voorwoord
Voorwoord
Beste lezer,
De werking van het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Antwerpen (VKA) onderging in 2014 enkele fundamentele wijzigingen. Dit wordt weerspiegeld in de vernieuwde vorm van dit jaarverslag waar we stil staan bij de extra opdrachten die het VKA nu opneemt. Qua werking heeft het VKA een grondige verandering doorgemaakt. Sinds maart 2014 nemen medewerkers van het VKA, samen met collega’s van het CAW Antwerpen, de telefoon op van het 1712 nummer. Een aantal burgermeldingen van kindermishandeling die vroeger op het VKA terecht kwamen, worden nu door het meldpunt 1712 opgenomen. Dat houdt ook in dat deze cijfers nog slechts zijdelings aan bod komen en cijfermatige vergelijkingen met voorgaande jaren daardoor moeilijker te maken zijn. Op dezelfde datum is ook een nieuwe extra opdracht, het VKA als gemandateerde voorziening inzake kindermishandeling van start gegaan. De VK zijn één van de twee gemandateerde voorzieningen in het hertekende hulpverleningsveld. De andere gemandateerde voorziening is het OCJ (OndersteuningsCentrum Jeugdzorg). Via de werking van de gemandateerde voorzieningen is er voor het eerst een samenwerkingsvorm tussen hulpverlening en parket jeugd en gezin gerealiseerd voor alle sectoren. Over de inhoudelijke en organisatorische impact van de vernieuwingen door het nieuwe decreet van Integrale Jeugdhulp leest u dit jaar in vele jaarverslagen. Nieuwe vormen van organisatie, nieuwe registratiesystemen en aanmeldingsmodaliteiten… Het heeft tot gevolg dat er kinderziektes moeten overwonnen worden, afspraken herzien moeten worden en opnieuw afstemming moet gezocht worden. Er is door het ganse VKteam en ook door vele collega’s in andere organisaties hemel en aarde bewogen om te komen tot een goede samenwerking. We hopen vooral dat al deze organisatorische veranderingen zullen leiden tot een betere hulpverlening voor kinderen, jongeren en hun gezinnen. Want daar moet het tenslotte allemaal om draaien: het hulpaanbod voor kinderen, jongeren, gezinnen of andere samenlevingscontexten beter afstemmen, toegankelijker maken en werking van de hulpverlening in Vlaanderen verbeteren. Kinderen en jongeren die mishandeld en/of misbruikt worden hebben zelden de mogelijkheid om zelf hulp te vragen. De aanpak van kindermishandeling is daarom bij uitstek een opdracht voor de ganse samenleving. Toegankelijkheid, bereikbaarheid, veiligheid en vasthoudende zorg moeten aangeboden en afgestemd worden. Kan deze vernieuwde organisatievorm daar beter voor zorgen? Als al het stof van deze ‘verbouwing’ is gaan liggen, zullen we daar onze volle aandacht aan kunnen schenken. Paradoxaal genoeg bleek immers het afgelopen jaar dat vooral de vele collegiale contacten en overlegmomenten de samenwerking in concrete situaties van kinderen bevorderden.
Stef Anthoni Algemeen Directeur VKA
3
voorwoord
4
inhoudsopgave
INHOUDSOPGAVE
VOORWOORD HOOFDSTUK 1: MELDPUNT 1712
HOOFDSTUK 2: CIJFERANALYSE 2.1. Inleiding 2.2. Meldingen 2.2.1. Meldingen in 2014 2.2.2. Kinderen betrokken in de meldingen 2.2.3. Gemelde problematieken 2.2.4. De melder 2.2.5. Kindermishandeling en echtscheiding 2.2.6. Daderschap 2.3. Actieve opvolging door het VKA 2.4. Besluit
HOOFDSTUK 3: SAMENWERKING 3.1. Inleiding 3.2. Platformwerking 3.3. Samenwerkingsakkoorden en convenanten met andere hulpverleningsorganisaties 3.4. Forum Vertrouwenscentra Kindermishandeling 3.5. Sectoroverleg Kind en Gezin en de VK 3.6. Arrondissementele Raad voor slachtofferbeleid 3.7. Intrafamiliaal geweld 3.8. Interne werkgroepen VKA 3.9. Samenwerking in concrete dossiers 3.10.Besluit
HOOFDSTUK 4: PREVENTIE, SENSIBILISATIE, VOORLICHTING EN OPLEIDING 4.1. Inleiding 4.2. Opleidingsmodules 4.3. Teamcoaching 4.4. Voorlichting en sensibilisatie 4.5. Interne vorming en opleiding
HOOFDSTUK 5: PROJECTEN IVM LAAGDREMPELIGE TOEGANG IN DE STEDELIJKE AGGLOMERATIE ANTWERPEN EN MECHELEN 5
inhoudsopgave
HOOFDSTUK 6: BEKNOPTE GESCHIEDENIS
HOOFDSTUK 7: STRUCTUUR VAN HET CENTRUM 7.1. Raad van Bestuur 7.2. Algemene Vergadering 7.3. Huisvesting 7.4. Logistieke steun
HOOFDSTUK 8: DOELSTELLINGEN 8.1. Definitie 8.2. Doelen
HOOFDSTUK 9: INTERNE WERKING 9.1. Tewerkstelling 9.2. Gevolgde opleidingen en studiedagen 9.2.1. Gevolgde opleidingen 9.2.2. Gevolgde studiedagen
HOOFDSTUK 10: HULPVERLENING 10.1. Inleiding 10.2. Meldingen en de adviserende functie 10.3. Hulpverlening 10.3.1. Exploreren van de melding 10.3.2. Hulpverlening coördineren 10.3.3. Onrechtstreekse hulpverlening 10.3.4. Rechtstreekse hulpverlening of crisisinterventie 10.3.5. Het benoemen van een ongerustheid
HOOFDSTUK 11: KWALITEITSZORG
HOOFDSTUK 12: WEBSITE 12.1 www.kindermishandeling.be 12.2. www.vkantwerpen.be
DANKWOORD
6
hoofdstuk 1: meldpunt 1712
HOOFDSTUK 1: MELDPUNT 1712 ________________________________ De Vlaamse Regering besliste in 2011 tot de oprichting van één meldpunt voor alle vormen van misbruik, geweld en kindermishandeling. De ministers van Welzijn, Sport, Jeugd en Onderwijs werken in dit kader samen op basis van gedeelde doelstellingen en middelen.
Op 12 maart 2012 ging het meldpunt "misbruik, geweld en kindermishandeling" van start. Het meldpunt is er voor alle burgers. Het is bereikbaar op het nummer 1712. Achter dit telefoonnummer zit een doorschakeling die de burger doorverbindt met het meldpunt van de provincie van waaruit hij/zij belt. Het meldpunt is te contacteren op werkdagen van 9 tot 17u. Er is voorzien in een permanentieregeling en personen die buiten de openingsuren bellen, krijgen de boodschap dat ze contact kunnen opnemen met Tele-onthaal op het gratis nummer 106. Een oproep naar het meldpunt is gratis en wordt niet op de gesprekslijst van de factuur vermeld. Zo kunnen bijvoorbeeld kinderen ook ten aanzien van hun ouders vrijblijvend contact opnemen met het meldpunt, zonder dat ze het risico lopen hierop door een ouder te worden aangesproken. Dit is een belangrijk veiligheidsaspect in situaties van kindermishandeling, intrafamiliaal geweld, ouderenmis(be)handeling en partnergeweld.
De bekendmaking van het meldpunt werd begeleid door een informatie- en sensibiliseringscampagne. Het opstarten van een meldpunt is immers maar effectief als het brede publiek hiervan ook op de hoogte wordt gebracht. In dit kader werden vanuit het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin de nodige middelen vrijgemaakt. In een eerste fase (in 2012) werd tijdens de campagne de focus gelegd op de problematiek van kindermishandeling in verschillende contexten en leefsituaties (gezin, school, vrije tijd, sport). Via een tv-spot en 3 affiches in het straatbeeld werd de burger geïnformeerd over het meldpunt. De affiches werden in die periode ook verspreid naar het middenveld, zodat deze op een permanente manier zichtbaar zijn in de dagelijkse praktijk van voorzieningen, sportverenigingen, onderwijsinstellingen, ... De focus op kindermishandeling vond een basis in de maatschappelijke bewegingen (getuige onder meer de werkzaamheden van de bijzondere Kamercommissie seksueel misbruik) en de verscherpte (media)aandacht voor geweldsituaties buiten het gezin. In het voorjaar 2013 werd er tijdens een nieuwe campagne de focus gelegd op partnergeweld in zijn verschillende vormen. Partnergeweld is de meest voorkomende vorm van geweld binnen het gezin of thuis. Dit omvat zowel verbale, fysieke, seksuele en economische agressie, bedreigingen of geweldplegingen die zich herhaaldelijk voordoen of die zich opnieuw kunnen voordoen en die de integriteit van de andere en zelfs zijn of haar socio-professionele integratie kunnen schaden. Dit geweld heeft niet alleen gevolgen voor het slachtoffer, maar ook voor de andere leden van het gezin, onder wie de kinderen. Via 3 affiches in het straatbeeld en advertenties in magazines, werd de burger opnieuw geïnformeerd over het meldpunt. In de campagne komen drie vormen van partnergeweld aan bod: psychologisch geweld, 7
hoofdstuk 1: meldpunt 1712
seksueel geweld en fysiek geweld. De affiches worden ruimschoots verspreid zodat ze op vele plaatsen permanente zichtbaar zijn. In het najaar van 2013 volgde een nieuwe campagne die de bekendheid van het 1712 wilde vergroten. In dat kader werd ook een website 1712 gelanceerd met extra informatie. In de provincie Antwerpen werd dit meldpunt gerealiseerd door een doorgedreven samenwerking tussen CAW De Mare, CAW Kempen en het VKA. Naargelang de regio werd het 1712 doorgeschakeld naar de CAW medewerker van permanentie voor het 1712 nummer. Deze medewerkers weten dat de melding van het 1712 nummer komt (aparte telefoon) en zijn deskundig gevormd om een eerste advies en eventuele doorverwijzing te kunnen geven. Als de melding gaat over kindermishandeling was er de mogelijkheid voorzien om via een automatische doorschakeling een VKA medewerker door te geven. Dit gebeurde als het over meer gaat dan een advies en het aangewezen is om samen met de melder een eerste risicoinschatting te doen en/of verdere hulpverlening mogelijk te maken. Op regelmatige tijdstippen werd er intervisie voorzien tussen de CAW en de VK medewerkers. Alle meldingen van kindermishandeling of gezinsgeweld werden dan besproken. Op vraag van de Vlaamse Overheid werd dit systeem vanaf 1 maart 2014 aangepast. Vanaf die datum wordt het meldpunt bemand door CAW en VK medewerkers. In 2014 waren er 59 meldingen via het 1712 die op het VKA terecht kwamen. Er waren 26 meldingen uit de regio Antwerpen (63 in 2013) en 33 uit de regio Mechelen/Turnhout (87 in 2013).
Alleszins is door de installatie van het meldpunt en de campagne over kindermishandeling de mogelijkheid van melden bij een vermoeden van kindermishandeling extra belicht. We gaan ervan uit dat het grote aantal meldingen op het VKA daardoor rechtstreeks maar ook onrechtstreeks beïnvloed is. Het wordt boeiend om na te gaan of dit meldpunt ook de volgende jaren een goede ingangspoort zal zijn voor de burger om een melding over kindermishandeling te doen.
8
hoofdstuk 2: cijferanalyse
HOOFDSTUK 2: CIJFERANALYSE ________________________________
2.1. Inleiding In dit hoofdstuk krijgen we een cijfermatig zicht op de werking van het VKA in 2013. Deze cijfers wijken soms af van de cijfers die Kind en Gezin publiceert. Dat komt omdat het onze bedoeling is om verslag uit te brengen over de werking van het VKA.
Enkele aandachtspunten: 1.
De registratie die Kind en Gezin weergeeft in haar jaarverslag vertrekt vanuit de vraag hoeveel kinderen in Vlaanderen er gemeld worden bij de Vertrouwenscentra. Jongeren ouder dan 17 jaar (die vaak ook met eenzelfde probleem worstelen); kinderen die al gemeld zijn en opnieuw gemeld worden e.d. worden niet opgenomen in deze Kind en Gezin registratie. De cijfers in ons jaarverslag nemen deze gegevens wel op. Dit jaarverslag is immers een neerslag van de activiteiten van het VKA in 2013 op hulpverlenend vlak.
2.
Daarnaast spreekt het vanzelf dat het VKA ook betrokken blijft bij de hulpverlening i.v.m. een aantal dossiers die voor 1 januari 2013 gemeld werden. We presenteren daarover enkele relevante gegevens met betrekking tot die dossiers.
3.
De cijfers in dit hoofdstuk zijn de gezamenlijke cijfergegevens van het centrum in Antwerpen en de twee antennediensten. Voor aparte cijfergegevens van de antennediensten Mechelen en Turnhout verwijzen we naar het uitgebreide activiteitenverslag van beide antennediensten die op de website van het VKA staan.
4.
Sinds maart 2012 is het meldpunt 1712 gestart. Ook daar komen meldingen van kindermishandeling terecht. Het is daardoor iets moeilijker om de cijfers van het VKA te vergelijken met cijfers van het VKA van voorgaande jaren toen het meldpunt nog niet bestond, omdat men niet kan weten wat de impact van het 1712 is. Om toch zoveel mogelijk vergelijkend materiaal te hebben met voorgaande jaren wordt de melder via een 1712 melding geregistreerd op het VKA onder de initiële melder. Die behoort in de overgrote meerderheid tot de groep van de niet-professionelen, waarvoor het meldpunt ook bevoegd is.
Vanaf 2014 zal de cijferanalyse van het VKA wijzigen, omdat de VK bijkomende opdrachten gekregen hebben. Vergelijken wordt dan moeilijk. Daarom maken we van dit jaarverslag gebruik om in sommige grafieken een evolutie weer te geven van de laatste 10 jaar.
9
hoofdstuk 2: cijferanalyse
2.2. Meldingen
2.2.1. Meldingen in 2014
In 2014 werden er in totaal 2385 nieuwe meldingen genoteerd door het VKA. Ter vergelijking, de eerste 10 jaar van de werking van het VKA werden er in het totaal 2810 meldingen gedaan. Dit is het 11de jaar op rij dat er meer dan 2000 meldingen waren in de provincie Antwerpen!
Evolutie aantal meldingen 1980 – 2014 1980: 128 1981: 213 1982: 241 1983: 295 1984: 242 1985: 227 1986: 253 1987: 332 1988: 354
1989: 525 1990: 616 1991: 894 1992: 1052 1993: 1279 1994: 1394 1995: 1512 1996: 1705 1997: 1673
1998: 1557 1999: 1832 2000: 1584 2001: 1724 2002: 1988 2003: 1887 2004: 2020 2005: 2282 2006: 2208
2007: 2185 2008: 2002 2009: 2206 2010: 2151 2011: 2230 2012: 2429 2013: 2396 2014: 2 3 8 5
In het arrondissement Antwerpen waren er 1448 meldingen in 2014 (2011: 1318 – 2012: 1498 – 2013: 1474). 10
hoofdstuk 2: cijferanalyse
Op de antennediensten kwamen er 434 meldingen in Mechelen (2011: 437 – 2012: 487 – 2013: 439) en 503 meldingen in Turnhout (2011: 475 – 2012: 444 – 2013: 483). Het gaat hier over kleine fluctuaties die terug te voeren zijn op toevallige factoren.
Alle studies zijn het er echter over eens dat het aantal meldingen geen weerspiegeling is van het reële aantal mishandelde kinderen in onze samenleving. Dit aantal ligt ongetwijfeld veel hoger. Internationale cijfers in het toonaangevend tijdschrift ‘The Lancet’ (december 2008) wijzen erop dat er in de ontwikkelde landen 4 tot 16% van de minderjarigen fysiek mishandeld wordt, 1 op 10 emotioneel mishandeld of verwaarloosd wordt en 5 tot 10% seksueel misbruikt wordt (penetratie). Een situatie van kindermishandeling melden en/of bespreekbaar stellen is nog steeds geen evident gegeven. Daarom is het positief dat meer en meer mensen de weg vinden om hun bezorgdheid uit te drukken. Ongeveer 1/3de van het aantal meldingen van kindermishandeling in Vlaanderen gebeurt in de provincie Antwerpen. Het grote aantal meldingen in de regio Antwerpen (bijna 1/5 de van het totaal in Vlaanderen) heeft ongetwijfeld te maken met de problematiek die deze stad met zich meebrengt (grootstedelijke problematiek, kansarmoede, vereenzaming, enz.). De extra inspanningen die er geleverd worden om toch een performante dienstverlening te organiseren zijn legio (zie ook Stedenfondsdossier enz.). De steun van vele partners om ons personeelsbestand op peil te houden (zie verder en dankwoord achteraan) is daarbij essentieel.
