Zwijsen
Zwijsen
werkboek jaargroep 4 blok 5
k reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs
jaargroep
4
a n t w o o r d e n
reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs
Hoofdauteur Mieke van Groenestijn, Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie Auteurs Anneke Aartsen Hans Vermeer
blok
Vormgevingsconcept x-hoogte, Tilburg Nicolette Obers (studio Zwijsen)
5
Opmaak Woudesign, ‘s-Hertogenbosch Illustraties Paul De Becker, De Pinte, België Coen de Kort, (vlnr) communicatievormgeving, Tilburg Anjo Mutsaars, Haren (character)
Projectgroep Uitgeverij Zwijsen Marike Verschoor (projectleiding) Annemarie Berkhout (redactie) Marije van der Schaaf (bureauredactie) Nicolette Obers (vormgeving) Mirjam Faessen (beeldredactie) Tessa Sponselee (productiebegeleiding) Tatjana Puklavec (marketingadvies) Jan van Wonderen (uitgever)
Hoeveel keer moet ik 15 gooien?
1e druk ISBN 978-90-276-5693-3 © Uitgeverij Zwijsen BV, Tilburg www.zwijsen.nl en www.wizwijs.nl Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatieen Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro). De uitgever heeft getracht alle rechthebbenden te achterhalen. Indien iemand meent als rechthebbende in aanmerking te komen, kan hij of zij zich tot de uitgever richten.
60 punten
Matz wil 60 punten halen met blikgooien. Maak sommen.
w e r k b o e k
Foto’s Kasper van ’t Hoff Fotografie, Tilburg Lokin Fotografie, Breda Renate Reitler
Les 1 • Overal getallen 1
3 2
Maak de punten met twee blikken en met vier blikken.
Overal Ga metgetallen. vier gelijke sprongen naar de vlag.
Wie wint? Max of Teun?
Max
Teun
20 punten
10 10 20 40 punten
20 20 20 60 punten
30 30 100 punten 20 punten
2
50 50
5 5 5 5 10 10 10 10
bijvoorld: 10 + 10 5+5+5+5
bijvoorld: 20 + 20 10 + 10 + 10 + 10
4
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Overal getallen.
0
15 15 15 15
bijvoorld: 30 + 30 15 + 15 + 15 + 15
25 25 25 25
bijvoorld: 50 + 50 25 + 25 + 25 + 25
3
10
Betaal met vier gelijke munten en maak de som.
20 cent
20 = 4 × 5
40 cent
40 = 4 × 10
80 cent
80 = 4 × 20
3
Les 2 • Handig rekenen 1
3 2
Hoeveel moeten zij nog sparen? Teken en reken.
Dit wil je kopen:
95 cent 90 cent
bijvoorld:
Overal getallen. Hoeveel moet je nog sparen? Reken uit.
Je hebt:
Hoeveel moet je nog sparen?
96 cent
bijvoorld:
50 nt
1 euro
bijvoorld:
25 nt
80 cent 95 cent
3
Hoeveel klanten gaan voor? Reken uit. Aan de beurt is nummer:
Hoeveel klanten gaan voor?
95
65
30
95
75
20
95
76
19
Jouw nummer is: 4
95 cent
bijvoorld:
1 euro
bijvoorld:
Overal getallen.
99 cent
bijvoorld:
4
Reken uit.
100 55 + 25 = 80 60 + 35 = 95 50 + 50 =
4
35 nt
100 – 50 = 80 – 55 = 95 – 60 =
50 25 35
95 – 65 = 95 – 75 = 95 – 76 =
30 20 19
65 + 30 = 75 + 20 = 76 + 19 =
95 95 95
5
Les 3 • Samen en alleen 1
4
Hoeveel stenen heeft Pim over 4 weken? Ik zoek elke week 5 mooie stenen erbij. Hoeveel stenen heb ik over 4 weken?
Welke tien is dichterbij? Schrijf de getallen bij Nina en Kees.
