Vrijmoedig spreken over Jezus Op zaterdag 21 januari vond de nieuwjaarsontmoeting plaats van de Remonstrantse Gemeente Rotterdam en de Remonstrantse Broederschap. Vier theologen spraken over Jezus, naar aanleiding van de verschijning van het boek van de atheïstische dominee Klaas Hendrikse, God bestaat niet en Jezus is zijn zoon. Drie Rotterdamse remonstrantse predikanten gaven – met in het achterhoofd het boek van Klaas Hendrikse hun visie op Jezus. Vervolgens werd er telkens een lied gezongen. Op verzoek van belangstellenden zijn in dit document de drie Rotterdamse bijdragen samengevoegd. De teksten zijn niet bedoeld als doorwrochte theologische verhandelingen, maar proberen slechts een eenvoudig antwoord op de vraag te zijn: wat vind jij nu van Jezus? Opvallend is hoe verscheiden de antwoorden zijn van drie predikanten die in alle plezier en vrolijkheid samen predikant in een gemeente zijn. In deze verscheidenheid komt het motto naar voren dat de ingang aan de Westersingel van de Remonstrantse Kerk Rotterdam siert: Eenheid in het noodige, vrijheid in onzekere, in alles de liefde. Meer informatie over Remonstranten en de Remonstrantse Gemeente Rotterdam vindt u op de website: www.remonstrantenrotterdam.nl
1
Tjaard Barnard Twee weken geleden, beste mensen, heb ik gepreekt in de Nederlandse gemeente in Luxemburg. Het was net Driekoningen, dus ik had me eens gestort op het begin van het Matteüsevangelie. Daar beschrijft de evangelist vijf dromen. Ik had ze met een snelle beweging weggezet als voortgekomen uit de dikke theologische duim van de schrijver. Het ging om de achterliggende boodschap: met Jezus zou iets bijzonders aanbreken. Matteüs gebruikte alle mogelijke narratieve technieken om dat duidelijk te maken. Mijn vrouw en een zoon waren mee gegaan. Na afloop zaten we weer in de auto. ‘Het was best een aardige preek’, zei Cecile, ‘maar waarom moest je het die mensen nu zo inpeperen dat er allemaal niets waar was van het begin van dat evangelie?’ Lachend heb ik haar toegegeven dat ze dat te danken hadden aan Klaas Hendrikse. Deze preek van het plankje had ik drie jaar geleden gemaakt nadat we in een gesprekskring het vorige boek van Klaas hadden besproken. Ik had verteld dat voor theologen het niet zo schokkend was, dat God wel eens niet zou kunnen bestaan. Al sinds het begin van de vrijzinnigheid in de 19 e eeuw werd God steeds meer iets in ons en minder buiten ons. En een God in ons, zou ook zomaar niet kunnen bestaan. Een gemeentelid constateerde toen kritisch: ‘maar als jullie dat allemaal allang weten, waarom zeggen jullie dat dan niet op de kansel!’ Waarop ik op kerstavond in een grote zwaai de historiciteit van alle kerstverhalen van tafel veegde en met Driekoningen nog even door ging… Kortom: Klaas heeft grote invloed, van hier in Rotterdam tot Luxemburg toe! Maar nu naar het onderwerp waarvoor we vandaag bij elkaar gekomen zijn. Wat vind ik van Jezus? In zijn nieuwe boek geeft Klaas Hendrikse een geweldige samenvatting van wat er allemaal mis is met de vanzelfsprekendheid en gemakkelijkheid waarmee theologen iets met waarheidspretentie willen zeggen over Jezus. Zelden vind je deze zaken zo helder toegankelijk en met plezierige mild ironische humor beschreven. Niet dat ik denk dat Hendrikse overal gelijk in heeft, maar toch, het probleem is duidelijk. Van de historische Jezus weten we niet veel. Heel veel van wat er in het Nieuwe Testament verteld wordt, komt voort uit de theologische creativiteit van de bijbelschrijvers. Als je dat weet, wat blijft er dan nog te vertellen over Jezus of over de Christus, want hoe je het ook wendt of keert, met allebei die namen heb je nog wat te doen in de kerk? Zelf heb ik enorme moeite met theologen die alles zo zeker weten. Uitgangspunt in het geloof is dat je eigenlijk niets weet. Ik zeg altijd dat ik een prachtig vak heb. Ik word betaald om te spreken over iets waar niemand wat van af kan weten. Toen een vriend van mij promoveerde op dit loodzware proefschrift, pakte mijn Cecile het op en gooide het weer op tafel: ‘zo’n dik boek, en dat terwijl we niet eens weten of God bestaat’. Geldt dat nu ook, voor mijn gevoel, voor alle verhalen over Jezus? Dat weet ik niet. Hoezeer ik me ook realiseer dat Jezus niet uniek in. Dat alles wat Christus heet misschien wel menselijke invulling en creativiteit is, toch zegt het me wat, helpt het me verder op mijn zoektocht naar betekenis in het leven.
