Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde
Jellie Zuidema-Cazemier
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
1
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde
Jellie Zuidema-Cazemier Masterthese ter afronding van de opleiding Teaching and Learning in Higher Education Afdeling Onderwijswetenschappen en Theoretische Pedagogiek Faculteit der Psychologie en Pedagogiek aan de Vrije Universiteit Amsterdam
Begeleiders: Dr. P.J.P. van den Bos Dr. J. Schoonenboom
10 juni 2014
© juni 2014, Velserbroek. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen of op enigerlei wijze openbaar gemaakt worden zonder voorafgaande toestemming van de auteur. 2
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
Voeding is een heel wezenlijk element als het gaat over optimaliseren van functioneren. Bij het integrale denken over de mens hoort vanzelfsprekend dat iedere verpleegkundige vaststelt wat de voedingsstatus en het voedingspatroon is en of daar iets mee moet gebeuren. Vervolgens kan de verpleegkundige daar zelf met de patënt/client mee aan de slag of roept specifieke expertise in (uit het interview met prof. dr. M. Schuurmans, 6 januari 2014).
3
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
Voorwoord Voor het volgen en het afronden van deze studie wil ik de volgende mensen met name bedanken: Mijn man en kinderen voor het geduld, de steun en een luisterend oor. Mede door jullie kwam het voor de bakker. Het hele team (organisatie en docenten) en mijn begeleiders Paul van den Bos en Judith Schoonenboom in het bijzonder, van de opleiding Teaching and Learning in Higher Education aan de Vrije Universiteit Amsterdam voor het inspirerende onderwijs, de ondersteuning en de stuwing naar een hoger plan. Het smaakt naar meer. Prof. dr. M.J. Schuurmans, prof. dr. J.J. van Binsbergen, drs. H. Mostert, mw. M. Pancham, mw. S. van Hamersveld (verpleegkundig specialist) en mw. A. Boot (verpleegkundig specialist), ir. Y. Tamminga en V. Hendriks MSc. voor de belangrijke bijdragen aan dit onderzoek. Jullie hebben er kaas van gegeten. Amber Machielse, voor het transcriberen van de interviews; je was broodnodig. Mijn medestudenten voor het delen van lief en leed gedurende de afgelopen drie jaar. Appeltje-eitje was het, toch?! Dit onderzoeksverslag draag ik op aan mijn vriendin Corrine († mei 2014), die haar hele werkende leven heeft gewijd aan gezonde voeding en verpleging/verzorging.
Correspondentie over dit onderzoek via
[email protected] of via Linkedin.com (Jellie Zuidema-Cazemier).
Omwille van de leesbaarheid is in dit verslag steeds ‘zij’ gebruikt. Waar ‘zij’ staat kan ook ‘hij’ worden gelezen.
4
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
5
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
Inhoudsopgave Voorwoord .............................................................................................................................................. 4 Samenvatting ........................................................................................................................................... 8 1 Inleiding ............................................................................................................................................. 10 1.1 Aanleiding ................................................................................................................................... 10 1.2 Praktische context........................................................................................................................ 11 1.2.1 Ontwikkelingen binnen de verpleegkunde en het hbo-verpleegkunde onderwijs ................ 11 1.2.2 De aanpak van ongezonde voeding in Nederland ................................................................ 13 1.2.3 Samenvatting van de praktische context .............................................................................. 14 2 Probleemstelling ................................................................................................................................. 16 2.1 Probleemanalyse.......................................................................................................................... 16 2.1.1 Definities .............................................................................................................................. 16 2.1.2 De huidige voedingszorgcompetenties ................................................................................. 17 2.1.3 Voedingszorg in het nieuwe beroepsprofiel ......................................................................... 20 2.1.4 Samenvatting van en conclusies uit de probleemanalyse ..................................................... 21 2.2 Onderwijskundige verantwoording ............................................................................................. 22 2.2.1 Onderwijsvernieuwing ......................................................................................................... 22 2.2.2 Onderzoek naar voedingszorg(onderwijs) in Nederland ...................................................... 23 2.2.3 Onderzoek naar voedingszorgonderwijs in het buitenland................................................... 24 2.2.4 Samenvatting en conclusies .................................................................................................. 25 2.3 Onderzoeksvraag ......................................................................................................................... 25 3 Methode .............................................................................................................................................. 28 3.1 Onderzoeksontwerp ..................................................................................................................... 28 3.1.1 Fase 1.................................................................................................................................... 29 3.2.2 Fase 2.................................................................................................................................... 30 3.2 Validiteit en betrouwbaarheid ..................................................................................................... 34 4 Resultaten ........................................................................................................................................... 38 4.1 Wijziging definitie Voedingszorg door HBO-verpleegkundigen ................................................ 38 4.2 De taken- en competentieset........................................................................................................ 38 4.2.1 Nieuwe informatie ................................................................................................................ 38 4.2.2 Aanscherping van informatie ............................................................................................... 39 5 Conclusies .......................................................................................................................................... 44 6
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
5.1 Bijdrage aan de ontwikkeling van het HBO-V voedingsonderwijs............................................. 44 5.2 Bijdrage aan het HBO-V voedingsonderwijs-onderzoek in Nederland ...................................... 45 6 Aanbevelingen .................................................................................................................................... 48 6.1 Aanbevelingen voor het ontwikkelen van het onderwijs............................................................. 48 6.2 Aanbevelingen voor het onderzoek naar het voedingsonderwijs ................................................ 48 7 Discussie............................................................................................................................................. 50 Referenties ............................................................................................................................................. 52 Bijlagen ................................................................................................................................................. 56 A Definities ....................................................................................................................................... 56 B Onderzoeksgegevens ..................................................................................................................... 59 C Toelichting bij de keuze voor de bronnen in fase 1 ....................................................................... 61 D Fase 1: taken, vaardigheden, attitudes en kennisonderwerpen ...................................................... 70 E Matrix -voorbeeld .......................................................................................................................... 94 F Informed consent............................................................................................................................ 95 G Vragenlijst interview met prof. dr. M. J. Schuurmans................................................................... 96 H Achtergrondinformatie geïnterviewden ......................................................................................... 99 I Interview topic lijst fase 2 ............................................................................................................. 102 J Nieuwe en aanvullende informatie uit de interviews .................................................................... 108 K Consequenties voor de taken- en competentieset n.a.v. van thema’s uit de interviews .............. 116 L Voedingszorg taken- en competentieset voor hbo-verpleegkundigen ......................................... 124
7
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde Door Jellie Zuidema-Cazemier
Samenvatting Op dit moment wordt het landelijk opleidingsprofiel van de HBO-V en de curricula aangepast, naar aanleiding van het verschijnen van het Beroepsprofiel verpleegkundige in 2012. De verpleegkundige van de toekomst zal zich onder andere meer richten op preventie van ziekten en het bevorderen van zelfmanagement. De overheid stuurt op preventie en aanpak van ongezonde voeding binnen een ongezonde leefstijl ter voorkoming en behandeling van ondervoeding, overgewicht en niet-overdraagbare ziekten. Hij ziet voor alle professionals in de gezondheidszorg een rol weggelegd in het brengen van de gezonde voedingsboodschap. Eén van de doelstellingen is dan ook om voldoende
aandacht
te
hebben
voor
voeding
binnen
de
1e,
2e
en
3e
lijns
gezondheidszorgopleidingen. Wat betekenen de trends binnen de verpleegkunde en de wens van de overheid om ongezonde voeding beter aan te pakken voor het voedingsonderwijs dat hiertoe opleidt? Een huidige voedingszorgcompetentieset ontbrak. Er bleek nog niet eerder onderzoek gedaan te zijn naar het voedingsonderwijs binnen de HBO-V in Nederland. De informatie die er was gaf een beperkt en onduidelijk beeld, waarbij de nadruk lag op voedingszorg bij behandeling van ziekte. Dit resulteerde in twee doelen van het onderzoek: 1. het leveren van een bijdrage aan de discussie rondom de herziening van het opleidingsprofiel en de curricula van de 17 HBO-V’s in Nederland. 2. Het leveren van een bijdrage aan het onderzoek naar het voedingsonderwijs binnen de HBO-V in Nederland. Onderzocht werd welke taken en competenties met betrekking tot voedingszorg -geleverd door hbo-verpleegkundigen- binnen het Beroepsprofiel verpleegkundige uit 2012 vallen. Vanuit diverse literatuurbronnen -nationaal en internationaal- en op basis van één interview werden taken en competenties verzameld. Naar aanleiding van 5 interviews met experts op het gebied van verpleegkunde én voeding uit 5 verschillende werkvelden (ziekenhuis, eerstelijnszorg,
langdurige-
en
chronische
zorg,
geestelijke
gezondheidszorg
en
8
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
jeugdgezondheidszorg) werd de informatie aangevuld en aangescherpt. Hieruit kwam een brede en groeiende rol van de verpleegkundige met betrekking tot voedingszorg naar voren. De definitie van voedingszorg, geleverd door hbo-verpleegkundigen, die is ontstaan luidt: het ondersteunen of overnemen van de zorg voor voeding bij het volgen van een gewenst voedingspatroon, bij preventie en behandeling van ziekte. De kerntaken van de hbo-verpleegkundige bij deze voedingszorg zijn als volgt beschreven: -
Verzamelt/monitort, analyseert en beoordeelt informatie ter bepaling van de voedings(zorg)behoefte en de zelfzorgstatus rondom de voeding.
-
Ondersteunt het zelfmanagement van de patiënt/cliënt en netwerk rondom het gebruiken van de maaltijd of heeft de regie over andere disciplines die het zelfmanagement ondersteunen.
-
Draagt zorg voor gebruik van de juiste voeding op het juiste moment, zodat een optimale of gewenste voedingsstatus kan worden bereikt of voortgezet.
-
Draagt zorg voor de patiëntveiligheid m.b.t. de voedingszorg.
-
Draagt bij aan de kwaliteit van de voedingszorg.
-
Bevordert gezond voedingsgedrag binnen een gezonde leefstijl door preventieve interventies uit te voeren.
Dit onderzoek leverde een ‘Voedingszorg taken- en competentieset voor hboverpleegkundigen’ op. De uitkomsten van dit onderzoek kunnen worden gebruikt door de HBO-V’s bij de discussie over de aanpassing van het huidige onderwijs gericht op de verpleegkundige van de toekomst, bij het evalueren van het huidige voedingsonderwijs en bij het ontwikkelen van post-hbo onderwijs voor de huidige beroepsbeoefenaars. Met de uitkomsten van dit onderzoek kan nader onderzoek gedaan worden naar het voedingsonderwijs op alle HBO-V’s in Nederland. Hoe bereiden zij de studenten voor op de verantwoordelijkheden in de beroepspraktijk? Een doelstelling van de overheid was immers om ‘voldoende aandacht te hebben voor voeding binnen de 1e, 2e en 3e lijns gezondheidszorgopleidingen’. Over een aantal jaren volgt er weer een nieuw Beroepsprofiel verpleegkundige en de wens om het onderwijs te herzien. Met behulp van de uitkomsten uit dit onderzoek kan tegen die tijd een herijking plaatsvinden aan de hand van de nu ontwikkelde ‘Voedingszorg taken- en competentieset voor hbo-verpleegkundigen’.
Trefwoorden: competenties, HBO-V, HBO-Verpleegkunde, hbo-verpleegkundige, houding, kennis, taken, vaardigheden, verpleegkundige, voeding, voedingszorg, voedingsonderwijs. 9
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
1 Inleiding 1.1 Aanleiding Er zijn twee ontwikkelingen die de aanleiding vormen voor dit onderzoek. Ten eerste zet de World Health Organization (WHO) en de Nederlandse overheid zwaar in op de aanpak van ongezonde voeding, als onderdeel van een ongezonde leefstijl, in de strijd tegen chronische ziekten (Rijksoverheid, 2013; VWS, 2008; WHO, 2013; WHO Regional Office for Europe, 2008). Onze overheid ziet daartoe voor alle professionals in de gezondheidszorg een rol weggelegd. Eén van de doelstellingen is dan ook om voldoende aandacht te hebben voor voeding binnen de 1e, 2e en 3e lijns gezondheidszorgopleidingen (VWS, 2008). Ten tweede is in 2012 het nieuwe beroepsprofiel voor verpleegkundigen, de zorgprofessionals op bachelor niveau, verschenen (Schuurmans & Lambregts, 2012). Het beroep van verpleegkundige verandert onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen. Dit heeft onder andere taakverschuivingen tot gevolg (NVZ, 2012; Schuurmans & Lambregts, 2012). Het verschijnen van het nieuwe beroepsprofiel is het startsein voor de ontwikkeling van een nieuw gemeenschappelijk opleidingsprofiel voor alle 17 hbo-verpleegkunde opleidingen (HBO-V’s) in Nederland. Daarna gaan opleidingen aan de slag om de huidige curricula aan te passen aan het nieuwe opleidingsprofiel. In 2020 moeten de eerste studenten volgens het nieuwe opleidingsprofiel afstuderen (‘Hogescholen werken aan nieuwe hoger opgeleide verpleegkundigen’ 2013). Een deel van de zorg, geleverd door verpleegkundigen heeft betrekking op voeding, hierna te noemen: voedingszorg. Voedingszorg behoort van oudsher tot het takenpakket van de verpleegkundige. Verpleegkundigen werken hierin nauw samen met allerlei disciplines, zoals artsen, verzorgenden, voedingsassistenten, diëtisten en logopedisten. Veranderingen binnen het verpleegkundige vak én de wenselijke toename in aandacht voor gezonde voeding binnen de gezondheidszorg kunnen invloed hebben op de inhoud van de voedingszorg, geleverd door hbo-verpleegkundige in de beroepspraktijk. Belangrijk is dat de hbo-verpleegkundige van de toekomst tijdens de studie voorbereid wordt op de voedingszorgtaken van de toekomst. De onderzoeker heeft als diëtist en teammanager gedurende de periode 1991-2011 veel te maken gehad met (het bijscholen van) verpleegkundigen, van ziekenhuis-, psychiatrische-, 10
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
kraam-, consultatiebureau- tot ouderenzorg. Van 1995-1997 heeft zij als vakdocent voedingsen dieetleer aan de inserviceopleiding voor verpleegkundigen de overgang meegemaakt naar het reguliere mbo-onderwijs. Momenteel is zij werkzaam als coördinator van en docent voedingsleer bij de vakgroep Voeding aan de Hogeschool Utrecht. Zij is niet verbonden aan de hbo-verpleegkunde opleiding. Met haar achtergrond en huidige functie wil zij, in het kader van de masterstudie Teaching and Learning in Higher Education, met dit onderzoek een bijdrage leveren aan het voedingsonderwijs en voedingsonderwijsonderzoek binnen de hboverpleegkunde.
1.2 Praktische context In deze paragraaf wordt gekeken naar de belangrijkste ontwikkelingen binnen de verpleegkunde en het hbo-verpleegkunde onderwijs en naar de aanpak van ongezonde voeding in Nederland.
1.2.1 Ontwikkelingen binnen de verpleegkunde en het hbo-verpleegkunde onderwijs Er werken zo’n 200.000 verpleegkundigen in de Nederlandse gezondheidszorg. Hieronder vallen zowel mbo-niveau 4- als hbo-niveau 5 opgeleiden. Van deze verpleegkundigen is 36% werkzaam in een ziekenhuis, 17% in de thuiszorg, verpleeg- en verzorgingshuizen, 10% in de geestelijke gezondheidszorg, 10% in de gehandicaptenzorg, 1% binnen de huisartsenzorg en 9%
binnen
overige
gezondheidszorginstellingen
gezondheidszorginstellingen
zijn
de
(Hellental,
Gemeenschappelijke
2012).
Deze
overige
Gezondheidsdienst,
de
verslavingszorg, de revalidatiekliniek, internationale organisatie (zoals Artsen zonder Grenzen) (Verpleegkunde, 2014), defensie en justitie (NVZ, 2012). Binnen de gezondheidszorg vormen verpleegkundigen de grootste werkzame beroepsgroep (Gijsen, Hassel van, Roos, & Verheij, 2012) en de vraag naar verplegend en verzorgend personeel stijgt nog steeds. Er moeten nog 12.000 mensen bij om de vergrijzing en complexiteit van de zorg op te kunnen vangen (‘Hogescholen werken aan nieuwe hoger opgeleide verpleegkundigen’ 2013).
Trends binnen de verpleegkunde Er zijn diverse trends waar te nemen binnen de verpleging:
11
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
-
Zo is er sprake van een toenemende vraag naar zorg, met name door de toename in oudere patiënten en chronisch zieken, vaak met multimorbiditeit.
-
Door de complexer wordende zorgsituaties wordt er een groot beroep gedaan op de kennis en vaardigheden om de juiste inschattingen te maken, taken te delegeren en snel te handelen.
-
Er vindt verdere taakverschuiving plaats, waarbij verpleegkundigen (nog meer) handelingen zullen overnemen van artsen. Verzorgenden en helpenden zullen op hun beurt eenvoudige zorgtaken overnemen van verpleegkundig personeel.
-
Het zwaartepunt van verpleegkundigen zal niet langer in het ziekenhuis liggen. Patiënten blijven korter in een ziekenhuis, revalidatie vindt elders plaats, maar door een hoge turnover blijven ziekenhuisbedden wel bezet.
-
Samenwerking binnen de zorgketen wordt nog sterker benadrukt, waarin de patiënt centraal staat.
-
Patiëntveiligheid en aandacht voor kwaliteit wordt belangrijker.
-
De ondersteuning van de zorgvrager richt zich steeds meer op het bevorderen van zelfredzaamheid en autonomie.
-
Preventie is een groeiend onderdeel van het takenpakket, dat veel samenwerking vereist met andere disciplines (NVZ, 2012).
-
De zorgvraag wordt gevarieerder door de toename van het aantal niet-westerse allochtonen (Schuurmans & Lambregts, 2012).
Van nieuw beroepsprofiel naar onderwijs In 2012 is het nieuwe Beroepsprofiel verpleegkundige verschenen, mede naar aanleiding van maatschappelijke veranderingen. Taken met betrekking tot preventie en zelfmanagement van de patiënt worden nóg belangrijker dan voorheen. Binnen het beroep komt dus meer aandacht voor het bevorderen van en kunnen motiveren tot een gezonde leefstijl. Dit is terug te vinden in het beroepsprofiel bij de op hoofdlijnen uitgewerkte competentiegebieden (Schuurmans & Lambregts, 2012). Nederland beschikt over 17 hogescholen die de opleiding HBO-Verpleegkunde (HBO-V) aanbieden. In het jaar 2012-2013 zijn 3939 studenten gestart aan de HBO-V (HBO-raad, 2013). De opleiding geniet momenteel een ongekende populariteit, want in het studiejaar 2013-2014 zijn bijna 1700 studenten méér gestart dan in het jaar ervoor (Berends, 2013). Het
nieuwe
beroepsprofiel
vormt
de
basis
voor
de
leerprogramma’s
van
de
onderwijsinstellingen en moet daartoe vertaald worden naar opleidingseisen en curricula 12
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
(Lambregts & Grotendorst, 2012). De eerste fase is het ontwikkelen van een gemeenschappelijk opleidingsprofiel van de hbo-verpleegkunde opleidingen (HBO-V), in opdracht van het Landelijk Overleg Opleidingen Verpleegkunde (LOOV). Dit profiel zal half januari 2015 klaar moeten zijn. Hierna gaan opleidingen aan de slag om de eigen curricula aan te passen aan het nieuwe opleidingsprofiel. Het streven is dat in 2020 de eerste studenten volgens het nieuwe profiel afstuderen. Richtinggevend aan het nieuwe opleidingsprofiel is, naast het nieuwe Beroepsprofiel verpleegkundige, het rapport ‘Voortrekkers in verandering’ van de Verkenningscommissie hbo-gezondheidszorg (‘Hogescholen werken aan nieuwe hoger opgeleide verpleegkundigen’ 2013). Hierin worden conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan voor aanpassingen van curricula voor het gehele hoger gezondheidszorgonderwijs op basis van de veranderingen in de gezondheidszorg. Dit rapport bevestigt wederom dat het in de zorg steeds meer gaat over (gedrag en) gezondheid door een gezonde leefstijl. De zorgprofessional moet daarbij onder andere meer aandacht besteden aan eten en drinken. Aanbevolen wordt om binnen de hogere gezondheidszorgopleidingen meer aandacht te schenken aan communicatieve vaardigheden en kennis en vaardigheden met betrekking tot preventie en leefstijl (HBO-raad, 2013).
1.2.2 De aanpak van ongezonde voeding in Nederland In Nederland wordt 89% van de totale sterfte toegeschreven aan chronische, nietoverdraagbare ziekten (WHO, 2011). Per jaar zijn ongeveer 40.000 nieuwe gevallen van diabetes mellitus type 2, hart- en vaatziekten en kanker toe te schrijven aan een ongezond voedingspatroon (Knaap, 2007). Een voedingspatroon gebaseerd op de ‘Richtlijnen goede voeding’ voorkomt een aantal chronische ziekten of gaat verergering ervan tegen (NVD, 2012). Sinds 1987 worden periodiek voedselconsumptiepeilingen uitgevoerd om te onderzoeken wat Nederlanders eten en drinken. Ook de meest recente voedselconsumptiepeiling geeft aan dat slechts een klein percentage van de Nederlanders eet volgens de ‘Richtlijnen goede voeding’ (Rossum van, Fransen, Verkaik-Kloosterman, Buurma-Rethans & Ocké, 2011). In juli 2013 waren alle Europese ministers van volksgezondheid met vertegenwoordigers van de World Health Organization (WHO) bijeen om afspraken vast te leggen over de aanpak van ongezonde voeding en onvoldoende beweging als oorzaken voor de niet-overdraagbare ziekten. In deze ‘Vienna declaration on Nutrition and Noncommunicable Diseases in the Context of Health 2020’ is te lezen dat overheden hun inspanningen zullen intensiveren met 13
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
betrekking tot het voorkomen en behandelen van ondervoeding, overgewicht en nietoverdraagbare ziekten (WHO, 2013). In Nederland verscheen in 2008 de kabinetsnota ‘Gezonde voeding, van begin tot eind’. Met deze nota wil de overheid gezonde voeding, als onderdeel van een gezonde leefstijl, beter mogelijk maken. De overheid wil ervoor zorgen dat van jong tot oud bewuster wordt gekozen voor gezonde voeding. Hij ziet voor alle professionals in de gezondheidszorg een rol weggelegd in het brengen van de gezonde voedingsboodschap. Eén van de doelstellingen is dan ook om voldoende aandacht te hebben voor voeding binnen de 1e, 2e en 3e lijns gezondheidszorgopleidingen (VWS, 2008). Met het recente nationale preventieprogramma 2014-2016 ‘Alles is gezondheid’ wil de overheid preventie en aanpak van een ongezonde leefstijl nog verder aanjagen en stuurt op minder vrijblijvendheid in de aanpak (Rijksoverheid, 2013). Ondersteuning rondom de voeding op het juiste niveau, door zorgverleners met de juiste competenties, is essentieel bij het aanleren van kennis en vaardigheden rondom gezonde voeding of diëten, zodat cliënten hun eigen verantwoordelijkheid in het aanpassen van hun voedingsgedrag kunnen waarmaken (NVD, 2012).
1.2.3 Samenvatting van de praktische context Kortom, de hbo-verpleegkundige van de toekomst wordt geacht nadrukkelijk aandacht te hebben voor voeding binnen het takenpakket, waarbij meer aandacht moet komen voor voeding als onderdeel van een gezonde leefstijl bij preventie en zelfmanagement. Landelijk wordt gestart met het ontwikkelen van een nieuw opleidingsprofiel, waarna de curricula worden aangepast. Belangrijk is om hierbij ook de competenties met betrekking tot de voeding te herijken in het licht van de veranderingen in het beroep.
14
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
15
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
2 Probleemstelling
2.1 Probleemanalyse Veranderende taken in de beroepspraktijk hebben mogelijk invloed op het onderwijs, dat opleidt tot beheersing van de competenties die nodig zijn om die taken en functies uit te kunnen oefenen (Kallenberg, Grijspaarde van der & Braak ter, 2009). Om te kunnen beoordelen of en zo ja, hóe het voedingsonderwijs aangepast moet worden, moet het volgende bekend zijn: -
Wat is de definitie van voedingszorg door hbo-verpleegkundigen, hoe worden taken en competenties met betrekking tot deze zorg gedefinieerd en hoe is de onderlinge relatie?
-
Over welke voedingszorgcompetenties moet een hbo-verpleegkundige in Nederland tot nu toe beschikken? Tot welke van deze huidige voedingszorgcompetenties leiden de HBO-V’s nu op? Wat is de wetenschappelijke basis voor (de keuze van) deze competenties? Op welk competentie-niveau wordt de student geacht af te studeren?
-
Wat betekenen de veranderingen in het beroep voor de voedingszorgtaken van hboverpleegkundigen in de Nederlandse beroepspraktijk? Wat betekent dit vervolgens voor de benodigde voedingszorgcompetenties; zullen nieuwe competenties verworven moeten worden, worden sommige bestaande competenties wellicht overbodig en/of worden bepaalde competenties belangrijker?
Op grond van de vergelijking tussen de oude en de nieuwe voedingszorgcompetentieset kan bij het ontwikkelen van het nieuwe opleidingsprofiel en de curricula worden bepaald hoe het onderwijs moet worden aangepast. Daarbij kan worden afgesproken welke van de voedingszorgcompetenties tijdens het bacheloronderwijs moeten worden verworven en op welk niveau, maar ook welke elders kunnen worden verworven, zoals op de werkplek of via post-hbo onderwijs.
2.1.1 Definities Om het probleem helder te krijgen is het belangrijk te weten wat er precies wordt verstaan onder: -
voedingszorg geleverd door hbo-verpleegkundigen;
-
taken met betrekking tot deze voedingszorg; 16
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
-
competenties met betrekking tot deze voedingszorg;
In de Nederlandse literatuur werd geen definitie voor voedingszorg geleverd door hboverpleegkundigen gevonden. In bijlage A is beschreven hoe tot de hierna volgende definities is gekomen, die speciaal voor dit onderzoek zijn geformuleerd:
Voedingszorg, geleverd door een hbo-verpleegkundige is: het ondersteunen of overnemen van de zorg voor voeding bij preventie en behandeling van ziekte.
De taken van een hbo-verpleegkundige met betrekking tot voedingszorg zijn: de verantwoordelijkheden bij het ondersteunen of overnemen van de zorg voor voeding bij preventie en behandeling van ziekte. Dus: het verzamelen en analyseren van gegevens, inschatten van risico’s, vroegsignaleren, probleemherkennen, evidence based interveniëren, monitoren, evalueren,
beslissingen
beargumenteren, communiceren en samenwerken (met patiënten, hun naasten, mantelzorgers en collega-zorgverleners), uitvoeren van alle preventievormen, verrichten van voorbehouden handelingen, coördineren (rond de patiënt of groepen patiënten) en participeren in praktijkonderzoek met betrekking tot voedingszorg.
De competenties van een hbo-verpleegkundige met betrekking tot voedingszorg wordt gedefinieerd als: de kennis, vaardigheden en attitudes waarmee een hbo-verpleegkundige de taken met betrekking tot de voedingszorg kan uitvoeren.
2.1.2 De huidige voedingszorgcompetenties Tot welke voedingszorgcompetenties leiden de HBO-V’s op dit moment op? Wat is de wetenschappelijke basis voor (de keuze van) deze competenties? Op welk competentie-niveau wordt de student geacht af te studeren? Deze vragen worden hieronder beantwoord. Tot welke voedingszorgcompetenties leiden de HBO-V’s op dit moment op? Hiervoor is allereerst gesproken met de huidige voedingsdocent van de HBO-V aan de Hogeschool Utrecht, dhr. V. Hendriks (persoonlijke communicatie 5 november, 12 en 16 december 2013). Hij is lid van het landelijk overleg van medische docenten (waar het voedingsonderwijs onder valt) van alle 17 HBO-V’s in Nederland. Uit de gesprekken met dhr. Hendriks bleek: er is geen specifieke competentieset (kennis, vaardigheden en attitude) 17
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
omschreven van de voedingszorg geleverd door een hbo-verpleegkundige. Er zijn wel onderwerpen benoemd die betrekking hebben op zorg voor voeding en diëtetiek in de officiële landelijke Body of Knowledge & Skills. Leerdoelen op een lager niveau worden op elke opleiding anders ingevuld. In de landelijke Body of Knowledge & Skills, hierna te noemen BoKS, voor de Bachelor opleiding Verpleegkunde is het kennis en vaardigheidsdomein van de beroepsgroep ten behoeve van de beroepsopleiding vastgelegd, onder andere op basis van het beroepsprofiel uit 1999 (LOOV, 2011). De BoKS is voor drie jaar vastgesteld en zal worden herzien aan de hand van het nieuwe beroepsprofiel (LOOV, 2011). Deze BoKS benoemt overkoepelende kerncompetenties, met daaronder in thema’s kennisonderwerpen en vaardigheden. Met betrekking tot de voedingszorg zijn een aantal brede kennis- en vaardigheidsonderwerpen aangegeven: Het item of knowledge Spijsverteringskanaal bevat het subitem Voedingsstoffen, waaronder de koolhydraten, eiwitten, vetten, mineralen, vitamines en mineralen worden benoemd. Het item of knowledge Diëtetiek bevat de volgende subitems: - Gezonde voeding, schijf van vijf - Voeding passend bij de leeftijdsfase (borstvoeding, peuter/kleuter) - Voeding bij ziekte of (aanleg-)afwijkingen - Meetinstrumenten voor voedingstoestand - Dieetleer (calorieën, vetbeperkt, suikervrij, zoutarm/loos, roborerend) - Zelfmanagement van diëten bij aandoeningen Bij de Skills wordt onder het thema ‘Verpleegtechnische vaardigheden’ voedingszorg expliciet besproken. Het item of skills ‘Zorg voor voeding’ bevat de volgende subitems: - Afnemen van een voedingsanamnese - Serveren en assisteren bij de maaltijd op bed - Het zorgdragen voor de voeding van zuigelingen en peuters - Serveren en begeleiden van de maaltijd in groepsverband - Hanteren van vocht en voedingslijst - Inbrengen van een maagsonde - Het geven van sondevoeding via pomp, druppelssysteem en PEG-katheter - Het verzorgen van een PEG-katheter
Als dit overkoepelende kerncompetenties zijn voor de voedingszorg, lijkten de items onvolledig en gedetailleerd. Twee voorbeelden ter illustratie: 18
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
-
een verpleegkundige lijkt alleen kennis te moeten hebben van passende voeding bij borstvoeding en peuters/kleuters en niet van passende voeding bij álle andere levensfasen (onvolledigheid in kennis).
-
De aangegeven items onder Knowledge en Skills lijken weinig gericht op primaire preventie1;
taken
die
verpleegkundigen
ook
uitvoeren
(onvolledigheid
in
vaardigheden en kennis). -
Er moet wel een voedingsanamnese kunnen worden afnemen, maar wat hier vervolgens mee moet gebeuren is niet beschreven, zoals het geven van voedingsadvies. Het geven van een voedingsadvies zou meer passen als overkoepelende kerncompetentie. Het afnemen van een voedingsanamnese is dan één van de onderliggende competenties, die daar een bijdrage aan levert.
Een conclusie uit de BoKS is ook dat voedingszorg zich expliciet richt op behandeling. Impliciet bevat de BoKS mogelijk wel verwijzingen naar voedingszorg bij preventie en voorlichting, als het bijvoorbeeld gaat over GVO (gezondheidsvoorlichting en opvoeding) activiteiten. Uit een gesprek met dhr. V. Hendriks (persoonlijke communicatie, 5 november 2013) blijkt wél dat door de medische docenten van alle 17 HBO-V’s in 2012 een aanvullende competentielijst, genaamd ‘BoKS-nadere detaillering’ is gemaakt, waarin ook enkele nieuwe competenties met betrekking tot de voeding staan. Zo wordt bijvoorbeeld aangegeven dat een verpleegkundige kennis moet hebben over voeding passend bij alle levensfasen, wat het vermoeden van onvolledigheid bevestigt. Aanvullende items of skills zijn hierin niet benoemd. Deze lijst is officieel niet geaccepteerd door het Landelijk Overleg Opleidingen Verpleegkunde (LOOV), met het oog op de aankomende curriculaherziening. Kortom: een specifieke landelijke competentieset (kennis, vaardigheden en attitudes) met betrekking tot voedingszorg, geleverd door hbo-verpleegkundigen, ontbreekt. De huidige landelijke Body of Knowledge & Skills (BoKS) lijkt een aantal onvolledige en inconsistente items of knowledge and skills met betrekking tot voedingszorg te bevatten.
Wat is de wetenschappelijke basis voor (de keuze van) deze competenties? Deze vraag is voor de keuze van voedingszorgcompetenties niet te beantwoorden, omdat er geen specifieke competentieset bestaat.
Primaire preventie is het voorkomen dat gezonde mensen een bepaald(e) gezondheidsprobleem, ziekte of ongeval krijgen (Berg van den & Schoemaker, 2010). 1
19
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
De inhoud van de BoKS is tot stand gekomen op basis van literatuur, raadpleging en bespreking door docenten/experts in verschillende fases en samenstellingen (LOOV, 2011). Hoe precies (literatuur in combi met de input van betrokkenen) tot de definitieve items gekomen is, is bij de onderzoeker onbekend. Het is echter onwaarschijnlijk dat de voedingsitems in de BoKS tot stand zijn gekomen op basis van onderzoek naar voedingsonderwijs voor (hbo)verpleegkundigen in Nederland óf onderzoek naar de taken van (hbo)verpleegkundige met betrekking tot voedingszorg in Nederland. Hierover is sowieso tot het verschijnen van de BoKS (mei 2011) geen onderzoeksliteratuur verschenen. Tot op heden (mei 2014) is geen onderzoeksliteratuur verschenen over voedingsonderwijs voor hboverpleegkundigen in Nederland.
Op welk competentie-niveau wordt de student geacht af te studeren? Het landelijk HBO-V onderwijs leidt op tot beheersingsniveau drie (van de vijf beschreven niveaus). Beheersingsniveau drie is die van ‘competente’ beoefenaar. De bijbehorende definitie luidt: de student kan zelfstandig handelen in hoog complexe situaties, ook als er geen standaarden voorhanden zijn. De student is zelfsturend (Hogeschool Utrecht, 2013). Voor de voedingszorgcompetenties geldt dan ook dat deze bij afstuderen zelfstandig moeten kunnen worden uitgevoerd in hoog complexe situaties.
2.1.3 Voedingszorg in het nieuwe beroepsprofiel Wat betekenen de veranderingen in het beroep voor de voedingszorg(taken) in de praktijk en voor de benodigde voedingszorgcompetenties? De veranderingen met betrekking tot de voedingszorg in de praktijk moeten allereerst worden gezocht in het nieuwe beroepsprofiel voor verpleegkundigen uit 2012. In het nieuwe ‘Beroepsprofiel verpleegkundige’ wordt beschreven wat als de kern van verplegen wordt beschouwd; hierbinnen wordt voedingszorg niet expliciet benoemd. Wat wel wordt beschreven is: -
Bij het ondersteunen van zelfmanagement worden ‘eten’ en ‘boodschappen doen’ genoemd als voorbeelden van activiteiten waarbij de verpleegkundige zorg kan leveren;
-
Bij het klinisch redeneren wordt expliciet benoemd dat er van de verpleegkundige wordt verwacht dat ze ook problemen met voeding herkent. Onder het plegen van een
20
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
interventie wordt ook aangegeven dat de verpleegkundige interventies uitvoert in opdracht van een diëtist. -
Verpleegkundigen voeren alle vier de vormen van preventie uit, volgens de indeling2 van het College van Verzekeringen (CVZ) (Kroes, 2007). Enkel bij de taak ‘zorggerelateerde preventie’ wordt het voorkòmen van ondervoeding en uitdroging genoemd (Schuurmans & Lambregts, 2012). Zorggerelateerde preventie is behandelen.
