WAARDIG WERK WERELDWIJD WERK WERELDWIJD WAARDIG WERELDWIJD WAARDIG WERK Een campagne van de vakbonden en de Vlaamse Noord-Zuidbeweging 2008 – 2010
Achtergronddossier
191 landen ondertekenden een akkoord om tegen 2015 de armoede in de wereld te halveren. Voer samen met de Vlaamse Noord-Zuidbeweging actie om de politici aan hun belofte te herinneren én de lat hoger te leggen. Armoede moet de wereld uit!
1 www.detijdloopt.be
Inhoudstafel 1
Waardig Werk Wereldwijd: Situering van de Campagne Waardig Werk
4
1.1
Werknemers onder druk
4
1.2
Waardig werk: hefboom voor ontwikkeling
4
1.3
De Campagne Waardig Werk: wie, wat, waarom
4
2
De weg naar waardig werk
6
2.1
Waardig werk is …
6
2.2
Waardig inkomen is …
8
2.3
Vakbondsrechten en sociale bescherming
8
3
Waardig Werk in tijden van globalisering
12
3.1
De wereldmarkt groeit
12
3.2
De internationaal georganiseerde bedrijven vergroten hun macht
12
3.3
De financiële sector: de aandeelhouder wint
14
3.4
De controle van overheden verslapt
14
3.5
Steeds meer werknemers in de onzekerheid
14
3.6
Besluit: verdeel-en-heers als globale strategie
15
4
Tegenmacht opbouwen: Voorbeelden van strijd voor betere arbeidsrechten
16
4.1
Thailand: naar slavernij-toestanden
16
4.2
Dominicaanse Republiek: van formele naar informele arbeid
17
4.3
Indonesië: tijdelijke contracten ondermijnen arbeidsrechten
19
4.4
Zuid-Afrika: landarbeiders als meest kwetsbare groep
20
4.5
Ecuador: duidelijke regulering van arbeid in onderaannemingsbedrijven
21
4.6
Peru: liberalisering gaat voluit, lonen gaan omlaag
22
4.7
Mondiale bundeling van krachten
23
5
De politieke eisen van de Campagne Waardig Werk
25
5.1
Waardig inkomen uit waardig werk voor iedereen
25
5.2
Waardig werk centraal in het internationaal beleid
27
5.3
Garanderen van de sociale rechten wereldwijd
28
5.4
Regulering van de privésector
29
6
Lijst met afkortingen / Weblinks
30
7
Decent Work / Decent Life
31
Colofon
fotograaf: copyright: © Wereldmediatheek vzw
Redactie 11.11.11 (Samira Wymeersch, Rudy De Meyer, Myriam Keustermans, Bart Demedts, Corine Van Kelecom, Jacques Mevis) Met de medewerking van ABVV, ACV, FOS, Oxfam-Solidariteit, Wereldsolidariteit Eindredactie Jan De Mets -
[email protected] Foto’s Sigrid Spinnox (cover - ©Wereldmediatheek vzw) ILO (p.4,6,9,12,19), Wereldsolidariteit (p.3,18), Michel Dubois (p.10), Tineke D’Haese (p.16), WFP/FOS (p.21), Han Soete/Indymedia (p.24), Alexandre Seron-CNCD/11.11.11 (p.25), Jacques Mevis (p.26) Vormgeving Yichalal -
[email protected] Druk Drukkerij Vaes Verantwoordelijke uitgever Bogdan Vanden Berghe, Vlasfabriekstraat 11, 1060 Brussel
2
In uw handen ligt het achtergronddossier van de Campagne Waardig Werk. Dit dossier maakt duidelijk wie we zijn, wat de Campagne de komende twee jaar voor ogen heeft en welke politieke eisen we gerealiseerd willen zien. We beschrijven ook wat we bedoelen met Waardig Werk en leggen de mechanismen bloot die het voor miljoenen werknemers steeds moeilijker maken om een waardig inkomen te verwerven. We ontrafelen de strategieën van die ondernemingen die vooral regeringen, vakbonden en werknemers tegen elkaar opzetten om maximale winsten te verzekeren. We benadrukken het belang van Waardig Werk als motor voor ontwikkeling en armoedebestrijding, wat een sterker accent mag krijgen in de Millenniumdoelstellingen. We zijn verontwaardigd over zoveel onrecht. Dit dossier legt uit waarom. We hopen dat je na deze lectuur voldoende gewapend bent om je actief in te zetten voor deze Campagne. ABVV en ACV 11.11.11 - Koepel van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging FOS - Socialistische Solidariteit, Oxfam-Solidariteit, Wereldsolidariteit
3
1. Waardig Werk Wereldwijd: Situering van de Campagne Waardig Werk De Campagne Waardig Werk wil de komende twee jaar arbeidsrechten en sociale bescherming voor iedereen als centrale boodschap op de politieke en publieke agenda plaatsen. Arbeid is een onvervreemdbaar recht dat in de Millenniumdoelstellingen moet worden opgenomen.
1.1 Werknemers onder druk Vandaag gedumpt in Vilvoorde of Genk, morgen in Brazilië of Indonesië, overmorgen in Cambodja of China, ... Wie het meemaakt, vloekt wel op die Braziliaan of Chinees. Wanneer fabrieken zich verplaatsen van Noord naar Zuid en van West naar Oost, dan worden werknemers elkaars concurrenten. Want ze zijn altijd ergens wel goedkoper, altijd is er wel een land dat de basisrechten voor arbeiders nog meer schendt. Nochtans wéten we dat we op de verkeerde mensen foeteren. Werknemers, overal ter wereld, zijn pionnen op het schaakbord van bedrijven, multinationals en banken. En we weten ook dat dat geen liefdadigheidsinstellingen zijn. Maar “werknemers zijn geen gereedschap!” Werknemers worden al te gemakkelijk als een ‘onkost’ beschouwd, iets waarop je kunt besparen als het te duur is of dumpen als het versleten is. Met deze campagne willen we erop hameren dat werknemers in Noord en Zuid, Oost en West geen gereedschap zijn, maar mensen die recht hebben op waardig werk en een waardig loon. Zo staat het ook beschreven in de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens.
4
1.2 Waardig werk: hefboom voor ontwikkeling Werk is een belangrijke hefboom voor ontwikkeling. Dit moet, meer dan nu het geval is, benadrukt worden in de Millenniumdoelstellingen. Immers, bij de aanvang van het nieuwe millennium heeft de wereld zichzelf getrakteerd met enkele mooie beloftes: tegen 2015 is de honger en de armoede gehalveerd. Alleen vergaten de wereldleiders dat waardig werk tegen een fatsoenlijk inkomen het belangrijkste instrument is om die beloftes waar te maken. De Campagne Waardig Werk k wil de komende twee jaar deze ‘vergetelheid’ rechtzetten. Arbeid moet een prominente plaats in die Millenniumdoelstellingen krijgen!
1.3 De Campagne Waardig Werk: wie, wat, waarom De Campagne Waardig Werk k wordt gedragen door de twee grote vakbonden ACV en ABVV, de Vlaamse ngo’s Wereldsolidariteit, FOS-Socialistische Solidariteit en Oxfam-Solidariteit, de koepels van de Noord-Zuidbeweging 11.11.11 en CNCD–11.11.11.
Waardig Werk Wereldwijd: Situering van de Campagne Waardig Werk
In 2005 besloten volgende Noord-Zuidorganisaties om 10 jaar lang rond de Millenniumdoelstellingen te werken onder de naam 2015 DE TIJD LOOPT: 11.11.11, Bevrijde Wereld, Broederlijk Delen, Caritas International, FOS-Socialistische Solidariteit, Globelink, Intal, KBA (Kadervorming voor Afrikanen vzw), Djapo, Oxfam-Solidariteit, Oxfam-Wereldwinkels, Plan België, Protos, Studio Globo, Trias, Vlaams Guatemala-Comité, Volens, Vredeseilanden, Wereldsolidariteit, Wereldcentrum, Wereldmediatheek.
De Millenniumdoelstellingen zijn een stap naar een betere wereld. Wij zijn er van overtuigd dat dit kan, maar dan moet waardig werk erkend worden als cruciaal instrument hiertoe.
Ook andere leden van de campagne 2015 DE TIJD LOOPT werken de komende 2 jaar aan deze campagne mee. Samen hebben we een eisenpakket klaar voor onze politici. Want we willen garanties dat de basisrechten van de werknemers in het Noorden minstens behouden blijven, en in het Zuiden gerespecteerd worden.
Als de 8 Milleniumdoelstellingen gerealiseerd worden, ziet de wereld er in 2015 als volgt uit
1 Het aantal mensen dat in extreme armoede leeft, is met de helft gedaald ten opzichte van 1990. Dit geldt ook voor het aantal mensen dat honger lijdt.
2 Alle kinderen op de wereld volgen basisonderwijs.
Met deze campagne willen we: a het publiek bewustmaken van de misbruiken die er zich op de arbeidsmarkt voordoen, van het belang van waardig werk, a aanklagen dat mensen met een voltijdse baan nog steeds minder dan 2 dollar per dag verdienen, a een politiek eisenprogramma realiseren dat waardig werk zijn verdiende plaats geeft in de Millenniumdoelstellingen, in het beleid van grote internationale organisaties, in de praktijk van multinationale ondernemingen, en in het beleid van België. We kunnen vooruitgang boeken, wanneer we: a het publiek laten inzien dat de werknemers in het Zuiden niet de concurrenten zijn van die van het Noorden, dat hun strijd onze steun verdient en in het verlengde ligt van onze strijd in het Noorden, a het belang van grensoverschrijdende samenwerking tussen werknemers overal ter wereld kunnen aantonen, a onze campagne kunnen inschakelen in een bredere internationale werking rond waardig werk. Waardig werk voor een waardig inkomen. De komende twee jaar is er werk aan de winkel!
3 Meisjes krijgen dezelfde kansen als jongens, in het basis- en middelbaar onderwijs reeds in 2005, in 2015 op alle onderwijsniveaus.
4 Het sterftecijfer van kinderen onder de vijf jaar is met twee derde verminderd ten opzichte van 1990.
5 De moedersterfte is met driekwart verminderd ten opzichte van 1990.
6 De verspreiding van HIV/Aids, malaria en andere ziektes is gestopt. We beginnen met de terugdringing van deze ziektes.
7 We voeren overal een milieubeleid gericht op duurzame ontwikkeling en het onomkeerbare verlies van natuurlijke hulpbronnen is gestopt. Het aantal mensen zonder toegang tot veilig drinkwater is met de helft verminderd en de levensomstandigheden van ten minste honderd miljoen mensen in sloppenwijken is aanzienlijk verbeterd.
8 Wereldwijd werken landen en instellingen samen aan ontwikkeling. Er zijn afspraken over goed bestuur, landen voeren eerlijke handel met elkaar en er is een eerlijk financieel systeem op poten gezet. Het schuldenprobleem van ontwikkelingslanden is opgelost en de ontwikkelingslanden beschikken over nieuwe technologieën. Samen met ontwikkelingslanden is er fatsoenlijk werk voor jongeren gecreëerd.
Waardig Werk Wereldwijd: Situering van de Campagne Waardig Werk
5
2. De weg naar waardig werk De Campagne Waardig Werk heeft een duidelijke visie op wat waardig werk en een waardig inkomen is. We vertrekken van de definities zoals de internationale instellingen die ons aanreiken. Tenslotte gaan we in op twee fundamentele onderdelen van waardig werk: arbeidsrechten en sociale bescherming.
2.1 Waardig werk is … Waardig werk als motor voor persoonlijke zelfontwikkeling Werk hebben is essentieel voor mensen. Het brengt niet louter middelen op tafel om te overleven, om de basisbehoeftes te bevredigen of een zekere levensstandaard te bereiken. Door te werken bevestigen we ook onze identiteit en geven we zin aan onze persoonlijke ontwikkeling. Werk heeft dus een impact op het gezinsleven en op het leven van de gemeenschap. Er is geen waardig werk zonder de creatie van werk en daarom
kan men niet blind blijven voor de vele mensen die zich in de informele economie een eigen job creëren of voor de vele boeren in de ontwikkelingslanden die trachten te overleven zonder bescherming of verdediging van hun arbeidsrechten. Ook de onbetaalde arbeid, grotendeels geleverd door vrouwen in Noord en Zuid, wordt erg ondergewaardeerd (huisarbeid, zorg voor de kinderen, …). Werk als empowerment: arbeidsrechten Waardig werk gaat ook over het respecteren van arbeidsrechten: de vrijheid om zich te organise-
Waardig werk is volgens de Internationale Arbeidsorganisatie: a vrij gekozen werk, a met een inkomen dat de gezinsbehoeften dekt, a met respect voor fundamentele arbeidsrechten zoals het recht op organisatie en collectieve arbeidsonderhandelingen, a met sociale bescherming, a met sociale dialoog, a met gelijkheid tussen alle mannen en vrouwen. 6
De weg naar waardig werk
Uit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens 60 jaar geleden, in 1948, werd het recht op arbeid ingeschreven als een fundamenteel recht voor elk mens.
ren, te protesteren of via de collectieve arbeidsonderhandelingen deel te nemen aan de beslissingen die een impact op je werk hebben. Iedere werknemer, ongeacht zijn of haar statuut, moet deze fundamentele arbeidsrechten (kunnen) afdwingen, en in het bijzonder de meer arme of achtergestelde werknemers of zij die in de informele economie werken. Sociale bescherming Waardig werk betekent dat jij en je collega’s beschermd zijn wanneer het even minder goed gaat (ziekte, werkloosheid, de oude dag), maar ook zij die om een of andere reden geen betaalde job kunnen uitoefenen. Sociale bescherming werkt als een veiligheidsnet en garandeert solidariteit en stabiliteit. Sociale bescherming is een krachtig instrument van herverdeling en een fundamenteel mensenrecht. Daarom moet de andere helft van de wereldbevolking die nog niet over sociale zekerheid beschikt zo snel mogelijk dit recht toebedeeld krijgen. Ook vrouwen en werknemers in de informele economie moeten van dit recht kunnen genieten. Democratische vertegenwoordiging, sociale dialoog en onderhandelingen. Waardig werk wordt in een IAO-definitie en in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uitvoerig omschreven. Toch is het concept “waardig werk” doorheen de tijd aan verandering onderhevig. Het is dus van belang dat alle belanghebbenden gehoord worden. Dialoog en onderhandelingen zijn onontbeerlijk wil men conflicten vreedzaam oplossen. De sociale dialoog tussen sterke en onafhankelijke werknemers- en werkgeversorganisaties is cruciaal in conflictvoorkoming en –beheersing op het werk en in het uitbouwen van een evenwichtige samenleving.
