Voor een meer solidaire wereld Krachtlijnen van het CD&V verkiezingsprogramma voor ontwikkelingshulp (10 juni 2007)
1. Onze visie 1.1. Context De wereld wordt steeds kleiner. Landen raken wereldwijd meer en meer met elkaar verweven. Economische ontwikkeling, innovatie, armoedebestrijding, klimaatbeheersing, de bevordering van vrede en veiligheid en de strijd tegen terrorisme hangen steeds meer samen en vereisen een globale aanpak. Maar de kloof tussen arm en rijk is groter geworden, die tussen Noord en Zuid zelfs groter. Hoewel de welvaart in de wereld is toegenomen, toch slaan jaarlijks vele miljoenen mensen op de vlucht voor armoede, voor uitbuiting en voor economische ongelijkheid op de wereldmarkt, voor honger, voor (burger)oorlogen en voor falende overheden.
1.2. Onze visie CD&V wil en kan niet berusten in het feit dat de ongelijkheid in de wereld nog steeds zo groot is. Vanuit onze christendemocratische waarden van solidariteit en respect hebben wij de verantwoordelijkheid om deze ongelijkheid te bestrijden. Omdat elke mens telt. Dit engagement komt niet alleen ten goede aan de mensen in het Zuiden, ook in Vlaanderen hebben wij belang bij welvaart en stabiliteit in de rest van de wereld. Daarom is ontwikkelingshulp een prioriteit voor de Vlaamse Christendemocraten.
2. Wij willen een masterplan om een nieuw elan te geven aan ontwikkelingshulp. CD&V wil in de volgende legislatuur (2007-2011) een nieuw elan geven aan ontwikkelingshulp. Wij willen blijvend inzetten op armoedebestrijding met de millenniumdoelstellingen als leidraad. We zullen niet enkel de hulp kwantitatief opdrijven om tegen 2010 de 0,7% van het BNI te bereiken, maar willen ook inzetten op meer kwaliteit van de hulp. Tijdens de regering Dehaene II werd de Belgische ontwikkelingssamenwerking grondig hervormd om efficiënter in te spelen op de noden van het Zuiden, met als sluitstuk de kaderwet voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking met een focus op armoedebestrijding. Deze wet was ongetwijfeld een mijlpaal. Voor het eerst immers werden klare objectieven, principes en criteria vastgelegd voor de programma’s die in aanmerking kwamen voor financiering door de federale begroting ontwikkelingssamenwerking. ______________________________________________________________________________________ Krachtlijnen van het CD&V verkiezingsprogramma voor ontwikkelingshulp – (2007)
1
Er kan worden vastgesteld dat het Belgische beleid er de voorbije jaren niet in geslaagd is het hoofd te bieden aan de nieuwe uitdagingen, noch beleidsmatig, noch op het vlak van de instrumenten, noch budgettair. Enkele nieuwe initiatieven zagen weliswaar het licht en nieuwe instrumenten werden aarzelend gelanceerd, maar het geheel ontbreekt een lange termijn visie, samenhang en zodoende ook budgettaire slagkracht. Het is dan ook niet overmoedig om de nood aan de uitwerking van een masterplan 2007-2011 voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking voorop te stellen. Onze concrete voorstellen:
2.1. De doelstellingen: ¾ CD&V wil haar beleid betreffende ontwikkelingssamenwerking resoluut verder toespitsen op armoedebestrijding, zoals voorzien in de basiswet voor de internationale samenwerking en wereldwijd overeengekomen met de millenniumdoelstellingen. Daarom willen wij aan de hand van zeven indicatoren de vooruitgang van de 8ste Millenniumdoelstelling meten en zo ons beleid jaarlijks evalueren. Daarnaast wil CD&V een grondwettelijke verankering van de waarden internationale solidariteit, duurzame ontwikkeling, democratie, vrije en eerlijke handel, vrede en mensenrechten. Dit zijn immers de waarden die het federale België moet uitdragen in haar betrekkingen met de rest van de wereld. ¾ Sinds 1999 werden nieuwe internationale afspraken gemaakt voor meer effectiviteit en kwaliteit van de hulp en nieuwe hulpmodaliteiten kwamen het bestaande arsenaal verrijken. Deze context biedt voor de ontwikkelingssamenwerking, ook voor de Belgische, nieuwe kansen die totnogtoe onbenut gelaten werden. Onze aanpak vertoont nog steeds een té uitgesproken Belgische en projectgerichte focus. CD&V engageert zich om de nieuwe hulpparadigma’s die meer beleidsgericht zijn in een beleidsplan om te zetten en onze kaderwet in die zin te actualiseren. Zo pleit CD&V bijvoorbeeld voor een nieuw samenwerkingskanaal in onze kaderwet waarbij één donor namens verschillende bilaterale donoren als contractuele partij ten opzichte van het ontvangende land kan optreden. Zo willen we onze ontwikkelingshulp resoluut afstemmen op de noden en de plannen van de ontwikkelingslanden zelf en inschakelen in het beleid van de partnerlanden. Donoren, ook de grootste, en dus zeker wij, moeten leren ons beleid in te bedden in een ruimer kader van internationale donorcoördinatie en –harmonisatie. ¾