Tijdstip van de melding
98% van het aantal meldingen gebeurt binnen de kantooruren. Het team van het VKA verzorgt een crisispermanentie buiten de kantooruren. Acute vragen en dringende oproepen kunnen op die manier ook buiten de kantooruren opgevangen worden. Het VKA zet daarvoor het desbetreffende Gsm-nummer op het antwoordapparaat. Via een beurtrolsysteem garandeert het VKA een 24-uurs bereikbaarheid van een hulpverlener van het VKA voor dringend advies. De meeste meldingen (90%) gebeuren eerst telefonisch. Toch komen mensen soms ook naar de dienst om een melding te doen, of om advies te vragen. We zien ook dat 7.2% van de meldingen per e-mail gebeurt (2013: 4,1%). Deze melders krijgen een gepersonaliseerde mail terug waarbij gevraagd wordt om telefonisch contact op te nemen. Gezien de delicate problematiek en de privacy is er voor deze weg gekozen.
2.2.2. Kinderen betrokken in de meldingen
Aantal kinderen
De 2384 meldingen hebben betrekking op 3229 kinderen en jongeren. Dit wil zeggen er bijna 9 kinderen per dag gemeld worden, weekends en feestdagen inbegrepen. Het aantal meldingen verschilt van het aantal 11
hoofdstuk 2: cijferanalyse
gemelde kinderen. Het gebeurt immers dat binnen eenzelfde cliëntsysteem meerdere kinderen mishandeld worden. Het aantal waar we het hier over hebben is het aantal dat door de melder wordt gesignaleerd. In werkelijkheid blijkt het soms over nog meer kinderen te gaan. Bij verdere exploratie van een situatie blijkt soms dat er ook andere kinderen betrokken zijn bij de mishandeling. Al deze meldingen de gepaste aandacht geven, terwijl er niet gewerkt wordt met wachtlijsten, houdt in dat de medewerkers te kampen hebben met een grote werkdruk, zeker gezien het gaat om acute, dringende situaties.
Evolutie aantal gemelde kinderen 1991-2014 1991: 1170 1992: 1369 1993: 1575 1994: 1887 1995: 1885 1996: 2186 1997: 2289 1998: 2210
1999: 2463 2000: 2143 2001: 2265 2002: 2613 2003: 2640 2004: 2794 2005: 3144 2006: 3122
2007: 2988 2008: 2919 2009: 3146 2010: 3149 2011: 3358 2012: 3550 2013: 3418 2014: 3 2 2 9
In een grafiek weergegeven geeft dit het volgende beeld:
12
hoofdstuk 2: cijferanalyse
Het VKA werkt ook nog met kinderen die gemeld zijn voor 2014 en waar de hulpverlening zich in 2014 nog verder continueert. U vindt daarover meer gegevens in dit hoofdstuk (2.3.)
Leeftijd van de gemelde kinderen
Aantal
% ‘14
% ‘13
Ongeboren
12
0.4
0.4
0 - 1 jaar
155
4.8
4.6
1 < 3 jaar
188
5.8
7.0
3 < 6 jaar
539
16.7
19.0
6 < 9 jaar
649
20.1
18.4
9 < 12 jaar
571
17.7
16.3
12 < 15 jaar
447
13.8
14.0
15 < 18 jaar
394
12.2
11.8
> 18 jaar
172
5.3
6.3
-
-
0.1
Onbekend
102
3.2
2.0
TOTAAL
3229
100 %
100 %
Leeftijdscategorie
Verlengd minderjarig
Kindermishandeling of een vermoeden daarvan wordt de laatste jaren steeds vroeger gedetecteerd. Hoe sneller men er in slaagt om kindermishandeling op te merken, hoe sneller er hulp kan geboden worden. De ontwikkelingskansen van kinderen worden daardoor groter. 1 op 3 van het aantal gemelde kinderen is jonger dan 6 jaar. Het spreekt voor zich dat deze zeer jonge kinderen ook extreem kwetsbaar zijn. De hulpverlening en samenleving zullen zich over dit stijgende aantal moeten bezinnen. Vaak komen problemen bij kinderen en jongeren pas in beeld als ze overlast bezorgen voor onze samenleving zoals met probleemjongeren (diefstal, gewelddelicten, schoolverzuim, enz.). Baby’s, peuters en kleuters bezorgen weinig zichtbare overlast. Daardoor dreigt de ernst van de problemen vaak te weinig onderkend te worden. Nochtans is een goed uitgebouwde hulpverlening die verder kan gaan dan pedagogische adviezen en oudercursussen niet alleen noodzakelijk, ze kan vaak verdere ernstige schade voorkomen en ontwikkelingskansen mogelijk maken. Het VKA heeft de laatste jaren in zijn vormingsaanbod extra de nadruk gelegd op deze jonge, kwetsbare groep. De ongeboren kinderen die gemeld werden zijn meldingen van risicosituaties.
13
hoofdstuk 2: cijferanalyse
Geslacht van de gemelde kinderen
Deze figuur toont de geslachtsverdeling van de gemelde kinderen: 1396 jongens tegenover 1582 meisjes. Vooral de problematiek van seksueel misbruik maakt dat meisjes vaker het slachtoffer zijn van mishandeling. Doordat er meer aandacht komt op andere vormen van seksueel misbruik, naast incest, lijkt ook deze trend af te nemen. De ‘onbekenden’ zijn vaak jonge kinderen. Het verschil tussen jongens en meisjes wordt wel elk jaar een beetje kleiner. Dit wordt geïllustreerd in de volgende grafiek.
14
hoofdstuk 2: cijferanalyse
2.2.3. Gemelde problematieken
De problematiek zoals ze door de melders beschreven werd is de volgende:
Aantal
% ‘14
% ‘13
% ‘12
Lichamelijke mishandeling
652
20.2
19.3
18.4
Lichamelijke verwaarlozing
338
10.5
13.5
12.6
Emotionele mishandeling
477
14.8
12.2
13.7
Getuige van geweld
253
7.8
6.9
8.8
Emotionele verwaarlozing
291
9.0
7.7
8.8
Seksueel misbruik: intrafam.
317
9.8
12.9
10.6
Ander seksueel misbruik
231
7.2
8.8
7.8
Seksueel misbruik: onbekend of het intra of extra is Risicosituatie
151
4.7
2.9
3.1
278
8.6
8.4
8.5
Andere / onduidelijke problematiek
194
6.0
6.1
6.5
Verwerkingsproblematiek
47
1.5
1.3
1.2
3229
100%
100%
100%
Problematiek
TOTAAL
De definitie van intra-familiaal seksueel misbruik vindt U in hoofdstuk 8 van het jaarverslag. Als we de gemelde problematiek de laatste 10 jaar bekijken zien we dat er een vrij grote constante is qua problematiek. We zien de laatste jaren een stijging van de problematieken emotionele mishandeling en emotionele verwaarlozing. Voor deze moeilijk te detecteren problematiek komt er toch meer en meer aandacht. In het nieuwe registratiesysteem is er ook een categorie voorzien ‘kinderen die getuige zijn van geweld’. Deze categorie wordt internationaal als kindermishandeling beschreven en hoort thuis onder de noemer emotionele mishandeling. Verder kunnen we stellen dat het VKA erg weinig meldingen krijgt over problematieken die niet voor het centrum bestemd zijn. Ook vragen voor verwerking worden minder aan het VKA gesteld. We kunnen concluderen dat de werking van de Vertrouwenscentra goed gekend is. De websites zijn daarbij een belangrijk hulpmiddel (zie hoofdstuk 12).
15
hoofdstuk 2: cijferanalyse
Seksueel grensoverschrijdend gedrag door minderjarigen
Seksueel grensoverschrijdend gedrag door minderjarige zelf is sinds 2010 een apart geregistreerde categorie. Dit is een subcategorie van seksueel misbruik. Niet minder dan 157 kinderen werden met deze problematiek gemeld. Dit toont aan dat er op dat vlak een taboe doorbroken is. Seksueel misbruik door minderjarigen op minderjarigen wordt meer en meer herkend. Het vraagt een zeer specifieke aanpak, omdat zowel de ontwikkeling van de jonge pleger als de gezinsdynamiek en de ruimere context moet bekeken worden. We zien dit voorkomen in gezinnen en families, maar uiteraard ook in voorzieningen, scholen en andere plaatsen waar jongeren samenleven of veel tijd samen doorbrengen. Meer en meer voorzieningen die met jongeren werken doen op het VKA beroep als zij intern geconfronteerd worden met een mogelijke situatie van seksueel misbruik. Dit komt omdat de alertheid van voorzieningen op dit vlak is toegenomen. Deze situaties vragen oordeelkundige en snelle interventies waarbij er oog dient te zijn voor de slachtoffers en mogelijke andere slachtoffers, plegers (zeker als het minderjarige zijn, anders dient de samenwerking met justitie gepland te worden), ouders en de medewerkers van de desbetreffende voorziening. De expertise die het VKA op dit vlak ontwikkeld heeft, wordt meer en meer ingeroepen. Deze meldingen verklaren het groot aantal situaties waarbij er geen sprake is van incest. In 2013 organiseerde het VKA een studiedag over deze problematiek tijdens de viering van 20 jaar Antennedienst Vertrouwenscentrum Turnhout.
Grensoverschrijdend gedrag
Aantal
% ‘14
Aantal 2013
Incest
54
1.8
62
Geen incest
75
3.0
103
Onduidelijk of het incest is
28
0.1
4
TOTAAL
157
4.8
169
door minderjarigen
2.2.4. De melder
Wie meldt?
Indien nodig kan het VKA de anonimiteit van de melder waarborgen. Als de identiteit van de melder aan de 'gemelden' kenbaar gemaakt wordt, gebeurt dit in overleg met de melder(s).
16
hoofdstuk 2: cijferanalyse
Overzicht van de meldende instanties
Aantal
% ‘14
% ‘13
820
34.4
41.7
Niet-professionele melders Buren, kennissen, familie, ouders, pleger, slachtoffer, ...
.
Professionele melders Voorschoolse voorziening, schoolse en buitenschoolse voorziening Instanties i.v.m. gezondheid, welzijn en bijzondere jeugdzorg
522
21.9
21.1
926
38.8
35.6
Instanties i.v.m. justitie
101
4.2
1.1
Onbekend en anderen
16
0.7
0.5
2385
100 %
100%
TOTAAL
Gedetailleerd geeft dit volgende overzicht:
JUSTITIELE INSTANTIES
N = 101
Parket
54
Justitiehuis
4
Jeugdrechtbank
1
Politie (federale, lokale, soc. dienst jeugdbrigade)
33
Advocaat
8
Andere justitiële instanties
1
GEZONDHEIDSZORG
N = 399
Kind en Gezin
36
Huisarts
78
Arts-specialist
66
CGG / privé-therapeut
97
Ziekenhuisarts
64
Ander ziekenhuispersoneel
15
Sociale dienst van het ziekenhuis
38
Andere
5
17
hoofdstuk 2: cijferanalyse
N = 319
WELZIJNSORGANISATIES OCMW
28
Andere alg. soc. dienstverlening
29
Centrum Algemeen Welzijnswerk
53
Centrum kinderzorg en gezinsondersteuning
63
Vertrouwenscentrum kindermishandeling
28
Dienstverlening t.a.v. gezinnen
11
Dienstverlening t.a.v. kinderen/jongeren
9
Jeugdvereniging/sportvereniging
9
Dienstverlening t.a.v. personen met een handicap
26
Residentiële
26
instelling
voor
kinderen/jongeren
(crisisopvang, MPI enz.) Dienstverlening t.a.v. specifieke groepen
17
(migranten, kansarmen, vluchtelingen, enz.) Buitenlandse dienstverlening
SCHOOLSE VOORZIENING
20
N = 522
Voorschoolse voorziening (kribbe, peutertuin)
7
Gewoon onderwijs
78
Buitengewoon onderwijs
26
CLB
378
Andere (buiten) schoolse voorziening
33
BIJZONDERE JEUGDBIJSTAND
N = 208
Comité Bijzondere Jeugdzorg / OCJ
22
Voorziening plaatsing/begeleiding
180
Sociale dienst bij jeugdrechtbank
6
18
hoofdstuk 2: cijferanalyse
PRIMAIRE OMGEVING KIND
N = 820
Slachtoffer
21
Moeder van het kind
267
Vader van het kind
114
Moeder en vader van het kind
2
Nieuwe partner van de ouder
32
Inwonende grootouders
7
Niet-inwonende grootouders
96
Ander gezinslid
7
Ander familielid
78
Buren, woonomgeving
92
Kennissen
74
Ander persoon uit primaire omgeving
24
Persoon uit omgeving van de dader
6
ANDEREN EN ONBEKENDEN
N = 16
Deze tabel geeft de melders weer van 2385 meldingen. De grote groep melders vanuit vele organisaties is belangrijk. Het bewijst de noodzakelijke alertheid bij alle hulpverleners. Ook de vele meldingen uit de omgeving van kinderen bevestigen dat heel veel mensen hun ongerustheid kenbaar maken. We vinden het erg belangrijk dat mensen hun verantwoordelijkheid opnemen en hun bezorgdheid uiten. We kunnen uit deze cijfers concluderen dat het centrum zowel bij professionelen (64 %) als bij de brede bevolking (35 %) gekend is en door hen geconsulteerd wordt. De bereikbaarheid en bekendheid van onze organisatie wordt daardoor onderstreept. Door de jaren heeft het VKA een bekendheid opgebouwd die maakt dat mensen de weg naar het VKA vinden, onafgezien van campagnes die andere meldpunten zoals 1712 onder de aandacht brengen.
Deze grafiek toont aan dat het percentage van het aantal meldingen door professionelen de laatste 5 jaar toeneemt ten opzichte van de niet-professionele. Collega’s uit het buitenland vinden het vaak bijzonder dat de burgers zo vlot hun weg vinden naar het VKA, zonder dat er geïnvesteerd wordt in campagnes.
19
hoofdstuk 2: cijferanalyse
Vraag van de melder
Aantal
% ‘14
% ‘13
% ‘12
4
0.2
1.0
1.9
Enkel adviesvraag (ook MaNo consult)
1036
43.4
41.5
42.4
Ondersteun. v/d hulpverlening
400
16.8
17.7
18.8
Actief interveniëren
855
35.8
38.1
35.9
MaNo onderzoek
59
2.5
-
-
Andere vraag
31
1.3
1.6
1.0
Vraag van de melder Enkel melding
In 52.6 % van de meldingen verwacht de melder een actief optreden van het VKA in het hulpverleningsproces. In 35% van die meldingen verwacht de melder zelfs dat het VKA actief zou interveniëren en zelf de hulpverlening op zich zou nemen. Ondanks alle initiatieven tot verdere responsabilisering van de hulpvragers blijkt dat, als mensen met het VK contact opnemen, ze vaak een actieve inbreng van het centrum verwachten. Meestal hebben zij dan al initiatief genomen en verwachten zij verdere hulpverlening van het VKA. Meer en meer merken we dat de positie of het mandaat dat we hebben om verdere stappen te ondernemen daarbij cruciaal is. Daarnaast wordt ook de deskundigheid van het VKA geapprecieerd en vragen over coaching van teams, die te maken hebben gehad met situaties van mishandeling in hun voorziening, nemen toe. Wat het VKA doet in de dossiers wordt nader toegelicht in 2.3. De inhoudelijke werking wordt in hoofdstuk 10 toegelicht. 20
hoofdstuk 2: cijferanalyse
2.2.5. Kindermishandeling en echtscheiding
In 20.9% van de meldingen van kindermishandeling was er een echtscheidingsproblematiek aanwezig. In tegenstelling tot de algemene verwachting merken we hier geen grote verschillen in vergelijking met vorige jaren. (2013: 18.6 - 2012: 18.4 - 2011: 20.9%). Het centrum noteert op het meldingsformulier 'echtscheidingsproblematiek' wanneer men bij de melding merkt dat samen met het vermoeden van kindermishandeling de echtscheidingssituatie zelf ook een rol speelt in de aangemelde problemen. Het gaat hier niet noodzakelijk over recente of actuele echtscheidingssituaties. De psychische impact van een scheiding, zeker voor kinderen, loopt immers niet parallel met de juridische afwikkeling. Kindermishandeling in echtscheidingssituaties is een zeer complexe aangelegenheid. Vaak is het erg belangrijk om in dit verband de verschillende hulpvragen van elkaar te onderscheiden. Het VKA overlegt met de betrokken melder en zoekt mee uit met welke vragen hij waar terecht kan. Indien het gaat over juridische vragen (omgangsregeling, onderzoeken voor de rechtbank enz.) verwijst het VKA door naar de hiervoor bevoegde instanties (advocaten, jeugdbrigade, justitiehuis, procureur enz.). Indien het gaat over kindermishandeling en hulpverleningsmogelijkheden kan er, in overleg met de melder, verdere hulpverlening opgestart worden (al dan niet door het VKA zelf). Een belangrijke factor in de slaagkans van verdere hulp is de bereidheid van de verschillende partijen om bij deze hulpverlening betrokken te worden. In een scheidingssituatie bevinden de kinderen zich altijd al in een zeer kwetsbare situatie. Vaak worden ze dan ook nog eens ‘ingezet’ om pijnlijke rekeningen te vereffenen. De machteloosheid van deze situaties zet zich verder in de beperkte hulpverleningsmogelijkheden. Het VKA wil ouders wijzen op de invloed op de verdere ontwikkeling van hun kinderen in deze lastige fase.
