VOCABULARIUMLIJSTEN inleiding In deze inleiding verneem je meer over de papieren woordenlijsten van Thalassa 1, over de mogelijkheid om met woordkaartjes te werken en over de beschikbaarheid van een elektronische geheugentrainer. Mocht je ertegenop zien de hele tekst door te nemen, lees dan in elk geval deel C over Thalassa en SuperMemo. Daar wordt immers een nieuwe tool met spectaculaire mogelijkheden geïntroduceerd.
A.
Werken met de papieren lijsten 1.
Er zijn zes lijsten beschikbaar. Op de website van Thalassa kan elke lijst in pdf opgevraagd en gedownload worden. Niet elke gebruiker heeft al die lijsten nodig. a)
Een eerste lijst (de studielijst) volgt in chronologische volgorde de opbouw van het handboek en biedt het materiaal aan dat de leerling moet memoriseren.
b)
De tweede lijst (de alfabetische lijst) geeft al de informatie van lijst I in alfabetische volgorde en kan dus gebruikt worden als een klein woordenboekje.
c)
In het derde en het vierde overzicht (de systematische lijsten) is hetzelfde materiaal geschikt in grammaticale categorieën, wat een hulp kan zijn bij de studie van de Griekse morfologie. Er zijn twee versies: 1) 2)
2.
een versie met een alfabetische rangschikking en een versie met een rangschikking per hoofdstuk.
d)
De vijfde lijst (het alfabetisch register) is identiek aan de tweede, maar beperkt zich tot de grondwoorden met hun volgnummer.
e)
Ten slotte is heel het vocabularium ook verkrijgbaar onder de vorm van woordkaartjes.
In de studielijst hebben wij bewust gestreefd naar soberheid. Wij hebben niet minder maar ook niet meer willen opnemen dan wat de leerling uit het hoofd moet leren en wat hij reflexmatig als parate kennis uit zijn geheugen moet kunnen opdiepen. Daarom hebben wij opeenstapelingen van pure synoniemen (voor zover die al bestaan) zoveel mogelijk vermeden en hebben wij ook niet aangegeven hoe de verschillende vertalingen van een Grieks woord zich verhouden ten opzichte van elkaar (niet synoniem, een beetje synoniem, erg synoniem, helemaal synoniem). Ten eerste zijn de visuele voorstellingen van zo'n indelingen vaak erg arbitrair (wanneer is de 'afstand' groot genoeg om het gebruik van een bepaald leesteken te verantwoorden?), ten tweede is het aanbrengen van dergelijke gradaties meestal niet relevant voor de leerling. De keuze van een vertaling wordt immers niet bepaald door de afstand van de ene betekenis tot de andere (kwantitatieve verschillen) maar door de context waarin het woord gebruikt moet worden (kwalitatieve verschillen). Men zal dus vruchteloos op zoek gaan naar een systeem met bv. nummertjes, puntkomma's en komma's. Een genuanceerde bespreking van dergelijke lexicologische spitsvondigheden kan gerust wachten tot in het vierde jaar, wanneer de leerlingen leren hoe ze een woordenboek moeten gebruiken.
Inleiding – T 1
1.1
27/08/2012
3.
Er zijn twee woorden die in de studielijst in twee fasen aangeleerd worden: τίς; (nummer 18) en πολύς (nummer 83). Tί; met de betekenis wat? waarom? en het regelmatige meervoud van πολύς komen al vroeg in de cursus aan bod en moeten op dat ogenblik al gememoriseerd worden. Pas later (resp. in de hoofdstukken 9 en 11) komen de details van de verbuiging aan bod en worden die woorden opnieuw opgenomen in het vocabularium, nu echter met hun speciale nominatieven enkelvoud. De nummers 18 en 83 worden dan hernomen opdat de leerling het verband zou leggen met wat hij vroeger geleerd heeft.
4.
De indeling van de systematische lijsten is gemaakt op basis van het overzicht met paradigmata dat ook op de website van Thalassa te vinden is. Die indeling is kunstmatig en dus aanvechtbaar. Zo worden in de Nederlandse grammatica 'partikels' en 'ontkenningen' niet als aparte woordsoorten beschouwd. Maar ook binnen duidelijk omschreven rubrieken is het lastig om op eenduidige wijze deelverzamelingen te onderscheiden. In het Grieks is dat alleszins moeilijker dan in het Latijn, zeker voor werkwoorden. Wij hebben geprobeerd om criteria te hanteren die pedagogisch aanvaardbaar zijn in de eerste graad. Dat heeft o.a. tot gevolg dat werkwoorden alleen onderscheiden worden op basis van kenmerken van hun presensstam [thematisch (niet-contract en contract), athematisch en onregelmatig]. Merk ook op dat sommige woorden in meer dan één categorie passen. Zo kan een woord als πρῶτος, eerste bij de (rang)telwoorden maar ook bij de adjectieven gerangschikt worden, terwijl een woord als οὐδέτερος, geen van beide(n) kenmerken heeft van een (onbepaald) adjectief, van een voornaamwoord en van een ontkenning. De systematische lijst met rangschikking per hoofdstuk is in elk geval erg nuttig om de leerling af en toe zijn woordenlijst te laten herhalen vanuit een ander standpunt. Aan het cijfer dat in de eerste kolom genoemd wordt (het hoofdstuknummer), zal hij precies kunnen zien hoever hij met de leerstof opgeschoten is.