De passage aangaande ontwikkelingssamenwerking in de Lambertmontakkoorden (2001) is geen goede vertrekbasis voor een gedegen ontwikkelingsbeleid aangezien dit leidt tot versnippering, gebrek aan coherentie en expertise. Bovendien staat het haaks op de Verklaring van Parijs van de OESO rond “Aid Effectiveness” die harmonisatie als principe vooropstelt waarbij de donoren hun verschillende acties rationaliseren met het oog op een maximale collectieve efficiëntie van de ontwikkelingshulp. Het uitblijven van de
______________________________________________________________________________________ Krachtlijnen van het CD&V verkiezingsprogramma voor ontwikkelingshulp – (2007)
2
resultaten van de werkgroep die door de bijzondere wet was voorzien, toonde de onuitvoerbaarheid van de Lambertmontakkoorden inzake ontwikkelingssamenwerking aan. Toch is het vanuit pragmatisch oogpunt mogelijk om een model uit te werken dat de belangen van het Zuiden vooropstelt en tegelijkertijd ontwikkelingssamenwerking op alle bestuursniveaus (federaal, gewestelijk, provinciaal, gemeentelijk) efficiënt organiseert. Deze ‘multi-governance’ is het uitgangspunt. De bevoegdheid voor ontwikkelingssamenwerking kan daarbij toegewezen worden aan verschillende beleidsniveaus (parallelle bevoegdheden) waarbij afhankelijk van de inhoud en de actor in samenwerkingsovereenkomsten wordt bepaald welk beleidsniveau de vertegenwoordiging en coördinatie op zich neemt in toepassing van het subsidiariteitsbeginsel.
2.2. De middelen, beleidsinstrumenten en strategieën: ¾ Dit programma behoeft begrotingsmiddelen, échte, geen papieren middelen. CD&V neemt het engagement op om 0,7% van het BNI aan ontwikkelingshulp te besteden tegen 2010. Maar wij willen dit groeipad waarmaken op een eerlijke manier. De begroting ontwikkelingssamenwerking werd de voorbije jaren artificieel opgeblazen door de overdracht van begrotingskredieten van andere departementen en van niet ODA-aanrekenbare uitgaven. Schuldkwijtscheldingsoperaties werden bovendien in één beweging budgettair in rekening gebracht. Dit is niet eerlijk naar de internationale gemeenschap toe en heeft de transparantie van het beleid geschaad. Daarom pleit CD&V voor structurele maatregelen: oneigenlijke uitgaven mogen het budget voor armoedebestrijding in het Zuiden niet meer vervuilen. Schuldkwijtscheldingen moeten voortaan ingeschreven worden aan de reële marktwaarde en zonder dubbele aanrekening. CD&V wil ook een meerjarenbegroting waardoor een beleidsplanning op lange termijn mogelijk is. Er zal tevens gezocht moet worden naar nieuwe financiële hefbomen en internationale solidariteitsmechanismen zoals een solidariteitsbijdrage op vliegtuigtickets. ¾ Ook wat onze organisatie betreft, streven wij naar meer kwaliteit. Een duidelijkere taakverdeling en een betere samenwerking tussen onze instellingen dringt zich op. We Willen streven naar een hecht en efficiënt partnerschap tussen DGOS en BTC, maximale synergie tussen de deskundigheid van beide instellingen en een optimale decentralisatie van bevoegdheden naar het terrein. We stellen immers vast dat de institutionele hervorming van 1999 niet tot een goed einde werd gebracht. De permanente evaluatie van onze programma’s blijft heel belangrijk alsook de opvolging van de resultaten ervan met het oog op een grotere duurzaamheid van onze hulp. CD&V pleit er voor om het aandeel van Afrika in de krediet- en investeringsportefeuille van BIO gevoelig te verhogen. We willen BIO ook de nodige instrumenten geven zodat het meer risicovolle ______________________________________________________________________________________ Krachtlijnen van het CD&V verkiezingsprogramma voor ontwikkelingshulp – (2007)
3
kapitaalparticipaties en leningen kan verlenen zoals een ‘off-balancefonds’ en een staatswaarborg. En om tegemoet te komen aan de nieuwe visie over hulp zullen ook onze instellingen zich verder moeten vernieuwen. Zo zal een ernstige inspanning nodig zijn om onze deskundigheid te verhogen voor wat betreft nieuwe beleidsinstrumenten zoals begrotingshulp en programmahulp, silent partnerships, cofinancieringen en dergelijke. In een context van afstemming op het beleid van het partnerland (meer precies het door het partnerland uitgewerkte beleid ter bestrijding van de armoede, vastgelegd in de zgn. PRSP’s, poverty reduction strategy papers), beleidsdialoog en donorspecialisatie zonder dat evenwel afstand wordt gedaan van de meer klassieke projecthulp wanneer deze pertinent blijft. Dit neemt niet weg dat CD&V pleit voor meer respect voor de logica van de kaderwet van 1999. Deze moet doorgetrokken worden naar BTC, BIO en zelfs buitenlandse