Vooruit met de proeftuin! 1-meting Wmo proeftuin in West
Gemeente Utrecht Oktober 2006
Colofon
uitgave Afdeling Bestuursinformatie Sector Bestuurszaken Gemeente Utrecht Postbus 16200 3500 CE Utrecht 030 286 1350
[email protected] in opdracht van Afdeling Welzijn, DMO en GG&GD Gemeente Utrecht internet www.onderzoek.utrecht.nl rapportage Klaske Gonlag Geisje Hoetjes Jan Mentink informatie Klaske Gonlag (030) 286 1357 bronvermelding Het overnemen van gegevens uit deze publicatie is toegestaan met de bronvermelding: Bestuursinformatie, gemeente Utrecht
Samenvatting
•
• •
De cursus ‘Tijdens de afwas’ is een goede aanzet voor het leren signaleren door huishoudelijk werkers. Wel moet het onderwerp op de agenda blijven, bijvoorbeeld door het organiseren van extra terugkombijeenkomsten of het een plek te geven tijdens werkoverleggen van Aveant. De netwerkfunctie is volgens de betrokken organisaties een belangrijke meerwaarde van de proeftuin: zij zijn beter op de hoogte van elkaars aanbod en weten elkaar beter te vinden. Tot juni 2006 is een substantieel aantal signalen (circa 25) opgehaald. Dit aantal is lager dan verwacht, maar geen reden om de proeftuin stil te zetten; hiervoor heeft het project nog te veel potentie. Enkele aanscherpingen in de organisatie worden aanbevolen, zoals: ook na de cursus huishoudelijk werkers (blijven) ondersteunen en stimuleren goed te signaleren en te verwijzen, tevens de signalen van vrijwilligers bijhouden en aandacht hebben voor mantelzorgers. Introductie Na de 0-meting van 2005, heeft in 2006 een 1-meting plaatsgevonden naar de Wmo proeftuin in de wijk West. In deze meting ligt de nadruk op vragen als: zijn de huishoudelijk werkers (en de vrijwilligers) voldoende toegerust om goed te kunnen signaleren, hoeveel signalen zijn opgehaald, hoe functioneren de organisaties in de proeftuin en wat zien zij als meerwaarde van de samenwerking? Ook zijn in dit onderzoek aanbevelingen gegenereerd voor het vervolg van de proeftuin. In 2007 volgt de afsluitende 2-meting. Cursus is goede aanzet voor leren signaleren De cursus die huishoudelijk werkers hebben ontvangen, is een eerste aanzet voor het signaleren en doorverwijzen in de praktijk. De cursus wordt door de huishoudelijk werkers en de organisaties positief beoordeeld. De betrokkenen geven echter aan dat alleen de cursus niet voldoende is. De huishoudelijk werkers zijn niet a-priori opgeleid voor signaleren en doorverwijzen, het onderwerp is voor sommigen nieuw en het blijkt dat verschillende huishoudelijk werkers het moeilijk vinden om ‘de vraag achter de vraag’ te achterhalen. Het onderwerp en het belang van signaleren en doorverwijzen moeten dus regelmatig terugkomen op de agenda. Hierbij valt te denken aan (terugkom)bijeenkomsten bij Aveant. In het najaar zijn reeds enkele terugkombijeenkomsten gehouden; de huishoudelijk werkers waren hier positief over. Een van de betrokkenen benadrukt dat het voor zowel de cursus als de daarop volgende bijeenkomsten van belang is dat er, nog meer dan nu het geval is, gewerkt wordt met concrete voorbeelden of cases. Verwijsoverzicht wordt door signaleerders als nuttig ervaren Het verwijsoverzicht wordt door de betrokkenen gewaardeerd en (in meer of mindere mate) gebruikt. Verder zijn huishoudelijk werkers soms geneigd het signaal zelf op te lossen in plaats van de klant door te verwijzen (al dan niet via de teamleider van Aveant). Dit houdt in dat ze zelf extra hand- en spandiensten uitvoeren. Dat is prima, als ze de teamleider maar een seintje geven. Dit laatste gebeurt dan niet altijd.
3
Vooruit met de proeftuin!, Gemeente Utrecht
Aantal opgehaalde signalen is beperkter dan verwacht Het aantal signalen dat tot juni is opgehaald, is met een aantal van circa 25 beperkter dan verwacht. De signaleerders en organisaties benoemen meerdere oorzaken. Om te beginnen is het mogelijk dat de groep van de proeftuin een meer vitale, stabiele en relatief gezonde groep dan oorspronkelijk gedacht, waardoor het niet te verwachten is dat hier op korte termijn veel extra signalen worden opgehaald. De gemeente laat dit in de zomer van 2006 onderzoeken door klantbezoekers van Aveant. Verder lag de verwachting voor het aantal signalen dat opgehaald zou worden aan de hoge kant. Daarnaast komt in zowel dit rapport als het onderzoek dat Aveant uitvoert naar voren dat er enkele signalen zijn blijven liggen. De oorzaak hiervan vinden we in het niveau van de huishoudelijk werkers en hun beperkte scholing op het gebied van signaleren en doorverwijzen. Het is voor hen soms moeilijk een bepaalde opmerking, handeling of houding van een client te herkennen als signaal. Ook zijn sommige signalen wel opgepakt, maar niet geregistreerd, omdat de huishoudelijk werkers ze zelf al opgelost hebben. Netwerkfunctie is belangrijke meerwaarde van proeftuin Door de betrokken organisaties wordt de netwerkfunctie van de proeftuin als grote meerwaarde van het project bestempeld. Door samen te werken in het kader van de proeftuin, zijn organisaties meer op de hoogte van elkaars aanbod en verwijzen hier, zowel in als buiten het project, makkelijker naar door. De netwerkfunctie van de proeftuin mag volgens de betrokkenen echter niet de hoofdreden van de proeftuin worden. Over de onderlinge samenwerking in het project en de organisatiestructuur (met zowel een stuurgroep als een uitvoeringsclub) zijn de organisaties over het algemeen tevreden. Verder zijn de organisaties, na een kleine dip eind 2005, weer gemotiveerd om de proeftuin voort te zetten. Zij zijn het er over het algemeen over eens dat de proeftuin de juiste weg is voor het bereiken van het gestelde doel: mensen langer en op volwaardige wijze thuis laten wonen. Enkele geïnterviewden noemen de afstemming tussen de stuurgroep enerzijds en de uitvoeringsclub anderzijds als aandachtspunt. Signalen van vrijwilligers worden niet bijgehouden; dit is een gemis Evenals de huishoudelijk werkers, zijn ook de vrijwilligers over het algemeen te spreken over de cursus. Zij hebben op de cursus kennisgemaakt met verschillende andere vrijwilligers, wat hen duidelijker maakt dat zij onderdeel uitmaken van een heel netwerk van organisaties in de wijk en hen bewuster maakt van de ‘eigen’ bril waardoor zij naar problemen en oplossingsmethoden kijken. De signalen van de vrijwilligers worden niet geregistreerd; dit wordt door enkele organisaties als gemis benoemd. De ‘dubbele rol’ van mantelzorgers vraagt aandacht Naast vrijwilligers, krijgen het komende jaar ook mantelzorgers een plek in de proeftuin. Hierbij wordt door verschillende betrokkenen benadrukt dat er aandacht moet zijn voor de ‘dubbele rol’ van de mantelzorgers: zij moeten leren om (beter) te signaleren, maar daarnaast is het ook een groep waarbij anderen in de gaten moeten houden (signaleren) of zij niet overbelast worden.