De weg naar waardig werk
Artikel 23 Een ieder heeft recht op arbeid, op vrije keuze van beroep, op rechtmatige en gunstige arbeidsvoorwaarden en op bescherming tegen werkloosheid. Een ieder, zonder enige achterstelling, heeft recht op gelijk loon voor gelijke arbeid. Een ieder, die arbeid verricht, heeft recht op een rechtvaardige en gunstige beloning, welke hem en zijn gezin een menswaardig bestaan verzekert, welke beloning zo nodig met andere middelen van sociale bescherming zal worden aangevuld. Een ieder heeft het recht om vakverenigingen op te richten en zich daarbij aan te sluiten ter bescherming van zijn belangen. Artikel 24 Een ieder heeft recht op rust en op eigen vrije tijd, met inbegrip van een redelijke beperking van de arbeidstijd, en op periodieke vakanties met behoud van loon.
De Internationale Arbeidsorganisatie - IAO De Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) - International Labour Organisation, ILO in het Engels – werd in 1919 opgericht als onderdeel van het Vredesverdrag van Versailles. De IAO heeft een unieke drieledige structuur. In al haar organen zijn zowel regeringen, de werkgevers- en werknemersorganisaties op een evenwaardige wijze vertegenwoordigd. Het is de enige internationale organisatie waarin de werknemers betrokken zijn bij alle werkzaamheden en bij de besluitvorming. Na de Tweede Wereldoorlog groeit zij binnen de Verenigde Naties uit tot de dochterorganisatie die gespecialiseerd is in sociaal beleid. Reeds in 1948 verklaart de IAO dat arbeid geen koopwaar is, 60 jaar later nog altijd een fris idee. De IAO is bevoegd om internationale arbeidsconventies goed te keuren. Die arbeidsnormen zijn het resultaat van soms jarenlang overleg. Sinds 1919 zijn al 188 conventies en 199 aanbevelingen goedgekeurd. Toch slaagt de IAO er niet in die echt afdwingbaar te maken, zelfs niet de fundamentele arbeidsnormen. In 1998 adopteerde de IAO de Verklaring over de Fundamentele Principes en Rechten op het Werk. Daarin legde ze vier fundamentele arbeidsnormen vast die alle IAO-lidstaten horen te respecteren en te realiseren: 1) Verbod op dwangarbeid (1930 - Conventies 29 en 105), 2) Vrijheid van vereniging en recht op organisatie (1948 - Conventie 87) en Recht op Collectieve onderhandelingen (1949 - Conventie 98), ook wel syndicale rechten genoemd, 3) Verbod op discriminatie – in tewerkstelling (1958 - Conventie 111) en Gelijk loon voor gelijk werk (1949 - Conventie 100), 4) Verbod op kinderarbeid – minimumleeftijd (1958 - Conventie 138) en Verbod op de ergste vormen van kinderarbeid (1999 - Conventie 182).
7
2.2 Waardig inkomen is … “Ik zeg u dat ik niet genoeg verdien om mijn kinderen eten te geven en ik werk met blote handen in velden vol pesticides. Ik krijg minder loon dan mannen, voor hetzelfde werk. Niemand moet mij komen vertellen dat dit eerlijk is!” (Gertruida, landarbeidster, interview voor Action Aid campagne rond Tesco) “Hoeveel ik zou verdienen zonder premie voor overwerk? Moeilijk te zeggen, want als we geen overwerk doen, worden we ontslagen.” (arbeider van een mobiele-telefoonfabriek in Thailand) Werk is van vitaal belang want het zorgt voor een inkomen. Met inkomen bedoelen we het loon van werknemers, de inkomsten uit de activiteiten van landbouwers, zelfstandigen e.a., het vervangingsinkomen en inkomen via sociale bescherming. We praten over inkomen uit werk, om te verduidelijken dat er ook andere bronnen van inkomsten zijn (met name uit kapitaal). Volgens de IAO moet het wettelijk minimumloon het mogelijk maken dat een werknemer (m/v) en zijn familie in hun basisbehoeftes kunnen voorzien, en dit “in het licht van nationale economische en sociale omstandigheden”. 90 procent van alle landen heeft een wettelijk minimumloon, maar dat volstaat vaak niet om de meest essentiele kosten te dekken. Bovendien kunnen niet alle werknemers van deze wetgeving genieten. Vooral
8
Japan
Western Europe
0
North America
50
Eastern Europe
100
Eastern Asia
South America
150
Middle East
200
Asia Pacific
250
Central Africa
300
Northern Africa
350
Southeastern Africa
400
Southern Asia
Miljoenen mensen die leven van minder dan 1 dollar per dag 450
Bron: www.worldmapper.org , University of Sheffield
thuiswerkers en landarbeiders vallen uit de boot, nochtans in vele landen de meerderheid van de armen. De kloof tussen rijk en arm blijft dus bestaan, ondanks alle beschikbare middelen. Enkele landen zijn de voorbije decennia aan een inhaalbeweging begonnen (China, India, Brazilië, ...). Maar ook binnen deze landen neemt het verschil tussen rijk en arm nog steeds toe. De helft van alle werknemers ter wereld heeft wel werk, maar verdient niet meer dan 2 dollar per dag. Dat is de armoedegrens zoals ook in de Millenniumdoelstellingen opgenomen. Werk zou hét middel moeten zijn om mensen uit de armoede te halen en te houden. Dat kan enkel wanneer werknemers een waardig loon krijgen en overheden spelregels opstellen die bedrijven respecteren.
2.3 Vakbondsrechten en sociale bescherming Deze twee aspecten zijn van fundamenteel belang om waardig werk te garanderen: a vakbondsrechten zorgen voor een waardig werk op de werkvloer zelf, a sociale bescherming zorgt voor een waardig leven wanneer werken om allerlei redenen niet kan.
2.3.1.Vakbondsrechten, verdedigd door organisaties van werknemers “Nu is er een vakbond actief in onze fabriek. Vroeger was overwerken verplicht, nu gebeurt het op vrijwillige basis en het management respecteert de wetgeving.” (Kalliyan, textielarbeidster, 30 jaar, Cambodja, uit de Decent Work, Decent Lifecampagne) “Ik ben me bewust van het risico dat ik loop. Maar er zijn meer dan 250.000 textielarbeiders in Cambodja die recht hebben op ondersteuning van onafhankelijke vakbonden. Ik vrees echter voor mijn veiligheid en het risico bestaat dat andere activisten die vechten voor demo-
De weg naar waardig werk
cratie en arbeidsrechten zullen gedood worden.” (Chea Mony, Cambodja, uit de Decent Work, Decent Life-campagne) De basisrechten van werknemers zijn o.a. de vrijheid om zich te organiseren, te protesteren of via het collectieve overleg de beslissingen met een impact op hun werk te beïnvloeden. Om die rechten in de praktijk af te dwingen, organiseren mensen zich in vakbonden of andere civiele organisaties. Die willen dat overheden deze fundamentele rechten in wetten gieten zodat naleving, controle en eventueel bestraffing mogelijk is. Dat gaat zelden zonder slag of stoot. Onze eigen Belgische geschiedenis indachtig weten we dat machthebbers en bedrijven soms andere prioriteiten hadden en hebben. Wereldwijd moet bijna de helft van de werknemers het stellen zonder deze basisrechten. Vaak worden mensen die vechten voor het invoeren van deze rechten bedreigd, soms vermoord. Wie actief is in een vakbond, wordt in vele landen het leven lastig gemaakt, gebroodroofd en/of vervolgd. De sterkte van de werknemers ligt dan in hun aantal en hun doorzettingsvermogen. Want wie individueel met werkgevers moet onderhandelen, is doorgaans gedwongen om lage lonen te aanvaarden. Door werknemers te organiseren worden zij zich bewust van hun rechten, kunnen ze hun problemen zichtbaar maken en overheden en werkgevers onder druk zetten. De werknemers staan op diverse manieren bloot aan de willekeur van de werkgever: a in landen waar vakbonden zwak staan, verboden zijn of het leven zuur wordt gemaakt; a in landen waar de arbeidswetgeving dode letter blijft, of de politieke wil, middelen of mankracht ontbreken om een stevige arbeidsinspectie en degelijk werkende arbeidsrechtbanken op te zetten; a in landen die geen prioriteit maken van een goeddraaiende arbeidsmarkt, die vrijhandelszones opzetten om grote investeringen te lokken, a in landen waar de meerderheid van de mensen in de informele economie werkt. De Campagne Waardig Werk wil deze kwetsbare werknemers in het voetlicht plaatsen.
De weg naar waardig werk
Met ‘werknemers’ (m/v) bedoelen we: a mensen die in de formele economie werken (arbeiders, bedienden, ...); a zij die in de informele sector proberen te overleven door allerhande diensten te leveren, handeltjes op te zetten, ...; a landarbeiders in dienst van agrobedrijven, de thuiswerkers op stukcontract, de illegale arbeiders in sweatshops, ...
Onbetaalde zorgarbeid Vrouwen staan in voor het leeuwendeel van de zorg voor hun gezin, hun huishouden en zelfs voor de lokale gemeenschap. De tijd die vrouwen besteden aan zorgtaken kunnen zij niet gebruiken voor vrije tijd, onderwijs, ontplooiing of inkomsten te genereren. Zorgarbeid is onbetaald en daarom ook maatschappelijk minder gewaardeerd. Zorgarbeid heeft veel met gender te maken. Gender verwijst naar de ideeën en verwachtingen inzake mannelijkheid en vrouwelijkheid, en de taken en rollenpatronen die daarmee samenhangen. De rollen zijn in elke maatschappij anders verdeeld en ingevuld. Doorgaans nemen mannen de meer zichtbare of publieke rollen op zich (die ook beter erkend zijn en hoger staan aangeschreven) en vrouwen de meer onzichtbare en huishoudelijke rollen. Vrouwen staan dus in voor een heleboel werk dat bijvoorbeeld niet in het Bruto Nationaal Inkomen meegerekend wordt.
Loonkloof m/v De Dag van het Gelijk Loon is de Belgische variant van de Amerikaanse actie Equal Pay Day. Dat is de dag tot wanneer vrouwen moeten werken om aan hetzelfde jaarloon als mannen te komen, en dit voor gelijk werk. Ook in België staan vrouwen nog dagen ‘in het rood’. Ondanks de wetgeving, de loonevolutie en de gemiddelde loonstijgingen, is de gemiddelde loonkloof sedert 1995 vrijwel ongewijzigd gebleven. Afhankelijk van de gegevensbron en de berekeningswijze stelt men in België een loonkloof vast van 13 tot 39 procent. Het officiële loonkloofrapport van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen (26 maart 2007) maakt melding van een loonkloof van 15 procent, berekend op basis van het gemiddelde bruto maandloon van voltijdse werknemers in de industrie en de diensten. Alle betrokken organisaties hopen dat de Dag van het Gelijk Loon ooit op 31 december zal vallen.
9
2.3.2. Sociale bescherming “Ik werkte in de fabriek, maar die sloot vorig jaar. Nu verkoop ik ananas op straat. Ik verdien 200 pesos per dag. Dat is niet genoeg om voedsel te kopen voor mijn twee kinderen en mijn ouders. Als ik ziek word of een ongeval heb, hebben we niets.” (werknemer in informele sector in de Dominicaanse Republiek) “Als je erg ziek wordt en naar het ziekenhuis moet, krijg je geen loon. Na 4 of 5 dagen word je ontslagen.” (27-jarige werknemer, getrouwd, één kind, Thailand) Sociale bescherming of sociale zekerheid biedt de werknemer een bescherming op allerlei terreinen. In België gaat het om arbeidsongevallen en beroepsziekten, werkloosheid, pensioenen, ziekte en invaliditeit, kinderbijslag, jaarlijkse vakantie. Deze maatregelen werden stelselmatig uitgebouwd sinds het begin van de 20ste eeuw en kregen een wettelijke grondslag na WO II. Als werknemer in België krijg je sociale bescherming op basis van de betaalde bijdragen en de aangifte van het aantal arbeidsdagen.