2
Al zouden de gelijkenissen en de Bergrede niet door Jezus uitgesproken zijn, dan had hij ze moeten zeggen. Inspireert de Bergrede ons, met al die wijze levenslessen, omdat wij denken dat Jezus het werkelijk gezegd heeft? Of werkt het andersom: we herkennen diep in ons binnenste dat het waar is, wat daar gezegd wordt en kunnen we er daarom mee verder. Als iemand zegt: als ik in India was geboren, zou ik hindoe zijn, dan heeft hij natuurlijk gelijk. Maar ik ben hier geboren. Ik ben hier doordrenkt met de prachtigste verhalen uit de joods-christelijke traditie. Zij zijn voor mij bronnen van levenswijsheid, waarmee je een levenlang toe kunt. Dat het idee dat Jezus Christus de unieke en enige Zoon van God is, is ongetwijfeld een constructie van theologen. En dan nog wel van die theologen die de beste overredingskracht hadden met het sterkste legertje, toen de concilies van de vroege kerk bijeenkwamen. Toch werkt het voor mij om in de woorden en daden van Jezus op een heel bijzondere manier in beeld te krijgen wat God zou kunnen zijn. Jezus geloofde helemaal niet dat hij God zelf was, maar onherroepelijk hebben mensen om hem heen, zijns ondanks, toch hun God beter leren kennen, door wat hij deed en vertelde. Zijn leven was zo bijzonder, dat het niet zomaar over kon zijn na Goede Vrijdag. Als God bestond, moest het daar wel op lijken. Zo’n boodschap kon niet zomaar voorbij gaan. Het was de moeite waard om iedereen te vertellen dat je, als je zo leeft, dichter bij de kern van je bestaan komt. Dichterbij wat je misschien twijfelend God zou kunnen noemen. Niemand heeft ooit God gezien. De bijbel benadrukt het regelmatig. Het zit diep in de mens om naar hem te zoeken. Zelf sta ik graag in de traditie die zegt dat Jezus ons iets heeft duidelijk heeft gemaakt. Natuurlijk: al die andere heiligen hebben dat ook gedaan. Maar laat ik het maar met Jezus proberen. In Jezus probeer ik de herkennen hoe God zou kunnen zijn. Als God een gezicht zou hebben, dan lijkt dat voor mij heel erg op het beeld dat ik van Jezus heb. Zingen we lied 86.
3
4
Hij meet ons tijd en ruimte toe genoeg om Hem te vinden. Hij kent ons toch, Hij weet toch hoe wij tasten in den blinde naar Hem, uit wie ons leven is. Eens treedt Hij uit de duisternis en noemt ons zijn beminden.
5
Ja, Hij is elk van ons nabij, hoe hemelhoog verheven; in Hem bestaan, bewegen wij, in Hem is heel ons leven. Dat heeft Hij aan het licht gebracht: de mensen zijn van zijn geslacht, voorgoed met Hem verweven.
8
God heeft zich zelf ons toegewend: een man verscheen op aarde, een mens, in wie Hij onherkend zich aan ons openbaarde. In Hem als in een tempel heeft de God gewoond die eeuwig leeft, de Ongeëvenaarde.