4
Vooruit met de proeftuin!, Gemeente Utrecht
•
•
•
• • •
5
Vooruit met de proeftuin! Er is een substantieel aantal signalen opgehaald, maar minder dan verwacht. Dit laatste is volgens ons geen reden om (nu) te stoppen met de proeftuin. Daarvoor zit er nog te veel potentieel in het project dat verder benut kan worden. Hiervoor doen wij de volgende aanbevelingen. Huishoudelijk werkers moeten meer ondersteund worden bij het signaleren en doorverwijzen. Bijvoorbeeld door het regelmatig te bespreken in een terugkombijeenkomst of werkoverleg. Hier kunnen ervaringen worden uitgewisseld, kan van elkaar geleerd worden en kunnen problemen besproken worden met de leiding. Mede hierdoor wordt huishoudelijk werkers gestimuleerd alerter te zijn en te rapporteren over de signalen. Specifieke aandacht is nodig voor het herkennen van ‘de vraag achter de vraag’; soms is het voor huishoudelijk werkers namelijk nog moeilijk om in bepaald gedrag, houding of opmerking van de cliënt een signaal te herkennen. Dit herkennen van ‘de vraag achter de vraag’ kan het beste getraind worden middels concrete casussen en praktijkvoorbeelden. Ook is het belangrijk om te blijven benadrukken dat signaleerders niet teveel kleine taken zelf doen, maar vooral doorverwijzen (via de teamleider). Verder is het aan te raden dat huishoudelijk werkers ook de minder gearticuleerde signalen doorspelen aan de teamleider; die kan dan zelf bezien welke vervolgactie nodig is. Het nieuwe verwijsoverzicht is nog niet in het bezit van een ieder. Draag er zorg voor dat alle signaleerders het nieuwe Verwijsoverzicht (het gekleurde boekje) in hun bezit hebben. Het komende jaar is het van belang om aandacht te hebben voor de ‘dubbele rol’ van de mantelzorgers. Om een completer beeld te krijgen van het aantal signalen en doorverwijzingen, is het aan te raden ook de signalen van de vrijwilligers bij te houden.
Vooruit met de proeftuin!, Gemeente Utrecht
Inhoudsopgave
6
Samenvatting
3
Inleiding
7
1
Organisatie van de proeftuin
9
2
Signaleren en doorverwijzen in de praktijk
14
Bijlage 1
19
Bijlage 2
22
Vooruit met de proeftuin!, Gemeente Utrecht
Inleiding
Voor u ligt het rapport ‘Vooruit met de proeftuin!’. Hierin vindt u de resultaten van de 1-meting naar de Wmo-proeftuin in de wijk West. Aanleiding De Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) komt eraan per 1 januari 2007. Doel van de wet is om mensen langer zelfstandig te laten wonen, gebruik makend van de algemene voorzieningen en ondersteund door mantelzorgers en vrijwilligers. Een aantal verstrekkingen van de AWBZ worden overgeheveld naar de gemeente. Hieronder valt ook de huishoudelijke verzorging waar mensen een beroep op kunnen doen. In de Utrechtse wijk West wordt er vanaf 2005 een proef gedaan in het kader van de Wmo. Huishoudelijk werkers van thuiszorgorganisatie Aveant krijgen een signaalfunctie, zodat zij de klanten in een vroeg stadium kunnen doorverwijzen naar welzijnsactiviteiten of vrijwillige thuishulp en mantelzorgers kunnen verwijzen naar mantelzorgondersteuning. In de tweede fase van het project worden ook vrijwilligers toegerust om beter te kunnen signaleren en doorverwijzen. Tot slot worden mantelzorgers bij het project betrokken. Doel van de proef is om mensen langer en zo volwaardig mogelijk thuis te laten wonen, door eerder en meer preventieve activiteiten in te zetten. De proeftuin heeft een looptijd van 2 jaar. Om het project goed te evalueren heeft Bestuursinformatie de opdracht gekregen het project op verschillende momenten te onderzoeken. In juni 2005 heeft de 0-meting plaatsgevonden, waarna in 2006 de 1-meting is gehouden, met onderhavig rapport als resultaat. De data-verzameling van de 1-meting heeft plaatsgevonden tussen mei en augustus 2006. In 2007 staat de afsluitende 2meting op stapel. Tegelijkertijd met de 1-meting heeft de gemeente Aveant opdracht gegeven een vitaliteitsonderzoek te houden onder alle klanten van de proeftuin. De eerste uitkomsten van dit onderzoek zijn ook meegenomen in voorliggend rapport; voor de gedetailleerdere onderzoeksgegevens verwijzen we u door naar het rapport over het vitaliteitsonderzoek. Doel en aanpak van het onderzoek De doelstellingen van de 1-meting zijn: A. B. C. D.
• •
Inzicht bieden in het bereik van de beoogde prestaties (output) Beperkt inzicht bieden in hoeverre de proeftuin bijdraagt aan de beoogde resultaten (outcome) Inzicht bieden in de werkprocessen en samenwerking van de Wmo proeftuin in West Genereren van aanbevelingen voor eventuele bijsturing van het project na 1 jaar
Ad. A Hierbij gaat het onder andere om de vragen: Zijn de huishoudelijk werkers en de vrijwilligers in West voldoende toegerust om goed te kunnen signaleren en doorverwijzen? Hoeveel signalen zijn opgehaald en wordt hierop actie ondernomen? Ad. B In hoeverre draagt de proeftuin eraan bij dat mensen met een zorgbehoefte langer zelfstandig thuis kunnen blijven wonen en een volwaardig leven kunnen leiden? In de evaluatie wordt aan betrokkenen gevraagd in hoeverre dat volgens hen gelukt is.
7
Vooruit met de proeftuin!, Gemeente Utrecht
Ad. C Bij de proeftuin zijn de volgende organisaties betrokken, onder leiding van de gemeente Utrecht: • • • •
Aveant Portes Platform Informele Zorg Steunpunt Mantelzorg De 1-meting bestaat uit interviews met vertegenwoordigers van betrokken organisaties, signaleerders (huishoudelijk werkers en vrijwilligers) en cliënten. Daarnaast is ook deskresearch uitgevoerd. Meer over de onderzoeksmethode vindt u in de bijlage. Leeswijzer In het eerste hoofdstuk beschrijven we de organisatie van de proeftuin: welke organisaties werken met elkaar samen in de proeftuin, hoe tevreden zijn ze hierover, wat zijn volgens hen mogelijke verbeterpunten? In hoofdstuk 2 staat het signaleren en doorverwijzen in de praktijk centraal: zijn de huishoudelijk werkers en vrijwilligers voldoende toegerust om te signaleren, hoeveel signalen zijn er nu opgehaald en hoe gaat het doorverwijzen? In de bijlage 1 wordt er een schets gegeven van de bevolking in de wijk waar de proeftuin plaatsvindt: de wijk West. In bijlage 2 bespreken we de gehanteerde onderzoeksmethode.
8
Vooruit met de proeftuin!, Gemeente Utrecht
1 Organisatie van de proeftuin
•
•
1.1
In de proeftuin werken verschillende organisaties samen aan een gezamenlijk doel. De netwerkfunctie is volgens de betrokken organisaties een grote meerwaarde van de proeftuin: organisaties weten elkaar makkelijker te vinden en zijn beter op de hoogte van elkaars aanbod. Volgens de geïnterviewde organisaties is de structuur van de proeftuin goed neergezet. Wel kan de communicatie tussen de stuurgroep en uitvoerdersclub soms beter. Ook wordt het door sommigen als gemis ervaren dat de signalen van vrijwilligers niet worden geregistreerd. Verder wordt benadrukt dat de ‘dubbele rol’ van mantelzorgers het komende jaar aandacht behoeft.