80
70
96
90 sn 2
87
69 78
90
Ik heb nu 90 cent. Ik koop elke week een knikker. Hoeveel cent heb ik over 3 weken? 5
79 81
86
68
69 68 75 78 79
Hoeveel cent heeft Aisa over 3 weken?
95
75
85
81 85 86 87 95
97
96 97
Hoeveel ongeveer? Teken munten en kleur de spaarpijp. Hoeveel cent heb ik?
Ik heb 76 cent.
75 nt 3
Reken uit. 70 + 5 = 75 + 5 = 80 + 5 =
6
85 + 5 =
75 80 85 90
70 + 5 = 70 + 10 = 70 + 15 = 70 + 20 =
75 80 85 90
90 – 5 = 85 – 5 = 80 – 5 = 75 – 5 =
85 80 75 70
90 – 5 = 90 – 10 = 90 – 15 = 90 – 20 =
85 80 75 70
meerdere antwoorden mogelijk
7
Les 4 • Meten met maten 1
Verdeel de meter. Schrijf.
3
Overal getallen. Waarmee meet je? Maak vast.
4 4
Meet en schrijf. Overal getallen.
meerdere antwoorden mogelijk
100 centimeter
50 cm 25 2
cm
25
50 cm cm
25
cm
25
cm
Meet en schrijf.
meter en
centimeter
meter en
centimeter
meter en
centimeter
meerdere antwoorden mogelijk
meter en
8
meter en
centimeter
centimeter
meter en
centimeter
5 15 8
centimeter centimeter centimeter
16 7 19
centimeter centimeter centimeter
9
Les 5 • Meten in de ruimte 1
3 2
Waar passen de stukjes? Vul in.
Overalpassen Waar getallen. de stukjes? Vul in.
2
4
4 4
1
9
2 1
3
1
3
6
2 3
7
8
1
10
3
5
4 1
3 4
1
2
2
3
4
Waar passen de stukjes? Vul in. Overal getallen.
2 3
4
1
4 5
5
3
6
2
10
8 7 9
10
1
2
3
4
5
11
Les 6 • Handig rekenen 1
3
Verdubbel en maak sommen.
2 2
2
2
2
2
4
bekers
5 5
2
5
5
5
5
10
10
10
10
2×
4
2×
12
4
2×2=
8
4×2=
4 8
2×
plaatjes
plaatjes
12
voor 10 cent
voor 20 cent
plaatjes
plaatjes
8
plaatjes
16
Verdubbel de getallen.
3
10
5 2×
voor 20 cent
40
Verdubbel de getallen.
2
voor 10 cent
6
plaatjes
voor 5 cent 4
10
20 2
3
20
10 10
voor 5 cent
8 5
pannenkoeken
Verdubbel de plaatjes. Teken en reken.
10
2×5=
20
4×5=
10 20
2× 2×
20
2 × 10 =
40
4 × 10 =
20 40
2× 2×
4
6
2×3=
12
4×3=
6 12
2× 2×
8
2×4=
8
16
4×4=
16 13
Les 7 • Handig rekenen 1
Halveer en schrijf de tweelingsommen.
3 2
meerdere antwoorden mogelijk
voor 40 cent
voor 20 cent
voor 10 cent
plaatjes
plaatjes
plaatjes
16
8
4
Overal getallen. Halveer en reken uit.
8
2 4*4
4*4
4*2
1*4
voor 20 cent
voor 10 cent
plaatjes
plaatjes
plaatjes
2*4
4*2
voor 40 cent
80
8 * 10
plaatjes
10 * 8
4
1*4
4*1
2
1*2
2*1
voor 20 cent
voor 10 cent
plaatjes
plaatjes
40
4 * 10
10 * 4
20
2 * 10
2
2
4
2×4=
2
4×2=
8 8 8
80
1 × 80 =
40
40
2 × 40 =
20 20 20 20
4 × 20 =
40
1 × 40 =
80 80 80
4*1
voor 40 cent
8
14
2*4
4
1×8=
10 * 2
16
4
8
4
1 × 16 =
4
8
2× 8=
4
4× 4=
16 16 16
20
20
2 × 20 =
10 10 10 10
4
Overal getallen.
