Verstand van leren Gevoel voor mensen
VO
PERSPECTIEF uitgave voor het voortgezet onderwijs — nummer 1 — juni 2009
Regie op leermiddelen E-coaches stellen vragen Good governance: bestuurders in nieuwe rol
PERSPECTIEF – VO nummer 1, juni 2009
2
ENTREE COLOFON Perspectief VO is een uitgave van KPC Groep. Het magazine is bestemd voor bestuurders, managers en schoolleiders in het voortgezet onderwijs. Perspectief VO wordt tweemaal per jaar uitgegeven en gratis verstuurd naar alle scholen voor voortgezet onderwijs.
3
VOORWOORD
4
DE VERHELDERING Pieter Hendrikse, voorzitter van de Adviesgroep van het Programma Leermiddelenbeleid voorspelt het einde van de traditionele methode. ‘De dominante positie zal de uitgever kwijtraken.’
REDACTIE Iwan Basoski Bram van den Hoogen Susan de Boer Ger Vennegoor
8
TEKSTEN
9
DE VERBINDING Een leerarrangement maken dat qua niveau en didactiek doordacht in elkaar zit. Dat kan met de aanpak van Colours.
Susan de Boer Peter Zunneberg
DE GROEIFACTOR Het Calvijn College in Zeeland zet speciaal geschoolde E-coaches in om leraren te ondersteunen bij het combineren van methodes met elektronisch leermateriaal.
FOTOGRAFIE Bram Delmee
13
Willem van Ouwerkerk van de Groene Hart Praktijkschool in Alphen aan de Rijn en Marco Bosch, senior-adviseur KPC Groep over het Individueel Ontwikkelingsplan.
VORMGEVING Franssen en Van Iersel, ‘s-Hertogenbosch
14
MEER INFORMATIE Voor meer informatie over de onderwerpen in deze Perspectief VO kunt u contact opnemen met de contactpersonen die bij de artikelen vermeld staan. Voor informatie over trainingen, congressen, publicaties zie ook www.kpcgroep.nl.
KPC Groep Postbus 482 5201 AL ’s Hertogenbosch T 073 6247 247 E
[email protected] I www.kpcgroep.nl
TWEESPRAAK
SPOTLICHT Good governance houdt meer in dan het opstellen van bestuurlijke documenten.
15
COLUMN
16
AGENDA
3
VOORWOORD VERNIEUWD MAGAZINE Met genoegen presenteer ik ons vernieuwde magazine. KPC Info heeft plaatsgemaakt voor Perspectief VO. In deze nieuwe opzet en met deze nieuwe styling verwachten we een nog meer gevarieerd en aansprekend beeld te geven van actuele thema’s, ervaringen van onze klanten en nieuwe producten en diensten. Perspectief VO bevat een aantal vaste rubrieken. In ‘De Verheldering’ gaat een gezaghebbende deskundige in op een actueel, majeur thema in het voortgezet onderwijs. Ditmaal betreft dat het leermiddelenbeleid van scholen. Bestuurders en schoolleiders zien zich op dit vlak geconfronteerd met nieuwe kansen en mogelijkheden, waaronder de digitale leermiddelenbank die momenteel vanuit het Innovatieplatform VO wordt doorontwikkeld. Effectief verzilveren van die kansen brengt echter ook urgente nieuwe vragen mee: hoe zorg ik voor de match met onze onderwijskundige visie, hoe zorg ik voor adequate professionalisering van docenten, enzovoort. In ‘De Verbinding’ belichten wij onze visie op dit onderwerp en de expertise, diensten en producten die wij op dit terrein kunnen aanbieden. De rubriek ‘De Groeifactor’ staat in het teken van de ervaringen van een van onze klanten met de dienstverlening van KPC Groep. In ‘Tweespraak’ komen respectievelijk een klant en een adviseur aan het woord over een actuele ontwikkeling in de praktijk. In de rubriek ‘Spotlicht’ besteden wij aandacht aan een specifiek onderdeel van onze dienstverlening. Het magazine wordt afgesloten met een column, verzorgd door Marc Vermeulen, en de ‘Agenda’ met een selectie van interessante evenementen die KPC Groep de komende tijd organiseert. Aan deze eerste editie van Perspectief VO werkten verder mee: Pieter Hendrikse, lid Raad van Bestuur Ons Middelbaar Onderwijs en voorzitter van de Adviesgroep van het Programma Leermiddelenbeleid van de VO-raad, Bert Vogel, voorzitter van het College van Bestuur van het Calvijn College, en Willem van Ouwerkerk, unitleider van de Groene Hart Praktijkschool in Alphen aan de Rijn. Ik dank hen zeer voor hun enthousiaste medewerking. Namens mijn collega’s wens ik u veel leesplezier toe. Hartelijke groet
Iwan Basoski Directeur divisie Voortgezet Onderwijs
PERSPECTIEF – VO nummer 1, juni 2009
4
DE VERHELDERING
De keuze van leermaterialen is een belangrijk onderwerp en verdient een hoge plaats op de agenda van de school. Om die reden nam de VO-raad het initiatief het Programma Leermiddelenbeleid in te stellen. Perspectief VO sprak met Pieter Hendrikse, voorzitter van de Adviesgroep van het Programma Leermiddelenbeleid en bestuurder van het Brabantse schoolbestuur Ons Middelbaar Onderwijs (OMO).