Er zijn 7 competentiegebieden (zoals zorgverlener, gezondheidsbevorderaar) beschreven en per competentiegebied op hoofdlijnen kennis, vaardigheden en attitudes vermeld. Bij geen van de competentiegebieden worden competenties met betrekking tot voedingszorg expliciet benoemd (Schuurmans & Lambregts, 2012). Hoewel impliciet wel verwijzingen naar voedingszorg kunnen worden gelezen, moet geconcludeerd worden dat de voedingszorg zich expliciet, net als in de BoKS, enkel richt op behandeling.
2.1.4 Samenvatting van en conclusies uit de probleemanalyse Samengevat: -
Een bestaande definitie van voedingszorg door hbo-verpleegkundigen ontbreekt.
-
Er ontbreekt een huidige specifieke competentieset voor voedingszorg, geleverd door hbo-verpleegkundigen in Nederland.
-
Wát wel officieel staat beschreven aan landelijke kennisonderwerpen en vaardigheden in de BoKS lijkt onvolledig, vooral gericht op behandeling. Ook lijken deze overkoepelende kerncompetenties juist zeer specifiek en/of op een lager niveau beschreven. Er zijn aanwijzingen dat de huidige voedingszorg meer inhoudt en/of zou moeten inhouden. Het lijkt onwaarschijnlijk dat de beschreven items zijn gebaseerd op onderzoek naar voedingszorg(onderwijs) door hbo-verpleegkundigen in Nederland.
-
Tot op heden is er geen onderzoeksliteratuur verschenen over voedingsonderwijs voor hbo-verpleegkundigen in Nederland. Dit onderzoek staat in de kinderschoenen.
2
Universele preventie is gericht op de algemene bevolking die niet gekenmerkt wordt door het bestaan van een verhoogd risico op ziekte. Universele preventie heeft tot doel de kans op het ontstaan van ziekte of risicofactoren te verminderen; Selectieve preventie richt zich (ongevraagd) op (hoog) risicogroepen in de bevolking. Selectieve preventie heeft tot doel de gezondheid van specifieke risicogroepen te bevorderen door het uitvoeren van specifieke lokale, regionale of landelijke preventieprogramma's. Het opsporen en toeleiden naar de zorg is onderdeel van zo'n programma; Geïndiceerde preventie richt zich op individuen die veelal nog geen gediagnosticeerde ziekte hebben, maar wel risicofactoren of symptomen. Geïndiceerde preventie heeft tot doel het ontstaan van ziekte of verdere gezondheidsschade te voorkomen door een interventie/behandeling; Zorggerelateerde preventie is gericht op individuen met een ziekte op meerdere gezondheidsproblemen. Deze preventie heeft tot doel het individu te ondersteunen bij zelfredzaamheid, ziektelast te reduceren en 'erger' te voorkomen (Kroes, 2007).
21
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
-
De startende hbo-verpleegkundige moet competenties met betrekking tot voedingszorg zelfstandig kunnen uitvoeren, in hoog complexe situaties.
-
Het nieuwe beroepsprofiel geeft nog onvoldoende informatie over de verandering in voedingszorgtaken en –competenties, met betrekking tot preventieve taken. De voedingszorg richt zich expliciet alleen op behandeling.
De conclusie is dat op grond van de huidige beschikbare informatie geen herijking kan plaatsvinden van de oude voedingszorgcompetenties aan de hand van de nieuwe voedingszorgtaken- en competenties. Er is te weinig informatie beschikbaar om een zinvolle bijdrage te kunnen leveren aan de onderwijsvernieuwing. De volgende vragen doemden op: wat is er in de onderzoeksliteratuur te vinden over taken en competenties (kennis, vaardigheden en attitudes) die hbo-verpleegkundigen in de praktijk hebben en kunnen gaan hebben met betrekking tot voedingszorg? Hierbij is geen onderscheid gemaakt tussen taken en competenties voor startende en ervaren hbo-verpleegkundigen, omdat de startende verpleegkundige de competenties zelfstandig moet kunnen uitvoeren, in hoog complexe situaties. Ook is in die onderzoeksliteratuur gekeken naar hóé tot die taken en competenties is gekomen. Daarnaast is gezocht naar informatie over het proces van onderwijsvernieuwing. Door alle informatie te bundelen kon vervolgens worden bepaald waar dit onderzoek zich op zou richten. In de ‘Onderwijskundige verantwoording’ wordt hiervan verslag gedaan.
2.2 Onderwijskundige verantwoording 2.2.1 Onderwijsvernieuwing Succesvolle onderwijsvernieuwing vraagt om échte cultuurverandering. Anders denken én doen door alle betrokkenen. Onderwijsvernieuwing is een zeer complex proces. Eén van de vele voorwaarden voor implementatie is de ervaren noodzaak voor verandering. Een ander aspect is dat verschillende, belanghebbende (externe en interne) partijen een rol spelen bij het proces. Al deze partijen hebben eigen overtuigingen, dus eigen doelen en zijn lastig tot overeenstemming te brengen. Sommige partijen hebben meer macht en drukken zo een grotere stempel op veranderingsprocessen (Fullan, 2007). Het bepalen van het nieuwe opleidingsprofiel van de HBO-V en de inhoud van curricula is zo’n fase in het onderwijsvernieuwingsproces dat beïnvloed wordt door allerlei
22
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
belangengroepen, met eigen ideologieën en bepaalde mate van macht. Een onderwerp binnen deze discussie is het onderwijs dat opleidt tot het leveren van voedingszorg. Op dit moment lijkt de behoefte aan wijzigingen in het voedingsonderwijs niet goed te beoordelen op grond van de vele onduidelijkheden, zoals hiervoor geschetst. Als een huidige voedingszorgcompetentieset ontbreekt, waardoor er geen herijking kan plaatsvinden met behulp van de nieuwe ontwikkelingen, is het moeilijk de noodzaak voor verandering te beargumenteren. Een referentiekader mist.
2.2.2 Onderzoek naar voedingszorg(onderwijs) in Nederland Er is geen literatuur gevonden over onderzoek naar competenties (kennis, vaardigheden en attitudes) met betrekking tot voedingszorg door hbo-verpleegkundigen in Nederland. Er is één Nederlands onderzoek gevonden naar taken met betrekking tot voedingszorg door verpleegkundigen: In 2011 is een onderzoeksverslag verschenen van HBO-V studenten. Zij onderzochten welke taken én wenselijke taken een (oncologie)verpleegkundige heeft binnen het multidisciplinaire team op het gebied van voeding en beweging tijdens oncologische behandeling in het ziekenhuis Gelderse Vallei. Op basis van literatuuronderzoek (diverse bronnen), interviews (met vijf verpleegkundigen, twee diëtisten en één voedingsassistente) en participerende observaties (van verpleegkundigen en diëtisten) zijn taken geformuleerd. Deze taken zijn volgens de geïnterviewden geen specifieke verpleegkundige taken met betrekking tot oncologie, maar taken die gelden voor alle patiëntcategorieën (Griffioen, Hil van den, & Kelder, 2011). De taken zijn weergegeven in bijlage B. Van de in de interviews genoemde taken uit de Nederlandse beroepspraktijk worden een aantal in de BoKS teruggevonden. Maar de volgende genoemde taken ‘het geven van voedingsvoorlichting aan de patiënt’, ‘het bewaken van de voedingstoestand’, ‘de voeding van de patiënt starten na een operatie’ of ‘het signaleren van voedingsproblemen van de patiënt en het zonodig ondernemen van actie hierop’ komen bijvoorbeeld niet terug in de BoKS. Ook is dit onderzoek alleen gedaan in een ziekenhuissetting en kunnen er niet zomaar conclusies worden getrokken over de taken van een hbo-verpleegkundige in andere werkvelden.
23
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
2.2.3 Onderzoek naar voedingszorgonderwijs in het buitenland Er is één relevant onderzoek verschenen in de V.S. in het kader van voedingsonderwijs voor hbo-verpleegkundigen, dat gericht is op het vaststellen van de inhoud van het onderwijs: In 1997 is onderzoek gedaan naar welke voedingskennis de startende hbo-verpleegkundige moet hebben om de taken in de beroepspraktijk met betrekking tot voeding goed uit te kunnen voeren. Hiervoor zijn twee instrumenten ontwikkeld door de onderzoekster. Het eerste instrument, de takenlijst, is ontwikkeld met behulp van diverse bronnen, zoals literatuur, overleg met collega-verpleegkundigen en het bekijken van lesboeken. Het tweede instrument, de voedingsonderwerpen voor het curriculum, is ontwikkeld met behulp van vele artikelen over voedingskennis en – competenties essentieel voor de geneeskundige beroepspraktijk, omdat literatuur met betrekking tot de verpleegkundige beroepspraktijk ontbrak. Leservaring van de onderzoekster zelf, overleg met collega’s en het bekijken van lesboeken op het gebied van voeding dienden als aanvullende bronnen voor dit tweede instrument. Daarna werden de twee instrumenten voorgelegd aan 10 recentelijk afgestudeerde hbo-verpleegkundigen en werd elk item gescoord op ‘wel/niet relevant’ of ‘weet niet’. Items waar minder dan 90% overeenstemming over was, werden verwijderd. Dit resulteerde in de definitieve overzichten van de taken en de voedingsonderwerpen. Deze twee instrumenten zijn in het onderzoek verder gebruikt om erachter te komen welk beginniveau met betrekking tot voeding startende hbo-verpleegkundigen in de praktijk nodig hebben. Daartoe werden de taken en kennisonderwerpen aan ruim 850 starters voorgelegd en naar een rangorde gevraagd. Van deze ondervraagden werkte 90% in een ziekenhuis (Weigley, 1997). De informatie van de twee gebruikte instrumenten (zie bijlage B) geeft aan de ene kant een veel uitgebreider beeld van de voedingszorgtaken van de verpleegkundige in de beroepspraktijk dan de informatie die uit het Nederlandse beroepsprofiel en de BoKS te halen is. Aan de andere kant zijn niet alle beschreven competenties uit het nieuwe Nederlandse beroepsprofiel en de huidige BoKS er in terug te vinden. Zo wordt het inbrengen van een maagsonde niet genoemd door Weigley, maar wel in de BoKS. Een definitie van voedingszorg, geleverd door hbo-verpleegkundigen ontbreekt in dit onderzoek. De rangorde van de taken en kennisonderwerpen is minder interessant, omdat de ondervraagden voor 90% uit de ziekenhuissetting kwamen en dit niet zomaar doorgetrokken kan worden voor beginnend verpleegkundigen in andere werkvelden en in Nederland. Ook is niet duidelijk of het verwachte competentieniveau van startende verpleegkundigen in de V.S. gelijk is aan die van Nederland, wat invloed kan hebben op de aangegeven rangorde. 24
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
2.2.4 Samenvatting en conclusies Naast dat er geen specifieke competentieset bestaat (zie 1.3) is er geen onderzoeksliteratuur gevonden naar voedingszorgcompetenties met betrekking tot voedingszorg, geleverd door hbo-verpleegkundigen in Nederland. Het Nederlandse onderzoek wat gedaan is naar de taken van een verpleegkundige met betrekking tot voeding geeft deels taken weer, die niet in de BoKS als kerncompetentie met betrekking tot voedingszorg terug te vinden zijn. Dit onderzoek is gedaan onder ziekenhuispersoneel. HBO-V afgestudeerden kunnen in diverse werkvelden terechtkomen, wat andere voedingszorgtaken met zich mee kan brengen. Het enige, onderwijskundige, onderzoek van Weigley (1997) bevestigt ook dat er meer taken in de praktijk worden uitgevoerd, die als competenties moeten worden beheerst. De besproken onderzoeken bevestigen dat de BoKS een beperkte, inconsistente weergave van de benodigde kerncompetenties bevat. Samen met het feit dat een specifieke voedingszorgcompetentieset ontbreekt, wordt het vermoeden sterker dat het kán betekenen dat het huidige voedingsonderwijs onvoldoende voorbereidt op de huidige beroepspraktijk. Ook geven de onderzoeken nog weinig informatie over taken en competenties (huidig en gewenst) dat opleidt voor de diverse werkvelden. Onderwijsvernieuwing is een complex geheel, dat onder andere bepaald wordt door verschillende belanghebbenden, vaak op basis van ideologisch gekleurde discussies. Dat is een gegeven. Met de resultaten van dit onderzoek kan er kan wel voor worden gezorgd dat er een gefundeerde bijdrage wordt geleverd aan de kwaliteit van die discussie, specifiek voor wat betreft het voedingsonderwijs. De onderzoeksvraag en –methode is daarom gericht op het inventariseren van taken en competenties met betrekking tot voedingszorg door hboverpleegkundigen, gericht op de toekomst en zo breed, actueel en betrouwbaar mogelijk.
2.3 Onderzoeksvraag De doelen van dit onderzoek zijn: 1) het leveren van een bijdrage aan de discussie rondom de ontwikkeling van het nieuwe opleidingsprofiel en de nieuwe curricula van de HBO-V’s voor wat betreft het voedingszorgonderwijs, naar aanleiding van het verschijnen van het nieuwe Beroepsprofiel verpleegkundige.
25
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
2) het leveren van een bijdrage aan het onderzoek naar voedingsonderwijs voor hboverpleegkundigen in Nederland. Het doel in dit onderzoek is om een zo volledig mogelijke set aan taken en competenties met betrekking tot voedingszorg te beschrijven, gericht op de hbo-verpleegkundige van de toekomst, zo goed mogelijk gefundeerd door actuele theorie en de brede beroepspraktijk.
Op basis van de probleemanalyse en de onderwijskundige verantwoording wordt de onderzoeksvraag als volgt: Welke mogelijke taken en competenties met betrekking tot de voedingszorg vallen binnen het kader van het nieuwe Beroepsprofiel verpleegkundige uit 2012, gebaseerd op nationale en internationale literatuur en de kennis en toekomstvisie van praktijkdeskundigen uit diverse werkvelden?
26
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
27
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
3 Methode 3.1 Onderzoeksontwerp Dit onderzoek is te vatten onder programma-evaluatie en heeft tot doel (delen van) een programma te verbeteren en hiertoe weloverwogen beslissingen te nemen over toekomstige invulling van het programma. De uitkomsten zijn bestemd voor belanghebbenden op dat gebied (Patton, 1997). De kennis die hiermee wordt aangedragen is afhankelijk van het stadium waarin het programma zich bevindt, waarbij verschillende onderzoeksmethoden kunnen worden gehanteerd en diverse gegevensbronnen worden gebruikt. Programmaevaluatie is een cyclisch proces, waarbij probleemverheldering, het onderzoeken en invoeren van oplossingen en evaluatie elkaar afwisselen (Haring, 2011). In dit geval is het programmaonderdeel het onderwijs met betrekking tot de voedingszorg binnen de HBO-V. De HBO-V opleidingen bevinden zich in een fase waarin het opleidingsplan en de curricula worden herzien (verbeterd) naar aanleiding van het nieuwe Beroepsprofiel verpleegkundige. In 2020 moeten de eerste hbo-verpleegkundigen van de band rollen.
Het
probleem
is
geformuleerd
als
zijnde
het
ontbreken
van
een
voedingszorgcompetentieset voor de herziening van het (voedings)onderwijs. Het onderzoek richt zich dan ook op het beschrijven van zoveel mogelijk taken en competenties, zo goed mogelijk gefundeerd vanuit theorie en praktijk en gericht op de startende hboverpleegkundige vanaf 2020. Er is geen onderzoeksliteratuur gevonden naar Nederlands voedingsonderwijs voor hboverpleegkundigen. Dit staat in de kinderschoenen. Uit de probleemanalyse en de onderwijskundige verantwoording is naar voren gekomen dat huidige hbo-verpleegkundigen in de beroepspraktijk mogelijk onvoldoende voedingsonderwijs hebben genoten en (daardoor) voedingszorgtaken mogelijk onvoldoende in de praktijk brengen. Dit heeft consequenties voor de uitvoer van dit onderzoek. Het onderzoek is in twee fases uitgevoerd, waarbij kwalitatieve onderzoeksvormen zijn gebruikt.
28
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
3.1.1 Fase 1 Doel Het verzamelen van taken en competenties, onder de vlag van het Beroepsprofiel verpleegkundige 2012, specifiek voor de voedingszorg geleverd door hbo-verpleegkundigen.
Werkwijze In deze fase is voornamelijk documentenonderzoek gedaan op basis van doelgerichte selectie (Maxwell, 2005). Hierbij zijn 27 verschillende literatuurbronnen, zowel uit Nederland als uit Engeland en de V.S., bekeken op (gewenste) taken, competenties en onderwerpen voor het onderwijs, met betrekking tot voedingszorg. De gekozen literatuur betrof verpleegkundige basisstukken (zoals het nieuwe beroepsprofiel, de huidige BoKS en de aanvulling op die BoKS), de onderzoeken reeds beschreven in de onderwijskundige verantwoording, Nederlands lesmateriaal voor hbo-verpleegkunde met betrekking tot voedingszorg, een aantal Nederlandse en Engelse richtlijnen, Engelse literatuur met betrekking tot voedingszorg door verpleegkundigen, rapporten van de WHO en de Nederlandse overheid met betrekking tot de aanpak van ongezonde voeding, een standpunt verklaring van de Amerikaanse Diëtisten Vereniging, een Amerikaanse competentieset met betrekking tot voedingszorg, geleverd door artsen. Ook is in dit stadium van het onderzoek één semigestructureerd interview (Babbie, 2010) gehouden met prof. dr. M. Schuurmans (Schuurmans, 2014). Zij was zeer nauw betrokken bij de ontwikkeling van het nieuwe beroepsprofiel en heeft grote expertise op het gebied van verpleegkunde-onderwijs en het beroep van verpleegkundige. Zie bijlage C voor een omschrijving van haar werkzaamheden en expertise en bijlage G voor de gebruikte vragenlijst. Een informed-consent (bijlage F) is getekend, omdat het de opzet was de gegevens niet anoniem te verwerken. Op basis van de audio-opnames is het gesprek getranscribeerd en daarna tot een leesbaar verslag verwerkt, welke in het bezit is van de onderzoeker. Dit interview droeg belangrijk bij aan de interpretatie van de expliciet en impliciet benoemde aspecten van de voedingszorg en aan begripsverheldering, zoals weergegeven in het nieuwe beroepsprofiel. De gegevens zijn verwerkt in fase 1. Bijlage C bevat van alle gebruikte bronnen een verantwoording en een korte beschrijving. Bijlage D bevat van alle 28 bronnen de informatie met betrekking tot de taken, competenties en onderwerpen, die relevant zijn voor dit onderzoek. Alle verkregen informatie is eerst in een matrix geplaatst aan de hand van de 7 beschreven competentiegebieden uit het nieuwe beroepsprofiel (Schuurmans & Lambregts, 2012), om 29
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
overzicht te krijgen. Deze opzet is gekozen omdat de verwachting is dat het nieuwe opleidingsprofiel deze indeling zal volgen, zoals ook bij het voorgaande opleidingsprofiel (Hogeschool Utrecht, 2013) het geval is geweest. De matrix is in het bezit van de onderzoeker. Een klein deel van deze matrix (1/12 deel) is als voorbeeld te zien in bijlage E. Vervolgens zijn alle gevonden taken, kennisonderwerpen en competenties, ongeacht of zij in één of meerdere bronnen voorkwamen, verwerkt in één tekstdocument, de ‘Voedingszorg taken- en competentieset voor hbo-verpleegkundigen’. Hiervoor zijn alle items ondergebracht bij één van de 7 competentiegebieden, onder competentieaspect ‘kennis’, ‘vaardigheden’ of ‘attitudes’, conform de indeling van het nieuwe beroepsprofiel hoofdstuk ‘3.2 Kennis en vaardigheden’ (Schuurmans & Lambregts, 2012). Om ‘taken’ en ‘competenties’, termen die verschillen aanduiden maar ook onlosmakelijk zijn verbonden (zie bijlage A), in één overzicht te kunnen verwerken is ervoor gekozen de gevonden taken onder ‘vaardigheden’ weg te zetten. Rechtvaardiging voor deze keuze is ook gehaald uit het feit dat dezelfde actiewerkwoorden, die zijn gebruikt in de definitie van ‘taken van een hbo-verpleegkundige met betrekking tot de voedingszorg’, tevens worden toegepast bij het omschrijven van competentievaardigheden (Kallenberg et al., 2009). Daarvoor zijn de kopjes ‘Vaardigheden en attitudes’ gewijzigd in ‘Taken/vaardigheden en attitude’.
3.2.2 Fase 2 Doel In deze fase is gewerkt aan de onderzoeksvraag door het ijken van de ontwikkelde ‘Taken- en competentieset’ in fase 1 met behulp van input uit de praktijk, uit verschillende werkvelden.
Werkwijze De informatie is verkregen via semigestructureerde interviews, waarvoor personen benaderd zijn op basis van doelgerichte selectie (Babbie, 2010).
Deelnemers Gezocht werd naar inhoudelijke experts op het gebied van hbo-verpleegkunde én voeding vanuít de beroepspraktijk. Het idee daarbij is dat deze deskundigen een beeld hebben van de taken die een verpleegkundige heeft of zou moeten hebben met betrekking tot voedingszorg. Er is in deze fase bewust níet gekozen voor het interviewen van algemene (startende) hboverpleegkundigen die werken in de beroepspraktijk. Uit de probleemanalyse en het 30
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
conceptueel kader ontstond al het vermoeden dat het huidige voedingsonderwijs mogelijk niet voldoet aan de benodigde competenties in de beroepspraktijk. Dit vermoeden werd versterkt door de ontwikkelde competentieset in fase één, naast de landelijke BoKS van de HBO-V (LOOV, 2011) te leggen. Hieruit blijkt dat het mogelijk is dat verpleegkundigen onvoldoende of suboptimale voedingszorg leveren in de praktijk. En dat kán vervolgens betekenen dat deze groep onvoldoende inzicht kan geven in de huidige en gewenste voedingszorgtaken. Daarbij zijn er twee onderzoeken gedaan onder (startende) verpleegkundigen (Griffioen et al., 2011; Weigley, 1997), welke in fase 1 zijn meegenomen. Er is gezocht binnen vijf bewust gekozen werkvelden. Gekozen is voor: Het ziekenhuis, omdat de meeste verpleegkundigen (36%) werkzaam is in een ziekenhuis (Hellental, 2012). De (transmurale) aanpak van ondervoeding is in dit werkveld een belangrijk speerpunt (Rijksoverheid, 2013). De langdurige chronische zorg (thuiszorg, verpleeg- en verzorgingshuizen en de gehandicaptenzorg) omdat 27% van de verpleegkundigen hier werkzaam is (Hellental, 2012). Daarbij neemt de zorgvraag in dit werkveld met langdurige zorg toe (Schuurmans & Lambregts, 2012). Wijkverpleegkundigen zijn belangrijke spelers in het signaleren of een ongezond voedingspatroon invloed heeft op de gezondheid van de patiënt (Rijksoverheid, 2013; VWS, 2008). De jeugdgezondheidszorg (JGZ), omdat preventie van overgewicht en chronische ziekten door een gezonde leefstijl belangrijke speerpunten zijn van onze overheid, waarbij de jeugdgezondheidszorg belangrijke taken heeft (Rijksoverheid, 2013; VWS, 2008). De geestelijke gezondheidszorg, waarin 10% van de verpleegkundigen werkzaam is (Hellental, 2012). Dit werkveld is vanuit de literatuur nog niet meegenomen in competentieset. De eerstelijnszorg. Hierbinnen is 1% van de verpleegkundigen werkzaam (Hellental, 2012). Deze zorg is echter een werkveld met belangrijke preventieve taken als het gaat om leefstijl (Rijksoverheid, 2013; VWS, 2008). Gekozen is om de te interviewen experts aan de volgende criteria te laten voldoen: -
Elke
experts
representeert
één
van
de
vijf
gekozen
werkvelden
en/of
aandachtsgebieden. -
De experts hebben aantoonbaar zicht op de hbo-verpleegkundige beroepspraktijk én op voedingszorg, wat blijkt uit de werkzaamheden tijdens hun carrière.
31
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
Van de experts kan worden verwacht dat zij, op grond van hun expertise en werkzaamheden, een toekomstvisie hebben over voedingszorg geleverd door hbo-verpleegkundigen met betrekking tot hun werkveld. Op basis van eigen achtergrondkennis en de hiervoor genoemde criteria is op de website van hèt voedingsziekenhuis van Nederland, Ziekenhuis Gelderse Vallei, gezocht naar een geschikte kandidaat uit het transmuraal voedingsteam, die representatief kon staan voor het werkveld ziekenhuis. Voor wat betreft de eerstelijnszorg is ook op basis van eigen expertise en de criteria de eerste keus expert benaderd. Vanuit de meest recente JGZ-richtlijn ‘Voeding en eetgedrag’ (Lanting et al., 2013) is een JGZ-expert gezocht binnen de projectgroepleden, die voldeed aan de hierboven gestelde criteria. Voor het werkveld ‘langdurige- en chronische zorg’ is via internet gezocht op basis van de criteria en de zoektermen ‘thuiszorg’ én ‘voedingszorg’ én ‘verpleging’. Voor de geestelijke gezondheidszorg is met behulp van de zoektermen ‘ggz’ én ‘voeding’ én ‘verpleegkundige’ een artikel gevonden over de uitreiking van de Anna Reynvaan Praktijkprijs 2012 aan de ontwikkelaar van de leefstijlinterventie ‘Winst met leefstijl’, waar gezonde voeding een belangrijke rol in speelt. Deze persoon voldeed, na nader internetonderzoek op naam, aan de gestelde criteria. De vijf personen zijn persoonlijk, via de telefoon en email, benaderd en zij hebben allen hun medewerking verleend. Bijlage H bevat nadere achtergrondinformatie over de geïnterviewde experts. Deze fase van het onderzoek is niet anoniem en een informed consent door iedere respondent getekend (zie bijlage F).
Interviewopzet De ontwikkelde ‘Voedingszorg taken- en competentieset voor hbo-verpleegkundigen’, uit fase 1, is de basis geweest voor de interviewvragen. Uit deze omvangrijke set is een interview topiclijst gemaakt voor de semigestructureerde interviews (Babbie, 2010). Vanwege de omvang is ervoor gekozen om een paar competentiegebieden te belichten, in elk geval de ‘Zorgverlener’,
de
‘Gezondheidsbevorderaar’
en
indien
tijd
de
‘Professional
en
kwaliteitsbevorderaar’. Gekozen is voor de ‘Zorgverlener’, omdat dit competentiegebied de kern is van het beroep. De ‘Gezondheidsbevorderaar’ omdat hier de actuele preventieve taken in naar voren komen. De ‘Professional en kwaliteitsbevorderaar’ staat binnen de ontwikkeling van het beroep ook in de belangstelling (Schuurmans & Lambregts, 2012). Verduidelijking van een aantal items uit fase 1 is bevraagd. Verkregen informatie geeft duidelijkheid over de kennis en vaardigheden die moeten worden aangeleerd. Dit betrof onder andere: 32
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
- hoe moet een hbo-verpleegkundige een voedingsanamnese afnemen en beoordelen? - wat voor soort voedingsvoorlichting moet een hbo-verpleegkundige geven? Ook is ervoor gekozen in de interviews naar een aantal houdingsaspecten te vragen uit fase 1. De meeste houdingsapecten kwamen uit de Nutrition Curriculum Guide for Training Physicians (Eaton & Hark, 2003), opgesteld voor artsen. Door te vragen naar de mate van belang en een toelichting werd duidelijk of de attitudes ook gelden voor het verpleegkundevak. Weten welke houding de verpleegkundige dient te hebben ten opzicht van voedingszorg is relevant voor het onderwijs wat ertoe moet opleiden. Inhoudelijk zal het onderwijs er aandacht aan moeten besteden. Daarnaast is een docent die als positief rolmodel het voedingsonderwijs doceert en bepleit van grote waarde om het belang van het vakgebied over te brengen op de toekomstige beroepsbeoefenaar (Weinsier, 1995). Verwachtte taakverschuivingen werden uitgevraagd, om met de taken- en competentieset binnen het onderwijs zo goed mogelijk op de toekomst in te kunnen spelen. Ook werden nog kennis- houdings- en vaardigheidsaspecten besproken door te vragen naar tips voor het onderwijs. Bijlage I geeft de interview topiclijst weer.
Uitvoering van de interviews De interviews zijn voorafgegaan door een testfase. De interviewopzet is face-to-face getest bij een oud-voedingsdocent (Ytzen Tamminga) aan de HBO-V van de HU, die in november 2013 afscheid nam. Deze persoon is gekozen vanwege zijn jarenlange ervaring op het gebied van voedingsonderwijs aan de HBO-V en kennis van zaken. Op basis van dit gesprek is de opzet bijgesteld. In vier van de vijf gevallen heeft het interview face-to-face plaatsgevonden en in één geval via beeldbellen. Het competentiegebied ‘Professional en kwaliteitsbevorderaar’ is niet in elk interview, wegens tijdgebrek aan bod gekomen. Van elk interview zijn audio-opnames gemaakt. Deze zijn getranscribeerd en daarna bewerkt tot een beter leesbaar verslag, waarbij alle inhoudelijke informatie behouden bleef. Deze verslagen zijn voorgelegd aan de geïnterviewden. Na het verwerken van aanpassingen door de geïnterviewden en toestemming zijn de verslagen verder geanalyseerd. De verslagen zijn in persoonlijk bezit van de onderzoeker.
33
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
Verwerking van de interviewgegevens Elk interviewverslag is doorgelezen op nieuwe of aanvullende informatie van de al beschreven taken, kennisonderwerpen, attitudes en vaardigheden. In bijlage J is van elk verslag de informatie, die aanleiding gaf tot aanpassing of aanvulling, aangegeven hoe deze is verwerkt in de ‘Voedingszorg taken- en competentieset voor hbo-verpleegkundigen’. Daarna zijn op thema een aantal meningen van de geïnterviewden naast elkaar gezet. Per thema zijn de consequenties voor de taken- en competentieset aangegeven. Ook de definitie van Voedingszorg, geleverd door HBO-verpleegkundigen werd hierdoor aangescherpt. Zie hiervoor bijlage K.
3.2 Validiteit en betrouwbaarheid Validiteit in onderzoek is de mate waarin de weergave van de data de daadwerkelijke situatie zo accuraat mogelijk beschrijft. De mate van stabiliteit van de verkregen resultaten bij herhaling van het onderzoek bepalen de betrouwbaarheid. Voor dit onderzoek zijn allerlei maatregelen getroffen die bedreigingen van de validiteit helpen beperken en de betrouwbaarheid helpen vergroten:
-
Door datatriangulatie toe te passen, waarbij verschillende databronnen worden gebruikt, wordt de validiteit verhoogd. (Guion, Diehl, & McDonald, 2011). In fase 1 en 2 van dit onderzoek zijn zeer diverse literatuurbronnen en interviews meegenomen. Zo is bijvoorbeeld gebruik gemaakt van de meest recente basisstukken voor verpleegkunde en HBO-V’s in Nederland, de meest recente overheidsstukken m.b.t. gezondheidszorg en preventie en het meest recente basisstudiemateriaal voor het hoger onderwijs, Nederlandse en buitenlandse onderzoeksliteratuur, waaronder het, door uitgebreid onderzoek ontwikkelde,
‘Nutrition Curricular Guide for Training
Physicians’ (Eaton & Hark, 2003). Interviews zijn gehouden met personen met verschillende posities in het werkveld. Dit draagt bij aan het vergroten van de validiteit van het onderzoek. -
Een gevaar kan zijn dat te weinig documenten zijn gekozen en/of dat de documenten de mening van de schrijver weergeven, waardoor er geen correct beeld gegeven wordt (Yin, 2009). Door in fase 1 27 literatuurbronnen te kiezen en één interview is de verwachting dat dit de validiteit ten goede komt. Door goed te beargumenteren 34
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
waarom gekozen is voor de gebruikte bronnen (bijlage C) wordt zo goed mogelijk voorkomen dat de documenten de mening van de onderzoeker weergeeft. Dit komt de validiteit ten goede. -
In de bijlagen is precies weergegeven welke informatie uit de 28 bronnen is gehaald in fase 1. Alle informatie is in een matrix geplaatst volgens de 7 competentiegebieden van het Beroepsprofiel verpleegkundige 2012. Deze matrix is opvraagbaar bij de onderzoeker. Zo kunnen de stappen in het onderzoek worden nagevolgd, wat bijdraagt aan de betrouwbaarheid van het onderzoek.
-
In fase 2 zijn interviews gehouden met deskundigen uit 5 verschillende werkvelden. Op deze manier is een zo divers mogelijke én onderbouwde dataset verkregen, wat de validiteit vergroot.
-
Tijdens de interviews in fase 1 en 2 is met interviewtopiclijsten gewerkt, waarbij de vragen kort en compleet zijn beschreven met aanwijzingen. Deze lijsten zijn als bijlagen toegevoegd, zodat de gevolgde onderzoeksstappen navolgbaar zijn. Zo wordt de betrouwbaarheid van het onderzoek vergroot.
-
Het kleine aantal én de keuze van de participanten heeft ook invloed op de validiteit van het onderzoek. In het verslag mag geen schijnzekerheid worden gewekt door de uitspraken van de respondent gelijk te stellen aan de werkelijkheid zoals die plaatsvindt binnen dat werkveld. Ook mag de suggestie niet worden gewekt dat de uiteindelijke taken- en competentieset compleet is. Door de respondenten volgens criteria te kiezen én door hun antwoorden volledig te verwerken wordt de validiteit en betrouwbaarheid geadresseerd.
-
Door gebruik te maken van twee onderzoeksmethoden, literatuurstudie en interviews, werd gevonden informatie in fase 1 geijkt en aangevuld, wat de validiteit van het onderzoek versterkt (Guion et al., 2011).
-
Omdat het de uitdrukkelijke bedoeling was de participanten in het verslag met name te noemen en de door hen gegeven informatie zo volledig mogelijk weer te geven, kon dit invloed hebben op deelname aan én vrije uiting tijdens het onderzoek en daarmee op de validiteit en betrouwbaarheid van het onderzoek. Hier is vooraf duidelijk over gecommuniceerd en iedereen die als eerste keus benaderd is heeft meegewerkt aan het onderzoek.
-
Belangrijk voor validiteit is dat de mening en ideeën van de onderzoeker zo min mogelijk meespelen bij het houden van de interviews, zowel verbaal als non-verbaal (Maxwell, 2005). De onderzoeker kende de geïnterviewden niet persoonlijk. Door de 35
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
interviews op te nemen, kon de aandacht geheel uitgaan naar de uitvoer. Door het interview goed in te leiden (schetsen van de context) zijn de geïnterviewden in de juiste mindset geplaatst, waardoor de antwoorden betrouwbaarder zijn. Ook door toelichting te vragen, open vragen te stellen en de geïnterviewde het meest aan het woord te laten is gewerkt aan de validiteit en betrouwbaarheid van de gegevens. -
Door de bewerkte interviewgegevens voor publicatie te laten lezen door de geïnterviewden en deze naar wens nog aan te passen is verzekerd dat de weergave klopt met hoe de respondenten het hebben bedoeld, wat de validiteit vergroot.
-
De vragenlijst is van te voren getest op eenduidigheid, duidelijkheid, objectiviteit en volledigheid, waarmee ook is gewerkt aan de validiteit en betrouwbaarheid.
-
Alle verkregen informatie is opvraagbaar bij de onderzoeker. Uitgebreid beschreven is hoe de informatie is verwerkt. Dit past bij de beschrijvende onderzoeksvorm en zo wordt voorkomen dat er onjuiste conclusies worden gesuggereerd.