Inleiding Hoe is de proeftuin vormgegeven, hoe werken de verschillende partijen met elkaar samen, wat is volgens hen de meerwaarde van het project en wat zou er verbeterd kunnen worden? Deze vragen staan in dit hoofdstuk centraal. In paragraaf 1.2. bespreken we de opzet van de proeftuin. Paragraaf 1.3. gaat in op de structuur en samenwerking en in de vierde paragraaf bespreken we de de signaalfunctie van de verschillende organisaties en mogelijke verbeterpunten.
1.2
De opzet van de proeftuin Verschillende organisaties werken samen in de proeftuin Bij de proeftuin zijn de volgende organisaties betrokken: Gemeente Utrecht, Aveant, Wijkwelzijnsorganisatie Portes, Platform Informele Zorg en Steunpunt Mantelzorg. Er bestaat zowel een stuurgroep als een uitvoerdersclub; in beide groepen zitten vertegenwoordigers van de genoemde organisaties. De stuurgroep overlegt met elkaar over de grote lijnen van de het project: worden de gestelde doelen bereikt, op welke punten kan het project bijgestuurd worden? De uitvoerdersclub bespreekt met elkaar voornamelijk de opgehaalde signalen. Doel van de proef: mensen langer zelfstandig en volwaardig thuis laten wonen Het doel van de proeftuin is om mensen langer en zo volwaardig mogelijk thuis te laten wonen, door eerder en meer preventieve activiteiten van welzijn, vrijwilligers en mantelzorgondersteuning in te zetten. De proef is gestart in de zomer van 2005 en heeft een doorlooptijd van twee jaar. Cliëntgroep bestaat uit circa 140 cliënten De groep van de proeftuin bestaat uit circa 140 cliënten. Deze cliënten krijgen, naast de huishoudelijke ondersteuning, meestal geen extra professionele ondersteuning of hulp. Hiermee tekent de groep zich af als een redelijk vitale cliëntgroep. Huishoudelijk werkers en vrijwilligers extra toegerust voor signaleren en verwijzen Om huishoudelijk werkers en vrijwilligers beter toe te rusten voor het signaleren en doorverwijzen naar activiteiten of extra ondersteuning, zijn er verschillende acties ondernomen. Zo hebben ongeveer 40 huishoudelijk werkers van Aveant in de wijk West een training gehad: ‘Tijdens de afwas’.
9
Vooruit met de proeftuin!, Gemeente Utrecht
Deze training is -in verkorte vorm- ook gegeven aan een 40-tal vrijwilligers. Verder zijn bij Aveant, naar aanleiding van de cursus, enkele terugkombijeenkomsten georganiseerd. Voor zowel de huishoudelijk werkers als de vrijwilligers is een Verwijsoverzicht voor West gemaakt. Dit bestond eerst uit enkele geniete A4-tjes, maar is nu een kleurrijk boekje. Project wordt uitgevoerd in verschillende fasen Het project wordt uitgevoerd in verschillende fasen. De fasering die we hier beschrijven wijkt iets af van de fasering die in het projectplan van de proeftuin staat beschreven. Dit komt omdat de fasering van de proeftuin en de inhoud van de verschillende fasen gedurende het project iets is aangepast. Fase 1 bestaat eruit dat de huishoudelijk werker signaleert bij de cliënten en mantelzorgers. Zij geeft signalen door aan haar teamleider. Deze onderneemt zelf actie, of schakelt de hulp in van een van de andere betrokken organisaties. Het kan ook zijn dat de huishoudelijk werker het signaal zelf oplost. Dit is akkoord, maar zij dient dit dan wel door te geven aan de teamleider. Fase 1 loopt door, terwijl de tweede en derde successievelijk beginnen. In fase 2 gaan vrijwilligers op dezelfde wijze als de huishoudelijk werkers signaleren en doorverwijzen. Vervolgens worden ook mantelzorgers bij het project betrokken. In fase 3 is het de bedoeling dat van het totale aanbod in de wijk een keten wordt gevormd. Evaluatie van de proeftuin op drie momenten Omdat de proeftuin bij succes navolging zal krijgen in andere wijken en wellicht ook andere gemeenten, is een gedegen evaluatie van het project van belang: een 0-meting in juni 2005, een 1meting in 2006 (dataverzameling in de periode mei-augustus) en een 2-meting in 2007. De nadruk van de evaluatie ligt op het in beeld brengen van de behaalde prestaties en de wijze waarop dit is gebeurd. Vanwege de kleine schaal en korte looptijd van het project (in combinatie met de complexiteit van de problematiek) is het niet mogelijk een eenduidige link te leggen tussen de interventie van de proeftuin en het uiteindelijke doel waar de proeftuin aan bij moet dragen: langer zelfstandig wonen en aangenaam en volwaardig leven.
1.3
Structuur en samenwerking De organisaties zetten het project, na kleine dip, met energie voort De verschillende organisaties die bij de proeftuin zijn betrokken, zijn redelijk positief over het project. Een tijdje terug kende de proeftuin een dipje, maar die is overwonnen. Onder andere een ‘benen op tafel-overleg’ heeft hieraan bijgedragen. Een van de geïnterviewden legt uit: Ik weet wel van een stuurgroep van een tijdje terug dat er een beetje een dip was: komt er wel genoeg uit het project? En toen is er een benen op tafel-overleg geweest. Heel open minded en zonder strijd kijken wat we nu willen en kunnen. En toen is er toch weer een positieve flow ontstaan.
Volgens de organisaties kent de proeftuin een aantal succesfactoren, maar zijn er ook een aantal belangrijke knelpunten. In de volgende alinea’s bespreken we deze successen en aandachtspunten. Netwerkfunctie is volgens organisaties grote meerwaarde van de proeftuin De netwerkfunctie van de proeftuin is volgens de organisaties een van de grootste pluspunten van het project. Door met elkaar samen te werken aan één project en hiervoor gezamenlijk aan tafel te zitten, weet je meer van elkaars aanbod en weet je elkaar sneller te vinden, zowel binnen de proeftuin als buiten het project om. Ook wordt aangegeven dat het samenwerken de laatste tijd steeds
10
Vooruit met de proeftuin!, Gemeente Utrecht
beter gaat. De organisaties benadrukken echter dat de netwerkfunctie een belangrijke meerwaarde is, maar niet het hoofddoel van de proeftuin is. Verder geeft een van de betrokken organisaties aan dat er in de toekomst ook meer verbanden gelegd kunnen worden tussen de mantelzorgers, vrijwilligers en professionele zorg. Hiervoor zijn verschillende manieren voorhanden. Zo kan het opgepakt worden op structuur niveau (de stuurgroep), maar ook op individueel niveau. De geïnterviewde zegt: Nu zijn het toch min of meer losse groepen: de thuiszorgers, de vrijwilligers, de mantelzorgers. Misschien kan er nog iets gebeuren om de verbindingen tussen die verschillende groepen te versterken… Nu hoor je soms klachten van vrijwilligers over de betaalde krachten: die komen even hun taak doen, en dan zijn ze weer weg… Maar die klachten zijn er natuurlijk ook omgekeerd. Het lijkt me goed dit ‘ns uit te wisselen tijdens een gezamenlijke avond. En dan ook benadrukken dat een ieder belangrijk werk doet, maar dat een ieder dat wel op z’n eigen manier doet.