3
Hoeveel plaatjes voor 20 cent en 10 cent? Vul in.
4 × 10 =
40 40 40
voor 10 cent
voor 20 cent
voor 40 cent
voor 10 cent
voor 20 cent
voor 40 cent
2
4
8
5
10
20
4
8
16
10
20
40
8
16
32
20
40
80
15
Les 8 • Samen en alleen 1
3
Halveer 80. Teken en reken.
80
Ik spaar elke week 15 cent.
40
40
20 20 20 20 2
Overal getallen. Hoeveel sparen zij? Reken uit en vul in.
Ik spaar elke week 20 cent.
Ik spaar elke week 25 cent.
na 1 week
Verdubbel en halveer. Teken en reken.
60 30
30
4
na na 2 weken 4 weken
Julia
15 cent
30
60
Ahmed
20 cent
40
80
Eline
25 cent
50
100
Overal getallen. Hoeveel punten samen? Maak sommen.
15 15 15 15 60
punten
bijvoorld: 2 * 30 = 60
100 50
50
25 25 25 25 16
50
punten
bijvoorld: 2 * 25 = 50
60
punten
bijvoorld: 4 * 15 = 60
100
punten
bijvoorld: 4 * 25 = 100
30
punten
bijvoorld: 2 * 15 = 30
100
punten
bijvoorld: 2 * 50 = 100
17
Les 9 • Meten met maten 1
3 2
Verdubbel en halveer.
6 euro per persoon
Hoeveel samen?
12 euro per persoon
100 centimeter 50 cm 50 cm 25 cm 25 cm 25 cm 25
Hoeveel samen?
24
Overal getallen. Verdubbel en halveer.
48 32 16 m 32 euro voor 2 kinderen
84 euro samen
Hoeveel per kind?
64
3
Vul in.
4
Overal getallen.
16
m
Hoeveel per kind?
32 m
m
Ik heb maar 20 meter nodig. Hoeveel kost dat?
Hoeveel meter?
6 18
Ik heb 4 × zo veel nodig.
60
25
c.
16
m
€
12
12
25
c.
euro €
€
c.
€
12
24 €
12
44 centimeter
23 centimeter
20 centimeter
48 centimeter
64 cent
1 plaatje 15 meter
c.
€ 24
13 cent
80 meter
25
50
60 cent
16
€ 24
c.
48
48 cent
21
25
c.
meter
m
16
cm
50
100 cent
15 24 16 13
c. c. c. c.
2 4 plaatjes plaatjes
30 48 32 26
c. c. c. c.
60 96 64 52
c. c. c. c.
1 tegel
2 tegels
4 tegels
11 cm 23 cm 10 cm 12 cm
22 cm 46 cm 20 cm 24 cm
44 cm 92 cm 40 cm 48 cm
19
Les 10 • Meten in de ruimte 1
3 2
Welke foto past erbij?
1
Overal Op welke getallen. plaatjes ziet Marieke haar vriendinnetje? Kruis aan.
2
×
3
4 meerdere antwoorden mogelijk
5
4
Overal getallen.
3
Kleur de vormen. Teken en kleur ze daarna in de figuur.
6 midden
20
achteraan
vooraan
achteraan
midden
vooraan
21
Les 11 • Handig rekenen 1
3 2
Hoeveel keer? Maak de bloksommen. 60 punten
Hoeveel keer moet ik 15 gooien?
60 punten 60
15 15 15 15
4 * 15 = 60
Hoeveel keer moet ik 30 gooien?
100 60
30 0 0 30
2 * 30 = 60
Hoeveel keer moet ik 50 gooien?
100 punten 100
50 0 0 50
Hoeveel keer moet ik 25 gooien?
25
25
25
25
40 0 0 40 4 * 20
80 punten
Hoeveel keer moet ik 20 gooien?
8
9
1
80
20 20 20 20
Hoeveel keer moet ik 40 gooien?