10
Voor de Campagne Waardig Werk is het duidelijk dat deze verworvenheden in België en andere verzorgingsstaten minstens moeten behouden blijven. Sociale bescherming biedt immers een vangnet en garandeert solidariteit en stabiliteit. Sociale bescherming is een krachtig instrument van herverdeling. Wereldwijd is slechts 1 op 5 personen voldoende sociaal beschermd. Dit gemiddelde verbergt enorme schommelingen: van een dekkingsgraad van bijna 100 procent in de geïndustrialiseerde landen, 20 à 60 procent van de bevolking in landen met een gemiddeld inkomen, tot slechts 5 à 10 procent in ontwikkelingslanden. In deze laatste groep werkt het merendeel van de bevolking informeel, wat wil zeggen dat ze helemaal geen sociale bescherming genieten, noch van een pensioen noch van een uitkering bij ziekte, een arbeidsongeval of zwangerschap. Vele landen in het Zuiden bieden geen degelijke sociale bescherming aan. Daarom nemen burgers en sociale bewegingen (vakbonden, boerenorganisaties, ngo’s, vrouwen- en jongerenorganisaties) zelf diverse initiatieven tegen sociale uitsluiting. Soms hebben deze structuren, opgezet door sociale organisaties, geleid tot formele of informele gemeenschapssystemen voor sociale bescherming.
De weg naar waardig werk
De sociale bescherming staat overal onder druk: de verouderende bevolking in het Noorden, de bevolkingsexplosie in het Zuiden, grote groepen mensen getroffen door HIV/Aids, ... Wanneer bedrijven en overheden wensen te besparen, is de sociale bescherming ook een gemakkelijk slachtoffer. Doorgaans wordt er éérst op arbeidskosten en sociale bijdragen bespaard. Bedrijven spelen ook regeringen tegen elkaar uit om zo weinig mogelijk belastingen en sociale bijdragen te betalen, wat de winsten (voor de aandeelhouders) aanzienlijk doet toenemen. Landen en bedrijven met goede sociale beschermingsvoorzieningen ondervinden dus zware concurrentie met landen of bedrijven die geen of weinig sociale bescherming aanbieden of de internationale arbeidsrechten aan hun laars lappen. De uitbouw van sociale bescherming in ontwikkelingslanden is betaalbaar. Dat bewijzen volgende cijfers: a De IAO heeft berekend dat de totale kost van pensioensuitkeringen in 12 lage inkomenslanden (6 in Sub-Sahara-Afrika en 6 in Azië) minder dan 1 procent van het BNI van dat land zou vergen1. a De 8 rijkste landen hebben in 2005 op de G8-top in het Schotse Gleneagles 25 miljard dollar voor ontwikkelingshulp in Afrika beloofd. Slechts 3 procent daarvan is voldoende om alle lageinkomenslanden in Sub-Sahara-Afrika een minimumpakket aan sociale bescherming te bieden. a Een dergelijke investering zou in minder dan 10 jaar de armoede met 40 procent verminderen. De kosten van deze voorzieningen zouden ruimschoots worden terugverdiend door de verhoogde economische groei als gevolg van meer productieve werkkrachten2. Het systeem is dus betaalbaar en is enkel afhankelijk van de politieke wil. De Campagne Waardig Werk k wil dat de landen in het Zuiden een goede duw in de rug krijgen om een systeem van sociale bescherming (verder) uit te bouwen. Waar wacht men nog op?
1
2
IAO, Cichon, Dr. Michel, ‘Can low income countries afford basic social protection? First result of a modelling exercise’, 2003. idem.
De weg naar waardig werk
Informele economie in Noord en Zuid De Internationale Arbeidsorganisatie definieert informele economie als ‘werk zonder contract, secundaire arbeidsvoorwaarden noch sociale bescherming, dat zowel binnen als buiten formele ondernemingen wordt uitgevoerd’. Het gaat bijvoorbeeld om Bulgaren in de Gentse bloemisterijen of in de Kempense champignonkweek, Indiase Sikhs in de fruitstreek van Limburg, Poolse arbeiders in het zwart op vele bouwwerven. Het gaat om de illegale migranten in de VS, Europa, Canada en Australië die om te overleven elk sociaal onbeschermd werk aannemen. Het gaat om ambtenaren, leerkrachten, dokters, politieagenten die naast hun job wat moeten bijverdienen voor een leefwaardig inkomen. Het gaat om de 300.000 thuisarbeiders in Australië, werkzaam in de textiel-, kleding- en schoenenindustrie, zowat 14 keer meer dan fabrieksarbeiders. Het gaat om de honderdduizenden die in India de ruggegraat van de productie van kleding, tapijten, voetballen, halfedelstenen en juwelen vormen. In het Noorden gaat het doorgaans om mensen die ‘in het zwart’ aan de bak komen. In nogal wat landen in het Zuiden gaat het om een grote en verscheiden groep: straatventers, schoenpoetsers, kledingarbeiders, transporteurs, huispersoneel, straatvegers, … Of ze stellen hun arbeid ter beschikking van (onderaannemers van) bedrijven die veel goedkope arbeidskrachten nodig hebben. Binnen deze grote groep mensen zijn de vrouwen oververtegenwoordigd. De grens tussen ‘formele’ en ‘informele’ arbeid vervaagt ook. Dat is een doelbewuste politiek van grote bedrijven om zo de druk op de contractuele arbeiders op te voeren.
“Doing Business” volgens de Wereldbank In het jaarlijkse ‘Doing Business’-rapport3 maakt de Wereldbank een klassement op van 178 landen op basis van indicatoren die “het investeringsklimaat bevorderen”. De indicator “employing workers” baseert zich op de rigiditeit van het tewerkstellingsbeleid, bijvoorbeeld a hoe moeilijk/makkelijk het is om iemand in dienst te nemen of te ontslaan; a de werkuren en de regeling hiervan; a het niveau van de kosten die gepaard gaan met ontslag, ... In de landen die bovenaan de lijst komen, kunnen bedrijven op korte termijn en voor beperkte duur voor een hele reeks taken werknemers aannemen. Een land dat geen beperkingen oplegt aan nacht- en weekendwerk en dat werkweken toestaat van meer dan 5 dagen of meer dan 50 uren per week, krijgt een goede score. Het recht om werknemers zonder officiële kennisgeving aan de deur te zetten in periodes van ‘overtolligheid’, wordt eveneens hoog gewaardeerd. Het is duidelijk dat een dergelijke rangschikking van landen indruist tegen de fundamentele arbeidsnormen van de IAO. Dit is geen alleenstaand geval binnen de Wereldbank. Zo maakte Oxfam International een studie4 over de aanbevelingen van de Wereldbank met betrekking tot tewerkstelling in landelijke gebieden in 6 landen: Indonesië, Filipijnen, Bangladesh, India, Marokko en Chili. Uit deze studie bleek duidelijk dat de minimale arbeidsnormen zoals voorgeschreven door de IAO, niet van tel zijn. Enkel in Bangladesh houdt de Wereldbank rekening met de arbeidsnormen in haar beleidsaanbevelingen. 3
www.doingbusiness.org
4
Labour legislation and Waged Agricultural Workers, September 2007, Carlos Montes et Anja Linder.
11
3. Waardig Werk in tijden van globalisering De wereldeconomie wordt niet bepaald door het algemeen belang maar door de drijfveer van een zo groot mogelijke winst. Deze vaststelling maken we hard met enkele trends en mechanismes. We besluiten dat overheden, werknemers en vakbonden tegen elkaar uitgespeeld worden. Dit is een nefaste strategie waar we dringend een antwoord moeten op geven.
3.1 De wereldmarkt groeit ‘Made in ...’ Sinds de val van de Berlijnse Muur in 1989 is het ‘marktterrein’ verdubbeld. De ex-Oostbloklanden, China, Vietnam en anderen openden hun deuren, in één ruk (zoals in Polen) of heel geleidelijk (zoals in Vietnam en China). Een deel van hen, China bijvoorbeeld, ontpopte zich vrij snel tot exporteur van formaat. ‘Made in China’ werd een begrip voor erg zichtbare artikelen zoals kleding, schoenen, speelgoed, en kleine elektronica. Deze globalisering creëerde wereldwijd weliswaar nieuwe rijken en een grotere middenstand, maar de koopkracht van de meeste werknemers nam niet toe.
3.2 De internationaal georganiseerde bedrijven vergroten hun macht Multi-multi-nationaal Vooral grote privéactoren bepalen het wel en wee van de wereldeconomie en hun macht is de voor-
12
bije decennia alleen maar toegenomen. Van een paar honderd multinationale ondernemingen (MNO’s) in de jaren ‘70 ging het naar 78.400 bedrijven met nog eens 780.000 filialen5. Tegelijk merk je in bijna alle economische sectoren een grotere concentratie van activiteit en macht bij een handvol topbedrijven. Steeds grotere winsten eerst Internationaal georganiseerde bedrijven ontsnappen steeds meer aan de controle van nationale regeringen en vakbonden. In de internationale concurrentie zien zij zich verplicht – als zij tenminste hun winsten willen vrijwaren – om die plekken te kiezen waar arbeidskosten en belastingen laag zijn en waar de overheid wil opdraaien voor alle noodzakelijke infrastructuur. Dat zet in Noord en Zuid, Oost en West de lonen en de sociale bescherming – zo die er al is – steeds meer onder druk. Of zij splitsen zich op in kleinere productie-eenheden en kiezen voor elk onderdeel de meest voordelige plaats uit.
5
World Investment report 2007, Unctad, inleiding blz XVI.
Waardig Werk in tijden van globalisering
Koning Auto en zijn onderdanen
“This is a long distance call” MNO’s maken uiteraard gebruik van de nieuwste snufjes op het vlak van informatie-, communicatie- en organisatietechnologie. Een mooi voorbeeld hiervan is de simultaanvertaling die men nu ook op grote afstand van het gesprek, de speech of de onderhandeling kan organiseren. Of het softwarebeheer en de boekhouding die aan gespecialiseerde bedrijven in India of elders wordt uitbesteed, engineering-projecten naar Brazilië, experimenteel onderzoek inzake kernfusie naar Korea, enz. Eén keten – vele schakels Multinationale ondernemingen (MNO’s) en grote bedrijven doen steeds meer een beroep op onderaanneming. Ze splitsen hun productieketen in kleinere schakels. In deze zogenaamde ‘netwerkstructuren’ kunnen bedrijven de meeste schakels vrij makkelijk en snel naar andere bedrijven en gebieden verschuiven. Ook ‘delokaliseren’ genoemd. Door te delokaliseren bespaart een bedrijf op de kosten en sociale bijdragen en kan ze ook gemakkelijker de verantwoordelijkheid van zich afschuiven (“die onethische praktijken deden zich in onderaanneming voor”). Oost – Zuid en Zuid – Zuid ... In de EU hebben we al heel wat ervaring met ‘delokalisatie’. Maar de enge droom gaat elders verder. De concurrentie speelt nu meer tussen landen in Oost en Zuid, en tussen landen in het Zuiden onderling. Voorbeelden? Zie hoofdstuk 4. ... maar ook Zuid – Oost en Zuid - Noord Het patroon van delokalisatie is grilliger en ondoorzichtiger. Het gaat in alle windrichtingen. Koreaanse bedrijven hebben filialen in Indonesië, in Groot-Brittannië of Ierland. Belgen beginnen in Polen een bedrijf dat werknemers tijdelijk (en zonder volle verplichtingen voor de Belgische Sociale Zekerheid) detacheert voor productie of dienstverlening in België of andere Europese landen. Door de uitbreiding van de Europese Unie worden nieuwe lidstaten zoals Polen, Bulgarije en Roemenië op die manier gepromoveerd van ‘concurrerend buitenland’ naar ‘concurrerend binnenland’.
Waardig Werk in tijden van globalisering
Een persbericht van persagentschap Belga uit 1997: “Op donderdag 27 februari 1997 riep de secretaris van de Renault-topman Louis Schweitzer de pers samen in het Brusselse Hilton hotel. Bijgestaan door verschillende lijfwachten kondigde hij aan dat de deuren van Renault Vilvoorde definitief zouden dichtgaan op 31 juli. Het nieuws sloeg in als een bom. Personeel, politici en de bevolking reageerden verontwaardigd, vooral over de botte manier waarop de sluiting werd aangekondigd en uitgevoerd. Een golf van solidariteit met de 3.098 werknemers overspoelde het land tot buiten de grenzen. Bestellingen werden afgezegd en stickers met ‘Dit is mijn laatste Renault’ sierden vele autobumpers. De fabriek zelf werd maandenlang bezet. De directie gaf echter geen krimp. De beslissing kon niet worden teruggedraaid. De sluiting gaf mee aanleiding tot de ‘Wet Renault’ over betere procedures bij collectief ontslag.” België produceert nog steeds het grootste aantal auto’s ter wereld per inwoner. De sector geeft werk aan een 30.000 mensen, en als je er de toeleveringsbedrijven bijtelt een 120.000. Maar de autoconstructeurs verhuizen het voorbije decennium in toenemende mate onderdelen van de productie naar ‘goedkopere’ landen. Als reden verwezen de bedrijfsleiders voortdurend naar de “hoge loonkosten” in België. Bedoeld is die van de werknemers, niet de eigen hoge lonen. De werknemers klagen over een enorme toename van de werkdruk. Die druk is de voorbije decennia met mondjesmaat toegenomen: Vanaf de jaren ’70 werd het tweeploegenstelsel ingevoerd, later drie ploegen, soms ook met een vierde weekendploeg – dit gaf toen concurrentieel voordeel met andere landen; Deze voorsprong werd ‘ingehaald’ en de druk op de arbeidsvoorwaarden nam toe; De Belgische regering stond de ‘tijdelijke werkloosheid’ toe: als er minder werk is, kunnen de arbeiders tijdelijk van de sociale zekerheid leven, dus niet op de kosten van het bedrijf; Autoconstructeurs begonnen zich op te splitsen, onderdelen van de productie uit te besteden aan toeleveringsbedrijfjes, soms zelfs op het terrein van de constructeur zelf. In die bedrijfjes zijn de lonen en de arbeidsvoorwaarden slechter en is niet altijd vakbondswerking mogelijk. De vakbonden staan soms met de rug tegen de muur: ofwel deze steeds flexibelere voorwaarden aanvaarden en die zo optimaal mogelijk houden, ofwel de bedrijfssluiting. Voor de werknemers lijkt het soms kiezen tussen de pest en de cholera: ontslagen worden of langer of harder werken voor hetzelfde loon. Maar meer werkdruk is meer druk op de gezondheid van de werknemer, is sneller burnout, betekent hogere sociale zekerheidskosten ... En dan hebben we het nog niet gehad over de gevolgen voor het gezinsleven van deze werknemers. Internationale solidariteit is dan een broodnodige maar complexe opgave. Dat vakbonden er echter steeds beter in slagen die grensoverschrijdende samenwerking op te zetten, bewijst het verhaal bij General Motors (zie kadertekst hoofdstuk 4).