2.2.6. Daderschap
Daderschap
%’14
% ‘13
% ‘12
% ‘11
Intrafamiliaal
80.2
78.5
80.2
78.6
Extrafamiliaal
8.6
11.7
10.9
12.3
Intra + extra familiaal
1.3
1.5
1.1
1.7
Onbekend/niet van toepassing
9.9
8.3
7.8
7.4
In 80% van de meldingen situeert het daderschap zich binnen de familiecontext. In 10% gaat het over extrafamiliaal daderschap. In tegenstelling tot wat men vaak en graag wil geloven bevindt de dader zich in meer dan 4 van de 5 situaties binnen het gezin of de familie. Het is opvallend dat situaties met
21
hoofdstuk 2: cijferanalyse
extrafamiliaal daderschap in de media vaak meer aandacht krijgen. Voor de slachtoffers van intra-familiale kindermishandeling is dit vaak onbegrijpelijk.
2.3. Actieve opvolging door het VKA
Bij een aantal van de gemelde kinderen wordt het VKA verder betrokken bij de diagnose en/of de hulpverlening. Over de kinderen in deze dossiers stelt het VKA zelf, of samen met een andere hulpverlener, een diagnose; d.w.z. het zijn gegevens die door de medewerkers van het centrum opgetekend worden, in tegenstelling tot de gegevens van de meldingen die informatie van de melder weergeven.
In 2014 opende het VK 394 dossiers betreffende 573 kinderen. Er werden ook 203 kinderen in 110 meldingen via de MaNo procedure aangemeld. In totaal werden dus 776 kinderen gemeld waarmee het VKA actief hulpverlenend aan de slag ging.
Daarnaast zijn er nog de openstaande dossiers van vorige jaren. In 2014 stonden er nog 510 dossiers (840 kinderen) open die vóór 2014 gemeld waren. Het merendeel gaat over dossiers die in 2013 geopend werden. Het langst lopende dossier dateert van 2007.
Dossiers gemeld voor
Betrokken kinderen
2014 en nog open 2007
1
2
2008
1
4
2009
3
4
2010
14
19
2011
43
82
2012
106
175
2013
342
554
In sommige situaties blijft er gedurende jaren een ernstig risico voor nieuwe mishandeling aanwezig. Deze dossiers vragen vaak een vasthoudende coördinatie, evaluatie en follow-up van de geplande en uitgevoerde interventies. Het VKA behoudt, samen met de cliënt en vaak met een veelheid van organisaties, de rode draad
in
het
hulpverleningstraject
en
biedt
ondersteuning
in
het
vinden
van
het
juiste
hulpverleningsaanbod. De versnippering en onderverdeling in het hulpverleningslandschap heeft immers soms tot gevolg dat na verloop van tijd een kind en zijn gezin met een aantal hulpverleners in contact zijn die niet aanwezig waren tijdens de fase dat de mishandeling onthuld werd. Dit werkt soms zeer 22
hoofdstuk 2: cijferanalyse
bevreemdend. Vooral omdat vele slachtoffers van kindermishandeling niet gewend zijn om hulp te vragen, maar geoefend zijn om te zwijgen en voor anderen te zorgen. Wij menen dat hulp aan deze kinderen en hun gezinnen, aan deze slachtoffers, niet mag afhangen van hun eigen vraag, maar als een duidelijk aanbod van de samenleving gedurende geruime tijd moet aangeboden worden. In de toekomst zal de opdracht casemanagement, wat een deelaspect is van mandaat als gemandateerde voorziening, deze rol ongetwijfeld nog meer op zich nemen.
2.4. Besluit
Het grote aantal meldingen in 2014 (2385 meldingen over 3229 kinderen en jongeren) illustreert de bekendheid en de bereikbaarheid van het centrum. De vele kwetsbare en moeilijke situaties van kinderen en hun families zijn echter niet in cijfers weer te geven. Vaak zijn de teamleden onder de indruk van de moed en de kracht die zij nog vinden om hun situatie te veranderen.
In 2014 was het VKA betrokken bij de diagnose en/of hulpverlening van 1615 kinderen.
23
hoofdstuk 2: cijferanalyse
24
hoofdstuk 3: samenwerking
HOOFDSTUK 3: SAMENWERKING _________________________________
3.1. Inleiding
Kindermishandeling adequaat aanpakken heeft pas kans op slagen als iedereen zijn verantwoordelijkheid opneemt (beleid, hulpverlening, opvoeders, familie enz.). Samenwerking is een noodzaak. Gezinnen waar mishandeling voorkomt, hebben een geschiedenis waarin samen oplossingen zoeken gefaald heeft of onmogelijk blijkt. Isolement, geheimhouding, verborgen letsels, onuitgesproken pijn en verdriet maken deel uit van het dagelijkse leven. Daartegenover plaatst het VK een filosofie van openheid, duidelijkheid, begrenzing en samenwerking. In dat verband wordt er niet alleen beroep gedaan op de gezinsleden maar ook op de bestaande hulpverlening. Duidelijke en transparante samenwerking tussen hulpverleners biedt de gezinsleden houvast en een model om met moeilijke en pijnlijke situaties om te gaan.
3.2. Platformwerking
Omgaan met kindermishandeling gebeurt soms anders in een plattelandsgemeente dan in een stad. Het hulpverleningslandschap is immers verschillend, afhankelijk van de regio. Daardoor is het belangrijk om de regionale samenwerking te optimaliseren. Verder zijn platforms een belangrijk hulpmiddel om deskundigheid en ervaring aan elkaar door te geven. Concrete meldingen met personalia gebeuren op de antennediensten of op het VKA en niet tijdens platformbesprekingen. In verschillende regio's zijn er platforms i.v.m. kindermishandeling actief. Zo bestaan er platforms in Heist-op-den-Berg, Lier, Mechelen en Mol.
3.3. Samenwerkingsakkoorden en convenanten met andere hulpverleningsorganisaties
Met vele diensten is er een intense samenwerking. Verder participeert het VKA in vele overlegstructuren op federaal, provinciaal, arrondissementeel en lokaal vlak. Over de specifieke samenwerkingsverbanden in de arrondissementen Mechelen en Turnhout vindt U informatie in de jaarverslagen van de antennediensten die te raadplegen zijn op de website (www.vkantwerpen.be) onder downloads.
3.3.1. Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg
In het kader van het Vlaamse Actieplan voor preventie en hulpverlening met betrekking tot kindermishandeling en kinderrechten sloot de Vlaamse Gemeenschap convenanten af met netwerken bestaande uit verschillende Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg. De CGG’s en het VKA hebben netwerken opgestart om de therapeutische hulpverlening bij kindermishandeling uit te bouwen. Het blijft een gezamenlijke opdracht én een uitdaging om functionele en vlot aansluitende hulp en zorg voor deze 25
hoofdstuk 3: samenwerking
problematiek uit te bouwen. Overlegvergaderingen in Antwerpen, Mechelen en Turnhout proberen dit vanuit de praktijk op elkaar af te stemmen. Daarnaast is het belangrijk dat deze samenwerking regelmatig onder de loep genomen wordt. Daarom wordt de samenwerkingsovereenkomst regelmatig geactualiseerd.
3.3.2. Samenwerkingsprotocol Arrondissement Antwerpen / Mechelen
Op 19/01/05 werd officieel het samenwerkingsprotocol tussen Jeugdparket, Kind en Gezin, de sociale dienst van de Jeugdrechtbank, het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg en het VKA ondertekend. Hiermee willen de verschillende organisaties uit het arrondissement Antwerpen het belang van een goede samenwerking rond situaties van kindermishandeling onderstrepen en het zorgaanbod beter op elkaar afstemmen. In de loop van 2010 zijn er een aantal belangrijke partners bij gekomen: de Integrale Jeugdhulp, de Jeugdbrigade Antwerpen en de CLB-sector. In een aantal situaties is hulpverlening binnen een vrijwillig kader niet mogelijk. Er worden afspraken gemaakt met het Jeugdparket om in dergelijke situaties de verwijzingen naar justitie optimaal én in het belang van het kind te laten gebeuren. Deze overeenkomst is belangrijk omdat er voor de eerste keer ook een schriftelijk akkoord met het parket jeugdzaken werd afgesloten. Er wordt daarnaast structureel overleg afgesproken om de knelpunten in de samenwerking aan te pakken en samenwerking te bevorderen. Dit overleg vindt twee keer per jaar plaats. In 2009 werd een soortgelijk protocol afgesloten in Mechelen. Betrokken partijen zijn daar: Het VK Mechelen, Kind en Gezin, de Sociale Dienst Jeugdrechtbank, het Comité Bijzondere Jeugdzorg, het crisisteam -18 jaar, parket jeugdzaken en de 7 politiezones. Bij de jaarlijkse evaluatie van de overeenkomst in december 2011 werd dit samenwerkingsverband omgevormd tot ‘Raad voor Kindermishandeling’, zoals bepaald in het ‘Samenwerkingsprotocol Kindermishandeling’, getekend op 30 maart 2010 door de Ministers van Justitie en Welzijn.
3.3.3. Samenwerking gemandateerde voorzieningen: VKA/OCJ
Sinds 1 maart 2014 vervullen beide organisaties in het kader van maatschappelijk noodzakelijke zorg een gelijklopende opdracht. In 2013 werd er een werkgroep opgericht die in voorbereidende vergaderingen een gemeenschappelijke visie en aanpak uitwerkte om dit organisatorische en inhoudelijk op elkaar af te stemmen. In 2014 werd er op regelmatige basis samengekomen om dit verder te continueren. Samen gaan we in overleg met andere belangrijke partners (K&G, CLB, …).
3.3.4. Samenwerkingsovereenkomst Parket Antwerpen Sectie Jeugd en Gezin
Zowel het Parket als het VKA heeft een opdracht inzake kindermishandeling. Beide willen ze de ontwikkelingskansen van minderjarigen beschermen, vrijwaren en/of optimaliseren. In het arrondissement Antwerpen is er een samenwerkingsovereenkomst opgesteld die, met respect voor eenieders positie en finaliteit, de samenwerking duidelijker omschrijft. Jarenlange samenwerking en overleg hebben uiteindelijk 26
hoofdstuk 3: samenwerking
een schriftelijke basis gekregen. Het belang van de minderjarige staat voor beide organisaties centraal. Eén van de afspraken daarbij is om verder overleg over anonieme situaties te organiseren. Daardoor vergroot de kennis over de eigenheid en de mogelijkheden van beide organisaties. Het wederzijdse respect en de maatschappelijke context, waar de nadruk gelegd wordt op een zorgbeleid voor de minderjarige kinderen die slachtoffer zijn, hebben garanties voor een betere afstemming mogelijk gemaakt. We zijn ervan overtuigd dat er in de toekomst op dit vlak nog samen verdere stappen kunnen genomen worden die de veiligheid en hulp voor minderjarige slachtoffers en hun gezinnen ten goede zullen komen.
3.3.5. Samenwerkingsovereenkomst met CLB’s
Het CLB is een belangrijke partner in het werken rond kindermishandeling. Het grote aantal meldingen door het CLB is daar één voorbeeld van. Het CLB fungeert vaak als brugfunctie tussen de school en het VKA in situaties van kindermishandeling. Regelmatig vinden er gezamenlijke gesprekken met leerlingen en ouders plaats. Het CLB is de hulpverleningspartner die de meeste situaties verwijst. Daarnaast wordt er ook door het VKA regelmatig beroep gedaan op de CLB’s. We hebben de voorbije jaren extra geïnvesteerd in deze partner, zowel op het vlak van vorming als op het vlak van samenwerking. In 2007 werd het samenwerkingsakkoord tussen de Vrije CLB centra van de provincie Antwerpen en het VKA ondertekend. In 2008 werd een soortgelijke overeenkomst ondertekend met het Stedelijk CLB Antwerpen. Beide partners engageren zich om intensiever en gerichter samen te werken, volgens de afspraken van deze omstandige overeenkomst. Dit jaar werd een meerdaagse vorming i.v.m. de aanpak van kindermishandeling verzorgd voor de medewerkers van CLB GO Turnhout. Deze vorming werd in 2013 ook al gegeven voor medewerkers van CLB GO Antwerpen. De antenne Mechelen sloot een samenwerkingsprotocol af met het Vrij CLB Het Kompas en het CLB9 Mechelen/Heist-op-den-Berg.
3.3.6. Samenwerking met Jeugdrechtbank
Om de samenwerking tussen de Jeugdrechtbank van Antwerpen en het VKA verder af te stemmen, werden er overlegvergaderingen georganiseerd. Vanouds is de samenwerking met justitie een ingewikkeld gegeven. Dit heeft te maken met de totaal ander maatschappelijke positie van beide organisaties. Het VKA biedt vrijwillige hulpverlening aan en de medewerkers zijn gebonden aan het medisch beroepsgeheim. De Jeugdrechtbank kan in bepaalde gevallen gezinnen verplichte hulpverlening opleggen. Beide diensten kunnen echter ook complementair zijn in het zoeken naar gepaste hulp voor een slachtoffer en zijn gezin. De uitdagingen en knelpunten in de samenwerking zijn samen met de teamcoördinatoren van de Sociale Dienst van de Jeugdrechtbank besproken. In een aantal situaties kunnen Jeugdrechters gezinnen naar het VKA doorverwijzen voor verdere hulpverlening. In overleg met de cliënten worden de posities van beide voorzieningen en mogelijke consequenties helder geschetst, bij voorkeur in aanwezigheid van medewerkers van beide organisaties. Jaarlijks wordt de samenwerking met de jeugdrechtbank geëvalueerd. 27
hoofdstuk 3: samenwerking
3.3.7. Samenwerking met Provinciale Afdeling K&G
Op provinciaal niveau is er een jaarlijkse vergadering met de provinciale afdeling van Kind en Gezin en het VKA om de samenwerking te bespreken. In onderling overleg wordt ook de mogelijkheid van intervisie besproken.
3.3.8. Andere samenwerkingsovereenkomsten
Er zijn verder in de loop der jaren samenwerkingsakkoorden afgesloten met 10 C.K.G.'s (Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning) en twee C.I.G.'s (Centra voor Integrale Gezinszorg). In het verleden waren er reeds schriftelijke samenwerkingsakkoorden met verschillende voorzieningen afgesloten. Een greep uit deze overeenkomsten: 6 G.G.Z. centra, 4 M.P.I.'s, het Paolakinderziekenhuis, 7 centra die behoren tot de CAW Al deze akkoorden zijn vaak een schriftelijke bevestiging van de vlotte concrete samenwerking.
3.4. Forum Vertrouwenscentra Kindermishandeling
In 2000 werd het Forum Vertrouwenscentra Kindermishandeling opgestart. De 6 Vlaamse VK zijn bij dit Forum aangesloten. Het is de doelstelling van dit Forum om de structurele en inhoudelijke werking van de 6 VK verder op elkaar af te stemmen en gemeenschappelijke standpunten en visies te formuleren. Er wordt regelmatig vergaderd en er is een wisselend voorzitterschap. In 2014 heeft Erik Van Dooren (VK Brussel) het voorzitterschap waargenomen. Uit de activiteiten van het Forum zijn er verschillende werkgroepen ontstaan: een werkgroep die zich buigt over het ontwikkelen van een website voor de 6 VK (zie hoofdstuk 12); een stuurgroep en werkgroep die de implementatie van een gemeenschappelijk elektronisch dossier in de VK opvolgt, een werkgroep die het vormingsbeleid van de VK afstemt en een werkgroep die de samenwerking met het VAPH en de specifieke accenten onder de loep neemt. Deze werkgroepen zijn samengesteld uit medewerkers van de verschillende VK. De participatie van de VK aan belangrijke ontwikkelingen in het werkveld wordt op het Forum besproken. De VK nemen hierbij gemeenschappelijke standpunten in en verduidelijken hun positie in Vlaanderen. In 2014 vergaderde het Forum 8 halve dagen. De intense samenwerking in het Forum en zijn werkgroepen staat model voor de visie van de VK om een gemeenschappelijke aanpak van de Vertrouwenscentra in gans Vlaanderen gestalte te geven. De werkgroep vorming van de VK organiseerde ook 2 dagen voor alle VK medewerkers. Op 28 januari 2014 met als thema ‘Start to MaNo 2’ over het VK in de Integrale Jeugdhulp. Op 21 oktober 2014 was er een tweede studiedag voor alle VK’s met als thema “Vechtscheidingen”. Via een periodieke nieuwsbrief geven de VK ook actuele informatie door.