Door proeftuin zijn signaleerders en organisaties zich bewuster van positie in de wijk Verschillende signaleerdeers en organisaties geven aan dat ze zich door de proeftuin bewuster zijn geworden van de eigen positie in de wijk. Voor de organisaties geldt dat ze beter weten wat andere organisaties in de wijk doen en wat hun aanbod is. Ook voor de huishoudelijk werkers en vrijwilligers geldt dat zij door de training en het verwijsoverzicht een completer beeld hebben gekregen van de veelheid aan diensten die wordt aangeboden in de wijk. Een van hen geeft aan: Ik was op een zeer aangename manier verrast door het grote aanbod in de wijk. Je bent natuurlijk wel op de hoogte van een aantal grotere organisaties, maar van heel veel kleinere instanties wist ik niet dat ze bestonden… Je wordt je dan ook bewust dat jij als organisatie deel uitmaakt van een heel groot netwerk.
Een van de geïnterviewde vrijwilligercoördinatoren benadrukt dat de vrijwilligers zich door de training bewust zijn geworden van de manier waarop zij problemen benaderen en oplossingen aandragen. Op de training hebben zij geleerd dat oplossingen soms ook op een andere manier, wellicht door andere vrijwilligers of een andere organisatie, opgelost kunnen worden. Structuur van de proeftuin is goed neergezet, wel kan communicatie verbeterd worden Volgens de geïnterviewde organisaties is de structuur van de proeftuin, met een stuurgroep en een uitvoerdersclub, goed neergezet. Sommige geïnterviewden vroegen zich in het begin van de proeftuin af waarom er twee groepen in het leven zijn geroepen, maar hebben gemerkt dat in beide groepen toch verschillende onderwerpen worden besproken. Wel noemen enkele geïnterviewden dat de communicatie tussen de stuurgroep en de uitvoerdersclub verbeterd kan worden. Een van hen geeft aan: De stuurgroep praat met elkaar, en de uitvoerdersgroep praat met elkaar, die communicatie zal volgens mij prima verlopen, maar de onderlinge interactie is wat mij betreft nog te summier.
Ook geeft een vertegenwoordiger van een van de organisaties uit de uitvoerdersclub aan dat, als er zo weinig signalen zijn, er wellicht iets minder vergaderd hoeft te worden. Een ander geeft de voorkeur aan iets vaker kort overleggen dan, zoals het nu is, relatief weinig maar lange overleggen. Signalen worden doorgegeven aan teamleider van Aveant, en die verwijst door De signalen die huishoudelijk werkers ophalen, kunnen zij zelf met de klant en eventueel het verwijsoverzicht oplossen. Ook kunnen zij het signaal doorgeven aan hun teamleider -altijd met toestemming van de klant- die vervolgens een oplossing zoekt. Volgens de betrokkenen gebeurt het signaleren vaak op laatstgenoemde manier: de huishoudelijk werker meldt het signaal aan de teamleider en de teamleider neemt contact op met de organisatie die de gevraagde dienst het best kan verlenen. De teamleider koppelt dit over het algemeen niet terug naar de huishoudelijk werker
11
Vooruit met de proeftuin!, Gemeente Utrecht
die het signaal heeft gegeven. Dit omdat zij volgens de teamleider in de praktijk vanzelf zal merken of en op welke manier de gevraagde dienst geregeld is. Verder is het ook zo dat sommige huishoudelijk werkers zelf de telefoon pakken om ondersteuning te regelen; dit gaat volgens betrokkenen over het algemeen goed, maar het nadeel hiervan is dat de teamleider minder zicht heeft hoe en wat er precies wordt gesignaleerd en doorverwezen. Het is namelijk de bedoeling dat de huishoudelijk werker hierover rapporteert, maar dat gebeurt niet altijd. De signalen die bij de teamleider van Aveant worden doorgegeven, worden geregistreerd. In een van de gesprekken wordt benadrukt dat het van belang is dat huishoudelijk werkers tijdens werktijd en op een laagdrempelige manier hun signaal aan de teamleider kunnen blijven doorgeven. Signalen van vrijwilligers worden niet bijgehouden; dit wordt als gemis ervaren Voor de vrijwilligers geldt dat hij of zij het signaal doorgeeft aan de vrijwilligerscoördinator van de betreffende organisatie. Die moet het signaal verder behandelen. De signalen van vrijwilligers worden niet apart geregistreerd. Hier is bij de start van de proeftuin bewust voor gekozen; de verwachting was dat het bijhouden van de signalen van vrijwilligers voor de verschillende betrokkenen te complex zou zijn. Daardoor is er geen zicht op het aantal signalen en doorverwijzingen van de vrijwilligers. Dit wordt door enkele betrokken organisaties als een gemis benoemd: op deze manier ontbreekt een compleet beeld van het totaal aantal signalen en doorverwijzingen in de proeftuin.
1.4
De signaalfunctie van de verschillende organisaties Cursus goede aanzet voor meer signaleren en doorverwijzen De verschillende organisaties zijn het er over eens dat de cursus een goede aanzet is voor meer en beter signaleren en doorverwijzen door de huishoudelijk werkers en vrijwilligers. Wel wordt aangegeven dat alleen de cursus niet voldoende is. Om het signaleren en doorverwijzen echt te laten beklijven, is het belangrijk dat het onderwerp op de agenda blijft. Bijvoorbeeld door het organiseren van terugkombijeenkomsten zoals er al een aantal geweest zijn of door andere momenten te organiseren waar collega’s ervaringen kunnen uitwisselen en bij elkaar kunnen ‘spiegelen’ over de problemen en mogelijkheden van het signaleren en doorverwijzen. In de interviews komt naar voren dat dit soort activiteiten voor de huishoudelijk werkers weer op de rol staan. Verder wordt door verschillende geïnterviewden aanbevolen de cursus ook in andere wijken te geven. Ook noemt een enkele betrokkene dat de cursus misschien niet aan álle huishoudelijk werkers of vrijwilligers gegeven moet worden, maar vooral aan geïnteresseerden; bij hen is de meeste en het gemakkelijkst ‘winst’ te verwachten. Verder wordt door een van de betrokkenen de wens geuit om in de training nog meer met praktijkvoorbeelden te werken: Ik heb tijdens de training gemerkt dat het erg belangrijk is om bij de huishoudelijk medewerkers met concrete voorbeelden en casussen te komen en zo te bespreken wat er bij een klant aan de hand kan zijn. Het moet beeldend worden gemaakt, een theoretisch verhaal landt niet… Dus meer casussen en misschien wel acteren tijdens de trainingen en bijeenkomsten.