-
De inhoudelijke kennis over voeding en voedingsonderwijs, kennis van het beroep in de praktijk en de gedrevenheid voor dit onderwerp van de onderzoeker heeft voor- én nadelen voor de validiteit en betrouwbaarheid van het onderzoek. Voordelen zijn bijvoorbeeld dat het zoeken naar de geschikte literatuur gericht is verlopen en de interviews met de respondenten niet werden gehinderd door onduidelijkheid over vaktermen. Nadelen zijn de mogelijke vooroordelen die je als onderzoeker hebt over de uitkomsten van het onderzoek. Door de geïnterviewden bewust zoveel mogelijk aan het woord te laten en de verslagen na aanpassing en toestemming te gebruiken is aan de validiteit en betrouwbaarheid gewerkt. En verder: de onderzoeker is niet verbonden aan een HBO-V; zij kende de respondenten uit fase 2 niet; zij kent praktisch geen mogelijke belanghebbenden van dit onderzoek; zij heeft zo open en uitgebreid mogelijk de onderzoeksprocedure en dataverzameling weergegeven. Deze aspecten komen de validiteit van het onderzoek ten goede.
-
Alle items zijn verwerkt in de taken- en competentieset, of ze nu één of meerdere keren voorkomen bij de gebruikte bronnen, conform het doel van dit onderzoek.
36
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
37
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
4 Resultaten
4.1 Wijziging definitie Voedingszorg door HBO-verpleegkundigen Uit het interview met dhr. Mostert (2014) bleek dat de voedingszorg in de langdurige- en chronische zorg in de eerste instantie gericht is op het bestaan, een bijdrage aan levensgeluk en niet alleen op het voorkómen en behandelen van ziekte: Jouw definitie (…) is naar mijn mening erg gerelateerd aan ziekte. Binnen deze werksetting hebben we het vooral over fysiologische veranderingen ten gevolge van ouderdom en onderliggend lijden. (…) In het kader van de belevingsgerichte zorg, zoals ik die voor sta, gaat het ook vooral over bestaan. Dus als je het over deze langdurige zorg hebt gaat het zowel over het goed in kaart brengen van de gezondheid in relatie tot voeding, maar ook over de betekenis van voeding voor die persoon. (…) Zeker ook in de gehandicaptenzorg speelt dat heel erg nadrukkelijk mee waarbij veel eerder nog gezondheid, geluk en gedrag centraal is komen te staan. Hierdoor is de definitie van de voedingszorg, zoals deze gehanteerd is in dit onderzoek, als volgt gewijzigd: Voedingszorg, geleverd door een hbo-verpleegkundige is: het ondersteunen of overnemen van de zorg voor voeding bij het volgen van een gewenst voedingspatroon, bij preventie en behandeling van ziekte.
4.2 De taken- en competentieset De uitkomsten in fase 1 van het onderzoek leidde tot de ‘Voedingszorg taken- en competentieset voor hbo-verpleegkundigen’. De interviews in fase 2 leidden tot aanvulling en aanscherping van deze set.
4.2.1 Nieuwe informatie Uit de interviews kwam nieuwe informatie naar voren die voor aanvulling of aanpassing zorgde van de taken- en competentieset. Bijlage J geeft hier het complete overzicht van. Ter illustratie: Ook hier kan de verpleegkundige zich richten op het zelfmanagement, met name met de toediening van sondevoeding. De patiënten kunnen leren om de sonde door te 38
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
spuiten en een nieuwe zak sondevoeding overhangen.
Ik geef vaak bij de
verpleegkundig aan dat, voordat mensen met sondevoeding naar huis gaan, ze zelf geleerd moeten hebben hoe ze de sonde doorspuiten. Daar kan veel meer mee gedaan worden in het ziekenhuis. Leer het de mensen zelf doen! Verpleegkundigen kunnen patiënten veel beter voorbereiden. Dat is moeilijk voor ze. Ze zijn heel erg gericht op behandelen en zorgen voor (Boot, 2014). Deze opmerking (ziekenhuissetting) leidde tot aanscherping van een taak/vaardigheid tot ‘stimuleert zelfmanagement door de patiënt (en mantelzorg), middels het geven van voorlichting en instructie, tot toediening en verzorging van de sonde(voeding)’.
Ik vind dat in ieder geval duidelijk moet zijn wat de Richtlijnen goede voeding zijn en hoe ze tot stand komen. Dat dat niet zomaar uit de losse pols geschudde voorlichting is, maar dat die eigenlijk hele diepgewortelde kernen heeft. Er is echt consensus over wat er nodig is voor de fysiologie van de gezonde mens, want daar gaan die richtlijnen natuurlijk over (Binsbergen van, 2014).
Deze opmerking (eerstelijnszorg) leidde tot de aanpassing van een kennisitem tot: ‘Heeft kennis van de Richtlijnen goede voeding en hoe deze tot stand zijn gekomen’.
De zorg is erg afgebakend van de facilitaire dienst. Je hebt wel voedingscommissies, maar het zou voor mij een heel belangrijke toegevoegde waarde van de HBOverpleegkundigen zijn als zij de brug slaan tussen de zorgkant en de facilitaire kant (Mostert, 2014). Toegevoegd onder andere naar aanleiding van deze opmerking uit de langdurige- en chronische zorg is de taak/vaardigheid: ‘Draagt bij aan het voeren van een kwalitatief voedingsbeleid binnen de organisatie’.
4.2.2 Aanscherping van informatie De houding ten aanzien van voedingszorg Een houding waarbij de verpleegkundige de voedingszorg als een integraal onderdeel ziet van preventie en behandeling van ziekte en kwaliteit van leven en waarbij rekening wordt gehouden met de eigen (culturele) gewoonten is volgens alle geïnterviewden zeer belangrijk. Illustratief voor het erkennen van het belang van goede voedingszorg voor kwaliteit van leven is: “Zeker ook als we kijken naar bijwerkingen en tachtig procent heeft overgewicht bij
39
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
mensen in de GGZ. Daar moet men al vanaf dag één alert op zijn en moeten de juiste omgevingsfactoren aanwezig zijn” (Hamersveld van, 2014). Illustratief voor het rekening houden met de unieke -cultureel diverse- voedingsbehoeften uit de jeugdgezondheidszorg is: We werken volgens de Schijf van Vijf, adviseren conform de richtlijnen van het Voedingscentrum, maar ik denk dat in elke cultuur, elk voedingspatroon die basisnutriënten terugkomen. Ik kijk samen met ouders hoe je de voeding toch nog volwaardig kan maken met behoud van de eigen cultuur. Je moet niet tegen een Antilliaanse mevrouw zeggen ‘vanaf vandaag gaat u maar niet meer Antilliaans eten’. Nee, je kijkt binnen dat Antilliaanse patroon hoe je aan een volwaardige voeding komt (Pancham, 2014). Uit de interviews bleek ook dat niet in alle werkvelden geldt dat de verpleegkundige gezien kan worden als de eerstverantwoordelijke voor de bewaking van de voedingstoestand. In het ziekenhuis en de langdurige zorg is het wel van toepassing, maar binnen de geestelijke gezondheidszorg niet altijd en binnen de jeugdgezondheidszorg zeker niet. Ter illustratie gaf mw. S. van Hamersveld (2014) aan: Daar is de cliënt [ in de geestelijke gezondheidszorg] zelf verantwoordelijk voor. Jij gaat het uitvragen en als de cliënt dat wil adviseer je. Maar in een meer klinische setting, zoals bij mensen met ernstige eetstoornissen, dan vind ik dat heel belangrijk anders gaat iemand dood. En ook bij depressies enzo. En binnen de jeugdgezondheidszorg werd aangegeven: Bij verantwoordelijk zeg je ook aansprakelijkheid. Wij zitten natuurlijk meer in de preventie. Aan de ene kant ook in de begeleiding en de ondersteuning, dus ik vind wel dat je een verantwoordelijkheid hebt in het geven van de juiste advisering die past bij het kind en de situatie. Daar heb je een verantwoordelijkheid in (Pancham, 2014). Hierdoor werd de omschrijving van deze attitude als volgt vastgesteld: ‘Is zich bewust van haar rol als (eerste) verantwoordelijke (in bepaalde werkvelden) bij het bewaken van de voedingstoestand’.
Het afnemen en beoordelen van een voedingsanamnese Onder de taken/vaardigheden van een HBO-verpleegkundige valt dat hij/zij de voedingsgewoonten in kaart moet brengen en beoordelen aan de hand van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden voedingsmiddelen volgens de Richtlijnen goede voeding.
40
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
Voor het afnemen van een voedingsanamnese is kennis nodig over het in kaart brengen van de voedingsgewoonten aan de hand van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden volgens de Richtlijnen goede voeding én kennis van de valkuilen bij de afname (onder- en over rapportage). Mw. S.van Hamersveld (geestelijke gezondheidszorg) licht het als volgt toe: Een algemene intake met basisvoeding, net even een slag dieper dan de standaard vragen over ontbijten, groente- en fruitgebruik. Van belang is ook om het drinken (de hoeveelheid koffie, vruchtendrank, energiedrankjes) in beeld te krijgen, omdat deze veel invloed kunnen hebben door gebruik van medicatie. Van met name antipsychotica krijgt men veel dorst, zin in veel zoete dranken. En daarbij goed bedacht zijn op onder- en over rapportage. Sommige cliënten kunnen ook drie dagen hun voeding bijhouden. Het beoordelen van de voeding gaat dan volgens de Richtlijnen goede voeding (Hamersveld van, 2014). En mw. M. Pancham (2014) (jeugdgezondheidszorg) voegt eraan toe: (…) als een kind hier bij mij zit met morbide obesitas en die geeft aan keurig te eten volgens de Schijf van Vijf, dan denk ik: ‘nou als ze dat al doet, dan kan ik nooit een goed advies geven’. Soms schamen ouders zich heel erg. Dat onderken ik ook wel, maar voor mij staat wel het kind centraal. Het is wel heel belangrijk omdat overgewicht veel gezondheidsrisico's met zich meebrengt. Wat betekent het voor je gewrichtssysteem, je hormoonsysteem, je groei als je al op heel jonge leeftijd, met 6, al obesitas of morbide obesitas hebt. Dus daar moet je wel een beetje doorheen prikken.
Het geven van voedingsvoorlichting De hbo-verpleegkundige moet sowieso ‘de gezonde cliënt die zelfstandig aan de slag gaat met leefstijl kunnen ondersteunen door te wijzen op (online) hulpprogramma's en informatie gebaseerd op de Richtlijnen goede voeding en andere, door relevante beroepsgroepen goedgekeurde informatiebronnen’. De voedingsvoorlichting die een hbo-verpleegkundige moet kunnen geven is het best te definiëren als: ‘Ondersteunt een individuele patiënt/cliënt met risicofactoren en ziekte waarbij een algemeen leefstijladvies onderdeel vormt van de behandeling, met een algemeen voedingsadvies waarbij aangestuurd wordt op de bewustwording van de aanwezige gezondheidsrisico's en het leggen van de relatie tussen leefstijl en de gezondheid en op het motiveren tot verandering in kleine haalbare stappen’. Deze omschrijving wordt door alle geïnterviewden ondersteund en is als zodanig opgenomen in de taken- en competentieset. Een uitspraak die het geven van voedingsvoorlichting ondersteunt is: 41
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
Ik vind dat verpleegkundigen de enorme taak rondom leefstijl echt moeten gaan claimen en specialist in worden. Daarnaast vind ik, met de hele ontwikkelingen in de gezondheidszorg en als we gaan kijken naar de kosten, er veel minder-complexe taken van artsen naar verpleegkundigen of verpleegkundig specialisten kunnen. (…) Fysiotherapeuten en diëtisten worden wegbezuinigd door de GGZ, dus we móeten dingen
ook
zelf
weer
oppakken.
Doordat
de
verpleegkundige
in
de
bewustwordingsfase de cliënt inzicht kan geven, kan de diëtiste ook gelijk de volgende slag slaan (Hamersveld van, 2014).
Taakverschuivingen Taakverschuivingen met betrekking tot voedingszorgtaken zijn binnen alle werkvelden herkenbaar. Ze hebben al (recentelijk) plaatsgevonden of worden verwacht. Binnen de eerstelijnszorg: (…) als je naar de praktijkverpleegkundige kijkt hebben we die verschuivingen [met betrekking tot het geven van voedingsvoorlichting in het kader van preventie] in feite gemaakt. Ik denk dat het eigenlijk altijd wel de verpleegkundigen zijn geweest die, veel meer dan dokters, aan preventie hebben gedaan. Dus in die zin is het een voortzetting, maar wel een verdieping van de lijn zoals die eigenlijk altijd al van nature historisch gegroeid is (Binsbergen van, 2014).
Bij de jeugdgezondheidszorg hebben de verpleegkundigen ook meer verantwoordelijkheid gekregen bij de voedingszorg: De taakverschuiving die ik heb gezien was op consultniveau. Het onderzoek bij de tweede klassers is van de artsen naar de verpleegkundigen gegaan. Voorheen moest een kind die vanuit het consultatiebureau naar ons kwam altijd als eerste gezien worden door de arts. Maar is het minder dan 3 maanden geleden dat de consultatiebureau arts het kind nog heeft gezien, dan kunnen wij het kind zelf oproepen en hoeft onze arts het niet nog een keer te doen. Dat is handig bij overgewicht, want dan kunnen wij de kinderen na doorverwijzing gelijk zien. Voorheen werd overgewicht standaard naar de dietist verwezen. Dat doen wij nu zelf in het zorgtraject ‘gezond gewicht’ in 4 consulten. Zodra het obesitas is verwijzen we wel door naar de obesitas poli (Pancham, 2014).
In het ziekenhuis kunnen taken rondom de voedselinname worden overgenomen door 42
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
zorgassistenten: “Ze zouden wel dingen kunnen delegeren. (…)Ze kunnen dan wel zelf de verantwoordelijkheid houden, de vinger aan de pols houden. En zorgassistenten zo instrueren dat als er wat is, het teruggekoppeld wordt “ (Boot, 2014).
Binnen de geestelijke gezondheidszorg is het ook een actueel onderwerp: Ik vind dat verpleegkundigen de enorme taak rondom leefstijl echt moeten gaan claimen en specialist in worden. Daarnaast vind ik, met de hele ontwikkelingen in de gezondheidszorg en als we gaan kijken naar de kosten, er veel minder-complexe taken van artsen naar verpleegkundigen of verpleegkundig specialisten kunnen. (…) Fysiotherapeuten en diëtisten worden wegbezuinigd door de GGZ, dus we móeten dingen ook zelf weer oppakken (Hamersveld van, 2014).
Een verwachte taakverschuiving binnen de langdurige zorg, waarbij de verpleegkundige de patiënt/cliënt en zijn netwerk steeds meer zal gaan stimuleren in zelfmanagement, wordt als volgt opgenomen in de taken- en competentieset:
‘Werkt samen met /coacht de
patiënt/cliënt, hun naasten en de mantelzorg bij zelfmanagement van de voedingszorg’. Illustratief hiervoor is de volgende toelichting: In de thuiszorg (…) heb je wel de ontwikkelingen veel sterker richting de verpleegkundigen. Ze hebben daar veel meer een signalerende, stimulerende en coachende taak naar de cliënt en vooral diens netwerk. Dat is echt een hot item, met alle veranderingen in de langdurige zorg, dat er veel minder zorg en verzorging naar mensen toe zal gaan. Dus het goed stimuleren daarin is denk ik wel een nieuwe taak. En met het wegvallen van het gros van de huishoudelijke hulp, die bij de cliënt thuis ook wel een stimulerende en signalerende rol had, of het goed ging met de voeding, door even in de koelkast te kijken. Dus in de thuiszorg is nog wel wat gaande de komende periode, is nog veel uit te vinden. De hervorming langdurige zorg geeft de wijkverpleegkundige wel een belangrijkere rol. Ook de meer signalerende en samenwerkende activiteiten zullen vanuit de zorgverzekeringswet vergoed gaan worden. Daarnaast denk ik dat als de wijkverpleegkundigen hun integrale rol gaan waarmaken, de huisartsen vol gaarne dat onderdeel bij hen laten (Mostert, 2014). Bijlage L bevat de uiteindelijke versie ‘Voedingszorg taken- en competentieset voor hboverpleegkundigen’. 43
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
5 Conclusies
De doelen van dit onderzoek waren: -
het leveren van een bijdrage aan de discussie rondom de ontwikkeling van het nieuwe opleidingsprofiel en de nieuwe curricula van de HBO-V’s voor wat betreft het voedingsonderwijs,
naar
aanleiding
van
het
verschijnen
van
het
nieuwe
Beroepsprofiel verpleegkundige. -
Het leveren van een bijdrage aan het onderzoek naar voedingsonderwijs voor hboverpleegkundigen in Nederland.
Door zoveel en zo goed mogelijk taken en competenties met betrekking tot voedingszorg te beschrijven –binnen het kader van het Beroepsprofiel verpleegkundige uit 2012-, gefundeerd door nationale en internationale literatuur en actuele expertise vanuit de brede beroepspraktijk, is gewerkt aan de doelen van het onderzoek.
5.1 Bijdrage aan de ontwikkeling van het HBO-V voedingsonderwijs Uit dit onderzoek komt een uitgebreide en groeiende rol van de verpleegkundige met betrekking tot voedingszorg naar voren. Deze rol wordt weergegeven in de stevig onderbouwde ‘Voedingszorg taken- en competentieset voor hbo-verpleegkundigen’, geijkt vanuit de brede beroepspraktijk. Een referentiekader is hiermee neergezet. De voedingszorg, geleverd door de hbo-verpleegkundige is gedefinieerd als het ondersteunen of overnemen van de zorg voor voeding bij het volgen van een gewenst voedingspatroon, preventie en behandeling van ziekte. De kerntaken van de hbo-verpleegkundige binnen de voedingszorg, die naar voren komen uit de gevonden taken en competenties, kunnen worden beschreven als: -
Verzamelt/monitort, analyseert en beoordeelt informatie ter bepaling van de voedings(zorg)behoefte en de zelfzorgstatus rondom de voeding.
-
Ondersteunt het zelfmanagement van de patiënt/cliënt en netwerk rondom het gebruiken van de maaltijd of heeft de regie over andere disciplines die het zelfmanagement ondersteunen.
-
Draagt zorg voor gebruik van de juiste voeding op het juiste moment, zodat een optimale of gewenste voedingsstatus kan worden bereikt of voortgezet. 44
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
-
Draagt zorg voor de patiëntveiligheid m.b.t. de voedingszorg.
-
Draagt bij aan de kwaliteit van de voedingszorg.
-
Bevordert gezond voedingsgedrag binnen een gezonde leefstijl door preventieve interventies uit te voeren.
De expliciete nadruk op de behandeltaken van de verpleegkundige en mogelijke verwijzingen naar impliciete taken met betrekking tot preventie (zoals de BoKS en het Beroepsprofiel verpleegkundige 2012 lieten zien) is vervangen door expliciete taken bij zowel preventie als behandeling. Uit dit onderzoek blijkt dat de voedingszorg zich expliciet uit in alle 7 beschreven competentiegebieden van het Beroepsprofiel verpleegkundige 2012. De gevonden taken en competenties sluiten aan bij de trends die binnen de verpleegkunde in Nederland worden gesignaleerd, zoals de groeiende aandacht voor patiëntveiligheid, kwaliteit van zorg, preventie, het bevorderen van zelfmanagement. De taken en competenties sluiten aan bij de wens van de overheid om ongezonde voeding breed aan de pakken en de daaruit voortvloeiende benodigde competenties om voedingsvoorlichting te kunnen geven. Op dit moment wordt het opleidingsprofiel van de HBO-V en de curricula herzien. Met de ‘Voedingszorg taken- en competentieset voor hbo-verpleegkundigen’ is een zo breed en betrouwbaar mogelijke referentiekader aangeleverd, dat de kwaliteit van de discussie binnen de onderwijsvernieuwing kan ondersteunen. Daarnaast kan met de taken- en competentieset ook direct praktisch aan de slag worden gegaan.
5.2 Bijdrage aan het HBO-V voedingsonderwijs-onderzoek in Nederland Met de resultaten van dit onderzoek is een onderbouwd referentiekader ontstaan, waarmee nader onderzoek kan worden gedaan. Naast de ontwikkelde ‘Voedingszorg taken- en competentieset voor hbo-verpleegkundigen’ is het volgende duidelijk geworden: De voedingszorg door hbo-verpleegkundige wordt gedefinieerd als het ondersteunen of overnemen van de zorg voor voeding bij het volgen van een gewenst voedingspatroon, bij preventie en behandeling van ziekte. Zij doet dit bij alle levensfases en bij alle vormen van preventie, in alle werkvelden. Voor een groot deel van de werkende verpleegkundigen geldt dat zij zich de rol als de eerstverantwoordelijke bij het bewaken van de voedingstoestand moeten toe-eigenen en
45
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
daarnaar handelen. In de meer preventieve werksetting is zij verantwoordelijk voor goede voedingsadvisering binnen leefstijlcoaching. Uit de omvangrijke taken- en competenties zijn voorbeelden te noemen die variëren van het verlenen van praktische hulp bij het eten en drinken, het inbrengen van een maagsonde, het geven van voedingsadvisering met behulp van motiverende gesprektechnieken, ervoor zorgen dat de patiënt/cliënt niet onnodig nuchter wordt gehouden, het mede bepalen van het voedingsbeleid vanuit de eigen expertise, het fungeren als rolmodel voor de patiënt/cliënt en (aankomende) collega’s. Zij werkt hierin samen, met de patiënt/cliënt, diens netwerk en multidisciplinair en communiceert daarbij op gewenst niveau. Zij werkt samen met andere professionele disciplines die (hun eigen vorm van) voedingszorg leveren, zoals artsen, diëtisten, mondhygiënisten, logopedisten, verzorgenden. Belangrijk bij deze zorg is de houding waarbij de verpleegkundige de voedingszorg als een integraal onderdeel ziet van preventie en behandeling van ziekte en kwaliteit van leven en waarbij rekening wordt gehouden met de (culturele) gewoonten. Zij heeft voor deze zorg een brede theoretische en praktische kennis nodig over voeding bij gezondheid
en
ziekte,
bij
alle
levensfasen
en
bij
verschillende
culturen
en
levensbeschouwingen. Maar ook over motiverende gesprekvoering, voedingsbeleid en over de taken van andere samenwerkingspartners in de voedingszorg. In vergelijking met het enige buitenlandse onderwijskundige onderzoek komt uit dit onderzoek meer kennisonderwerpen, taken/vaardigheden en houdingsaspecten naar voren dan met de instrumenten in het onderzoek van Weigley (1997) zijn beschreven. Kortom: de hbo-verpleegkundige in Nederland heeft een breed takenpakket als het gaat om voedingszorg, moet daarvoor veel kennis en vaardigheden bezitten en vanuit bepaalde houdingen (leren) werken. De verklaring voor bovenstaande conclusies ligt in het feit dat er niet eerder onderzoek is gedaan
naar
voedingsonderwijs
binnen
de
HBO-V
in
Nederland
én
er
geen
vergelijkingsmateriaal bestond in de vorm van een bestaande voedingszorgcompetentieset.
De resultaten uit dit onderzoek kunnen als start voor het Nederlandse onderzoek naar voedingsonderwijs binnen de HBO-V worden gezien, waarbij de gevonden definitie van voedingszorg, (kern)taken en competenties als uitgangspunten kunnen dienen.
46
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
47
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
6 Aanbevelingen
6.1 Aanbevelingen voor het ontwikkelen van het onderwijs Naar aanleiding van de uitkomsten van dit onderzoek -de definitie van voedingszorg door verpleegkundigen, de kerntaken en de ‘Voedingszorg taken- en competentieset voor hboverpleegkundigen’- worden de volgende aanbevelingen gedaan: In het kader van de herziening van het HBO-V onderwijs -naar aanleiding van het nieuwe Beroepsprofiel verpleegkundige 2012- kan met de uitkomsten worden bepaald wat de noodzaak is tot het wijzigen van het voedingsonderwijs. Ook kan onderbouwd worden gediscussieerd over hoe, waar in het curriculum en in welk stadium van het onderwijs de competenties het beste kunnen worden onderwezen: tijdens het bacheloronderwijs, maar ook elders zoals op de werkplek of via post-hbo onderwijs. De uitkomsten kunnen door docenten worden gebruikt om het eigen voedingsonderwijs te evalueren. De beschreven kerntaken en de items uit de ‘Voedingszorg taken- en competentieset voor hbo-verpleegkundigen’ kunnen worden gebruikt om hogere (zoals een BoKS) of lagere leerdoelen (zoals collegedoelen) te bepalen. Door onderzoek te doen naar de uitoefening van de voedingszorgtaken in de huidige beroepspraktijk, op basis van deze taken- en competentieset, kan mede worden bepaald of er behoefte is aan post-hbo onderwijs voor de werkende hbo-verpleegkundigen.
6.2 Aanbevelingen voor het onderzoek naar het voedingsonderwijs Met de uitkomsten uit dit onderzoek kan nader onderzoek gedaan worden naar het voedingsonderwijs op alle HBO-V’s in Nederland. Hoe bereiden zij de studenten voor op de verantwoordelijkheden in de beroepspraktijk? Een doelstelling van de overheid was immers om ‘voldoende aandacht te hebben voor voeding binnen de 1e, 2e en 3e lijns gezondheidszorgopleidingen’ (zie 1.2.2). Programma-evaluatieonderzoek is een cyclisch proces. Over een aantal jaren volgt er weer een nieuw Beroepsprofiel verpleegkundige en de wens om het onderwijs te herzien. Met behulp van de uitkomsten uit dit onderzoek kan tegen die tijd wèl een herijking plaatsvinden aan de hand van de nu ontwikkelde voedingszorgcompetentieset. 48
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
49
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
7 Discussie De kracht van de onderbouwing van dit onderzoek zit ‘m in de diversiteit aan, nationale en internationaal, gebruikte literatuurbronnen en informatie uit interviews met expert op het gebied van hbo-verpleegkunde én voeding, uit verschillende werkvelden waar hboverpleegkundigen werkzaam zijn. De voedingszorg door de hbo-verpleegkundige in Nederland is hiermee zo goed als mogelijk weergegeven, binnen de mogelijkheden van dit onderzoekstraject. Hiermee is een eerste onderzoek gedaan naar het voedingszorgonderwijs binnen de HBO-Verpleegkunde in Nederland. In vergelijking met het enige buitenlandse onderwijskundige onderzoek van Weigley (1997) zijn de uitkomsten van dit onderzoek deels gebaseerd op de input van experts uit diverse werkvelden op het gebied van voeding én verpleegkunde en zeer beperkt gebaseerd op werkervaringen met betrekking tot voedingszorg van (startende) algemeen hboverpleegkundigen. Dat maakt in dit onderzoek de uitkomsten sterker, omdat de ervaren taken en competenties van deze groep een te beperkt beeld zouden kunnen hebben gegeven. Uit dit onderzoek komen meer kennisonderwerpen, taken/vaardigheden en houdingsaspecten naar voren dan met de instrumenten in het onderzoek van Weigley zijn beschreven. De taken- en competentieset kan desondanks nog niet compleet zijn. Niet alle werkvelden zijn meegenomen en andere geïnterviewden zouden andere items kunnen hebben toegevoegd of andere bestaande items hebben aangescherpt. Ook kunnen ideeën van andere disciplines invloed hebben op de items, zoals uit de geneeskunde, diëtetiek en verzorging. Daarom is met dit onderzoek een discussiestuk en een startproduct opgeleverd, waarmee verder onderzoek gedaan kan worden. De uitkomsten zijn in de eerste instantie bedoeld voor de herziening van het HBO-V onderwijs, maar zijn ook interessant voor onderzoek naar voedingszorg geleverd door andere aanpalende disciplines, zoals artsen, diëtisten en verzorgenden. Zo wordt steeds duidelijker waar de voedingszorg van de één ophoudt en de ander begint. En wordt (voor de overheid) ook steeds duidelijker waar de voedingszorg en het voedingszorgonderwijs in Nederland uit bestaat of zou moeten bestaan in de strijd tegen overgewicht, ondervoeding en nietoverdraagbare ziekten.
50
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
51
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
Referenties
AVVV. (2005). Samenvatting van aandachtspunten uit de notitie Zorg voor vocht en/of voedsel rond het levenseinde. Opgevraagd van: http://www.venvn.nl/Portals/20/over_venvn/ Zorgvoorvochtvoedsel2005.pdf Babbie, E. (2010). The practice of social research. Wadsworth: Cengage learning. Berends, N. (2013, 26 augustus). Numerus fixus voor verpleegkunde voelt tegenstrijdig [nieuws]. Opgevraagd van: http://www.nursing.nl Berg van den, M., & Schoemaker, C. G. (2010). Effecten van preventie. Deelrapport van de VTV 2010: Van gezond naar beter. Geraadpleegd op de website van het RIVM: http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Wetenschappelijk/Rapporten/2010/ maart/Effecten_van_preventie_Deelrapport_van_de_VTV_2010_Van_gezond_naar_b eter Binsbergen van, J. J. (2012). Huisarts: houd voeling met voeding! Opgevraagd van de website van de Radboud Universiteit: http://repository.ubn.ru.nl/handle/2066/93704. Binsbergen van, J. J. (2014). Interview op 3 april door J. Zuidema-Cazemier [audio-opname], persoonlijk archief. BoKS-nadere detaillering. (2012). Utrecht. Bont de, M., Haaren van, E., Wigboldus, M., & Rosendaal, H. (2012). Expertisegebied wijkverpleegkundige.. Opgevraagd van de website van de V&VN: http://eerstelijn.venvn.nl/LinkClick.aspx?fileticket=LFGedKX2bfQ%3d&tabid=4276 Boot, A. (2014). Interview op 31 maart door J. Zuidema-Cazemier [audio-opname], persoonlijk archief. Eaton, C. B., & Hark, L. A. (2003). Nutrition Curriculum Guide for Training Physicians. Opgevraagd van: http://www.nhlbi.nih.gov/funding/training/naa/curr_gde/ index.htm Fullan, M. (2007). The new meaning of educational change. Oxon: Routledge. Gijsen, R., Hassel van, D. T. P., Roos, M. J. C. C., & Verheij, R. A. (2012). Wat is het zorgaanbod? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Opgevraagd van: http://www.nationaalkompas.nl/zorg/huidig-zorgaanbod/ Griffioen, W., Hil van den, M., & Kelder, M. (2011). Verpleegkundige taken. Oncologie voeding en beweging. (bachelorthesis, Christelijke Hogeschool Ede). Opgevraagd van: http://www.hbo-kennisbank.nl Guion, L. A., Diehl, D. C., & McDonald, D. (2011). Triangulation: Establishing the validity of qualitative studies. Opgevraagd van de website van the University of Florida IFAS Extension: http://edis.ifas.ufl.edu/fy394 Hamersveld van, S. (2014). Interview op 7 april door J. Zuidema-Cazemier [audio-opname], persoonlijk archief. Haring, F. (2011). Evaluatieonderzoek. Nieuw Meesterschap, 1(4), 35-39. HBO-raad. (2013). Voortrekkers in verandering. Geraadpleegd op de website van de Vereniging Hogescholen: http://www.vereniginghogescholen.nl/standpunten/ cat_view/43-publicaties/158-publicaties-gesorteerd-op-verschijningsjaar/1542013?start=20 Hellental, A . (2012). Verpleegkundigen aan het werk. Sociaal economische trends, 1e kwartaal 2012. Geraadpleegd op de website van het Centraal Bureau van de Statistiek: 52
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/571EAABA-EBC5-4B48-A66B-9656CF2F6ED0/ 0/2012k1v4p55art.pdf Hogescholen werken aan nieuwe hoger opgeleide verpleegkundigen [nieuwsbericht]. (2013, 25 november). Opgevraagd van http://www.venvn.nl/ Hogeschool Utrecht. (2013). Studiegids Bacheloropleiding verpleegkunde, Instituut voor Verpleegkundige Studies 2013-2014. Geraadpleegd op de website van Hogeschool Utrecht: http://www.studiekeuze.hu.nl/~/media/LLL/Docs/Studiegidsen/FG/ 2013/Verpleegkunde-bch.pdf Kallenberg, T., Grijspaarde van der, L., & Braak ter, A. (2009). Leren (en) doceren in het hoger onderwijs. Den Haag: Uitgeverij LEMMA. Kist- Holthe van, J. E., Bulk-Bunschoten, A. M. W., Renders, C. M., HiraSing, R. A., Beltman, M., Timmermans-Leenders, E. P., . . . Veer van der, M. (2012). JGZ-richtlijn Overgewicht. Opgevraagd van de website van het Nederlands Centrum Jeugdgezondheidszorg: http://www.nji.nl/nl/JGZ-richtlijn_overgewicht_def11.pdf Knaap, A. G. A. C. (2007). Ons eten gemeten: Gezonde voeding en veilig voedsel in Nederland. Geraadpleegd op de website van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu: http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/270555007.pdf Kroes, M. E. (2007). Van preventie verzekerd. Geraadpleegd op: http://www.samenwerken eerstelijnszorg.nl/scrivo/asset.php?id=567907 Lambregts, J., & Grotendorst, A. (2012). Leren van de toekomst. Geraadpleegd op de website van de Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland: http://www.venvn.nl/Link Click.aspx?fileticket=OdDShqi-u4c%3D &tabid=5302. Lanting, C. I., Heerdink-Obenhuijsen, N., Schuit-Raamsdonk van, H. L. L., Hofman- Hoogen van den, E. M. M., Leeuwenburg-Grijseels, E. H., Broerse, A., . . . Drongelen van, K. I. (2013). JGZ-richtlijn Voeding en eetgedrag. Opgevraagd van de website van het Nederland Centrum Jeugdgezondheidszorg: https://www.ncj.nl/programmalijnkennis/landelijke-werkdocumenten/richtlijn/?item=85 LOOV. (2011). Body of Knowledge and Skills. Landelijk Overleg Opleidingen Verpleegkunde. LWDO. (2012). Algemene voedings- en dieetbehandeling, landelijke richtlijn, Versie: 2.0. Opgevraagd van de website van het Integraal Kankercentrum Nederland: http://www.oncoline.nl/voedings-en-dieetbehandeling Maxwell, J. A. (2005). Qualitative research design: An interactive approach. Thousand Oaks: Sage Publications, Inc. Morse, W. (1997). Incorporating nutrition in a baccalaureate nursing curriculum: one school's experience. Topics in Clinical Nutrition, 12(3), 15-22. Mostert, H. (2014). Interview op 23 april door J. Zuidema-Cazemier [audio-opname], persoonlijk archief. NVD. (2012). Zorgmodule Voeding. Amsterdam: Ontwikkel- en onderhoudsgroep Zorgmodule Voeding. Opgevraagd van de website van de Nederlandse Vereniging van Diëtisten: http://www.nvdietist.nl/temp/97829972/Zorgmodule_Voeding_ Amsterdam_2012_geautoriseerde_definitieve_versie.pdf NVZ. (2012). Een kwestie van samenspel. Opgevraagd van de website van Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen: http://www.nvz-ziekenhuizen.nl/_library/ 477/boek_eenkwestievan samenspel.pdf O'Sullivan Maillet, J., & Young, E. A. (1998). Position of The American Dietetic Association: Nutrition education for health care professionals. Journal of the American Dietetic Association, 98(3), 343-346. 53
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
Pancham, M. (2014). Interview op 9 april door J. Zuidema-Cazemier [audio-opname], persoonljk archief. Patton, M. Q. (1997). Utilization-focused evaluation. Thousend Oakes: Sage Publications. Pearson, T. A., Stone, E. J., Grundy, S. M., McBride, P. E., Horn van, L., & Tobin, B. W. (2001). Translation of nutritional sciences into medical education: the Nutrition Academic Award Program. The American journal of clinical nutrition, 74(2), 164-170. Radboud umc. (2012). [Hoogleraren]. (z.d.). Opgevraagd op 23 maart 2013 van https://www.radboudumc.nl. RCN. (2007). Nutrition now campaign. Opgevraagd van de website van het Royal College of Nursing van: http://www.rcn.org.uk/newsevents/campaigns/nutritionnow RCN. (2009a). Factsheet 1: Food service and nutritional care is delivered safely. Opgevraagd van de website van het National Patient Safety Agency: http://www.nrls.npsa.nhs.uk /resources/?entryid45=59865 RCN. (2009b). Factsheet 2: Aan environment conducive to people enjoying their meals and being able to safely consume their food and drinks is maintained (in hospitals this is known as 'Protected Mealtimes'). Opgevraagd van de website van het National Patient Safety Agency: http://www.nrls.npsa.nhs.uk /resources/?entryid45=59865 Rijksoverheid. (2013). Alles is gezondheid...Het Nationale Programma Preventie 2014-2016. Opgevraagd van de website van de Rijksoverheid: http://www.rijksoverheid.nl/do cumenten-en-publicaties/rapporten/2013/10/11/alles-is-gezondheid-het-nationaalprogramma-preventie-2014-2016-deel-1-en-deel-2.html Rossum van, C. T. M., Fransen, H. P., Verkaik-Kloosterman, J., Buurma-Rethans, E. J. M., & Ocké, M. C. (2011). Dutch National Food Consumption Survey 2007-2010: Diet of children and adults aged 7 to 69 years. Opgevraagd van de website van het Rijksinstituut voor Volsgezondheid en Milieu: http://www.rivm.nl/biblio theek/rapporten/350050006.pdf Savage, J., & Scott, C. (2005). Patients'nutritional care in hospitals: An ethnographic study of nurses' role and patients' experience. Opgevraagd van de website van de Royal College of Nursing: http://bureau-uery.funnelback.co.uk/search/search.cgi?query= Patients%27nutritional+care+in+hospitals&collection=rcn-meta&form= Schuurmans, M. J., & Lambregts, J. (2012). Beroepsprofiel verpleegkundige. Geraadpleegd op de website van de Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland: http://www.ven vn.nl/LinkClick.aspx?fileticket=FZhPgDg_3n8%3D&tabid=5302 Stegeman, N. (2012). Zakboek Voeding. Houten: Noordhoff Uitgevers bv Groningen. Stegeman, N. (2013). Voeding bij gezondheid en ziekte. Houten: Noordhoff Uitgevers bv Groningen. Transferpunt Vaardigheidsonderwijs. (2007). Werkcahier Kwalificatieniveau 5 Voeding. Houten: Bohn, Stafleu en van Loghum. VWS. (2008). Gezonde voeding, van begin tot eind. Nota voeding en gezondheid. Opgevraagd op de website van de Rijksoverheid: http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/notas/2008/08/04/gezonde-voeding-van-begin-tot-eind-nota-voeding-engezondheid.html Weigley, E. S. (1997). Nutrition in baccalaureate nursing education and beginning clinical nursing practice. Topics in Clinical Nutrition, 12(3), 8-14. Weinsier, R. L. (1995). National Dairy Council Award for Excellence in Medical/Dental Nutrition Education Lecture, 1995: medical-nutrition education--factors important for developing a successful program. The American journal of clinical nutrition, 62(4), 837840. 54
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
WHO. (2011). Noncommunicable diseases country profiles 2011. Opgevraagd van de website van de World Health Organization: http://www.who.int/nmh/publications/ncd_pro files2011/en/ WHO. (2013). Vienna declaration on Nutrition and Noncommunicable Diseases in the Context of Health 2020. Opgevraagd van de website van de World Health Organization Regional Office for Europe: http://www.euro.who.int/en/media-centre/events/events/2013/07/ vienna-conference-on-nutrition-and-noncommunicable-diseases/documen tation/vienna-declaration-on-nutrition-and-noncommunicable-diseases-in-thecontext-of-health-2020 WHO Regional Office for Europe. (2008). WHO European action plan for food and nutrition policy 2007-2012. Opgevraagd van de website van de World Health Organization Regional Office for Europe: http://www.euro.who.int/__data/assets/pdf_file/0017 /74402/E91153.pdf Yin, R. K. (2009). Case study research: Design and methods. Thousand Oaks: Sage.