28
hoofdstuk 3: samenwerking
3.5. Sectoroverleg Kind en Gezin en de VK
Op regelmatige tijdstippen wordt er vergaderd door de VK samen met het Agentschap Kind en Gezin. Deze vergadering ging 8 maal door in 2014. Het thema maatschappelijke noodzaak en kindermishandeling kwam zowel in het Forum als in het Sectoroverleg uitvoerig aan bod. In het kader van de ontwikkeling van het Elektronisch Dossier werd er een aparte stuurgroep en werkgroep opgericht met medewerkers van de VK, K&G en de firma die het programma ontwikkelt. Kind en Gezin verwerkt ook het cijfermateriaal van de 6 VK om tot één Vlaams Rapport te komen. Voor een volledig zicht op de werkzaamheden van Kind en Gezin inzake kindermishandeling verwijzen we U graag naar het jaarverslag van Kind en Gezin.
3.6. Arrondissementele Raad voor slachtofferbeleid
In overeenstemming met de Ministeriële Richtlijn inzake het onthaal van slachtoffers op parketten en rechtbanken en het samenwerkingsakkoord tussen de Staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake slachtofferzorg werd er in elk arrondissement een Arrondissementele Raad opgericht. In deze Raad zijn het parket, de jeugdrechtbank, welzijnszorg, advocatuur, politie, gerechtelijke politie en ook het VKA vertegenwoordigd. In opdracht van de Ministers van justitie en welzijn worden deze raden vanaf 2011 extra geactiveerd door Vlaams Forum Kindermishandeling. Kabinetten, administraties en hulpverlening uit het brede werkveld zijn in dit Vlaams Forum Kindermishandeling vertegenwoordigd. Ook 2 leden van het Forum van de VK nemen deel aan dit overlegorgaan.
3.7. Intrafamiliaal geweld
Intrafamiliaal geweld is een problematiek waar vele instanties mee te maken krijgen. Dit leidt tot versnippering van aanbod en bemoeilijkt samenwerking. Onder impuls van het provinciebestuur is er vroeger al gewerkt om visies af te stemmen, samenwerking te bevorderen en transparantie te brengen. Een gezamenlijke visie en afstemming van hulpverlening en justitie zijn immers een noodzaak wanneer geweld in een gezin wordt opgemerkt. De effecten van geweld op de ontwikkeling van kinderen, ook van partnergeweld, zijn uitvoerig beschreven in de vakliteratuur. Drie nieuwe initiatieven, met name ‘het protocol van moed’ en CO3 (samenwerking tussen justitie, stad Antwerpen en hulpverlening) en ‘korte ketenaanpak Mechelen’ experimenteren vanaf 2012 om te komen tot een betere aanpak. Het is de ambitie om manieren van aanpak te ontwikkelen die later in gans Vlaanderen kunnen geïmplementeerd worden. Het VKA heeft zich geëngageerd in deze projecten om de hulpverlening voor kinderen die het slachtoffer zijn van een of andere vorm van geweld voldoende in het vizier te houden.
3.8. Interne werkgroepen VKA
Vermits de werking van het VKA steeds complexer wordt gezien de veelheid aan opdrachten, overlegfora en andere verwachtingen zijn er intern ook verschillende overleggroepen opgestart. Om de totale werking 29
hoofdstuk 3: samenwerking
van het VKA uit te tekenen, participeren alle medewerkers in één of andere interne werkgroep. Een greep uit de werkgroepen: werkgroep kwaliteitsdecreet; werkgroep externe communicatie; werkgroep teamzorg; werkgroep interne vorming; werkgroep externe vorming; coördinatorenoverleg, werkgroep jonge plegers, werkgroep kindertherapeuten, werkgroep veldwerkers, werkgroep diagnostiek en uiteraard beleidsteam en diverse dossierteams (dossierteam, uitgebreide casusbespreking, afsluitteam) enz.… Om interne samenwerking blijvend te stimuleren en te verdiepen moet er voldoende ruimte zijn voor onderling overleg. Deze werkgroepen worden elk jaar op hun efficiëntie belicht. Soms worden werkgroepen tijdelijk ‘in wacht’ geplaatst, omwille van werkdruk of omwille van geen onmiddellijke opdrachten.
3.9. Samenwerking in concrete dossiers
Op het vlak van detectie, ondersteuning van het gezin, bescherming van de kinderen, opvang en therapeutische behandeling bestaat er een doorgedreven samenwerking met andere hulpverleners en diensten. Uiteraard zijn ook zij gebonden aan de beperkingen van hun organisatie en de structurele problemen die daar optreden. Toch appreciëren wij de inspanningen die zij zich vaak getroosten om samen naar de best mogelijke oplossingen te zoeken. Zoals U in hoofdstuk 3 gelezen heeft komt de intensieve samenwerking het best tot uiting in de concrete werking met situaties van mishandeling. Contacten met andere hulpverleners maken bijna de helft uit van de activiteiten in concrete dossiers.
3.10. Besluit
De samenwerkingsakkoorden die werden afgesloten zijn dikwijls de schriftelijke neerslag van reeds lang bestaande vlotte contacten. Jarenlange samenwerking en wederzijds respect op lokaal niveau is de beste basis om akkoorden te sluiten. De laatste jaren zijn er heel wat akkoorden gesloten die zowel een meerwaarde betekenen voor de betrokken organisaties als voor de kinderen. ‘Het kind centraal stellen’ en ‘het kind als uitgangspunt nemen’ is een gemeenschappelijke visie in deze akkoorden. Samenwerking vanuit een wederzijds respect én de wil om betere hulp te verlenen zijn belangrijke verworvenheden. Zo wordt samenwerking voor jaren verankerd en hangt dit niet alleen af van mensen die elkaar al jaren kennen. Menselijk contact blijft belangrijk en overleg en verfijning noodzakelijk. Als dit dan nog op papier een neerslag kan vinden, verhoogt dat de transparantie en de continuïteit van de dienstverlening.
Decreten en wetteksten i.v.m. privacy, decreet rechtspositie minderjarige, openbaarheid van bestuur en patiëntenrechten vragen een herbezinning van organisaties in het omgaan met beroepsgeheim en cliëntinformatie. De laatste jaren merken we dat dit soms jarenlange ‘good practice’ in vraag stelt en dat angst om niets verkeerd te doen overheerst en de gemeenschappelijke zorg voor kinderen bemoeilijkt. Nieuwe regelgeving voor de VK zou dit vanaf 2014 alvast transparanter moeten maken.
30
hoofdstuk 4: preventie
HOOFDSTUK 4: PREVENTIE: SENSIBILISATIE, VORMING EN OPLEIDING ______________________________________________________________________
4.1. Inleiding
Werken met kindermishandeling impliceert meer dan hulp bieden aan het mishandelde kind en zijn gezin (curatieve functie van het VKA). Een andere belangrijke doelstelling is actief meewerken aan de individuele, professionele en maatschappelijke aanpak van het probleem en het zoeken naar meer structurele oplossingen in onze samenleving (preventieve functie).
Het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling heeft van bij zijn oprichting steeds veel aandacht besteed aan voorlichting, informatie en documentatie. Het behoort niet tot het takenpakket van het VKA om het ruime publiek te sensibiliseren. Deze opdracht wordt o.m. door Kind en Gezin opgenomen. Er wordt wel gekozen voor een selectieve aanpak. Het VKA richt zich tot mensen die beroepshalve met het probleem geconfronteerd worden: hulpverleners, onderwijzend personeel, schoolbegeleidingsdiensten, politie, verpleegkundigen, gezinshelpsters, of studenten die zo’n opleiding volgen, enz. Als een teamlid van het VKA een voordracht geeft, kan dat algemene of specifieke voorlichting impliceren. Algemene voorlichting heeft tot doel mensen bewust te maken van het probleem kindermishandeling en van de hulpverleningsmogelijkheden. In deze voordrachten worden de volgende twee aspecten belicht: - kindermishandeling (definitie, vormen, achtergronden en risicofactoren, gevolgen) - Vertrouwenscentrum Kindermishandeling (geschiedenis, filosofie en uitgangspunten, taak en werking) Deze vormingen worden vaak gegeven in opleidingstrajecten van scholen. Enkele keren per jaar is er ook een ‘open’ voorlichting voor geïnteresseerden. Deze vorming gaat door op het VKA en de data worden bekend gemaakt via de website. Bij specifieke voorlichting wordt naast het verstrekken van algemene informatie dieper ingegaan op bepaalde aspecten van kindermishandeling en/of van de hulpverlening bij kindermishandeling. De inhoud van deze voorlichting houdt in zeer sterke mate rekening met de doelgroep. Er is meer en meer vraag naar opleidingsmodules. Waarschijnlijk heeft dit te maken met een grotere deskundigheid van hulpverleners, die zelf voldoende op de hoogte zijn van de algemene problematiek, maar nood hebben aan verdere opleiding en training. Deze verwachtingen vragen uiteraard veel meer en specifiekere voorbereiding van de teamleden. Bij de inhoudelijke overlegvergaderingen ligt de doelstelling meer op deskundigheidsbevordering en/of bespreken van samenwerkingsmodaliteiten. Een andere vorm van sensibilisatie gebeurt via de bespreking van concrete situaties van kindermishandeling met rechtstreeks betrokken hulpverleners. Belangrijke doelstelling hier is het optimaliseren van de hulpverlening, advies, overleg en ondersteuning op langere termijn.
31
hoofdstuk 4: preventie
4.2. Opleidingsmodules
De laatste jaren komen er ook meer en meer vragen voor specifieke opleidingsmodules. Waarschijnlijk is het zo dat een aantal organisaties het thema kindermishandeling beter onderkennen en in hun werking aandacht willen geven aan deze problematiek. Dit houdt in dat er meer gerichte vragen komen over het omgaan met signalen, het aanspreken van ouders op een ongerustheid enz. Deze thema’s toelichten vraagt een andere aanpak. Naast een theoretisch onderbouwde visie en het kaderen van de vraag in de context van de voorziening is er ook nood aan training en handelingsmethodieken. Het VKA vindt dit belangrijk omdat dit goede hulpverlening voor kinderen en jongeren sterk bevordert en het mogelijk maakt dat de hulpverlening beter op elkaar aansluit. Het vraagt echter ook meer tijd, zowel bij de voorbereiding als bij de uitvoering. Door de gehanteerde methodiek is het aangewezen om zo’n opleidingsmodule aan een beperkte groep aan te bieden. 4.2.1. Vormingsproject: ‘Kindermishandeling: een actie waard!’
De afgelopen 2 jaar organiseerden we samen met de Provincie Antwerpen en het CKG het Open Poortje, het vormingspakket 'Kindermishandeling, een actie waard!’.
We nodigden medewerkers van OCMW's en gemeenten (bv jeugddienst, buitenschoolse kinderopvang) uit die in hun dagelijkse werking kinderen en hun ouders ontmoeten. Tijdens een plenaire dag en vier workshops kregen ze tools aangereikt om binnen hun werking kinderen uit gezinnen waar geweld voorkomt, sneller op te merken en mogelijkheden naar aanpak aan te bieden. De laatste workshop reikte tips aan om binnen de eigen organisatie een stappenplan of visie met betrekking tot kindermishandeling uit te werken. Een jaar na de laatste vorming bevroegen we alle deelnemers van het vormingspakket naar hun acties. Een heel aantal organisaties uit de volgende gemeenten gingen er effectief mee aan de slag: Antwerpen, Boom, Geel, Malle, Mechelen, Merksplas, Mol, Oud-Turnhout, Schilde, Westerlo en Wuustwezel. We selecteerden hieruit drie laureaten:
- Boom: Het OCMW, de gemeentelijke preventiedienst en de lokale politiezone Rupel, stelden samen met verschillende partners en actoren, een stappenplan kindermishandeling op. - Mol: In de regio Mol zijn ze sinds jaren actief in de aanpak van kindermishandeling. Het overlegplatform bestaande uit 10 lokale actoren komt maandelijks samen om concrete casussen te bespreken. -Oud-Turnhout: Het Vibo de Brem (Vrij Instituut Buitengewoon Onderwijs) werkte een stappenplan uit op maat van de school. Als je graag informatie uit dit stappenplan gebruikt, kan je contact opnemen met Gonda Groenen,
[email protected].
32
hoofdstuk 4: preventie
Op 13 juni 2014 lauwerden we deze drie projecten. Boom kaapte de eerste prijs weg. Alle 3 de projecten kregen als prijs een tas met materiaal gelinkt aan kindermishandeling waaronder dvd's, lees- en spelmateriaal.
4.3. Teamcoaching bij seksueel grensoverschrijdend gedrag binnen voorzieningen
Een team of organisatie die te maken krijgt met ernstige situaties van kindermishandeling heeft veel draagkracht nodig. Het roept vragen op over de werking van de organisatie, de teamsamenhang, de maatschappelijke visie aangaande kindermishandeling en het individueel functioneren van elk teamlid. De laatste tijd komen er op het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Antwerpen meer vragen van organisaties om daarover met hen van gedachten te wisselen. Er wordt gevraagd mee te werken aan de ontwikkeling en implementering van de uitgewerkte visie en een stappenplan bij kindermishandeling voor hun organisatie. Soms worden organisaties geconfronteerd met ernstige mishandeling binnen hun voorziening. We denken dan vooral aan seksueel grensoverschrijdend gedrag van een professionele medewerker naar een kind of kinderen die onderling seksueel grensoverschrijdend gedrag stellen. Aan voorzieningen werden een aantal van de volgende modules aangeboden:
33
hoofdstuk 4: preventie
Module 1: Eerste overleg met directie a.
Wat zijn hun verwachtingen i.v.m. de samenwerking met het VKA?
b. Wat zijn de noden van de voorziening? c.
Welke strategie willen ze ontwikkelen? (op casusniveau en opvang medewerkers) i. T.o.v. hun betrokken personeel ii. T.o.v. de kinderen iii. T.o.v. de ouders iv. T.o.v. de andere medewerkers, consulenten, media
Module 2: Debriefing van de collega’s op casusniveau a.
Wat is er gebeurd?
b. Wie heeft wat reeds ondernomen en wat waren de ervaringen? c.
Wat dient er nog ondernomen te worden? Wat, wie, hoe, waar, wanneer?
Module 3: Eerste opvang op niveau van de medewerkers a.
Wat is de impact van de onthulling op de medewerkers?
b. Hoe beïnvloedt dit de leefgroep, de betrokken kinderen en de gezinssystemen? c.
Hoe kunnen ze zorg dragen voor henzelf en hun collega’s?
Module 4: Eerste opvang op niveau van de kinderen door de medewerkers a.
Wat is de impact van de onthulling op de kinderen, op de leefgroep?
b. Hoe kunnen medewerkers zorgzaam omgaan met deze kwetsuren van de kinderen? c.
Eventuele doorverwijzing van kinderen en hun ouders naar het VKA.
Module 5: Debriefing voor de ouders Module 6: Individuele opvang van de ouders en de kinderen Module 7: Overleg rond de verdere opvolging van de kinderen (en hun ouders) en de medewerkers. a.
Vervolg Module 3
b. Vervolg Module 4 Module 8: Verdere inhoudelijke verdieping: wat kan je doen ter voorkoming van SGG? (op niveau van de organisatie en de leefgroep) a. Wat is er van visie, plan van aanpak, (lees)materiaal reeds voorhanden? i. Van waaruit is dit ontstaan? ii. Is dit (volledig) geïmplementeerd in de werking? b. Hoe kan je aandachtig zijn op SGG binnen de leefgroep en hoe maak je dit bespreekbaar?
34
hoofdstuk 4: preventie
i. Signalen opmerken van slachtoffers en potentiële plegers van SGG. Hoe ga je hier mee om? ii. Signalen opmerken van interacties tussen kinderen en/of medewerkers. Hoe ga je hiermee om? c. Preventie SGG i. Individuele – en oudergesprekken 1. Individuele seksuele ontwikkeling en beleving 2. Individuele geschiedenis/waarden en normen ii. Gesprekken voeren binnen de leefgroep 1. Lichamelijkheid, privacy en omgangsvormen 2. Relatievorming en seksueel gedrag tussen de kinderen 3. Wat als het niet meer leuk is? 4. Hoe gaan we om met getraumatiseerde kinderen? iii. Uitgewerkt opnamebeleid met aandacht voor afstemming tussen de individuele kinderen, de groepsdynamiek en het team van medewerkers. Module 9: Nazorg a. Afronding en evaluatie van de VK - coaching b. Herstel
Deze modules zijn erop gericht om in dergelijke crisissituaties enerzijds een onderbouwde strategie uit te werken en anderzijds aan de verschillen betrokkenen een goede opvang te garanderen. De veiligheid van de kinderen is een permanent aandachtspunt doorheen het hele traject. In 2014 werden in de provincie Antwerpen door het VKA 16 dagdelen teamcoaching verzorgd. Dit is een lichte daling. In 2013 werden er 18 dagdelen coaching aangeboden.
4.4. Voorlichting en sensibilisatie
In 2014 stond het geven van voorlichting op een lager pitje. De nieuwe opdrachten van de VK vereisten een interne reorganisatie die heel wat denkwerk en veel overlegmomenten vroegen. De focus lag in 2014 dus eerder op de vernieuwde werking en de inhoudelijke veranderingen die daarmee gepaard gingen.