13
3.3 De financiële sector: de aandeelhouder wint Zuur verdiend geld De financiële sector - banken, verzekeringsmaatschappijen, pensioenfondsen of grote privébeleggers - speelt een hoofdrol in de wereldeconomie. Ze is geldschieter, schuldeiser en aandeelhouder. Zowel bij grote investeringen als bij overnames spelen deze instellingen een cruciale rol. Als ‘financiële’ aandeelhouders eisen ze een zeer hoog rendement. Aandelen in productiebedrijven moeten immers evenveel opbrengen als de puur financiële instrumenten. Een rendement van 15 procent op eigen middelen is een minimum en geldt als een ongeschreven wet om overeind te blijven. Gewoon winst maken is niet genoeg; de lat ligt hoog. Een filiaal dat winst maakt, maar niet die hoge drempel haalt, loopt gevaar op liquidatie. Werknemers gaan dan al eens mee door de afvoerbuis. De grote verdwijntruc De financiële sector kan ook toveren met de financiële stromen, ze ongrijpbaar en ondoorzichtig maken. Ze bieden diensten aan die bedrijven helpen de winst en het verlies te manipuleren. Dat kan bijvoorbeeld door bij transacties tussen filialen kunstmatig hoge of lage prijzen voor goederen en diensten aan te rekenen. Ook de belastingsparadijzen ‘helpen’ een handje door een belangrijk deel van de financiële transacties buiten beeld te houden. Ook daardoor wordt arbeid kwetsbaarder. Het wordt moeilijk voor een ondernemingsraad om te zien of een bedrijf nog rendabel is.
3.4 De controle van overheden verslapt Het breekijzer van de Wereldhandelsorganisatie (WHO) Onder het motto “vrije handel eerst” moeten landen afzien van maatregelen om de eigen economie, de eigen bedrijven te beschermen tegenover buitenlandse bedrijven en importen. Onder druk werden voorwaarden afgeschaft zoals het verplicht (gedeeltelijk) herinvesteren van de winsten in het land zelf, of het inzetten van lokale werknemers. Vrijhandelsverdragen verminderen voortdurend de mogelijkheden van regeringen om sociale en milieumaatregelen te nemen, onder andere door te eisen dat ze “zo weinig mogelijk handelsverstorend” zouden zijn.
14
Zones van Vrije Handel en Gebonden Arbeid Vrijhandelszones, ‘exportverwerkingszones’, EPZ’s of ‘vrijzones’, veel ‘vrij’ en ‘export’ dus. Ze zijn door diverse landen opgericht om buitenlandse investeerders aan te trekken met fiscale voordelen, soepelere sociale regels en geen (of streng gelimiteerde) vakbondswerking. Daardoor zijn ze vaak berucht om de frequente schendingen van de arbeidsrechten. In 2002 bestonden er al zo’n 3.000 van dit soort zones in 116 verschillende landen. ‘Schuldige nalatigheid’? De overheid heeft een stap opzij gezet. Ze heeft de verantwoordelijkheid uit handen gegeven en overgelaten aan de privésector. Dit vanuit de mythe dat de wetten van vraag en aanbod uiteindelijk alles wel in evenwicht brengen. Met andere woorden: een neo-liberaal beleid. De centrale eis van de Campagne Waardig Werk is dan ook: overheid, neem opnieuw uw verantwoordelijkheid!
3.5 Steeds meer werknemers in de onzekerheid “Hun gebrek aan rechten maakt van migranten zeer gegeerde werknemers. Zij kunnen makkelijk gedwongen worden lange uren te werken in afschuwelijke omstandigheden voor minder loon zonder gevaar op sancties.” (Burmese Women Union) “Ik werk in een vreemd land en het enige wat ik verlang is niet meer dan 12 uur per dag te werken en daar het correcte loon voor te krijgen. Maar we worden door de bedrijfseigenaar onderdrukt. We vragen minder dan we verdienen en toch lukt dat maar niet.” (Birmaan die 7 jaar in Thailand heeft gewerkt, uit de Decent Work, Decent Lifecampagne) Werkmensen zonder papieren In Europa en elders worden gretig mensen (met of zonder wettige verblijfspapieren) ingezet in de bouwsector of als huispersoneel zonder een geldig contract. In België alleen al gaat het om duizenden mensen. Hun rechten worden systematisch en flagrant geschonden. Het is een Europese versie van de ‘informalisering’ van de economie.
Waardig Werk in tijden van globalisering
Het economische speelveld “[De manager] wil de kansen grijpen die zich voordoen op de steeds vrijere wereldmarkt. Vanzelfsprekend zoekt hij goede infrastructuur op, natuurlijk wil hij degelijk opgeleide, toegewijde en productieve werknemers, liefst ook rechtszekerheid en niet al te veel corruptie. Maar evenzeer zal hij uitkijken naar de goedkoopste grondstoffen, zal hij de goedkoopste werkkrachten verkiezen, de laagste belastingen, de laagste sociale zekerheidsbijdragen, goedkoop kapitaal en liefst zelfs onbelaste winsten. (...) Dan kijken managers vooral naar de kosten, dan veranderen de werknemers van menselijk kapitaal in kostenposten waarin stevig gesnoeid moet worden, dan kijken zij uit naar goedkopere plekken waar mensen voor veel minder geld en met veel minder rechten aan het werk kunnen worden gezet.” 6 Die onbegrensde vrijheid verandert het economische speelveld in een strijdperk waar veel onschuldige slachtoffers vallen, omwille van een totaal gebrek aan sociale bescherming. 6
Dirk Barrez, uit Palabrief 23. Delokalisatie, Mens en samenleving als speelbal van de economie’, 2005)
Van boer tot landarbeider Buiten de fabrieken om zien we ook dat het aantal boeren vermindert en het aantal landarbeiders toeneemt. Technologie gaat hier hand in hand met een verhoogde werkloosheid en meer tijdelijke contracten. Zo ontstaat een groeiend leger van tijdelijke arbeiders (veelal vrouwen) met geen enkele bestaanszekerheid en een zwakke onderhandelingspositie.
3.6 Besluit: verdeel-en-heers als globale strategie “Zolang we de reële lonen niet kunnen verlagen tot op het niveau van de Brazilianen of de Koreanen, kunnen we de productiewinsten niet aan lonen besteden én tegelijkertijd competitief zijn” (Stanley Mihelick, executive vice president of Goodyear Company; geciteerd in ‘Global Village or Global Pillage’, Jeremy Brecher en Tim Costello, South End Press, Cambridge, Massachussess, 1998) Landen die zich willen verzetten tegen dit opbodspel, voelen zich met de rug tegen de muur geplaatst. Zo lijkt de ‘globalisering van de wereldeconomie’ wel erg op chantage en verdeel-en-heers: a Regeringen worden tegen elkaar opgezet om de laagste belastingen en de meest aantrekkelijke investeringszones aan te bieden. a Werknemers worden tegen elkaar opgezet voor de laagste lonen en de minste maatregelen inzake sociale bescherming. De bekendste voorbeelden van deze trends in België vinden we in de autoindustrie (zie kader). Soms
Waardig Werk in tijden van globalisering
gaan bedrijven failliet om niet lang nadien opnieuw op te starten onder een andere naam met precies dezelfde activiteit ... maar met slechtere arbeidsvoorwaarden. Soms wordt de concurrentie binnen een zelfde bedrijf bewust aangewakkerd. Soms worden bedrijven in stukjes opgesplitst, waarbij de werknemers verschillende rechten/lonen/voorwaarden hebben. In dit economisch landschap verworden werknemers tot gereedschap, enkel afgewogen op hun rendement. Hoeveel moet je er voor betalen en wat kunnen ze je opleveren. Zo kijk je ook naar een drilboor, een drukpers of een vrachtwagen. Als er beter op de markt is, moet je de oude rommel dumpen. Anders wordt je voorbijgestoken door de concurrentie en kan je de boeken sluiten. Dat zijn nu eenmaal de spelregels van de vrije markt. Alleen wordt vaak vergeten dat deze spelregels geen natuurwetten zijn, maar regels die bedacht en gedicteerd worden vanuit een specifieke kijk op economie en arbeid. Het is in deze omstandigheden voor de werknemers niet gemakkelijk om de collega’s niet als concurrenten te beschouwen. Het verhaal van de bundeling der krachten is erg belangrijk maar niet altijd makkelijk over te brengen. Dat is één van de kernpunten van de Campagne Waardig Werk: a tegenover het internationale bedrijfsleven dat werknemers uit verschillende landen tegen elkaar opzet, als ‘gereedschap’ behandelt, a plaatsen wij een concrete internationale solidariteit. In het volgende hoofdstuk gaan we na hoe deze problematiek tot uiting komt bij onze partners in het Zuiden én hoe zij zich daartegen organiseren.
15
4. Tegenmacht opbouwen: Voorbeelden van strijd voor betere arbeidsrechten De zwakke positie van werknemers in de informele sector, met tijdelijke contracten, in steden en op het platteland, het zijn mondiale fenomenen. Vakbonden en ngo’s vechten binnen hun nationale context voor verbetering en vrijwaring van arbeidsrechten. Maar ook internationaal geraken de syndicale krachten steeds beter gebundeld. We halen in dit hoofdstuk 7 voorbeelden van macht en tegenmacht aan.
4.1 Thailand: naar slavernij-toestanden Thaise fabrieksarbeiders zouden de langste werkdagen ter wereld kloppen: gemiddeld 59 uur per week. Het aantal vrije dagen ligt met een minimum van 10 per jaar ook bij de laagste van Azië. Dit meldt een IAO-rapport uit juni 2007. Hoe is het zo ver kunnen komen? Thailand kende de voorbije decennia een forse economische groei en Thailand richtte zich volledig op de exportproductie. Bedrijven werden met lage lonen en gunstige quota gelokt. Geleidelijk aan stegen de lonen, mede onder druk van de vakbonden. Maar in de jaren ‘90 stagneerde de economie en in 1997 kwam daar de zware financiële crisis die heel Azië trof bovenop. De ‘race to the bottom’ begon. Vijf voorbeelden: 1. De overheid reageerde aanvankelijk op de crisis met vrijhandelszones en goedkopere arbeidskosten. De economie herpakte zich even, ten koste van 5 miljoen industriearbeiders die in de informele economie terechtkwamen. Van de 37 miljoen arbeidskrachten werken nu naar schatting 11 miljoen mensen in de informele sector. 2. Sommige bedrijven gingen elders op zoek naar goedkopere arbeidskrachten, zoals in Cambodja en Myanmar. Ze trokken naar de soms moeilijk toegankelijke grensgebieden waar ze samenwerkten met onderaannemers, lokale overheden, koppelbazen en zelfs mensenhandelaars. Legale en illegale migrantenarbeiders worden er nu uitgebuit, met toestanden gren-
16
zend aan slavernij. 3. De bedrijven die bleven, stootten langzaam de vaste contracten af. In ruil kwamen de tijdelijke contracten, de onderaanneming, het thuiswerk. Op dit ogenblik is tweederde van de werknemers aan de slag via interimkantoren. Vaste lonen werden vervangen door stukloon
Tegenmacht opbouwen: Voorbeelden van strijd voor betere arbeidsrechten
en de minimumlonen stagneren. 4. De wet uit 2005 breidde de ‘vrijhandelszones’ uit naar ‘speciale economische zones’, met de liquidatie van de wetgeving op het vlak van milieu, arbeid of natuurlijke rijkdommen. 5. De minimumlonen zijn aangepast. Er zijn nu 22 provinciale minimumlonen die variëren van 144 tot 184 baht. De gevolgen zijn navenant: een felle koopkrachtvermindering en een hervestiging van bedrijven naar regio’s met de laagste minimumlonen. Zo worden de arbeiders tegen elkaar uitgespeeld. De uitdagingen voor de Thaise arbeiders zijn enorm maar het aantal dat lid is van de vakbond is zeer laag: slechts 1,5 % van de arbeiders is bij een vakbond aangesloten. Tegelijk verslechtert het klimaat voor vakbondswerking. Hameren op solidariteit Thai Labour Campaign is een ngo die in samenwerking met Thai Labour Solidarity Committee, de coalitie van progressieve vakbonden, tegengas geeft. In media-campagnes vragen zij aandacht voor de zware uitbuiting van de migranten. Tegelijk willen zij de solidariteit tussen Thaise en migrantenwerkers bevorderen en de verdeel-enheers-politiek tegengaan. Een belangrijk obstakel voor vakbondswerk in Thailand is de nog steeds uitblijvende ratifi catie van IAO-Conventies 87 en 98 inzake de vrijheid van vereniging en het recht op collectief onder-
handelen. In 2007 besliste de coalitie een nationale campagne te lanceren om druk op de overheid uit te oefenen. Deze campagne omvat naast het gebruikelijke lobby- en beleidsbeïnvloedende werk, vooral educatie en mobilisatie van arbeiders in de verschillende economische sectoren. Ook de steun van het grote publiek is een belangrijke vereiste. Thai Labour Campaign ondersteunt de coalitie met onderzoek en analyse, educatief materiaal en coördinatie-taken. De ngo wil ook een analyse van de globalisering aanbrengen. Deze is immers van belang bij het bepalen van een strategie voor de vakbonden. De ngo brengt de werknemersverenigingen daarom in contact met de regionale en internationale netwerken. Thailand wordt zo op de kaart van de internationale solidariteit gezet. Dat die solidariteit vruchten kan afwerpen, bewijst het verzet tegen het ontslag van 18 vakbondsleiders bij Sony Technology Companyy in de Eastern Seaboard Industrial Zone. Ze werden op 1 juli 2007 ontslagen. De vakbondsgroep riep de hulp in van Thai Labour Campaign. Eerst richtten zij zich tot het ministerie van arbeid, later ook naar internationale netwerken, zoals de ‘Good electronics’ en Clean Clothes Campaign in Nederland. Deze kaartten de zaak aan bij de Sony Holding in Nederland, met resultaat. De ontslagen werknemers konden kiezen uit een goede ontslagvergoeding of aan de slag blijven.