HET EINDE VAN DE METHODE KOSTENBEWUSTZIJN EN INNOVATIE REDEN VOOR NIEUWE KIJK OP LEERMATERIAAL
WAAROM MOET LEERMATERIAAL EEN ZAAK WORDEN VAN DE HELE SCHOOL? “Twee redenen: kostenbeheersing en de toename van het beschikbare leermateriaal. De docent is en blijft - in overleg met de sectie en het team - verantwoordelijk voor de keuze van de leermiddelen. Maar in het verleden gebeurde dat vaak onvoldoende vanuit een schoolbrede visie en met weinig kostenbewustzijn. Als schoolleider bemoeide je je daar nauwelijks mee. Vanwege de bekostiging is het inmiddels een ‘schoolse’ aangelegenheid geworden. Ook vakoverstijgend moet er meer overleg komen. Tegelijkertijd ontstaat er steeds meer differentiatie in leermiddelen. Vroeger was havo 4 voor iedereen overal hetzelfde. Nu is dat gecompliceerder. Sinds het invoeren van de tweede fase en de leerwegen in het vmbo zien we steeds vaker individuele leerroutes. De vraag is in hoeverre die gecollectiveerd kunnen worden, zodat je dezelfde leermiddelen kunt inzetten. Dat vergt meer organisatie. Leermiddelen zijn nu belangrijker dan twintig jaar geleden. Daarom moet leermiddelenbeleid een centrale plaats op de agenda krijgen. Wat we in het Programma Leermiddelenbeleid doen is proberen meer zicht te krijgen op de functie
van leermiddelen en op de rol van de docent, van het team en van de schoolleider bij de keuze daarvan.”
HOE ZIEN DE LEERMIDDELEN VAN DE TOEKOMST ERUIT? “We willen uitkomen bij een optimale mix van verschillende leermiddelen: methodes, printing on demand, dat is een nieuwe ontwikkeling waarvan ik op termijn veel verwacht, ten derde de elektronische leeromgeving en tenslotte een gedigitaliseerde vorm van werkboeken. Werkboeken zijn een traditioneel en kostbaar leermiddel, en ze worden vaak niet volledig gebruikt. Hier is kostenbeheersing en ict-maatwerk heel goed toe te passen. Methodes zijn vaak erg mooi en functioneel, maar wel eenheidsworst. Docenten passen daarom vaak onderdelen van de methode aan. Als een methode 30 euro kost en de docent laat aanvullend materiaal kopiëren kunnen de kosten behoorlijk oplopen. Daarom denken we ook aan printing on demand: de docent doet research, zoekt uit verschillende bronnen – methodes, maar ook internet of andere media – lesstof bij elkaar, en laat er een methode van printen voor een bepaalde afdeling of leerjaar. Ook zullen groepen
Pieter Hendrikse: “De dominante positie zal de uitgever kwijtraken.”
docenten vaker zelf materiaal gaan ontwikkelen. Daar hangt een prijskaartje aan, want je moet docenten scholen en je moet er ruimte voor maken in de werkverdeling. Maar het is wel een professionaliseringsslag en de docent wint aan autonomie. Niet alle docenten hoeven zelf te ontwikkelen, er zullen ook meer en betere databanken komen zodat docenten kunnen gebruiken wat collega’s in elkaar hebben gezet. De docent, het team of de sectie kiest de leermiddelen. De schoolleider gaat over de randvoorwaarden en stelt de kaders vast. Hij of zij toetst ook of het leermateriaal in overeenstemming is met het onderwijsconcept van de school. Als er onvoldoende leermiddelen voorhanden zijn – bijvoorbeeld voor nieuwe concepten als samenwerkend leren – leg je een Programma van Eisen neer, zoals bij een bouwproject. Zoals de architect op basis van het Programma van Eisen een tekening en een bestek maakt, zo kunnen leermiddelenontwikkelaars lesmateriaal maken op basis van een Programma van Eisen. Zo doen we dat ook bij ‘De Nieuwste School’, een van de scholen van OMO.”
IN HOEVERRE STAAT LEERMIDDELENBELEID CENTRAAL BIJ UW EIGEN BESTUUR? “Sinds een jaar of zes hebben we de aanschaf en distributie van schoolboeken gecollectiveerd. OMO heeft qua onderwijsprofiel sterk gedifferentieerde scholen en iedere school heeft daarom een eigen leermiddelenpakket. Het gaat om zo’n 62.000 leerlingen. We hebben financiële schaalvoordelen behaald in een mantelcontract met de distributeur. Streven is te komen tot maximale ketenverkorting: we willen de lijnen tussen docent en leerling zo kort mogelijk hebben.
De docent, het team of de sectie kiest de leermiddelen. De schoolleider gaat over de randvoorwaarden en stelt de kaders vast.
6
DE VERHELDERING
Dat impliceert leermiddelen op maat. In de voorbereiding naar de Europese aanbesteding per augustus 2010 houden we een stevige marktverkenning. We praten met uitgevers, distributeurs en ict-bedrijven over voorziene innovatie in de leermiddelen en dat nemen we mee in ons Programma van Eisen. De komende jaren werken we aan de ontwikkeling van ‘OMOpedia’. OMOpedia wordt een onuitputtelijke leermiddelenbron in een elektronische leeromgeving waarvan iedere OMO-docent kan profiteren. De overdraagbaarheid vergt nog wel aandacht. Docenten zijn ambachtelijk ingesteld en willen graag zelf materiaal maken voor hun leerlingen. Die ambachtelijkheid en die ambitie om op maat te werken moeten we zeker houden. Maar aan de andere kant: als een leraar een module voor havo 2 ontwikkelt voor Frans, en daarvoor bijvoorbeeld materiaal van het Institut Néerlandais combineert met onderdelen van de methode van Noordhoff Uitgevers en dat alles binnen OMOpedia in een elektronische leeromgeving zet, dan is het goed mogelijk dat een collega op een andere school daar ook gebruik van kan maken. De digitale mogelijkheden maken lesstof toegankelijker voor collega’s. Interscholaire samenwerking van OMO-docenten bestaat al langer, en door de digitalisering kan er eenvoudig schooloverstijgend worden samengewerkt. Het mes snijdt aan twee kanten: de eigen professionele autonomie wordt versterkt en het wiel hoeft niet op iedere OMO-school opnieuw te worden uitgevonden.”