Samengeteld heeft het Vertrouwenscentrum 15 sessies voorlichting en sensibilisatie verzorgd.
27/01/2014:
leerlingen verzorging St. Ursula Onze-Lieve-Vrouw-Waver
29/01/2014:
studenten leerkracht kleuter/basis/secundair onderwijs Karel de Grote Hogeschool Antwerpen
12/02/2014:
studenten verpleegkunde Karel de Grote Hogeschool Antwerpen 35
hoofdstuk 4: preventie
31/03/2014:
medewerkers CLB GO Kempen te Mol
29/04/2014:
medewerkers van de Landelijke Kinderopvang Lier
05/05/2014:
medewerkers van de Landelijke Kinderopvang Mechelen
06/06/2014:
deelnemers van de studiedag van VVCEPC “Focus op trauma” te Zoersel
12/06/2014:
medewerkers van de Landelijke Kinderopvang Zandhoven
22/09/2014:
leerkrachten Stedelijke Basisschool Turnhout
23/09/2014:
deelnemers leerproject zedendelicten bij het forensisch team CGG Mechelen
30/09/2014:
medewerkers van VCLB De Wissel te Antwerpen
30/09/2014:
medewerkers Noodinternaat Koksijde
02/10/2014:
medewerkers Noodinternaat De Haan
05/10/2014:
medewerkers Noodinternaat Lommel
04/11/2014:
leerkrachten VBS De Springplank Broechem
13/11/2014:
deelnemers dialoognammidag over Integrale Jeugdhulp in Lier
4.6. Interne vorming en opleiding
Binnen de eigen organisatie is veel kennis en ervaring aanwezig. Gevolgde opleidingen en studiedagen worden door de deelnemers vertaald naar de eigen werking. Om deze kennis uit te wisselen en te verdiepen worden er ook regelmatig interne vormingsactiviteiten georganiseerd. Naast verslag van studiedagen wordt er tijd voorzien om eigen kennis door te geven, via rollenspel moeilijke situaties in te oefenen e.d. In 2014 werd er daarbij aandacht besteed aan volgende thema’s: 20/2/2014:
Informatie-uitwisseling over hulplijn 1712 en de organisatie van de nieuwe samenwerking + lezing over suïcidepreventie bij jongeren (n.a.v. het volgen van de gelijknamige kortdurende opleiding bij CGG De Pont door meerdere collega’s)
11/3/2014:
Intervisie Signs Of Safety i.s.m. Ann Braamse van Vraagkracht
Er was eveneens een studiedag voor de zes VK’s op 28 januari 2014 met als thema ‘Start to MaNo 2’ over het VK in de Integrale Jeugdhulp, een vervolg op de gelijknamige studiedag in 2013. Tijdens deze studiedag gaf het VK Oost-Vlaanderen feedback over hun ervaringen als proefregio. Op 21 oktober 2014 was er een tweede studiedag voor alle VK’s met als thema “Vechtscheidingen”, een aspect waar niet enkel de VK’s, maar ook andere diensten mee worstelen. Justine van Lawick werd uitgenodigd als experte op het gebied van geweld in families en vechtscheidingen.
36
hoofdstuk 5: projecten laagdrempelige toegang
HOOFDSTUK 5: PROJECTEN IN VERBAND MET LAAGDREMPELIGE TOEGANG IN DE STEDELIJKE AGGLOMERATIE ANTWERPEN EN MECHELEN ______________________________________________________________________________________
Zoals U elders in dit jaarverslag leest, wordt ongeveer 35 % van de meldingen gedaan door nietprofessionelen. Dit zijn mensen uit de nabije omgeving van een kind (ouders, vrienden, familie, buren, ...). Deze mensen zijn vaak het meest aangedaan of in paniek als ze een vermoeden hebben van kindermishandeling of als ze ermee worden geconfronteerd. Mensen moeten een enorme drempel overwinnen om een officiële instantie in te lichten. Bij mensen die zelf erg kwetsbaar zijn, zoals kansarmen is een vlotte toegankelijkheid van het VKA zeer belangrijk. Kindermishandeling is ernstig, houdt heel wat risico's in en is emotioneel erg belastend. Mensen twijfelen of ze het wel bij het rechte eind hebben en of ze zich niet teveel gaan bemoeien met het leven van anderen. Daarom is een deskundige aanpak vereist. Een snelle en serene reactie kan verder onheil en nodeloze escalatie voorkomen. In dit kader is het erg belangrijk dat het centrum vlot bereikbaar is en dat de eerste opvang en diagnose snel kunnen worden gegarandeerd. Onze samenleving heeft met de oprichting van de Vertrouwenscentra Kindermishandeling beslist om een hulpaanbod voor deze schrijnende problematiek te voorzien. Slachtoffers hebben ‘recht op hulp’, daar is iedereen de laatste jaren van doordrongen. De omvang van de problematiek wordt jaar na jaar duidelijker. Dag na dag berichten de media over nieuwe onthullingen. De VK zijn gemandateerd om mensen aan te spreken over vermoedens of zekerheid van kindermishandeling. Dit moet inhouden dat het VK ook een hulpgarantie kan waarborgen. Daarvoor moeten voldoende middelen voorzien worden.
Het is al jaren zo dat de provincie Antwerpen ongeveer 1/3de van het aantal gemelde mishandelde kinderen in Vlaanderen telt. Het arrondissement Antwerpen heeft zelfs 1/5 de van het totale aantal meldingen in Vlaanderen. Toch is het criterium 'aantal meldingen' in december 1997 als subsidiecriterium geschrapt door de Vlaamse Regering. Daardoor kwam het VKA nog meer onder druk te staan. De cijfers van hoofdstuk 2 illustreren dat overvloedig.
Het sociaal impulsfonds van de stad Antwerpen werd bereid gevonden om dit probleem mee aan te pakken voor het centrum dat in Antwerpen gevestigd is. Vanaf 1999 konden we aan de slag gaan voor enkele noodzakelijke veranderingen van het centrum. In de SIF-projecten van 2000-2002 werd ook het project van het VKA goedgekeurd. In de loop van 1999 werd er gezocht naar oplossingen die het best tegemoet komen aan de noden van kansarme melders die beroep doen op het centrum. Na een kritisch onderzoek en grondige evaluatie zijn er twee kernpunten aangeduid: de telefonische bereikbaarheid en de snelheid waarbij mensen een eerste afspraak op het centrum kunnen krijgen.
37
hoofdstuk 5: projecten laagdrempelige toegang
Dit betekent concreet dat er een extra maatschappelijk assistent kon worden aangeworven waardoor de uitbouw van een permanentiesysteem mogelijk werd. Iedere medewerker krijgt een vast aantal uren permanentie toegewezen zodat er steeds iemand een melding kan beantwoorden. Het werd door deze SIF-middelen ook mogelijk om een halftijds secretaresse aan te nemen. De organisatie van een vlot onthaal werd hierdoor uitgebouwd. De hulpvragers krijgen nu steeds een administratieve medewerker aan de telefoon. Een continue bezettoon of antwoordapparaat behoort zodoende tot het verleden. Deze projecten liepen af op het einde van 2002. De Sociaal Impuls Fondsen hielden toen op te bestaan en zouden
vervangen
worden
door
het
Stedenfonds.
Deze
overgang
verliep
niet
rimpelloos.
Begrotingsdiscussies van de Stad Antwerpen maakten een overheveling naar het OCMW Antwerpen noodzakelijk. We zien aan de huidige cijfers (hoofdstuk 2) dat de noodzaak in de grootstad Antwerpen zich, door het uitgewerkte opvangbeleid, nog pregnanter stelt. Het OCMW Antwerpen heeft het engagement genomen om de noodzakelijke fondsen te kunnen vrijmaken. Vanaf 2005 is er een engagement van het Provinciebestuur Antwerpen om samen met het OCMW Antwerpen de noodzakelijke middelen ter beschikking te stellen. Het VKA is verheugd dat het OCMW Antwerpen en het Provinciebestuur Antwerpen hun verantwoordelijkheid in deze hebben opgenomen. Dit blijft het VKA helpen om ook de hulpverlenende verantwoordelijkheid te kunnen dragen. Sedert 2010 geven we een extra invulling van ons stedenfondsproject. Naast het hulpverleningsaanbod bij situaties van kindermishandeling, willen we ook de Antwerpse OCMW-medewerkers optimaal coachen in hun aanpak bij (een vermoeden) van kindermishandeling bij hun cliënteel. Niet alleen een goede samenwerking op dit terrein, maar ook vorming en supervisie zijn belangrijke elementen.
In een eerste fase werd er een inventaris gemaakt van mogelijke acties om de samenwerking te verbeteren. Zo gaven het OCMW en het VKA een voorstelling van hun respectievelijke werking. Hierbij werd getracht de knelpunten in de aanpak van kindermishandeling en in de samenwerking op te sporen en op te lossen. In de loop van 2011 werd er een opleiding voor alle medewerkers van de sociale centra van het OCMW uitgewerkt en verzorgd. Het is in de eerste plaats de bedoeling om de medewerkers attent te maken op de problematiek kindermishandeling en hen alert te maken voor signalen hiervan. Er werden concrete handvatten gegeven over hoe zij het probleem best kunnen aanpakken. In 2014 liep dit vormingsproject verder. We willen met de medewerkers stilstaan hoe zij op een zorgzame maar toch duidelijke manier (vermoedens van) kindermishandeling kunnen bespreekbaar maken met ouders en kinderen. Gezien de complexiteit van dergelijke gesprekken, willen we intensieve vormingen aanbieden waar de klemtoon gelegd wordt op zowel het inoefenen van vaardigheden, als op hoe in interactie treden met ouders en kinderen rond dit thema. Deze 4 trainingsdagen staan open voor alle geïnteresseerde OCMW - medewerkers. Het VKA verzorgde in 2014 vier intervisiemomenten voor het team intra familiaal geweld. Er werden vooral aanmeldingen en lopende begeleidingen besproken.
38
hoofdstuk 5: projecten laagdrempelige toegang
Voor een aantal medewerkers van het OCMW werd er ook een kennismaking georganiseerd op het VK. Ze volgden een dag mee in onze werking. De medewerkers kregen op die manier een genuanceerd beeld over onze werking en de aanpak kindermishandeling. Er werd ook tijd gemaakt om de verschillende deelwerkingen van het OCMW voor te stellen aan onze hulpverleners. Met de extra middelen die het Stedenfonds en het OCMW ons ter beschikking stelt, zijn we in staat om een professioneler hulpverlening inzake kindermishandeling in onze stad uit te bouwen. Daarnaast verbeteren we ook de coaching van de OCMW medewerkers, alsook de samenwerking tussen het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling en het OCMW. In het kader van het convenant die in september 2000 werd afgesloten tussen de Vlaamse Gemeenschap, de Stad Mechelen en het OCMW Mechelen werd een SIF-project erkend. Dit project werd verlengd, doch niet langer betaald met SIF-gelden maar vanaf 2004 met een stadstoelage van de stad Mechelen. Vanaf 2001 kon dankzij deze middelen de beschikbaarheid verhoogd worden door de aanwerving van een deeltijdse administratieve kracht (administratie en onthaal) en een deeltijdse maatschappelijk assistente. Zo kon de permanentie uitgebreid worden. Van 2003 tot einde 2006 ontving het VKM € 37.000 van de stad Mechelen voor de uitvoering van de samenwerkingsovereenkomst ‘Toegankelijke en snelle hulpverlening organiseren voor kinderen die aangemeld worden voor kindermishandeling, optimaliseren van het hulpverleningsnetwerk en sensibilisering en vorming’. In 2007 werd deze toelage verlengd en geïndexeerd. Voor 2008, 2009 en 2010 ontvingen we een toelage van € 40.000 op jaarbasis. Einde 2010 nam de Gemeenteraad de beslissing dat de stadstoelage verlengd werd tot en met 2013. Vermits dit de minimale personeelscapaciteit om een permanentiesysteem te garanderen mogelijk maakt, werd deze beslissing met grote opluchting onthaald. De uitvoering van de overeenkomst wordt regelmatig opgevolgd door Frank Vanmessem, consulent Afdeling Welzijn Stad Mechelen. Vanaf 2014 heeft VKM een samenwerkingsovereenkomst met het OCMW-Sociaal Huis.
39
hoofdstuk 5: projecten laagdrempelige toegang
40
hoofdstuk 6: beknopte geschiedenis
HOOFDSTUK 6: BEKNOPTE GESCHIEDENIS __________________________________________
1979
Het NWK - ONE neemt, op vraag van 4 professoren (Prof. Clara UIA, Prof. Geubelle Université de Liège, Prof. Hubinont ULB en Prof. Evrard UCL), het initiatief om 4 pilootcentra 'ter bestrijding en voorkoming van kindermishandeling' op te richten. In september 1979 start het Vertrouwensartscentrum 'Kind in Nood' Antwerpen (VAC) als enig Vlaams centrum.
1983
Na een experimentele fase van 4 jaar krijgt het VAC Antwerpen als vast onderdeel van het NWK een semi-institutioneel karakter.
1987
Uitvaardiging van het Decreet van de Vlaamse Regering (8 juli 1987) dat voorziet in de oprichting van één Centrum voor Hulpverlening inzake Kindermishandeling (CHK) per provincie (2 in Vlaams Brabant). Doelstellingen: - deskundige ondersteuning van hulpverleners - hulpverlening coördineren of opzetten - sensibiliseren en bewustmaken van hulpverleners, onderwijsmiddens en het algemene publiek
1988
Oprichting van de Vertrouwensartscentrum Antwerpen vzw Erkenning van het Vertrouwensartscentrum Antwerpen vzw als pilootproject voor 1988, in het kader van de uitvoering van het Decreet van de Vlaamse Regering dd. 8 juli 1987.
1989
Feitelijke erkenning van het Vertrouwensartscentrum Antwerpen vzw door Kind en Gezin als Centrum voor Hulpverlening inzake Kindermishandeling in de provincie Antwerpen.
1991
Officiële start van de antennedienst 'Kind in Nood' Mechelen.
1992
Officiële start van de antennedienst 'Kind in Nood' Turnhout.
1997
In een nieuw besluit van de Vlaamse Overheid werden de opdrachten van de VK geherdefinieerd (zie hoofdstuk 3) en werd de benaming van de centra gewijzigd in Vertrouwenscentrum Kindermishandeling.
2002
In het kader van het kwaliteitsdecreet kwam er een nieuw besluit van de Vlaamse regering betreffende de erkenning en subsidiëring van de VK. Daarnaast verscheen er ook een ministerieel besluit betreffende de kwaliteitszorg in de VK.
41
hoofdstuk 6: beknopte geschiedenis
2013
In 2013 werd het Mozaïekdecreet goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Daarin staan diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Voor
de
VK
staat
daar
de
opdracht
in
betreffende
het
meldpunt
1712.
42
hoofdstuk 7: structuur van het centrum
HOOFDSTUK 7: STRUCTUUR VAN HET CENTRUM __________________________________________________ 7.1. Raad van Bestuur
Leden van de Raad van Bestuur:
Voorzitter: Prof. Dr. P. Van Royen Leden: Dhr. P. De Caluwé, Dhr. P. De Roeck, Dhr. W. De Smet, Dhr. J. Mampuys, Mevr. E. Meynen, Dhr. F. Swennen en Dhr. P. Van Gorp Raadgevende leden: Dhr. S. Anthoni en Dr. I. Vanderstraete
7.2. Algemene Vergadering
Leden van de Algemene Vergadering:
Voorzitter: Prof. Dr. P. Van Royen Leden: Dhr. P. De Caluwé, Dhr. P. De Roeck, Dhr. W. De Smet, Dhr. J. Mampuys, Mevr. E. Meynen, Dhr. C. Paulus, Dhr. W. Peeters, Dhr. F. Swennen, Mevr. A. Vandekerckhove, Dhr. P. Van Gorp, Dhr. J. Van Steenberge Raadgevende leden: Dhr. S. Anthoni en Dr. I. Vanderstraete
7.3. Huisvesting
Sinds de start van het VKA in 1979 stelt het OCMW Antwerpen lokalen ter beschikking. Sinds 2001 worden we gehuisvest in totaal vernieuwde lokalen dankzij het OCMW Antwerpen. De bestaande ruimte, met name de oude directeurswoning van het ziekenhuis, werd ontmanteld en er kwam een uitbreiding naar een deel van de achterliggende vleugel. De vernieuwde lokalen zijn voorzien van de nodige moderne infrastructuur (spelkamer, gezinsgesprekkamer, vergaderruimtes en spreekruimtes). Bijzondere aandacht werd besteed aan een kindgerichte sfeer. Ook de toegankelijkheid voor gehandicapten en kinderwagens werd niet vergeten. De Raad van Bestuur besliste om de lokalen in 2008 opnieuw te schilderen. Er werd aandacht besteed om het uitzicht dat bepaald werd door witte muren op te vrolijken met frisse en vrolijke kleuren. Het VKA is verheugd dat het op de site van het vroegere kinderziekenhuis van Antwerpen gehuisvest is. Op deze manier blijft het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Antwerpen gevestigd op de locatie waar in 1979 de eerste aanzet i.v.m. kindermishandeling in Vlaanderen werd gegeven. Daarnaast is er op deze locatie al een lange traditie van hulp voor kinderen die nu door ons centrum wordt verder gezet. Gezien de vernieuwde bouw op de site van het vroegere kinderziekenhuis staat, diende er ook een naam aan het nieuwe plein gegeven te worden. Het VKA is bijzonder verheugd dat er, op voorstel van ons centrum, werd gekozen om dit plein het Prof. Claraplein te noemen naar de stichter van het VKA en als 43
hoofdstuk 7: structuur van het centrum
eerbetoon aan Professor Dr. R. Clara voor zijn pioniersrol op het vlak van kindermishandeling. Het VKA blijft dus op dezelfde locatie gehuisvest maar heeft nu als adres: Prof. Claraplein nr. 1. De antennedienst VK Mechelen is gehuisvest in aangename lokalen van het vroegere ‘moederhuis’ van Mechelen. In de loop van 2004 heeft de Stad Mechelen deze lokalen helemaal gerenoveerd en kindvriendelijk opgeknapt. In de site van het vroegere ‘moederhuis’ zijn er naast het VK Mechelen nog meerdere andere kindgerichte organisaties aanwezig. Einde 2006 is er in Turnhout een pand aangekocht om de antennedienst VK Turnhout te huisvesten. Dit pand werd in 2007 verbouwd in samenwerking met Kind in Nood Kempen en met de steun van het Provinciebestuur Antwerpen. Vanaf begin 2008 werd het in gebruik genomen.Net als op de andere locaties werd er extra aandacht besteed aan een kindvriendelijke accommodatie die alle noodzakelijke elementen voor een goede werking bezit. U kunt ons een virtueel bezoek brengen via onze website www.vkantwerpen.be. Op die manier kan u een kijkje nemen in onze gebouwen en kunnen kinderen vooraf al kennismaken met onze werking.