4.2 Dominicaanse Republiek: van formele naar informele arbeid De Dominicaanse maquila’s zijn bedrijven in de vrijhandelszones. Ze stellen een 155.000 mensen tewerk, goed voor 7 % van de beroepsbevolking. De voorbije drie jaren gingen echter veel jobs verloren door de toenemende concurrentie met onder meer China. Tussen de 60.000 en de 100.000 mensen werden ontslagen. Vooral de textielbedrijven kregen het moeilijk. Het vrijhandelsakkoord met de Verenigde Staten werd door de overheid verkocht als de redding, maar het is ondertussen duidelijk dat dit de bedrijven niet zal openhouden.
informele arbeidssector, meestal naar de straatverkoop en de kleine dienstverleningen. Bepaalde bronnen spreken over 70 % van de ontslagen werknemers die terugvallen op een of andere vorm van informele activiteit. “In de Dominicaanse Republiek werkt meer dan 56 % van de actieve bevolking in de informele economie”, zegt Francisca Jimenez, coördinatrice bij AMUSSOL-CASC (zie verder). “In sectoren als verkoop van eten of kleding en schoonheids- en kapsalons zijn vrouwen in de meerderheid.”
Eén van de meest nefaste gevolgen is de massale uitstroom van mensen uit de formele naar de
Vakbondswerking in de informele sector is niet makkelijk. Zo moet men volgens de lokale regel-
Tegenmacht opbouwen: Voorbeelden van strijd voor betere arbeidsrechten
17
In 2001 werd de nieuwe wet op de sociale zekerheid goedgekeurd. Die wet moet zorgen voor een betere bescherming van de bevolking. Francisca Jimenez: “In principe geldt de wet enkel voor wie formeel werkt. Maar wij maakten met CASC van deze gelegenheid gebruik om ook rechten voor de informele werknemers en hun families af te dwingen.” Zo richtte CASC onder meer de “Mutual de Servicios Solidarios” (AMUSSOL) op. Francisca Jimenez: “AMUSSOL treedt op als virtuele werkgever, zodat de werknemers zich kunnen aansluiten bij de georganiseerde sociale zekerheid.”
geving minstens met 20 arbeiders zijn om een vakbondswerking te kunnen oprichten. En bovendien is er geen contract, geen regulering inzake de werkuren, wat het moeilijk maakt om zich te verenigen. De vakbonden voelen dat hun structuren bedreigd worden door het lage ledenaantal en dat hun onderhandelingspositie verzwakt. Vakbondswerking in de informele sector Francisco Rodríguez is 45 jaar. Hij is één van de 6.000 chauffeurs in de toeristenstad La Romana. Tot voor enkele jaren bestonden er geen prijsafspraken, waren er geen uurregelingen voor de chauffeurs. Dagen van 20 uur waren toen niet ongewoon voor Francisco. Onder invloed van de transportvakbond onder de vleugels van CASC hebben alle chauffeurs nu een minimumloon van een 200 euro per maand. CASC, voluit Confédéración Autónóma Sindical Clasista, is de grote confederatie van vakbonden in de Dominicaanse Republiek, met ruim 180.000 leden. CASC wilde de groeiende groep informele werknemers niet in de kou laten staan. Francisca Jimenez, coördinatrice: “Sinds enige tijd is de CASC begonnen met het organiseren van werknemers in de informele sector, vanuit de overtuiging dat we meer dan een syndicale organisatie moeten zijn, namelijk een grote sociale beweging van werkende mensen. We zien immers dat het neo-liberale beleid van onze overheid ertoe leidt dat elke dag minder werkenden beschermd worden door de arbeidswetgeving van ons land. Terwijl elke dag meer mensen moeten rondkomen in de informele sector, zonder enige regulering of bescherming.”
18
Een concreet voorbeeld hiervan is de transportsector, goed voor een 250.000 werknemers. Ze doen dat als zelfstandige of in kleine bedrijfjes. De meeste mensen werken informeel. CASC slaagde erin een akkoord af te sluiten met de overheid om deze werknemers op te nemen in de Sociale Zekerheidswet. Er werd een speciale procedure afgesproken om de werknemers in te delen in verschillende categorieën waaraan de bijdragen gekoppeld worden. De indeling gaat van eigenaar van een taxi, taxibestuurders van minder of meer dan 6 personen, motobestuurders, mecaniciens, … De werknemers bepalen hun categorie en betalen de daaraan corresponderende bijdrage voor de sociale zekerheid. Het betalen van de bijdrage verzekert hen voor ziekte (gezondheidszorg en inkomensverlies), pensioen, invaliditeit en arbeidsongevallen. AMUSSOL organiseert de inning van de bijdrage en bouwt een eigen dienstverlening uit voor alle aangesloten werknemers, informele en formele: spaar- en kredietmogelijkheden, apotheken, begrafenissen, wettelijke bijstand, ongevallenverzekering, verzekering van passagiers, … Het project voor de transporteurs zit nog in haar startfase en kent nu al een enorm succes. Meer dan 2.000 transporteurs traden al toe. Op 31 december 2007 waren al 3.151 werknemers uit 62 verschillende organisaties aangesloten: taxichauffeurs, verkopers, garagehouders, kleine winkeliers, ... Zo heeft de vakbond de straatventers kunnen helpen om vaste verkoopsplaatsen toegewezen te krijgen. Ondertussen heeft CASC 105 groepen in de informele sector die georganiseerd zijn volgens hun beroepsactiviteit. CASC biedt deze werknemers dezelfde voordelen als een vakbondswerking.
Tegenmacht opbouwen: Voorbeelden van strijd voor betere arbeidsrechten
4.3 Indonesië: tijdelijke contracten ondermijnen arbeidsrechten De kledingssector stond vroeger sterk in Indonesië. Nu trekken steeds meer bedrijven naar het buitenland, waar nóg lagere lonen zijn en nóg minder arbeidsrechten moeten gerespecteerd worden. Martua Raja is vicevoorzitter van Garteks, de federatie van vakbonden in de textiel- en schoenensector. Volgens haar voorziet de Indonesische wet in een jaarlijkse indexering van de minimumlonen. “Voor personeel met een contract van onbepaalde duur komt daar in veel gevallen een dertiende maand en een bonus bij. Deze lonen liggen hoger dan wat men in China en Korea betaalt.” Indonesië beschikt niet over natuurlijke bronnen zoals zijde, katoen en wol. De invoer kost geld en maakt Indonesië niet aantrekkelijker voor de kledingsector. Landen als China hebben die natuurlijke bronnen wel. “Momenteel trekken 2 op de 10 bedrijven reeds naar China of Korea”, zegt Elly Rosita, voorzitter van Garteks. “8 op de 10 verplaatsen zich in Indonesië zelf, wat voor de werknemers in de meeste gevallen geen optie is. Werknemers zonder familie trekken meestal mee met het bedrijf, mensen met een gezin zoeken jobs in andere kledingfabrieken of een andere sector of belanden in de informele sector.”
De invloed van het systeem van tijdelijke contracten op de vakbondswerking is dus navenant. Sinds 2000 daalde het aantal leden aangesloten bij Garteks met 9.000, tot een totaal van 21.000. Toch blijven vakbonden en hun federaties nadenken over strategieën om tegenmacht te vormen. Rekson Silaban, voorzitter van K-SBSI, één van de grootste vakbondsconfederaties in het land: “Flexibiliteit is een realiteit. We kunnen niet blijven met de vinger wijzen en het daarbij laten. We moeten nadenken over wat we kunnen doen voor deze werknemers die wegzinken in armoede, die hun sociale zekerheid verliezen, wiens toekomst meer en meer onzeker wordt.” Tegenmacht Garteks, als lid van K-SBSI, probeert de arbeiders met tijdelijke contracten en informele arbeiders te organiseren. Wanneer 10 personen een groep vormen, kunnen zij als groep een beroep doen op de sociale zekerheid voor gezondheidszorg, pensioen en verzekering bij ongevallen en overlijden.
“Het aantal tijdelijke contracten in de kledingssector is van 10 % (2000) naar 60 % van de totale werkkracht gestegen”, zegt vicevoorzitter Yanto. “In deze contracten is er geen sociale zekerheid, geen ontslagvergoeding en geen recht op vrije organisatie.” De tijdelijke contracten bieden vooral voordelen voor de bedrijven. Ze zijn van ontslagpremies en sociale bijdragen af, en vooral van vervelende vakbondsmilitanten. Elly Rosita haalt het voorbeeld van PT Flexia Indonesia aan, dat kledij voor Yves Saint Laurent produceert. “Het bedrijf stelde 450 personen te werk met contracten van onbepaalde duur. 400 van hen waren aangesloten bij Garteks. Sinds 2002 was Garteks vertegenwoordigd in de fabriek en lobbyde voor betere lonen. Omdat de maandelijkse bonus niet langer uitbetaald werd, organiseerde Garteks met zijn leden verschillende manifestaties. De onderneming sloot daarop haar deuren, om drie maanden later opnieuw te openen met enkel tijdelijke werknemers. Het bedrijf telt nu 450 werknemers die geen van allen bij vakbonden zijn aangesloten.”
Tegenmacht opbouwen: Voorbeelden van strijd voor betere arbeidsrechten
19
Voor heel wat van de sluitende bedrijven onderhandelde K-SBSI met de werkgever over de sluiting van de onderneming, organiseerde manifestaties tegen de sluiting en voor ontslagvergoedingen. K-SBSI bracht enkele ondernemingen voor de rechtbank en verkreeg in veel gevallen een ontslagvergoeding voor de werknemers. Andere bedrijven ‘verdwenen’ en de arbeiders bleven achter met lege handen. K-SBSI en KSPI, een andere vakbondsconfederatie, hebben begin 2008 met Apindo, de werk-
geversfederatie, een bipartite opgericht ter vervanging van de bestaande tripartite (met de overheid). Via dit overlegplatform moeten arbeidsgeschillen sneller, eerlijker en makkelijker opgelost worden, zonder politieke inmenging. Het aantal stakingen en sluitingen van bedrijven zou hierdoor moeten dalen. Daarnaast biedt dit platform beide partijen de mogelijkheid om thema’s zoals outsourcing, ontslagpremies en arbeidswetgeving te bespreken en tot een akkoord te komen.
4.4 Zuid-Afrika: landarbeiders als meest kwetsbare groep del- en productiesysteem verdween. Multinationals en grote distributieketens begonnen de verhoudingen tussen boeren en landarbeiders te bepalen. De druk om tegen de laagste productiekost te werken, nam overhand toe. De boer nam meer land in bezit, zegde de pachtovereenkomsten met de gegarandeerde huisvesting op en begon te investeren in mechanisering.
De huidige problemen van de Zuid-Afrikaanse landarbeiders gaan terug op het apartheidssysteem. De (vooral) blanke boeren hadden de gronden in bezit en verpachtten stukken land aan zwarte arbeiders. Die konden dat land voor zichzelf verbouwen en bewonen. In ruil daarvoor werkten de landarbeiders op de boerderij van de blanke. In het westen van het land was seizoensarbeid het meest gangbaar. De arbeiders werkten alleen in bepaalde seizoenen, maar deze gezinnen kregen het hele jaar door onderdak. De boer was dus de patriarch die zelf bepaalde hoe hij zijn arbeiders behandelde. Vrouwen waren een verlengstuk van de mannelijke landarbeider. Na 1994 lanceerde Zuid-Afrika zich in de wereldeconomie. Het door de staat gereguleerde han-
20
Ida Jacobs, werkzaam bij de vakbond Sikhula Sonke (zie verder), heeft aan den lijve ondervonden dat de landarbeiders het eerste slachtoffer waren van deze evolutie. “Vaste arbeiders en seizoenarbeiders werden buitengezet, vrouwen en kinderen eerst. ‘Vast’ werd ‘casual’ en mannen werden vervangen door vrouwen want die zijn ‘goedkoper’. We werden deel van een nieuwe klasse van arme landarbeiders die in kampen wonen, zonder toegang tot gezondheidszorg of onderwijs. We worden gerekruteerd door koppelbazen die de arbeidswetgeving met de voeten treden.” 60 % van de arbeiders heeft nu een tijdelijk contract. Tweederde van deze jobs worden ingevuld door vrouwen. Hun situatie werd nog hachelijker. Voor gelijk werk worden zij doorgaans minder betaald. Fatima Shabodien, directeur van het Women on Farms Project (zie verder) ziet de ‘feminisering’ van de jobs in de agro-industrie bezorgd aan. “Vandaag staan de vrouwen op de arbeidsmarkt in concurrentie met de mannen, omdat ze minder loon krijgen. Deze vrouwen dragen ook nog de huishoudelijke last van kinderen die opgroeien en de zorgen voor de ouderen en de zieken – met een stijgend aantal HIV-zieken.”