4
Christiane Berkvens-Stevelinck God bestaat niet en Jezus is zijn zoon. Briljante titel, met toestemming geleend van Karel Eijckman, de kinderboekenschrijver. Het boek van Klaas pluist de christelijke traditie uit, op zoek naar de scharniermomenten waar de persoon van Jezus keer op keer met nieuwe eigenschappen is geladen door theologen die gerichte bedoelingen daarmee hadden. Hier zijn er een paar: Van Jezus wordt beweerd dat hij uit een maagd is geboren, doden heeft opgewekt en andere wonderen heeft verricht, dat hij aan een kruis is gestorven voor de zonden van anderen, daarna uit de dood is opgestaan, en vervolgens ten hemel is gevaren. Dat is ongeveer het rijtje waarmee volgens de christelijke leer het unieke, het nieuwe dus, van Jezus wordt weergegeven. In werkelijkheid zijn dat oeroude voorstellingen die op hem zijn toegepast. Ja, dat rijtje is me ook bijgebracht, en een aantal van u waarschijnlijk ook. Als feiten, als geloofsartikelen, als historische werkelijkheid. Wat Hendrikse doet is de gegevens uit dit rijtje stuk voor stuk in hun juiste kader plaatsen. In het kader van de oeroude grote mythen van de mensheid. Mythen, ja. Mythen zijn geen verzonnen verhalen, mythen zijn dragers van betekenis, zeg maar rustig openbaringen van de werkelijkheid. Het boek vraagt om gelezen en besproken te worden omdat het op gewone, toegankelijke en geloofwaardige manier vertelt wat veel mensen over Jezus Messias allang dachten, maar niet dorsten te formuleren. Dat geldt ook voor mij. Waarbij de vraag is: wie is Jezus voor mij geworden? Jezus voor mij Wat hij was, kan ik zonder moeite terughalen. Als je - zoals ik - door nonnen bent opgevoed is het heel eenvoudig: Jezus was eerst de kindervriend, later de Grote Geliefde, de Trooster. God was te ver, te groot om te ervaren. En God, fijn psycholoog als Hij is, wist dat van zichzelf. Dus had hij zijn zoon Jezus gestuurd om ons bij te staan. In mijn jeugd maakte Jezus deel uit van je leven, die stond naast je, die nam je bij de hand, die zorgde voor bescherming en geborgenheid. Je praatte met hem, al dan niet biddend. Heel gewoon eigenlijk. Een zalig geloof is dat voor een kind, kan ik u verzekeren. Soms denk ik: kon ik de Jezus van mijn jeugd weer doen opstaan. Mijn moeder was tot het katholicisme bekeerd. Gedurende haar geestesziekte heeft ze oneindig veel steun gekregen van de Grote Geliefde, de Trooster. Alleen in Zijn armen kon ze in slaap vallen. Toen ik in Nederland kwam, hoorde ik dit: veilig in Jezus armen veilig aan Jezus’ hart Daar in zijn teer erbarmen Daar rust mijn ziel van smart Hier mag nooit neerbuigend over worden gedaan. Bewonderen we niet de grote mystici die het ook hebben over een innige verhouding met God of met Jezus? Grote kinderen zijn het, eenvoudigen van hart. En u weet: Jezus zei het in de Bergrede: zalig de eenvoudigen van hart, zij zullen het Koninkrijk erven.
5
Naarmate ik volwassener werd, veranderde Jezus van gedaante. Nu telde zijn appel om mensen te hulp te schieten, om als hulptroepen van de Redder op te treden. Zegt Jezus niet: al wat u gedaan hebt voor een van mijn broeders hier, hoe onbelangrijk hij ook was, dat hebt u voor mij gedaan! ... Een missionarisroeping lag voor de hand. Ik heb nog steeds spijt dat ik me heb laten wegsturen. Jezus was nu een dwarsligger die het onrecht niet kon uitstaan. Een makker in de strijd. Daar is ook niets tegen. Later ging ik theologie studeren. Dan leer je vanuit een kerkelijk perspectief naar Jezus te kijken. Volgens het rijtje van Hendrikse. Weg Jezus’ armen, weg Jezus’ appèl, welkom dogmatiek. Maar niet voor lang. Ik kreeg steeds meer het gevoel dat er iets niet klopte. Dat al die verhalen over de geboorte van Jezus, zijn dood en zijn opstanding uit de dood iets anders wilden zeggen dan wat doorgaans door het christendom wordt beleden. Hoe kan ik het uitleggen? Je staat te wachten voor een spoorovergang. Onder de knipperende stoplichten staat geschreven: wacht tot het rode licht gedoofd is, er kan nog een trein komen. Daar moet je natuurlijk voor oppassen. Maar je kunt ook denken: wacht! die tweede