Wat ik met de sleutel moet
Eerder verschenen van Vrouwkje Tuinman: Vitrine (gedichten, 2004) Grote acht (roman, 2005) Receptie (gedichten, 2007) Buurvrouw (roman, 2008)
Vrouwkje Tuinman Wat ik met de sleutel moet
Nijgh & Van Ditmar Amsterdam 2011
Deze uitgave kwam mede tot stand dankzij een werkbeurs van het Fonds voor de Letteren.
www.vrouwkje.com www.nijghenvanditmar.nl
Copyright © Vrouwkje Tuinman 2011 Omslag Peter te Bos Foto auteur Keke Keukelaar Typografie Zeno nur 306 / isbn 978 90 388 9393 8
Inhoud
Onderhandelingen 7 I. Intensive care Glasgow Coma Scale 11 Remise 12 Materialist 13 Complexie 14 Groendijck 15 Weegschaal 16 Bewijsvoering 17 Iemand die ik liever mis 18 Boven, beneden 19 Beroemde laatste woorden 20 De rest van het jaar, 21 II. Omscholing Maandagochtend 25 Sinterklaas 26 Werkend leren 27 Savasana 28 Alles met beleid 29 Ecosysteem 30 III. Komen en gaan Schuur 33 Sleutelkind 34 Methoden en technieken 35
Adressering 36 Koolstofatomen 37 Systeem 38 Doorkijkje 39 Agenda 40 IV. Stukjes en beetjes Nachtelijk bezoek 43 Souvenirs 44 Relikwieën 45 V. Quo vadis TomTom 49 Quo vadis 50 Upstairs, downstairs 51 Location, location, location 52 Metafoor 53 7 55 Verantwoording 56
Onderhandelingen
Iemand vindt dat ik iets in mijn leven mis en daarom krijg ik elke week een fiets. Stipt op woensdagochtend als ik wakker word staat er een klaar tegen de lantaarnpaal. De eerste week een kleine witte die je vouwen kan, daarna een groter exemplaar voor een vrouw met sterke handen. De remmen werken, merk ik als ik hem iets verder zet. Week drie is er een groene mountainbike die dagen aan mijn eigen rijwiel vastgeklonken blijft. Nu kan ik niet meer weg.
7
I Intensive care
Glasgow Coma Scale
De beste oogbewegingsreactie: als ik alle foto’s verzamel die gemaakt zijn op het moment dat jij de sloot in rijdt is nog steeds jouw toestel in het water kwijt. De beste motorische reactie: in principe is het medicijn twee paracetamol en tien kilometer lopen. Niemand anders kan het voor je doen. De beste verbale reactie: niemand hoeft te lachen als ik nadoe hoe het klinkt als jij het Chinese muziekje uit de kindersynthesizer nadoet. Geen reactie. Details. Geen.
11
Remise
Het fijne is, het is hier altijd dag. Het is hier altijd avond. Het is hier altijd zoveel graden. Er is een hand die vaseline op je lippen smeert, een buis die voor je ademt. Naast je zit ik met een sjaal die steek na steek voltooiing nadert. Het fijne is dat het best snel gaat. Vervelend is dat het te snel gaat, ik veel te vlug voor jou de draden aan elkaar vasthaak.
12
Materialist
Vandaag heb ik de flessen van drie weken geleden, je laatste verjaardagsfeestje, weggebracht. Op de stoep zijn er per ongeluk of expres een stuk of zes kapotgegaan. Ik heb geveegd. Ik was toch aan het boenen, dingen voor je aan het netjes maken. Ik heb de kast met foto’s aangewezen, die gaan met je ouders mee. Er is nog Franse kaas die je te veel had ingekocht, die vind ik vies, maar de vla is bijna op. Wat ik met de sleutel moet dat weet ik niet.
13
Complexie
Je ligt er nu drie weken en ik weet niet hoe je daar veranderd bent. Drie weken in hetzelfde streepjesoverhemd dat we uit je kast hebben gekozen. Er zaten kattenharen op, zoals op alles. Iemand zei dat je geen schoenen aan hoeft waar jij heen gaat. Daar is het nu al weken onder nul. Ik weet niet of je al veranderd bent, of er vlekken op je broek gekomen zijn, of je huid al losser zit of dat je er gewoon wat ligt en wacht en ons laat wachten.
14
Groendijck
God is een boer, maar Hij klust bij als acrobaat. Woensdagochtend vroeg doet Hij een test of auto’s ook uit varen kunnen gaan. Het wordt een dag waarop alles verandert. Er zitten schapen aan het stuur. Het kan. De wagen met de schapen snijdt de polder in twee stukken. Op het midden van de dijk vindt God het tijd om in te grijpen. Hij stuurt een koe, een vis, een zwaan de weg op en de auto gaat zoals gepland opzij. Zijn metalen huid weigert open te gaan, de schapen willen er niet uit. Een week, een maand, een jaar komt langs en elke dag verandert alles totdat nergens nog sporen terug te vinden zijn. Hij legt niets uit.