Tegenmacht opbouwen: Voorbeelden van strijd voor betere arbeidsrechten
Van die flexibele arbeid maakt de boer nu gebruik om de winstmarges te verhogen. Fatima Shabodien berekende de winsten van de fruit-exportsector. “Tussen 1995 en 1998 is de export gestegen met bijna 33 procent. De wijnexport steeg de voorbije tien jaar met 1.000 procent. Cape Span, marktleider in Zuid-Afrika, meldt een winst van 112 procent, jaar na jaar.” Nochtans bestaan er wetten die de rechten van de landarbeiders moeten beschermen, maar de praktijk is anders. De arbeidswetgeving is vooral gebaseerd op de bedrijfswereld, niet op de realiteit van de landbouwsector. Het vakbondsrecht bestaat sinds 1993, maar landarbeiders blijven de minst gesyndicaliseerde groep in Zuid-Afrika. Vakbond voor en door landarbeidsters Sikhula Sonke is een nieuwe opkomende vakbond voor de vrouwelijke landarbeiders die werkzaam zijn op de grote wijn- en fruitplantages in de westelijke kaap. Sikhula Sonke betekent ‘wij groeien samen’. De vakbond is opgericht in 2004 en werd aanvankelijk begeleid door de organisatie ‘Women on Farms Project’ (WFP). De vakbond telt meer dan 3.600 leden op ruim 120 boerderijen. De vakbond is ontstaan in de schoot van de organisatie ‘Women on Farms Project’ (WFP). Enkele landarbeidsters volgden bij WFP verschillende opleidingen om zich te kunnen organiseren. Na enkele jaren trok WFP zich terug en moesten de vrouwen het zelf doen. Martina Smith woont op de
boerderij Blyhoek, Stellenbosch, en was bij de eerste vrouwen die zich aansloten. “We kwamen met de vrouwen samen en bespraken hoe we vrouwen op de boerderijen konden helpen. Vrouwen willen dezelfde rechten als de man, ze willen hetzelfde loon voor hetzelfde werk.” Sikhula Sonke wil dat de arbeidsrechten worden nageleefd. De grootste problemen op de boerderijen zijn arbeidsproblemen: ze krijgen het minimumloon niet, ze moeten zelf beschermkleren betalen. Martina: “Veel van de landarbeidsters in de wijngaarden hebben astma en TBC omdat er gespoten wordt terwijl de vrouwen aan het werk zijn.” Ook de seizoenarbeiders kennen problemen. Hun rechten op het vlak van behuizing worden niet nageleefd. Martina: “Als nu de man sterft, dan krijgt de vrouw 12 maanden de tijd om het huis te verlaten. De vakbond wil dat de naam van de vrouw wordt opgenomen in het contract voor het huis.” Ook wil Sikhula Sonke dat de wet die het uitzetten van arbeiders (of hun kinderen) verbiedt, wordt nageleefd. Als er een gezin ergens wordt uitgezet, staan de vakbondsmensen klaar. Martina: “Er zijn vele gevallen waarbij mensen die woonden en werkten op de boerderij door de boer worden uitgezet. Al hun huisraad wordt dan op straat gezet. Wij gaan dan naar de boerderij en spannen een zaak aan, want de boer heeft dit recht niet. Ook de regering heeft het gezegd: “stop uitzettingen op boerderijen”.”
4.5 Ecuador: duidelijke regulering van arbeid in onderaannemingsbedrijven In Ecuador werken tussen de 800.000 en anderhalf miljoen mensen in onderaannemingen die doorgaans niet legaal of in de marge van de wettelijke regelgeving werken. Dit zet de deur open voor uitbuiting. Deze mannen en vrouwen werken met de voortdurende dreiging van ontslag en hebben heel kortlopende contracten. Na drie maanden loopt hun contract ten einde en worden zij opnieuw aangeworven door hetzelfde bedrijf of door een andere onderaanneming, maar wel om hetzelfde werk te doen. Zo zorgt onderaanneming voor een toenemend onzekere tewerkstelling die de economie niet ten
Tegenmacht opbouwen: Voorbeelden van strijd voor betere arbeidsrechten
21
goede komt. Want mensen in een onzekere situatie vertonen een voorzichtig consumptiegedrag, wat zorgt voor een tragere economische groei.
De economische belangen van de werkgevers krijgen voorrang en de bestaande arbeidswetgeving wordt ontregeld.
Onderaanneming beperkt de garantie en toepassing van de arbeidsrechten. Dat betekent in de praktijk een breuk met de internationale conventies en het in Ecuador vastgelegde grondwettelijk recht op arbeid. Wettelijk kader voor onderaanneming in Ecuador FENACLE is een vakbond die vooral sterk staat in de agro-industrie (bananen, bloemen en garnalen voor de export), maar ook in de suikersector. Onderaanneming, zegt FENACLE, is het neoliberale beleid in praktijk gebracht. De relatie tussen werknemers en werkgevers wordt uitgehold. De productie is georganiseerd in het voordeel van bedrijven, namelijk meer produceren tegen minder loonkost.
In juni 2006 heeft FENACLE meegewerkt aan een wet die de onderaanneming van diensten reguleert. Deze wet stootte op veel verzet van de werkgevers, maar is toch gestemd in het parlement van Ecuador. De wet maakt een duidelijk verschil tussen arbeidsbemiddeling en onderaanneming en stelt voorwaarden waaraan dergelijke bedrijven moeten beantwoorden. Ze moeten ook een officiële vergunning hebben en er is een controlemechanisme. Belangrijk is verder dat in geval van staking werknemers niet mogen vervangen worden door andere. En de werknemers krijgen vanaf de eerste dag van het contract recht op het sociaal fonds.
4.6 Peru: liberalisering gaat voluit, lonen gaan omlaag Volgens het Peruaanse Ministerie van Arbeid ontvangt 63 % van de actieve bevolking minder of precies het vastgestelde minimumloon: 500 PEN (Peruaanse Nuevo Sol), of 119,5 euro. Peru is op één na het land met het laagste minimumloon en de langste werkdagen in Latijns-Amerika. Peru heeft erg slechte cijfers op vlak van arbeidsongevallen, arbeidsziekten en jobrotatie. Volgens de Internationale Arbeidsorganisatie is 75 % van de Peruanen niet aangesloten bij een ziekteverzekering, en geniet 85 % niet van enig pensi-
22
oenstelsel. De Peruaanse economie groeit sinds meer dan 5 opeenvolgende jaren aan een ritme van 7 %, de bedrijfswinsten namen in 2006 met gemiddeld 140 % toe, terwijl de reële lonen van de arbeiders bleven dalen met 3 %. De meerderheid van de arbeiders in Peru werken in precaire omstandigheden en tegen zeer lage lonen, een rechtstreeks gevolg van het liberale economisch beleid.
Tegenmacht opbouwen: Voorbeelden van strijd voor betere arbeidsrechten
Voortdurende druk uitoefenen In 2003 startte de regering onderhandelingen voor een vrijhandelsakkoord met de Verenigde Staten. In 2006 gaf het Peruaanse parlement groen licht, ondanks de zwakke bepalingen inzake de bescherming van de arbeidsrechten. Vakbondscentrales en verschillende ngo’s, waaronder CEDAL, hielden voet bij stuk. Dankzij hun inspanningen stelden de VS uiteindelijk enkele voorwaarden bij de ondertekening, onder de vorm van een ‘Protocol voor Amendement’. Daarin worden enkele normen met betrekking tot arbeid vastgelegd. Beide staten hebben zich geëngageerd om deze te respecteren.
vol te houden, ook al blijkt de situatie erg somber. Het systematisch documenteren van de schendingen van de arbeidsrechten, de nationale en internationale aanklacht, de sensibilisering van de publieke opinie en de beleidsbeïnvloeding in Peru en in het buitenland werpen uiteindelijk vruchten af. Deze keer konden wijzigingen in de arbeidswetgeving afgedwongen worden, zoals de maatregelen tegen de veralgemeende misbruiken bij ontslagen en tijdelijke contracten, voor de garantie van de syndicale vrijheden en de collectieve onderhandelingen. De Peruaanse overheid heeft ook projecten voor aanpassing van de arbeidswetgeving die de rechten nog verder zouden uithollen, moeten opbergen.
Deze ervaring heeft de organisaties in Peru geleerd hoe belangrijk het is om actie te voeren en
4.7 Mondiale bundeling van krachten In november 2007 werd aan de uitbouw van een syndicale tegenmacht op wereldniveau een enorme impuls gegeven door het samengaan van de twee internationale vakbondskoepels in het IVV, het Internationaal Vakverbond. Het IVV telt 168 miljoen leden uit 155 landen en gebieden, en 311 nationaal aangesloten leden. Het werd gesticht met de uitdrukkelijke bedoeling om resultaatgericht internationaal vakbondswerk af te leveren voor de mondialisering van de sociale rechten. Het IVV verenigt nu het merendeel van de vakbonden in de wereld. Belangrijkste outsider in de vakbondshergroepering is echter China. De Chinese (staats)vakbond ACFTU ((All China Federation of Trade Unions), goed voor om en bij de 150 miljoen leden, doet (voorlopig) niet mee. Door deze bundeling van krachten willen de vakbonden zwaarder wegen in de internationale instellingen, zoals de IAO en de Verenigde Naties, maar ook de Wereldhandelsorganisatie, het IMF en de Wereldbank. Campagne Waardig Werk Vakbonden en ngo’s hebben voor de Campagne Waardig Werk de handen in elkaar geslaan. Eén van de eisen is een strengere regulering van de economische privéactoren. Op dit moment bestaan enkel niet-bindende richtlijnen voor multi-
nationale ondernemingen. De Organisatie voor Economische Ontwikkeling en Samenwerking heeft deze richtlijnen opgesteld samen met het bedrijfsleven, de vakbewegingen en andere maatschappelijke organisaties die duidelijk maken wat overheden van het gedrag van ondernemingen verwachten. De Richtlijnen worden onderschreven door regeringen uit de OESO-lidstaten en een toenemend aantal andere landen. Het enige probleem is dat ze niet afdwingbaar zijn. Daar blijft de Campagne Waardig Werk voor pleiten (zie volgend hoofdstuk). Een ander actieterrein zijn de multilaterale kaderakkoorden. Deze akkoorden worden afgesloten tussen een multinational en de vakbonden van haar werknemers op mondiaal niveau. Zij zijn een belangrijk instrument om werknemersrechten te beschermen in alle onderdelen van het bedrijf waar wetgeving tekortschiet of waar vakbonden zwak of onbestaande zijn. Een multilateraal kaderakkoord erkent de IAO-conventies. Het bedrijf gaat akkoord om waardige lonen en arbeidsomstandigheden aan te bieden, alsook een veilige en hygiënische werkplaats. Het bedrijf verbindt zich er ook toe de toeleveranciers te overtuigen om dezelfde voorwaarden toe te passen en vakbonden worden betrokken bij de toepassing van het akkoord.
Tegenmacht opbouwen: Voorbeelden van strijd voor betere arbeidsrechten
23
Syndicale samenwerking over de grenzen heen: het GM-verhaal Vakbonden kunnen wel degelijk een strategie ontwikkelen om te vermijden dat werknemers tegen elkaar uitgespeeld worden. De werknemers en vakbonden bij General Motors Europa hebben dit de voorbije jaren bewezen. In september 2004 kondigde General Motors (VS) aan dat er 12.000 jobs moesten verdwijnen en dat ze in Europa 350.000 auto’s minder wilde produceren. Eigenlijk wou GM een volledige vestiging sluiten. In Europa heeft GM de mer-
ken Opel, Saab en Vauxhall. De aankondiging ontketende een storm van protest doorheen Europa. Alle merken zouden getroffen worden en Duitsland het zwaarst. Dit werd één van de grootste herstructureringen van het voorbije decennium. GM wou besparen op arbeidskosten en de productie verhuizen naar goedkopere plaatsen om competitief te blijven. De aankondiging zette veel druk op de vakbondsafgevaardigden in de verschillende GM-vestigingen in Europa, voornamelijk Trolhättan, Zweden (Saab) en Rüsselsheim, Duitsland (Opel), maar ook in België (Antwerpen), Denemarken (Kopenhagen) en Groot-Brittannië (Luton). Het was duidelijk dat het management van GM de verschillende vestigingen tegen elkaar wou uitspelen. De strategie van de European Metalworkers Union (EMF) was om te komen tot een Europees kaderakkoord, een European Framework Agreement. Het EMF wou de verschillende belangen van de werknemers binnen Europa bekendmaken en op elkaar afstemmen. Het management van GM plande immers de herstructurering op basis van deze verschillen.