HOE FINANCIEREN SCHOOLBESTUREN DAT? “Vanaf augustus 2009 wordt een groot aantal lesmaterialen gratis voor de leerlingen. Per leerling praat je dan over 316 euro die beschikbaar komt. Gezien de schaalgrootte van Ons Middelbaar Onderwijs gaat het bij elkaar over veel geld. Dat moet ons collectief voordeel kunnen opleveren. Het streven is om een aanbestedingsresultaat te realiseren waarbij geld beschikbaar komt voor ontwikkeling van nieuwe, met name digitale, leermiddelen. Kleine schoolbesturen zullen met elkaar gaan samenwerken. Als je allianties maakt kun je schaalvoordeel behalen, en dat zie je ook gebeuren. Ik ken voorbeelden van dergelijke bestuurlijke verbanden, zoals Zebra in Zeeland en WestBrabant. Besturen zullen steeds meer krachten bundelen rond dit soort thema’s.”
WANNEER ZIJN DE OPBRENGSTEN VAN HET PROGRAMMA BESCHIKBAAR? “In september 2009 hebben we een conferentie waarbij we eerste ervaringen uitwisselen. De centrale vraag op deze conferentie is wat de zichtbare, herkenbare en overdraagbare resultaten zijn. De twintig scholen die deelnemen aan het project hanteren een verschillende aanpak, bij de een ligt de nadruk meer op het eigenaarschap van de docenten, bij de ander zie je een sectie- of teamoverstijgende aanpak. Maar op alle deelnemende scholen is ‘leer-
Vroeger was havo 4 nagenoeg voor iedereen hetzelfde. Nu zien we steeds vaker individuele leerroutes.
7
Als je allianties maakt kun je schaalvoordeel behalen. Besturen zullen steeds meer krachten bundelen rond dit soort thema’s.
middelenbeleid’ hoger op de agenda gekomen. In 2010/2011 is de verspreiding van de opbrengsten van het traject aan de orde. Vanuit de VO-raad zullen we dat ongetwijfeld gaan faciliteren en ondersteunen. Voorlopig is de rol van de uitgevers niet uitgespeeld. Zij zijn de ontwikkelaars, veredelaars, vormgevers van methoden. Maar de dominante positie zal de uitgever kwijtraken. Want de ‘eerstelijnsinput’ van de docent, zoals ik het zou willen noemen, is de afgelopen decennia erbij ingeschoten. Anno
GRATIS LEERMIDDELEN Verlaging van schoolkosten voor ouders met kinderen in het voortgezet onderwijs is de belangrijkste doelstelling van de Wet gratis schoolboeken, die met ingang van augustus 2008 van kracht werd. In 2005 werd met dit doel het lesgeld al afgeschaft.
OVERGANGSJAAR Vanaf 1 augustus 2009/2010 zorgen de scholen voor voortgezet onderwijs dat de leerlingen gratis lesmateriaal krijgen. In het overgangsjaar 2008/2009 kopen of huren de ouders of de leerlingen van 18 jaar en ouder nog zelf de schoolboeken. Zij krijgen daarvoor een eenmalige financiële tegemoetkoming van 316 euro, de prijs van een gemiddeld boekenpakket.
CONVENANT EUROPEES AANBESTEDEN Om scholen te ondersteunen bij het Europees aanbesteden organiseerde de Taskforce Gratis Schoolboeken informatiebijeenkomsten en werd de website www.gratisschoolboeken.nl geopend. Organisaties voor bestuur en management (VO-raad, VOS/ABB, Besturenraad, KBVO, VBS) en vertegenwoordigende organisaties van distributeurs (NBbeducatief) maakten zich zorgen over de gevolgen
2009 is de traditionele methode in zekere zin achterhaald, al was het maar omdat voor een dertienjarige de wereld groter is dan een verzameling schoolboeken. Kortom: wordt op spannende wijze vervolgd. Dat kan niet anders.”
MEER INFORMATIE OVER HET PROGRAMMA LEERMIDDELENBELEID EN DE VOORTGANG DAARVAN IS TE VINDEN OP WWW.LEERMIDDELENVO.NL.
die de onervarenheid van scholen op dit gebied heeft voor de kwaliteit van de bestekken en de logistiek. Daarom hebben deze organisaties en het Ministerie van OCW in december 2008 in het convenant Europees aanbesteden en de educatieve boekenmarkt een aantal afspraken neergelegd. Zo is er onder meer afgesproken dat de marktpartijen tot 1 september 2010 niet naar de rechter zullen stappen als de opdracht tot levering van educatief materiaal niet volgens de Europese aanbestedingsregels tot stand is gekomen. Het Ministerie en de onderwijsorganisaties beloven in dit convenant dat zij scholen en schoolbesturen zullen ondersteunen bij het verder professionaliseren van de inkoop en dat intellectueel eigendom gerespecteerd zal worden.