Meer aandacht in het project nodig voor mantelzorgers Verschillende betrokkenen geven aan dat er in het project meer aandacht nodig is voor mantelzorgers. Zij hebben nu nog een geringe plek in de proeftuin, maar deze moet het komende jaar groter worden. Hierbij benadrukt een van de geïnterviewden dat er aandacht moet zijn voor de bijzondere, dubbele positie, die mantelzorgers innemen. Om te beginnen zal aan de orde moeten komen hoe zij alerter kunnen zijn op signalen, en welke verschillende mogelijkheden er zijn om iets met
12
Vooruit met de proeftuin!, Gemeente Utrecht
die signalen te doen. Daarnaast, en dat wordt in het project minder sterk benadrukt, is het van belang dat huishoudelijk werkers en vrijwilligers openstaan voor signalen van mantelzorgers. Wanneer bijvoorbeeld gesignaleerd wordt dat de mantelzorger het té druk heeft met de zorgtaak, zal doorverwezen kunnen worden naar het Steunpunt Mantelzorg of kan extra ondersteuning geregeld worden die de taken van de mantelzorger kan verlichten (waardoor mantelzorgers hun zorgtaken langer kunnen volhouden). Suggesties gedaan om organisatie van de proeftuin aan te scherpen Het aantal opgehaalde signalen blijft achter bij de verwachtingen die de organisaties. In het volgende hoofdstuk wordt uitgebreider op het verhaal hierachter ingegaan. Volgens een klein aantal betrokkenen moet de proeftuin stoppen als het aantal signalen niet toeneemt. Ook wordt geopperd dat het signaleren moet blijven, maar dat dit niet gedaan moet worden door huishoudelijk werkers. Verder wordt het voorstel gedaan dat er een andere (minder vitale) doelgroep moet worden gekozen; hierbij is de kans groter dat er wel meer signalen worden opgehaald. Ook noemen enkelen dat het project kan worden uitgebreid naar andere wijken. Het is echter de vraag of deze opties binnen het project passen. Het blijven trainen van de vrijwilligers en huishoudelijk werkers en het op de agenda houden van het onderwerp, lijkten daarmee de eerste en meest voor de hand liggende optie om de organisatie van de proeftuin aan te scherpen. Hierbij is het tevens van belang voor ogen te houden dat sommige ouderen gewoonweg niet willen, en dat dit ook gerespecteerd moet worden.
13
Vooruit met de proeftuin!, Gemeente Utrecht
2 Signaleren en doorverwijzen in de praktijk
•
•
•
2.1
De deelnemers en organisaties zijn overwegend positief over de cursus ‘Tijdens de afwas’. Ook is men positief over de terugkombijeenkomsten voor de huishoudelijk werkers van Aveant. De betrokkenen vinden het verwijsoverzicht handig. Verschillende betrokken organisaties twijfelen erover of een deel van de huishoudelijk werkers nu wel over voldoende bagage beschikt om goed te kunnen signaleren en doorverwijzen. Het is van belang om de huishoudelijk werkers alert te houden op signaleren en het achterhalen van ‘de vraag achter de vraag’. Hiervoor is het van belang om het onderwerp ‘op de agenda’ te houden. Tot juni 2006 zijn ongeveer 25 signalen opgehaald. Wanneer we kijken naar het aantal cliënten (circa 140), is dit aantal substantieel. Het blijft echter wel achter bij de verwachtingen. Hiervoor worden verschillende argumenten gegeven: de cliëntgroep is nog redelijk zelfredzaam, huishoudelijk werkers doen soms dingen zelf (zonder dit door te geven aan de teamleider) en pakken signalen nog niet altijd op. Tevens was de verwachting voor het aantal signalen, gezien genoemde factoren, te hoog.
Inleiding Zijn de huishoudelijk werkers voldoende toegerust om goed te kunnen signaleren? En hoe zit dat bij de vrijwilligers? Hoe gaat het signaleren en doorverwijzen in de praktijk, hoe wordt de cursus gewaardeerd en wat vindt men van het verwijsoverzicht? Deze vragen beantwoorden we in dit hoofdstuk. In paragraaf 2.2. staat de toerusting van huishoudelijk werkers en vrijwilligers centraal. In paragraaf 2.3. gaan we dieper in op de signalering en het doorverwijzen in de praktijk en in de afsluitende paragraaf bespreken we of de proeftuin volgens de verschillende betrokkenen het gewenste effect heeft.
2.2
Toerusting van huishoudelijk werkers en vrijwilligers Cursus positief beoordeeld door de deelnemers De huishoudelijk werkers uiten zich positief over de cursus. Ze hebben handvatten gekregen voor het signaleren en zijn door de cursus beter op de hoogte geraakt van de verwijsmogelijkheden. Voor sommige huishoudelijk werkers was de cursus meer een opfrissing van wat men eigenlijk al lang doet en weet; voor anderen was het wel degelijk vooral nieuwe informatie. Sommige huishoudelijk werkers zijn aangenaam verrast door de hoeveelheid mogelijkheden waarnaar doorverwezen kan worden. Een van hen zegt hierover: Eerst denk je, dat je alles al weet, maar dan blijkt dat er nog meer dingen te doen zijn voor cliënten, bijvoorbeeld voor mensen die behoefte hebben aan een praatje, dat er een bureau is dat voor mensen zorgt die dan langskomen.
Verder geven verschillende huishoudelijk werkers aan dat het signaleren ook in de algemene cursus van Aveant aan de orde komt, maar dat het door de cursus ‘Tijdens de afwas’ meer aandacht krijgt.
14
Vooruit met de proeftuin!, Gemeente Utrecht
Een van de huishoudelijk werkers zegt: In de algemene cursus voor de thuiszorg was er niet zoveel aandacht voor dit sociale aspect van je werk. In de cursus die we nu kregen wel. Ik heb nu ook meer duidelijkheid over wat er voor de mensen allemaal aan aanbod in de wijk is.
Enkele huishoudelijk werkers geven aan dat er in korte tijd wel veel informatie op hen afkwam. De geïnterviewde vrijwilligers, zijn ook positief over de cursus. De cursus heeft hen bewuster gemaakt van de positie die zij innemen in de wijk (een plek binnen een geheel netwerk van verschillende organisaties) en de bril waarmee jij als vrijwilliger van een bepaalde organisatie naar de werkelijkheid kijkt (problemen en oplossingen hoeven niet altijd op jouw manier aangepakt worden; dit kan ook anders). De cursus was volgens de vrijwilligers kort (een halve dag), maar wel intensief. Ook terugkombijeenkomsten positief gewaardeerd De huishoudelijk werkers geven aan dat ze de door hen bijgewoonde terugkombijeenkomst positief hebben ervaren. Ze vinden het belangrijk dat er nog eens teruggekomen wordt op de materie en dat er de mogelijkheid is onderling werkervaringen uit te wisselen. Een van de huishoudelijk werkers zegt hierover: Het is toch allemaal meegenomen… Ik weet het eigenlijk al wel, maar het is toch goed om dingen te herhalen. En je hoort dan toch nog tips van anderen, waar je zelf iets aan hebt. Of je geeft tips aan anderen, waar zij dan weer iets aan hebben.
Er wordt door de geïnterviewde huishoudelijk werkers benadrukt dat dit soort bijeenkomsten belangrijk zijn, met andere woorden: dat het van belang is dat er regelmatig op de problemen en mogelijkheden van het signaleren en doorverwijzen teruggekomen wordt. Dit idee wordt gedeeld door de verschillende organisaties Meer in het algemeen blijken de huishoudelijk werkers behoefte te hebben aan contact met hun collega’s. Huishoudelijk werkers werken alleen en tijdens contacten met collega’s kunnen ervaringen worden uitgewisseld. Dit hoeft natuurlijk niet in de vorm van een cursus te zijn maar kan ook in regelmatig werkoverleg. Signaleerders vinden verwijsoverzicht handig De huishoudelijk werkers vinden het verwijsoverzicht dat ze op de cursus hebben gekregen nuttig en ze zeggen het in de praktijk (wel eens) te gebruiken. Een van de twee geïnterviewde vrijwilligerscoördinatoren geeft aan dat het overzicht gebruikt wordt, de andere weet het niet. Een van de gebruikers zegt: Ik heb het wel eens gebruikt voor het opzoeken van maaltijdvoorziening, kapper, pedicure. Het maakt ook het gesprek met de cliënt gemakkelijker: met het boekje op schoot wat dingen nagaan die er zijn.