24
Het EMF vertrok van het idee dat vakbonden enkel een transnationale herstructurering kunnen tegenhouden wanneer er een goede communicatie en coördinatie is tussen de verschillende Europese vakbondsafgevaardigden. Het alternatief is dat elke vestiging gedwongen wordt mee te gaan in een opbod tegen elkaar. Dit verdeel-en-heersspel zorgt dan in het slechtste geval voor een neerwaartse spiraal, waarbij een toename in competitiviteit de facto een verslechtering van arbeidsomstandigheden en -voorwaarden betekent. Het opzet van het EMF slaagde. Werknemers in de vestigingen verspreid over Europa beklemtoonden de solidariteit van de werknemers en ondernamen acties. Ze stelden een gemeenschappelijke strategie op, met een Europese actiedag in alle GM-vestigingen ter ondersteuning. Dankzij de vastberadenheid en dit collectief doortastend optreden, aanvaardde GM te onderhandelen over een plan waarbij alle vestigingen open bleven, met minder afvloeiingen en sociale omkaderingsmaatregelen. In geen enkele vestiging vielen er naakte ontslagen. De productiedaling gebeurde niet via de sluiting van één enkel bedrijf, maar wel door de daling te spreiden over alle bedrijven. Daardoor werd vermeden dat werknemers tegen elkaar in concurrentie zouden treden om zelf niet het slachtoffer te worden van een mogelijke sluiting. Overleg over de herstructurering vond op Europees niveau plaats. Het European Framework Agreementt werd getekend op december 2004 en geldt als een groot succes voor het EMF en haar leden. Vooral omdat het management van GM enkel op nationaal niveau wou overleggen over onder meer afvloeiingen. Het European Framework Agreement baant de weg voor een nieuw tijdperk van industriële relaties: de tijd waarin alleen nationale oplossingen jobs kunnen redden is voorbij. Werknemers en hun afgevaardigden zijn verplicht om over de grenzen te kijken, informatie uit te wisselen. Zo groeit het inzicht dat wat ze gemeenschappelijk hebben groter is dan wat hen verdeeld. Sindsdien laten de werknemers en vakbonden bij GM Europa niet meer toe dat ze tegen elkaar uitgespeeld worden bij transnationale beslissingen van de directie. De directie consulteert nu vooraf met de vakbonden en de Europese Ondenemingsraad en komt eerst tot een Europees akkoord vooraleer er verder gesproken wordt op lokaal niveau. Voor meer informatie, zie de weblog ontwikkeld door de werknemers van General Motors Europa: www. gmworkersblog.com
Tegenmacht opbouwen: Voorbeelden van strijd voor betere arbeidsrechten
5. De politieke eisen van de Campagne Waardig Werk Het voorbije jaar hebben de leden van de Campagne Waardig Werk een eisenbundel opgesteld. In dit hoofdstuk geven we de 4 werkterreinen en de grote lijnen van de eisen die we aan de Belgische politieke wereld willen overhandigen. De Campagne Waardig Werk k is het Belgische luik van de internationale campagne “Decent Work, Decent Life”. Die is gestart op het Wereld Sociaal Forum van 2007 in Nairobi. In Vlaanderen kadert deze samenwerking binnen het samenwerkingsverband 2015 DE TIJD LOOPT. De campagne loopt tot en met de zomer van 2010.
De eisen van de Campagne Waardig Werk: 1. Waardig inkomen uit waardig werk voor iedereen 2. Waardig werk centraal in het internationaal beleid 3. Garanderen van de sociale rechten wereldwijd 4. Reguleren van de privésector Het definitieve overzicht van de politieke eisen vind je op de website www.waardigwerk.be.
Toelichting bij de vier eisen:
5.1 Waardig inkomen uit waardig werk voor iedereen Universeel respect voor een waardig inkomen Om de Millenniumdoelstellingen waar te maken, moet waardig werk en waardig inkomen een centrale plaats krijgen in een globale strategie van armoedebestrijding. Regeringen moeten daarbij hun verantwoordelijkheid opnemen en streven naar meer samenwerking en naar regulering van de arbeidsmarkt en van private actoren. We vragen wereldwijd respect voor het recht op een waardig inkomen, dat minimaal de basisnoden van de werknemer en zijn gezin dekt. De Millenniumdoelstellingen vermelden als absolute armoedenorm 1 of 2 dollar per dag per persoon. Dit
De politieke eisen van de Campagne Waardig Werk
is onvoldoende om een menswaardig leven te leiden. Dit recht op een leefbaar inkomen moet afgedwongen worden door adequate leeflonen en een degelijke verloning te voorzien. Daarom vragen we aan België om: a landen in het Zuiden te steunen om een industrieel en werkgelegenheidsbeleid te ontwikkelen via het ontwikkelingsbeleid en handelsbeleid; a haar steun aan de Internationale Arbeidsorganisatie op te voeren, met name aan het programma TRAVAIL. Dit IAO-programma tracht de werkomstandigheden wereldwijd te verbeteren. De IAO heeft ook een zeer gediversifieerd program-
25
ma ter bevordering van coöperatieven en andere sociale economieprojecten. a In het kader van akkoorden (handel; investeringen; ontwikkelingssamenwerking) die België rechtstreeks of via de EU – afsluit met een ander land, rekening te houden met waardige lonen. Het behoud en de creatie van waardig werk Een goede economie is een noodzakelijke maar geen voldoende garantie om kwaliteitsvolle jobs te creëren, beschermen en behouden. De uitdagingen van de klimaatverandering en de globalisering vragen om een actieve overheid die een geïntegreerde beleidsvisie uitwerkt. De lokale economische ontwikkeling stimuleren is een belangrijk onderdeel hiervan, zeker om de miljoenen in de informele economie beter te beschermen. De overheid kan en moet zorgen voor begeleidende maatregelen voor mensen die hun job verliezen. Deze moeten kunnen terugvallen op een degelijk vervangingsinkomen, de kans krijgen om zich bijof om te scholen, begeleid worden bij het zoeken naar ander werk. Vrouwen zijn hier een speciale aandachtsgroep. Daarom vragen we aan België om: a te investeren in het creëren van waardig werk door het stimuleren van lokale economische ontwikkeling;
26
a organisaties van en voor micro- en kleine ondernemers actief te ondersteunen, met speciale aandacht voor vrouwen en jongeren. Toegang tot sociale bescherming garanderen Sociale bescherming is een fundamenteel mensenrecht (art 22 en 25 van de EVRM). Europa dankt haar welvaart in grote mate aan de uitbouw van een degelijk sociaal beschermingssysteem. Sociale bescherming werkt als een veiligheidsnet en garandeert sociale inclusie, solidariteit en stabiliteit. Op die manier is het vaak een stimulans voor een sterkere en meer duurzame economische ontwikkeling. Wil men de armoede in het zuiden op een duurzame manier bestrijden, dan moet de uitbouw van sociale bescherming ook in het Zuiden een prominente plaats krijgen. Mensen die (tijdelijk) geen werk (meer) vinden, moeten kunnen terugvallen op een adequate uitkering (pensioen-, ziekte- of werkloosheidsuitkeringen). Ook mensen in het Zuiden die nog niet over sociale bescherming beschikken (vooral mensen op het platteland, vrouwen en werknemers in de informele economie) moeten zo snel mogelijk dit mensenrecht toebedeeld krijgen. Daarom is het van belang dat de Belgische regering plaatselijke initiatieven ondersteunt in het uitbouwen van sociale bescherming door onder meer: a overheden financieel, institutioneel of logistiek te steunen zodat deze hun sociale beschermingsvormen kunnen uitbouwen of versterken; a het principe van lokale ownership voor een sociale bescherming te respecteren (geen one-sizefits-all). Dat wil zeggen dat een lokale economische ontwikkeling zijn bestaansredenen haalt uit de lokale context en beantwoordt aan lokale noden. Hiervoor is participatie nodig van de plaatselijke civiele maatschappij. België beschikt over voldoende expertise in het uitbouwen van sociale bescherming en kan deze ter beschikking stellen via ontwikkelingssamenwerking. Ons land kan daarbij de rol van de lokale civiele organisaties in het ontwerpen en begeleiden van deze sociale systemen promoten; a organisaties in ontwikkelingslanden die hun eigen solidariteit organiseren financieel en logistiek te ondersteunen: ziekenkassen of kleine mutualiteiten, instellingen voor microkredieten aan kwetsbare groepen, opvang voor ouderen of zieken, … Met specifieke aandacht voor de meest kwetsbare groepen: vrouwen, kinderen, ouderen, arbeidsmigranten en zij die werken in de informele economie.
De politieke eisen van de Campagne Waardig Werk
5.2 Waardig werk centraal in het internationaal beleid Waardig werk is een hefboom om de eerste Millenniumdoelstelling – halvering van de armoede tegen 2015 - waar te maken. Waardig werk moet dan ook een centrale plaats krijgen in het Belgische en internationale beleid (Internationaal Monetair Fonds, Wereldbank, WereldHandelsorganisatie, ...). Vanuit die doelstelling moeten deze instellingen een coherent beleid nastreven. En het internationale engagement om 0,7 % van het Bruto Nationaal Inkomen te besteden aan ontwikkelingshulp moet ook verbonden worden aan de doelstelling om waardig werk voor iedereen te realiseren. Waardig werk in de eerste Millenniumdoelstelling opnemen Arbeid kwam in de Millenniumdoelstellingen amper aan bod. Daarop is vanuit syndicale organisaties, ngo’s en VN-instellingen veel kritiek gekomen. In september 2005 hield de Verenigde Naties een opvolgingstop rond de Millenniumdoelstellingen. Na veel druk kwam er uiteindelijk ook een paragraaf over waardig werk in de afsluitende verklaring van de Millennium Top +5, een 5-jaarlijke evaluatie ter opvolging van de Milleniumdoelstellingen. In 2010 zullen de Millenniumdoelstellingen opnieuw geëvalueerd worden. Daarom eisen we vandaag met z’n allen (vakbonden, ngo’s, regeringen en internationale instellingen) dat waardig werk en de 4 componenten van waardig werk een centrale plaats krijgen in de Millenniumdoelstellingen. We pleiten er hier voor om dit vooral in de eerste Millenniumdoelstelling (MDG 1 - bestrijden van honger en armoede) te doen. Dit omvat het uitwerken van indicatoren rond vrouwen, jongeren, formele en informele tewerkstelling in de landbouw en niet-agriculturele sector. Waardig werk integreren in het beleid van België en van alle internationale organisaties (IMF, WB, WHO, enz.) en daarin coherentie nastreven De Belgische regering heeft nog onvoldoende aandacht voor de coherentie tussen de verschillende beleidsdomeinen van de Belgische politiek (en tussen haar Belgisch, Europees en internationaal beleid) enerzijds en de doelstelling van “waardig werk” anderzijds. Een voorbeeld: wanneer ontwikkelingssamenwerking vooruitgang boekt in jobcreatie mag dit niet tenietgedaan worden door een handelsakkoord dat werkloosheid creëert. Vandaag worden bovendien de multilaterale fora steeds minder gebruikt. De directe onderhandelin-
gen verlopen tussen blokken onderling. Door het omzeilen van internationale instellingen ontstaat er een veel groter machtsonevenwicht tussen de onderhandelende partijen. EPA, het European Partnership Agreement 7, is daar een schoolvoorbeeld van. Daarom moet de EU in haar onderhandelingen - en België die de Europese Commissie het mandaat geeft om te onderhandelen – er expliciet op toezien dat de omstandigheden waaraan buitenlandse bedrijven onderworpen zijn, voldoen aan de vier elementen van waardig werk (zie definitie in hoofdstuk 2). België moet bijvoorbeeld via haar vertegenwoordiging binnen het IMF en de Wereldbank duidelijk lobbyen voor het respect van arbeidsrechten in elk beleidsaspect van de internationale financiële instellingen. In de WereldHandelsorganisatie moeten sociale criteria meetellen in de opmaak en impactmeting van de handels – en investeringsakkoorden. Impactmeting moet verplicht zijn vooraleer nieuwe handelsakkoorden worden afgesloten. België moet aandringen op de aanwezigheid van sociale partners in Noord en Zuid in de onderhandelingen. Het internationaal engagement om 0,7 procent van het Bruto Nationaal Inkomen te besteden aan ontwikkelingshulp verbinden aan de doelstelling waardig werk België heeft zich geëngageerd om tegen 2010 de beloofde 0,7 procentt van het BNI aan ontwikkelingssamenwerking te besteden. We juichen dit toe, maar rekenen er op dat deze extra middelen effectief ten goede komen aan het Zuiden. Meer middelen is goed, maar ontwikkelingssamenwerking moet ook kwalitatieff zijn. De beloofde verhoging van het budget voor ontwikkelingssamenwerking moet gepaard gaan met specifieke maatregelen ter bevordering van waardig werk. 7
De ACP-landen genieten sinds lang van een “bevoorrechte of preferentiële toegang” tot de Europese markt, dat wil zeggen dat de meeste producten uit ACP-landen zonder beperkingen op hoeveelheid en zonder invoertaksen kunnen ingevoerd worden in de landen van de EU. Deze bevoorrechte marktoegang wordt door de EU “éénzijdig” verleend: ACP landen moeten in ruil geen handelsvoordeel verlenen aan de EU. In de voorgestelde EPA’s zullen de handelsrelaties tussen de EU en ACP er helemaal anders uitzien. De marktopening zal nu “wederkerig” moeten worden: in ruil voor het behoud en de verbetering van hun markttoegang tot de EU, zullen de ACPlanden op hun beurt hun markten moeten openen voor de invoer van Europese producten. Hoe dit zal gebeuren maakt het voorwerp uit van de onderhandelingen.