55
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
Bijlagen
A Definities Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen In opdracht van het ministerie van Volksgezondheid is de Zorgmodule Voeding ontwikkeld, dat begin 2013 is verschenen. Deze zorgmodule omschrijft de ziekteoverstijgende zorg met betrekking tot voeding en vormt een integraal onderdeel met de ziektespecifieke zorgstandaarden. Zorgstandaarden beschrijven de normen waaraan de multidisciplinaire zorg voor mensen met bepaalde chronische ziekten moet voldoen. De Zorgmodule Voeding omschrijft de norm waar voedingszorg- als onderdeel van preventie en behandeling- bij chronische ziekten aan moet voldoen. Zorgstandaarden en zorgmodules richten zich enkel op het individu en daarmee op geïndiceerde en zorggerelateerde preventie. De Zorgmodule Voeding geeft de volgende omschrijving van voedingszorg: ‘voedingszorg is het overkoepelende begrip waarmee alle zorg op het gebied van het aanleren van gezond of aangepast voedingsgedrag bij de preventie en behandeling van chronische ziekten wordt aangeduid’ (NVD, 2012). Bij deze omschrijving gaat het om het aanleren van gedrag, specifiek gericht op individuen met (risico op) een chronische ziekte. Maar een verpleegkundige heeft bijvoorbeeld ook de taak te ondersteunen bij daadwerkelijke opname van voedsel en vocht, als zelfzorg tekort schiet. Dit kan het toedienen van sondevoeding betekenen. Haar zorg is niet beperkt tot de chronische ziekten en –gezien de diverse werkvelden- niet tot het individu. Hierdoor schiet deze definitie van de Zorgmodule Voeding tekort. In het lesboek voor het hoger beroepsonderwijs ‘Voeding bij gezondheid en ziekte’, gericht op alle professionals in de gezondheidszorg die in de dagelijkse praktijk te maken hebben met voedingszorg, wordt voedingszorg als volgt toegelicht: ‘professionele voedingszorg is het ondersteunen of overnemen van de zorg voor voeding, bijvoorbeeld door het geven van voorlichting over gezonde voeding aan alle leeftijdsgroepen, het geven van voedingsadviezen aan zieken en begeleiden bij de uitvoering ervan, het verlenen van hulp aan zieken of gehandicapten bij het eten, het zorgen voor patiënten met sondevoeding’ (Stegeman, 2013). Deze omschrijving dekt de situatie voor een hbo-verpleegkundige beter en kan als basis worden gebruikt om de specifieke voedingszorg door hbo-verpleegkundigen vast te stellen.
56
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
Samenvoeging van beide voorgaande omschrijvingen leidt tot de volgende definitie van voedingszorg die verder gebruikt wordt als geleverd door hbo-verpleegkundigen: Voedingszorg is het ondersteunen of overnemen van de zorg voor voeding bij preventie en behandeling van ziekte.
Taken van een hbo-verpleegkundige Het ‘Beroepenhuis V & V 2020’, zoals beschreven in het nieuwe Beroepsprofiel verpleegkundige (Schuurmans & Lambregts, 2012), onderscheidt verantwoordelijkheden, bekwaamheden en bevoegdheden. De verantwoordelijkheden van een hbo-verpleegkundige worden als volgt omschreven: ‘De verpleegkundige verleent zorg op basis van het continue, cyclische proces van klinisch redeneren. Dit omvat: risico inschatting, vroegsignalering, probleemherkenning, evidence based interventie, monitoring en evaluatie. Zij beargumenteert deze beslissingen en communiceert daarover met patiënten en collega-zorgverleners, betrekt daarin morele, professionele en persoonlijke afwegingen. Werkt op basis van partnerschap samen met patiënten, hun naasten en mantelzorgers. De verpleegkundige voert alle vormen van preventie uit. Preventie omvat alle interventies die anticiperen op risico, en actie ondernemen wanneer er een verhoogd risico aanwezig is, of als de eerste signalen zich ontwikkelen en de problematiek aan het ontstaan is of dreigt te verergeren. De verpleegkundige verricht voorbehouden handelingen, deels met zelfstandige bevoegdheid, voor het grootste deel met functionele zelfstandigheid. Heeft een coördinerende rol rond de patiënt of groepen patiënten: tussen disciplines en 24 uur per dag, 7 dagen per week. Participeert in praktijkonderzoek.’ Hierbij is klinisch redeneren een ‘continu proces van gegevensverzameling en analyse gericht op de vragen en problemen van de patiënt’ (Schuurmans & Lambregts, 2012). De taken van een hbo-verpleegkundige wordt gedefinieerd als de hierboven genoemde verantwoordelijkheden van een hbo-verpleegkundige.
Taken van een hbo-verpleegkundige met betrekking tot voedingszorg De taken die een hbo-verpleegkundige heeft met betrekking tot voedingszorg wordt gedefinieerd als de verantwoordelijkheden bij het ondersteunen of overnemen van de zorg voor voeding bij preventie en behandeling van ziekte. Hiermee wordt bedoeld: het verzamelen en analyseren van gegevens, inschatten van risico’s, vroegsignaleren, probleemherkennen, evidence based interveniëren, monitoren, evalueren, 57
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
beslissingen beargumenteren, communiceren en samenwerken (met patiënten, hun naasten, mantelzorgers en collega-zorgverleners), uitvoeren van alle preventievormen, verrichten van voorbehouden handelingen, coördineren (rond de patiënt of groepen patiënten) en participeren in praktijkonderzoek met betrekking tot voeding.
Competenties van een hbo-verpleegkundige met betrekking tot voedingszorg Om met onderwijs leeropbrengsten te kunnen opleveren worden leerdoelen geformuleerd. Leerdoelen zijn een middel om beslissingen op het gebied van leren, doceren en toetsen te kunnen verantwoorden. Ze worden meestal geformuleerd aan de hand van beschreven taken en functies uit het beroep(sprofiel). Leerdoelen zijn er op verschillende niveaus (van opleidingsdoelen tot lesdoelen) en in diverse benamingen (als competenties, lesdoelen). Competenties is te definiëren als een combinatie van kennis, vaardigheden, attitude en persoonskenmerken waarover een individu beschikt en waarop een beroep kan worden gedaan om te kunnen functioneren naar de eisen die gesteld worden in een bepaalde specifieke context (Kallenberg et al., 2009). In het nieuwe Beroepsprofiel verpleegkundige is de term ‘competentie’ synoniem aan ‘bekwaamheid’, het begrip dat binnen de verpleegkunde veel gebruikt wordt. Hiermee worden de kennis, vaardigheden en attitudes aangeduid, die van de verpleegkundige verwacht worden binnen de context, mate van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid van het beroep. In het Beroepsprofiel verpleegkundige zijn 7 competentiegebieden
beschreven,
met
op
hoofdlijnen
vaardigheden,
kennis-
en
houdingsaspecten (Schuurmans & Lambregts, 2012). In dit onderzoek is ervoor gekozen dezelfde indeling aan te houden als het Beroepsprofiel hanteert, waarbij dus vaardigheden, kennis- en houdingsaspecten apart worden beschreven. De competenties van een hboverpleegkundige met betrekking tot voedingszorg wordt dan gedefinieerd als de kennis, vaardigheden en attitudes waarmee een hbo-verpleegkundige de zorg voor voeding bij preventie en behandeling kan ondersteunen of overnemen.
Het niveau van de voedingszorgcompetenties voor hbo-verpleegkundigen Het landelijk HBO-V onderwijs is gericht op het verwerven van beroepscompetenties, dus het verwerven van kennis, vaardigheden en houdingsaspecten waarmee beroepstaken kunnen worden uitgevoerd. In het onderwijs wordt voor de opbouw van het curriculum alle competenties naar beheersingsniveaus gespecificeerd. Het huidige landelijk opleidingsprofiel gebruikt hiervoor de indeling van Dreyfus (Hogeschool Utrecht, 2013).
58
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
.
B Onderzoeksgegevens Uit: ‘Verpleegkundige taken. Oncologie voeding en beweging’ (Griffioen et al., 2011): Vanuit de literatuur zijn de volgende taken met betrekking tot de voeding beschreven: het aanbieden van (extra) voeding of het toedienen ervan, het op peil houden van voedingskennis, erop toezien dat patiënten de juiste voeding op het juiste moment krijgen, een verpleegkundige anamnese afnemen, het consulteren van een diëtist, communiceren met een diëtist, een voedingsscreening uitvoeren, een patiënt inlichten over voeding, een patiënt stimuleren om te eten en te drinken, de patiënten helpen bij het nuttigen van de maaltijd, een patiënt stimuleren om een juiste houding aan te nemen tijdens het eten, een goede eetsfeer creëren, onderzoeken wat de patiënt weerhoudt te eten, een vochtregistratie bijhouden of de patiënt hiertoe instrueren, verpleegtechnische vaardigheden uitvoeren rondom voeding. Uit de interviews met vijf verpleegkundigen, twee diëtisten en één voedingsassistente binnen het Ziekenhuis Gelderse Vallei (ZGV) kwam naar voren dat er geen specifieke verpleegkundige taken zijn met betrekking tot oncologie, maar dat de taken voor alle patiëntcategorieën gelden. De volgende huidige taken zijn benoemd: het afnemen van een anamnese, het bewaken van de voedingstoestand, observeren wat de patiënt eet, het volgens protocol herhaaldelijk screenen van de patiënt d.m.v. de MUST, het consulteren van en communiceren met de diëtiste, diëten en bijzonderheden doorgeven aan de voedingsassistent, de patiënt wegen, de patiënt helpen bij het eten indien nodig, het geven van voorlichting aan de patiënt, het signaleren van voedingsproblemen van de patiënt en het zonodig ondernemen van actie hierop, de voedingsassistent helpen met het uitdelen van de maaltijden, het bijhouden van een vochtbalans, de zorg evalueren, aandacht aan de patiënt geven, de voeding van de patiënt starten na een operatie. De als wenselijk benoemde verpleegkundige taken waren op één nieuwe taak na de reeds bestaande taken, die eigenlijk beter zouden moeten worden uitgevoerd. De enige nieuwe wenselijke taak was: meer aandacht hebben voor overvoeding.
Uit ‘Nutrition in baccalaureate nursing education and beginning clinical nursing practice’ (Weigley, 1997): De beschreven taken (tabel 1 en 2 uit het onderzoeksartikel) zijn: bijhouden van inname en uitscheiding; beoordelen van de vochtbalans; monitoren van de cliënt die nuchter moet 59
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
blijven of die een onvolwaardige voeding gebruikt; beoordelen van de voedingstoestand; voorbereiden van de cliënt op plaatsing van een sonde of TPV; wegen van de cliënt; evalueren of de voedingsaanpassingen nog steeds relevant zijn; evalueren van labwaarden op het bestaan van risico op overvoeding of ondervoeding; voorbereiden van de cliënt op het voedingsbeleid na operatie; begeleiden van de cliënt die nuchter moet zijn en wil eten; sondevoeding toedienen; evalueren van de reactie op het toedienen van sondevoeding; assisteren bij het eten; zorgen voor een (overdracht van) voedingsadvies bij overplaatsing of ontslag; vragen beantwoorden van de cliënt over voeding en diëten in de media; beoordelen of gehandicapte cliënten of cliënten met een laag inkomen de voedingsbehoeften halen; voorlichting
geven
over
de
aanwezigheid
van
cursussen
m.b.t.
voeding
of
maaltijdvoorzieningen; de kennis evalueren over zuigelingenvoeding van jonge ouders; deelnemen aan formele multidisciplinaire conferenties m.b.t. voedingszorg; vragen van cliënte beantwoorden over populaire diëten; cliënten informeren over mogelijke hulpmiddelen/aanpassingen die helpen voeding klaar te maken en te nuttigen; het maken van een voedingsplan voor de periode van opname in het ziekenhuis; zorgen voor voorlichtingsmateriaal bij het voorlichten van cliënten over voeding; bij de cliënt nagaan of de risico's van prenataal alcoholgebruik en ongezonde voeding op de foetus bekend zijn; verwijzen naar voedingsrichtlijnen; gebruik maken van onderzoeksliteratuur om de voedingszorg te verbeteren; speelt bij geven van voedingsvoorichting in op de overgang naar een andere levensfase (bv. puberteit, pensioen); informeert zich over cultuurgebonden voedingsgewoonten van cliënten. De beschreven voedingsonderwerpen (tabel 3 en 4 uit het onderzoeksartikel) zijn: vocht, elektrolyten en zuurbasebalans; voeding bij diabetes; vetten; eiwitten; vitamines; voeding bij zwangerschap en lactatie; voeding voor de zuigeling, kinderen en adolescenten; voeding voor volwassenen; voeding voor ouderen;
bijvoeding (enteraal en parenteraal); voeding bij
hypertensie; voeding bij chirurgie, IC en sepsis; vertering en metabolisme van voeding; voeding en beweging; voeding bij HIV/aids; voeding bij maagdarmziekten; voeding bij nierziekten; samenstelling van voedingsmiddelen; additieven; voedseleconomie; het beoordelen van populaire diëten, onorthodoxe voedingstherapieën, effect van het bewerken van voedsel; voedingsrages; warenwet; wereld voedselvoorziening en historische aspecten m.b.t. voeding.
60
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
C Toelichting bij de keuze voor de bronnen in fase 1
Bron
Toelichting Nederlandse basisstukken verpleegkunde
Beroepsprofiel
Het nieuwe beroepsprofiel is de basis voor het beroep
verpleegkundige
verpleegkundige van de toekomst en vormt, samen met het
(Schuurmans & Lambregts,
rapport ‘Voortrekkers in verandering’, de basis voor de
2012) en Expertisegebied
ontwikkeling van het nieuwe landelijke opleidingsprofiel voor
Wijkverpleegkundige (Bont
de HBO-V.
de, Haaren van, Wigboldus,
De aanvulling op het Beroepsprofiel verpleegkundige, het
& Rosendaal, 2012).
Expertisegebied wijkverpleegkundige, beschrijft de 7 competentiegebieden met aanvullende competenties voor een hbo-afgestudeerde verpleegkundige met de uitstroomrichting Maatschappelijke Gezondheidszorg.
Voortrekkers in verandering Dit rapport bespreekt de ontwikkelingen in de (HBO-raad, 2013)
gezondheidszorg en aanbevelingen om het hoger gezondheidszorgonderwijs hier optimaal op in te laten spelen. Dit rapport vormt, samen met het nieuwe beroepsprofiel, de basis voor de ontwikkeling van het nieuwe landelijke opleidingsprofiel voor de HBO-V.
BoKS
In de landelijke Body of Knowledge & Skills voor de
(LOOV, 2011)
Bachelor opleiding Verpleegkunde (BoKS) uit 2011 is het huidige kennis en vaardigheidsdomein van de beroepsgroep vastgelegd.
BoKS-nadere detaillering
In mei 2012 is een nadere detaillering van de BoKS (LOOV,
(BoKS-nadere detaillering,
2011) verschenen, geformuleerd door de medische kennis-
2012)
docenten van alle 17 HBO-V’s in Nederland, die vonden dat de BoKS niet uitgebreid genoeg was op het vlak van anatomie, fysiologie, pathologie en voeding. Deze nadere detaillering is echter niet door het LOOV geaccepteerd en niet tot uitvoering gebracht (V. Hendriks, persoonlijke communicatie 5 november 2013).
Een kwestie van samenspel
Een onderzoek naar over welke kennis en vaardigheden een 61
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
(NVZ, 2012)
beginnend verpleegkundige moet beschikken volgens de algemene ziekenhuizen om in een algemeen ziekenhuis te kunnen functioneren. Interview met prof. Dr. M. Schuurmans
Prof. dr. M. Schuurmans is als lector Ouderenzorg verbonden aan het lectoraat Chronisch zieken van de Hogeschool Utrecht. Sinds 2009 is zij daarnaast hoogleraar Verplegingswetenschap aan de Universiteit Utrecht. Zij heeft diverse nevenfuncties, waaronder lid van de Gezondheidsraad, voorzitter van de Commissie Wetenschap van beroepsvereniging Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland en als Chief Nursing Officer - onafhankelijk adviseur van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op het gebied van verpleegkundigen (www.innovatievanzorgverlening.onderzoek.hu.nl). Als lid van de stuurgroep Verpleegkundigen en Verzorgenden 2020 was zij nauw betrokken bij de ontwikkeling van de nieuwe beroepsprofielen (Lambregts & Grotendorst, 2012). In het beginstadium van dit onderzoek deed zich de kans voor prof. dr. Marieke Schuurmans te interviewen. De gegevens zijn daarom verwerkt in fase één. WHO en overheidsstukken (voedings)preventiebeleid WHO European action plan
Het actieplan richt zich op de belangrijkste uitdagingen binnen
for food and nutrition
de algemene gezondheidszorg, m.b.t. voeding in Europa.
policy 2007-2012
Specifieke actiepunten worden benoemd voor de deelnemende
(WHORegionalOfficeforEu
landen.
rope, 2008) Vienna declaration on
Verklaring, ondertekend door alle Europese ministers van
Nutrition and
volksgezondheid, waarin afspraken zijn vastgelegd over de
Noncommunicable Diseases aanpak van ongezonde voeding en onvoldoende beweging als in the Context of Health
oorzaken voor de niet-overdraagbare ziekten (met betrekking
2020
tot het voorkomen en behandelen van ondervoeding,
(WHO, 2013)
overgewicht en niet-overdraagbare ziekten).
Gezonde voeding, van
Met deze kabinetsnota wil de overheid gezonde voeding, als
begin tot eind. Nota
onderdeel van een gezonde leefstijl, beter mogelijk maken. De
voeding en gezondheid.
overheid wil ervoor zorgen dat van jong tot oud bewuster
(VWS, 2008)
wordt gekozen voor gezonde voeding. Hij ziet voor alle professionals in de gezondheidszorg een taak weggelegd om een rol te spelen in het brengen van de gezonde 62
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
voedingsboodschap. Alles is gezondheid...Het
Met het recente nationale preventieprogramma 2014-2016
Nationale Programma
‘Alles is gezondheid’ wil de overheid activiteiten en
Preventie 2014-2016
samenwerking met betrekking tot de preventie en aanpak van
(Rijksoverheid, 2013)
een ongezonde leefstijl als veroorzaker van chronische ziekte nog verder aanjagen. De overheid wil hierbij de brede, integrale aanpak van preventie benadrukken, aansturen op meer samenhang en minder vrijblijvendheid in de aanpak. Standaarden voedingszorg
Criteria voor de keuze was dat het materiaal in elk geval voor hbo-verpleegkundigen moet zijn geschreven, geheel over voedingszorg ging en zo recent mogelijk was. Vier materialen zijn geselecteerd.
Voeding bij gezondheid en
‘Voeding bij gezondheid en ziekte’ is het enige lesboek voor
ziekte
het hoger beroepsonderwijs wat, sinds 1984, zó compleet alle
(Stegeman, 2013)
aspecten van voeding bij gezondheid en ziekte behandelt. In 2013 is de geheel geactualiseerde 6e druk verschenen, welke gebruikt is voor dit onderzoek.
Zakboek Voeding
In dit boekje staan voedingsgerelateerde
(Stegeman, 2012)
gezondheidsproblemen en hun interventies omschreven en is bedoeld door alle professionals die in aanraking komen met voedingsproblemen, zoals verpleegkundigen.
Zorgmodule Voeding
In opdracht van het ministerie van Volksgezondheid is de
(NVD, 2012)
Zorgmodule Voeding ontwikkeld. Deze zorgmodule omschrijft de ziekteoverstijgende zorg met betrekking tot voeding en vormt een integraal onderdeel met de ziektespecifieke zorgstandaarden.
Werkcahier
Het onderwijsmateriaal Werkcahier Voeding, ontwikkeld door
Kwalificatieniveau 5,
het TransferPunt Vaardigheids Onderwijs, is een onderdeel
Voeding
van de Skillslab-serie voor de HBO-V.
(VaardigheidsOnderwijs, 2007). Nederlands onderzoek Verpleegkundige taken.
Het enige Nederlandse onderzoek (bachelorthese) naar taken
63
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
Oncologie voeding en
van verpleegkundigen met betrekking tot de voeding.
beweging (Griffioen et al., 2011). Nederlandse richtlijnen De richtlijnen zijn gekozen op het feit dat taken van verpleegkundigen m.b.t. voedingszorg erin zijn beschreven. Algemene voedings- en
Deze consensus based landelijke richtlijn van het Integraal
dieetbehandeling versie 2.0
Kankercentrum Nederland benoemt o.a. de taken van een
(LWDO, 2012).
(wijk)verpleegkundige in de multidisciplinaire voedingszorg rondom de kankerpatiënt.
www.stuurgroepondervoedi
In Nederland wordt de aanpak van ondervoeding bij ziekte
ng.nl
voor de hele Nederlandse gezondheidszorg georganiseerd door de Stuurgroep Ondervoeding. Deze stuurgroep bestaat uit een multidisciplinair team van deskundigen op het gebied van (klinische) voeding en ondervoeding als gevolg van een ziekte. In dit team zijn diverse (para)medische disciplines en/of beroepsorganisaties vertegenwoordigd. Het doel van de stuurgroep is ‘het bevorderen van de aandacht voor en de optimale zorg om ondervoeding als gevolg van ziekte op te sporen, te voorkomen en te behandelen met name bij de risicogroepen kwetsbare ouderen, chronisch zieken en mensen, die een grote ingreep zullen/ hebben ondergaan’. Via de site zijn de taken van verpleegkundigen beschreven rondom de aanpak van ziekte gerelateerde ondervoeding, in het ziekenhuis, verpleeg- en verzorgingshuis, eerstelijnszorg en thuiszorg en de revalidatiekliniek.
Zorg voor vocht en/of
De samenvatting van aandachtspunten uit de notitie ‘Zorg
voedsel rondom het
voor vocht en/of voedsel rondom het levenseinde’ en de
levenseinde (AVVV, 2005).
notitie zelf benoemt de taken van verpleegkundigen bij (slecht) eten en drinken van zorgvragers.
Overgewicht. Preventie,
Deze richtlijn van het Nederlands Centrum
signalering, interventie en
Jeugdgezondheidszorg (NJC), waar de beroepsvereniging
verwijzing (Kist- Holthe
Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN) ook
64
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
van et al., 2012).
een bijdrage aan leverde, beschrijft het vroegtijdig signaleren en interveniëren bij (risico op) overgewicht bij kinderen van 019 jaar. De jeugdgezondheid-professionals, onder andere bestaande uit verpleegkundigen, voeren daartoe taken uit vanuit de Centra voor Jeugd en Gezin.
JGZ-richtlijn Voeding en
De jeugdgezondheidszorg (JGZ) krijgt, binnen het leveren van
eetgedrag (Lanting et al.,
preventieve gezondheidszorg volgens het basistakenpakket
2013).
veel vragen over voeding, eetgedrag en groei. De richtlijn is met name ontwikkeld voor de artsen, verpleegkundigen en doktersassistenten, werkzaam binnen de JGZ. Deze richtlijn dient als leidraad voor de JGZ-professionals tijdens hun contacten met kinderen, jongeren en/of hun ouders/verzorgers. Met deze richtlijn kan de JGZ-professional beter de grens tussen normale voeding en - eetgedrag en afwijkende voeding en –eetgedrag inschatten, zodat zij eenduidig kan adviseren over voeding en eetgedrag van 0 tot 19 jaar. De richtlijn beschrijft het meest wenselijke beleid, gebaseerd op recente wetenschappelijke inzichten. Onderzoek uit de V.S. en Engeland
Nutrition in baccalaureate
Onderzoek naar welke voedingskennis de startende hbo-
nursing education and
verpleegkundige moet hebben om de taken in de
beginning clinical nursing
beroepspraktijk met betrekking tot voeding goed uit te kunnen
practice (Weigley, 1997).
voeren. Hiervoor zijn twee instrumenten ontwikkeld door de onderzoekster. Het eerste instrument, de takenlijst, is ontwikkeld met behulp van diverse bronnen, zoals literatuur, overleg met collega-verpleegkundigen en het bekijken van lesboeken. Het tweede instrument, de voedingsonderwerpen voor het curriculum, is ontwikkeld met behulp van vele artikelen over voedingskennis en – competenties essentieel voor de geneeskundige beroepspraktijk, omdat literatuur met betrekking tot de verpleegkundige beroepspraktijk ontbrak. Leservaring van de onderzoekster zelf, overleg met collega’s en het bekijken van lesboeken op het gebied van voeding
65
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
dienden als aanvullende bronnen voor dit tweede instrument. Daarna werden de twee instrumenten voorgelegd aan 10 recentelijk afgestudeerde hbo-verpleegkundigen en werd elk item gescoord op ‘wel/niet relevant’ of ‘weet niet’. Items waar minder dan 90% overeenstemming over was, werden verwijderd. Dit resulteerde in de definitieve overzichten van de taken en de voedingsonderwerpen. Incorporating nutrition in a
Onderzoek naar het inbedden van voedingsonderwijs op één
baccalaureate nursing
specifieke hbo-verpleegkundeopleiding. De aanleiding voor
curriculum: one school’s
dit onderzoek waren veranderingen in de gezondheidszorg,
experience (Morse, 1997).
zoals kortere ligtijd in de ziekenhuizen en verpleeghuizen en de toenemende druk op de eerstelijnsgezondheidszorg. Met deze verschuiving wijzigde de behoeften van de cliënten met betrekking tot gezondheidszorg en de beschikbare middelen. Deze veranderingen vereisten een aanpassing van de curricula van de hbo-verpleegkundeopleidingen. Nadruk moest komen op het promoten van gezondheid, ziektepreventie en eerstelijnszorg. Ook een toename in het werken met technische hulpmiddelen, meer belevingsgerichte zorg, het kunnen omgaan met cultureel diverse- en kwetsbare groepen, het goed kunnen samenwerken met andere disciplines, het deelnemen aan praktijkgericht onderzoek en delen van ervaringen waren aanleidingen curricula te herzien. Omdat voeding een sleutelrol heeft bij preventie en behandeling van ziekten vond men het van groot belang voedingsonderwijs in het gehele curriculum te integreren. Vijf inhoudelijke richtlijnen en drie procesmatige richtlijnen zijn geformuleerd, die aangaven welke vaardigheden en technieken belangrijk zijn in de beroepscontext van verpleegkundigen.
Nutrition Curricular Guide
Een uitgebreide competentieset voor voedingszorg, geleverd
for Training Physicians
door artsen, verschenen in de V.S. Deze ‘Nutrition Curricular
(Eaton & Hark, 2003).
Guide for Training Physicians’ (NCGTP) is ontwikkeld binnen het National Academic Award (NAA) Program. Dit
66
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
programma is gestart in 1998 met subsidie van het National Heart, Lung and Blood Institute en van het National Institute of Diabetes and Digestive and Kidney Diseases, nadat in de V.S.
erkend
werd
dat
artsen
(naast
andere
gezondheidszorgmedewerkers) te weinig bagage hadden op het gebied van voeding (Eaton & Hark, 2003). Het doel van het programma was om de curricula voor geneeskundestudenten, artsen en specialisten te ontwikkelen en te verbeteren, zodat voeding een vast onderdeel werd van de behandeling (Pearson et al., 2001). Gedurende 5 jaar werkten onderwijsdeskundigen van 21 geneeskunde-opleidingen samen aan de ontwikkeling van de handleiding. Het project liep van 1998 tot en met 2003. Eerst werd op basis van literatuur en discussies de inhoud vastgesteld. Daarna werden deze inhoud geclusterd in overkoepelende competenties (A.1 en A.2) en specifiekere competenties voor diverse subcategorieën (B t/m G). Multidisciplinair samengestelde teams van deskundigen op inhoud van elk van de 21 deelnemende opleidingen droegen bij aan de beschrijvingen van de voedingsgerelateerde kennis, vaardigheden
en
attitudes.
Meerdere
rondes
werden
gehouden, waarbij conceptversies werden aangepast en consensus werd verkregen. Hierna werden alle competenties herschreven tot een geschikte mix van niveaus volgens de taxonomie van Bloom. De herschreven competenties werden wederom voorgelegd aan en goedgekeurd door de NAAdeelnemers. Hierna werd door de inhoudsdeskundigen met behulp van Delphi rondes gecategoriseerd en prioriteiten toegekend aan de lijst van onderwerpen. De categorieën betroffen: essentiële competentie voor geneeskundestudenten, aanbevolen voor geneeskundestudenten die meer willen weten over voeding, relevant voor artsen, geschikt voor nascholing van specialisten. Bij elke categorie werd gevraagd
67
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
per competentie aan te geven of deze zeer belangrijk werd geacht binnen de geneeskunde. Competenties waarbij meer dan 50% van de ondervraagden aangaf dat deze van groot belang was, werd in de tekst dik gedrukt weergegeven. Dit resulteerde in de uiteindelijke versie (Eaton & Hark, 2003), die
via
http://www.nhlbi.nih.gov/funding/training/naa/curr_gde/index .htm ter beschikking is gesteld. Patients’ nutritional care in
In 2005 is het rapport ‘Patients’ nutritional care in hospital: An
hospital: An ethnographic
ethnographic study of nurses’ role and patients’ experience’
study of nurses’ role and
verschenen. Deze studie, uitgevoerd door onderzoekers van
patients’ experience
het Royal College of Nursing Institute, had als doel de
(Savage & Scott, 2005).
betrokkenheid van verpleegkundigen bij de voedingszorg te beschrijven, te analyseren en de relatie te onderzoeken tussen de aard van deze betrokkenheid en de context waarin dit plaatsvindt. Engelse richtlijnen
Nutrition now (RCN, 2007). De campagne ‘Nutrition now’ van de Royal College of Nursing, richt zich op het verhogen van de kwaliteit van voeding en voorkomen van uitdroging in ziekenhuizen en de gemeenschap, waarbij gezonde voeding en vocht wordt gezien als essentieel onderdeel van de gezondheidzorg, net zo van belang als medicatie en andere therapievormen. Deze campagne richt zich met name op voeding als onderdeel van behandeling en op de klinische setting. De verantwoordelijkheden van een verpleegkundige worden weergegeven. Factsheet 1; Food service
De zorg richt zich onder andere op het veilig leveren van
and nutritional care is
maaltijden en zorg rondom de maaltijden. Vanuit de ‘National
delivered safely (RCN,
Patient Safety Agency’ zijn belangrijke thema’s benoemd die
2009a).
aandacht vragen door verpleegkundigen.
Factsheet 2: An
De zogenaamde ‘Protected Mealtimes’ is één van de tools, die
environment conductive to
kan worden ingezet om een goede voedingszorg te
people enjoying their meals
waarborgen, in ziekenhuizen, verpleeg- en verzorgingshuizen.
68
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
and being able to safely
Hierbij zijn taken van de verpleegkundige beschreven, die
consume their food and
deze heeft samen met het team, rondom de patiënt.
drinks is maintained (in hospitals this is known as ‘Protected Mealtimes’ (RCN, 2009b). Amerikaanse standpunt verklaring Position of The American
In 1998 heeft de Amerikaanse Diëtisten Vereniging (ADA)
Dietetic Association:
aanbevelingen
Nutrition education lor
verantwoordelijkheden
health care professionals
waaronder verpleegkundigen,
(O'Sullivan Maillet &
met betrekking tot voedingszorg. Aanleiding hiervoor was de
Young, 1998).
verschuiving van zorg uit het ziekenhuis, met meer focus op
gedaan
met van
betrekking verschillende
tot
de
disciplines,
binnen de gezondheidszorg
preventie, om zo de zorgkosten omlaag te brengen.