AANBESTEDINGSPROCEDURE Twintig procent van de scholen voor voortgezet onderwijs hebben inmiddels een aanbestedingsprocedure, gericht op een contract vanaf 2009/2010, doorlopen. Scholen die nog niet zover zijn, hebben met hun huidige leverancier afgesproken de bestaande levering en dienstverlening voort te zetten. Inmiddels zijn de eerste aanbestedingsprocedures gericht op een contract vanaf schooljaar 2010/2011 gestart. Het Ministerie van OCW verwacht dat nog voor de zomervakantie dit aantal fors zal toenemen.
PERSPECTIEF – VO nummer 1, juni 2009
8
DE VERBINDING Met Colours biedt KPC Groep een oplossing voor het structureren en arrangeren van leermaterialen. Zo houdt de school zelf de regie bij het ontwikkelen en samenstellen van een eigen leermaterialenpakket.
DE SCHOOL DE BAAS OVER LEERMATERIALEN In de digitale leermaterialenbank zijn alle onderdelen - theorie, oefeningen, toetsen, thema’s en projecten - van de leerlijnen van alle vakken van de school te vinden. Het materiaal is kwalitatief van hoog niveau, past bij de pedagogisch-didactische visie van de school en is afgestemd op de specifieke schoolomgeving. De beginnende docent biologie, die samen met zijn collega’s van geschiedenis en wiskunde een project wil uitvoeren in leerjaar 3, vindt hierin zonder moeite een vergelijkbare lessenserie die een collega geschiedenis een paar jaar geleden ontwikkelde, samen met een toenmalige stagiair wiskunde van de lerarenopleiding. Hij hoeft maar een paar onderdelen aan te passen.
LEERARRANGEMENT Als het aan Harm van Son (KPC Groep) ligt, is dit de toekomst. “Op een school in het westen van het land heeft KPC Groep samen met de schoolleiding, de docenten en een ict-bedrijf een webbased bewaarsysteem gebouwd. Een digitale leermaterialenbank op maat van de school.” Van Son is een van de kartrekkers van Colours, een aanpak van KPC Groep om leermaterialen te structureren en te arrangeren. Doel is dat de school ‘de baas’ wordt van het leermateriaal. Leermaterialen zullen in de toekomst steeds vaker bestaan uit combinaties van onderdelen van methodes en vrij via internet beschikbare informatie en oefeningen en door het team zelf ontwikkeld materiaal, dat op de specifieke schoolsituatie of een specifieke leerlingengroep is afgestemd. “Het gaat erom dat scholen zelf de regie oppakken. Nu volgt een docent vaak de methode. Dat is niet verkeerd, want die methode zit goed in elkaar. Wel vormen alle methodes en werkboeken bij elkaar een hoge kostenpost. Bovendien willen de meeste docenten op sommige onderdelen aanvullingen, en iedere school heeft wel een projectweek die vaak niet samenhangt met de methode.” Om een leerarrangement te maken dat qua niveau en didactiek doordacht in elkaar zit, wordt met behulp van Colours lesmateriaal ontleed in de onderdelen kennis, oefeningen,
toepassing en toetsen. “Kennisonderdelen hoef je niet opnieuw te ontwikkelen, de Wet van Ohm kun je zo overnemen. Voor oefeningen kun je prima ict inzetten. Toetsen zijn er meestal ook wel, omdat het duidelijk is welk eindniveau je hebben wilt. Het zelf ontwikkelen zit vooral in de toepassing. Daar gaat het om de schoolomgeving. In Eindhoven heb je andere aanknopingspunten voor je techniekonderwijs dan in Den Helder.”
Leermaterialen zullen steeds vaker bestaan uit combinaties van onderdelen van methodes, vrij via internet beschikbare informatie en zelf ontwikkeld materiaal. REGISSEUR Met Colours ondersteunt KPC Groep de schoolleiders en de docenten bij dit arrangeren. “Wat wij doen is focus aanbrengen. Samen met de schoolleider maken we een berekening van de kosten en tijdsinvestering. Daarnaast kijken we naar het effectief inzetten van ict en de pedagogisch-didactische visie van de school.” De docenten worden ondersteund in het ‘regisseren’, het samenstellen van leermaterialen in een overzichtelijke leerlijn en het bewaren ervan. “Dat doen we met ‘didactisch metadateren’, zodat je later op leerjaar, onderwerp, werkvorm en andere trefwoorden je materiaal kan terugvinden.” Ten slotte ondersteunt KPC Groep docenten bij het gebruik van het tot stand gekomen materiaal. “Een docent laat niet zomaar een methode los. Docenten moeten wennen aan hun rol als regisseur van lesmateriaal.” MEER INFORMATIE: HARM VAN SON (
[email protected])
9
DE GROEIFACTOR
Leraren combineren steeds vaker de vertrouwde boeken met elektronisch leermateriaal. Dat roept vragen op over de optimale inzet van de verschillende leermiddelen. Op het Calvijn College in Zeeland leiden zes speciaal geschoolde E-coaches de discussie hierover in goede banen.
