Persbriefing JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR Woensdag 2 december 2009
Vlaamse ambitie op VN-Klimaattop in Kopenhagen We staan aan de vooravond van Kopenhagen, de 15de Conference of the Parties (COP15) of jaarlijkse opvolgingsconferentie van het internationale raamverdrag voor klimaatverandering dat in 1994 in werking is ingetreden. In de Deense hoofdstad moet een post-Kyoto-akkoord voor na 2012 ontworpen worden. Vlaanderen past zich in in de Europese strategie, behept met de ‘sense of urgency’ om er het maximum uit te halen. Vlaanderen schaart zich voluit achter het standpunt dat ons land op 29 en 30 oktober jl. in Brussel samen met de Europese Raad is overeengekomen. Als stichtend lid zijn we verplicht om onszelf en Europa tot een klimaatpositieve samenleving om te vormen. Dat gezamenlijk Europees standpunt zegt o.m. dat het akkoord van Kopenhagen bepalingen moet bevatten over de 2°C-doelstelling, ambitieuze emissiereductietoezeggingen van de ontwikkelde landen, passende mitigatiemaatregelen van ontwikkelingslanden, adaptatie, en afspraken over de financiering. Er is voor de periode vanaf 1 januari 2013 een juridisch bindend akkoord nodig dat voortbouwt op het Protocol van Kyoto en alle essentiële elementen daarvan bevat. De Europese Raad onderkent ook dat alle landen, met inbegrip van zij die niet onder het Protocol van Kyoto vallen, onmiddellijk tot actie moeten overgaan. (Bijlage 1: de volledige conclusies van de Europese Raad) Als Vlaams Gewest versterken we de Belgische delegatie in Kopenhagen want uiteindelijk moeten de gewesten de afspraken uitvoeren. Waar staat Vlaanderen vandaag? Stap voor stap schroeven we onze broeikasgasuitstoot terug, op een economisch verantwoorde manier. De uitstoot van broeikasgassen in Vlaanderen is voor het 5de jaar op rij gedaald, in 2008 was dit -10,8% CO2 of 77,6 miljoen ton CO2 t.o.v. het basisjaar 1990. Hiermee doen we 5 miljoen ton beter dan de Kyotodoelstelling. Niemand had dat 5 jaar geleden waarschijnlijk geacht. De trend lijkt structureel te worden. Dat is het gevolg van het Vlaams klimaatsbeleidsplan met meer dan 100 maatregelen verspreid over de verschillende domeinen van de Vlaamse overheid. Om in de nabije toekomst de Kyotodoelstelling te halen wordt 1,5 miljard euro voorzien en besteed in de Vlaamse begrotingen tussen 2006 en 2012. De grootste investeringsposten zijn gebouwen met 471 miljoen euro, industrie met 501 miljoen euro, innovatie met 205 miljoen euro en landbouw en bossen met 105 miljoen euro.
In de loop van 2010 starten we met een Vlaams adaptatieplan met de nodige maatregelen in de diverse beleidsdomeinen. Dat plan moet tegen 2012 klaar zijn. En deze legislatuur moet het nieuwe Vlaams klimaatbeleidsplan 2013-2020 vorm krijgen, vanzelfsprekend na ruim overleg met het middenveld.