De politieke eisen van de Campagne Waardig Werk
27
Daarom moet België bijvoorbeeld in de verplichte jaarlijkse rapportering aan het parlement m.b.t. de inspanningen voor het bereiken van de Millenniumdoelstellingen voldoende aandacht schenken aan waardig werk. Dit moet gebeuren aan de hand van criteria en tot uiting komen in heel concrete indicatoren die toegevoegd worden aan de eerste Millenniumdoelstelling.
In de nieuwe Wet op Ontwikkelingssamenwerking moet waardig werk eveneens een plaats krijgen, voorzien van duidelijke en meetbare objectieven en criteria. Ook in de dialoog met de concentratielanden moet er voldoende aandacht zijn voor waardig werk, de bijdrage die waardig werk levert aan armoedebestrijding en hoe België hier de partnerlanden in kan ondersteunen.
5.3 Garanderen van de sociale rechten wereldwijd De syndicale vrijheden - vrijheid van vereniging, stakingsrecht, collectieve onderhandelingen, … - afdwingen en de sociale dialoog mondialiseren Fundamentele arbeidsrechten zijn universele mensenrechten. De naleving ervan is noodzakelijk om uit de armoede te geraken. Vrije onderhandelingen gevoerd door georganiseerde werknemers leiden tot betere lonen. Dit geeft de werknemers meer koopkracht en verhoogt de vraag naar consumptieproducten, en is dus goed voor de economie ook. Hoewel de syndicale rechten dateren van 1948 en 1949 zijn schendingen van vakbondsrechten nog steeds schering en inslag in vele delen van de wereld. De ‘Commissie voor Vrijheid van Vereniging’ van de Internationale Arbeidsorganisatie krijgt elk jaar klachten over de moord of verdwijningen van syndicalisten, vrijheidsberoving, arrestatie, fysieke bedreigingen of mishandelingen, onterecht ontslag van vakbondsmilitanten vanwege hun syndicale activiteiten, gedwongen ballingschap van syndicalisten, inmenging in en onmogelijk maken van de werking en de activiteiten van de vakbond, plundering of inbraak in de vakbondszetels, inmenging in het (financieel) beleid en de verkiezingen in de vakbond, ... Bovendien hebben grote landen, zoals Brazilië, Mexico, China, India maar ook de VS, de syndicale rechtenconventies niet geratificeerd. Dit betekent dat voor de helft van de werknemers in de wereld de fundamentele arbeidsrechten inzake vrijheid van organisatie en vrijheid voor het voeren van collectieve onderhandelingen niet is gegarandeerd, laat staan gerealiseerd. Daarom vragen we de Belgische regering - ook in eigen land en binnen de Europese Unie - de sociale dialoog, arbeidsrechten en andere sociale verworvenheden te bevorderen: a België moet ijveren voor de versterking van de Internationale Arbeidsorganisatie in het VN systeem én dus van de Waardig Werk agenda als centrale pei-
28
ler van alle ontwikkelingsprogramma’s, ten opzichte van Wereldbank, IMF en Wereld Handelsorganisatie. België kan ijveren voor het verankeren van het respect voor arbeidsnormen in WHO systeem en internationale financiële instellingen en voor een Economische en Sociale Veiligheidsraad in de VN met waakhondfunctie over de sociale rechten. a België kan zijn steun aan de IAO-programma’s voor versterking van de sociale dialoog in Afrika verderzetten en uitbreiden naar andere delen van Afrika of elders in de wereld. Sociale dialoog is een Belgisch exportproduct. Laten we hiermee uitpakken! a België kan zijn steun versterken aan de ontwikkelingsprogramma’s van de 3 Belgische representatieve vakbonden en van de sociale organisaties voor en met vakbonden in het Zuiden. Een einde stellen aan alle discriminaties op het werk, o.a. deze op basis van geslacht, en het respect garanderen voor de rechten van alle werkenden, ook arbeidsmigranten, zij die werken in de informele sector, landbouwers en landarbeiders, ... De discriminatie in inkomens op basis van ras, oorsprong, leeftijd of gender moet stoppen. De overheid moet een kader voorzien dat aan alle groepen een waardig inkomen kan garanderen. Dat kan op de volgende manier: a Stimuleren van de ratificatie en toepassing van de normen van de Internationale Arbeidsorganisatie en deze versterken met een geschillencommissie waarin overtreders op het matje geroepen worden; a Nemen van nationale en internationale maatregelen om “gelijk loon voor gelijk werk” in de praktijk te brengen; a Garanderen dat de werkenden in de informele sector hun fundamentele rechten kunnen laten gelden en toegang hebben tot een minimum aan sociale bescherming; a Garanderen dat landarbeiders, net zoals andere arbeiders, het recht hebben om zich te organiseren;
De politieke eisen van de Campagne Waardig Werk
a Ook de vele mensen die wereldwijd leven van de landbouw moeten een waardig inkomen hebben. Om hieraan tegemoet te komen, moet de Belgische ontwikkelingssamenwerking de kleinschalige duurzame landbouwproductie ondersteunen; a Het beleid inzake arbeidsmigranten moet zich concentreren op arbeidsrechten en niet op vergunningen voor verblijf of werk. Arbeidsinspecteurs horen geen migratiecontroleurs te zijn. Zolang de werkgevers en de werknemers zich via het clandestiene circuit kunnen verbeteren, kan een puur repressief beleid er niet toe leiden dat
clandestiene werknemers uit de arbeidsmarkt verdwijnen. Zolang de situatie in de landen van herkomst niet fundamenteel verbetert, zullen zelfs naar onze normen lamentabele arbeidsomstandigheden een aantrekkelijk alternatief blijven voor arbeidsmigranten. a De fundamentele rechten van werknemers, ongeacht hun status, staan opgesomd in de VN-Conventie voor de Rechten van Alle Arbeidsmigranten en hun Families, die nog steeds niet door België geratificeerd is. België moet hier dringend werk van maken!
5.4 Regulering van de privésector Wanneer er voor de grote bedrijven, banken en financiële groepen geen bindend regelend kader is, leidt dit in de praktijk tot wanpraktijken op het vlak van arbeidsvoorwaarden en -rechten. Een voorbeeld: een multinationale onderneming kan van de ene dag op de andere verhuizen en werknemers op straat zetten, zonder dat de landen waar zij gevestigd waren investeringen ondervonden hebben op het gebied van infrastructuur, opleiding, herinvesteren van winsten in land van vestiging, ... De commerciële en investeringspolitiek ondergeschikt maken aan het respect voor de internationale arbeidsnormen van de IAO en deze normen bindend maken voor bedrijven en hun filialen Er is dringend nood aan een regulerend kader dat sociale dumping aan banden legt en dat het respect voor de internationale arbeidsnormen van de Internationale Arbeidsorganisatie afdwingt. Momenteel bestaan er twee sets van richtlijnen die een leidraad vormen voor het gedrag van ondernemingen onder andere op vlak van werkgelegenheid, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden, inclusief het respect voor de internationale arbeidsnormen van de ILO. Dit zijn de tripartiete principeverklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie op het gebied van de multinationale ondernemingen en het sociaal beleid en de richtlijnen voor multinationals van de Organisatie voor Economische Ontwikkeling en Samenwerking. Maar deze richtlijnen zijn niet afdwingbaar en worden dus te weinig gerespecteerd. We vragen dan ook bijvoorbeeld dat de Belgische overheid in het kader van VN, IAO, OESO, EU en andere relevante fora werk maakt van een bindende internationale regelgeving voor bedrijven en financiële groepen. Tot nog toe bestaan er enkel richtlijnen voor multinationale ondernemingen. De OESO - Organisatie voor
Economische Ontwikkeling en Samenwerking - heeft die opgesteld samen met het bedrijfsleven, de vakbewegingen en andere maatschappelijke organisaties. Ze bieden een handvat voor gedragscodes van ondernemingen. De richtlijnen gaan onder andere in op werkgelegenheid en arbeidsverhoudingen, wetenschap en technologie, milieu, openbaarmaking van gegevens, mededinging, financiering en belastingen. In die zin zijn de OESO-Richtlijnen uniek in hun soort. Ze beperken zich niet tot één onderwerp, maar behandelen een reeks van thema’s. De Richtlijnen zijn trouwens niet alleen gericht op grote multinationals maar bedoeld voor alle ondernemingen met activiteiten in het buitenland. De Richtlijnen worden onderschreven door regeringen uit de OESO-lidstaten en een toenemend aantal andere landen. Wij vragen dat deze Richtlijnen afdwingbaar worden. De financiële sector reguleren om een beleid aan te moedigen dat waardig werk creëert De impact van de financiële sector op het creëren en schrappen van werkgelegenheid is groot, maar wordt vaak onderschat in analyse, beleidsvoorstellen en actie. Er is een duidelijke, bindende en sanctioneerbare regulering van deze sector nodig. Daarom vragen we aan België om: a om actief mee te werken aan regulering van deze kapitaalinvesteringsfondsen, zowel op Belgisch, Europees als internationaal niveau; a Actieve steun van België aan het definiëren en toepassen van internationale maatregelen voor het ontmantelen van belastingsparadijzen. België brengt concrete voorstellen aan op basis van de resultaten van hoorzittingen rond belastingsparadijzen in het Belgische parlement. Ze legt die neer op het niveau van de EU, OESO en VN.
De politieke eisen van de Campagne Waardig Werk
29
Lijst met afkortingen a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a
ACP groep van landen uit Afrika, de Caraïben en het Stille Oceaangebied (79 leden) BNI Bruto Nationaal Inkomen CAO Collectieve Arbeidsovereenkomst CSR Corporate Social Responsibility ECOSOC Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties EMF European Metalworkers Union EOR Europese Ondernemingsraad EPA Economic Partnerschip Agreement ESF Europees Sociaal Forum EU Europese Unie EVRM Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden G8 Groep van Acht (Verenigde Staten, Japan, Duitsland, Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië, Canada en Rusland) G77 groep van 77 ontwikkelingslanden (nu met 132) GM General Motors IAO (ILO) Internationale Arbeidsorganisatie (International Labour Organisation) IMF Internationaal Monetair Fonds IVV (ITUC) Internationaal Vakverbond (International Trade Union Confederation) MERCOSUR Zuid-Amerikaans handelsblok (Brazilië, Argentinië, Uruguay en Paraguay en 3 geassocieerde leden: Chili, Bolivia en Peru) MDG Millennium Development Goals of Millenniumdoelstellingen MNO Multinationale Onderneming MVO Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling SEWA Self Employed Women’s Association SKC Schone Kleren Campagne TUAC Trade Union Advisory Comittee – het overleg- en adviescomité van de vakbonden bij de OESO UVRM Universeel Verklaring van de Rechten van de Mens VN Verenigde Naties WB Wereldbank WSF Wereld Sociaal Forum WHO (WTO) Wereldhandelsorganisatie (World Trade Organisation)
Weblinks a a a a a a a a a a
30
www.waardigwerk.be www.travaildecent.be www.decentwork.org www.detijdloopt.be www.11.be www.vlaamsabvv.be www.acv-online.be www.fos-socsol.be www.oxfamsol.be www.wereldsolidariteit.be
Lijst met afkortingen / Weblinks
Decent Work, Decent Life, een internationale campagne Onze Belgische acties sluiten aan bij de internationale campagne Decent Work, Decent Life. Die campagne werd in 2007 boven de doopvont gehouden om het thema waardig werk overal ter wereld bij burgers, beleidmakers en internationale instellingen op de agenda te krijgen. Initiatiefnemer is het IVV (Internationaal Vakverbond – ITUC, International Trade Union Confederation). Dit internationale vakverbond is een samensmelting van de twee grote internationale vakbondskoepels. Het IVV lanceerde in juni 2007 een internationale ‘Oproep tot actie’, met een petitie en een uitnodiging om land per land campagnes op te zetten. Intussen hebben organisaties in een 20-tal landen en een aantal grote regionale vakbondsorganisaties zich al bij deze oproep aangesloten. Met onze brede Campagne voor Waardig Werk staat ons land, samen met Spanje, het verst. Maak kennis met de internationale campagne en onderteken de ‘Oproep tot Actie’ op www.decentwork.org
Decent Work / Decent Life
31
11.11.11 Vlasfabriekstraat 11 1060 Brussel Tel. 02 536 11 11
[email protected] www.11.be/campagne Provinciale 11.11.11-secretariaten Antwerpen Patriottenstraat 27, 2600 Berchem Tel. 03 281 06 62
[email protected] Limburg Pastorijstraat 40 bus 7, 3530 Houthalen-Helchteren Tel. 011 87 14 80
[email protected] Oost-Vlaanderen Dok noord 5, 9000 Gent Tel. 09 233 02 03
[email protected]
FOS - Socialistische Solidariteit Grasmarkt 105 bus 46 , 1000 Brussel Tel. 02 552 03 00
[email protected] www.fos-socsol.be Wereldsolidariteit Haachtsesteenweg 579, 1030 Brussel Tel. 02 246 36 85
[email protected] www.wereldsolidariteit.be Oxfam Solidariteit Vierwindenstraat 60, 1080 Brussel, België Tel. 02 501.6700
[email protected] [email protected] ACV alle contactgegevens op www.acv-online.be ABVV alle contactgegevens op www.abvv.be
Vlaams-Brabant & Brussel Vlasfabriekstraat 11, 1060 Brussel Tel. 02 536 11 53
[email protected] West-Vlaanderen Noordstraat 156, 8800 Roeselare Tel. 051 24 06 13
[email protected]
www.waardigwerk.be
32
De politieke eisen van de Campagne Waardig Werk