trein heeft misschien meer te bieden dan de eerste… De verhalen over Jezus zijn geen beëdigd relaas van feiten, waar niet aan getwijfeld mag worden. Dat is de eerste trein. Maar achter die trein verbergt zich een andere trein, de trein van de betekenis van deze verhalen, geplaatst in een veel breder kader van de ontwikkeling van de mensheid. Ik ging dus Jezus en wat over hem werd geleerd afpellen, als een ui. Beetje bij beetje. Op het gevaar af er achter te komen dat een ui geen kern heeft. In het midden… is er leegte. Is Jezus dan verdwenen. Allerminst. Die leegte is een godsgeschenk.Want in die leegte ontdekte ik dat de ware betekenis die Jezus voor mij heeft, de betekenis is die ikzelf aan hem toeken. Van het rijtje van Hendrikse sneuvelde bijna alles. Dat ging niet zonder pijn, zonder angst ook. Soms had ik het gevoel verraad te plegen aan alles wat mij geleerd was. En wie was ik om te pretenderen dat ik het in mijn eentje beter wist dan al die knappe theologische koppen. Toch, na verloop van tijd werd die eerste trein kordaat naar de remise gereden. En toen kreeg die tweede trein volop de ruimte. De trein van de vrije betekenis van de boodschap van Christus voor mij, vandaag. Wat leren, de scharniermomenten in het verhaal van Jezus mij (Kerstmis, Pasen en Pinksteren)? Dat mensen die geen hoop meer hebben, die in duisternis verkeren en geen kracht hebben om het licht te zoeken, wel degelijk hoop, kracht en licht terug kunnen vinden. In de geboorte van een kind die de hoop symboliseert (kerstmis). In de opstanding van mensen die zichzelf dood waanden en plotseling hun innerlijke kracht hervinden (Pasen). In de vervulling van het hart door een ongekend licht (Pinksteren). Als iemand het vermogen heeft mensen tot eenvoudige ontroering, onbaatzuchtige liefde en strijdlustige engagement voor rechtvaardigheid voor allen te bewegen, ja, dan zal ik die
6
persoon, in dit geval Jezus, als Wijsheidsleraar herkennen. Tot een dergelijke persoon zal ik niet zo gauw bidden. Wat ik wel wil doen is mij bij hem aansluiten, met hem meelopen, op die weg van vrede, liefde en gerechtigheid. Zingen we lied 325: 1, 2, 3, 6 en 7
2
Maar als een glimp van de zon een groene twijg in de winter, dorstig en hard deze grond zo is het koninkrijk Gods.
3
Stem die de stilte niet breekt woord als een knecht in de wereld naam zonder klank zonder macht vreemdeling zonder geslacht.
6
Niet in het graf van voorbij niet in een tempel van dromen hier in ons midden is Hij hier in de schaduw der hoop.
7
Hier in dit stervend bestaan wordt Hij voor ons geloofwaardig worden wij mensen van God, liefde op leven en dood.
7
Koen Holtzapffel Geachte aanwezigen Een paar dagen geleden was ik op bezoek bij een ouder gemeentelid, dat in een nogal orthodox protestantse omgeving woont. Tja dominee, zo vertrouwde ze me op fluistertoon toe, een uitnodiging voor een bijeenkomst over een God die niet bestaat terwijl Jezus toch zijn zoon is, zo’n uitnodiging durf ik hier echt niet te laten zien. Want weet u, de mensen hier geloven t allemaal nog echt. Het onderwerp van vanmiddag in een notendop. Want wat geloven zij dan nog echt wat wij kennelijk niet meer geloven en, nog belangrijker, wat geloven wij dan zelf? Een ding is zeker, er bestaan nog steeds zeer verschillende visies op God en op Jezus, maar als het goed is heeft de vrijzinnigheid met die bevrijdende veelheid aan visies op Jezus geen enkele moeite. Orthodox, vrijzinnig orthodox à la Eginhard Meijering, zeer vrijzinnig à la Hendrikse, prima, als men maar niet de pretentie heeft nu eens even definitief uit te doeken te doen hoe het zit met de historische Jezus en wat we wel en niet mogen geloven omtrent Jezus als de Christus. Voor de meeste vrijzinnigen is Jezus in ieder geval, titel van een recent boekje uit onze kring, ‘Een mens vol van geest’, daar begint ‘t mee, en laat vervolgens 1000 Jezusbeelden maar bloeien. Van een verheven Christusfiguur die opgehemeld is tot God de Zoon, tot een wat overjarige hippie die zich met een klein tentje bij de beweging Occupy meldt en vraagt of hij ook mee mag doen. Maar, met die