Een E-coach stelt vragen IT-GEORIËNTEERDE LEERMIDDELEN OPTIMAAL INZETTEN
Boeken zullen nooit verdwijnen, is de stellige overtuiging van Bert Vogel, voorzitter van het College van Bestuur van het Calvijn College in Goes. Boeken mogen wat hem betreft ook niet verdwijnen. Lezen en leren blijven verbonden. “Er is niets mooiers dan een boek in handen te hebben en daarin te bladeren. Een kind dat in bed kan lezen. Dat is zoiets moois. Dat ga je toch niet vervangen door een scherm, waarbij je alleen maar op een knop moet drukken.” Tegelijkertijd ziet Vogel wel degelijk de mogelijkheden van e-learning. Een presentatie over Colours – een manier om leermaterialen te structureren en te arrangeren – zette hem aan het denken. “Hoe kun je nu leermiddelen die steeds meer it-georiënteerd zijn optimaal inzetten? Daarbij loopt mijn denken meestal volgens het concept ‘train de trainers’. Zorg ervoor dat professionals elkaar in horizontale lijn versterken en niet afhankelijk zijn van managementbeslissingen of van adviezen van buiten.” Uiteindelijk wilde Vogel dat het denken over ict-toepassingen ook zou leiden tot een andere mentaliteit in zijn school. “Ik wil niet dat het management alle beslissingen moet nemen. Het gaat erom dat we met zijn allen onderzoeken wat we willen en wat niet.” Met dat uitgangspunt is Vogel ‘redelijk blanco’ in gesprek gegaan met Margriet Termeer en Harm van Son van KPC Groep. “Ik wilde dat het totale team sterker zou worden en niet dat een paar mensen kennisbron zouden worden.”
Bert Vogel: “Eigenaar van leermiddelen zijn en blijven de vaksecties.”
11
DE GROEIFACTOR Geen blauwdruk Voor wat Vogel en het Calvijn College voor ogen stond bestond geen blauwdruk. “Ik ben eerst met ons hoofd ICT&Planning Ad Verwijs gaan praten en heb met hem eens gekeken waar wij behoefte aan hadden”, zegt Vogel. “Vervolgens heb ik met de mensen van KPC Groep gekeken wat er mogelijk was. Tenslotte kwamen we uit bij het idee van E-coaches, maar daar zijn nog geen voorbeelden of modellen van.” Vanuit het train-de-trainer-concept probeerde de school samen met KPC Groep tot een taakomschrijving te komen. Ondertussen waren op de diverse locaties van het Calvijn College (naast Goes zijn er twee vestigingen in Krabbendijke, één in Middelburg en één in Tholen) al mensen gevonden die zich in de richting van E-coach wilden ontwikkelen. “Uiteindelijk zijn zij met het hele programma meegelopen zonder een duidelijk einddoel. We werken ervoor en zien wel waar we uitkomen, was meer de insteek. Zo moet je maar afwachten of de mensen wel het talent hebben dat ze denken te hebben.” Gaandeweg is duidelijk geworden wat wel en wat niet tot de verantwoordelijkheden van de E-coaches behoorde. “Moet een E-coach een nieuwe collega inwerken in de it-programma’s van de school? Zeker, tenzij hij ziet dat een ander daar al mee bezig is. En een laptopkar beheren? Nee, dat is te veel instrumentaal. Daar moet de vrager maar een andere oplossing voor zoeken. Zo kwamen ze stapje voor stapje verder.” Inmiddels heeft Ad Verwijs in het managementteam van de school een presentatie gehouden over de E-coaches en weten de locatiedirecteuren precies wat de verantwoordelijkheden en de taken van de E-coaches zijn. Het management en de collega-docenten hebben volgens deze geleidelijke route ook geaccepteerd dat de E-coaches er zijn. “Ze merken dat als je tegen de E-coaches duwt, ze ook terugduwen. Als je op ze leunt, kan dat maar even. Maar als je een leervraag stelt, zijn ze er helemaal.”
E- coaches moeten initiatiefrijk zijn. Zodra ze iets horen moeten ze zelf erop afstappen, niet afwachten tot anderen bij hen komen. Dat is een cultuuromslag. Eigenaar Het programma voor de training van de E-coaches is bijna afgerond. Tot nu toe is geregeld aandacht besteed aan leermiddelen, en op dit vlak zullen de E-coaches zich werkelijk als coach moeten opstellen. “De E-coaches moeten zich bezighouden met de concepten van leermiddelen”, zegt Vogel. “Eigenaar van leermiddelen zijn en blijven de vaksecties. Als er bijvoorbeeld in de vaksectie Duits een discussie ontstaat tussen docenten over het gebruik van digitale woordenboeken, dan moet die E-coach daarbij gaan zitten. Niet om een beslissing te nemen, maar om die discussie te leiden. Als bij wiskunde de vraag ontstaat hoe rekenvaardigheid getraind moet worden, moeten de E-coaches de wiskundedocenten begeleiden bij het nadenken over de manier waarop het vergroten van die rekenvaardigheid bereikt kan worden in relatie tot het inzetten van it-middelen. Eigenlijk zijn ze zich steeds bewuster geworden van het feit dat ze didactische vaardigheden aanreiken. Ze helpen docenten na te denken om de meest geschikte oplossing te vinden voor een didactisch probleem.” Daar heeft de school volgens Vogel nog wel een flink eind in te gaan. “Nog lang niet alle vaksecties zijn al zo ver dat ze de E-coaches voor het oplossen van dergelijke problemen weten te vinden. Dat betekent ook meteen dat dit team van coaches initiatiefrijk zal moeten zijn. Zodra ze iets horen moeten ze zelf erop afstappen, niet afwachten tot anderen bij hen komen. Dat is meteen een cultuuromslag die Margriet al werkend met hen boven water heeft gekregen. En ook in dat opzicht is dit project al van grote waarde geweest.”