Het verwijsoverzicht bestond eerst over een pakketje geniete A4-tjes, maar is nu een kleurrijk en overzichtelijk boekje. Deze verandering wordt positief gewaardeerd. Wel zijn er enkele huishoudelijk werkers die dit nieuwe boekje nog niet in hun bezit hebben, en nog steeds de geniete A4-tjes hebben. Twijfel over voldoende bagage bij een deel van de thuiszorgers en vrijwilligers Hoewel de huishoudelijk werkers zelf aangeven na de cursus over voldoende bagage te beschikken om goed te kunnen observeren en signaleren, kunnen hierbij toch enige kanttekeningen geplaatst worden. Zelf geven ze aan dat het gewenst is er regelmatig op terug te blijven komen (via bijvoorbeeld een terugkombijeenkomst). Hierdoor blijf je als signaleerder alerter, zeggen zowel enkele signaleerders als organisaties.
15
Vooruit met de proeftuin!, Gemeente Utrecht
Enkele organisaties geven aan dat het signaleren voor sommige medewerkers misschien wel te hoog gegrepen is, zeker na slechts één training: Bij hulpverleners wordt er getraind om de vraag achter de vraag te achterhalen. Mensen komen met iets, maar daar zit vaak veel meer achter. Als iemand komt met ‘ik kan niet meer over mijn drempel komen’, dan is er veel meer aan de hand. Ik heb laatst gehoord dat voor de Wmo-loketten minstens mbo-plussers nodig zijn en liever nog HBO, vooral vanwege deze vraag achter de vraag. Als je daar hbo-niveau voor nodig hebt, hoe wil je dan van die huishoudelijk medewerkers die vaak lager opgeleid zijn vragen dat zij dit wel allemaal in één keer kunnen.
2.3
De signalering Substantieel aantal signalen, maar lager dan verwacht Het aantal signalen dat tot nu toe door huishoudelijk werkers is doorgegeven, is volgens de geïnterviewde organisaties beperkt: circa 25. Wanneer we echter kijken naar de grootte van de cliëntgroep (circa 140) is het een substantieel aantal. Het is vooral zo dat het aantal signalen achterblijft bij de verwachtingen die leefden bij de projectleiding, de stuurgroep en de uitvoerdersclub. Verder is het zo dat van de vrijwilligers niet wordt bijgehouden hoeveel signalen zijn doorgegeven. Wanneer we kijken naar het soort signalen, lijkt het er op dat cliënten gemakkelijker signalen voor praktische ondersteuning (pedicure, kapper, maaltijdvoorziening) geven dan signalen voor bijvoorbeeld sociale activiteiten. Het kan echter ook zo zijn dat signaleerders gemakkelijker dit soort signalen oppakken. Groot deel van de cliënten verkeert in een relatief stabiele situatie De cliënten in de proeftuin krijgen overwegend alleen huishoudelijke hulp en geen aanvullende zorg. Verschillende betrokkenen geven aan dat deze cliënten in een relatief stabiele situatie verkeren; er verandert niet zoveel in hun situatie en veel signalen zijn dan niet te verwachten. Hierover wordt gezegd: Dat er weinig signalen zijn kan komen, en dat zou eigenlijk ook zo moeten zijn, omdat het een stabiele klantengroep is. Daar is deze afdeling ook op gebaseerd: enkelvoudige huishoudelijke zorg. Dit betekent dat de klant in zekere zin stabiel moet zijn en zelf de regie moet kunnen voeren.
Huishoudelijk werkers doen soms dingen zonder het door te geven Verschillende huishoudelijk werkers geven aan dat signaleren en doorverwijzen niets nieuws voor hen is. Dat deden ze altijd al, en vinden het gewoon bij hun werk horen. Deze al lang bestaande routine kan ertoe leiden dat een observatie niet doorgegeven wordt, maar dat de huishoudelijk werker de situatie zelf oplost: de huishoudelijk werker doet bijvoorbeeld kleine klussen zelf óf belt zelf de familie, de dokter of andere benodigde ondersteuning. Bij dit laatste is het de vraag of men dit altijd doorgeeft aan de teamleider van Aveant. Een van de betrokken organisaties geeft aan: De medewerkers die bij de thuiszorg werken hebben een groot hart, ze doen graag iets voor anderen. In de praktijk blijkt ook vaak dat iemand ergens gaat werken en dat daar een band ontstaat. Dus zijn mensen bereid om af en toe eens om de hoek te kijken. Het bewuste pannetje soep. Bijvoorbeeld bij problemen met maaltijdvoorzieningen, zo van: ‘ik kook toch voor het hele gezin, dus op maandag kook ik wat extra en dat neem ik dinsdag mee’. De bereidheid meer te doen is bij de medewerkers heel erg groot, terwijl ze dat eigenlijk niet zouden horen te doen.
16
Vooruit met de proeftuin!, Gemeente Utrecht
Huishoudelijk werkers pakken niet alle signalen op Volgens verschillende betrokkenen pikken de huishoudelijk werkers niet altijd alle signalen op en hebben zij soms moeite met het achterhalen van ‘de vraag achter de vraag’. Dit is onder andere gebleken uit de terugkombijeenkomsten, tijdens gesprekken van voorliggend onderzoek en uit het vitaliteitsonderzoek. Uit laatstgenoemd onderzoek blijkt echter wel dat er in ieder geval geen grote signalen zijn blijven liggen. Een van de betrokkenen geeft aan: Tijdens de bijeenkomst komt dan soms naar voren dat er dan toch latent iets gesignaleerd is, en waar tot dan toe niks mee gedaan is. En volgens mij zou dat nog wel iets beter kunnen: dat ze nog iets alerter zijn op latente signalen.
Een van de geïnterviewden geeft aan dat huishoudelijk werkers soms in hun vrije tijd signalen moeten doorgeven aan de teamleider; dit kan remmend werken op het aantal signalen. Daarnaast is het zo dat huishoudelijk werkers signalen veelal alleen doorgegeven aan de teamleider als met de cliënt is ‘kortgesloten’ dat er een signaal is en welke soort ondersteuning daarvoor aangevraagd moet worden. Wellicht kan meer benadrukt worden dat signaleerders ook minder uitgewerkte signalen doorgeven aan de teamleider, die dit vervolgens zelf kan concretiseren of deze taak neerlegt bij een hulpverlener. Verwachtingen van aantal signalen te hoog Gezien bovenstaande factoren is de verwachting over het aantal signalen aan de hoge kant geweest. De relatieve zelfredzaamheid van de cliëntengroep is een verklaring voor minder signalen dan verwacht. Daarnaast lossen de huishoudelijk werkers soms de kleinere problemen zelf op, maar geven dit niet altijd door aan de teamleider. Tenslotte ziet de huishoudelijk werker nog niet alles. Door regelmatig op de signalering terug te komen zouden huishoudelijk werkers hier alerter op moeten blijven.
2.4
Effect van de proeftuin Gewenste effect van de proeftuin: langer zelfstandig en volwaardig thuis wonen Het uiteindelijk effect van de proeftuin zou moeten zijn dat mensen die enkelvoudige huishoudelijke hulp hebben langer thuis blijven wonen en later interne zorg nodig hebben. Zoals een van de betrokken organisaties formuleert: Het is een glijdende schaal. Mensen hebben eerst geen zorg nodig en dan een beetje zorg. Als mensen dan ook nog eenzaam thuis een beetje zitten te verpieteren, dan hebben ze sneller meer zorg nodig en dan meteen interne zorg. Als iemand naast wat zorg ook vrijwilligers ed. heeft die langskomen dat dit minder snel nodig is en dat de druk op de betaalde zorg hierdoor afneemt.