22
2 * 40 = 80
2
10 7 3 Overal getallen. 6 4 5
15
50
0
20
20
15
15
0
50
20
20
4 × 25
80
40 0 0 40
2 * 50
2 × 40
0
Hoeveel keer moet ik 5 gooien?
5 5 5 5
9
8 0
30 0 0 30
2 × 30
80 0
60
100 50
2
6
5
3
0
4
0
Hoeveel keer moet ik 10 gooien?
4 × 5 = 20
10 0 0 10 2 × 10 = 20
0
90 10
70
20
1
10
7
0
0
4 * 20 = 80
15
20
0
4
60
0
4 * 25 = 100 80 punten
80
0
0
2 * 50 = 100
100
Hoeveel keer? Maak sommen.
100
25 25 25 25
60
80
4 × 15 3
100 punten
Overal sommen Welke getallen.passen bij elkaar? Maak vast en schrijf.
40
20 30
0
40 Hoeveel keer moet ik 10 gooien?
10 10 10 10
80 0
90 10
70 60
100 50 0
4 × 10 = 40
40
20 30
0
40 Hoeveel keer moet ik 20 gooien?
20 0 0 20 2 × 20 = 40 23
Les 12 • Handig rekenen 1
3
1 keer minder, 1 keer meer. Teken en reken. 1 × minder
1 × meer
5 + 5 + 5 = 15 3 * 5 = 15
10 + 10 + 10 = 30 3 * 10 = 30
20 20
5+5+5+5= 4×5=
10 + 10 + 10 + 10 + 40 4 * 10 = 40
2×
20 + 20 + 20 + 20 + 20 = 100 5 * 20 = 100 4
15
2×
1 × minder
10 2×
10 20
25
1 × meer
30
2×
1 × minder
3+3+3=9 3*3=9
3 + 3 + 3 + 3 = 12 4 * 3 = 12
3 + 3 + 3 + 3 + 3 = 15 5 * 3 = 15
4 + 4 + 4 = 12 3 * 4 = 12
4 + 4 + 4 + 4 = 16 4 * 4 = 16
4 + 4 + 4 + 4 + 4 = 20 5 * 4 = 20
Dubbel, 1 keer minder, 1 keer meer. Reken uit.
3
20 2×
20 40
1 × meer
5 + 5 + 5 + 5 + 5 = 25 5 * 5 = 25
Dubbel, 1 keer minder, 1 keer meer. Reken uit.
5
24
1 × minder
10 + 10 + 10 + 10 + 10 = 50 5 * 10 = 50
20 + 20 + 20 = 60 20 + 20 + 20 + 20 = 80 4 * 20 = 80 3 * 20 = 60 2
1 keer minder, 1 keer meer. Teken en reken.
50 1 × meer
60
2×
1 × minder
40 80
100
1 × meer
3×3=
9
1 × minder
4
2×3=
6
4×3=
12
dubbel
5×3=
15
1 × meer
3×4=
12
1 × minder
2×4=
8
4×4=
16
dubbel
5×4=
20
1 × meer
25
Les 13 • Samen en alleen 1
3
Hoeveel keer? Maak sommen. Hoeveel keer moet ik 20 gooien?
60 punten
1 × minder
Hoeveel keer moet ik 30 gooien?
90 punten
Overal getallen. Dubbel, 1 keer minder, 1 keer meer. Teken en reken. 1 × meer
2 2×
3 * 30 = 90
3 * 20 = 60 Hoeveel keer moet ik 15 gooien?
45 punten
2 + 2 + 2 = 6 2 + 2 + 2 + 2 = 8 2 + 2 + 2 + 2 + 2 = 10 5 * 2 = 10 3*2=6 4*2=8
2×
4
3 * 15 = 45 2
26
20
20
0
20
3 × 25
90
75
25 25 0 25
3 × 20
20 + 20 + =2060 20 + 20 + 20 + 20= 80 20 + 20 ++2020+=20100 * 20 = 60 4 * 20 = 80 5 * 20 = 100 Overal 3getallen.