zaken. Zo moeten opdrachten voor derden die door BTC uitgevoerd worden, gebeuren binnen het kader en dus de expertise van de wet. ¾ Onze bestuurstijl moet veranderen. Inzake uitvoering moeten wij gewoon leren uit te voeren wat wij beloven te zullen doen en dit binnen een redelijke termijn. De doelmatigheid van onze ontwikkelingssamenwerking moet omhoog. Al te vaak is er nog een té groot verschil tussen wat wij beloven en wat wij effectief doen. Zo gebeurt het dat de strategienota’s met betrekking tot een partnerland een beleid uittekenen dat in de praktijk slechts gedeeltelijk uitgevoerd wordt. Ook de projectcyclus, dwz. het tijdsverloop tussen het principiële akkoord om in een partnerland een project uit te voeren en de concrete uitvoering, is vaak nog veel te lang waardoor valse verwachtingen worden geschapen. Daardoor maken wij soms een slechte beurt bij onze partnerlanden, die hier terecht hun beklag over maken. ¾ Omwille van interne coherentie en goed bestuur wil CD&V een einde maken aan de door de paarsgroen besliste overheveling van sommige bevoegdheden van ontwikkelingshulp naar buitenlandse zaken. Zo moet de minister van Ontwikkelingssamenwerking, conform de wet van 1999, opnieuw de exclusieve bevoegdheid krijgen betreffende conflictpreventie en maatschappijopbouw, met slechts één bevoegde administratie en één budgetlijn, om de versnippering van bevoegdheden, middelen en knowhow tegen te gaan. Een nieuwe beleidsnota moet de principes en een beperkt aantal domeinen vastleggen waarbinnen België een meerwaarde kan betekenen in een beperkt aantal landen. Hetzelfde geldt voor noodhulp. Bovendien moet noodhulp gekoppeld worden aan structurele hulp zodat het beleid ook oog heeft voor preventie, rampenbestrijding, de gevolgen van de klimaatverandering, de verloedering van het milieu, de roofbouw, voedselhulp en wederopbouw. CD&V wil het KB Noodhulp in dit kader grondig herzien.
______________________________________________________________________________________ Krachtlijnen van het CD&V verkiezingsprogramma voor ontwikkelingshulp – (2007)
4
¾ Tegelijk wil CD&V nieuwe stappen zetten om de interne coherentie van ons ontwikkelingsbeleid te bevorderen. Wij willen naar Zweeds model een coherentiewet aannemen zodat alle departementen oog hebben voor de armoedebestrijding en de globale ontwikkeling in het Zuiden. Een helpdesk binnen de administratie moet de verschillende FOD’s en de gefedereerde entiteiten helpen bij de realisatie van die coherentie in de globale ontwikkeling. Ook een echte horizontale begroting waarbinnen alle uitgaven in het kader van ontwikkelingssamenwerking samengebracht worden en waarbij een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen ODA en niet-ODA aanrekenbare uitgaven, versterkt de samenhang én de transparantie. ¾ CD&V is er zich van bewust dat ontwikkelingssamenwerking meer en meer plaatsvindt in een internationaal en multilateraal kader. Dit kader beperkt de beleidsruimte van een individuele donor maar biedt aan de andere kant de kans om internationaal beleidsinvloed uit te oefenen. CD&V verwelkomt deze evolutie en wil dat ons land actief deelneemt aan en impact heeft op de internationale dialoog over ontwikkeling zoals die vooral gevoerd wordt in de VN, de EU, de OESO en de Wereldbank. Met het oog daarop moet ons land zijn deskundigheid verhogen en up to date houden. ¾ Wat de multilaterale samenwerking betreft wil CD&V dat een grotere inspanning wordt geleverd om de efficiëntie en de coherentie van de operationele activiteiten van de Verenigde Naties te versterken. Door haar universaliteit heeft de VN immers een unieke positie voor het promoten en uitdragen van universele waarden en normen. Verder is CD&V van mening dat de motivatie die de grondslag vormt van de ontwikkelingssamenwerking, meer impact moet hebben op het beleid van de Wereldbank en het IMF. Daarom moet de inspraak van de minister van ontwikkelingssamenwerking in de beheersorganen van die instellingen verhoogd worden. ¾ CD&V wil een grotere betrokkenheid van het parlement bij het aansturen van het ontwikkelingsbeleid en de evaluatie ervan. De kaderwet voorziet in een jaarlijks verslag van een externe evaluator aan het parlement. Zeven jaar later werden er slechts twee rapporten overgemaakt en besproken. De sectorale, thematische en landenstrategienota’s worden ter kennis aan het parlement bezorgd, maar een debat ontbreekt. Een tweede generatie strategienota’s laat op zich wachten. CD&V pleit in deze voor een grotere coherentie met de Europese ontwikkelingsstrategieën. Over de Indicatieve Samenwerkingsprogramma’s met de partnerlanden wordt het parlement niet geïnformeerd. We willen deze procedure vereenvoudigen en harmoniseren.