7.4. Logistieke steun
Het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Antwerpen krijgt logistieke steun van de Universiteit Antwerpen.
44
hoofdstuk 8: doelstellingen
HOOFDSTUK 8: DOELSTELLINGEN __________________________________
8.1. Definitie
Kindermishandeling en -verwaarlozing zijn alle situaties waarin een minderjarige slachtoffer is van geweld van fysieke, psychische of seksuele aard, en dit passief of actief.
Wij onderscheiden een aantal hoofdvormen van kindermishandeling:
a) Lichamelijke mishandeling: alle mogelijke vormen van lichamelijk geweld tegenover kinderen. b) Lichamelijke verwaarlozing: er wordt niet of onvoldoende voorzien in de minimale lichamelijke behoeften van het kind (hygiëne, kleding, voeding, medische verzorging, slaap, ...). Het kind krijgt niet de zorg en de verzorging waar het, gezien zijn leeftijd, recht op heeft. c) Emotionele mishandeling: bij psychische of emotionele mishandeling wordt het kind afgewezen als een wezen dat bemoedering, steun en bescherming nodig heeft. Het klimaat waarin het kind moet opgroeien is uiterst vijandig, afwijzend en onvoorspelbaar. Op die manier krijgt het kind continu het gevoel dat het er eigenlijk niet had moeten zijn, of dat het een ander had moeten zijn. Getuige zijn van geweld in een gezin is een vorm van emotionele mishandeling. Bij meer dan 40 % van de situaties van partnergeweld is minstens één kind getuige. d) Emotionele verwaarlozing: bij psychische of emotionele verwaarlozing wordt aan het kind geen aandacht of genegenheid geschonken, waardoor het kind in een sociaal isolement komt. De relatie ouderkind kenmerkt zich door koelheid, liefdeloosheid en afwijzing. e) Seksueel misbruik: bij seksueel misbruik wordt het kind zodanig onder druk gezet (vanwege het fysieke of psychische overwicht van de dader) dat het kind het gevoel heeft dat het niet kan weigeren om seksuele handelingen te verrichten en/of te ondergaan. Bij seksueel misbruik is er altijd sprake van een ongelijke machtsverhouding tussen pleger en slachtoffer. Seksuele kindermishandeling binnen het gezin is elke vorm van seksueel misbruik van een kind binnen de gezinscontext. Onder incest verstaan we seksuele contacten tussen bloedverwanten die (per definitie) geen huwelijk met elkaar kunnen aangaan.
45
hoofdstuk 8: doelstellingen
8.2. Doelen
Op 11 juni 2002 verscheen er een besluit van de Vlaamse regering waarin de opdrachten van de Vertrouwenscentra
Kindermishandeling
werden
geactualiseerd.
Het
Vertrouwenscentrum
Kindermishandeling heeft de volgende taakomschrijving:
1. Het centrum fungeert als meldpunt voor kindermishandeling en vermoedens van kindermishandeling.
2. § 1. Het centrum biedt hulp- en dienstverlening naargelang de behoeften van het kind, rekening houdend met de principes van spreekrecht, participatie en evaluatie van het effect voor het kind. Het speelt zo snel mogelijk in op de vragen en houdt daarbij rekening met de aard en de urgentie van de vragen, binnen de opdrachten van het centrum waarbij het kind centraal staat. § 2. In het kader van en met het oog op een efficiënte hulpverlening ontwikkelt het centrum een werkzame diagnose die kan resulteren in een gepaste doorverwijzing. Het zorgt uitzonderlijk zelf voor de begeleiding en de behandeling van slachtoffers van kindermishandeling en hun gezin, vooral indien doorverwijzing niet wenselijk of onuitvoerbaar is.
3. Het centrum kan gedurende het hulpverleningsproces de problematiek van kindermishandeling duiden en benoemen ten aanzien van het kind en de ouders.
4. Het centrum stippelt een hulpverleningsaanbod uit met inspraak van en in overleg met de gebruikers. Daarbij wordt uitgegaan van de behoeften van het kind.
5. Het centrum voert een meersporenbeleid in het belang van het kind waarbij alle partijen die bij het hulpverleningsproces betrokken zijn erbij betrokken blijven. Het stimuleert de ouders in het opnemen van hun ouderrol en ondersteunt hen daarin.
6. Het centrum werkt voor de hulp - en dienstverlening samen met externe, relevante personen of diensten. In dit kader sluit het samenwerkingsakkoorden met de andere voorzieningen die ook op het domein van kindermishandeling werkzaam zijn, vooral met de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg. De
minister
kan
bepalen
met
welke
overige
sectoren
en
volgens
welke
procedure
de
samenwerkingsakkoorden worden gesloten.
7. Het centrum treft maatregelen die respect voor de basisrechten en de gebruikersrechten waarborgen en die conform zijn aan het Internationaal Verdrag betreffende de Rechten van het Kind.
8. Het centrum zorgt voor de ondersteuning van hulpverleners die te maken hebben met de problematiek van kindermishandeling en die in dat verband contact opnemen. Het zorgt ook voor de systematische overdracht van zijn deskundigheid inzake kindermishandeling aan andere relevantie instanties. 46
hoofdstuk 8: doelstellingen
9. Het centrum draagt bij tot het sensibiliseren van de samenleving voor de problematiek van kindermishandeling.
10. Het centrum signaleert aan de bevoegde instanties op een systematische wijze ontwikkelingen en knelpunten, tekorten en behoeften op het gebied van de hulpverlening rond kindermishandeling.
11. §1. Het centrum is laagdrempelig en 24 uur per dag telefonisch bereikbaar. De minister kan de voorwaarden creëren voor het realiseren van een wachtdienst buiten de kantooruren. §2. Het centrum beschikt over de nodige infrastructuur, die aangepast is aan haar opdrachten en die met name de veiligheid en de privacy waarborgt.
Voor de verwezenlijking van deze doelstellingen werkt het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling via functionele samenwerkingsakkoorden en netwerken samen met andere privé of openbare voorzieningen voor maatschappelijke, medische of psychosociale hulpverlening binnen de provincie Antwerpen.
47
hoofdstuk 8: doelstellingen
48
hoofdstuk 9: interne werking
HOOFDSTUK 9: INTERNE WERKING ___________________________________ 9.1. Tewerkstelling
Teamleden in 2014 Aerts Vicci (maatschappelijk assistente)
5/10
Anthoni Stef (psycholoog-seksuoloog)
10/10
Aubry Jill (bachelor orthopedagogie)
10/10
Bervoets Lien (bachelor orthopedagogie) antenne Turnhout
8/10
Claes Nancy (administratief medewerkster) antenne Turnhout
5/10
Claes Sofie (maatschappelijk assistente) antenne Turnhout
7/10
Cleeren Stien (maatschappelijk assistente) antenne Mechelen
10/10
Croes Anita (sociale readaptatiewerkster) antenne Mechelen
9/10
De beuckelaer Marina (psychologe)
8/10
De Maegt Geert (administratief medewerkster)
9/10
De Sterck Stein (psycholoog)
8/10
Destoop Tine (criminologe)
7/10
Detavernier Bieke (psychologe)
6,5/10
D’Hont Marisca (maatschappelijk assistente) uit dienst in februari
10/10
Hermans Veerle (administratief medewerkster)
5/10
Huybrechts Tinne (maatschappelijk assistente) antenne Mechelen
9/10
Proost Griet (maatschappelijk assistente) antenne Mechelen
10/10
Peerenboom Kaat (vertrouwensarts) uit dienst in februari
7/10
Scheers An (bachelor orthopedagogie)
10/10
Simons Eline (bachelor toegepaste psychologie)
10/10
Sweere Ilka (psychologe) in dienst vanaf april
9/10
Swolfs Els (bachelor orthopedagogie) antenne Turnhout
8/10
Thys Tessy (psychologe)
8/10
Tiebos Kirsten (administratief medewerker) 40% Mechelen en 50% Antwerpen
9/10
49
hoofdstuk 9: interne werking
Van Bavel Dorien (maatschappelijk assistente) antenne Turnhout
10/10
Vanderstraete Inge (kinderpsychiater)
6/10
Van Doninck Sofie (maatschappelijk assistente) antenne Turnhout
8/10
Van Gool Silke (criminologe)
8/10
Van Looveren Anja (psychologe)
5/10
Verboord Ria (bachelor orthopedagogie) uit dienst in juni
8/10
Vercruyssen Eric (kinderarts/Vertrouwensarts) in dienst vanaf september
7/10
Willaert Lonneke (administratie medewerker) in dienst vanaf september
10/10
Weustenraad Bart (maatschappelijk assistent)
10/10
In het kader van de ondersteuning voor de grootstedelijke problematiek Antwerpen (zie hoofdstuk 5) worden er sinds 1999 dankzij middelen van het stedenfonds OCMW Antwerpen 2 mensen tewerkgesteld: Geert De Maegt (wegens ziekte in augustus vervangen door Veerle Hermans) en An Scheers. In het kader van de Samenwerkingsovereenkomst tussen de stad Mechelen en het Steuncomité Vertrouwenscentrum Antenne Mechelen (zie hoofdstuk 5) worden er 2 mensen tewerkgesteld: Kirsten Tiebos en Tinne Huybrechts. Verscheidene teamleden van de antennediensten zijn werkzaam dankzij de financiële steun van de provincie Antwerpen. * In het kader van de samenwerking Kind in Nood Kempen wordt Sofie Van Doninck (30%)/Sofie Claes (maatschappelijk assistente) deeltijds (70%) tewerkgesteld op de antennedienst Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Turnhout. De werkgever van Sofie Van Doninck (30%)/Sofie Claes is Kind in Nood Kempen vzw die dit engagement heeft overgenomen van het Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg Turnhout (zie hoofdstuk 9).
Algemene bedenking Gezien de mogelijkheden die de Vlaamse Regering werknemers van de non-profit biedt, zijn er heel wat vormen van tijdelijke loopbaanonderbreking mogelijk. Ook de werknemers van het VKA maken van deze mogelijkheden regelmatig dankbaar gebruik. Het helpt hen om hun privéleven en hun werk zo goed mogelijk te combineren en de psychische belasting van het werken met kindermishandeling te dragen. Tijdelijke werkonderbrekingen zijn daardoor mogelijk, maar dienen binnen de organisatie opgevangen te worden. Deze soepele formules helpen individuele werknemers om hun stressniveau te beheersen en een optimale verhouding tussen werk- en privéleven na te streven. Het stressniveau van de organisatie en zijn 50
hoofdstuk 9: interne werking
werknemers in de totaliteit neemt daardoor echter, paradoxaal genoeg, steeds toe. Als relatief kleine organisatie is het immers niet evident om al deze tijdelijke situaties op te vangen en ondertussen een kwaliteitsvolle hulpverlening te garanderen.
9.2. Gevolgde opleidingen en studiedagen
9.2.1. Gevolgde opleidingen
Het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling wordt meestal geconsulteerd als het gezin in een crisis verkeert. Belangrijk hierbij is dat het VK zo snel mogelijk een juist en volledig beeld krijgt van het gezin, het sociale netwerk en van de schade die aangericht is bij het kind in kwestie. Een correcte diagnose van de situatie kan enkel verkregen worden door het traumatische gebeuren (mishandeling, verkrachting, ...) te plaatsen binnen de gezinscontext en binnen de totale persoonlijkheidsstructuur van het kind. Meer en meer wordt het VK-team geconsulteerd door andere hulpverleners en psychotherapeuten met de vraag om deskundig advies bij het stellen van de diagnose van kindermishandeling en seksueel misbruik. Als dit vermoeden op het VK bevestigd wordt, gaat het VK samen met de adviesvrager zoeken naar de gepaste aanpak, interventiestrategieën en therapeutische methodes. Hulpverleners komen naar het VK met de meest complexe en uitzichtloze situaties - de andere lossen ze zelf wel op. Om aan al deze verwachtingen te kunnen blijven voldoen, is het noodzakelijk dat de teamleden zich voortdurend, zowel diagnostisch als therapeutisch, bijscholen. Vicci Aerts volgde de opleiding “Contextuele Therapie” bij het Vormingscentrum ‘Leren over Leven’. Zij volgde eveneens de opleiding “Systeemtheoretische psychotherapie” op de Interactie-Academie te Antwerpen. Stef Anthoni volgde de opleiding “Partnerrelatietherapie met inbegrip van seksuele therapie” aan het Communicatiecentrum te Lovenjoel, de opleiding “Algemene Systeemtherapie” aan de InteractieAcademie te Antwerpen, de opleiding “Directieve- en Hypnotherapie” georganiseerd door de VATHYP (Vlaamse Vereniging Autogene Training en Hypnotherapie), de “Voortgezette opleiding Gezinstherapie” bij Feelings & Context en een korte opleiding “Werken met jonge daders van seksueel misbruik” bij de polikliniek Dr. van der Hoevenstichting. Hij volgde eveneens een opleiding “EMDR” bij het BIPE. Jill Aubry volgde “Initiatie in systeemtheoretisch denken” in de Interactie-Academie te Antwerpen en momenteel volgt zij daar de opleiding “Systeemtheoretische psychotherapie”. Nancy Claes volgde “Word” bij WEB te Turnhout, “Access” en “Excel” bij de VDAB. Anita Croes volgde de opleiding “Familie- en systeempsychotherapie” aan het I.P.P.R. en eveneens “Systematische Individuele Begeleiding” aan de Interactie-Academie te Antwerpen. Zij volgde ook een 51
hoofdstuk 9: interne werking
kortdurende opleiding rond “Werken met jonge daders van seksueel misbruik” bij polikliniek Dr. van der Hoevenstichting en “Daders en slachtoffers” aan de Educatieve Academie Berchem. Marina De beuckelaer volgde de opleidingen “Kinderpsychotherapie op Client-centered basis” bij SPOK te Nederland, “Systeemgerichte hulpverlening” bij de Interactie-Academie te Antwerpen, “Psychisch welbevinden van dove en ernstig slechthorende kinderen en volwassenen” aan de faculteit der Sociale Wetenschappen aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen, “Relaxatietechnieken bij kinderen op psychodynamische basis” te Destelbergen en “Seksueel misbruik bij kinderen en volwassenen” bij Kern te Sint-Niklaas. Geert De Maegt volgde “Word”, “ Access” en “Excel” bij de VDAB. Stein De Sterck volgde de opleiding “Systeemtheoretische psychotherapie” op de Interactie-Academie te Antwerpen. Hij heeft ook “Motivatiebevordering als centrale methodiek bij werken binnen een verplicht kader” bij ITER, centrum voor daderhulp te Brussel gevolgd. Daarnaast volgde hij de “Voortgezette Opleiding Gezinstherapie” van de K.U.Leuven Tine Destoop volgde de opleiding “Contextuele Therapie” bij het Vormingscentrum 'Leren over Leven' en “Psychopathologie en DSM” bij VSPW te Gent. Momenteel volgt zij de opleiding “Bemiddeling en Mediation: op weg naar erkenning als bemiddelaar” op de Interactie-Academie Bieke Detavernier volgde de opleiding “Postacademische Vorming in de Psychotherapie” (optie Kinderpsychotherapie) aan de K.U. Leuven. Daarnaast volgde zij de “Voortgezette Opleiding Gezinstherapie” van de K.U.Leuven Veerle Hermans volgde “Word”, “ Access”, “Outlook” en “Excel” bij de VDAB, zij volgde eveneens “Basistraining Sociaal Recht” bij SD. Tinne Huybrechts volgde een kortdurende opleiding “Hulpverlening na Seksueel Misbruik” gegeven door Carla Wingender en de opleiding “Familie- en systeempsychotherapie” aan het I.P.P.R. Kaat Peerenboom volgde de opleiding “getuige deskundige” aan het Nederlands Forensisch Instituut van Den Haag, de opleiding “Forensisch pediatrische aspecten van kindermishandeling” bij Forum Educatief in Utrecht en het postgraduaat “Multidisciplinair Forensisch Onderzoek” aan de Katholieke Universiteit Leuven. Griet Proost volgde de opleiding “Contextuele Therapie” bij het Vormingscentrum 'Leren over Leven'. Els Swolfs volgt momenteel de opleiding “Systeemtheoretische Psychotherapie” in de Interactie-Academie te Antwerpen
52
hoofdstuk 9: interne werking
Tessy Thys volgde de opleiding “Gedragstherapie” bij de Vlaamse Vereniging voor Gedragstherapeuten, de opleiding “Autogene training en relaxatietherapie” bij VATHYP, het postgraduaat “Relatie- en gezinstherapie” in Communicatiecentrum Lovenjoel, het postgraduaat “Psychoanalytische therapie” aan de KU Leuven, de Goldsteintherapie “Sociale vaardigheidstraining” bij Max Beeckers en “Validation Therapie” aan de Katholieke Vlaamse Hogeschool Antwerpen. Zij volgde ook de opleiding “Kindermishandeling en Traumasystemen” in het Vertrouwenscentrum Leuven. Inge Vanderstraete volgde de opleiding “Relatie- en gezinstherapie” bij Kern in St.-Niklaas. Sofie Van Doninck volgde de opleiding “Contextuele Hulpverlening” bij Kern in St. Niklaas Anja Van Looveren volgde de “Eenjarige academische Basisopleiding in de Ontwikkelingsgerichte en Experiëntiële Psychotherapie ten behoeve van Kinderen en Adolescenten” en de specialisatieopleiding “Ontwikkelingsgerichte en experiëntele Kinder- en Jeugdpsychotherapie” aan de Universiteit Gent. Ria Verboord volgde de opleiding “Contextuele Therapie” bij het Vormingscentrum 'Leren over Leven'. Eric Vercruyssen volgde de opleiding “Systeemtheoretische Psychotherapie” en “Hulpverlening aan kinderen en jongeren in individuele setting” bij de Interactie- Academie te Antwerpen. Verder volgde hij de opleiding “Kinderartsen en kindermishandeling” bij WOKK in Nederland. Hij behaalde ook de “Erasmus Mundus Master in Bio-ethics” aan de KU Leuven en KU Nijmegem. Bart Weustenraad volgde de opleiding “Algemene Systeemtherapie” bij de Interactie-Academie te Antwerpen, een korte opleiding “Werken met jonge daders van seksueel misbruik” bij de polikliniek Dr. van der Hoevenstichting en de “Voortgezette Opleiding Gezinstherapie” bij Feelings en Context. Alle teamleden werken verder aan hun permanente vorming door het bijwonen van studiedagen en workshops.