Het doel van Kopenhagen: een kwaliteitsvol internationaal klimaatakkoord afsluiten. Een akkoord dat tegemoet komt aan de 2°C doelstelling die de EU al sinds 1996 onderschrijft. Met bindende reductiedoelstellingen die voldoende ambitieus zijn. Van de industrielanden wordt verwacht dat ze 25 tot 40% minder uitstoten in 2020 t.o.v. 1990. Met de huidige pledges (biedingen) van de landen die hun doel al voorgesteld hebben, zitten we vandaag – afhankelijk van de modellen - aan 12 tot 20%. Een voorbeeld: de EU wil tot -30% gaan tegenover 1990. Het voorstel van de Amerikaanse president komt omgerekend neer op -4% t.o.v. 1990. De fundamenten van het akkoord moeten sterk zijn. Bij het bepalen van de reductiedoelstellingen mogen geen mogelijkheden gecreëerd worden die deze de facto uithollen. Uiteraard zullen de snel groeiende ontwikkelingslanden ook hun bijdrage moeten leveren. Via ambitieuze reductiemaatregelen moeten ze 15 tot 30% minder uitstoten in vergelijking met een situatie zonder beleid. Een sectorale aanpak of overeenkomsten zoals wij die kennen met het benchmarkingconvenant voor energie-intensieve bedrijven, kan een belangrijke bijdrage leveren, op voorwaarde dat duidelijke afspraken gemaakt worden over de doelen, de termijnen en het toepassingsgebied. Een volgende fase is de toetreding tot het internationale emissierechtensysteem dat in tussentijd verder uitgebouwd moeten worden buiten de EU. Deze keer is de participatie nodig van alle landen. Op dat vlak ziet het er beter uit in vergelijking met de Kyotoperiode, bijv. voor landen zoals de VS en Australië. Maar aan welk soort akkoord moeten we deelnemen? We moeten de goede onderdelen van het Protocol van Kyoto verder kunnen gebruiken en aanvullen met nieuwe nodige bouwstenen. Het resultaat is wat telt, niet de vorm van het akkoord. Naast alle landen moeten ook alle sectoren hun bijdrage leveren. Wij staan achter wereldwijde reductieverplichtingen voor de internationale lucht- en scheepvaartsector met resp. -10 en -20% tegenover 2005. Om concurrentieverstoring te vermijden ten nadele van de Vlaamse havens is het globale en sectorale karakter van het toekomstig regime van fundamenteel belang. Alle schepen moeten onder het regime vallen, onafhankelijk van hun vlag of land. De aanpak moet sectoraal gebeuren, waarbij reders of schepen de verantwoordelijke entiteiten worden. Het instrument dat nodig is, een tax of emissierechten, moet nog binnen de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) uitgewerkt worden.
Het internationale klimaatakkoord kan natuurlijk niet voorbijgaan aan de strijd tegen de tropische ontbossing, een sector die instaat voor ca 20% van de wereldwijde uitstoot. Om op voldoende grote schaal resultaten te krijgen, zal deze sector aangesloten worden op de emissierechtenmarkt, op middellange termijn. Naast het doel zijn de regels van het spel minstens even belangrijk zijn voor het succes. Daarom is het voor elk internationaal akkoord van belang een klimaat van wederzijds vertrouwen op te bouwen tussen alle partijen door sterke en werkende controle- en correctiemechanismen. Met een controlemechanisme kunnen we nagaan hoe ver men staat in de realisatie van reductiedoelstellingen en of de partijen alle engagementen van het akkoord nakomen. Tezelfdertijd moet een krachtig en efficiënt correctiemechanisme voorhanden zijn om partijen die hun engagementen niet nakomen, aan te sporen dit wel te doen. Het huidige correctiemechanisme binnen het Kyoto Protocol is één van de sterkste mechanismen in het internationale milieurecht. Niettemin kunnen verbeteringen aangebracht worden. Sommige partijen staan nog mijlenver van hun reductiedoelstellingen in de vorige verbintenissenperiode. Het huidige correctiemechanisme kon soms onvoldoende tussenkomen in een vroeg stadium. Dat allemaal realiseren heeft een kostprijs (voor België bijv. 2,3 miljard euro per jaar tussen 2013 en 2020, of 18,4 miljard euro). De hoofdmoot zijn de investeringen die industrielanden zelf zullen uitvoeren binnenlands. Dat zal worden aangevuld met aangekochte emissierechten of rechten in de sector hernieuwbare energie. Een ander sleutelelement in de onderhandelingen is de internationale financiering. De ontwikkelingslanden verwachten financiële steun voor een klimaatvriendelijke ontwikkeling. o Het gaat volgens de Europese Commissie naar schatting om 100 miljard euro per jaar tegen 2020. Anderen, zoals de Wereldbank, gaan uit van een veelvoud. o Te betalen door 3 categorieën: de internationale koolstofmarkt (38 miljard euro); de overheid van de industrielanden (22-50 miljard); en de ontwikkelingslanden zelf overheid en privé (22-40 miljard). o Daarnaast wordt een fast start financiering voorzien van 5-7 miljard euro gedurende de volgende 3 jaar, om de ontwikkelingslanden voldoende voor te bereiden op de te nemen maatregelen, en snel de belangrijkste investeringen te kunnen ontwikkelen. o De nood aan financiële steun voor de ontwikkelingslanden om de strijd tegen klimaatverandering aan te gaan, is groot. Bijgevolg moeten we in Kopenhagen ook de discussie aangaan over innovatieve financieringsmechanismen. o Maar het adequaat, voorspelbaar en efficiënt beheer van de voorziene financieringsmiddelen is minstens even belangrijk als de afspraken over de grootte, de wijze, de prioritering en de timing van de steun.