ruimhartige oproep: laat 1000 Jezusbeelden bloeien, daarmee zijn we er naar mijn overtuiging nog niet. Want juist voor de vrijzinnigheid en dus ook voor mij als vrijzinnig predikant ligt er de uitdagende vraag of we in alle aarzelende en stamelende bescheidenheid ook iets kunnen verwoorden van wat Jezus nog meer is dan een, weliswaar bijzonder, mens als u en ik. En, bezig met die vraag kan het niet anders of ook God komt ter sprake. Of Hij nu bestaat of gebeurt, daar wil ik even vanaf wezen. Ja, eerst in relatie tot God wordt Jezus nog meer dan een bijzonder mens, wordt ie uniek, en wordt ook duidelijk waarom mensen zich alle eeuwen door christenen hebben genoemd en nog noemen. Zeker, Jezus licht voor ons een flinke tip van de sluier op wie God voor ons kan en wil zijn en hoe we God in ons leven kunnen eren en dienen. Ik noem dat nu maar de weg van beneden naar boven, met het accent op Jezus als leraar en voorbeeld. Maar in Jezus krijgt ook een andere, meer verticale weg gestalte. Simpel gezegd, want m’n buurman moet ‘t ook kunnen begrijpen, een weg van boven naar beneden, een weg van God uit naar ons toe. In de geloofsgemeenschap proberen we ons juist voor die dubbele weg, die dubbele beweging open te stellen, ook van God uit naar ons toe. En die beweging krijgt dan inderdaad een uniek gezicht in het leven, de dood en de opstanding van Jezus, hoe we die opstanding ook precies verstaan. Dat God op een beslissend moment in Jezus mens is geworden, dat moeten we niet exclusief en triomfalistisch opvatten, alsof de weg van God en mens tot elkaar alleen maar via Jezus zou mogen lopen. Maar, nogmaals, als ‘t over Jezus gaat in de geloofsgemeenschap, dan gaat t ook over God, en precies dat wordt met die titel Christus uitgedrukt. In de geloofsgemeenschap moeten de persoonsnaam Jezus en de soortnaam Christus dus vooral met elkaar verbonden blijven, maar dan niet omdat een Joodse mens van vlees en bloed door mythevorming op maat moest worden gesneden van de heidense
8
buitenwacht, maar omdat in Jezus een weg naar boven en naar beneden samenkomen, een horizontale en een verticale lijn, een aardse en een mystieke kant. En alleen in die samenhang, in die dubbele beweging blijft hij eeuwen nadien nog inspireren en lokt hij reactie uit. In kunst, of dat nu de Mattheuspassion is, of de beste Jezus-film van de laatste jaren, Son of man. Maar ook in mensen die alle eeuwen door Jezus’ roepstem in hun eigen leven hebben verstaan en hem proberen na te volgen, of dat nu de vrijzinnige heilige Albert Schweitzer is die naar Lambarene ging, of de Rotterdamse Youth for Christ medewerker Daniel de Wolf, inmiddels landelijk bekend vanwege zijn bijbelhertaling de Torrie van Matti, De Wolf, die naar de beruchte Rotterdamse Millinxbuurt ging om er, ik citeer, ‘te laten zien dat je Jezus niet alleen kunt vinden binnen kerkmuren, maar ook in de tweedehands zooi van een lekkend jongerencentrum in Rotterdam Zuid.’ Achter die dubbele beweging die zich in Jezus voltrekt krijg je je vingers als mens nooit helemaal, gelukkig maar, maar als geloofsgemeenschap weet je met je hart dat ‘t daar ten diepste om gaat. Daarom schrijven de remonstranten in hun beginselverklaring nog steeds ‘geworteld te zijn in het evangelie van Jezus Christus’, en daarom heet het in hun geloofsbelijdenis 2006 van Jezus dat Hij de van Geest vervulde mens is die ons liefhad en ons heilig voorbeeld is van wijsheid en van moed, maar ook dat Hij het gelaat van God is dat ons aanziet en verontrust, en dat Hij ons Gods eeuwige liefde nabij brengt. Daar zeg ik amen op. Zingen we dat prachtige roepingslied, lied 47.
9
2
Jezus die langs de straten kwam en tollenaars terzijde nam: k Wil in uw woning wezen voor nu en voor nadezen, Hij komt misschien vandaag voorbij en neemt ook u terzij of mij en vraagt ons, Hem te geven de rijkdom van ons leven.
3
Christus die door de wereld gaat verheft zijn stem niet op de straat, Hij spreekt ons hart aan, heden, en wenkt ons met zich mede. En lokt ook nog zoveel ons aan, tot wie zouden wij anders gaan? Hij heeft en zal ons geven alles, het eeuwig leven.
10