69
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
D Fase 1: taken, vaardigheden, attitudes en kennisonderwerpen
Basisstukken, algemeen Beroepsprofiel verpleegkundige (Schuurmans & Lambregts, 2012) en Expertisegebied Wijkverpleegkundige (Bont de et al., 2012): Verpleegkundigen voeren alle vormen van preventie uit. Als voorbeeld bij de taak ‘zorggerelateerde preventie’ wordt het voorkómen van ondervoeding en uitdroging genoemd. Als gezondheidsbevorderaar beïnvloedt zij de leefstijl en gezond gedrag van burgers en patiënten. Verpleegkundigen zijn professionals die zich richten op het ondersteunen van het zelfmanagement van mensen, hun naasten en hun sociale netwerk, met als doel het behouden of verbeteren van het dagelijks functioneren in relatie tot gezondheid en ziekte en kwaliteit van leven. De expliciete verwijzingen zijn: bij het uitvoeren van ‘zorggerelateerde preventie’ wordt het voorkómen van ondervoeding en uitdroging genoemd. Bij het ondersteunen van zelfmanagement worden ‘eten’ en ‘boodschappen doen’ genoemd als voorbeelden van activiteiten waarbij de verpleegkundige zorg kan leveren. De verpleegkundige werkt vanuit een kernset van onder andere voedingsgerelateerde patiëntproblemen, zoals: vermoeidheid, verlies van eetlust, misselijkheid en braken, gewichtsverlies, uitdroging, uitscheidingsproblemen, verslaving, gewichtstoename, kennistekort, tekort zelfmanagement en zelfredzaamheid (ADL, IADL, HDL), verstoorde mobiliteit, eenzaamheid, gebrek aan sociaal netwerk, tekort aan mantelzorg. Bij het klinisch redeneren (waaronder interveniëren) wordt expliciet benoemd dat er van de verpleegkundige wordt verwacht dat ze ook problemen met voeding herkent. Onder het plegen van een interventie wordt ook aangegeven dat de verpleegkundige interventies uitvoert in opdracht van een diëtist. Voedingszorg komt als volgt impliciet aan de orde: Bij het competentiegebied ‘Zorgverlener': heeft kennis en basisprincipes paraat uit de anatomie, fysiologie, pathologie, farmacologie, ontwikkelingspsychologie, levensfasen van de mens, principes van zelfmanagement en coping stijlen; heeft kennis van actuele richtlijnen en professionele standaarden; moet de patiënt kunnen ondersteunen bij persoonlijke verzorging en het waar nodig moet kunnen overnemen; kan alle voorbehouden handelingen uitvoeren. Onder het competentiegebied ‘Communicator’ wordt aangegeven dat de verpleegkundige kennis moet hebben van verschillende manieren van gedragsbeïnvloeding en empowerment. 70
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
Zij moet gesprekstechnieken kunnen toepassen, die passen bij de patiënt en niveau van communicatie. Vaktaal kunnen omzetten in gewone mensentaal. Het
competentiegebied
‘Samenwerkingspartner’
besteedt
impliciet
aandacht
aan
voedingszorg, door samenwerking met de patiënt en diens directe omgeving, collega’s en andere disciplines. Hiervoor is onder andere kennis nodig van samenwerkingspartners (rollen, deskundigheid en bevoegdheden), maar ook vaardigheden als het samenwerken met en doorverwijzen. Als ‘Reflectieve EBP professional’ handelt de verpleegkundige zoveel mogelijk evidence based. Houdt vakliteratuur bij. Participeert in (prakijk)onderzoek. Heeft kennis van levensbeschouwelijke en religieuze opvattingen en stromingen. Heeft kennis van de moreelethische context van de zorgverlening. Bij
de
beschrijving
van
het
competentiegebied
‘Gezondheidsbevorderaar’
komt
voedingszorg impliciet aan bod als wordt gesproken over de taak bij de beïnvloeding van leefstijl en gezond gedrag. Als gezondheidsbevorderaar beïnvloedt zij de leefstijl en gezond gedrag van burgers en patiënten. Bij de benodigde kennis wordt genoemd ‘kennis van preventie
en
gezondheidsvoorlichting,
gezondheids-
en
gedragsdeterminanten,
zelfmanagement, leefstijlen, gedrag en manieren van gedragsbeïnvloeding, manieren om gezond gedrag te stimuleren, culturen en cultuurgebonden opvattingen van gezondheid en – gezondheidsproblemen. Interventies op het gebied van individuele en collectieve preventie en gezondheidsvoorlichting kunnen worden uitgevoerd. Bij de beschrijving van ‘Organisator’ coördineert de verpleegkundige de zorg rondom de patiënten, tussen organisaties en disciplines en stelt prioriteiten. Ze levert een bijdrage aan de patiëntveiligheid. Als ‘Professional en kwaliteitsbevorderaar’ heeft de verpleegkundige kennis van monitoren van zorgresultaten en kennis van actuele richtlijnen en standaarden. Ze kent de grenzen van haar bevoegdheid en bekwaamheid. Heeft oog voor kwaliteit. De
aanvulling
op
het
Beroepsprofiel
verpleegkundige,
het
Expertisegebied
wijkverpleegkundige, beschrijft de 7 competentiegebieden met aanvullende competenties voor een hbo-afgestudeerde verpleegkundige met de uitstroomrichting Maatschappelijke Gezondheidszorg. Dit stuk benoemt geen nieuwe expliciete voedingszorgcompetenties. Aanvullende
competenties die impliciet met voedingszorg te maken hebben zijn:
Competentiegebied ‘Zorgverlener’ Weet hoe gezondheid wordt bepaald en welke factoren daarop van invloed en beïnvloedbaar zijn. Competentiegebied ‘Gezondheidsbevorderaar’: Heeft kennis van het bevorderen van een gezonde leefomgeving, zowel binnen als buiten de
71
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
woning. Kan activiteiten voor doelgroepen in de wijk opzetten en uitvoeren die gericht zijn op het bevorderen van gezondheid. Voortrekkers in verandering (HBO-raad, 2013): Het zal in de zorg steeds meer gaan over (gedrag en) gezondheid door een gezonde leefstijl. Dit betekent meer aandacht voor o.a. eten en drinken door de zorgprofessional. Kwaliteit van leven staat centraal, er moet meer worden begeleid bij zelfredzaamheid, waardoor de burger meer zal vragen om coaching bij het zelfmanagement. De hbo-zorgprofessional van de toekomst is een reflectieve practitioner die vakliteratuur adequaat kan beoordelen en kan bijdragen aan praktijkonderzoek… ..in staat af te stemmen met collega’s van andere disciplines …met de patiënt prioriteiten stellen en een passend doel bepalen. Het hoge gezondheidszorgonderwijs moet meer aandacht in het curriculum besteden aan: 1) communicatieve vaardigheden… 2) kennis en vaardigheden over preventie en leefstijl, kennis over de zorg voor ouderen… Elke gezondheidszorgopleiding moet o.a. aandacht besteden aan kennis en vaardigheden m.b.t.: preventie en leefstijl; kennis over de zorg voor ouderen. Body of Knowledge and Skills (LOOV, 2011): Onder de rol van Zorgverlener ‘Kerncompetentie 1: Om de last van ziekte, handicap op sterven te verlichten, verleent de hbo-verpleegkundige op een professionele verantwoorde wijze verpleegkundige zorg op menselijke maat’ wordt onder het thema ‘onderzoek en behandeling’ voeding expliciet benoemd. Het item of knowledge Spijsverteringskanaal bevat het subitem Voedingsstoffen, waaronder de koolhydraten, eiwitten, vetten, mineralen, vitamines en mineralen worden benoemd. Het item of knowledge Diëtetiek bevat de volgende subitems: - Gezonde voeding, schijf van vijf - Voeding passend bij de leeftijdsfase (borstvoeding, peuter/kleuter) - Voeding bij ziekte of (aanleg-)afwijkingen - Meetinstrumenten voor voedingstoestand - Dieetleer (calorieën, vetbeperkt, suikervrij, zoutarm/loos, roborerend) - Zelfmanagement van diëten bij aandoeningen Onder ‘Kerncompetentie 2: Om risico’s voor de gezondheid en complicaties van onderzoek of behandeling te verminderen, past de hbo-verpleegkundige primaire, secundaire en tertiaire preventie toe’ en ‘Kerncompetentie 3: Om een gezonde leefstijl bij patiënten en hun
72
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
familieleden te bevorderen geeft de hbo-verpleegkundige op basis van een programmatische aanpak informatie, voorlichting en advies aan individuen en groepen’ worden geen expliciete competenties met betrekking tot voedingszorg genoemd. Bij de Skills wordt onder het thema ‘Verpleegtechnische vaardigheden’ voedingszorg expliciet besproken. Het item of skills ‘Zorg voor voeding’ bevat de volgende subitems: - Afnemen van een voedingsanamnese - Serveren en assisteren bij de maaltijd op bed - Het zorgdragen voor de voeding van zuigelingen en peuters - Serveren en begeleiden van de maaltijd in groepsverband - Hanteren van vocht en voedingslijst - Inbrengen van een maagsonde - Het geven van sondevoeding via pomp, druppelssysteem en PEG-katheter - Het verzorgen van een PEG-katheter BoKS-nadere toelichting (BoKS-nadere detaillering, 2012): Onder item of knowledge tractus digestivus worden benoemd: Voedingsstoffen (koolhydraten, eiwitten, vetten, mineralen, vitamines en water). Onder item of knowledge Diëtetiek is het volgende weergegeven: -subitems vallend onder ‘anatomie en fysiologie’: richtlijnen gezonde voeding; voeding per levensfase (zwangere, zuigeling, kind, oudere); cholesterolmetabolisme; alcohol; voedingsvezels; kunstmatige zoetstoffen; voedingssupplementen; sondevoeding/parenterale voeding; voedingsadvisering en dieetleer, waaronder calorieën, zoutbeperkt/zoutloos en roborerend (eiwitverrijkt, energieverrijkt). -subitems vallend onder ‘pathofysiologie en psychopathologie’: voedselovergevoeligheid; ondervoeding/anorexia; overvoeding/obesitas/adipositas; voeding bij diabetes 1 en 2, kanker, - nierinsufficiëntie en – vaatlijden; voeding rond operatie en voeding in psychiatrie. Onder Skills zijn geen items benoemd op het gebied van voedingszorg. Een kwestie van samenspel (NVZ, 2012): Beheersing van de leerstofgebieden noodzakelijk voor een beginnend verpleegkundige zijn o.a. de werking van het spijsverteringskanaal en de stofwisseling van voedingsstoffen. Het kunnen toedienen van (PEG)sondevoeding en het bedienen van een voedingspomp zijn belangrijke vaardigheden voor een beginnende verpleegkundige. Het ondersteunen bij persoonlijke basiszorg blijft de kern van de zorg, waarbij relatief eenvoudige verzorgende taken worden overgenomen door assistenten of helpenden.
73
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
Het toepassen van preventie door het geven van voorlichting, advies en instructie is ook een essentiële taak van een beginnend verpleegkundige, is een aanzienlijk deel van het takenpakket, nu en in de toekomst.
Interview met prof. Dr. M. Schuurmans, 6 januari 2014: Zie voor een samenvatting van het interview bijlage 6.5. Uit de open vragen zijn de volgende taken en competenties gehaald:
Taken, vaardigheden: Bij de start van de zorgrelatie brengt de verpleegkundige het voedingspatroon en de voedingstoestand van de patiënt/cliënt in kaart. Hiertoe neemt de verpleegkundige een voedingsanamnese af, dusdanig dat ingeschat kan worden of datgene wat iemand gedurende een dag eet in verhouding is met wat hij/zij nodig heeft (niet op niveau van kcal en voedingsstoffen). De verpleegkundige stelt (het risico op) ondervoeding vast. De verpleegkundige beslist of er, op grond van de anamnese, een interventie nodig is. Zij voert zelf een interventie uit, verwijst door en werkt multidisciplinair samen. De verpleegkundige is de eerst verantwoordelijke als het gaat om het bewaken en het monitoren van de voedingsstatus. Het liefst met een eenvoudige tool. Zij heeft anderen die daarbij helpen, zoals de voedingsassistente en de diëtist, maar zij houdt zelf de regie. Zij monitort of de adviezen van de diëtist ook (kunnen) worden opgevolgd door de patiënt/cliënt en onderneemt hier zonodig actie op. De verpleegkundige is verantwoordelijk voor een optimale voedingsinname rondom nuchterbeleid, om onnodige verliezen te voorkomen en te compenseren. De verpleegkundige moet bij het nuchterbeleid standaard de medicatie meenemen. De verpleegkundige werkt samen met en verwijst door naar een diëtist. Zij ondersteunt de boodschap van de diëtist. Verpleegkundigen in de GGZ zouden juist veel aandacht moeten hebben voor voeding en beweging. Mensen met psychische problemen hebben vaak geen eetlust en willen niet bewegen. Herstel komt niet alleen via medicatie of praten, maar juist ook door het oppakken van de normale functionaliteiten als eten en bewegen.
Kennis: 74
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
Elke verpleegkundige die van de HBO-V komt heeft basale kennis over voeding nodig. Elke verpleegkundige moet in kunnen schatten of het eetpatroon van de patiënt/cliënt passend is voor diens situatie. Hoe je het vervolgens in alle situaties opvangt hoeven ze niet te weten. Ze moeten het wel herkennen. Voorbeelden zijn: weten waarom ontbijten zo belangrijk is voor het optimaal functioneren (JGZ-voorbeeld); weten dat een diabeet met overgewicht iets aan het gewicht zal moeten doen (huisartsenzorg-voorbeeld); weten waar de aangrijpingspunten liggen bij het signaleren van bijvoorbeeld anorexia en overgewicht. Vroegsignalering kan alleen als je kennis hebt van algemene werkingsmechanismes. Je moet het normale weten om de afwijkingen te signaleren en de risico’s te kunnen inschatten. Bijna alle patiënten/cliënten gebruiken medicijnen. Je moet bekend zijn met het feit dat medicijnen en voeding interacties met elkaar hebben. Bijvoorbeeld dat het mis kan gaan als je bij ziekte niet eet maar wel medicatie blijft gebruiken. De verpleegkundige moet bedenken dat zij bij het nuchterbeleid standaard de medicatie meeneemt. De voedingszorg binnen de diverse werkvelden van de verpleegkundige heeft meer overeenkomsten dan verschillen. In het ziekenhuis, bij de JGZ, de GGZ of bij de huisarts: van belang is het goed in kaart brengen van het voedingspatroon en de voedingstoestand en beoordelen of het een probleem is wat zelf met de patiënt/cliënt opgepakt kan worden of dat doorverwijzing nodig is naar iemand met een specifieke deskundigheid.
Attitude: De verpleegkundige is zich bewust van het belang van voeding, als voorwaarde om te kunnen herstellen. De verpleegkundige is zich bewust van haar rol als eerste verantwoordelijke bij het bewaken van de voedingstoestand. De verpleegkundige moet zich bewust zijn van voeding als een voorwaarde voor functionaliteit in brede zin. De verpleegkundige is zich bewust van het feit dat iedere dag dat iemand slecht eet of niet beweegt vertraging van zijn herstel betekent.
In gesloten vragen werden de volgende mogelijke taken van de hbo-verpleegkundige voorgelegd en gevraagd of de genoemde taak relevant of niet relevant is, of dat er geen mening over was. Alle gevraagde taken werden relevant bevonden: - Brengt de voedingszorg in kaart als onderdeel van de verpleegkundige anamnese.
75
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
specifiek nog wat betreft ondervoeding en overgewicht. - Signaleert de patiënt de problemen die betrekking hebben op de voedingstoestand en de voedingszorg. - Stelt de voedingszorg vast en kiest een interventie. (opmerking mw. Schuurmans hierbij: dat kan ook een doorverwijzing zijn). - Stemt de voedingszorg af met andere disciplines zoals de diëtist, verwijst door naar een diëtist, voert verpleegkundige interventies uit in opdracht van een diëtist. -Verleent praktische hulp bij of neemt de zelfzorg over rondom de voeding of voedselinname: Brengt een maagsonde in, bedient voedingspomp, geeft sondevoeding en verzorgt de (PEG)sonde. Bij zuigelingen en peuters Bij kauw- en slikproblemen Serveert en assisteert bij de maaltijd (op bed) (opmerking mw. Schuurmans hierbij: kan ook door een andere discipline worden gedaan) Serveert en begeleidt de maaltijd in groepsverband (opmerking mw. Schuurmans hierbij: kan ook door een andere discipline worden gedaan) Opmerking mw. Schuurmans hierbij: is verantwoordelijk voor een goede ambiance rondom de maaltijd. - Houdt in het verpleegkundig handelen rekening met (culturele) wensen, behoeften van de patiënt/cliënt en diens naasten op het gebied van voedingszorg. - Adviseert, motiveert en instrueert de patiënt/cliënt m.b.t. de voedingszorg en past daarbij motiverende gesprektechnnieken toe, passend bij de patiënt/cliënt en het niveau van communicatie. - Evalueert de resultaten met de patiënt/cliënt, diens naasten en andere disciplines. - Houdt vakliteratuur bij m.b.t. de voedingszorg. - Participeert in (praktijk)onderzoek m.b.t. voedingszorg, geleverd door een hboverpleegkundige. - Verzamelt gegevens in brede context, gericht op vroegsignalering en risicobeoordeling waaronder m.b.t. voedingsgedrag. - Voert interventies uit inzake individuele en collectieve preventie en gezondheidsvoorlichting: - wijst groepen of individuen (patiënt/cliënt) op (online) hulpprogramma’s en
76
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
informatie, gebaseerd op de Richtlijnen goede voeding en andere, door relevante beroepsgroepen goedgekeurde informatiebronnen. - geeft groepen of individuen (patiënt/cliënt) algemeen voedingsadvies en richt zich hierbij op bewustwording van de aanwezige gezondheidsrisico’s, het leggen van de relatie tussen de leefstijl en de gezondheid en op het motiveren tot verandering in kleine haalbare stappen. - Evalueert resultaten met de doelgroep, de patiënt/cliënt.
WHO en overheidsstukken (voedings)preventiebeleid WHO European action plan for food and nutrition policy 2007-2012 (WHORegionalOfficeforEurope, 2008): Onderwerpen: voedingsgerelateerde niet-verdraagbare ziekten, obesitas bij kinderen en volwassenen, micro-nutriëntendeficiëntie, voedselinfectie en -vergiftiging. Promoten optimale voeding voor de moeder vanaf de preconceptie: Voorlichting geven over gezonde voeding, voedselveiligheid en het gevaar van alcoholgebruik bij de zwangerschap. Het zorgdragen voor een gezonde levensstart: Beschermen, promoten en ondersteunen van borstvoeding (exclusief, gedurende de eerste 6 maanden) in het ziekenhuis en de eerstelijnszorg. Beschermen, promoten en ondersteunen van een gezonde voeding voor jonge kinderen. Schoolkinderen gevaren bijbrengen van alcoholgebruik. Betrekken van de eerstelijns gezondheidszorg bij het beoordelen van en adviseren rondom voeding, voedselveiligheid en beweging. Het monitoren van het gewichtsverloop van zuigelingen, jonge kinderen en schoolkinderen in de eerstelijnszorg. Gewichtsbepaling en voedingsanalyse bij volwassen in de eerstelijnszorg. Het promoten van een gezonde voeding, voedselhygiëne en beweging als standaard onderdeel van de eerstelijnszorg o.a. via het ontwikkelen van richtlijnen, vergroten van de capaciteit. Het verbeteren van de zorg rondom preventie, diagnosticeren en behandelen van voedingsgerelateerde ziekte, door Het zorgen voor een efficiënte voedingszorg binnen de gehele gezondheidszorg. Ontwikkelen en toepassen van evidence-based richtlijnen m.b.t. screening en behandeling. Het integreren van voedingszorg in de behandelingsprotocollen van ziekten. Herzien van de opleidingscurricula van gezondheidszorgmedewerkers. 77
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
Het accrediteren van gezondheidszorgpersoneel, dat betrokken is bij het herkennen, diagnosticeren en behandelen van voedingsgerelateerde ziekten. Verstrekken van dieetvoeding. Verstrekken van voedingssuppletie. Verbeteren van de kwaliteit en veiligheid van de voeding in ziekenhuizen, door: -
Het leveren van veilige, smakelijk en voedzaam eten te verstrekken die voldoet aan de behoefte van het individu en overeenkomt met de Richtlijnen goede voeding.
-
Het standaard screenen op (risico op) ondervoeding bij alle zorgcentra en ziekenhuizen.
-
Het verbeteren van voeding bij kiosken, automaten en cafetaria’s voor bezoekers en personeel.
Bijdragen aan praktijkonderzoek, om zo de rol van voeding, voedselveiligheid en leefstijlfactoren bij ziekteontwikkeling en preventie beter te begrijpen, evidence-based interventies en evaluatiemogelijkheden te ontwikkelen. Vienna declaration on Nutrition and Noncommunicable Diseases in the Context of Health 2020 (WHO, 2013): Het beschermen, ondersteunen en promoten van gezonde voeding als onderdeel van een gezonde leefstijl voor hun patiënten, van jong tot oud, bij preventie en behandeling. Het opzetten van voedingsinterventies en toetsing hiervan voor diverse leeftijdscategorieën, met name voor ouderen. Het ondersteunen van het signaleren, monitoren, evalueren en onderzoek naar de voedingsstatus en –gedrag. Het geven van voorlichting over gezonde voeding in de preconceptionele fase. Het geven van voorlichting over gezonde voeding in de zwangerschap. Het promoten en ondersteunen van borstvoeding. Het zorgen voor geschikte flesvoeding als alternatief voor borstvoeding. Het geven van voorlichting over gezonde voeding voor het hele gezin, op school, gedurende de kindertijd en adolescentie. Het ontwikkelen van wijzen waarop het beste tegemoet kan worden gekomen aan de voedingsbehoeften van ouderen. Het versterken van de eerstelijnszorg in diens rol bij het promoten van gezonde voeding als onderdeel van een gezonde leefstijl voor hun patiënten, van jong tot oud, bij preventie en behandeling.
78
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
Het verzekeren van voldoende geschoolde eerstelijns gezondheidszorg-medewerkers die evidence-based voedingsinterventies kunnen uitvoeren, inclusief begeleiding en zorg. Het opzetten van beoordelingssysteem voor de voedingstoestand en interventieprotocollen in de meest relevante leeftijdscategorieën, met name bij ouderen. Monitoren en evalueren van voedingsinterventies, voedingsgerelateerde activiteiten en voedingsbeleid in diverse populaties om zo effectiviteit te meten en good practice te kunnen delen. Het verbeteren van de voeding in gezondheidszorgcentra. Gezonde voeding, van begin tot eind. Nota voeding en gezondheid. (VWS, 2008): Voedingsonderzoek wordt gestimuleerd voor de benodigde kennisopbouw over de relatie voeding en gezondheid, gedrag en voedselkeuze, voedingspatronen voeding en zorg. Het geven van voorlichting over gezonde voeding in de preconceptionele fase en in de zwangerschap. Het promoten en ondersteunen van borstvoeding via ziekenhuizen en het CJG. Het geven van voorlichting over gezonde voeding voor het hele gezin, op school, gedurende de kindertijd en adolescentie via het CJG. Aandacht voor ondervoeding bij ouderen (o.a. middels basisset prestatie indicatoren). Het infomeren over voedselallergie aan ouders. De overheid ziet een belangrijke rol weggelegd voor de eerstelijnszorg, om te kunnen signaleren of een ongezond voedingspatroon invloed heeft op de gezondheid van de patiënt. Praktijkondersteuners en de wijkverpleegkundigen worden met name genoemd om de huisarts en de diëtist hierin te ondersteunen. Alles is gezondheid...Het Nationale Programma Preventie 2014-2016 (Rijksoverheid, 2013): Een actie die al is ingezet bij het CJG is het extra contactmoment met adolescenten. Het doel is vroegsignalering beter mogelijk te maken en een gezonde leefstijl te bespreken. Aandacht voor het aanleren van gezond en veilig werken in beroepsopleidingen. Verdere uitbreiding van de gemeentelijke aanpak JOGG (Jongeren Op Gezond Gewicht). De landelijke uitrol van het transmurale Zorgpad Ondervoeding. De overheid ziet een belangrijke rol weggelegd voor de eerstelijnszorg, om te kunnen signaleren of een ongezond voedingspatroon invloed heeft op de gezondheid van de patiënt. Praktijkondersteuners en de wijkverpleegkundigen worden met name genoemd om de
79
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
huisarts en de diëtist hierin te ondersteunen. Bij preventie en behandeling van overgewicht speelt de eerstelijns gezondheidszorg een belangrijke rol en wordt ketenaanpak benadrukt.
Standaarden voedingszorg Voeding bij gezondheid en ziekte (Stegeman, 2013): Onderwerpen die in dit boek aan bod komen zijn: -
Voedselkeuze (voedingspatronen, voedselaanbod, voedingsvoorlichting).
-
Voedingsleer (koolhydraten, voedingsvezels, alcohol, vetten, eiwitten en aminozuren, energie en stofwisseling, vitamines, mineralen en water).
-
Voeding bij gezondheid (voedingskenmerken, veelvoorkomende problemen en richtlijnen bij: voor en tijdens de zwangerschap, lactatie, zuigelingen, peuters en kleuters, schoolkinderen en adolescenten, ouderen, sport en voeding).
-
Voeding bij ziekte (voedingszorg voor zieken, bij operatie, interactie met geneesmiddelen, ondervoeding, bij een verstandelijke handicap, bij chronische ziekte en lichamelijke handicap, dementie, psychiatrische stoornissen, ziekten van het maag-darmkanaal, lever, galblaas en pancreas, nierziekten, kanker, voedselovergevoeligheid, diabetes mellitus.
-
Diëten: diëtetiek, voedingsstofverrijkte-, voedingsstofbeperkte- en eliminatiediëten, met veranderde consistentie, diagnostische- en balansdiëten.
Uit het boek kunnen de volgende taken van een verpleegkundige worden gedestilleerd: -
Verzamelen gegevens: personalia (als leeftijd, geslacht, voedingsvoorkeuren op basis van religieuze, etnische of culturele achtergrond, alleenstaand/gezin); voedingstoestand (gewicht, lengte, bio-elektrische impedantiemeting, uiterlijk (klinische
blik),
drinkgewoonten
biochemische d.m.v.
een
waarden);
dagelijkse
voedingsanamnese,
gewoonten
zelfzorg
m.b.t.
(eet-
en
voeding
(voedselkeuze, boodschappen doen, bewaren, bereiden en consumeren, financiële mogelijkheden); voedingsbehoefte (ziek/gezond, ambulant/bedlegerig, jong/oud, interactie voeding en medicatie) reactie op voeding (eetlust, reuk en smaak, voedselweigering en -aversie, kauw en slikproblemen, misselijkheid, braken, gasvorming, buikpijn, obstipatie, diarree, voedselintolerantie, voedselallergie); emotionele
reacties
(stress,
verdriet,
angst,
pijn,
depressie);
bijzondere
omstandigheden (zwangerschap, lactatie, dieet, herstel); hulp (van familie, buren ed.). 80
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
-
Diagnosticeren (afwijzend)voedingsgedrag bij dementie.
-
Screening op ondervoeding.
-
Analyse leidt tot een behandelplan.
-
Taken bij de zorg voor de maaltijd op de afdeling zijn: patiënt helpen met kiezen van eten en drinken, verzorging voor de maaltijd (bv handen wassen), creëren van een plezierige eetomgeving, verstrekken van eten en drinken, zonodig hulp bieden bij het eten, verzorging na de maaltijd.
-
Taken verpleegkundige bij preventie en behandeling van ondervoeding: voorkomen dat de patiënt teveel belast wordt; zorgen dat hij/zij op tijd eet en drinkt en hierbij zonodig geholpen wordt.
-
Het helpen met eten bij gehandicapten.
-
Helpen bij kauw- en slikproblemen.
-
Helpen bij status na operatie.
-
Taken verpleegkundige bij preventie en behandeling van ondervoeding: nagaan of therapie of onderzoek gepland zijn die de voedingstoestand in gevaar kunnen brengen en maatregelen nemen, zoals het aanpassen van de planning of het inschakelen van een diëtist.
-
Het bijhouden van een vochtlijst.
-
Geven van sondevoeding/TPV (thuis).
-
Bij ontslag zorgen voor een goede overdracht, zodat de zorg rondom de voeding gecontinueerd wordt.
-
Evidence based handelen m.b.t. voedingszorg.
-
Het geven van voedingsvoorlichting, die eensluidend is met de voorlichting die wordt gegeven door anderen, zoals diëtisten.
Zakboek Voeding (Stegeman, 2012): De besproken problemen zijn: anorexie, benauwdheid, borstvoeding (teveel, te weinig), braken en misselijkheid, braken en reflux bij zuigelingen, brandend maagzuur, dehydratie, diarree en obstipatie ( bij volwassenen, zuigelingen, peuters en kleuters), droge mond, eetstoornissen (bij volwassenen, kinderen en verstandelijk gehandicapten), kauwproblemen, moeheid, ondervoeding, overgewicht en obesitas, slikstoornissen, voedselweigering, zelfzorgproblemen met voeding. Zorgmodule Voeding (NVD, 2012): Deze zorgmodule omschrijft de ziekteoverstijgende zorg met betrekking tot voeding en 81
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
vormt een integraal onderdeel met de ziektespecifieke zorgstandaarden. Vanuit de omschrijving ‘voedingszorg is het overkoepelende begrip waarmee alle zorg op het gebied van het aanleren van gezond of aangepast voedingsgedrag bij de preventie en behandeling van chronische ziekten wordt aangeduid’ zijn vier niveaus van adequate voedingszorg onderscheiden. Deze niveaus worden bepaald op grond van de medische diagnose, de zorgstandaard en de anamnese. Elk niveau wijst naar zijn eigen zorgprofiel, zodat de juiste professionele zorg wordt geboden. De benodigde competenties zijn per zorgprofiel beschreven. Zorgprofiel 1 is ‘uitsluitend zelfmanagement’. Dit profiel is geïndiceerd voor mensen waarbij voedingszorg niet direct een onderdeel van de behandeling is. Echter, gezonde voeding is belangrijk voor iedereen en de relatie met gezondheid moet daarom worden benadrukt. Hierbij zijn geen zorgverleners op het gebied van voeding betrokken. De cliënt gaat zelf aan de slag met de leefstijl en kan daarbij worden ondersteund door gewezen te worden op (online) hulpprogramma’s en informatie, gebaseerd op de Richtlijnen goede voeding en andere, door relevante beroepsgroepen goedgekeurde informatiebronnen. Benodigde competenties: -
Kennis hebben over de grenzen van de eigen vakbekwaamheid
-
Indien nodig een andere zorgverlener consulteren of doorverwijzen.
-
Kennis over welke informatie/hulpbronnen betrouwbaar zijn of hoe betrouwbare informatie te vinden is.
Zorgprofiel 2 is ‘individuele zorg met algemeen voedingsadvies’. Dit profiel is geïndiceerd voor cliënten met risicofactoren en ziekten waarbij een algemeen voedingsadvies als onderdeel van algemene leefstijladviezen onderdeel vormt van de behandeling. Hierbij geeft de zorgverlener algemeen voedingsadvies en richt zich op de bewustwording van de aanwezige gezondheidsrisico’s, het leggen van de relatie tussen de leefstijl en de gezondheid en op het motiveren tot verandering in kleine haalbare stappen. Benodigde competenties: -
Kennis hebben over de grenzen van de eigen vakbekwaamheid met betrekking tot farmaceutische- en psychologische expertise, multidisciplinair samenwerken en ondersteunen van zelfmanagement.
-
Uitvoeren, een andere zorgverlener consulteren of doorverwijzen met betrekking tot farmaceutische- en psychologische expertise, multidisciplinair samenwerken en ondersteunen van zelfmanagement.
82
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
-
Kennis hebben op het gebied van gezonde voeding en de relatie met (een hoog risico op) chronische ziekten.
-
Beheersen van motiverende gesprektechnieken.
Werkcahier Kwalificatieniveau 5, Voeding (VaardigheidsOnderwijs, 2007): Dit werkcahier Voeding behandelt de volgende vaardigheden: het meten van de lichaamslengte en – gewicht, het is kaart brengen van de voedingstoestand, het serveren en assisteren bij de maaltijd op bed en in groepsverband, het hanteren van een vocht- en voedingslijst, het inbrengen van een maagsonde, het geven van sondevoeding (via een PEG); per bolus en continu.
Nederlands onderzoek Verpleegkundige taken. Oncologie voeding en beweging (Griffioen et al., 2011), zie bijlage B.
Nederlandse richtlijnen Algemene voedings- en dieetbehandeling versie 2.0 (LWDO, 2012): De consensus based landelijke richtlijn van het Integraal Kankercentrum Nederland ‘Algemene voedings- en dieetbehandeling versie 2.0’ benoemt o.a. de taken van een (wijk)verpleegkundige in de multidisciplinaire voedingszorg rondom de kankerpatiënt. Deze taken zijn: -
het signaleren van problemen bij voeding door systematisch screenen van ondervoeding, monitoren van het lichaamsgewicht, problemen die de inname van voeding verstoren en door hulpvragen van patiënt en naasten.
-
ze heeft aandacht voor de uitvoer van het voedingsbehandelplan in de dagelijkse zorg voor de patiënt.
-
geeft voorlichting.
-
past zonodig verpleegkundige interventies toe, zoals hulp bij eten als de patiënt dit zelf niet kan, een goede mondverzorging en de toediening van sonde- en parenterale voeding.
www.stuurgroepondervoeding.nl: Via de site zijn de volgende taken van verpleegkundigen beschreven rondom de aanpak van ziektegerelateerde ondervoeding, in het ziekenhuis, verpleeg- en verzorgingshuis, eerstelijnszorg en thuiszorg en de revalidatiekliniek. o De verpleegkundige screent elke patiënt/cliënt routinematig (vanaf opname) met behulp van een gevalideerd screeningsintrument. 83
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
o Op basis van de screeningsuitslag wordt een behandelplan in werking gesteld. Patiënten met een matige voedingstoestand krijgen verrijkte hoofdmaaltijden en energie- en eiwitrijke tussentijdse verstrekkingen. Bij patiënten met een slechte voedingstoestand wordt de diëtist ingeschakeld bij de behandeling. Daarnaast krijgen de patiënten ook de verrijkte maaltijden en tussentijdse verstrekkingen aangeboden. Bij het organiseren van sondevoeding thuis heeft een verpleegkundige de volgende verantwoordelijkheden: -
Stelt de verpleegkundige doelen vast t.a.v. de sondevoeding binnen het multidisciplinaire behandelplan.
-
Stemt multidisciplinair af t.a.v. de doelen van de dieetbehandeling.
-
Beoordeelt mede of de thuissituatie geschikt is voor thuisbehandeling met sondevoeding.
-
Legt een neus-maagsonde aan.
-
Stemt af met de diëtist over de toedieningsmethode.
-
Is verantwoordelijk voor de zorg rondom de sondevoeding, afhankelijk van wat de patiënt/cliënt (of mantelzorg) zelf doet: regelen van een Ciz-indicatie, bepalen en bestellen van materialen, regelen van medicatie bij sonde (met apotheker), overdracht naar collega’s, bereikbaarheid, bijhouden van het zorgdossier, dient de sondevoeding toe.
-
Kiest of ontwikkelt mede eigen multidisciplinair voorlichtingsmateriaal.
-
Monitort de intake en het gewichtsverloop in afstemming met diëtist.
-
Evalueert het verloop, stemt af met de andere betrokken disciplines en stelt het behandelplan en -doelen zonodig bij.
-
Signaleert de noodzaak van het verwisselen van de sonde.
-
Stemt het stoppen van de sondevoeding multidisciplinair af.
-
Bij de teruggaan naar orale voeding: monitort de intake en het gewichtsverloop in afstemming met diëtist.
Zorg voor vocht en/of voedsel rondom het levenseinde (AVVV, 2005): De samenvatting van aandachtspunten uit de notitie ‘Zorg voor vocht en/of voedsel rondom het levenseinde’ en de notitie zelf benoemt de volgende taken van verpleegkundigen bij (slecht) eten en drinken van zorgvragers: -
helpen van de zorgvragers, bij levenseinde, met eten en drinken;
84
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
-
signaleren, bespreken (met patiënt en diens vertegenwoordiger), rapporteren en melden aan de arts van het feit dat een zorgvrager (bij levenseinde) niet voldoende eet en drinkt of afweergedrag vertoont t.a.v. eten en drinken;
-
het mede bepalen, middels overleg, of voedselweigering door de wilsbekwame zorgvrager gerespecteerd mag of moet worden;
-
het geven van informatie (aan de arts, patiënt en/of diens vertegenwoordiger bij wilsonbekwaamheid) over het wel of niet kunstmatig toedienen of staken van vocht en/of voedsel bij het levenseinde;
-
het begeleiden en steunen van de zorgvrager, diens familie en vertegenwoordiger bij de besluitvorming rondom het wel of niet kunstmatig toedienen of staken van vocht en/of voedsel bij het levenseinde en informatie verstrekken. Hierbij is de verpleegkundige zich bewust van de symbolische betekenis van eten en drinken;
-
het toedienen of staken van voedsel door een sonde bij levenseinde;
-
zorgen voor een goede verzorging als de zorgvrager bij levenseinde niet langer eet en drinkt (lip-, mond- en gebits- en huidverzorging).