5.
B.
Het verdient aanbeveling om in september zo snel mogelijk te beginnen met de studie van het vocuabularium en om – in de mate van het mogelijke – een kleine voorsprong op te bouwen. Soms zal dat betekenen dat de leerling dingen moet leren die nog niet in de theorielessen aan bod gekomen zijn. Vermoedelijk zal de verwerking van zo'n items aanvankelijk wat moeizamer verlopen (en dat is iets om rekening mee te houden bij evaluaties), maar het voordeel is dat de herkenning van het fenomeen in de klas het onthouden zal stimuleren. Hetzelfde geldt voor nieuwe woorden die in de oefeningen gebruikt worden: het is prettiger werken als de leerkracht dan niet elke vertaling moet voorzeggen. Dat mechanisme speelt trouwens altijd: je moet woorden kennen om ze te kunnen gebruiken maar je moet ze ook gebruiken om ze te leren kennen. Het is goed om in het leerproces bewust zo'n periode van wederzijdse beïnvloeding te voorzien.
Werken met de woordkaartjes Op de website van Thalassa vind je de volledige woordenlijst van Thalassa 1 in pdf-bestanden met de lay-out van woordkaartjes. Uiteraard moet je die kaartjes afdrukken vooraleer je ze kan gebruiken. 1.
Wat heb je nodig en hoe druk je de kaartjes af? Je kan afdrukken maken op gewoon papier, maar je kiest beter voor licht karton. Niet alleen zijn kartonnen kaartjes veel gemakkelijker en prettiger te hanteren, ze zullen ook heel wat langer meegaan. Bedenk, inderdaad, dat ze misschien wel vijf jaar lang zullen moeten dienen! De kaartjes moeten in twee aparte bewegingen recto-verso afgedrukt worden. Eerst print je de voorzijde. Je kan het hele pak ineens afdrukken (dat zijn 49 bladzijden) maar je kan het afdrukbereik ook beperken door een aantal bladzijden te selecteren. Zijn de oneven bladzijden uit je printer gerold, dan draai je het stapeltje afgedrukte documenten om, je legt het in de goede richting in de invoerlade en je print de even bladzijden; uiteraard kies
Inleiding – T 1
1.2
27/08/2012
je hetzelfde afdrukbereik. De documenten zijn zo opgesteld dat de achterkant van elk kaartje automatisch bij de juiste voorkant terechtkomt. Daarna moet je de kaartjes uitknippen. Alleen op de recto-zijde staan omtreklijnen; zo’n lijnen krijg je namelijk nooit aan beide kanten van het blad precies op dezelfde plaats geprint. Met een papiersnijmachine is de klus in een wip geklaard, met een schaar kost het je wat meer tijd. Verder heb je nog een doos nodig om de kaartjes rechtop te bewaren. Allicht vind je thuis een bruikbaar afdankertje. Anders kan je zelf uit karton een doos in elkaar knutselen. Je zorgt voor een vijftal tussenschotten; daarvoor gebruik je stukken karton die een centimetertje boven de woordkaartjes uitsteken. Je kan ook werken met zes aparte doosjes; die geef je dan – goed zichtbaar – een volgnummer van 1 tot 6.
2.