Intervisie
Bart Weustenraad, Bieke Detavernier, Vicci Aerts, Stein De Sterck en Inge Vanderstraete maken deel uit van verschillende intervisiegroepen. Andere medewerkers die een langdurige therapieopleiding volgen maken ook deel uit van intervisiegroepen tijdens hun opleiding.
53
hoofdstuk 9: interne werking
9.2.2. Gevolgde studiedagen
Eén of meerdere teamleden volgden in 2014 onderstaande studiedagen:
04/02/2014:
“Kennismaking met twee psycho-educatieve programma’s, te Antwerpen
28/02/2014, 14/03/2014, 21/03/2015:
“Islamitische visies op relaties en opvoeding”, te Brussel, georganiseerd door Groepscentrum Permanentie Vorming
10/02/2014:
“Allochtone seksuele daders”, te Antwerpen, georganiseerd door Universitair Forensisch Centrum en Universitair Ziekenhuis Antwerpen
19/02/201421/02/2014:
“Attachement-based therapeutic interviewing”, te Beernem, georganiseerd door SintAmandus Psychiatrisch centrum
13/03/2014:
“Workshop: verbindend werken met kinderen en jongeren met autisme en hun ouders”, te Brussel, georganiseerd door VZW Vlaamse Vereniging voor CliëntgerichtExperiëntiële Psychotherapie en Counseling
28/03/2014:
“Het politioneel verhoor van minderjarigen”, te Antwerpen, georganiseerd door Larcier – tjka en Jeugdadvocaat.be
17/04/2014:
“Cultuursensitieve hulpverlening aan migranten met een LVB”, te Amsterdam, georganiseerd door Leids Congres Bureau
25/04/2015:
“Methodiektraining psycho-educatie KOPP”, te Antwerpen, georganiseerd door VZW Familieplatform Geestelijke Gezondheid
29/04/2014:
“Op eigen kracht?”, te Gent, Kindermishandeling Oost-Vlaanderen
06/05/2014:
“Notuleren”, te Brussel, georganiseerd door Escala
13/05/2014:
“Een studiedag over vechtscheiding georganiseerd door UZ Leuven
16/05/2014:
“In woord en beeld – De kracht van beelden en metaforen in kinderpsychotherapie”, te Leuven, georganiseerd door RINO Vlaanderen - K.U.Leuven en Acco.
06/06/2014:
“Focus op trauma”, te Zoersel, georganiseerd door VZW Vlaamse Vereniging voor Cliëntgericht-Experiëntiële Psychotherapie en Counseling
06/06/2014:
“Seksualiteit?! Seksualiteitsbeleving in maatschappij en therapie”, te Kortenberg, georganiseerd door de Vlaamse Vereniging voor Psychoanalytische therapie
01/07/2014:
“Inisto- en VAPH-gerelateerde Jongerenwelzijn
18/08/201422/08/2014:
“European Summer School in Family Therapy”, te Leuven, georganiseerd door K.U.Leuven
georganiseerd
materie”,
en
door
Vertrouwenscentrum
psychotherapie”,
te
Antwerpen,
te
Kortenberg,
georganiseerd
door
54
hoofdstuk 9: interne werking
03/10/2014:
“Een studiedag over sensibilisatie bij kwetsbare groepen”, te Antwerpen, georganiseerd door De Beweging tegen Geweld – VZW Zijn en de Provincie Antwerpen
08/10/201411/10/2014:
“Choices
24/10/2014:
“Een eerste gesprek is meer dan een intake”, te Antwerpen, een inspiratiedag georganiseerd door VZW Interactie-Academie
13/11/2014:
“De Eerste Stappen”, te Berchem, georganiseerd door de Federatie van Marokkaanse Verenigingen
14/11/2014:
“Gehechtheidsontwikkeling: de noodzakelijke blik”, te Utrecht, georganiseerd door RINO Groep
in
Health
Care”,
te
Leuven,
georganiseerd
door
K.U.Leuven
55
hoofdstuk 9: interne werking
56
hoofdstuk 10: hulpverlening
HOOFDSTUK 10: HULPVERLENING __________________________________
10.1. Inleiding
De hulpverlening van het VKA heeft een zeer eigen karakter. In situaties van kindermishandeling is er meestal geen directe hulpvraag van de betrokkenen en ontbreekt elke vorm van probleeminzicht. Beide factoren zijn nochtans noodzakelijk om hulpverlening op gang te brengen. De bedoeling van het VKA is om door haar interventies de noodzakelijke voorwaarden te scheppen om de meest aangewezen hulpverlening mogelijk te maken. In die zin werkt het VKA voorbereidend voor de reguliere hulpverlening. Uiteraard zijn het stopzetten van de mishandeling en het inbouwen van voldoende veiligheid basisvoorwaarden om hulpverlening mogelijk te maken. Verder spreekt het voor zich dat in acute situaties van kindermishandeling het vrijblijvend en/of vrijwillig karakter van de hulpverlening vaak erg relatief is. Ook daarin verschilt de aanpak van het VKA met de 'klassieke' hulpverlening. Via haar interventies wil het VKA vrijwillige hulpverlening én een eerste probleeminzicht mogelijk maken. Soms kan dit stadium vrij snel bereikt worden. Vaak echter vergt het vele hulpverleningsinterventies en overlegmomenten (op korte termijn) en zijn er meerdere teamleden betrokken in de aanpak. Crisissituaties zijn situaties die in vele gezinnen en families heel wat verandering mogelijk maken. Aan de andere kant vraagt het echter enorm veel inspanning en energie, zowel van de betrokken gezinsleden en andere betrokkenen als van de hulpverleners. Intensieve begeleiding op korte termijn is noodzakelijk. Van zodra de mogelijkheden aanwezig zijn om 'klassieke' hulpverlening op te starten wordt er in overleg met de reguliere hulpverleningskanalen gezocht naar de beste therapeutische aanpak en doorverwijzing. In afwachting daarvan probeert het VKA een voldoende zorgaanbod aan te bieden. Welke hulpverlening biedt het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling concreet? Een melding kan gaan van advies tot een dringende vraag om hulpverlening op te starten. Het centrum maakt een onderscheid tussen haar adviserende functie en hulpverlening. In overleg met de hulpvrager wordt er bekeken of een hulpvraag adviserend wordt beantwoord of door daadwerkelijke hulpverlening door het VKA zal opgevolgd worden.
57
hoofdstuk 10: hulpverlening
10.2. Meldingen en de adviserende functie
Iedereen die een vermoeden of zekerheid heeft betreffende een situatie van kindermishandeling, kan overleggen met het VKA. Dit kan ook anoniem. Dit advies kan gaan over zaken als: a) diagnosestelling - is er hier sprake van kindermishandeling? - zijn dit signalen van kindermishandeling? - hoe kan de melder meer zekerheid krijgen over de diagnose? - is het aangewezen dat de melder bepaalde maatregelen neemt i.f.v. de veiligheid van het kind? b) aanpak enkele voorbeelden: - hoe kan de melder dit kind het beste helpen? - welke stappen kan de melder nog ondernemen? - is het wenselijk dat de melder beroep doet op andere instanties, vb. justitiële instanties? - wat verwacht de melder van het VKA en welk aanbod kan het VKA formuleren? c) doorverwijzing enkele voorbeelden: - kan er reeds doorverwezen worden? Zo ja, op welke manier en welke instantie is het meest geschikt? Hoe kan dit met de betrokkenen besproken worden? - wanneer is het aangewezen het parket in te schakelen?
De adviesvrager blijft de volledige verantwoordelijkheid dragen voor de eventuele acties die hij/zij na het adviesgesprek onderneemt. Vaak houden adviezen meer in dan een eenmalig gesprek. De melder en het VKA beslissen in overleg of het VKA een hulpverleningsrol gaat spelen.
10.3. Hulpverlening
Wanneer het VKA in overleg met de melder besluit tot het op gang brengen van de hulpverlening opent het VKA een 'dossier'.
10.3.1. Exploreren van de melding
Vaak bestaat de eerste taak van het VKA erin om bronnen aan te boren die het vermoeden van kindermishandeling of verwaarlozing kunnen bevestigen of tegenspreken. Dit gebeurt zo omzichtig mogelijk. 58
hoofdstuk 10: hulpverlening
Het verzamelen van relevante informatie is noodzakelijk om - een melding te verifiëren - inzicht te krijgen in de aard, ernst en omvang van het probleem - zicht te krijgen op de gezinsstructuur en het sociaal-maatschappelijke netwerk waarin het gezin en het kind functioneren - de mogelijkheden voor ondersteuning en/of hulpverlening in te schatten.
Daarom wordt er informatie verzameld bij mensen die vanuit hun beroepsbezigheden een zo objectief mogelijke beoordeling van de situatie kunnen geven. Bij voorkeur wordt er contact opgenomen met mensen die hun beroepsgeheim met het centrum kunnen delen. Het verzamelen van informatie gebeurt zo omzichtig mogelijk om de veiligheid van kinderen niet in gevaar te brengen en het gezinssysteem niet nodeloos te belasten.
Wordt het vermoeden van kindermishandeling bevestigd dan wordt er onderzocht of hulpverlening mogelijk is en welke de meest aangewezen hulpverlening kan zijn.
10.3.2. Hulpverlening coördineren
Het gebeurt vaak dat probleemsituaties al gekend zijn bij verschillende hulpverleningsinstanties. Herhaaldelijk gebeurt het dat deze instanties niet van elkaars betrokkenheid op de hoogte zijn. Coördinatie van de hulpverlening betekent dat de inspanningen van alle betrokken hulpverleners worden gebundeld en op elkaar afgestemd, zodat optimaal gebruik wordt gemaakt van de specifieke deskundigheid en invalshoek van elke hulpverlener. Het VKA nodigt daarom alle hulpverleners die betrokken zijn bij een zaak van kindermishandeling uit voor een netwerkoverleg (N.W.O.). Daar wordt de hulpverleningsstrategie bepaald: wie doet wat en op welke manier? Op deze manier wordt de hulpverlening die het dichtst bij de mensen staat en het meest acceptabel is voor hen ingeschakeld, waardoor de kans op succesvolle interventies wordt vergroot. Als blijkt dat de hulpverlening niet opgezet kan worden vanuit één van de aanwezige diensten, wordt uitgezocht welke dienst het gezin dan wel kan helpen. Dit kan ook het VKA zijn als dat een meerwaarde voor de hulpverlening betekent. Er wordt bij deze overlegvergaderingen naar een zo groot mogelijke transparantie over ieders rol gestreefd voor het desbetreffende gezin.
10.3.3. Onrechtstreekse hulpverlening
In sommige situaties is het aangewezen onrechtstreeks hulp te bieden of is een rechtstreekse interventie niet mogelijk of wenselijk. Bij deze situaties zijn de signalen meestal vaag en onduidelijk, of valt het kind op
59
hoofdstuk 10: hulpverlening
omdat het zich op één of andere manier vreemd of afwijkend gedraagt. Het ligt niet zo voor de hand om op grond hiervan aan mishandeling of verwaarlozing te denken. De ouders uitnodigen en hen met onze diagnose confronteren vergroot de kans dat ouders zich gaan isoleren en het kind (nog) meer onder druk gaan zetten. Daarom kiest het VKA bij dergelijke problematiek soms voor een onrechtstreekse benadering. Concreet kan dit betekenen dat voor het kind een vertrouwensfiguur gezocht wordt, iemand waar het geregeld mee kan praten. Ook al lost praten niet alle problemen op, het geeft wel lucht aan emoties die anders opgekropt worden of zich manifesteren in de vorm van gedragsstoornissen of psychosomatische klachten. Soms komt er door deze gesprekken ook een nieuw perspectief en blijkt daardoor een hulpverleningsaanbod toch mogelijk. Hoe belangrijk deze hulp is weten we van getuigenissen van ‘overlevers’: de emotionele schade is binnen de perken gebleven net dankzij de aandacht, het begrip en het medeleven van een persoon uit hun leefwereld als kind. Het VKA kan, indien gewenst, de vertrouwenspersoon ondersteunen en adviseren. Indien er na verloop van tijd rechtstreekse hulpverlening mogelijk wordt of een interventie zich opdringt, kan in gezamenlijk overleg, de beste strategie uitgewerkt worden. Liefst nodigt het VKA de ouders uit, als het kind/jongere daardoor niet in gevaar gebracht wordt. Samen met de ouders een oplossing zoeken is immers meestal de meest aangewezen aanpak (zie de twee volgende paragrafen).
10.3.4. Rechtstreekse hulpverlening of crisisinterventie
Een situatie van kindermishandeling kan een snelle interventie vereisen. Hulpverlening bij kindermishandeling bevindt zich op de dunne grens tussen juridisch en therapeutisch interveniëren, vrijwillige en gedwongen hulpverlening, hulpverlening en morele dilemma's. Daardoor heeft de rechtstreekse hulpverlening van het VKA een zeer eigen en specifiek karakter. Indien er besloten wordt dat het VKA intervenieert zijn er zes fasen die gewoonlijk doorlopen worden.