______________________________________________________________________________________ Krachtlijnen van het CD&V verkiezingsprogramma voor ontwikkelingshulp – (2007)
5
3. Zelfredzaamheid 3.1. Inleiding CD&V is ervan overtuigd dat we in het verlengde van armoedebestrijding meer dan vroeger moeten streven naar verantwoordelijkheid voor de mensen in het Zuidendoor middel van duurzame inkomenscreatie en een rechtvaardige en democratische verdeling van welvaart. Onze inspanningen moeten bijgevolg meer gericht zijn op zelfredzaamheid of het maximaal benutten van wat mensen zelf kunnen. Op deze wijze kunnen de mensen zelf hun eigen welvaart vergroten. Vanzelfsprekend blijven voor CD&V de vijf sectoren en de sectoroverschrijdende thema’s van de wet van 1999 prioritair. Er moet wel dringend en met hernieuwde kracht aan de verdieping van onze expertise in deze sectoren worden gewerkt, wil onze ontwikkelingshulp blijvend een meerwaarde betekenen in een globale context. Want zelfredzaamheid is voor CD&V de hefboom tot ontwikkeling en armoedevermindering. Daarom moet België daadwerkelijk prioriteit geven aan de middelen die bijdragen tot zelfredzaamheid: landbouw en voedselzekerheid, basisgezondheidszorg, conflictpreventie en maatschappijopbouw, basisinfrastructuur en onderwijs. CD&V wil nog bijkomende stappen zetten. Op deze wijze kan het beleid meer accenten leggen op micro-ondernemerschap, eerlijke handel, regionale ontwikkeling,…. Onze concrete voorstellen: ¾ In de logica van armoedebestrijding en zelfredzaamheid wil CD&V de kaderwet van 1999 versterken. Zo moet “klein ondernemerschap” als zesde sector aan de wet worden toegevoegd. Waardig werk: een eerlijk loon, recht op sociale bescherming, geen kinder- of dwangarbeid, gelijke kansen,… moet een nieuw strijdpunt worden in onze samenwerking inzake onderwijs, landbouw, gezondheidszorg, ondernemerschap,…. Daarom willen we dit als nieuw horizontaal thema aan de wet toevoegen. Ondanks het feit dat sociale economie uniek is en een meerwaarde biedt, is het als horizontaal thema tot op heden te weinig aan bod gekomen in het ontwikkelingsbeleid. CD&V wil dan ook sociale economie sterker uitwerken. ¾ Voor ons vormt economisch ondernemen een belangrijke motor voor ontwikkeling. Maar economische groei moet duurzaam zijn en vooral ten goede komen aan de positie van de armen. Daarom streven wij naar een ‘pro poor growth’. CD&V wil de microfinanciering als instrument tegen armoede veel meer inzetten. Armen hebben geen toegang tot financiële diensten. Via kredieten kunnen ze kleinschalige economische activiteiten uitbouwen om hun inkomen te verhogen en zich te beschermen tegen risico’s. Bijzondere aandacht moet gaan naar microfinanciering op het platteland. CD&V pleit voor een belastingsvermindering van 5% voor particulieren die aandelen kopen van ontwikkelingsfondsen voor microfinanciering. Nu al is deze belastingvermindering van kracht voor het Participatiefonds en het Kringloopfonds. ______________________________________________________________________________________ Krachtlijnen van het CD&V verkiezingsprogramma voor ontwikkelingshulp – (2007)
6
Een sterke, democratische en stabiele overheid is noodzakelijk opdat meer bedrijven zouden investeren in het Zuiden. We willen overheden ondersteunen in de strijd tegen corruptie en het opbouwen van een rechtstaat. CD&V wil ook een code voor onze bedrijven in het buitenland om sociale en milieunormen te bevorderen. Corruptie en misbruik moeten effectief gesanctioneerd kunnen worden. We willen netwerken tussen bedrijven hier en in het Zuiden en met NGO’s stimuleren want samen werkt. We willen een echt maatschappelijk verantwoord ondernemen in het Zuiden. ¾ Voor CD&V is voedselzekerheid een mensenrecht. Daarom willen we de lokale voedselproductie verhogen door de ondersteuning van de lokale landbouw. Een nieuwe strategienota moet een duidelijke plaats geven aan duurzame landbouw, voedselketens en de ontwikkeling van het platteland. Onder de paarse regering is de totale financiële hulp voor landbouw en voedselzekerheid tot 3,8% van de totale uitgaven van DGOS gedaald. CD&V wil opnieuw meer financiële middelen voorzien. Ook het landbouwonderzoek, waarin ons land reeds heel wat expertise heeft opgebouwd, moet ingebed worden in een duurzame plattelandsarmoedebestrijding. CD&V wil dat ons land opnieuw het kenniscentrum wordt in samenwerking met de partnerlanden. In het verlengde hiervan willen we de steun aan het internationale consortium van de CGIAR (Consultative Group on International Agricultural Research) optrekken. Naast een verhoging van de lokale voedselproductie wil CD&V ook oog hebben voor