PERSPECTIEF – VO nummer 1, juni 2009
12
DE GROEIFACTOR Valkuilen Hoewel Vogel vindt dat de E-coaches hun bestaansrecht nog moeten bewijzen, denkt hij niet dat het project kan mislukken. “Ik denk dat we hiermee een goede stap zetten naar een sterker didactisch klimaat in de school.” Tegelijk ziet Vogel wel enkele valkuilen. Zo beslissen de vaksecties - bestaande uit docenten van alle locaties - zelf over de aanschaf van methodes. Omdat er op elke locatie een E-coach is, en in Goes zelfs twee, bestaat het risico dat ze elkaar voor de voeten gaan lopen. “Soms zal er iemand van het E-coach-team heel bewust even een stap terug moeten doen.” Een andere valkuil is dat een E-coach in zijn enthousiasme toch teveel oplossingen gaat aandragen. “Dat moet hij niet doen. Een E-coach moet vragen stellen. Vragen, die de collega-docenten helpen om zelf de oplossingen te vinden. Daarbij kunnen ze natuurlijk wel richting geven. Wij verwachten van onze E-coaches dat zij op de hoogte blijven van ontwikkelingen op het gebied van E-learning. In die richting kunnen zij collega’s wijzen. Maar ze zullen nooit zelf de knoop mogen doorhakken over de vraag wat er gebruikt wordt en wat niet.” Bij het werken met de mensen van het Calvijn College en de opleiding van de E-coaches zag Termeer natuurlijk ook welke cultuur er in de school heerst. “Een aantal cultuurverschijnselen zijn ook teruggekoppeld naar het College van Bestuur”, zegt Vogel. “En dat waarderen wij zeer. Afwachtendheid is zo’n cultuurverschijnsel. We hebben dat heel open kunnen bespreken. En een project als dit moet docenten ook laten zien dat zij zelf initiatieven kunnen en mogen nemen.” Soms vraagt Vogel zich wel eens af of hij met zijn school nu Colours heeft geadopteerd. “Ik weet het niet. Maar ik hoef het ook niet te weten. Dat is nu het ding van de E-coaches.”
Als je tegen de E-coaches duwt, duwen ze ook terug. Maar als je een leervraag stelt, zijn ze er helemaal.
13
Willem van Ouwerkerk is unitleider van de Groene Hart Praktijkschool in Alphen aan de Rijn. De school maakt deel uit van de Scope scholengroep. Zijn gesprekspartner is Marco Bosch, senior-adviseur KPC Groep.
TWEESPRAAK De Groene Hart Praktijkschool heeft dit schooljaar in alle leerjaren tegelijk een Individueel Ontwikkelingsplan ingevoerd. Op basis van de mogelijkheden van de leerling wordt vastgelegd wat de koers moet worden en waar het einddoel ligt. Daarbij legt de school de lat hoog, en van de teamleden wordt veel verwacht. Ook de organisatie van de school is versterkt.
WILLEM VAN OUWERKERK
MARCO BOSCH
UNITLEIDER
ADVISEUR
LOOPT OP DE WETTELIJKE SITUATIE VOORUIT: WAAROM?
WETSWIJZIGING EIGENLIJK WEL NODIG?
WAT IS HET INDIVIDUEEL ONTWIKKELINGSPLAN? In het overdrachtsdossier van de basisschool staat het IQ en het leerrendement en we hebben gesprekken met de intern begeleider. Zo formuleren we de startpositie. In het intakegesprek bespreken we met de leerling waar hij of zij goed in is, wat haar of zijn hobby’s zijn, wat haar of zijn ‘droom’ is. Daarmee willen we met de leerling aan de slag gaan, gegeven de mogelijkheden van de leerling. In het IOP staat zijn persoonlijke ontwikkeling centraal.
VANUIT WELKE VISIE ONDERSTEUN JE HET IOP? Vroeger waren we vooral gewend om te denken vanuit problemen en tekortkomingen. Werken met een IOP richt de aandacht op een toekomstperspectief en op mogelijkheden van leerlingen. Je kijkt naar wie die leerling is, wat hij kan en hoe hij een plek in de maatschappij in kan en wil nemen. Daar probeer je dan je onderwijs op af te stemmen.
HOE HOUD JE DE VOORTGANG BIJ? We bespreken de IOP’s in een formeel overleg. We hebben een onder-, een midden- en een bovenbouw. Coördinatoren zijn aangesteld om deze bouwen te leiden. In de onderbouw beginnen we met algemene competenties, zoals ‘kunnen samenwerken’. Aan de hand van indicatoren worden de competenties afgevinkt. Daar ontstaan discussies over. Betekent ‘kunnen samenwerken’ dat je geen ruzie maakt of dat je daadwerkelijk samen een bankje timmert? HET IOP IS NU EEN JAAR OUD, HOE GA JE VERDER? Samen met Marco Bosch hebben we onder meer een visiestuk ontwikkeld en de bouwen georganiseerd. Met de bouwcoördinatoren hebben we een studiemiddag gehouden over het IOP. Tegelijk voerden de teamleden met de educatief uitgever een gesprek over het afstemmen van de leerstof op het IOP. De uitkomsten van beide overleggen vormen de basis van de configuratiemap die we nu aan het maken zijn. Daarin verankeren we onze manier van werken met het IOP.
WAAR MOET DE SCHOOL OP LETTEN? Wat voor leerlingen geldt, geldt ook voor het team. De school had het predikaat ‘zeer zwak’, terwijl de leraren zeer betrokken waren bij hun leerlingen. Net als leerlingen willen ook leraren goed presteren. Dan moet je met elkaar op zoek gaan naar je sterke kanten en naar de mogelijkheden waar je succes kan halen. Het gezamenlijk ontwikkelen van perspectieven is dan van belang. WAT IS HET BELANGRIJKSTE AANDACHTSPUNT? Arbeidsplezier van de leraar. Dat arbeidsplezier hangt samen met de behoefte van leraren om voor leerlingen van betekenis te zijn. Als we leraren kunnen helpen om onderwijs te geven dat aansluit bij de individuele behoeften van leerlingen zullen ze ervaren dat ze voor die leerlingen van betekenis zijn. WELKE SUCCESFACTOREN ZIE JE? Ik zie betrokkenheid bij leerlingen, én schoolontwikkeling. Er is veel positieve energie gekomen om er samen de schouders onder te zetten. Ik denk dat Willem daar een heel belangrijke rol in speelt.