o De institutionele structuur moet een goede besteding van de fondsen garanderen. De creatie van een kader is de belangrijkste stap om te komen tot efficiënte financiering. o Een structurele aanpak van de financiering is noodzakelijk om de goede besteding van de financiële middelen in de ontwikkelingslanden te garanderen. Pas als de garantie bestaat dat de gegenereerde grote bedragen, ook effectief en efficiënt worden aangewend, zal de financiering bijdragen tot het 2°C-doelstelling. o De institutionele structuur moet vooral het brede gamma aan financieringsbronnen overzien. De EU stelt een High Level Body voor dat dit overzicht zal bewaren. o Alle landen, behalve de minst ontwikkelde landen, zullen een financiële bijdrage moeten leveren, gebaseerd op algemeen aanvaardbare principes, zoals verantwoordelijkheid over emissies en betalingscapaciteit zodat alle landen op een billijke wijze deelnemen en rekening wordt gehouden met landen die veel inspanningen leveren voor de vermindering van de broeikasgasuitstoot.
Wat doet de Top slagen of mislukken? Moet er een juridisch bindend of een politiek akkoord zijn in Kopenhagen? De Europese doelstelling, met name tot een juridisch bindend instrument komen dat vanaf 2010 al effect kan hebben, zoals de fast start financing, is ongewijzigd. De EU, België en Vlaanderen willen een juridisch bindend instrument dat alle belangrijke aspecten uit deze onderhandelingen vastlegt en dat toelaat om emissiereducties te realiseren die in lijn zijn met de 2°C doelstelling. Recent wint de optie veld om de weg naar dit juridische instrument in twee stappen te zetten waarbij in Kopenhagen een politiek akkoord de grote knopen zou doorhakken en deze in 2010 vertaald zou worden in een juridisch bindend akkoord. Mocht dit de enige oplossing blijken in Kopenhagen, dan moet zo snel mogelijk werk worden gemaakt van dit juridisch bindend instrument, en dit betekent in 2010. Het politiek akkoord moet dan een zeer strak tijdschema bevatten. Dit betekent niet dat wij deze benadering al steunen. Vlaanderen blijft verdedigen dat in Kopenhagen de ambities dezelfde moet blijven en geijverd moet worden voor een juridisch bindend internationaal akkoord.