15
Weegschaal
Als ik eens mijn nagels rood maak en een potlood slijp. Een lijn trek in het midden van een pagina. Dan kan links de min en rechts de plus komen te staan. Aan de ene kant van de streep zet ik Ikea, daar ga ik niet meer heen want dat doe ik nooit alleen, alleen met jou. Eronder staat het bellen van je werk, het bellen over je werk, het bellen naar je werk. Dat hoeft niet meer. De andere kant zegt dat ik er familie bij gekregen heb. De familie heeft dat zelf gezegd. Vrijdag was ik op het feestje van je broer en zondag zat ik bij je zus. Ik heb ook nieuwe vrienden want je vrienden hebben allemaal een linkerkant met dingen die ze kwijt zijn, jij dus, en een rechterzijde waarop ik soms figureer. Links staat dat er niet meer op mijn huis gepast wordt, op de kat, dat ik met niemand samen naar de dierenarts toe rijd. Dat ik jou heel gelukkig zag de laatste tijd is links een min en rechts juist fijn. En ook: de dode plant op je bureau bleek toch niet dood. Het potlood breekt. Ik slijp mijn nagels rood.
16
Bewijsvoering
Tot nu toe is het niet gelukt om bloemen naar je nieuwe huis te brengen. Zelfs als ik het probeer. De dag waarop je dit adres betrok liet ik de rozen liggen op de trap. De tweede keer kon ik geen winkel vinden. De derde had een ander al zoveel geplant dat waar ik groef groen blad naar boven kwam. Dat zegt toch iets. Vertel eens wat.
17
Iemand die ik liever mis
Ik vind dat nu wel iemand anders een tijdje dood mag zijn. Een top tien is zo gemaakt. Er staan wat mensen op die ik alleen van zien ken en die toch altijd al mokkend kijken. Een vrouw van wie ik heb gemerkt hoe goed ze zich verbergt. Boven aan de lijst zie ik mezelf. Heb ik daar wat aan als het betekent dat hij hier en ik aan de andere kant ga staan? De buren klinken niet alsof ze hobby hebben aan het leven. In de schuur heb ik een schep waarmee ik iets kan regelen.
18
Boven, beneden
Ik heb hem dood zien gaan. Maar ik zie wel meer. Ik zag hem laatst nog varen op een gracht. Hij was wat kaler, maar de man die op de baar lag zag er ook niet exact uit zoals hij, normaal. Wie zegt mij dat hij een van beide beelden was. Wie zegt mij dat ik hem niet vast mag houden. Met twee handen raakten we zijn lichaam aan. Eerst wit, dan grijs. Ergens onder zijn huid stopte iets met stromen, namen dingen af, ging wat voorbij. We zagen allemaal: dit was hij. We zien het allemaal als we naar buiten kijken of naar boven. Al is hij weg, hij is er bij. Omdat hij op de foto staat op de piano. Iedere keer als je zijn straat door rijdt. In de anderen zien we zijn stem, zijn bloed, zijn ogen. Dit is zijn lichaam. Dit zijn wij.
19
Beroemde laatste woorden
Vermoedelijk was het zoiets als ‘shit’. Of ‘hé’. Je vader zegt vaak ‘hé, hé’ op een manier die jij goed na kunt doen, met een vraag erin, die me passend lijkt als je een sloot in rijdt. Of ‘ho’. De auto was tenslotte maar geleend. Je lijkt me ook wel iemand die al jaren had gefantaseerd hoe het moment suprême zou zijn. Die uitspraken had voorbereid. Het schijnt dat Voltaire terwijl hij stierf zijn eigen pols opnam, om na te gaan hoe ver hij was. Van wat hij erbij zei zijn vele versies. Misschien heb jij iets opgeschreven en herschreven maar uiteindelijk in de auto waren er alleen maar water, stukken ijs en glas, geen woord geen tijd.
20
De rest van het jaar,
want het is nu eind oktober, heb ik voldoende tijd om alle vragen nog maar eens te stellen. Wat er veranderd is. De beste vriend is weg en daarom wil vriendin me ook niet meer. De rest van het bestand is uitgebreid. Kan ik nog omgeschoold? Ik heb een punt tussen het midden en een derde van mijn tijd bereikt en moet dus ergens anders heen. Mijn hoofd neemt vliegtuigen naar Des Moines en Santiago. Elke plek waar niemand die ik ken mij kent of overleden is. Er komt een cluster data aan met geheel nieuwe betekenis. Ik vraag het nog maar eens.
21
II Omscholing