de armsten en de meest kwetsbaren door hen de toegang tot voedsel te verzekeren via publieke programma’s van voedselbedeling en voedselcoupons zoals in Brazilië, Zuid-Afrika en Sierra Leone. Deze zogenaamde “twin track approach” moet door ons land ondersteund worden naar de partnerlanden toe. Daarom wil CD&V ook een derde Belgisch Overlevingsfonds vanaf 2011 met voldoende middelen. ¾ Gezondheid is voor CD&V een basisrecht. Ons land, dat heel wat expertise in basisgezondheidszorg heeft, moet verder uitgebouwd worden als een kenniscentrum in de strijd tegen de zogenaamde ‘armoedeziekten’ van het Zuiden. Meer investeringen in goed opgeleid medisch personeel, infrastructuur en geneesmiddelen moeten een kwalitatief gezondheidsbeleid in het Zuiden mogelijk maken. Dit systeem moet tevens duurzaam zijn en betaalbaar voor iedereen, onder andere door het helpen ontwikkelen van lokale sociale zekerheidssystemen. CD&V wil ook de toegankelijkheid van essentiële en kwaliteitsvolle geneesmiddelen voor eenieder in het Zuiden waarborgen. Tevens moet er prioritaire aandacht gaan naar de bestrijding van Aids, malaria en tbc, die vaak zowel oorzaak als gevolg van armoede zijn. ¾
Het staat vast dat duurzame ontwikkeling onmogelijk is zonder gelijkheid tussen vrouwen en mannen. Geen enkel beleid biedt meer kansen om de economische productiviteit te verhogen, de kinder- en
______________________________________________________________________________________ Krachtlijnen van het CD&V verkiezingsprogramma voor ontwikkelingshulp – (2007)
7
moedersterfte te doen dalen, en voedselzekerheid, gezondheid en vrede te bevorderen. Gendergelijkheid speelt dus een essentiële rol bij de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen. Daarom wil CD&V de gelijke kansen voor vrouwen in het Zuiden prioritair op de Belgische ontwikkelingsagenda plaatsen. Dit thema werd wettelijk weliswaar als sectoroverschrijdend erkend, maar tot op vandaag blijft de toepassing ervan veel te beperkt, relevante statistieken ontbreken, evenals een gendergericht personeelsbeleid. CD&V neemt het engagement om aandacht voor vrouwenrechten te stroomlijnen in alle programma’s en projecten en de expertise van onze instellingen op dit vlak te verdiepen. Thematisch willen we vooral aandacht voor het recht op onderwijs voor meisjes, het bevorderen van seksuele en reproductieve rechten, en toegang van vrouwen tot economische rechten, microfinanciering en landbouw. Via een specifieke budgetlijn willen we microprojecten van lokale vrouwengroepen extra ondersteunen. ¾ Kinderen verdienen bijzondere aandacht in de ontwikkelingssamenwerking. De eerbied voor kinderrechten werd op initiatief van CD&V in 2005 in de wet over de Belgische internationale samenwerking opgenomen als grensoverschrijdend thema, maar werd tot op vandaag nog niet omgezet in een strategienota. CD&V stelt als prioriteiten een gratis en kwaliteitsvol basisonderwijs en een adequate gezondheidszorg voorop. Ook vragen we aandacht voor geboorteregistratie, voor straatkinderen, voor de demobilisatie, scholing, omscholing en bijscholing van kindsoldaten en voor de bestrijding van seksuele of economische uitbuiting van kinderen.
¾ Goed bestuur is geen absolute voorwaarde voor hulpverlening maar
een middel tot duurzame ontwikkeling, gericht op het bevorderen van de democratie, op meer welvaart en op het bestrijden van extreme armoede. Daarom is het voor CD&V van essentieel belang dat ons land bij haar partners de capaciteit betreffende goed bestuur via begeleiding en vorming helpt te versterken. Goed bestuur is immers een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Maar goed bestuur omvat ook het respect voor “the rule of law” zoals de ontwikkeling van juridische kaders, het respect voor een onafhankelijke en onpartijdige justitie en de naleving van wetten die afgedwongen kan worden voor het gerecht. Goed bestuur betekent ook respect voor de mensenrechten. België moet het respect voor het internationale recht, mensenrechten en internationaal humanitair recht centraal stellen in haar bilaterale relaties. Dit kan maar in de mate dat ons land zelf de belangrijke internationale verdragen terzake ratificeert en toepast. CD&V pleit tevens voor de oprichting van politieke stichtingen zoals in Nederland, Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk,…. die niet enkel nadenken over democratie en goed bestuur in eigen land, maar ook kunnen optreden als internationale actor via hulp en expertise aan politieke partijen en groepen in de jonge democratieën in het Zuiden. Dit kan een gezond pluralisme van het Belgische beleid inzake democratie en goed bestuur bevorderen.