Overgewicht. Preventie, signalering, interventie en verwijzing (Kist- Holthe van et al., 2012): De jeugdgezondheid-professionals, onder andere bestaande uit verpleegkundigen, voeren de volgende taken uit vanuit de Centra voor Jeugd en Gezin: -
het systematisch bepalen en volgen van de groeiontwikkeling vanaf de geboorte tot 19 jaar;
-
speciale aandacht besteden aan kinderen met risicofactoren voor overgewicht, zoals ouders met overgewicht/obesitas, een Turkse of Marokkaanse afkomst, een laag en ook een te hoog geboortegewicht, een lage sociaal economische status, weinig bewegen.
-
het afnemen van een anamnese waarbij gevraagd wordt naar medicatiegebruik; beleving van het gewicht; kennis over gevolgen van overgewicht; voorkomen van overgewicht, cardiovasculaire ziekten en diabetes type 2 bij de rest van het gezin; beweegpatroon; middels een eenvoudige voedingsanamnese vragen naar gebruik van borstvoeding, medicatie, gezoete dranken, ontbijt, snoep, snacks, fastfood en alcohol.
-
het bij laten houden van een eenvoudig (‘gezoete dranken-ontbijt-snoep en snacksfastfood-alcohol) eet- en beweegdagboekje en deze beoordelen.
85
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
-
Het bepalen van de bloeddruk bij kinderen met overgewicht vanaf 5 jaar.
-
Het geven van voorlichting over gezonde voeding en gezond voedingsgedrag aan de ouder(s) en hun kind, gebruikmakend van motiverende gesprekstechnieken. De voorlichting richt zich op het stimuleren van gebruik van borstvoeding, bewegen en ontbijt en het afraden van (gezoete)frisdranken, fastfood, t.v. kijken of computeren en (energierijke) tussendoortjes. a) het standaard aandacht besteden aan gezonde voeding en gezond voedingsgedrag voor het hele gezin bij de reguliere consulten voor kinderen van 0-2 jaar. b) een aantal extra consulten voor kinderen met overgewicht, waarbij middels motiverende gesprekstechnieken ingegaan wordt op leefstijlverandering van het hele gezin.
-
Het verwijzen van kinderen met overgewicht of obesitas naar bijvoorbeeld de huisarts, kinderarts, diëtist, gecombineerde leefstijlprogramma’s.
Kennis van beweeggedrag, opvoedingsstijlen van kinderen, voedingsgewoonten en leefstijlprogramma’s in de regio is essentieel. Zo ook het beheersen van motiverende gesprekstechnieken. JGZ-richtlijn Voeding en eetgedrag (Lanting et al., 2013): De belangrijkste taken van de JGZ op het gebied van voeding, eetgedrag en eetpatronen zijn: • Het volgen van de groei, ontwikkeling en gezondheid van 0-19 jarigen. • Het geven van preventieve (voedings)adviezen ter voorkoming van tandbederf. • Signalering, begeleiding en verwijzing bij een (dreigend) voedingsprobleem (spugen, verslikken, moeizame ontlasting, diarree, te weinig drinken/eten en te veel drinken/eten) en eetproblemen. • Voorlichting geven over gezonde voeding, suppletie, een gezond voedingspatroon, voedingstechniek en leeftijdsadequaat eetgedrag en het stimuleren van ouders in het opbouwen van een gezond eetpatroon, hierbij rekening houdend met diverse eetculturen, om de ontwikkeling van verstoorde patronen op deze gebieden te voorkomen. • Vragen beantwoorden over voeding, eetgedrag en voedingsproblemen. • Afnemen van een voedingsanamnese (wat, hoeveel en wanneer), als ouders aangeven dat er zorgen zijn. Bij twijfel over de hoeveelheid en de samenstelling van de voeding kan een voedingsdagboekje worden gebruikt. • Het geven van pedagogische adviezen om eetproblemen te voorkomen.
86
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
• Advisering en begeleiding op het gebied van voeding, voedingspatroon en voedingstechniek om voedingsproblemen te beperken. • Het vroegtijdig signaleren en gericht verwijzen bij een (dreigende) voedingsstoornis of een (dreigende) eetstoornis. Gegevens worden geregistreerd in het Digitaal Dossier Jeugdgezondheidszorg (DD JGZ). In het kader van de preventie van ongezonde voedingspatronen en verstoord eetgedrag werkt het JGZ-team samen met of verwijst naar de huisarts, kinderarts, kinderdiëtist, prelogopedist, kinderfysiotherapeut, medewerker van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven, videohometrainer, gedragswetenschapper, psycholoog en kinder- en jeugdpsychiater.
Onderzoek uit de V.S. en Engeland Nutrition in baccalaureate nursing education and beginning clinical nursing practice (Weigley, 1997), zie bijlage B. Incorporating nutrition in a baccalaureate nursing curriculum: one school’s experience (Morse, 1997). De volgende vijf inhoudelijke richtlijnen zijn bepalend geweest voor de essentiële inhoud m.b.t. voeding: 1. gebruik van een normale, gezonde voeding en voedingsbehoeften gedurende alle levensfasen moeten worden benadrukt in het onderwijs; 2. de verpleegkundige moet ervoor zorgen dat de gebruikelijke voedingsintake tijdens opname kan worden gecontinueerd, de voedingstoestand kan worden hersteld, zodat een optimale voedingsstatus kan worden bereikt of voortgezet. 3. Verpleegkundigen moeten in staat zijn tot het beoordelen, monitoren en evalueren van de voedingsstatus om zo de juiste begeleiding te kunnen bieden, zelf te interveniëren en door te verwijzen naar een deskundige. 4. Verpleegkundigen moeten in staat zijn tot het vertalen van wetenschappelijke informatie naar spreektaal in gesprek met de cliënt. Dit vereist een begrip van voeding als bron van voedingsstoffen. Kennis van professionele, betrouwbare bronnen m.b.t. voeding is ook nodig. 5. Verpleegkundigen moeten zich bewust zijn van de fysiologische-, psychologische-, sociale-, culturele- en kennisaspecten die de voedselinname beïnvloeden. De drie richtlijnen m.b.t. het proces, die aangeven welke vaardigheden en technieken belangrijk zijn in de beroepscontext van verpleegkundigen, zijn: 87
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
1. De kennis van voeding en bronnen van voedingsstoffen moet dusdanig zijn dat verpleegkundigen onduidelijke of onjuiste informatie kan herkennen en kan zorgen voor het verkrijgen van betrouwbare informatie. 2. Verpleegkundigen moeten de eigen grenzen kennen m.b.t. de voedingskennis en – rollen mb.t. de voedingszorg rondom de cliënt. Ze moeten kunnen samenwerken met voedingsdeskundigen en de cliënt kunnen doorverwijzen naar een geschikte cursus. 3. Gezien alle aanbevelingen moeten verpleegkundigen beschikken over specifieke vaardigheden, naast een degelijke basiskennis, om voedingszorg te kunnen leveren. Hieronder vallen vaardigheden om de voeding te beoordelen, voorlichting te geven, begeleiding te bieden, samen te werken en door te verwijzen.
Nutrition Curricular Guide for Training Physicians (Eaton & Hark, 2003): De overkoepelende competenties (A.1 en A.2) zijn: -
neemt een medische patiëntanamnese af, inclusief gezins-, sociale-, voedings- en bewegings-anamnese, gewichtsverloop, gebruik van voorgeschreven en zelfzorgmedicatie, voedings- en kruidensuppletie, alcohol- en drugsconsumptie;
-
voert lichamelijk onderzoek uit, inclusief antropometrisch-, groeiontwikkeling en signaleert ondervoeding en overgewicht;
-
selecteert en interpreteert de resultaten van screeningsinstrumenten, labonderzoek en diagnostische procedures die worden ingezet bij het beoordelen en managen van de voeding van de patiënt;
-
beoordeelt het voedingspatroon en de huidige voedingsstatus van de patiënt op basis van de ‘USDA Food Guide Pyramid’;
-
bepaalt of de patiënt een voedingsadvies (als onderdeel van een leefstijladvies) of dieetbehandeling nodig heeft;
-
verwerkt de beoordeling van de voedingstoestand tot een individueel voedings- en beweegplan voor optimale gezondheid, het verlagen van risicofactoren en van algemene gezondheidsproblemen;
-
begeleidt (counselt) de patiënt bij het nemen van voedingsmaatregelen die in lijn liggen met het aanleren en behouden van een gezonde leefstijl en bij het vaststellen van realistische doelen m.b.t. voeding, beweging en gedrag;
-
houdt rekening met culturele diversiteit bij het verstrekken van correcte voedingsinformatie en ontkrachten van misleidende informatie;
88
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
-
past effectieve (motiverende) gesprekstechnieken toe en sluit aan bij de mate van motivatie en de fase van gedragsverandering van de patiënt , stimuleert het vaststellen van doelen, het herkennen van barrières, het oplossen van problemen, zelfmonitoring, zelfbekrachtiging en stimuluscontrole;
-
consulteert of verwijst door naar diëtist, arts, andere geschikte disciplines binnen zorg en welzijn, en verwijst naar geschikte erkende voedingsinstanties;
-
erkent dat voeding, beweging en andere leefstijlfactoren directe, substantiële effecten kan hebben op de lange termijn op de groei en ontwikkeling, behoud van gezondheid, het voorkómen en behandelen van ziekte;
-
houdt merkbaar rekening met de unieke -cultureel diverse- karakteristieken van de patiënt/cliënt en, overeenkomstig daarmee, rekening houden met diens unieke voedingsbehoeften en – gewoonten;
-
weet hoe persoonlijke- omgevings- en sociale factoren onderling invloed hebben en het eetgedrag en voedingsgewoonten beïnvloeden;
-
houdt rekening met biomedische-, psychologische-, sociale-, ethische- en voedingsvraagstukken die invloed hebben op de zorg van de patiënt;
-
ziet het belang in van een multidisciplinaire benadering bij de voedingszorg;
-
ziet het belang in van de autonomie van de patiënt/cliënt en de laten nemen van de eigen beslissingen rondom de voedingszorg;
-
stimuleert collega’s tot het fungeren als rolmodel voor de patiënt met betrekking tot voeding en een gezonde leefstijl;
-
erkent het belang van goede voedingszorg voor kwaliteit van leven;
-
stimuleert andere collega’s in het bijdragen aan initiatieven in de samenleving tot bevordering van een gezonde leefstijl;
-
houdt rekening met culturele diversiteit bij het verstrekken van correcte voedingsinformatie en ontkrachten van misleidende informatie.
De onderwerpen van de specifiekere competenties voor de subcategorieën (B t/m G) zijn: voedingsleer; voedingsvoorlichting en gedragsverandering bij preventie en behandeling van ziekten; beoordelen van de voedingstoestand; bewegingsleer; voeding bij (specifieke problemen bij) zwangerschap en lactatie, voeding van de te vroeg geborene, zuigeling, peuter/kleuter, kinderen en adolescenten, volwassenen, ouderen; voeding bij hypertensie, hypercholesterolaemie, hart- en vaatziekten, obesitas, diabetes mellitus, maagdarmziekten, hematologie,
oncologie,
immunologie,
reumatologie,
longziekten,
nierziekten,
89
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
botgezondheid,
voedingszorg
bij
ziekte
(o.a.
ondervoeding,
enterale
voeding),
voedingstrends. Patients’ nutritional care in hospital: An ethnographic study of nurses’ role and patients’ experience (Savage & Scott, 2005): De volgende voedingszorgtaken van verpleegkundigen werden benoemd: -
beoordelen van de voedingsstatus als onderdeel van de verpleegkundige anamnese (zoals gewichtsverloop, regelmatige screening op ondervoeding of screening op dysfagie)
-
doorverwijzing naar en samenwerking met een diëtist
-
het uitvoeren van een ‘risico op ondervoeding zorgplan’ (2x per week wegen en rapportage van het gewichtsverloop”; helpen van de patiënt bij het kiezen van geschikte voeding; het verstrekken van aanvullende drinkvoeding als tussendoortje en het rapporteren hiervan; noteren van de voedingsintake; overleggen met de patiënt en diens familie over wat men wel en niet lekker vindt en het stimuleren van bezoek geschikte extra’s mee te nemen voor de patiënt; zorgdragen voor en/of bieden van hulp en hulpmiddelen bij het nuttigen van de maaltijd indien nodig; het bespreken van problemen met betrekking tot de voeding; het terugkoppelen naar de diëtist van veranderingen in de gezondheid van de patiënt; het overwegen van sondevoeding als een adequate voedselinname oraal niet gehaald wordt)
-
taken bij het verstrekken van voedsel (zorgdragen voor het verstrekken van voedingssupplementen, als drinkvoeding en snacks; het stimuleren tot eten en drinken; verantwoordelijk voor het dagelijkse invulling van de menulijsten door de patiënten; taken bij de ‘Protected Mealtimes’, (zoals het organiseren van alle andere taken rondom de beschermde maaltijdmomenten; ervoor zorgen dat de patiënt klaar is voor de maaltijd -opruimen van de afdeling en de tafel van de patiënt, ervoor zorgen dat de patiënt zich bevindt in een veilige en comfortabele houding, schone handen en zonodig aangepast eetgerei heeft-;
helpen bij het zo snel mogelijk
uitdelen van de maaltijden, zodat deze nog zo heet mogelijk worden opgediend en de patiënt zo lang mogelijk de tijd heeft te eten; zorgdragen voor het zo aantrekkelijk mogelijk opdienen van het eten; -
hulp bieden bij de opname van voedsel
-
stimuleren tot eten en drinken
-
het monitoren van de voedselintake, door gebruik te maken van voedsel- en
90
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
vochtlijsten, gewichtsverloop.
Engelse richtlijnen Nutrition now (RCN, 2007): De verantwoordelijkheden van een verpleegkundige zijn hierin: -
het leveren van cliëntgerichte en evidence-based zorg. Met betrekking tot voeding betekent dit ervoor zorgen dat alle aspecten van voeding worden meegenomen en uitgevoerd in de context van de individuele behoeften;
-
men zich op de hoogte houdt van de voedings- en vochtstatus door beoordeling, op basis van evidence-based informatie en door continue professionele ontwikkeling;
-
men zich actief inzet om slechte zorg rondom vocht en voeding aan te pakken;
-
men zorgdraagt voor een omgeving die goede voedingszorg waarborgt;
-
het evalueren van de voedingszorg en het zonodig verbeteren;
-
het
bijdragen
aan
een
ongehinderde
multi-professionele
en
transmurale
voedingszorg; -
tijd vrijmaken om optimaal tegemoet te komen aan de voedingsbehoeften van de patiënt, cliënt en gebruikers met de ‘Protected Mealtimes’;
-
bekend zijn met werkwijze binnen de organisatie rondom het voorkomen en behandelen van het (risico) op ondervoeding van patiënten, cliënten en gebruikers
(rcn.org.uk/newsevents/campaigns/nutritionnow).
Factsheet 1: Food service and nutritional care is delivered safely (RCN, 2009a): De zorg richt zich onder andere op het veilig leveren van maaltijden en zorg rondom de maaltijden. Vanuit de ‘National Patient Safety Agency’ zijn belangrijke thema’s benoemd die aandacht vragen door verpleegkundigen. Dit zijn: -
stikken in het eten;
-
uitdroging (bij overplaatsing van de patiënt of omdat intraveneuze vochttoediening is voorgeschreven maar niet wordt uitgevoerd);
-
te lang nuchter houden van de patiënt bij uitstel van een operatie of behandeling;
-
patiënt/cliënt krijgt de verkeerde voeding, zoals ingrediënten waar men allergisch voor is, bij slikklachten de verkeerde consistentie; of een aangepaste consistentie terwijl dit niet nodig is;
-
cateringproblemen, zoals maaltijden worden geserveerd op de verkeerde temperatuur of de patiënt/cliënt kan niet krijgen wat hij/zij nodig heeft; 91
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
-
verkeerde dosering van kunstmatige (sonde- of bij)voeding;
-
het onnodig missen van maaltijden, bijvoorbeeld door het wegroepen van de patiënt voor een niet-urgent onderzoek;
-
overplaatsing van patiënten zonder overdracht van voedingsbehoeften;
-
voedingsintake als een belangrijke factor bij het ontstaan en in stand houden van doorligwonden.
Factsheet 2: An environment conductive to people enjoying their meals and being able to safely consume their food and drinks is maintained (in hospitals this is known as ‘Protected Mealtimes’ (RCN, 2009b): De zogenaamde ‘Protected Mealtimes’ is één van de tools, die kan worden ingezet om een goede voedingszorg te waarborgen, in ziekenhuizen, verpleeg- en verzorgingshuizen. Hierbij zijn de taken van de verpleegkundige, samen met het team rondom de patiënt: -
ervoor zorgen dat de patiënt klaar is voor de maaltijd (de patiënt bevindt zich in een veilige en comfortabele houding, heeft schone handen, zonodig aangepast eetgerei, waarbij de zelfzorg zoveel mogelijk wordt gestimuleerd);
-
ervoor zorgen dat de omgeving stimuleert tot eten ( de eetplek is ontruimd van andere zaken; er is mogelijkheid tot het gebruiken van de maaltijd in bijzijn van gasten of juist alleen);
-
assistentie verlenen (hulp bieden bij het openen van verpakkingen; assisteren bij de keuze van de maaltijden; ervoor zorgen dat de patiënt zijn eigen portiegrootte kan bepalen; ervoor zorgen dat de patiënt bij zijn eten en drinken kan komen; zorgdragen voor hulp bij het serveren van voeding indien nodig; zelf assisteren bij het nuttigen van de maaltijd; zorgdragen voor adequate opname van vocht en voeding);
-
observatie (observeren of patiënten daadwerkelijk eten en het juiste, geschikte voedsel eten; slikproblemen monitoren; ervoor zorgen dat patiënten die nuchter moeten zijn inderdaad niet eten en drinken).
-
monitoren/beoordelen (het bijhouden van vocht- en voedselinname; doorverwijzen naar de juiste discipline, zoals een diëtist of een logopedist.
Amerikaanse standpunt verklaring Position of The American Dietetic Association: Nutrition education for health care professionals (O'Sullivan Maillet & Young, 1998): Belangrijk voor de disciplines is dat zij de rol van gezonde voeding bij een gezonde leefstijl benadrukken en hierover begrijpelijke voorlichting geven. In de eigen opleiding het 92
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
onderwijs daartoe moeten omvatten: de voedingsbehoeften voor alle leeftijdsgroepen, het kunnen lezen van voedingsinformatie op verpakkingen, specifieke voedingsbehoeften bij zwangerschap, lactatie, voor zuigelingen en ouderen. Volgens de ADA hebben verpleegkundigen een grote rol (in de tabel vallend onder de categorie ‘broad’) bij het voorlichten van patiënten over voeding. De taken zijn: screenen van voedingsrisico’s; de voedingsstatus
beoordelen;
het
bevestigen
van
de
gezonde
voedingsboodschap;
benadrukken dat de voedingsbehoeften verschillen per persoon, per situatie en gedurende het hele leven; voorlichten over richtlijnen goede voeding en het gebruiken van een gezonde voeding als aanvullende therapie; doorverwijzen naar de diëtist voor nadere begeleiding.
93
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
E Matrix -voorbeeld Beroepsprofiel 2012 7 competentiegebieden
taken
Samenwerkingspartner
Communicator
Zorgverlener
het verzamelen en analyseren van gegevens, inschatten risico's, probleem herkennen, monitoren, evalueren, beargumenteren
interveniëren
Verpleegkundige taken. Oncologie voeding en beweging (Griffioen et al., 2011) Taken
Algemene voedings- en dieetbehandeling versie 2.0 (LWDO, 2012) Taken
www.stuurgroepondervoedin g.nl (2013) Taken
Zorg voor vocht en/of voedsel rondom het levenseinde (AVVV, 2005) Taken
Het afnemen van een anamnese. De patiënt wegen. Aandacht hebben voor overvoeding. Het volgens protocol herhaaldelijk screenen van de patiënt d.m.v. de MUST. Het signaleren van voedingsproblemen van de patiënt en het zonodig ondernemen van actie hierop. Observeren wat de patiënt eet. Het bijhouden van een vochtbalans.
het signaleren van problemen bij voeding door systematisch screenen van ondervoeding, monitoren van het lichaamsgewicht, problemen die de inname van voeding verstoren en door hulpvragen van patiënt en naasten.
De verpleegkundige screent elke patiënt/cliënt routinematig (vanaf opname) met behulp van een gevalideerd screeningsintrument; Stelt de verpleegkundige doelen vast t.a.v. de sondevoeding thuis binnen het multidisciplinaire behandelplan; Beoordeelt mede of de thuissituatie geschikt is voor thuisbehandeling met sondevoeding; Monitort de intake en het gewichtsverloop in afstemming met diëtist bij sondevoeding thuis; Evalueert het verloop van de sondevoeding thuis, stemt af met de andere betrokken disciplines en stelt het behandelplan en -doelen zonodig bij; Signaleert de noodzaak van het verwisselen van de sonde, bij sondevoeding thuis; Stemt het stoppen van de sondevoeding multidisciplinair af; - Bij de teruggaan van sondevoeding thuis naar orale voeding: monitort de intake en het gewichtsverloop in afstemming met diëtist.
Signaleren, bespreken (met patiënt en diens vertegenwoordiger), rapporteren en melden aan de arts van het feit dat een zorgvrager (bij levenseinde) niet voldoende eet en drinkt of afweergedrag vertoont t.a.v. eten en drinken. het mede bepalen, middels overleg, of voedselweigering door de wilsbekwame zorgvrager gerespecteerd mag of moet worden;
De patiënt helpen bij het eten indien nodig. Aandacht aan de patiënt geven. De voeding van de patiënt starten na een operatie. de voedingsassistent helpen met het uitdelen van de maaltijden. Het bewaken van de voedingstoestand. De zorg evalueren.
ze heeft aandacht voor de uitvoer van het voedingsbehandelplan in de dagelijkse zorg voor de patiënt. - past zonodig verpleegkundige interventies toe, zoals hulp bij eten als de patiënt dit zelf niet kan, een goede mondverzorging en de toediening van sondeen parenterale voeding.
verrichten van voorbehouden handelingen communiceren en samenwerken (met patiënten, hun naasten, mantelzorgers en collegazorgverleners) het consulteren van en communiceren met de diëtiste. diëten en bijzonderheden doorgeven aan de voedingsassistent.
Op basis van de screeningsuitslag wordt een behandelplan bij ondervoeding in werking gesteld. Patiënten met een matige voedingstoestand krijgen verrijkte hoofdmaaltijden en energieen eiwitrijke tussentijdse verstrekkingen. Bij patiënten met een slechte voedingstoestand wordt de diëtist ingeschakeld bij de behandeling. Daarnaast krijgen de patiënten ook de verrijkte maaltijden en tussentijdse verstrekkingen aangeboden; Is verantwoordelijk voor de zorg rondom de sondevoeding thuis, afhankelijk van wat de patiënt/cliënt (of mantelzorg) zelf doet: regelen van een Cizindicatie, bepalen en bestellen van materialen, regelen van medicatie bij sonde (met apotheker), overdracht naar collega’s, bereikbaarheid, bijhouden van het zorgdossier, dient de sondevoeding toe. Kiest of ontwikkelt mede eigen multidisciplinair voorlichtingsmateriaal bij sondevoeding thuis. Legt een neus-maagsonde aan.
helpen van de zorgvragers, bij levenseinde, met eten en drinken; het begeleiden en steunen van de zorgvrager, diens familie en vertegenwoordiger bij de besluitvorming rondom het wel of niet kunstmatig toedienen of staken van vocht en/of voedsel bij het levenseinde en informatie verstrekken. Hierbij is de verpleegkundige zich bewust van de symbolische betekenis van eten en drinken; het toedienen of staken van voedsel door een sonde bij het levenseinde; - zorgen voor een goede verzorging als de zorgvrager bij levenseinde niet langer eet en drinkt (lip-, monden gebits- en huidverzorging).
Stemt multidisciplinair af t.a.v. de doelen van de dieetbehandeling bij sondevoeding thuis ;Stemt af met de diëtist over de toedieningsmethode van de sondevoeding thuis.
het geven van informatie (aan de arts, patiënt en/of diens vertegenwoordiger bij wilsonbekwaamheid) over het wel of niet kunstmatig toedienen of staken van vocht en/of voedsel bij het levenseinde;
Overgewicht. Preventie, signalering, interventie en verwijzing (Kist- Holthe van et al., 2012): Taken bij preventie van Kennisonderwerpen overgewicht en obesitas bij kinderen 0-19 jaar
JGZ-richtlijn Voeding en eetgedrag (Lanting et al, 2013) Taken JGZprofessionals
het systematisch bepalen en volgen van de groeiontwikkeling vanaf de geboorte tot 19 jaar; speciale aandacht besteden aan kinderen met risicofactoren voor overgewicht, zoals ouders met overgewicht/obesitas, een Turkse of Marrokaanse afkomst, een laag en ook een te hoog geboortegewicht, een lage sociaal economische status, weinig bewegen; het afnemen van een anamnese (waarbij gevraagd wordt naar medicatiegebruik, beleving van het gewicht, kennis over gevolgen van overgewicht, voorkomen van overgewicht, cardiovasculaire ziekten en diabetes type 2 bij de rest van het gezin, beweegpatroon; afnemen van een eenvoudige voedingsanamnese waarbij wordt gevraagd naar gebruik van bortvoeding, medicatie, gezoete dranken, ontbijt, snoep, snacks, fastfood en alcohol; - het bij laten houden van een eenvoudig (‘gezoete dranken-ontbijt-
Het volgen van de groei, ontwikkeling en gezondheid van 0-19 jarigen. Het (vroegtijdig) signalering van een (dreigend) voedingsprobleem (spugen, verslikken, moeizame ontlasting, diarree, te weinig drinken/eten en te veel drinken/eten) en eetproblemen. Afnemen van een voedingsanamnese (wat, hoeveel en wanneer), als ouders aangeven dat er zorgen zijn. Bij twijfel over de hoeveelheid en de samenstelling van de voeding kan een voedingsdagboekje worden gebruikt.
Het verwijzen van kinderen met overgewicht of obesitas naar bijvoorbeeld de huisarts, kinderarts, diëtist, gecombineerde leefstijlprogramma’s.
Kennis van beweeggedrag, opvoedingsstijlen van kinderen, voedingsgewoonten en leefstijlprogramma’s in de regio is essentieel. Zo ook het beheersen van motiverende gesprekstechnieken; kennis over risicofactoren voor overgewicht bij kinderen, zoals ouders met overgewicht/obesitas, een Turkse of Marrokaanse afkomst, een laag en ook een te hoog geboortegewicht, een lage sociaal economische status, weinig bewegen.
Begeleiding en verwijzing bij een (dreigend) voedingsprobleem (spugen, verslikken, moeizame ontlasting, diarree, te weinig drinken/eten en te veel drinken/eten) en eetproblemen. Vragen beantwoorden over voeding, eetgedrag en voedingsproblemen. Advisering en begeleiding op het gebied van voeding, voedingspatroon en voedingstechniek om voedingsproblemen te beperken.
In het kader van de preventie van ongezonde voedingspatronen en verstoord eetgedrag werkt het JGZ-team samen met of verwijst naar huis- of kinderarts, kinderdiëtist,prelogop edist, kinderfysiotherapeut, medewerker van peuterspeelzalen en kinderdag-verblijven, videohometrainer, gedragswetenschapp er, psycholoog en kinder- en jeugdpsychiater.
94
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
F Informed consent Toestemmingsformulier
Voor deelname aan het onderzoek ‘Voedingszorg, geleverd door hbo-verpleegkundigen vanaf 2020‘
Het onderzoek richt zich op de taken die een hbo-verpleegkundige heeft met betrekking tot voedingszorg en op de benodigde competenties, om deze taken uit te kunnen voeren. In 2012 is een nieuw beroepsprofiel voor verpleegkundigen verschenen. Alle HBO-V’s in Nederland passen het onderwijs zó aan dat vanaf 2020 startende verpleegkundigen volgens het nieuwe beroepsprofiel aan de slag gaan in de beroepspraktijk. De verpleegkundige heeft van oudsher taken met betrekking tot voeding. Wat betekenen de ontwikkelingen binnen het beroep voor de voedingszorg, geleverd door een hboverpleegkundige? Welke implicaties heeft dit voor het onderwijs, dat daartoe opleidt? U wordt geïnterviewd, waarbij audio-opnames worden gemaakt. Hieruit worden gegevens verwerkt in het onderzoek(sverslag). Uw naam en functie wordt in een bijlage toegevoegd aan het onderzoeksverslag, dat openbaar zal worden. Uw uitspraken kunnen als citaat worden weergeven in het onderzoeksverslag, na uw toestemming en eventuele correctie. U heeft op elk moment het recht zich terug te trekken uit de studie, waarna alle door u verstrekte gegevens vernietigd zullen worden. J. Zuidema-Cazemier (onderzoeker)
[email protected] Akkoord verklaring: Ik bevestig, dat ik dit informatieformulier over deelname aan het onderzoek heb gelezen. Ik begrijp de informatie. Ik heb de gelegenheid gehad om aanvullende vragen te stellen. Eventuele vragen zijn naar tevredenheid beantwoord. Ik geef hierbij toestemming om de gegevens (vanuit het interview) te verwerken voor de (wetenschappelijke) doeleinden, zoals hierboven beschreven.
Datum :
Naam :
Handtekening :
95
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
G Vragenlijst interview met prof. dr. M. J. Schuurmans Interview topiclijst M. J. Schuurmans.
1. Wat is uw leeftijd? 2. Wat is/zijn uw huidige functie(s)?
3. Welke relatie heeft/hebben uw functie(s) met hbo-verpleegkunde en voeding?
4. Als u denkt aan voedingszorg, geleverd door een hbo-verpleegkundige in de huidige beroepspraktijk, waar denkt u dan aan? Welke taken heeft een verpleegkundige met betrekking tot voeding? Noteer zoveel mogelijk wat in u opkomt.
5. Voedingszorg, geleverd door hbo-verpleegkundigen wordt hierna als volgt gedefinieerd: Voedingszorg is het ondersteunen of overnemen van de zorg voor voeding bij preventie en behandeling van ziekte. Preventie wordt belangrijker. Het motiveren tot een gezonde leefstijl en zelfmanagement wordt steeds belangrijker. Voeding is een belangrijk onderdeel van een gezonde leefstijl ter preventie van ziekte. De meeste verpleegkundigen werken in het ziekenhuis, maar de gezondheidszorg verplaatst zich echter steeds meer naar de thuissituatie. Verpleegkundigen zullen daarom steeds meer in andere werkvelden te vinden zijn.
Komen er, na bovenstaande informatie, nog andere taken in u op, wanneer u denkt aan voedingszorg, geleverd door een hbo-verpleegkundige vanaf 2020 in diverse werkvelden? Ziekenhuis, Thuiszorg, verpleeghuizen en woonzorgcentra, Geestelijke gezondheidszorg, Gehandicaptenzorg, Huisartsenzorg, Jeugdgezondheidszorg/GGD.
6. Wat is uw mening over wat voedingszorg, geleverd door hbo-verpleegkundigen vanaf 2020, precies inhoudt? De definitie van Voedingszorg is: het ondersteunen of overnemen van de zorg voor voeding bij preventie en behandeling van ziekte.
96
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
Aandacht voor preventie en het stimuleren van zelfmanagement staat hoog op de gezondheidszorg-agenda van onze overheid. De overheid pleit hierbij voor meer aandacht voor gezonde voeding als onderdeel van een gezonde leefstijl. Hiervoor roept de overheid alle medewerkers binnen de gezondheidszorg op een bijdrage te leveren. Ook met het nieuwe beroepsprofiel voor verpleegkundigen wordt het bevorderen van en kunnen motiveren tot een gezonde leefstijl, preventie en zelfmanagement gezien als belangrijke taken in de toekomst. Wilt u aangeven bij de hierna genoemde taken of u vindt dat deze door hboverpleegkundigen moeten kunnen worden uitgevoerd? Met andere woorden, of deze taken horen onder de voedingszorg, geleverd door hbo-verpleegkundigen vanaf 2020? U kiest hierbij voor de volgende antwoordmogelijkheden ‘Mee eens / mee oneens / geen mening’:
Brengt de voedingszorg in kaart als onderdeel van de verpleegkundige anamnese.
Signaleert patiëntproblemen die betrekking hebben op de voedingstoestand en voedingszorg.
Stelt de voedingszorg vast en kiest een interventie.
Stemt de voedingszorg af met andere disciplines, zoals een diëtist.
Verwijst door naar een diëtist.
Voert verpleegkundige interventies uit in opdracht van een diëtist.
Verleent praktische hulp bij of neemt de zelfzorg over rondom de voeding of voedselinname: -
Brengt een maagsonde in, bedient voedingspomp, geeft sondevoeding en verzorgt de (PEG)sonde.
-
Bij zuigelingen en peuters
-
Bij kauw- en slikproblemen
-
Serveert en assisteert bij de maaltijd (op bed)
-
Serveert en begeleidt de maaltijd in groepsverband 97
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
Houdt in het verpleegkundig handelen rekening met (culturele) wensen, behoeften van de patiënt/cliënt en diens naasten op het gebied van voedingszorg.
Adviseert, motiveert en instrueert de patiënt/cliënt m.b.t. voedingszorg en past daarbij motiverende gesprekstechnieken toe, passend bij de patiënt/cliënt en het niveau van communicatie.
Evalueert de resultaten met de patiënt/cliënt, diens naasten en andere disciplines.
Houdt vakliteratuur bij mb.t. voedingszorg.
Participeert in (praktijk) onderzoek m.b.t. voedingszorg, geleverd door een hboverpleegkundige.
Verzamelt gegevens in brede context, gericht op vroegsignalering en risicobeoordeling waaronder m.b.t. voedingsgedrag.
Voert interventies uit inzake individuele en collectieve preventie en Gezondheidsvoorlichting: Wijst groepen of individuen (patiënt/cliënt) op (online) hulpprogramma’s en informatie, gebaseerd op de Richtlijnen goede voeding en andere, door relevante beroepsgroepen goedgekeurde informatiebronnen.
Geeft groepen of individuen (patiënt/cliënt) algemeen voedingsadvies en richt zich hierbij op de bewustwording van de aanwezige gezondheidsrisico’s, het leggen van de relatie tussen de leefstijl en de gezondheid en op het motiveren tot verandering in kleine haalbare stappen.
Evalueert resultaten met de doelgroep, de patiënt/cliënt.
Mist een taak? Moet een taak anders worden omschreven?