PERSPECTIEF – VO nummer 1, juni 2009
14
SPOTLICHT Scheiding van bestuur en toezicht houdt meer in dan alleen het opstellen van bestuurlijke documenten. Bestuurders en leden van de Raad van Toezicht moeten wennen aan hun nieuwe rol.
GOOD GOVERNANCE “Vaak is de gedachte dat wanneer de formele documenten zijn opgesteld, de rest vanzelf volgt. Maar zo werkt het niet”, zegt Ger Vennegoor, adviseur van KPC Groep. Vennegoor begeleidt besturen en directies in het voortgezet onderwijs bij het vormgeven van een nieuw bestuursmodel. “Het zittend bestuur en de zittende directie worden in een andere rol geplaatst. Wanneer er bijvoorbeeld een Raad van Toezicht komt, dan wordt de rector bestuurder en het bestuur toezichthouder.”
ROLLEN In het wetsvoorstel Goed bestuur, goed onderwijs, dat medio 2009 behandeld wordt in de Tweede Kamer, gaat het onder meer om de functiescheiding van bestuur en intern toezicht binnen de onderwijsorganisatie. KPC Groep begeleidt scholen voor primair en voortgezet onderwijs die deze functiescheiding willen doorvoeren. “We starten met het geven van informatie over bestuursmodellen, en we bekijken welk model de school nu hanteert. We gaan na wat het wenselijke model is – dat hangt samen met de besturingsfilosofie van de school - en we stellen in een werkgroep de documenten op. KPC Groep heeft daar juristen voor. Parallel hieraan loopt een traject voor de docenten en de begeleiders. Als de documenten rond zijn, en soms ook tegelijk met het opstellen daarvan, volgt er een begeleidingstraject dat draait om de concrete invulling. Zitten de juiste mensen in de Raad van Toezicht? Vervullen ze hun rol? Welke deskundigheden heb je nodig? Zijn de ouders vertegenwoordigd? Hoe ziet je jaarkalender eruit? Hoe evalueer je je eigen functioneren? Naarmate je verder komt in het traject zie je waar men tegenaan loopt bij het invullen van de rollen.”
PROCES Het traject tot een nieuw bestuursmodel neemt een klein jaar in beslag. Vennegoor: “Mensen hebben tijd nodig om de informatie op zich te laten inwerken en zich vragen te stellen over de consequenties voor het eigen functioneren. Dat hoort bij het proces. Voor schoolleiders en bestuurder is het een onzekere periode. Je moet boven je eigen belang kunnen uitkijken. Dat geldt zowel voor de eindverantwoordelijke manager in transitie naar bestuurder als voor de bestuurder in transitie naar toezichthoudende rol.”
MEER INFORMATIE: GER VENNEGOOR (
[email protected])
MET MINDER MEER DOEN
Marc Vermeulen is hoogleraar onderwijssociologie en verbonden aan de Universiteit van Tilburg en aan de Open Universiteit Nederland
COLUMN
Kenmerk 1: Onderwijsmensen zijn overwegend goed volk: ze hebben een groot hart voor kinderen of jongeren, en ze gaan voor het opvoeden en onderwijzen van de volgende generatie. Het zijn geen goudzoekers of opportunisten: Als je snel rijk wilt worden, je zelf op een groot voetstuk wilt plaatsen of veel macht wilt vergaren, ga je maar beter niet voor de klas staan of anderszins in het onderwijs werken. Kenmerk 2: Onderwijsmensen blinken meestal niet uit door zakelijkheid, ze hebben weinig sjoege van geld en redeneren zelden in kosten en baten. Als het over geld gaat, betreft het klachten over te lage salarissen en het lage percentage van het BNP dat Nederland aan onderwijs uitgeeft, maar ach: ze liggen er niet al te lang wakker van: Als je voor kinderen gaat, ga je niet voor het geld. Als je het met een knipoog naar Brecht mag samenvatten: onderwijsmensen zijn meer van de Moral dan van het Fressen. De combinatie van de twee genoemde kenmerken zou de komende jaren wel eens een gevaarlijke chemie kunnen opleveren. In de onderwijssector en zeker ook in de ondersteunende instellingen moeten we veel meer gaan denken in termen van kosten en opbrengsten dan tot nu toe gebruikelijk is. De sector is te veel bezig met de vraag hoe de kwaliteit van onderwijs verbeterd kan worden en te weinig met hoe de doelmatigheid verbeterd kan worden. De financiële crisis, en het naderende slechte nieuws in de rijksbegroting zal ons hard met de neus op de feiten duwen. Fressen wordt belangrijker dan Moral: krijgt Brecht toch gelijk! Om door de economische crisis heen te komen zal de overheid in eerste instantie het begrotingstekort laten oplopen om het daarna via langdurige bezuinigingen weer onder controle te krijgen. De hele publieke sector zal hiermee te maken krijgen, onderwijs niet uitgezonderd. Onderwijs is een erg arbeidsintensieve bezigheid en de loonkosten maken dan ook veruit het grootste deel van de onderwijskosten uit. De makkelijkste en dus meest voor de hand liggende manier om te snijden in de onderwijskosten is het beknibbelen op de lonen. Deze reflex kennen we uit het verleden en hopelijk hebben we daarvan geleerd: onderwijs werd onaantrekkelijk