Meeste betrokkenen positief over uiteindelijk effect van de proeftuin De meeste betrokkenen uiten zich positief over het uiteindelijke effect van werken volgens de methode van de proeftuin. De huishoudelijk medewerkers geven aan dat de proeftuin wel zal werken, maar ze wijzen er ook op dat niet alle ouderen willen. Ook veel van de organisaties vinden dat de proeftuin de goede weg is voor het bereiken van het gestelde doel. Een van hen zegt: Proeftuin is een slimme manier om bij te dragen aan het bereiken van de doelen. Het is een goede manier om een kwetsbaar persoon te activeren en sterker te maken. En om de doorverwijzingen naar elkaar te verbeteren. Nu zijn het eigenlijk allemaal losse gebieden. Het is prachtig als dat wel echt letterlijk aan elkaar gekoppeld wordt. Dus ik denk zeker dat het bijdraagt aan het doel om mensen langer en ook met een groter gevoel van welzijn in de thuissituatie te laten blijven.
17
Vooruit met de proeftuin!, Gemeente Utrecht
Er zijn echter ook wat kritischer geluiden te horen. Zo zegt een enkeling dat je van huishoudelijk werkers niet kunt verwachten dat ze goed gaan signaleren. Van wijkverpleegkundigen kun je wel verwachten dat dit lukt, maar zelfs daar kun je dat niet automatisch van verwachten.
18
Vooruit met de proeftuin!, Gemeente Utrecht
Bijlage 1
De bevolking in de wijk West In de volgende alinea’s schetsen we wie er wonen in de wijk West. Een deel van deze informatie is ook in de 0-meting beschreven. Veelal is de informatie van de 0-meting up to date gemaakt door gebruikmaking van recentere gegevens; voor een deel van de informatie was dit echter niet mogelijk. Gezinssamenstelling in West afspiegeling van de stad De 14.394 huishoudens in West bestaan per 1 januari 2006 voor 24% uit paren zonder kinderen, 17% uit paren met kinderen, er zijn 594 eenoudergezinnen (4%). Meer dan de helft is alleenstaand (54%). Deze cijfers komen globaal overeen met het stedelijke beeld. In vergelijking met de stad zijn er iets meer alleenstaanden en iets minder gezinnen met kinderen. De wijk heeft per 1 januari 2006 in totaal 26.415 inwoners in de subwijken Lombok/ Leidseweg, Nieuw Engeland/ Schepenbuurt en Oog in Al/ Welgelegen. Eén op de drie wijkbewoners in West is allochtoon Van de bewoners in West is bijna eenderde (32%) van allochtone afkomst. Dit percentage is gelijk aan het percentage in de gehele stad. De etnische samenstelling van de wijk is als volgt: Etnische samenstelling West in procenten (afgerond op hele cijfers) en absoluut, 2006 Etnische groep
% van gehele bevolking
absoluut
Nederlands Overig Westers
68% 8%
17.882 2.144
Marokkaans Overig Niet-Westers
8% 7%
2.013 1.895
Turks Surinaams/ Antilliaans
7% 3%
1.739 742
Bron: WistUData/ GBA
Ruim 4,5 duizend 55-plussers in West De doelgroep van de Wmo proeftuin bestaat uit diverse (kwetsbare) groepen met een hulpvraag. De grootse doelgroep van het huishoudelijk werk bestaat uit ouderen. Daar zoomen we op in. Over de andere groepen zijn nog geen gegevens beschikbaar1. Bijna 4,5 duizend mensen (17%) in West zijn 55 jaar of ouder.
1
Andere kwetsbare groepen zijn o.a. lichamelijk en verstandelijk gehandicapten. Het SCP (2002) gaat er in de rapportage gehandicapten vanuit dat circa 0,69% van de Nederlandse bevolking een verstandelijke beperking heeft. 23,5% van de bevolking heeft een lichamelijke beperking (12,8% met een lichte beperking, 5% met een matige en 1,8% met een ernstige beperking). Aantallen zijn evenwel afhankelijk van de definitie.
19
Vooruit met de proeftuin!, Gemeente Utrecht
Aantal ouderen in de wijk west (absoluut), 2006 Leeftijdscategorie
Aantal bewoners
55+ 65+ 80+
4.455 2.541 805
Bron: WistUData/ GBA
In de subwijk Oog in Al wonen relatief de meeste ouderen. In de buurt Welgelegen/ den Hommel is ruim 1 op de 5 inwoners zelfs 80 jaar of ouder. Hier is ook verzorgingshuis "De Wartburg" gevestigd. De leeftijdsverdeling in de wijk is als volgt: Bevolkingssamenstelling West naar leeftijd en subwijk in procenten Leeftijdscategorie
Lombok, Leidseweg
Nw Engeland, Schepenbuurt
Oog in Al, Welgelegen
Totaal %
% 0-24 jarigen % 25-44 jarigen % 45- 54 jarigen % 55+ % 65+ % 80+
34% 42% 8% 15% 8% 2%
35% 43% 9% 13% 7% 2%
31% 33% 12% 24% 15% 6%
33% 40% 10% 17% 10% 3%
8.340
10.586
7.489
26.415
Totaal aantal inwoners (absoluut) Bron: WistUData/ GBA
Als we kijken naar de etnische samenstelling van de groep 55-plussers zien we dat 73% van Nederlandse afkomst is. 13% van de 55-plussers in West is van Turkse of Marokkaanse afkomst. Dit percentage is hoog in vergelijking met Utrecht (7%). Etnische samenstelling van de groep 55+ers in West Etniciteit
Absoluut
Als % van totaal aantal 55+ ers
3340 303 266 112
73% 7% 6% 3%
Overig
527
12%
Totaal
4.548
Nederlandse 55+ ers Marokaanse 55+ ers Turkse 55+ers Surinaams/ Antilliaanse 55+ ers
Bron: WistUData/ GBA
22% van de wijkbewoners ervaart de eigen gezondheid als matig tot slecht Uit de VolksgezondheidsMonitor Utrecht (VMU, 2003) blijkt dat de ruime meerderheid van de volwassen bewoners in West voelt zich gezond voelt. Bijna een kwart echter, ervaart de eigen gezondheid als matig tot slecht. Verder wordt 8% van de volwassen wijkbewoners wordt vaak of voortdurend belemmerd in het ondernemen van sociale activiteiten als gevolg van de gezondheid of emotionele problemen. Het gaat hierbij dan om naar schatting 1.700 volwassenen in West. 34% geeft aan één of meerdere lichamelijke beperkingen te hebben en 20% geeft aan door deze beperking problemen te hebben bijvoorbeeld op het werk, bij het wonen, bij het vervoer of bij het sporten en recreëren. Deze problematiek in West wijkt niet veel af van de Utrechtse situatie.