Woordjes leren met woordkaartjes Woordjes leren doe je in regelmatig herhaalde, korte sessies. Dat is de grondregel: dikwijls en niet te lang aan één stuk. Het is niet voor niets dat je leerkracht dezelfde woordjes meermaals als les opgeeft! Nieuwe woordjes (= nieuwe kaartjes) steek je in vak 1 – het voorste vak – van je verzameldoos. Ze blijven daar zitten tot ze behoorlijk gekend zijn. Reken een dag of drie om door middel van verschillende repetities de overgang van het korte- naar het langetermijngeheugen te maken. Na drie dagen herhaal je ze nogmaals. Alle woorden die dan goed gekend zijn, verhuizen naar vak 2; woorden die niet of onvoldoende gekend zijn, blijven in vak 1. Vak 1 oefen je dagelijks. De woorden van vak 2 herhaal je om de drie dagen. Woorden die niet gekend zijn of waarover je al te lang moet nadenken, keren dan terug naar vak 1. Vragen die je feilloos kan beantwoorden, verhuizen naar vak 3. De kaartjes van vak 3 herhaal je om de zes dagen. Je past dezelfde tactiek toe: kaartjes die moeilijkheden veroorzaken, keren terug naar vak 1; wat gekend is, sluis je door naar vak 4. Vak 4 herhaal je om de twaalf dagen. De procedure blijft steeds dezelfde: wat fout was, verhuist naar vak 1, wat juist was, schuift naar achteren. De woorden van vak 5 laat je om de vierentwintig dagen opnieuw de revue passeren ... Gaf je een juist antwoord? Naar achteren met die kaart! Een fout gemaakt? Terug naar af!
Inleiding – T 1
1.3
27/08/2012
In principe kan je zoveel vakken voorzien als je wilt. Maar zes vakken kunnen gewoonlijk wel volstaan, zeker omdat je in het laatste vak nog een onderscheid kunt maken tussen het voorste en het achterste gedeelte. Schematisch komt onze werkwijze hierop neer:
Of je werkt met één doos of met verschillende losse doosjes, verandert niets aan de procedure:
Of herhaling om de drie – zes – twaalf – vierentwintig – achtenveertig ... dagen een frequentie is die bij jou past, zal je een beetje moeten ondervinden. Niets belet je om het repetitieschema aan je eigen noden aan te passen. Duidelijk is wel: het is niet nodig om elke dag alles te herhalen! Woorden die in het langetermijngeheugen opgeslagen zijn, moeten pas na verloop van enige tijd opnieuw geactiveerd worden om niet uit dat geheugen te verdwijnen. Die tijd wordt steeds langer naarmate je de woorden beter kent. Voor de woorden uit vak 4 bij voorbeeld volstaat een repetitie om de twaalf dagen. Uiteindelijk is het de bedoeling dat je je tijd en je energie verstandig zou leren gebruiken. Dat wil zeggen: je moet leren veel aandacht te besteden aan woorden die je niet kent, maar weinig
Inleiding – T 1
1.4
27/08/2012
aandacht aan woorden die je wel kent. De ultieme doelstelling is immers: EENS GELEERD, ALTIJD GEKEND! Het systeem dat we hier voorstellen helpt je om voor jezelf de ideale tijdsbesteding op het spoor te komen. Het achterste vak van je doos wordt mettertijd een vergaarbak, waarin veel meer materiaal komt te zitten dan in de voorste vakken. En de volgorde van de kaarten in je steekkaartenbak zal precies aangeven in welke mate de verschillende woorden gekend zijn. Het is niet verboden op de kaartjes te schrijven! Goeie geheugensteuntjes bij voorbeeld moet je noteren op het ogenblik dat je ze bedenkt. Uiteraard komen die op de achterzijde. Woorden die je echt niet gememoriseerd krijgt, kan je eventueel ook een aanduiding meegeven. De plaats die de kaart in je steekkaartenbak inneemt, zegt voldoende over de mate waarin het woord in kwestie, gekend is, maar ze leert je niets over de frequentie waarmee dat woord al onder je aandacht gebracht is. Zo’n opmerking maak je best aan de voorzijde (dan word je op voorhand gestimuleerd om extra goed na te denken) en in potlood: wat nu niet gekend is, is het straks hopelijk wel en dan moet je je notitie kunnen uitgommen. Bedenk dat je alle aspecten van een woord moet instuderen: 1.
je moet het grondwoord kunnen noemen van verbogen en vervoegde vormen;
2.
je moet alle onderdelen van het paspoort foutloos kunnen reproduceren;
3.
je moet alle Nederlandse betekenissen kunnen geven;
4.
je moet oog hebben voor de verwantschap tussen woorden (vb.: 'akoestiek' is afgeleid van ἀκούειν), al is het niet nodig dat je zelf vanuit het Grieks verwante woorden zou gaan opsommen;
5.
...
Bovendien moet dat allemaal snel genoeg gaan. Een fout in het paspoort is een reden om een kaart terug naar vak 1 te halen, maar ook als je al te lang moet nadenken, moet je besluiten dat het woord in kwestie nog niet voldoende gekend is.
Toch is het de vraag of heel die manier van doen niet nodeloos omslachtig is. De technieken die je hier leert met kartonnen kaartjes, kan je immers met bepaalde computerprogramma’s ook elektronisch toepassen. En dan komen we in een heel ander verhaal terecht ...
Inleiding – T 1
1.5
27/08/2012
C.