______________________________________________________________________________________ Krachtlijnen van het CD&V verkiezingsprogramma voor ontwikkelingshulp – (2007)
8
¾ CD&V verwelkomt de oproep van steeds meer ontwikkelingslanden om hen te helpen aan Zuid-Zuid samenwerking te doen. De uitwisseling va deskundigheid tussen landen van het Zuiden kan een aanzienlijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling en is vaan vanuit maatschappelijk en cultureel oogpunt beter aangepast dan de traditionele ontwikkelingssamenwerking. Bovendien heeft dergelijke samenwerking een zeer gunstige kosten/baten verhouding. CD&V wil bijgevolg de nodige beleids- en budgettaire instrumenten ontwikkelen om Zuid-Zuid samenwerking te steunen.
4. Subsaharaans Afrika CD&V streeft naar een verdere geografische concentratie met voorrang voor de MOL landen (Minst Ontwikkelde Landen) en meer in het bijzonder subsaharaans Afrika en die landen waarmee ons land sterke banden heeft. Deze keuze ligt overigens in het verlengde van onze prioriteit voor armoedebestrijding. CD&V wil dan ook voldoende investeren om de buitengewone expertise die het Tropisch Instituut, het Afrikamuseum, de verschillende landbouwfaculteiten en andere universitaire expertise centra op medisch, economisch, ecologisch en cultureel vlak hebben opgebouwd, te actualiseren en te versterken. Die band met en de interdisciplinaire expertise over Centraal-Afrika wil CD&V gebruiken opdat België op Europees en internationaal vlak het voortouw neemt in de strijd tegen de armoede en voor een duurzame vrede. In het kader van de bilaterale ontwikkelingssamenwerking wensen we met respect voor de zelfredzaamheid en het ownership onze hulp te accentueren op voedselzekerheid, basisgezondheidszorg, onderwijs, economie, milieu, goed bestuur en democratisering.
5. Het Zuiden is een zaak van iedereen Ontwikkelingssamenwerking is een solidaire inspanning van overheid, particuliere organisaties, burgers en jeugd. Vlaanderen kent een bruisend middenveld in de Noord & Zuid sector. Uniek zijn de tientallen NGO’s, maar ook steeds meer particuliere initiatieven. Zij voeren niet enkel concrete programma’s uit die het leven van de mensen in het Zuiden verbeteren, maar dragen ook bij tot een groter draagvlak bij ons. Zij vormen de ruggengraat van een respectvolle solidariteit met onze partners. NGO’s zijn ook in ontwikkelingslanden zelf geprivilegieerde partners van de overheid. CD&V wil het vrije initiatief alle kansen geven en de verantwoordelijkheid die mensen willen opnemen in een globale wereld stimuleren. Daarom wil CD&V de rol van het middenveld in ontwikkelingssamenwerking versterken. Onze concrete voorstellen: ¾ De middelen voor de indirecte actoren zijn onder paars status-quo gebleven. Er zijn wel meer middelen gegaan naar de multilaterale en de direct bilaterale samenwerking. Inzake noodhulp is het aandeel van Belgische NGO's gehalveerd, hoewel zij vaak een concurrentievoordeel ______________________________________________________________________________________ Krachtlijnen van het CD&V verkiezingsprogramma voor ontwikkelingshulp – (2007)
9
door hun knowhow en lokale netwerken hebben. Dit is een miskenning van de rol van NGO’s. Daarom wil CD&V dat ook NGO’s meer middelen krijgen in het kader van het groeipad naar de 0,7%-norm. Om NGO’s meer slagkracht te geven, willen we blijvende aandacht hebben voor administratieve vereenvoudiging. We willen de NGO’s meer ruimte en middelen geven om te werken aan meer kwaliteit en kennisontwikkeling. Een nauwere samenwerking onderling en op het terrein, en het creëren van synergieën met de bilaterale samenwerking moet leiden tot meer efficiëntie en schaalvoordelen. ¾ In heel wat landen in het Zuiden is de lokale deskundigheid toegenomen. Daarom wil CD&V de mechanismen verder ontwikkelen om de NGO’s in het Zuiden direct te steunen. ¾ CD&V wil een federaal adviesorgaan voor het Belgische ontwikkelingsbeleid met vertegenwoordigers van de NGO’s, sociale partners, migrantenorganisaties, universiteiten, administratie, enz. ¾ De procedures voor de uitreiking van de fiscale attesten zijn tijdrovend en ingewikkeld. Daarom pleiten we voor een administratieve vereenvoudiging en een actualisering. ¾ We willen een steunpunt, het ‘Zuidpunt’ oprichten voor dienstverlening aan de nieuwe partnerschappen: informatie, begeleiding, advies en vorming alsook een helpdesk voor praktische en juridische vragen. Het Zuidpunt stimuleert ook netwerkvorming en uitwisseling. Daarnaast willen we de samenwerking met de erkende NGO’s financieel stimuleren. ¾ Heel wat individuele vrijwilligers trekken naar het Zuiden. Bij de Vrijwilligerdienst Ontwikkelingssamenwerking is een goede voorbereiding, maar ook een terugkeertraject noodzakelijk. Deze moeten ook openstaan voor particuliere en ngo-vrijwilligers. CD&V pleit ook voor een collectieve verzekeringspolis van de overheid voor vrijwilligers in het buitenland. Jongeren die zich in de wachttijd bevinden of al een wachtuitkering krijgen, moeten de kans hebben om een vrijwilligersstage in het buitenland te doen. Tijdens deze periode moet de wachttijd en de kinderbijslag of de wachtuitkering blijven lopen. Het verhoogt immers hun kansen op de arbeidsmarkt.