Gevolgen voor Vlaanderen Het Kopenhagen-akkoord zal onmiddellijk doorwerken in de prioriteiten van het Belgisch voorzitterschap. Een internationaal klimaatakkoord moet na de goedkeuring in 2010 verder uitgewerkt worden. De EU en het voorzitterschap, dat het Vlaams Gewest inneemt, dient daar een belangrijke rol in te spelen. Tegelijk wordt de uitvoering van het Europese energie- en klimaatpakket voortgezet. Wat België betreft is er nog veel werk. Er zijn doelstellingen te realiseren voor hernieuwbare energie (13%) en voor de niet-ETS (-15% landbouw, gebouwen,
transport). Die gaan nog verstrengen als de EU in zijn geheel van 20 naar 30% gaat. Om die binnen België te realiseren zijn middelen en bevoegdheden nodig. En die zijn momenteel zeer inefficiënt verdeeld tussen federaal en de gewesten. De enige manier om ook in dit land een klimaatbeleid op volle kracht te kunnen voeren, is het verschuiven van het energie- en klimaatbeleid naar de gewesten. Met de huidige verdeling wordt veel tijd verloren en de middelen worden niet optimaal ingezet. En dat kunnen we ons niet meer permitteren. Hoeveel zal het Vlaams Gewest moeten bijdragen? Vlaanderen wenst eerst het kader, de institutionele structuur, vast te leggen. Dit heeft natuurlijk een invloed op de overige dimensies van het financieringsdebat. Daarnaast heeft de EU haar eigen bijdrage nog niet gespecificeerd. Dat maakt een doorrekening naar België en het Vlaams Gewest erg moeilijk.
Wat als Kopenhagen niet lukt? De definitie van een mislukking hangt af van de gestelde ambitie. De EU ijvert voor een juridisch bindend akkoord in Kopenhagen, maar dit is een middel, geen doel. Het ultieme doel is om de 2°C doelstelling binnen bereik te houden, dit is dan ook waar we de resultaten van Kopenhagen moeten op afrekenen. Desnoods worden in 2010 extra COP’s gehouden, onder het Spaanse of Belgische voorzitterschap. Het is in elk geval nodig dat na het afsluiten van het akkoord, het akkoord op tijd geratificeerd wordt door alle landen en dat de instrumenten (bijv. voor ontbossing, scheepvaart en luchtvaart) op tijd klaar zijn, zodat er in 2013 geen onderbreking ontstaat.
Wat is de interne Vlaamse ambitie? Ik zal alvast niet wachten op een nieuw internationaal klimaatakkoord om het Vlaamse Klimaatbeleid verder vorm te geven zodat Vlaanderen de uitdaging van ambitieuzere reductiedoelstellingen met vertrouwen tegemoet kan gaan. In mijn beleidsnota geef ik aan dat er een nieuw Vlaams Klimaatbeleidsplan voor 2013-2020 opgemaakt zal worden. Ik heb ook al een paar concrete maatregelen aangekondigd. Zo wil ik, in overleg met mijn collega’s bevoegd voor Energie en Economie, een klimaatconvenant voor energie-intensieve bedrijven. Daarnaast ga ik, voor de opmaak van het nieuwe Vlaams Klimaatsplan, op zoek naar een organisatie- en financieringsstructuur die alle betrokken ministers zal inspireren om elk binnen de eigen bevoegdheidsdomeinen maximaal bij te dragen aan het realiseren, intern binnen Vlaanderen, van de Vlaamse Klimaatdoelstellingen. De hoofdklemtoon van mijn beleid zal op interne maatregelen liggen. In de geest van de akkoorden van Marrakech, zullen waar nodig aanvullend koolstofkredieten uit de flexibiliteitsmechanismen ingezet worden om de Vlaamse post Kyoto-doelstelling tijdig, op een kostenefficiënte en maatschappelijk haalbare, manier te realiseren. Ontwikkelingslanden zijn daar ook vragende partij voor. Behalve het voortzetten en aanscherpen van het emissiereductiebeleid zal ik, samen met alle betrokken ministers, tegen 2012 een Vlaams adaptatieplan maken. Voor beide beleidsplannen zal ik uiteraard overleg voeren met het brede middenveld.
Praktisch: - Bijlagen: 1/ Conclusies van de Europese Raad van 29-30 oktober 2009; 2/ Overzicht van de Kopenhagen-agenda; 3/ Emissies nu en prognoses; 4/ Overzicht historische emissies en realisaties industrielanden - Op de website van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (www.lne.be) vindt de geïnteresseerde Vlaming in tien vragen en antwoorden wat er op de VN-Klimaatconferentie in Kopenhagen precies op het spel staat (bijlage 5). Nog op diezelfde website krijgt de bezoeker een lading tips om de eigen levensstijl klimaatvriendelijker te maken (bijlage 6).