98
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
H Achtergrondinformatie geïnterviewden Werkveld ziekenhuis: Mw. A. Boot (Anja, 59 jaar) is verpleegkundig specialist van het Voedingsteam, Ziekenhuis Gelderse Vallei. Zij heeft twintig jaar als verpleegkundige en ook een periode als waarnemend hoofd op de intensive care gewerkt. Sinds 1996 is zij voedingsverpleegkundige. De Gelderse Vallei is in dat jaar al begonnen met het screenen op ondervoeding, wat voor die tijd heel bijzonder was. Als verpleegkundig specialist van het Voedingsteam staat zij met één been in de organisatie van het ziekenhuis en met het andere been in de patiëntenzorg. Ze indiceert samen met de diëtist van het voedingsteam de parenterale voeding bij patiënten en bieden eventueel een ander alternatief aan. Ze ondersteunt verpleegkundigen wanneer bij bijvoorbeeld een PEG-sonde de ethische aspecten aan de orde komen; wanneer is het zinvol en wanneer is het niet meer zinvol om te gaan voeden. Ook direct patiënten behandelen behoort tot haar takenpakket. Zo begeleidt ze patiënten die met sonde- of parenterale voeding naar huis gaan. Ze geeft ondersteuning aan de thuiszorgorganisatie, door middel van scholingen. Ze verzorgt gastcolleges op hogescholen, presentaties op symposia en houdt zich bezig met het ontwikkelen van protocollen. Op dit moment loopt er een onderzoek vanuit het AMC naar de toepassing van de Cortraksonde (Boot, 2014). Ziekenhuis de Gelderse Vallei is hét voedingsziekenhuis van Nederland. Sinds 2007 werken het ziekenhuis Gelderse Vallei en de Wageningen Universiteit samen in Alliantie Voeding Gelderse Vallei. Deze alliantie verbindt zorg aan voeding en zet zich in voor een betere gezondheid van patiënten thuis, in het ziekenhuis en in verpleeghuizen. Zorg- en kennisinstellingen, regionale overheden en het bedrijfsleven werken samen aan kennisontwikkeling en het gebruik van deze kennis. Het voorkómen en behandelen van ziektegerelateerde ondervoeding is een belangrijk speerpunt (www.geldersevallei.nl).
Werkveld eerstelijnszorg (huisartsenzorg): Prof.dr. J.J. van Binsbergen (Jaap, 68 jaar) werkte van 1973 tot en met 2011 als huisarts. Van 2002 tot en met 2012 was hij hoogleraar Voedingsleer en Huisartsgeneeskunde op de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde aan het Radboudumc (Binsbergen van, 2012). Tijdens zijn carrière maakte hij zich sterk om de huisartsgeneeskunde van het belang van goede voeding te doordringen. Hij initieerde en werkte onder andere aan de ontwikkeling van 99
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
(multidisciplinaire) richtlijnen op het gebied van over- en ondervoeding voor de eerstelijns gezondheidszorg , de LESA’s en de Zorgmodule Voeding (Radboud umc, 2012). Hij gaf onderwijs aan praktijkverpleegkundigen op de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (Binsbergen van, 2014).
Werkveld geestelijke gezondheidszorg: Mw. S. van Hamersveld (Sonja, 38 jaar) is verpleegkundig specialist GGZ (masteropleiding) en
ondernemer en onderzoeker. Ze werkte in de A-verpleegkunde, de gehandicaptenzorg en psychiatrie. Na de HBO-V en HBO-MGZ en de masteropleiding is zij als sociaal psychiatrisch verpleegkundige lange tijd in dienst geweest bij het RIAGG. Met haar bedrijf Charly Green richt zij programma’s, methodieken in binnen de gezondheidszorg en bedrijven om de structurele aandacht voor mentale en fysieke fitheid te optimaliseren. Binnen de gezondheidszorg, zoals de GGZ wordt daartoe aandacht voor leefstijlaspecten in begeleiding en behandeling op een gestructureerde manier bespreekbaar en inzichtelijk gemaakt. De training met gebruik van E-Health, een blended interventie, is gericht op de doelgroepen specialisten, begeleiders, verpleegkundigen (als HBO-V'ers) en cliënten (Hamersveld van, 2014).
Werkveld jeugdgezondheidszorg: Mw. M. Pancham (Madhuri, 46 jaar) heeft, na de HBO-V aan de Haagse Hogeschool, gewerkt als verpleegkundige in de kinderpsychiatrie en in de wijk. Ze werkt nu 14 jaar als jeugdverpleegkundige bij de Jeugdgezondheidszorg Den Haag. Binnen het Centrum voor jeugd en Gezin is zij gericht op de leeftijdsgroep 4 tot 19 jaar. Zij was projectleider van ‘Gezond bezig’, een leefstijlinterventie vanuit de afdeling Gezondheidsbevordering op met name VMBO scholen. Ze heeft als projectgroepslid meegewerkt aan de totstandkoming van de recente JGZ-richtlijn Voeding en eetgedrag (Pancham, 2014).
Werkveld chronische langdurige zorg (thuiszorg, verpleeg- en verzorgingshuizen, gehandicaptenzorg):
100
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
Drs. H. Mostert (Henry, 55 jaar) werkt als adviseur bij Vilans. In het verleden was hij als verpleegkundige lange tijd werkzaam bij de Haagse thuiszorg en heeft hij verplegingswetenschappen gestudeerd (Mostert, 2014). Vilans is een verzameling van kennispleinen voor medewerkers in de langdurige zorg, met als doel langdurige zorg te vernieuwen en te verbeteren, patiënten/cliënten meer regie te geven over de eigen gezondheid en ze zo lang mogelijk zelfstandig te houden (www.vilans.nl). Samen met andere organisaties werkte hij als projectleider binnen het kennisplein ‘Zorg voor Beter’ aan het Verbetertraject Eten en Drinken. Hierbij ging in verzorgings- en verpleeghuizen, gehandicaptenzorg en thuiszorg de aandacht uit naar ondervoeding en een goede ambiance rond de maaltijden. Als projectleider en adviseur bij Het Goede Gesprek werkte hij samen aan meer dialoog en persoonsgerichte zorg. Hij werkte mee aan het handboek 'Belevingsgerichte zorg: De kunst van het afstemmen'. Ook publiceerde hij ervaringsverhalen (moeders, verpleegkundigen, verzorgenden) binnen de aidszorg en boeken over systematisch professioneel werken in de verpleging en verzorging (www.zorgvoorbeter.nl).
101
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
I Interview topic lijst fase 2 Interview topiclijst
Algemene vragen (5 min):
1. Wat is uw leeftijd? 2. Wat is/zijn en/of waren uw (huidige) functie(s)? 3. Welke relatie heeft/hebben uw functie(s) met hbo-verpleegkunde en voeding?
I
Brengt de voedingsbehoeften en voedingsproblemen in kaart (10 min)
4. In hoeverre is deze taak volgens u van belang voor een algemene hbo-verpleegkundige in uw werkveld? Van: onbelangrijk, enigszins onbelangrijk, redelijk belangrijk, belangrijk, zeer belangrijk? Kunt u dit toelichten? Kunt u voorbeelden noemen van hoé een hbo-verpleegkundige dit doet of zou moeten doen?
Over de volgende subtaken heb ik vragen: Onderzoekt de eet- en drinkgewoonten d.m.v. een voedingsanamnese.
5. Wat voor anamnese moet de vp kunnen afnemen? 24-uurs recall, een dietary historie, navragen van productgroepen van de ADH’s, anders?
Beoordeelt de voedingsanamnese: 6. Hoe? Op voedingsstofniveau of anders?
Later mogelijk als suggestie geven: op basis van de Richtlijnen goede voeding en de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden. 7. Mee eens? Toelichten.
Inventariseert en beoordeelt het gebruik van voorgeschreven en zelfzorg-medicatie, voedings- en kruidensuppletie en de wederzijdse interacties tussen deze producten en de voeding(stoestand). 8. Is dit de taak vd vp? 102
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
9. Hoe anders formuleren? 10. Moet de HBO-V de student voorbereiden op deze taak? Licht toe.
11. Ziet u in de nabije toekomst veranderingen m.b.t. deze taak? Zo ja, welke? Bijvoorbeeld ziet u taakverschuivingen met betrekking tot ‘het in kaart brengen van de voedingsbehoeften en voedingsproblemen’? Van de arts naar de verpleegkundige? Licht toe. Van de verpleegkundige naar andere disciplines? Licht toe.
II
Is verantwoordelijk voor een optimale voedingsinname (15 min)
12. In hoeverre is deze taak volgens u van belang voor een algemene hbo-verpleegkundige in uw werkveld? Van: onbelangrijk, enigszins onbelangrijk, redelijk belangrijk, Kunt u dit toelichten? Kunt u voorbeelden noemen van hoé een hbo-verpleegkundige dit doet of zou moeten doen?
Over de volgende subtaken heb ik vragen: Ondersteunt zelfmanagement rondom het gebruiken van de maaltijd
Voorbeelden noemen a.d.h.v. de uitgebreide competentielijst
13. In hoeverre is deze taak volgens u van belang voor een algemene hbo-verpleegkundige in uw werkveld? Van: onbelangrijk, enigszins onbelangrijk, redelijk belangrijk, belangrijk, zeer belangrijk? Kunt u dit toelichten? In hoeverre taken hierin delegeren en naar wie?
Ondersteunt het gebruik van sondevoeding of Totale Parenterale Voeding (TPV)
14. In hoeverre is deze taak volgens u van belang voor een algemene hbo-verpleegkundige in uw werkveld? Van: onbelangrijk, enigszins onbelangrijk, redelijk belangrijk, belangrijk, zeer belangrijk? Kunt u dit toelichten?
103
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
Draagt zorg voor gebruik van de juiste voeding op het juiste moment, zodat een optimale of gewenste voedingsstatus kan worden bereikt of voortgezet
15. In hoeverre is deze taak volgens u van belang voor een algemene hbo-verpleegkundige in uw werkveld? Van: onbelangrijk, enigszins onbelangrijk, redelijk belangrijk, belangrijk, zeer belangrijk? Kunt u dit toelichten?
Verwerkt de beoordeling van de voedingstoestand tot een individueel voedings- en beweegplan voor optimale gezondheid, het verlagen van risicofactoren en van algemene gezondheidsproblemen. 16. In hoeverre een taak van de vp? Hoe anders beschrijven?
Neemt maatregelen in het kader van patiëntveiligheid m.b.t. de voedingszorg
17. In hoeverre is deze taak volgens u van belang voor een algemene hbo-verpleegkundige in uw werkveld? Van: onbelangrijk, enigszins onbelangrijk, redelijk belangrijk, belangrijk, zeer belangrijk? Kunt u dit toelichten? Kunt u hier voorbeelden van noemen die relevant zijn voor uw werkveld?
Zonodig voorbeelden noemen
Monitort de voedingsstatus (m.b.v. een eenvoudige tool) > wat voor tool?
18. In hoeverre is deze taak volgens u van belang voor een algemene hbo-verpleegkundige in uw werkveld? Van: onbelangrijk, enigszins onbelangrijk, redelijk belangrijk, belangrijk, zeer belangrijk? Kunt u dit toelichten?
Voert interventies uit in opdracht van anderen m.b.t. de voedingszorg
19. In hoeverre is deze taak volgens u van belang voor een algemene hbo-verpleegkundige in uw werkveld? Van: onbelangrijk, enigszins onbelangrijk, redelijk belangrijk, belangrijk, zeer belangrijk? Kunt u dit toelichten?
20. Moet de HBO-V voorbereiden op deze taak en zo ja, hoe: 104
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
Ziet u in de nabije toekomst veranderingen m.b.t. deze taak? Zo ja, welke? Ziet u taakverschuivingen met betrekking tot ‘is verantwoordelijk voor een optimale voedingsinname’? Van de arts naar de verpleegkundige? Licht toe. Van de verpleegkundige naar andere disciplines? Licht toe.
III
Draagt bij aan de kwaliteit van de voedingszorg (5 min)
(blz. 9 competentieset)
21. In hoeverre is deze taak volgens u van belang voor een algemene hbo-verpleegkundige in uw werkveld? Van: onbelangrijk, enigszins onbelangrijk, redelijk belangrijk, belangrijk, zeer belangrijk? Kunt u dit toelichten? Kunt u voorbeelden noemen van hoe een hbo-verpleegkundige dit doet of zou moeten doen?
22. Moet het HBO-V onderwijs voorbereiden op deze taak en zo ja, hoe: Ziet u in de nabije toekomst veranderingen m.b.t. deze taak? Zo ja, welke? Ziet u taakverschuivingen met betrekking tot ‘bijdragen aan de kwaliteit van de voedingszorg’? Van de arts naar de verpleegkundige? Licht toe. Van de verpleegkundige naar andere disciplines? Licht toe.
IV
Geeft voedingsvoorlichting in het kader van preventie (10 min)
(blz. 7 en 8 Competentieset)
23. In hoeverre is deze taak volgens u van belang voor een algemene hbo-verpleegkundige in uw werkveld? Van: onbelangrijk, enigszins onbelangrijk, redelijk belangrijk, belangrijk, zeer belangrijk? Kunt u dit toelichten? Kunt u voorbeelden noemen van hoé een hbo-verpleegkundige dit doet of zou moeten doen?
Subtaken: 105
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
Ondersteunt de gezonde individuele cliënt die zelfstandig aan de slag gaat met de leefstijl door te wijzen op (online) hulpprogramma’s en informatie, gebaseerd op de Richtlijnen goede voeding en andere, door relevante beroepsgroepen goedgekeurde informatiebronnen. 24. Voert een vp dit zo uit/ moet dit zo beheersen?
Voorlichting geven over gezonde voeding, suppletie, een gezond voedingspatroon, voedingstechniek en leeftijdsadequaat eetgedrag en het stimuleren (van ouders) in het opbouwen van een gezond eetpatroon, hierbij rekening houdend met diverse eetculturen, om de ontwikkeling van verstoorde patronen op deze gebieden te voorkomen.
25. Voert een vp dit zo uit/ moet beheersen? Bij welke vorm van preventie is het binnen dit werkveld van belang? Zie gesprekkaart.
Ondersteunt de individuele patiënt/cliënt, met risicofactoren en ziekten waarbij een algemeen leefstijladvies onderdeel vormt van de behandeling, met een algemeen voedingsadvies. Hierbij wordt aangestuurd op de bewustwording van de aanwezige gezondheidsrisico’s, het leggen van de relatie tussen de leefstijl en de gezondheid en op het motiveren tot verandering in kleine haalbare stappen.
26. Voert een vp dit zo uit/ moet beheersen? Bij welke vorm van preventie is het binnen dit werkveld van belang? Zie gesprekkaart.
27. Moet het HBO-V onderwijs voorbereiden op deze taak en zo ja, hoe: Ziet u in de nabije toekomst veranderingen m.b.t. deze taak? Zo ja, welke? Ziet u taakverschuivingen met betrekking tot ‘het in kaart brengen van de voedingsbehoeften en voedingsproblemen’? Van de arts naar de verpleegkundige? Licht toe. Van de verpleegkundige naar andere disciplines? Licht toe.
V algemeen (10 min)
106
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
In hoeverre zijn de volgende attitudes volgens u van belang voor een algemene hboverpleegkundige in uw werkveld?
28. Erkent het belang van goede voedingszorg voor kwaliteit van leven. Van: onbelangrijk, enigszins onbelangrijk, redelijk belangrijk, belangrijk, zeer belangrijk? Kunt u dit toelichten?
29. Erkent dat voeding direct substantieel effect heeft op de lange termijn op de groei en ontwikkeling, behoud van gezondheid, het voorkómen en behandelen van ziekte. Van: onbelangrijk, enigszins onbelangrijk, redelijk belangrijk, belangrijk, zeer belangrijk? Kunt u dit toelichten?
30. Is zich bewust van haar rol als eerste verantwoordelijke bij het bewaken van de voedingstoestand. Van: onbelangrijk, enigszins onbelangrijk, redelijk belangrijk, belangrijk, zeer belangrijk? Kunt u dit toelichten?
31. Houdt merkbaar rekening met de unieke -cultureel diverse- karakteristieken van de patiënt/cliënt en houdt, overeenkomstig daarmee, rekening met diens unieke voedingsbehoeften en – gewoonten. Van: onbelangrijk, enigszins onbelangrijk, redelijk belangrijk, belangrijk, zeer belangrijk? Kunt u dit toelichten?
32. Fungeert als rolmodel m.b.t. voedingszorg voor (aankomend)verpleegkundigen. Van: onbelangrijk, enigszins onbelangrijk, redelijk belangrijk, belangrijk, zeer belangrijk? Kunt u dit toelichten?
33. Ziet u nog nieuwe taken m.b.t. de voedingszorg binnen uw werkveld?
34. Overige opmerkingen?
Bedankt voor uw deelname!
Opnameapparatuur uitzetten.
107
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
J Nieuwe en aanvullende informatie uit de interviews
Bij de bespreking van de resultaten uit de interviews is gebruik gemaakt van de volgende afkortingen: EZ = eerstelijnszorg (huisartsenzorg) ZK= ziekenhuis LZ = langdurige- en chronische zorg GGZ = geestelijke gezondheidszorg JGZ = jeugdgezondheidszorg
De aangegeven tekst in de verslagen van de interviews geven nieuwe of aanvullende informatie weer, die verwerkt zijn in de competentieset, ontwikkeld in fase één.
ZK: Interview met mw. A. Boot (Anja, 59 jaar), verpleegkundig specialist, op 31 januari 2014, te Ede Tekst uit interview
Geplaatst onder
Omschrijving
competentiegebied De patiënten kunnen leren om
Zorgverlener,
De tekst ‘instrueert en licht de
de sonde door te spuiten en een
onder ‘Taken/vaardigheden en
patiënt/cliënt (en mantelzorg)
nieuwe zak sondevoeding
attitude’ en ‘Ondersteunt het
voor’ werd vervangen door:
overhangen. Ik geef vaak bij de
gebruik van sondevoeding of
verpleegkundig aan dat, voordat
Totale Parenterale Voeding
zelfmanagement door de patiënt
mensen met sondevoeding naar
(TPV)’
(en mantelzorg), middels het
‘stimuleert
huis gaan, ze zelf geleerd
geven van voorlichting en
moeten hebben hoe ze de sonde
instructie, tot toediening en
doorspuiten.
verzorging van de sonde(voeding)’.
Bijvoorbeeld met betrekking tot
Zorgverlener,
Toegevoegd is: ‘de
het juist inbrengen van een
onder ‘Taken/vaardigheden en
voedingssonde op de juiste plek
sonde, dus niet in de longen
attitude’ en ‘Zorgt, in het kader
wordt geplaatst’.
maar in de maag.
van patiëntveiligheid m.b.t. de voedingszorg, ervoor dat:’
Kennis hebben van
Zorgverlener,
Is aangepast in: ‘Heeft kennis
verschillende soorten
onder ‘Kennis’ en ‘Heeft kennis
over diëten: diëtetiek,
sondevoedingen, dat ze in ieder
over diëten: diëtetiek,
voedingsstofverrijkte-, 108
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
geval weten dat je voor
voedingsstofverrijkte-,
voedingsstofbeperkte- en
verschillende doeleinden
voedingsstofbeperkte- en
eliminatiediëten, met
sondevoeding kunt toedienen.
eliminatiediëten, met
veranderde consistentie,
veranderde consistentie,
diagnostische- en balansdiëten.
diagnostische- en balansdiëten.
o
o
van) dieetproducten,
dieetproducten,
(diverse toepassingen
dieetpreparaten: bijvoeding,
dieetpreparaten, bijvoeding,
toegevoegd: (diverse
enterale- en parenterale
toepassingen van) enterale- en
voeding.’
parenterale voeding.’ Ja, belangrijk is dat ze daar wel
De reflectieve ‘Evidence
Toegevoegd is: ‘Zorgt goed
wat inzicht in hebben en in de
based’professional’ en
voor de eigen gezondheid met
Schijf van Vijf. En wat ze leren
‘Taken/vaardigheden en
behulp van gezond
is niet alleen van belang voor de
attitude’
voedingsgedrag’.
patiënt, maar ook van belang voor zichzelf, zodat ze het op zichzelf toepassen. En ik vind dat je als verpleegkundige ook goed voor jezelf hoort te zorgen.
EZ: Interview met prof.dr. J.J. van Binsbergen (Jaap, 68 jaar) op 3 april 2014 te Brielle (EZ) Tekst uit interview
Geplaatst onder
Omschrijving
competentiegebied Ik vind dat in ieder geval duidelijk
Zorgverlener, onder
‘Heeft kennis van de
moet zijn wat de Richtlijnen goede
‘Kennis’
Richtlijnen goede voeding’ is
voeding zijn en hoe ze tot stand
gewijzigd in: ‘Heeft kennis van
komen. Dat dat niet zomaar uit de
de Richtlijnen goede voeding en
losse pols geschudde voorlichting is,
hoe deze tot stand zijn
maar dat die eigenlijk hele
gekomen’.
diepgewortelde kernen heeft. Er is echt consensus over wat er nodig is voor de fysiologie van de gezonde mens, want daar gaan die richtlijnen natuurlijk over.
109
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
GGZ: Interview met S. van Hamersveld (Sonja, 38 jaar) op 7 april 2014 via beeldbellen Tekst uit interview
Geplaatst onder
Omschrijving
competentiegebied Ik vind dat als verpleegkundige …
De organisator, onder
Toegevoegd is: ‘Realiseert een
en de rol om een omgeving te
‘Taken/ vaardigheden en
omgeving waarin gezond
realiseren waarin gezond gedrag
attitude’
voedingsgedrag positief wordt beïnvloed’.
makkelijker, leuker en toegankelijker wordt.
En probeer je de omgeving te beïnvloeden, zodat het voor de cliënt moeilijker wordt om zich vol te kunnen eten aan wit brood met 60+ kaas, bij wijze van spreken. En er voor zorgen dat als je zelf een
De reflectieve ‘Evidence
De tekst ‘Fungeert als rolmodel
afdeling werkt je dan niet iedere
based’professional,
m.b.t. voedingszorg voor
avond pizza haalt, want wat voor
onder ‘Taken/
(aankomend)verpleegkundigen’is
voorbeeld geef je daarmee naar je
vaardigheden en
aangepast in ‘Fungeert als rolmodel
cliënten!
attitude’
m.b.t. voedingszorg voor (aankomend)verpleegkundigen en voor cliënten/patiënten’.
Als mensen niet meer eten, zoals bij
Zorgverlener onder
Toegevoegd is ‘er zonodig een
anorexia, dan moet er gehandeld
‘Taken/vaardigheden en
restrictieve maatregel met
worden. Dan heb je het gelijk over
attitude’ en ‘Zorgt, in het betrekking tot voeding getroffen
gevaar voor jezelf. Maar ik heb ook
kader van
wordt indien de gezondheid in
een keer meegemaakt met een cliënt
patiëntveiligheid m.b.t.
gevaar komt’.
in de gehandicaptenzorg die zichzelf
de voedingszorg, ervoor
doodat. Daar is toen ook een
dat:’
restrictieve maatregel voor aangevraagd om de beperkingen op voedingsgebied te mogen realiseren. En het coachen van
De reflectieve ‘Evidence
Toegevoegd is: ‘Coacht andere
voedingsassistentes in het
based’professional,
disciplines bij het uitvoeren van
verantwoord koken.
onder ‘Taken/
voedingszorg rondom de
vaardigheden en
cliënt/patiënt’.
Als HBO-V'er niveau vijf en zes
attitude’
110
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
heb je een hele belangrijke voorlichtende en coachende rol naar collega’s en partners, naar de MBOverpleegkundige, de fysio, de afdelingsassistenten en voedingsassistenten. Dat je af en toe eens een klinische les geeft over een leuk artikel.
JGZ: Interview met mw. Pancham (Madhuri, 46 jaar) op 9 april 2014 te Den Haag Tekst uit interview
Geplaatst onder
Omschrijving
competentiegebied Je hebt ook heel vaak dat mensen
Zorgverlener, Kennis
Toegevoegd is: ‘Heeft kennis over
sociaal gewenste antwoorden geven.
het afnemen van een
Daar moet je ook doorheen prikken.
voedingsanamnese en de valkuilen
Doe je dat niet, dan kun je nooit goed
hierbij (onder- en
adviseren volgens mij.
overrapportage)’.
En in elk geval die anamnesetechnieken; hoe voer je zo’n gesprek, hoe breng je de voeding in kaart. In het ergste geval, bijvoorbeeld als
Zorgverlener,
Toegevoegd is: ‘er zonodig een
ouders niks doen voor hun kind met
Interveniëren, Zorgt, in
melding mishandeling of een
morbide obesitas, zou je een melding
het kader van
restrictieve maatregel met
kunnen doen bij het AMK,
patiëntveiligheid m.b.t.
betrekking tot voeding getroffen
de voedingszorg, ervoor
wordt indien de gezondheid in
dat:
gevaar komt’.
De volgende taak is: ‘draagt bij aan
De professional en
Toegevoegd: ‘draagt bij aan
de kwaliteit van de voedingszorg’. In
kwaliteitsbevorderaar,
monitoring, van groei en
hoeverre vind je deze taak van
Taken/vaardigheden en
ontwikkeling, in het kader van de
belang voor een algemeen HBO
attitude:
volksgezondheid’.
verpleegkundige in de JGZ? R: Als je kijkt op volksgezondheidsniveau, wij opereren vanuit het kader van 111
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
preventie en monitoring, lijkt mij dat erg belangrijk.
Als je gaat monitoren en daartoe bijvoorbeeld lengte en gewicht gaat bijhouden,
LZ: Interview met drs. H. Mostert (Henry, 55 jaar) op 23 april 2014 te Utrecht Tekst uit interview
Geplaatst onder
Omschrijving
competentiegebied Met mondzorg is zoveel winst te
Zorgverlener,
Toegevoegd is: ‘Ondersteunt een
halen, juist rondom voedingszorg.
Interveniëren, Draagt
goede mondzorg’.
Als je ervoor zorgt dat het geen pijn
zorg voor gebruik van de
meer doet, niet meer ontsteekt of dat
juiste voeding op het
het een keertje schoon is. - dat het
juiste moment, zodat een
plaatje een keertje goed
optimale of gewenste
schoongemaakt wordt-, dat voegt
voedingsstatus kan
veel meer geluk toe aan iemands
worden bereikt of
leven dan weer een energieverrijkt
voortgezet:
drankje. Jouw definitie ‘Voedingszorg
Definitie van Voedingszorg,
geleverd door een HBO
geleverd door HBO-
verpleegkundige is het ondersteunen
verpleegkundigen aanpassen, zie
of overnemen van de zorg voor
Hoofdstuk 3 Resultaten, van het
voeding bij preventie en
onderzoeksverslag.
behandeling van ziekten binnen de context van het beroep’ is naar mijn mening erg gerelateerd aan ziekte. Binnen deze werksetting hebben we het vooral over fysiologische veranderingen ten gevolge van ouderdom en onderliggend lijden.
In het kader van de belevingsgerichte zorg, zoals ik die voor sta, gaat het ook vooral over 112
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
bestaan. Dus als je het over deze langdurige zorg hebt gaat het zowel over het goed in kaart brengen van de gezondheid in relatie tot voeding, maar ook over de betekenis van voeding voor die persoon.
Zeker ook in de gehandicaptenzorg speelt dat heel erg nadrukkelijk mee waarbij veel eerder nog gezondheid, geluk en gedrag centraal is komen te staan. In de thuiszorg werken veel meer
De
‘Werkt samen met de patiënt/cliënt,
verpleegkundigen, daar heb je wel
samenwerkingspartner,
hun naasten en de mantelzorg bij
de ontwikkelingen veel sterker
Taken/vaardigheden en
het ondersteunen van het
richting de verpleegkundigen. Ze
attitude.
zelfmanagement van de
hebben daar veel meer een
voedingszorg’ wijzigt in: ‘Werkt
signalerende, stimulerende en
samen met /coacht de patiënt/cliënt,
coachende taak naar de cliënt en
hun naasten en de mantelzorg bij
vooral diens netwerk. Dat is echt
zelfmanagement van de
een hot item,
voedingszorg’.
En er zit een grote diversiteit in interventies, want ook weloverwogen niets doen, in overleg met de cliënt en zijn netwerk, kan een goede aanpak zijn. Eén van de allerbelangrijkste
De reflectieve ‘Evidence
‘Fungeert als rolmodel m.b.t.
manieren van leren in de langdurige
based’ professional,
voedingszorg voor
zorg is afkijken en niet zozeer wat
Taken/vaardigheden en
(aankomend)verpleegkundigen’
je in de modules ziet en wat je op
attitude:
wordt ‘Fungeert als rolmodel
school krijgt. Want de meeste
m.b.t. voedingszorg voor
verzorgenden kijken af.
(aankomend)verpleegkundigen, andere disciplines en voor cliënten/patiënten’ (zie ook interview met S. van Hamersveld).
113
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
De zorg is erg afgebakend van de
De organisator, Kennis
Toegevoegd is: ‘Is op de hoogte
facilitaire dienst. Je hebt wel
van het voedingsbeleid van de
voedingscommissies, maar het zou
organisatie’.
voor mij een heel belangrijke toegevoegde waarde van de HBOverpleegkundigen zijn als zij de
De organisator, Taken/
Toegevoegd is: ‘Draagt bij aan het
brug slaan tussen de zorgkant en de
vaardigheden en attitude
voeren van een kwalitatief
facilitaire kant.
voedingsbeleid binnen de organisatie’.
Ik denk dat verpleegkundigen moeten weten hoe ze eventueel op een juiste manier invloed kunnen hebben in zo'n voedingscommissie.
Belangrijk vind ik dat zo'n HBOverpleegkundige ervan uit moet kunnen gaan en weet of de instelling gezonde voeding aanbiedt. Dat mogen ze vanuit hun verantwoordelijkheid met voedingszorg wel een keer checken.
Hier wil ik wel benadrukken dat, naast de cliënt en samenwerking ook de structurele vraagstukken van de werksetting aan de orde zijn. Zaken zoals: wordt hier gebruik gemaakt van een goed niet te uitgebreid screeningsinstrument en hoe volgen ze het hier op? Is er een hitteprotocol? Als dat soort dingen niet geregeld zijn dan moeten ze ook goed beleid voor de bewoners eisen.
Hoe denkt de inspectie over
114
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
sommige dingen. Van een HBO-Ver mag je verwachten dat zij begrijpt dat die normen er niet voor niets zijn en daarin het management ondersteunen. De inspectie is niet een vijand, maar een bondgenoot in kwalitatief goede zorg voor de beroepsbeoefenaar.
115
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
K Consequenties voor de taken- en competentieset n.a.v. van thema’s uit de interviews
Bij de bespreking van de resultaten uit de interviews is gebruik gemaakt van de volgende afkortingen: EZ = eerstelijnszorg (huisartsenzorg) ZK= ziekenhuis LZ = langdurige- en chronische zorg GGZ = geestelijke gezondheidszorg JGZ = jeugdgezondheidszorg
Houdingsaspecten Erkent het belang van goede voedingszorg voor kwaliteit van leven Binnen alle werkvelden wordt deze attitude als zeer belangrijk ervaren. Ter illustratie: EZ: “Als er binnen de hele keten van zorgverleners mensen zijn die dat in twijfel trekken, dan kan die voorlichting mislukken. Dan is zo'n patiënt weer helemaal terug bij af” (Binsbergen van, 2014). GGZ: “Zeker ook als we kijken naar bijwerkingen en tachtig procent heeft overgewicht bij mensen in de GGZ. Daar moet men al vanaf dag één alert op zijn en moeten de juiste omgevingsfactoren aanwezig zijn”(Hamersveld van, 2014).
Erkent dat voeding direct substantieel effect heeft op de lange termijn op de groei en ontwikkeling, behoud van gezondheid, het voorkómen en behandelen van ziekte. Ook deze houding is belangrijk, ter illustratie: EZ: Als je bij alles het woord ‘voeding’ verandert door ‘roken’, dan zijn al die vragen evident. En in feite hebben we in veel onderzoek laten zien dat de gezondheidswinst die te behalen is door gezonde voeding even groot is vergeleken met de gezondheidswinst die te behalen is door te stoppen met roken. Dat wordt vaak vergeten. Alleen is het natuurlijk veel complexer, want bij roken hoef je alleen maar tussen aanhalingstekens te stoppen met roken (Binsbergen van, 2014). JGZ: “Dat maakt dus ook dat je altijd je advisering beter kunt onderbouwen. Als je dat zelf niet erkent, dan wordt het lastiger om te adviseren over gevarieerde voeding om ervoor te zorgen dat je bijvoorbeeld voldoende vitamines binnenkrijgt” (Pancham, 2014). 116
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
Houdt merkbaar rekening met de unieke -cultureel diverse- karakteristieken van de patiënt/cliënt en houdt, overeenkomstig daarmee, rekening met diens unieke voedingsbehoeften en –gewoonten. Ook deze houding is binnen alle werkvelden van (groot) belang: LZ: “Super belangrijk! Mensen zijn niet in hokjes te vinden. Dit gaat 7 dagen in de week 24 uur, dus als je daar niet op afgestemd bent dan heb je het niet goed gedaan”(Mostert, 2014).
JGZ: We werken volgens de Schijf van Vijf, adviseren conform de richtlijnen van het Voedingscentrum, maar ik denk dat in elke cultuur, elk voedingspatroon die basisnutriënten terugkomen. Ik kijk samen met ouders hoe je de voeding toch nog volwaardig kan maken met behoud van de eigen cultuur. Je moet niet tegen een Antilliaanse mevrouw zeggen ‘vanaf vandaag gaat u maar niet meer Antilliaans eten’. Nee, je kijkt binnen dat Antilliaanse patroon hoe je aan een volwaardige voeding komt (Pancham, 2014).
Fungeert als rolmodel m.b.t. voedingszorg voor (aankomend)verpleegkundigen. Ook deze houding is binnen alle werkvelden van belang. In de interviews wordt ook het rolmodel naar andere disciplines en de patiënt/cliënt benoemd. En daarnaast het belang van gezond voedingsgedrag voor de eigen gezondheid: LZ:
Eén van de allerbelangrijkste manieren van leren in de langdurige zorg is afkijken (…). Want de meeste verzorgenden kijken af. Ze kunnen het zich soms ook helemaal niet voorstellen hoe je zo'n gesprek voert zonder te dwingen om mensen mee te krijgen. Laat verzorgenden het alsjeblieft heel goed in de vingers krijgen door af te kijken van een goede verpleegkundige
(Mostert, 2014). GGZ: “Het wordt zwaar onderschat wat voor invloed we hebben op patiënten met ons eigen gedrag. Maar ook naar collega's of aankomende collega's” (Hamersveld van, 2014). ZK: “En wat ze leren is niet alleen van belang voor de patiënt, maar ook van belang voor zichzelf, zodat ze het op zichzelf toepassen. Als je zelf gezond eet is het ook makkelijk over te dragen aan iemand anders” en “Dat ze het voorbeeld geven en ook mensen dan kan stimuleren” (Boot, 2014).
Is zich bewust van haar rol als eerste verantwoordelijke bij het bewaken van de voedingstoestand.
117
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
Binnen het ziekenhuis en de langdurige zorg is dit houdingsaspect belangrijk (Boot, 2014; Mostert, 2014), maar wordt niet binnen alle werkvelden even relevant gevonden: EZ: “Ja, ‘eerste verantwoordelijke’ is dan misschien wat sterk, maar [ de verpleegkundige heeft] in ieder geval een belangrijke verantwoordelijkheid daarbij” (Binsbergen van, 2014). JGZ: “Dat is in dit werkgebied niet van toepassing. Als je in een ziekenhuis of in een verpleeghuis werkt kan ik me daar wat bij voorstellen, maar hier niet” (Pancham, 2014). GGZ: Daar is de cliënt zelf verantwoordelijk voor. Jij gaat het uitvragen en als de cliënt dat wil adviseer je. Maar in een meer klinische setting, zoals bij mensen met ernstige eetstoornissen, dan vind ik dat heel belangrijk anders gaat iemand dood. En ook bij depressies enzo (Hamersveld van, 2014). Consequentie voor de taken- en competentieset: onder De zorgverlener, Taken/vaardigheden en attitude wordt ‘Is zich bewust van haar rol als eerste verantwoordelijke bij het bewaken van de voedingstoestand’ aangepast in: ‘Is zich, afhankelijk van de setting, bewust van haar rol als (eerste) verantwoordelijke bij het bewaken van de voedingstoestand’. Overige attitudes blijven ongewijzigd gehandhaafd.