6. Ontwikkelingssamenwerking in een breder perspectief Vandaag zijn heel wat mondiale problemen zoals terrorisme, migratie, milieuvervuiling,… onlosmakelijk verbonden met de structurele ongelijkheid in de wereld. Bijgevolg is armoedebestrijding niet beperkt tot ontwikkelingssamenwerking. Ook corruptiebestrijding, conflictpreventie, wapenhandel, illegale migratie, de strijd tegen milieuvervuiling en evenwichtige handel zijn van belang, niet alleen voor het Zuiden, maar ook voor het Noorden. Deze hebben immers ook een weerslag op onze samenleving. In het licht van een geïntegreerd beleid waarbij ______________________________________________________________________________________ Krachtlijnen van het CD&V verkiezingsprogramma voor ontwikkelingshulp – (2007)
10
ontwikkelingssamenwerking in samenhang gezien wordt met politieke dialoog, veiligheidsbeleid en staatsopbouw, migratie- en handelsaspecten als markttoegang, regionale integratie en eerlijke handel, dringen verdere maatregelen zich op.
6.1. Voor een evenwichtige wereldhandel In het kader van het Doha proces pleit CD&V voor een evenwichtige in plaats van een vrije handel. Onze concrete voorstellen: ¾ Er moet een globaal akkoord binnen de Doha ronde komen waarbij basisdiensten zoals water, energie, onderwijs en gezondheidszorg voor alle mensen verzekerd blijven en waarbij de ontwikkelingsagenda niet uit het oog verloren wordt. ¾ Voor CD&V blijft voedsel een strategisch en levensvitaal product. Interne productiegebonden steun is reeds sterk verminderd en vervangen door inkomensondersteuning. Wij zijn voorstander van een verdere afbouw van exportsubsidies. Landen in het Zuiden kunnen geen markttoegang voor hun producten krijgen indien ze met dumpingpraktijken geconfronteerd worden. Wij vinden bovendien dat zowel boeren in Noord en Zuid dezelfde kansen moeten krijgen en als volwaardige partners in de onderhandelingen moeten worden betrokken. ¾ De afbouw van importtarieven kan voor CD&V niet onvoorwaardelijk. Ontwikkelingslanden moeten hun markten kunnen blijven afschermen om een zo groot mogelijke bescherming te geven aan eigen landbouwproducten die belangrijk zijn voor voedselzekerheid, inkomenszekerheid en plattelandsontwikkeling. Ook de Europese Unie moet haar landbouwmarkt kunnen afschermen onder bepaalde voorwaarden. Voor CD&V blijft het behoud van strenge normen betreffende kwaliteit, voedselveiligheid, arbeidsvoorwaarden, milieu en dierenwelzijn cruciaal.
