung compost applied at 100 Q/ha (4 times of vermicompost) the yield was just over 33 Q/ha which is about 18% less than that on vermicompost and that too after using 400% more conventional composts. Application of vermicompost had other agronomic, economic & environmental benefits. It significantly ‘reduced the demand of water for irrigation’ by nearly 30-40%. Test results indicated ‘better availability of essential micronutrients and useful microbes’ in vermicompost applied soils. Most remarkable observation was significantly ‘less incidences of pests and disease’ attacks in vermicompost applied crops. 1 Quintal = 100 kilo (een centenaar).
Table 11: Agronomic impacts of vermicompost on growth and yield of farmed wheat crops upon successive applications over 1-4 years Treatment
Input/Hectare
Yield/Hectare
1) Control 2) Vemicompost 3) Vemicompost 4) Vermicompost 5) Vermicompost 6) Chemical Fertilizers
(No Input) 20 Q/ha (1st Year Farming by VC) 20 Q/ha (2nd Year Farming by VC) 20 Q/ha (3rd Year Farming by VC) 20 Q/ha (4th Year Farming by VC) NPK (120:60:40) kg/ha
15.8 Q/ha 35.3 Q/ha 36.2 Q/ha 37.3 Q/ha 38.8 Q/ha 35.4 Q/ha
Source: Singh et al., (2009): Keys: VC = Vermicompost; N = Urea; P = Single Super Phosphate; K = Murete of Potash
Aanbeveling 1. Om hoogwaardige voeding en een gezonde bodem met een groot watervasthoudend vermogen te realiseren, en de noodzaak van pesticiden drastisch te verminderen, moeten de veehouders hun (drijf)mest, aangevuld met bijv. groencompost, basaltisch gesteentemeel en natriumhoudend gesteentemeel laten omzetten door mestwormen. Zo kunnen (drijf)mest en potstalmest (?) binnen vijf jaar tot het verleden behoren, en krijgen mens en dier weer voeding die in balans is.
Aanbeveling 2. De ingrepen in het voedsel door de levensmiddelenindustrie moeten tot een minimum gereduceerd worden: terugdringing van raffinage; terugdring van verhitting; en sterke verlaging van allerlei toevoegingen. Zo wordt voorkomen dat hoogwaardige bestanddelen uit ons voedsel verdwijnen of kapotgemaakt worden.