60
80
2×
45
60
30
20
20
15
0
30
0
20
20
15
15
3 * 30
10
1 × meer
40 80
100
1 × meer
5
30
4 * 20
2×
1 × minder
3 * 25 = 75
Welke sommen passen bij elkaar? Maak vast en schrijf.
60
1 × minder
8 20
Hoeveel keer moet ik 25 gooien?
75 punten
6
2×
4
4 × 15
5 + 5 + 5 = 15 5 + 5 + 5 + 5 = 20 3 * 5 = 15 4 * 5 = 20
5 + 5 + 5 + 5 + 5 = 25 5 * 5 = 25
15
1 × minder
15 15 15 15
3 × 15
2×
10 20
25
1 × meer
10 2×
10 + 10 + 10= 30 10 + 10 + 10 + 10= 40 10 + 10 + 10++1010= 50 5 * 10 = 50 3 * 10 = 30 4 * 10 = 40
30
2×
1 × minder
20 40
50
1 × meer
27
Les 14 • Meten met maten 1
2
3
Maak vast en teken.
0
30
20
30
6
30
14
30
8
30
12
30
2
30
18
30 4 4
Teken en vul in.
8:30 9:30 10:00 10:30 11:00 11:30 12:00
rekenen lezen pauze tekenen taal schrijven naar huis
13:30 14:00 15:00 15:30
school-tv gym voorlezen naar huis
Overal getallen. Hoeveel minuten? Vul in.
30
minuten
15
minuten
20
minuten
10
minuten
5
minuten
7
minuten
26
minuten
16
minuten
9
minuten
22
minuten
Wat duurt korter dan een half uur? Kruis aan. Overal getallen.
rekenen Hoe laat begint het? Hoe lang duurt het?
1 uur
school-tv
meerdere antwoorden mogelijk
Hoe laat begint het? Hoe lang duurt het?
half uur
gym Hoe laat begint het?
28
Hoe lang duurt het?
1 uur
29
Les 15 • Wizmix Wie is het eerst thuis?
30
3
Overal getallen.
4
Overal getallen.
31
Nieuw in dit blok • informatie voor ouders en verzorgers Getallen en bewerkingen Getallen structureren De kinderen onderzoeken hoe zij bijvoorbeeld 60 punten kunnen maken met twee gelijke getallen (twee dezelfde blikken) én met vier gelijke getallen (vier dezelfde blikken).
Getallen en bewerkingen Reuzensprongen De kinderen bekijken hoe zij in vier gelijke sprongen (en in twee gelijke sprongen) van 0 naar bijvoorbeeld 60 kunnen tellen. Ze tekenen deze ‘reuzensprongen’ op de getallenlijn.
Getallen en bewerkingen Strategie 1 keer meer, 1 keer minder De strategie 1 keer meer, 1 keer minder verkennen de kinderen in dit blok verder. Ze leren bijpassende keersommen en optelsommen schrijven.
Getallen en bewerkingen Het tafelschema Het ‘tafelschema’ is een middel om het vermenigvuldigen van getallen te oefenen. Het schema zal regelmatig terugkeren in plaats van rijtjes keersommen.
Meten Lengte: (herhaald) halveren van de meter De kinderen verdelen een papieren strook van een meter in twee en in vier gelijke delen. De gegevens noteren zij in een blokschema.
Meten Klokkijken: halve uren op de cijferklok Op de cijferklok benoemen en schrijven de kinderen de halve uren, bijvoorbeeld half twee ‘s middags als 13:30. Van bepaalde activiteiten gaan ze na of die langer of korter duren dan een half uur, bijvoorbeeld een film kijken in de bioscoop en in de file staan.
Meetkunde Ruimtelijke oriëntatie: waar past het stukje? De kinderen leggen ontbrekende stukjes in een puzzel.
Meetkunde Ruimtelijke oriëntatie: wat zie je wel en niet? De kinderen geven antwoord op de vraag: ‘Op welk plaatje ziet Marieke haar vriendinnetje?’