om in te gaan werken met een kwalitatief en kwantitatief lerarentekort als gevolg. Daar staat tegenover dat er uit de onderwijssector toen geen plausibele alternatieven gekomen zijn om efficiënter te gaan werken. De standaardreactie was en is dat beter onderwijs nu eenmaal meer moet kosten en Den Haag daarvoor moet schokken. Als dat vervolgens niet lukt, nemen we genoegen met gepolariseerde verhoudingen en een stilstand in het denken. Onderwijs wordt dan weer het slachtoffer van Haagse bezuinigingsdrift en wentelt zich in deze rol. Wat mij betreft is een veel betere oplossing het verhogen van de arbeidsproductiviteit: met minder leraren, die op zich goed betaald worden, meer onderwijs maken. Leraren moeten zelf gaan nadenken over gelijktijdige verbetering van effectiviteit én efficiëntie. Dat zal wel even wat paradigmaverschuiving vergen in de wereld van de onderwijsondersteuning. Daar zijn we eigenlijk voortdurend bezig de arbeidsproductiviteit te verlagen: we bedenken voor leraren steeds weer mooie nieuwe innovaties die eerder meer dan minder menskracht vergen: portfolio’s in plaats van multiple choice, passend maatonderwijs in plaats van klassikaal en grootschalig onderwijs en heel het kind centraal in plaats van vlug, veilig en voordelig je diploma behalen. Op zich gaat mijn onderwijshart daar ook sneller van kloppen, maar ik vrees dat we nu uit een ander vaatje moeten gaan tappen. Terwijl de vragen aan het onderwijsveld toenemen (meer opvoeding, meer kenniseconomie, meer...) zullen de beschikbare middelen krapper worden (minder geld, minder tijd, minder mensen). Dat vraagt om een fundamenteel andere insteek van onderwijsvernieuwing en –ondersteuning: In grotere klassen, met minder onderwijstijd toch goed onderwijs leveren, dat zou pas een echte revolutionair zijn, zeker als dit door leraren zelf bedacht wordt. Onder strikte handhaving van kwaliteitsnormen proberen de efficiëntie van onderwijs te vergroten. Dat zou wel eens de belangrijkste agenda voor de komende jaren kunnen worden. Slimme onderwijsconcepten kunnen er dan voor zorgen dat Fressen niet ten koste van Moral gaat en vice versa.
MEER INFORMATIE OP WWW.KPCGROEP.NL/AGENDA
AGENDA
ZOMERSCHOOL 7 PRINCIPES In een inspirerende omgeving werken aan de voorbereidingen van het nieuwe schooljaar. Datum: 17 augustus - 20 augustus 2009 Regio Noord 31 augustus - 3 september 2009 Regio Zuid Tijd: 14.00 tot 16.30 uur Kosten: € 1950,Meer over dit onderwerp: Irene de Chateleux,
[email protected]
REGIONALE CONFERENTIES GOOD GOVERNANCE KPC Groep organiseert in september regionale werkconferenties over ‘good governance’. Zie de antwoordkaart in het hart van dit blad voor details en inschrijven. Meer over dit onderwerp: Ger Vennegoor, e-mail
[email protected]
WERKCONFERENTIE ‘COLOURS’ Werkconferentie voor schoolleiders en staffunctionarissen over leermiddelenbeleid, aan de hand van het instrument Colours. Datum: Najaar 2009 Locatie: Media Plaza Utrecht, Tijd: 14.00 tot 16.30 uur Kosten: € 295,- (voor deelname) Meer over dit onderwerp: Harm van Son,
[email protected].
PILOT ‘DIGITAL CREATOR’ Pilotproject voor scholen die hun profiel willen versterken door samen met hun leerlingen te werken aan multimediale onderwijscontent met behulp van Digital Creator. Er is nog ruimte voor twee scholen. De pilot loopt van september 2009 tot juli 2010. Meer over dit onderwerp: John van Dongen,
[email protected]
ORIËNTATIE OP MIDDENMANAGEMENT Bovenschools programma. Docenten onderzoeken of zij een rol in het middenmanagementteam kunnen en willen vervullen. Datum: 10 september, 15 oktober, 17 november, 10 december 2009 13 januari, 10 februari 2010 Kosten: € 2345,Meer over dit onderwerp: Rianne Hurkmans,
[email protected]
WORKSHOP VAN ONDERWIJSVISIE NAAR SCHOOLGEBOUW Het ontwerpen van een nieuw schoolgebouw en het daaraan voorafgaande traject. Datum: 24 september 2009 Tijd: 10.00 tot 16.00 uur Kosten: € 280,- (voor deelname) Meer over dit onderwerp: Willem van Dam,
[email protected]
24-UURS BIJEENKOMSTEN VOOR LEIDINGGEVENDEN Netwerkbijeenkomsten voor schoolleiders die met elkaar de dialoog aandurven over hun vak en performance. Zes à zeven deelnemers ontmoeten elkaar twee of drie keer per jaar voor reflectie en verdieping. Iedere bijeenkomst duurt 24 uur en vindt plaats op een inspirerende locatie. Meer over dit onderwerp: Bart Verest,
[email protected]
STUDIEREIS NAAR MINNEAPOLIS, MINNESOTA (VS) Thema: pedagogisch kleinschalig onderwijs en de organisatie van teams in ‘maatschappen’. Voor schoolleiders, leden van centrale directies en bestuurders in het voortgezet onderwijs. Datum: Eind september / begin oktober 2009 Kosten: Circa € 3000 (definitieve prijs afhankelijk van actuele reis- en verblijfskosten) Meer over dit onderwerp: Ad van der Laan,
[email protected]