Werken met de elektronische geheugentrainer Wil je op een eigentijdse en boeiende manier woordjes leren volgens de principes die hierboven uitgelegd zijn? Dat kan. De woordenlijsten van Thalassa zijn immers ook beschikbaar onder de vorm van een elektronische geheugentrainer. Omdat dat instrument ontworpen is met behulp van bestaande, commerciële software (het internationaal gebruikte pakket SuperMemo), is dat aanbod niet gratis. De prijs zou echter geen obstakel mogen zijn: een jaarabonnement kost nauwelijks de helft van één privéles Grieks ... Bovendien biedt een computer nog oneindig veel meer mogelijkheden dan een kaartenbak. Wat zijn zoal de voordelen van SuperMemo? 1.
Klasse, het Maandblad voor onderwijs in Vlaanderen, heeft ooit een artikel gewijd aan het memoriseren van grote hoeveelheden leerstof (september 2006, nr. 167, p. 52). Daar kan je o.a. lezen: "Als je veel verschillende ingangen naar kennis creëert, zal je sneller de opgeslagen informatie terugvinden dan wanneer er maar één pad naartoe loopt". Daarom overhoort SuperMemo de Griekse woorden vanuit verschillende invalshoeken. Dus niet alleen van links naar rechts, zoals in de gedrukte woordenlijst. Er zijn ook expliciete vragen naar het genus van de woorden, de verbuigings- of vervoegingskenmerken, de stammen, de woordsoort, de paradigmata, de naamvallen waarmee bepaalde woorden gecombineerd worden, het voortleven van Griekse begrippen in moderne, levende talen ... Bovendien vertrekken de vragen niet altijd van het grondwoord: de gebruiker moet zelf in verbogen of vervoegde vormen de grondwoorden herkennen. Het is uitgesloten dat de leerlingen bij het instuderen van het vocabularium uit eigen beweging al die invalshoeken (correct) zouden kunnen inoefenen. Op toetsen, overhoringen en examens wordt nochtans verondersteld dat ze die kennis verworven hebben.
2.
In de gedrukte woordenlijst staan de woorden altijd op dezelfde plaats en in dezelfde volgorde, wat een misleidende steun is voor het visuele geheugen. SuperMemo presenteert de vragen bij elke nieuwe sessie in een andere volgorde.
3.
Elke oefensessie eindigt met een final drill: vragen die foutief beantwoord werden, blijven terugkeren tot de gebruiker ze foutloos kan oplossen. In de praktijk is de final drill het belangrijkste leermoment.
4.
Elke dag zorgt SuperMemo voor een nieuwe oefening, gebaseerd op de reële prestaties van de gebruiker. De computer geeft daarbij voorrang aan de vragen die het slechtst gekend zijn. Als de software aangewend wordt zoals het hoort, ontstaat er een motiverende spanning tussen de computer en de leerling. Die wil immers gelijke tred houden met het aanbod van zijn PC. Wie dikwijls een oefensessie overslaat, cumuleert een achterstand.
5.
Studeren op de computer is prettig, overzichtelijk en biedt veel structuur. Tegelijkertijd verwerf je ook andere ICT-vaardigheden.
6.
De gebruiker kan voor zichzelf gratis lespakketten ontwerpen in SuperMemo.
7.
...
Nieuwsgierig geworden? Surf dan naar leren.supermemo.nl (gebruik als browser Internet Explorer, dat geeft voor dit programma de beste resultaten), meld je aan en zoek naar de cursus Thalassa 1. Al de aangeboden oefeningen (2730 stuks om precies te zijn) werken uitsluitend met het materiaal uit de papieren lijsten van Thalassa 1. Ga je er echt mee aan de slag dan werk je best in twee stappen: gebruik de papieren woordenlijst om – zoals in het verleden – kennis te maken met de nieuwe woorden en om ze een eerste keer te verwerken; daarna gebruik je SuperMemo om je kennis permanent te onderhouden. Bij goed gebruik van het programma is een blijvende dekkingsgraad van 90 tot 95 % gegarandeerd.
Inleiding – T 1
1.6
27/08/2012
Abonneren kan individueel of per klasgroep. De prijs van een jaarabonnement hangt af van het aantal inschrijvingen. De leraar kan zich laten aanstellen tot groepscoach, wat hem de mogelijkheid biedt om de prestaties van elk van zijn leerlingen gedetailleerd op te volgen. Inschrijvingen, betalingen en andere modaliteiten worden niet geregeld met de auteurs van Thalassa maar met Maarten Mols, de verantwoordelijke van de SuperMemo-site.
Het Thalassa-auteursteam wenst je heel veel succes!
Inleiding – T 1
1.7
27/08/2012