Het stoppen van de mishandeling of het misbruik Een eerste streefdoel van het VKA is de mishandeling of het seksuele misbruik zo snel mogelijk te stoppen. Overhaast ingrijpen is echter niet aangewezen. Het is altijd afwegen waar een kind het meeste baat bij heeft. Soms is dat door acuut in te grijpen en het gezinsgeheim open te breken, soms is dat door af te wachten en het kind steunfiguren te geven totdat er een ingang in het gezin kan worden gecreëerd. In een aantal situaties worden de ouders rechtstreeks (telefonisch of schriftelijk) uitgenodigd voor een gesprek. Een doorverwijzing naar of een uitnodiging om naar het VKA te komen - hoe vriendelijk ook geformuleerd of hoe zorgvuldig ook getimed en gepland - wordt door het gezin altijd als een bedreiging ervaren. Het kan de spanning en de onveiligheid in het gezin nog doen toenemen. Als het kind die spanning niet aankan en/of zich extreem onveilig voelt, zorgt het VKA voor een tijdelijke uithuisplaatsing. Daarvoor wordt er beroep gedaan op organisaties die opvang kunnen voorzien. (C.B.J., ziekenhuizen, enz...) 60
hoofdstuk 10: hulpverlening
Het eerste gesprek met de ouders Bij de eerste kennismaking stelt de medewerker het centrum uitgebreid voor: wat is een VKA, waar staat het voor en hoe gaat het centrum te werk. Aan de ouders wordt duidelijk gemaakt dat het centrum niet alleen oog heeft voor de belangen van het kind maar ook voor het gezinsfunctioneren. Het eerste gesprek houdt vaak een confrontatie in. Confrontatie betekent in deze context dat de mishandeling of het misbruik op heldere, ondubbelzinnige wijze ter sprake wordt gebracht bij de ouders. De kinderen zijn daarbij niet aanwezig. Het VKA stelt van meet af aan dat de ouders verantwoordelijk zijn voor het kind en dat het kind onschuldig is aan het geleden onrecht. De ouders worden ertoe aangespoord om het leed en de inzet van het kind voor het gezin te erkennen. Wat men zich als hulpverlener goed moet realiseren is dat het merendeel van deze gezinnen in eerste instantie geen hulp zoekt of wenst. Ze gaan in de verdediging, houden hun mond en/of proberen de mishandeling of het misbruik te verdoezelen. Belangrijk is dat de hulpverlener zich daardoor niet laat ontmoedigen of afschrikken. Ouders hebben tijd en hulp nodig om hun problemen bespreekbaar te maken. Soms zijn meerdere gesprekken nodig vooraleer de ouders tot samenwerking bereid zijn.
Erkenning van de mishandeling of het seksuele misbruik; het nemen van verantwoordelijkheid door beide ouders Eén van de doelstellingen van de hulpverlening bij kindermishandeling is het geheim bespreekbaar maken. Een belangrijke voorwaarde hierbij is dat de pleger de mishandeling of het misbruik toegeeft en ook de verantwoordelijkheid daarvoor op zich neemt. Daarnaast wordt de mishandeling of het misbruik beschouwd als een probleem van het hele gezin. Eén van de belangrijkste kenmerken van mishandelende gezinnen is dat alle gezinsleden - om de gezinsband te handhaven - samenspannen om het gezinsgeheim te verdoezelen of te ontkennen. Het VKA probeert de gezinsleden toch zover te krijgen dat ze het misbruik en de andere wantoestanden in het gezin erkennen en gaan samenwerken om daar verandering in te brengen. Toegeven dat er iets fout is gelopen is op zich niet voldoende. De prognose m.b.t. behandelbaarheid van het gezin valt grotendeels af te leiden uit het al dan niet opnemen van de verantwoordelijkheid door beide ouders. Ouders voelen zich vaak niet opgewassen tegen de taak om hun kind grenzen, structuur en veiligheid te bieden. Door middel van gesprekken tracht het VKA de ouders te stimuleren hun problemen en moeilijkheden te onderkennen en hen te motiveren hulp te aanvaarden.
Meervoudige partijdigheid In veel gezinnen waar kindermishandeling of seksueel misbruik heeft plaatsgevonden, zijn de grenzen tussen de generaties diffuus geworden. Het uitgangspunt van het meersporenbeleid is dat elk gezinslid behoefte heeft aan aandacht, erkenning en ondersteuning. Door vader, moeder en kind ook individueel te benaderen, met elk een eigen hulpverlener, worden er grenzen getrokken rond iedere persoon en binnen die 61
hoofdstuk 10: hulpverlening
grenzen is er ruimte om een eigen identiteit te ontplooien. De grenzen tussen volwassenen en kinderen zijn hierbij essentieel. De hulpverlener kiest niet voor één partij tegen de anderen, maar tracht ieder gezinslid in zijn waarde te laten. Elk gezinslid krijgt de kans om zijn verhaal te vertellen. De werkelijkheid van het gezin is het geheel van deze (soms tegenstrijdige) verhalen. Men spreekt in dit verband van 'meervoudige partijdigheid'. Dat betekent: partijdig met iedereen, tegen niemand. Het tempo van de contacten tussen de partijen onderling, tussen moeder en kind, tussen slachtoffer en broers/zussen, tussen vader en kind of met het hele gezin, wordt bepaald door het verwerkingsproces van het slachtoffer.
Aanklampende zorg en kansen op herstel Het zorgaanbod dat ontstaat, heeft meer kans als het gedragen kan worden door het ganse systeem. Daarom besteed het VKA ruime aandacht aan het ganse systeem waar het slachtoffer deel van uitmaakt. Het is de bedoeling om zowel het slachtoffer als het systeem te versterken zodat er voldoende ruimte kan gecreëerd worden om de ontwikkelingskansen van de kinderen te vrijwaren. Er wordt gekeken welke mogelijkheden voor individueel en relationeel herstel aanwezig zijn. Daarnaast wordt alles in het werk gesteld om de inspanningen van het VKA-team te coördineren met die van de andere hulpverlenende instanties die samen het sociale netwerk rond het gezin vormen.
Afsluiten van de crisisinterventie en doorverwijzing De duur van de crisisinterventie kan variëren van een eenmalig gesprek tot enkele maanden of langer. Een verder hulpaanbod in de reguliere hulpverlening wordt in samenspraak met kind en ouders uitgewerkt. Als de ouders met het voorgestelde hulpaanbod akkoord gaan, kan hieraan een vaste grondslag worden gegeven door middel van een hulpverleningsovereenkomst. Dit behandelingsplan is soms een schriftelijke overeenkomst tussen de ouder(s), eventueel de jongere, en het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling. In dit contract kunnen afspraken gemaakt worden over de verblijfplaats van het kind of van de dader, over de hulpverlenende instanties bij wie ze terecht kunnen, over de duur en de frequentie van de gesprekken, en zo meer. Na verloop van een afgesproken periode volgt een evaluatie met alle betrokkenen om de hulpverleningsovereenkomst eventueel te herzien, bij te stellen of te beëindigen.
10.3.5. Het benoemen van een ongerustheid
Soms wordt het VKA op de hoogte gebracht van een vermoeden waarbij het moeilijk is om de situatie te objectiveren en er toch de nodige ongerustheid bestaat. In overleg met de melder kan het VKA dan beslissen om de ongerustheid te bespreken met de ouders. Soms is de melder aanwezig bij dit gesprek met de ouders. Een voorwaarde voor het benoemen van een ongerustheid is wel dat het kind daardoor niet extra onder druk komt te staan en ouders voldoende ruimte kunnen geven om de situatie verder uit te klaren. Het
62
hoofdstuk 10: hulpverlening
VKA bespreekt in dat gesprek met de ouders hoe er kan samengewerkt worden om tot een duidelijke diagnose te komen. Indien nodig kan een verder hulpaanbod geformuleerd en gezocht worden. Verdere opvolging van de ongerustheid wordt dan afgesproken. Soms is er, na het benoemen van een ongerustheid, een dringende interventie nodig. In 5.3.4. zijn daarvan de krachtlijnen beschreven.
(Meer uitleg over de werkwijze van het VKA vindt U in een brochure die U op onze website kunt raadplegen.)
63
hoofdstuk 10: hulpverlening
64
hoofdstuk 11: kwaliteitszorg
HOOFDSTUK 11: KWALITEITSZORG ____________________________________
In 1997 werd door de Vlaamse Regering het decreet betreffende kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen goedgekeurd. Elke welzijnsvoorziening moet de kwaliteit van haar zorgaanbod continue bevragen, een kwaliteitshandboek (kwaliteitsbeleid en kwaliteitssysteem) maken en een kwaliteitsplanning opstellen. Er dient voortdurend aan de kwaliteit van het zorgaanbod gewerkt te worden op basis van sectorspecifieke minimale kwaliteitseisen. Dit decreet geldt uiteraard ook voor de zes Vertrouwenscentra Kindermishandeling. In 2002 is een apart ministerieel besluit betreffende de kwaliteitszorg in de Vertrouwenscentra Kindermishandeling verschenen. Tegen eind 2004 werd het kwaliteitshandboek van het VKA uitgewerkt en aan de praktijk getoetst. Dit jaar evalueerden we het kwaliteitsbeleid voor een negende maal en waar nodig werd het handboek aangepast. Er is geopteerd om het hele centrum te betrekken bij dit proces. Er is een stuurgroep op het VKA actief die een eerste analyse maakt en die tevens thema's voorbereidt voor het ganse team. Deze stuurgroep kwam in 2014 één maal samen. Er werd een interne studiedag voor heel het team georganiseerd, waarbij het kwaliteitsdenken centraal stond. De kernprocessen van onze werking werden geëvalueerd en waar nodig werden aanpassingen aangebracht. Er wordt een ontwerptekst gemaakt m.b.t. de nieuwe opdracht “VK als Gemandateerde Voorziening”. In 2014 werd er één officiële klacht over het VKA geregistreerd. Er werd dit jaar stilgestaan bij de nieuwe regelgeving rond de Integrale Jeugdhulp die vanaf 1 maart 2014 ingaat. Dit resulteerde ook in een gezamenlijk vormingsmoment met de 6 Vertrouwenscentra. In de loop van 2013 werd er ook een nieuw handelingsplan voor cliënten uitgewerkt. Dit formulier wordt gebruikt voor nieuwe aanmeldingen bij intern overleg. We willen hiermee het proces van (de hulpverlening aan) het gezin duidelijker in kaart brengen. Er is ook meer aandacht voor het bepalen van de risicofactoren en protectieve factoren t.a.v. het kind, alsook de gezinsdynamiek. Het handelingsplan werd dit jaar geëvalueerd en bijgestuurd. Voor de achtste maal werden er ook functionering – en evaluatiegesprekken voor alle medewerkers georganiseerd. De functioneringsgesprekken vinden jaarlijks plaats. De doelstelling is dat elke medewerker met zijn respectievelijke leidinggevende reflecteert en afspraken maakt over o.a. taakinhoud, relatie tot de cliënt, samenwerking in het team, werkhouding enz. Er wordt ook stilgestaan bij de lichamelijke en psychische effecten van het werk op het VKA. In 2014 werden ook 3 overlegvergaderingen georganiseerd met de kwaliteitscoördinatoren van de VK’s. Er wordt besproken hoe de VK’s op een eenvormige manier hun kwaliteitshandboek en kwaliteitssysteem verder kunnen uitwerken. Op één van deze overlegmomenten was ook K&G aanwezig. Ze gaven toelichting bij de uitwerking van de nieuwe Uitvoeringsbesluiten m.b.t. kwaliteitszorg van de VK’s. De kwaliteitscoördinator volgde ook een driedaagse opleiding aangaande de functie ‘veiligheidscoördinator’. In 2015 zal er gestart worden met het uitwerken van het VKA-veiligheidsplan. Dit zal gebeuren in samenwerking met de andere VK’s.
- 65 -
hoofdstuk 11: kwaliteitszorg
- 66 -
hoofdstuk 12: website
HOOFDSTUK 12: WEBSITE _________________________ Het internet maakt deel uit van het dagelijks leven van iedereen. Het is vaak de eerste stap om informatie te vergaren of om iets te weten te komen over een organisatie. In plaats van op zoek te gaan naar een folder of een brochure kijkt men snel eerst even op het internet. Vooraleer men een professionele hulpverlener consulteert ‘googelt’ men snel even. Als je een adres nodig hebt, of het telefoonnummer wil weten kijk je snel even op de tablet of de smartphone. Vanuit het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Antwerpen (VKA) wilden we de hedendaagse communicatiemiddelen beter in onze werking integreren. Dit past in een streven om het laagdrempelige karakter van de werking uit te bouwen. Verder verhoogt dit onze bereikbaarheid. Daarom is het plan opgevat om onze website te vernieuwen, zodat hij niet alleen moderner oogt, maar vooral ook goed te hanteren is op een tablet en leesbaar blijft op smartphone. Het resultaat is een gebruiksvriendelijke website geworden met naast algemene informatie ook specifieke items voor kinderen en jongeren. Je kunt hem bezoeken op www.vkantwerpen.be. Op deze manier is informatie over onze werking 24 uur op 24 uur toegankelijk. Deze website heeft ook extra aandacht voor kinderen en jongeren als gebruikers. Het VKA wil aan hen enerzijds onze werking kenbaar maken, anderzijds hen wegwijs maken hoe ze in een situatie van kindermishandeling kunnen handelen. Kinderen die zelf het slachtoffer zijn, vinden op een eenvoudige en kindvriendelijke manier informatie over tal van aspecten zoals wat kindermishandeling juist inhoudt, hoe ze in de knoop geraken met hun gevoelens, hoe ze anderen in vertrouwen kunnen nemen e.d. Via foto’s van het gebouw wordt er al een zekere drempel overwonnen. Kinderen die hier de eerste keer komen, herkennen al ruimtes die ze op de website gezien hebben. Ook de beide antennediensten worden daarbij in beeld gebracht. Hulpverleners of niet-professionelen die kinderen voorbereiden op een gesprek hier kunnen met hen al virtueel een kijkje nemen in het centrum. In de tweede plaats is de website ook interessant voor volwassenen. Ook zij zitten vaak met vragen over de werking van het VKA en of het nuttig is om op onze dienst beroep te doen. Je vindt er gegevens terug over inhoudelijke methodieken die in het VKA worden gebruikt, alsook cijfers over de meldingen van het afgelopen jaar. We merken dat mensen die voor het eerst op gesprek komen vaak al de website bekeken hebben en veel beter weten waar zij terecht komen. Op die manier werkt de website ook drempelverlagend. Verder zijn er vaak studenten en journalisten die nood hebben aan basisinformatie. Op deze manier kunnen zij vlot aan de nodige informatie geraken. Ook een uitvoerige versie van het jaarverslag is op de website terug te vinden. Daarin worden meer gegevens en cijfers over de werking ter beschikking gesteld. Daarnaast wordt er een uitgebreide literatuurlijst over kindermishandeling voorgelegd, alsook een hele lijst met links naar andere websites.
- 67 -
hoofdstuk 12: website
Studiedagen, congressen, vacatures en ander actuele nieuws wordt ook via de website verspreid. Ten slotte wordt er informatie gegeven over de manieren waarop de mensen onze organisatie kunnen sponsoren. We konden de oorspronkelijke website laten ontwerpen dankzij de financiële middelen van de Humanitasprijs van de Provincie Antwerpen, die het VKA in 2005 in de wacht sleepte. Dankzij de financiële steun van Grote Fancy Fair Antwerpen hebben we hem helemaal kunnen laten restylen. Moose Webdesign leverde puik werk af en onze suggesties werden vertaald op een manier waar we zelf niet over zouden kunnen dromen. Er is een teller geplaatst op de website die onder meer het aantal bezoekers weergeeft die de website bezoeken. In 2014 is de website bezocht door 19720 bezoekers.
Dit wil zeggen dat onze site 54 keer per dag bezocht wordt! De website is dus ondertussen goed bekend geworden is en mensen gaan er gericht op zoek naar informatie. Mogelijks verklaart dit ook dat mensen die contact opnemen met het VKA al vooraf geïnformeerd zijn over de mogelijkheden van het centrum. Het aantal gemelde problematieken die niet voor het VKA bestemd zijn is immers door de jaren erg klein geworden.
- 68 -
dankwoord
DANKWOORD Onze dank gaat uit naar: - De leden van de Raad van Bestuur en de Algemene Vergadering van het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Antwerpen.
- Kind en Gezin
- Het Provinciebestuur van Antwerpen
- De Universiteit Antwerpen
- Het O.C.M.W. Antwerpen
- De O.C.M.W.’s en gemeentes van het arrondissement Mechelen
- De Stad Mechelen
- Welzijnszorg Kempen
- De vzw Kind in Nood Kempen en de vzw Steuncomité Vertrouwenscentrum Antenne Mechelen
Achter deze organisatienamen gaan gedreven mensen schuil.
Verder zijn er elk jaar organisaties en privépersonen die onze werking financieel ondersteunen. De financiële bijdrage stelt het VKA in staat om essentiële aankopen te doen die onze werking optimaliseren. Tegelijkertijd is het echter ook een morele ondersteuning van het VKA. Deze mensen en organisaties drukken op die manier hun waardering voor onze werking uit. Het stimuleert de teamleden om zich te blijven inspannen om de hulp voor mishandelde kinderen en hun gezinnen verder blijvend te verbeteren.
- 69 -
dankwoord
- 70 -
V.K.A. JE STAAT NIET ALLEEN
Antwerpen Prof. Claraplein 1 2018 Antwerpen 03- 230 41 90
[email protected]
Mechelen Maurits Sa bestraat 119 2800 Mechelen 015- 20 21 31
[email protected] www.vkantwerpen.be
Turnhout Koningin Astridlaan 54 2300 Turnhout 014- 42 22 03
[email protected]