6.2. Vrede en veiligheid Voor CD&V kan enkel een multilaterale aanpak oplossingen voor vrede en veiligheid aanreiken. Onze concrete voorstellen: ¾ CD&V wil niet alleen dat de VN instellingen als motor van de internationale vrede versterkt worden maar ook dat de ontwikkelingslanden een grotere stem in de multilaterale besluitvorming krijgen. ¾ In de non-proliferatie van kleine en lichte wapens en technologie moet ons land opnieuw het voortouw nemen: wapenexport naar ______________________________________________________________________________________ Krachtlijnen van het CD&V verkiezingsprogramma voor ontwikkelingshulp – (2007)
11
conflictgebieden of landen waar mensenrechtenschendingen plaatsvinden, is voor CD&V uitgesloten. Ook het gebruik van submunitie en van wapens met verarmd uranium moeten verboden worden. CD&V wil dat ons land als niet-permanent lid van de VN veiligheidsraad alles in het werk stelt om een internationaal verdrag betreffende de wapenhandel te laten goedkeuren. Hierdoor krijgt men duidelijke criteria voor de wapentransfers en afdwingbare regels voor de handel via tussenpersonen en voor het markeren en opsporen van kleine wapens o.a. via een elektronische identiteitschip. ¾
Het probleem van de plundering van de natuurlijke rijkdommen hangt nauw samen met regionale instabiliteit en wapenhandel. Daarom pleit CD&V op internationaal vlak voor transparantie betreffende de mijncontracten en voor een monitoring van de manier waarop grondstoffen ontgonnen en verhandeld worden. Tegelijkertijd moeten Belgische bedrijven die in het Zuiden ondernemen, zich houden aan een ethische code waarbij de OESO richtlijnen betreffende multinationale ondernemingen als leidraad zullen dienen. Tegelijkertijd moet het Nationaal Contactpunt ook meer uitgebouwd worden zodat dit daadwerkelijk en proactief steun en informatie kan verlenen aan bedrijven die in het Zuiden investeren en op een ernstige wijze de klachten kan behandelen.
¾
CD&V ijvert voor het opstellen van een actieplan om de VN Veiligheidsraad Resolutie 1325 te vertalen in nationaal beleid en zo de rol van vrouwen in conflictpreventie, wederopbouw en vredesprocessen beter te betrekken.
6.3. Duurzame ontwikkeling Voor CD&V is er meer dan ooit nood aan een coherentie tussen klimaatbeleid en ontwikkelingssamenwerking. Wij willen kiezen voor een goed klimaat voor ontwikkeling. Onze concrete voorstellen: ¾ CD&V wil 10% van het ontwikkelingsgeld reserveren voor ecologische samenwerkingsprogramma’s in het Zuiden. Tegelijk moet elke vorm van ontwikkelingssamenwerking getoetst worden aan duurzaamheid en klimaat. ¾ De koolstofuitstoot, één van de grote oorzaken van de klimaatverandering, moet voor CD&V ook in het Zuiden aangepakt worden door de strijd tegen de ontbossing, door herbebossing, door de ondersteuning van een duurzaam economisch beleid ook in de groeilanden in het Zuiden. Bij de aankoop van de emissierechten in ontwikkelingslanden, dient voor CD&V voldoende zorg besteed te worden aan de concrete toepassing van duurzame ontwikkeling bij de diverse soorten projecten zoals hernieuwbare energie, energiebesparing en (her)bebossing. ______________________________________________________________________________________ Krachtlijnen van het CD&V verkiezingsprogramma voor ontwikkelingshulp – (2007)
12
¾ In een duurzaam ontwikkelingsbeleid moet adaptatie ook een volwaardige plaats krijgen. Voordat projecten en investeringen worden goedgekeurd, moet nagegaan worden of ze voldoende zullen weerstaan aan de effecten van klimaatverandering (veranderende temperatuur neerslag, windsnelheden en erosie). ‘Climate proofing’ dient een vast element van de beoordeling te worden. Dit is voor CD&V niet enkel van toepassing op het Belgische ontwikkelingsbeleid maar ook op dat van de Europese Unie, en de internationale financiële overheidsinstellingen. ¾ Bij de inzet van de bestaande Belgische financiële overheidsinstrumenten is voor CD&V klimaattoetsing een verder in te vullen element. In de eerste plaats worden overheidsmiddelen dan duurzamer besteed, wat ook het lange termijn rendement ten goede komt. Daarnaast worden zo meer investeringen gestimuleerd in de richting van klimaatzorg. Binnen België zou de Delcrederedienst een grotere rol kunnen spelen op dit vlak door klimaattoetsing verder te integreren in haar beoordelingssysteem
6.4. Migratie en ontwikkeling Migratiestromen in het Zuiden en naar het Noorden zijn in een globale wereld een onomkeerbaar proces. Nu groeit ook het inzicht dat migratie door de ontwikkelingslens moet bekeken worden en een middel kan zijn in de strijd tegen armoede in het Zuiden. Ontwikkelings- en migratiebeleid kunnen complementair zijn en migratie kan ook gezien worden als een motor van groei, zowel in de ontvangende landen als de herkomstlanden. Onze concrete voorstellen: ¾ CD&V wil bijdragen om ‘brain drain’ om te zetten in een ‘brain gain’ door de betrokkenheid van de diaspora bij de ontwikkeling van de herkomstlanden te stimuleren, onder andere via de inzet in het land van herkomst. ¾ CD&V wil migrantenorganisaties stimuleren om bij te dragen tot ontwikkelingshulp. ¾ Ook moeten voor CD&V de kanalen voor de geldtransfers naar het Zuiden toegankelijker, minder duur en veiliger worden gemaakt.
______________________________________________________________________________________ Krachtlijnen van het CD&V verkiezingsprogramma voor ontwikkelingshulp – (2007)
13