Voedingsanamnese afnemen en beoordelen Moeten
verpleegkundigen
bij
het
onderzoeken
van
voedingsgewoonten
een
voedingsanamnese afnemen en zo ja, wat voor anamnese? En hoe zouden ze deze anamnese vervolgens moeten kunnen beoordelen? “Dat is een hele moeilijke vraag! Omdat via een voedingsanamnese goed inzicht krijgen in hoe iemands voedingspatroon eruit ziet ontzettend ingewikkeld is, ook voor voedingskundigen en voor diëtisten” (Binsbergen van, 2014). De verschillende werkvelden vragen om verschillende benaderingen:
ZK: In het ziekenhuis is vooral van belang dat de verpleegkundigen screenen op ondervoeding met behulp van een screeningsinstrument. De verpleegkundige moet wel globaal kunnen inschatten wat de patiënt nodig heeft. Tijdens de zorgopstart vraagt ze na wat de patiënt gewend is te eten en hoe hij/zij nu eet. Ook observeert zij wat de patiënt eet en drinkt en wat er weer uitgescheiden wordt (Boot, 2014). JGZ: Bij de jeugdgezondheidszorg wordt nagevraagd wat kinderen over het algemeen gedurende de dag eten en drinken, aangevuld met vragen ter verduidelijking, zoals: wordt er ontbeten, welke tussendoortjes worden gebruikt, wat is het groente- en fruitgebruik, welk soort producten worden gekozen (wit- of volkorenbrood). Aan de hand van de Schijf van Vijf (Richtlijnen goede voeding) wordt deze beoordeeld (Pancham, 2014).
118
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
EZ: In de huisartsenzorg zouden verpleegkundigen op een eenvoudige manier de voedingsgewoonten moeten kunnen inschatten, op basis van de Richtlijnen goede voeding en in termen van voedingsmiddelen. Hierbij worden ook vragen gesteld over bijvoorbeeld alcohol-, vet- en suikergebruik. Bij het afnemen van de anamnese moeten verpleegkundigen bedacht zijn op over- en onderrapportage. Er bestaat nog geen goede tool voor, maar deze is in ontwikkeling. De verpleegkundige zou de annamese dan moeten kunnen beoordelen in termen van voedingsmiddelen, voedingspatronen (Binsbergen van, 2014). GGZ: Een algemene intake met basisvoeding, net even een slag dieper dan de standaard vragen over ontbijten, groente- en fruitgebruik. Van belang is ook om het drinken (de hoeveelheid koffie, vruchtendrank, energiedrankjes) in beeld te krijgen, omdat deze veel invloed kunnen hebben door gebruik van medicatie. Van met name antipsychotica krijgt men veel dorst, zin in veel zoete dranken. En daarbij goed bedacht zijn op onder- en overrapportage. Sommige cliënten kunnen ook drie dagen hun voeding bijhouden. Het beoordelen van de voeding gaat dan volgens de Richtlijnen goede voeding (Hamersveld van, 2014). LZ:
In een natuurlijk gesprek wordt bij nieuwe bewoners met een verblijfindicatie
nagevraagd wat men lekker vindt of niet, wat de betekenis is van voeding, om de voeding af te kunnen stemmen op de persoon. Door de juiste onderwerpen aan de orde te stellen komt de verpleegkundige erachter of er problemen zijn. De verpleegkundige moet dan zelf inschatten of het voldoende voedingsstoffen zijn, voldoende gevarieerd is of er ergens specifiek op gelet moet worden. Als er signalen zijn van bijvoorbeeld slikproblemen en ondervoeding is het zinvol om een uitgebreidere voedingsanamnese af te nemen. Belangrijk is dat de HBOverpleegkundige ervan uit moet kunnen gaan en weet of de instelling gezonde voeding aanbied (Mostert, 2014). Consequentie voor de taken- en competentieset: onder De zorgverlener, Kennis wordt toegevoegd: ‘Heeft kennis over het in kaart brengen van de voedingsgewoonten aan de hand van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden volgens de Richtlijnen goede voeding en heeft kennis van de valkuilen bij de afname (onder- en over rapportage)’. Onder De zorgverlener, Taken/vaardigheden en attitude, worden ‘Onderzoekt de eet- en drinkgewoonten d.m.v. een voedingsanamnese’ en ‘Beoordeelt de voedingsanamnese op basis van de Richtlijnen goede voeding en de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden’ samengevoegd en gewijzigd in: ‘Brengt de voedingsgewoonten in kaart en beoordeelt deze aan de hand van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden voedingsmiddelen volgens de Richtlijnen goede voeding’. 119
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
Definitie van het geven van voedingsvoorlichting Het doel was tot goede definiëring te komen van voedingsadvisering gegeven door hboverpleegkundigen. Alle geïnterviewden vonden het van belang binnen hun werkveld dat de hbo-verpleegkundige de volgende hulp kan bieden uit de Zorgmodule Voeding aan de cliënt die valt onder Zorgprofiel 1 (NVD, 2012): ‘Ondersteunt de gezonde cliënt die zelfstandig aan de slag gaat met leefstijl door te wijzen op (online) hulpprogramma's en informatie gebaseerd op de Richtlijnen goede voeding en andere, door relevante beroepsgroepen goedgekeurde informatiebronnen’. Ook de individuele zorg met een algemeen voedingsadvies, die valt onder Zorgprofiel 2 uit de Zorgmodule Voeding (NVD, 2012), werd binnen alle werkvelden van belang gevonden: ‘Ondersteunt een individuele patiënt/cliënt met risicofactoren en ziekte waarbij een algemeen leefstijladvies onderdeel vormt van de behandeling, met een algemeen voedingsadvies waarbij aangestuurd wordt op de bewustwording van de aanwezige gezondheidsrisico's en het leggen van de relatie tussen leefstijl en de gezondheid en op het motiveren tot verandering in kleine haalbare stappen’. Bij dit profiel wordt het voedingsadvies, gebaseerd op de Richtlijnen goede voeding, geleverd door zorgverleners met kennis op het gebied van gezonde voeding, de relatie met (een hoog risico op) chronische ziekten en de beheersing van motiverende gesprektechnieken. Consequentie voor de taken- en competentieset: onder De gezondheidsbevorderaar, Taken/vaardigheden en attitude: beide definities blijven erin.
De voorgelegde definitie uit de Nutrition Curriculum Guide for Training Physicians (Eaton & Hark, 2003) van het geven van voedingsvoorlichting ‘verwerkt de beoordeling van de voedingstoestand tot een individueel voedings- en beweegplan voor optimale gezondheid, het verlagen van risicofactoren en van algemene gezondheidsproblemen’ werd binnen het werkvelden ZK, LZ, GGZ en JGZ als belangrijke taak gezien (Boot, 2014; Hamersveld van, 2014; Mostert, 2014; Pancham, 2014). Prof. dr. van Binsbergen (2014) (HZ) reageerde als volgt: Dat lijkt mij uitgesloten, want het bepalen van de voedingstoestand van iemand is waar zeer geleerde voedingskundigen nog steeds niet over eens zijn hoe dat nou precies moet. Laat staan dat je dat in kaart kan brengen tot een risicoprofiel of (…) 120
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
zou kunnen ombuigen. Dan spring je veel te ver. Het is al heel belangrijk om met je timmermansoog te kijken of er iets aan schort en te kijken wie we daar nou eens voor kunnen inschakelen. Signaleren en erbij zoeken van de juiste hulpverleners, diëtetiek, logopedie of fysiotherapeut, beter dan er zelf mee aan de gang te gaan. Consequentie voor de
taken-
en competentieset:
aangezien deze definitie van
voedingsvoorlichting, beschreven voor artsen, niet door iedereen werd ondersteund en de voorgaande definitie, vallende onder Zorgprofiel 2 van de Zorgmodule Voeding wel, wordt deze definitie niet toegevoegd.
Op de voorgelegde definitie van het geven van voedingsvoorlichting uit de JGZ-richtlijn Voeding en Eetgedrag ‘Geeft voorlichting over gezonde voeding, suppletie, een gezond voedingspatroon, voedingstechniek en leeftijdsadequaat eetgedrag en stimuleert (ouders) in het opbouwen van een gezond eetpatroon, hierbij rekening houdend met diverse eetculturen, om de ontwikkeling van verstoorde patronen op deze gebieden te voorkomen’ (Lanting et al., 2013) was de reactie van de JGZ dat het een goede verwoording is van wat er binnen de jeugdgezondheidszorg gebeurt (Pancham, 2014) en binnen de EZ, LZ en ZK werd aangegeven dat dit erg gericht is op de jeugdgezondheidszorg en ook te specialistisch is (Binsbergen van, 2014; Boot, 2014), met name wat betreft de kennis over suppletie (Mostert, 2014), voor deze werkvelden. Deze vraag is per abuis niet voorgelegd aan de GGZ. Consequentie voor de taken- en competentieset: ook hiervoor geldt dat deze definitie niet wordt toegevoegd en dat de definitie van definitie vallende onder Zorgprofiel 2 van de Zorgmodule Voeding wel voldoet. Het losse aspect ‘rekening houdend met diverse eetculturen’ uit de definitie komt elders in de taken- en competentieset terug, waardoor dit niet verloren gaan.
Taakverschuivingen Zijn er nog taakverschuivingen te verwachten in de voedingszorg door hboverpleegkundigen, waarmee rekening gehouden kan worden in het te ontwikkelen onderwijs? EZ: Binnen de huisartsenzorg worden er geen taakverschuivingen verwacht met betrekking tot de voedingszorg. Met de komst van de praktijkverpleegkundige, tien jaar geleden, zijn deze verschuivingen van de arts naar de verpleegkundige al doorgevoerd. Wel wordt er een versteviging en uitbreiding van deze positie verwacht en zal de GGZ verpleegkundige een plek krijgen in deze setting. De preventieve taken werden van oudsher al door 121
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
verpleegkundigen uitgevoerd en met de komst van de praktijkverpleegkundige is deze lijn voortgezet en verdiept. Een belangrijke ontwikkeling was ook de komst van speciale teams die alles regelen rondom parenterale voeding thuis (Binsbergen van, 2014). ZK: In het ziekenhuis zijn bepaalde taken bij het zorgen voor een optimale voedingsinname op sommige afdelingen te delegeren naar zorg- of voedingsassistentes. De verpleegkundige
houdt dan wel de verantwoordelijkheid en de assistenten worden geïnstrueerd terug te koppelen bij problemen. Bij het geven van voedingsvoorlichting in het kader van preventie zullen verpleegkundig specialisten in de toekomst ook een grotere rol spelen, als zij meer voet aan de grond krijgen (Boot, 2014). GGZ: Verpleegkundigen zouden de leefstijlcoaching, waaronder voeding, als taak geheel moeten claimen. Dit brengt besparingen in de gezondheidszorg met zich mee en omdat fysiotherapeuten
en
diëtisten
worden
wegbezuinigd
binnen
de
GGZ,
móeten
verpleegkundigen dit soort taken ook zelf weer oppakken. Doordat de verpleegkundige in de bewustwordingsfase de cliënt inzicht kan geven, kan de diëtiste ook gelijk de volgende slag slaan (Hamersveld van, 2014). JGZ: Het onderzoek bij de tweede klassers is van de artsen naar de verpleegkundigen gegaan. Verpleegkundigen kunnen nu ook vaker en eerder een kind oproepen zonder dat het eerst door de arts hoeft te worden gezien. Voorheen werd overgewicht standaard naar de dietist verwezen. Dat doen de verpleegkundigen nu zelf in het zorgtraject ‘gezond gewicht’ in 4 consulten (Pancham, 2014). LZ: Binnen de thuiszorg zit de taakverschuiving met name in het feit dat verpleegkundigen de cliënt en zijn netwerk veel meer moeten stimuleren, coachen in zelfmanagement. Zorg en verzorging valt in deze setting namelijk steeds meer weg (Mostert, 2014). Consequentie voor de taken- en competentieset: onder De zorgverlener, Taken/vaardigheden en attitude wordt ‘Ondersteunt zelfmanagement rondom het gebruiken van de maaltijd’ gewijzigd in ‘Ondersteunt zelfmanagement van de patiënt/cliënt en netwerk rondom het gebruiken van de maaltijd of heeft de regie over andere disciplines die het zelfmanagement ondersteunen’. En ‘Werkt samen met de patiënt/cliënt, hun naasten en de mantelzorg bij het ondersteunen van het zelfmanagement van de voedingszorg’ wijzigt in: ‘Werkt samen met /coacht de patiënt/cliënt, hun naasten en de mantelzorg bij zelfmanagement van de voedingszorg’. Doordat het geven van een voedingsadvies nu duidelijk is omschreven is tegemoet gekomen aan de wenselijke taakverschuiving, die aangegeven is door S. van Hamersveld (GGZ).
122
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
Samenvatting Een houding waarbij de verpleegkundige de voedingszorg als een integraal onderdeel ziet van preventie en behandeling van ziekte en kwaliteit van leven, met respect voor eigen (culturele) gewoonten is volgens alle geïnterviewden zeer belangrijk. Niet voor alle werkvelden geldt dat de verpleegkundige de eerstverantwoordelijke is voor de bewaking van de voedingstoestand. Onder de verantwoordelijkheden van een HBO-verpleegkundige valt dat hij/zij de voedingsgewoonten in kaart moet brengen en beoordelen aan de hand van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden voedingsmiddelen volgens de Richtlijnen goede voeding. Voor het afnemen van een voedingsanamnese is kennis nodig over het in kaart brengen van de voedingsgewoonten aan de hand van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden volgens de Richtlijnen goede voeding en kennis van de valkuilen bij de afname (onder- en over rapportage). De hbo-verpleegkundige ‘Ondersteunt de gezonde cliënt die zelfstandig aan de slag gaat met leefstijl door te wijzen op (online) hulpprogramma's en informatie gebaseerd op de Richtlijnen goede voeding en andere, door relevante beroepsgroepen goedgekeurde informatiebronnen’. De voedingsvoorlichting die een HBO-verpleegkundige moet kunnen geven is het best te definiëren als: ‘Ondersteunt een individuele patiënt/cliënt met risicofactoren en ziekte waarbij een algemeen leefstijladvies onderdeel vormt van de behandeling, met een algemeen voedingsadvies waarbij aangestuurd wordt op de bewustwording van de aanwezige gezondheidsrisico's en het leggen van de relatie tussen leefstijl en de gezondheid en op het motiveren tot verandering in kleine haalbare stappen’, uit de Zorgmodule Voeding (NVD, 2012)(NVD, 2012)(NVD, 2012)(NVD, 2012)(NVD, 2012). Door de verwachte taakverschuiving binnen de langdurige zorg, waarbij de verpleegkundige de patiënt/cliënt en zijn netwerk steeds meer zal gaan stimuleren in zelfmanagement én het kunnen delegeren van deze taak in het ziekenhuis naar voedings- of zorgassistenten wordt deze als volgt omschreven: ‘Ondersteunt zelfmanagement van de patiënt/cliënt en netwerk rondom het gebruiken van de maaltijd of heeft de regie over andere disciplines die het zelfmanagement ondersteunen’.
123
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
L Voedingszorg taken- en competentieset voor hbo-verpleegkundigen Taken en competenties binnen de 7 competentiegebieden van het Beroepsprofiel verpleegkundige 2012.
Voedingszorg, geleverd door hbo-verpleegkundigen is het ondersteunen of overnemen van de zorg voor voeding bij het volgen van een gewenst voedingspatroon, bij preventie en behandeling van ziekte.
De zorgverlener Kennis: -
Heeft kennis van voedingsleer; o
energie-, vocht- en zuurbasebalans;
o
vertering, stofwisseling en bronnen van voedingsstoffen (eiwitten, vetten, koolhydraten, water, vitamines en mineralen), additieven, functional foods.
o
voedingsinformatie op verpakkingen.
-
Heeft kennis van voedingspatronen bij verschillende culturen en levensbeschouwingen.
-
Heeft kennis van de Richtlijnen goede voeding en hoe deze tot stand zijn gekomen.
-
Heeft kennis van de voedingskenmerken en veelvoorkomende voedingsproblemen bij alle levensfasen (pre-conceptioneel, zwangerschap, lactatie, zuigeling, peuter/kleuter, schoolkind, adolescent, volwassene, oudere, het levenseinde).
-
Heeft kennis van de voedingsrichtlijnen bij alle levensfasen (pre-conceptioneel, zwangerschap, lactatie, zuigeling, peuter/kleuter, schoolkind, adolescent, volwassene, oudere, bij het levenseinde).
-
Heeft kennis over veelvoorkomende voedingsproblemen bij verstandelijke en lichamelijke handicap, dementie en psychiatrische stoornissen.
-
Heeft kennis over interactie tussen voeding en geneesmiddelen.
-
Herkent de relatie met voeding bij de volgende patiëntproblemen: benauwdheid, verlies van eetlust, gewichtsverlies, gewichtstoename, borstvoeding (teveel, te weinig), braken en misselijkheid, verslaving, braken en reflux bij zuigelingen, brandend maagzuur, dehydratie, diarree en obstipatie, droge mond, eetstoornissen, kauwproblemen, moeheid, ondervoeding, overgewicht en obesitas, slikstoornissen, voedselweigering, stress, verdriet, angst, pijn, eenzaamheid, depressie, gebrek aan sociaal netwerk, tekort aan mantelzorg, kennistekort, tekort zelfmanagement en zelfredzaamheid (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL), Instrumentele Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (IADL) en Huishoudelijke Dagelijkse Levensverrichtingen ( HDL).
124
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
-
Heeft kennis over het in kaart brengen van de voedingsgewoonten aan de hand van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden volgens de Richtlijnen goede voeding en heeft kennis van de valkuilen bij de afname (onder- en over rapportage).
-
Heeft kennis over opvoedstijlen.
-
Heeft kennis van voedingsvoorlichting, gedragsverandering en motiverende gesprektechnieken.
-
Heeft kennis over voedingszorg voor zieken, rondom een operatie, ziektegerelateerde ondervoeding. o
is bekend met gevalideerde screeningsinstrumenten voor het bepalen van (risico op) ondervoeding.
-
Heeft kennis over voedingsadviezen en diëten bij (preventie van) ziekten van het maagdarmkanaal, hart- en vaten, lever, galblaas en pancreas, nierziekten, kanker, voedselovergevoeligheid, diabetes mellitus, stoornissen van het bewegingsapparaat, longziekten, immunologische ziekten.
-
Heeft kennis over voeding bij (preventie van) overgewicht en obesitas. o
heeft kennis over het betrouwbaar bepalen van de mate van overgewicht (bij volwassenen en kinderen)
-
Heeft kennis over diëten: diëtetiek, voedingsstofverrijkte-, voedingsstofbeperkte- en eliminatiediëten, met veranderde consistentie, diagnostische- en balansdiëten. o
(diverse toepassingen van) dieetproducten, dieetpreparaten, bijvoeding, enterale- en parenterale voeding.
-
Heeft kennis van leefstijlprogramma’s en maaltijdvoorzieningen in de regio.
Taken/vaardigheden en attitude: -
Is zich bewust van voeding als een voorwaarde voor functionaliteit in brede zin.
-
Erkent dat voeding direct, substantieel effect heeft op de lange termijn op de groei en ontwikkeling, behoud van gezondheid, het voorkómen en behandelen van ziekte.
-
Erkent dat de fysiologische-, psychologische-, sociale-, culturele-, ethische- en omgevingsfactoren het eetgedrag, de voedingsgewoonten en de voedingszorg beïnvloeden.
-
Is zich, afhankelijk van de setting, bewust van haar rol als (eerste) verantwoordelijke bij het bewaken van de voedingstoestand.
-
Is zich bewust van het belang van voeding, als voorwaarde om te kunnen herstellen.
Verzamelen, observeren/monitoren, analyseren en beoordelen (systematisch): -
Inventariseert, analyseert en beoordeelt t.b.v. de voedingsbehoefte-bepaling o.a.:
125
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
o
geslacht, leeftijd, voedingswensen, ziek/herstel/gezond, zwangerschap of lactatie, dieet, handicap, ambulant/bedlegerig, lichamelijke activiteiten, (inhaal)groei, BMI, koorts, lichaamssamenstelling, biochemische waarden, uiterlijke kenmerken (zoals huidturgor, bleek zien), alcohol- en drugsgebruik.
o
Inventariseert en beoordeelt overige omstandigheden die invloed hebben op het voedingsgedrag, zoals leefsituatie (alleenstaand/gezin, werk).
o
Inventariseert en beoordeelt het gebruik van voorgeschreven en zelfzorg-medicatie, voedings- en kruidensuppletie en de wederzijdse interacties tussen deze producten en de voeding(stoestand).
o
Bepaalt op een betrouwbare wijze antropometrische gegevens (gewicht, lengte, bioelektrische impedantiemeting).
o
Bepaalt, monitort en beoordeelt het gewichtsverloop, mate van overgewicht/obesitas de groei en ontwikkeling aan de hand van gevalideerde meetinstrumenten.
o
Screent op (risico op) ondervoeding m.b.v. een gevalideerd meetinstrument.
o
Screent op dysfagie.
o
Brengt de voedingsgewoonten in kaart en beoordeelt deze aan de hand van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden voedingsmiddelen volgens de Richtlijnen goede voeding.
o
Beoordeelt de huidige voedingsstatus van de patiënt/cliënt.
o
Observeert óf en zo ja wat er wordt gegeten en gedronken.
o
Signaleert, inventariseert, observeert/monitort en beoordeelt problemen met voeding, zowel emotionele als lichamelijke, zoals: benauwdheid, verlies van eetlust, gewichtsverlies, gewichtstoename, borstvoeding (teveel, te weinig), braken en misselijkheid, verslaving, braken en reflux bij zuigelingen, brandend maagzuur, dehydratie, diarree en obstipatie, droge mond, eetstoornissen, kauwproblemen, moeheid, ondervoeding, overgewicht en obesitas, slikstoornissen, voedselweigering, stress, verdriet, angst, pijn, eenzaamheid, depressie, gebrek aan sociaal netwerk, tekort aan mantelzorg, kennistekort, tekort zelfmanagement en zelfredzaamheid (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL), Instrumentele Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (IADL) en Huishoudelijke Dagelijkse Levensverrichtingen ( HDL).
o
Houdt vocht- en voedingslijsten bij (in opdracht van een diëtist).
o
Diagnosticeert (afwijzend)voedingsgedrag bij o.a. handicap, dementie en bij het levenseinde.
o
Bepaalt (mede) of de patiënt/cliënt een voedingsadvies (als onderdeel van een leefstijladvies) of een dieetbehandeling nodig heeft.
126
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
-
Signaleert, inventariseert, observeert/monitort en beoordeelt de praktische zelfzorgsituatie m.b.t. voeding (voedselkeuze, boodschappen doen, bewaren, bereiden en consumeren, financiële mogelijkheden, mogelijke hulp van omgeving).
Interveniëren -
Ondersteunt zelfmanagement van de patiënt/cliënt en netwerk rondom het gebruiken van de maaltijd of heeft de regie over andere disciplines die het zelfmanagement ondersteunen: o
informeert over en organiseert mogelijke hulpmiddelen/aanpassingen voor bereiding en nuttigen van het eten en drinken.
o
ondersteunt bij het kiezen van eten en drinken (van een menulijst).
o
ondersteunt bij het boodschappen doen, het bewaren, het bereiden van de maaltijd.
o
organiseert mogelijke hulp uit de omgeving.
o
geeft voorlichting over de aanwezigheid van en organiseert maaltijdvoorzieningen.
o
ondersteunt de verzorging vóór en na de maaltijd (bv handen wassen, opruimen van de maaltijd, mondverzorging).
o
draagt zorg voor het op tijd eten en drinken, zodat het eten nog op de juiste temperatuur is en de patiënt/cliënt voldoende tijd heeft om te eten.
o
creëert een plezierige eetomgeving, in samenzijn of juist alleen.
o
zorgt voor het zo aantrekkelijk mogelijk opdienen van de maaltijd.
o
zorgt voor een veilige en comfortabele houding tijdens het eten.
o
stimuleert tot eten en geeft aandacht tijdens de maaltijd.
o
zorgt ervoor dat de patiënt/cliënt zelf de portiegrootte kan bepalen tijdens de maaltijd.
o
ondersteunt of dient eten en drinken toe, bijvoorbeeld bij gehandicapten, dementie, kauw- en slikproblemen, status na operatie.
o
ondersteunt het geven van borstvoeding door de moeder.
o
assisteert bij of neemt het toedienen van het eten en drinken bij zuigelingen over van de moeder.
o
assisteert peuters bij het eten en drinken.
o
bepaalt mede of voedselweigering door de wilsbekwame patiënt/cliënt gerespecteerd mag of moet worden bij het levenseinde.
o
begeleidt en steunt de patiënt/cliënt, diens familie en vertegenwoordiger bij de besluitvorming rondom het wel of niet kunstmatig toedienen of staken van vocht en/of voedsel bij het levenseinde.
o
verzorgt de patiënt/cliënt bij het levenseinde als deze niet langer eet en drinkt (lip-, mond- en gebits- en huidverzorging).
127
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
-
Draagt zorg voor gebruik van de juiste voeding op het juiste moment, zodat een optimale of gewenste voedingsstatus kan worden bereikt of voortgezet: o
zorgt voor continuering van de voedingsintake, gedurende verblijf in een instelling en daarna (middels overdracht).
o
monitort de voedingsstatus (m.b.v. een eenvoudige tool).
o
geeft voedingsadvies: zie ‘De gezondheidsbevorderaar’.
o
monitort of de adviezen van de diëtist ook (kunnen) worden opgevolgd en onderneemt actie.
o
informeert de patiënt/cliënt over het voedingsbeleid rondom een operatie en ondersteunt de patiënt/cliënt hierbij.
o
voert interventies uit om de patiëntproblemen, die een relatie hebben met voeding, op te heffen of te verminderen.
o
ondersteunt een goede mondzorg.
o
beantwoordt vragen van de patiënt/cliënt over voeding en populaire diëten in de media.
o
informeert over de aanwezigheid van cursussen m.b.t. voeding.
o
kiest en gebruikt geschikt voorlichtingsmateriaal.
o
onderneemt actie na vaststelling (risico op) overgewicht en obesitas.
o
onderneemt actie na vaststelling (risico op) ondervoeding. zorgt voor verrijkte maaltijden en speciale tussentijdse verstrekkingen. schakelt andere disciplines bij de behandeling in, zoals de diëtist.
-
Ondersteunt het gebruik van sondevoeding of Totale Parenterale Voeding (TPV): o
beoordeelt mede of de thuissituatie geschikt is voor thuisbehandeling met sondevoeding.
o
stimuleert zelfmanagement door de patiënt (en mantelzorg), middels het geven van voorlichting en instructie, tot toediening en verzorging van de sonde(voeding).
o
draagt verantwoordelijkheid voor de organisatie rondom de sondevoeding en, afhankelijk van wat de patiënt/cliënt, mantelzorg of andere partijen doen, voert o.a. zelf uit: regelen van de indicatie, aanwezigheid benodigde materialen, medicatie bij sonde.
o
brengt een voedingssonde in (voorbehouden handeling).
o
dient de sondevoeding of TPV toe, via pomp of spuit, en monitort het verloop.
o
verzorgt de sonde, PEG-katheter, TPV-katheter of –shunt.
o
evalueert de sondevoeding of TPV aan de hand van de intake, het gewichtsverloop, problemen en complicaties, verwachtte resultaten, in samenwerking met andere betrokken disciplines. 128
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
-
o
stemt het stoppen van de sondevoeding multidisciplinair af.
o
monitort de teruggang naar orale voeding.
o
begeleidt bij het toedienen of staken van voedsel door een sonde bij het levenseinde.
Zorgt, in het kader van patiëntveiligheid m.b.t. de voedingszorg, ervoor dat: o
de patiënt/cliënt niet stikt in het eten.
o
de voedingssonde op de juiste plek wordt geplaatst.
o
de patiënt/cliënt niet uitdroogt.
o
er zonodig een melding mishandeling of een restrictieve maatregel met betrekking tot voeding getroffen wordt, indien de gezondheid in gevaar komt.
o
standaard wordt gescreend op (risico op) ondervoeding.
o
de patiënt/cliënt die nuchter moet zijn inderdaad niet eet en drinkt.
o
de patiënt/cliënt niet onnodig nuchter wordt gehouden.
o
bij het nuchterbeleid ook de invloed van medicatie wordt meegenomen in de behandeling.
o
de patiënt/cliënt de juiste voeding en dranken krijgt: geen ingrediënten krijgt waar men allergisch voor is. bij slikproblemen de juiste textuur gegeven wordt. de juiste bij de catering aangevraagde (dieet)voeding krijgt. het eten op de juiste temperatuur krijgt. de juiste dosis van kunstmatige voeding krijgt.
o
de patiënt/cliënt niet onnodig maaltijden mist (vanwege niet-acuut onderzoek, behandeling of artsenvisite).
o
bij overplaatsing een goede overdracht van de voedingsbehoeften plaatsvindt.
o
de patiënt/cliënt niet onnodige voedingsaanpassingen houdt.
De Communicator Kennis: -
Beheerst motiverende gesprekstechnieken.
Taken/vaardigheden en attitude: -
Past motiverende gesprekstechnieken toe, die passen bij de patiënt/cliënt en niveau van communicatie bij de begeleiding rondom voedingszorg.
-
Vertaalt wetenschappelijke informatie m.b.t. voeding naar spreektaal in gesprek met de patiënt/cliënt. 129
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
De Samenwerkingspartner Kennis: -
Heeft kennis van de samenwerkingspartners (rollen, deskundigheid en bevoegdheden), binnen en buiten de eigen organisatie, rondom voedingszorg voor de patiënt/cliënt of voor doelgroepen.
Taken/vaardigheden en attitude: -
Werkt samen met /coacht de patiënt/cliënt, hun naasten en de mantelzorg bij zelfmanagement van de voedingszorg.
-
Werkt multidisciplinair samen in de voedingszorg.
-
Consulteert, verwijst door en communiceert met andere disciplines over de voedingszorg binnen zorg en welzijn, zoals arts, diëtist, logopedist, voedingsassistent.
-
Voert interventies uit in opdracht van anderen m.b.t. de voedingszorg (bv. een diëtist, logopedist, ergotherapeut): o
-
koppelt daartoe veranderingen in de gezondheid van de patiënt/cliënt terug.
Geeft voedingsvoorlichting, die eensluidend is met de voorlichting die wordt gegeven door anderen, zoals diëtisten.
-
Verwijst door naar geschikte erkende voedingsinstanties, cursussen of gecombineerde leefstijlprogramma’s in de regio.
-
Zorgt voor een overdracht van de voedingszorg bij overplaatsing of ontslag.
De reflectieve ‘Evidence based’ professional:
Kennis: -
Heeft kennis van professionele, betrouwbare informatie/hulpbronnen, protocollen, (multidisciplinaire) richtlijnen en standaarden en weet hoe betrouwbare informatie te vinden is m.b.t. voedingszorg.
Taken/vaardigheden en attitude: -
Erkent het belang van goede voedingszorg voor kwaliteit van leven.
-
Houdt vakliteratuur bij met betrekking tot voedingszorg binnen verpleegkunde.
-
Maakt gebruik van richtlijnen en onderzoeksliteratuur om de voedingszorg te verbeteren.
-
Participeert in (praktijk) onderzoek om zo de kwaliteit en de patiëntveiligheid van de voedingszorg te verbeteren. 130
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
-
Neemt deel aan formele bijscholingen m.b.t. voedingszorg.
-
Schoolt collega’s bij over voedingszorg.
-
Begeleidt en steunt de patiënt/cliënt, diens familie en vertegenwoordiger bij de besluitvorming rondom het wel of niet kunstmatig toedienen of staken van vocht en/of voedsel bij het levenseinde en verstrekt informatie.
-
Fungeert als rolmodel m.b.t. voedingszorg voor (aankomend)verpleegkundigen, andere disciplines en voor cliënten/patiënten.
-
Coacht andere disciplines bij het uitvoeren van voedingszorg rondom de cliënt/patiënt.
-
Zorgt goed voor de eigen gezondheid met behulp van gezond voedingsgedrag.
De gezondheidsbevorderaar
Kennis: -
Heeft kennis van gezondheids- en (voedings)gedragsdeterminanten, zelfmanagement, leefstijlen, culturen en cultuurgebonden opvattingen over voeding in relatie tot gezondheid en –gezondheidsproblemen, voedingsvoorlichtingsmodellen en -methoden om gezond voedingsgedrag te stimuleren.
-
Heeft kennis op het gebied van (gezonde) voeding in relatie tot (een hoog risico op) chronische ziekten.
Taken/vaardigheden en attitude: -
Verzamelt gegevens m.b.t. voedingsgedrag om vroegsignalering en risicobeoordeling mogelijk te maken.
-
Bevordert gezond voedingsgedrag binnen een gezonde leefstijl door (in de keten) individuele en collectieve preventieve interventies uit te voeren voor alle levensfasen o
met speciale aandacht voor:
voorlichting over gezonde voeding, voedselveiligheid en het gevaar van alcoholgebruik in de preconceptionele fase en in de zwangerschap.
het beschermen, promoten en ondersteunen van borstvoeding via ziekenhuizen en het Centrum voor Jeugd en Gezin.
het beschermen, promoten en ondersteunen van gezonde voeding en voedselhygiëne voor het hele gezin, op school, gedurende de kindertijd en adolescentie via het Centrum voor Jeugd en Gezin.
schoolkinderen gevaren bijbrengen van alcoholgebruik.
het infomeren over voedselallergie aan ouders.
het voorkomen van overgewicht, obesitas en eetstoornissen bij kinderen. 131
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
-
Het voorkomen van tandbederf bij kinderen.
de landelijke uitrol van het transmurale Zorgpad Ondervoeding.
gewichtsbepaling en voedingsanalyse bij volwassen in de eerstelijnszorg.
Ondersteunt de gezonde individuele cliënt die zelfstandig aan de slag gaat met de leefstijl door te wijzen op (online) hulpprogramma’s en informatie, gebaseerd op de Richtlijnen goede voeding en andere, door relevante beroepsgroepen goedgekeurde informatiebronnen.
-
Ondersteunt de individuele patiënt/cliënt, met risicofactoren en ziekten waarbij een algemeen leefstijladvies onderdeel vormt van de behandeling, met een algemeen voedingsadvies. Hierbij wordt aangestuurd op de bewustwording van de aanwezige gezondheidsrisico’s, het leggen van de relatie tussen de leefstijl en de gezondheid en op het motiveren tot verandering in kleine haalbare stappen.
-
Bevestigt de gezonde voedingsboodschap en benadrukt het gebruik van een gezonde voeding als aanvullende therapie.
-
Houdt merkbaar rekening met de unieke -cultureel diverse- karakteristieken van de patiënt/cliënt en houdt, overeenkomstig daarmee, rekening met diens unieke voedingsbehoeften en – gewoonten.
De organisator
Kennis: -
Is op de hoogte van het voedingsbeleid van de organisatie.
Taken/vaardigheden en attitude: -
Bewaakt de patiëntveiligheid m.b.t de voedingszorg, meldt fouten en incidenten, signaleert en rapporteert mogelijkheden tot verbetering van de zorgverlening. Voorbeelden zijn beschreven onder Zorgverlener.
-
Draagt bij aan het voeren van een kwalitatief voedingsbeleid binnen de organisatie.
-
Realiseert een omgeving waarin gezond voedingsgedrag positief wordt beïnvloed.
-
Waarborgt een ongehinderde multi-professionele en transmurale voedingszorg door deze zorg te coördineren.
132
Voedingszorg door hbo-verpleegkundigen. Taken en competenties ten behoeve van de HBO-Verpleegkunde.
De professional en kwaliteitsbevorderaar
Kennis: -
Kent de eigen grenzen van de voedings-, farmaceutische- en psychologische expertise, multidisciplinair samenwerken, ondersteunen van zelfmanagement, bevoegdheden en bekwaamheden in relatie tot de voedingszorg.
Taken/vaardigheden en attitude: -
Draagt bij aan de kwaliteit van de voedingszorg: o
maakt gebruik van actuele richtlijnen en professionele standaarden.
o
stimuleert (aankomende) collega’s in professioneel gedrag omtrent de voedingszorg.
o
participeert in het opzetten van kwaliteitssystemen m.b.t. voedingszorg.
o
draagt bij aan monitoring, van groei en ontwikkeling, in het kader van de volksgezondheid.
o
geeft de eigen grenzen aan van bevoegdheid en bekwaamheid m.b.t. de voedingszorg.
133