20
Vooruit met de proeftuin!, Gemeente Utrecht
Bijna een derde geeft aan actief te zijn als vrijwilliger Van de bewoners (16+) van West geeft 31% aan actief te zijn als vrijwilliger. Omgerekend naar het aantal bewoners in de wijk gaat het om naar schatting 6.600 mensen. Ruim één op de vier mensen is actief voor de buurt en 91% van de bewoners geeft aan zich verantwoordelijk te voelen voor de buurt. In Oog in Al/ Welgelegen zijn relatief iets meer mensen actief als vrijwilliger en voelen meer mensen zich verantwoordelijk voor de buurt dan in de andere twee subwijken. In Nieuw Engeland/ Schepenbuurt zijn relatief iets meer mensen actief voor de buurt. Buurtactiviteit en vrijwilligerswerk in west Subwijk
% actief in de buurt
% verantw. voor buurt
% actief als vrijwilliger
Lombok/ Leidseweg Nieuw Engeland/ Schepenbuurt Oog in Al/ Welgelegen West
25% 29% 27% 27%
88% 90% 94% 91%
29% 29% 35% 31%
Utrecht
25%
90%
31%
Bron: WistUData
Uit de VMU komt naar voren dat 4% van de inwoners in West mantelzorg ontvangt In de Volksgezondheidsmonitor Utrecht (VMU) van de GG&GD komt naar voren dat 4% van de mensen in West aangeeft mantelzorg te ontvangen. Omgerekend naar het aantal inwoners krijgen dus naar schatting 1050 mensen mantelzorg. 3% van de bewoners heeft aangegeven mantelzorg te geven. Het gaat hierbij om mensen die de afgelopen zes maanden meer dan vijf uur per week én langer dan drie maanden mantelzorg heeft gegeven. In West zijn (volgens deze definitie) naar schatting 788 mantelzorgers2. De sociale cohesie in de wijk wordt beoordeeld met een 6,1 De cohesie in de buurt wordt in West beoordeeld met een 6,1. In Oog in Al/ welgelegen is men veel positiever dan in Nieuw Engeland/ Schepenbuurt. Het algemene rapportcijfer over de buurt is een 7,5. Ook hier zien we dat Oog in Al/ Welgelegen beter scoort dan de andere twee subwijken. Wanneer we kijken naar de sociale contacten van de wijkbewoners, zien we dat een op de vier (23%) bewoners in West minder dan één keer peer week op bezoek gaat, of bezoek krijgt van vrienden, familie, kennissen of collega's. 17% van de wijkbewoners is hierover ontevreden. Bijna één op de vijf (18%) mensen heeft niemand om persoonlijke problemen mee te bespreken. (VMU 2003) Rapportcijfer sociale cohesie in de subwijken van West Subwijk Lombok Leidseweg Nieuw Engeland/ Schepenbuurt Oog in Al/ Welgelegen Utrecht
Rapportcijfer cohesie
% actief in de buurt
6,1 5,7 6,6 5,8
25% 28% 27% 25%
Bron: Wijken monitor 2005
2
Het aantal mantelzorgers is sterk afhankelijk van de definitie die men kiest. 3,7 miljoen mensen in Nederland bieden gratis hulp aan familie of bekenden die vanwege gezondheidsproblemen ondersteuning nodig hebben. Bij de criteria "meer dan 8 uur per week én meer dan 3 maanden hulp geven" zijn er 750.000 mantelzorgers in Nederland. (SCP, 2003) De definitie van de GG&GD heeft striktere selectiecriteria (6 maanden, meer dan 5 uur per week).
21
Vooruit met de proeftuin!, Gemeente Utrecht
Bijlage 2
Methodische verantwoording Voor de 1-meting naar de Wmo proeftuin in West, zijn verschillende onderzoeksmethoden gebruikt en zijn verscheidene groepen betrokkenen onderzocht. Hieronder volgt een korte uiteenzetting. •
Deskresearch In de deskresearch zijn gegevens van de wijk West geanalyseerd. Daarnaast is bestaand materiaal over de organisatie van de proefuin en de Wmo in de deskresearch betrokken. Ook zijn de eerste uitkomsten van het vitaliteitsonderzoek in de 1-meting betrokken.
•
Interviews met betrokken organisaties Er zijn zes gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van de betrokken organisaties: gemeente Utrecht (projectleider), Aveant (teamleider en trainer van de huishoudelijk werkers), Meldpunt Informele Zorg, Portes (ouderenadviseur), Steunpunt Mantelzorg. Vijf interviews zijn gehouden op locatie bij de organisatie; een interview is telefonisch afgenomen. De interviews duurden meestal drie tot vijf kwartier. Vijf interviews zijn in mei afgenomen; een interview is in augustus afgenomen. De interviews zijn afgenomen door een onderzoeker van Bestuursinformatie. Tijdens de interviews is gebruik gemaakt van een vraagpuntenlijst. Deze lijst is opgesteld door Bestuursinformatie, in overleg met de opdrachtgever. Deze gang van zaken geldt voor zowel deze als de hierna te behandelen interviews.
•
Interviews met signaleerders: huishoudelijk werkers De huishoudelijk werkers zijn geselecteerd door Bestuursinformatie, uit het bestand van en met medewerking van de teamleider van Aveant. Bij de selectie is erop gelet een gemêleerde groep te verkrijgen: zowel huishoudelijk werkers die fulltime als huishoudelijk werkers die parttime werken, huishoudelijk werkers met vele jaren ervaring, maar ook medewerkers die er nog niet zo lang dit werk doen, zowel medewerkers met vaste cliënten als medewerkers met wisselende cliënten, huishoudelijk werkers met verschillende etnische achtergronden en uit verscheidene leeftijdsklassen. De teamleider van Aveant heeft de huishoudelijk werkers op de hoogte gesteld van het onderzoek. Vervolgens heeft Bestuursinformatie de medewerkers gebeld met de vraag mee te doen aan het onderzoek. Zes huishoudelijk werkers zijn geïnterviewd. De interviews hebben plaatsgevonden bij Aveant, bij de huishoudelijk werker thuis of bij Bestuursinformatie. De gesprekken duurden drie tot vijf kwartier. Vijf interviews zijn afgenomen in juni; een interview is in augustus gehouden.
•
Interviews met signaleerders: vrijwilligers Twee interviews zijn er gehouden met vrijwilligerscoördinatoren. De gegevens van hen zijn aangeleverd door de geïnterviewde betrokkene vanuit het Steunpunt Informele Zorg. De interviews duurden drie kwartier tot een uur en vonden plaats op locatie bij de betrokken organisatie. Een interview is afgenomen in juni, het andere in augustus.
22
Vooruit met de proeftuin!, Gemeente Utrecht
•
23
Interviews met cliënten Er zijn zes interviews met cliënten gehouden. Deze cliënten zijn geselecteerd door Bestuursinformtie, uit het bestand van en met medewerking van de teamleider van Aveant. Bij de selectie is erop gelet dat cliënten van verschillende pluimage in het onderzoek werden betrokken: zowel cliënten die eens per week huishoudelijke hulp ontvangen als cliënten die meerdere keren per week ondersteund worden in het huishoudelijk werk, cliënten die al gedurende langere tijd thuiszorg ontvangen maar ook cliënten die pas recent huishoudelijke ondersteuning krijgen, zowel erg actieve cliënten als cliënten die bijna de deur niet meer uitkomen, cliënten met verschillende etnische achtergrond. Gevarieerdheid in leeftijd was lastiger; de overgrote meerderheid van cliëntgroep bestond uit ouderen. Er is begonnen met het aanschrijven van zes van de geselecteerde cliënten: zij kregen een brief waarin werd aangekondigd dat zij binnenkort gebeld zouden worden door de gemeente met de vraag aan het onderzoek mee te werken. Sommige cliënten wilden niet meewerken; de slechte gezondheid (in combinatie met de hitte - er was een hittegolf in juli) of slechte zin (zij zagen er niet overheen om geïnterviewd te worden) waren meestal de reden. Wanneer dit het geval was, werd een andere geselecteerde cliënt uitgekozen en aangeschreven en gebeld. De interviews zijn gehouden bij de mensen thuis en verschilden in duur van circa 40 minuten tot een uur. De interviews zijn afgenomen in juli 2006.
Vooruit met de proeftuin!, Gemeente Utrecht