VLAAMS FONDS VOOR DE LASTENDELGING [Jaarverslag 2012]
WERKING
De werking van het Vlaams Fonds voor de Lastendelging wordt in hoofdzaak bepaald in het decreet van 21 december 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1995 en het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 1995 houdende vaststelling van de regelen betreffende de werking en het beheer van het Vlaams Fonds voor de Lastendelging. Het Vlaams Fonds voor de Lastendelging werd opgericht met als doel de lasten uit het verleden in hoofde van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest na te komen. Er wordt met andere woorden een provisie voorzien om voorziene en onvoorziene lasten uit het verleden te kunnen opvangen, die leiden naar het eindresultaat, zijnde de afhandeling van ‘oude dossiers’. Met ‘lasten uit het verleden’ worden bedoeld: de verbintenissen daterend van vóór de bevoegdheidsoverdracht van de federale staat naar de gemeenschappen en gewesten, die moeten worden betaald door de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest. Evenzo de lasten die ontstaan zijn na 31 december 1988 en door de Vlaamse Regering als ‘last uit het verleden’ worden aangeduid. Op het Fonds kan in principe elke functioneel bevoegde minister lasten uit het verleden aanrekenen, op voorwaarde dat die lasten worden aangeduid door de Vlaamse Regering. Zodoende blijft de verantwoordelijkheid voor deze lasten bij de functioneel bevoegde minister, maar wordt zijn beleidsruimte minder aangesproken. Het Fonds heeft dus een intern-solidariserende functie. In 1998 werd het bovenvermelde besluit van 24 mei 1995 gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 22 september 1998 houdende regeling van de ten laste neming van kosten verbonden aan de door de gemeenten geboden administratieve ondersteuning in geval van algemene ramp (aanrekening ad 100%). In het jaar 1999 besliste de Vlaamse Regering het besluit van 24 mei 1995 houdende vaststelling van de regelen betreffende de werking en het beheer van het Vlaams Fonds Lastendelging, aan te passen. Zo wordt door het besluit van 9 februari 1999 van de Vlaamse Regering tot wijziging van voormeld besluit van 24 mei 1995 bij toevoeging van een paragraaf 4° in artikel 1 § 2 de verplichtingen, verbonden aan geschillen ontstaan voor 1 januari 1989 met betrekking tot schoolgebouwen die voor die datum beheerd werden door het Gebouwenfonds voor de Rijksscholen en op die datum overgedragen werden door de federale staat, volledig aangerekend op het Fonds. Het gewijzigd besluit heeft uitwerking vanaf 1 januari 1998 maar geldt niet voor de verplichtingen die al vereffend werden vóór 31 december 1998. Door de Vlaamse Regering werden er in 2006 twee beslissingen goedgekeurd die invloed hebben op de werking van het Fonds.
2
Op 1 september 2006 trad een nieuw besluit in werking waarbij twee punten, 5° en 6°, werden toegevoegd aan art. 1§2 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 1995, gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse Regering van 22 september 1998 en 9 februari 1999 m.b.t. de regeling van de procedure van beslaglegging op goederen van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaams Gewest.
Op 22 december 2006 werd een nieuwe princiepsverklaring (VR/2006/22.12/DOC.1608) goedgekeurd met betrekking tot de aanrekening van de lasten uit het verleden op het Fonds. Deze princiepsverklaring bevat volgende punten: - Ze is van toepassing op alle dossiers m.b.t. lasten uit het verleden met uitzondering van de dossiers schoolgebouwen en de beheersovereenkomst tussen VVM-De Lijn/VFLD tot jaar 2009. Voor deze dossiers blijft hun specifieke regeling van kracht. - Dossiers aanzien als een last uit het verleden tot 25.000 euro worden gedelegeerd aan de Vlaams minister van Financiën en Begroting. - Het Fonds zal 90% van de hoofdsom en 50% van de intresten ten laste nemen tot 1 miljoen euro. Het excedent op de hoofdsom boven 1 miljoen euro en het excedent op de intresten boven 1 miljoen euro worden volledig aangerekend op het Fonds. - Bij samenvoeging van dossiers wordt de drempel van één miljoen euro telkens per dossier bepaald.
Op 15 juni 2007 werd hierbovenvermelde princiepsverklaring in een gewijzigd besluit aangaande de werking en het beheer van het Vlaams Fonds voor de Lastendelging omgezet. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 22 december 2006 (VR/2007/15.06/DOC.0611BIS).
De belangrijke verhoging in het tussenkomstpercentage sinds 2006 heeft niet geleid tot een substantiële optrekking van de globale tussenkomsten in 2007 t/m 2010.
Het VFLD heeft in 2009 een onderzoek ingesteld om na te gaan of de tussenkomst-verhoging aanleiding heeft gegeven tot de gewenste procedureversnelling. Hieruit bleek dat de procedure gemiddeld met 29,28 % versneld is in vergelijking met de tussenkomstregelgeving van vóór 22 december 2006. In die zin was de aanpassing van het besluit zinvol: hoe sneller de procedures eindigen, hoe minder verwijlinteresten er moeten worden betaald, wat ook voor het VFLD zelf gunstig is.
Bij besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 2012 werd het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 1995 aangaande de werking en beheer van het fonds verder geoptimaliseerd. Hoewel solidarisering nuttig en zinvol is, vermindert de responsabilisering. Om dit te voorkomen, werd dit besluit genomen. Met deze wijziging worden de beleidsdomeinen gestimuleerd om een volledig overzicht aan het VFLD te leveren. Indien dossiers niet worden gemeld, zal er een sanctie toegepast worden. Verder kan het VFLD voor dossiers een second opinion aanvragen aan een extern advocatenkantoor om een beter inzicht te verkrijgen in de dossiers.
3
In 2012 werd het besluit betreffende de werking van het VFLD aangepast, met ingang vanaf 1 januari 2013. Dossiers met een hoofdsom lager dan 200.000,00 euro kunnen dan niet meer worden aangerekend op het VFLD (met uitzondering van de schoolgebouwdossiers, gedesaffecteerd voor 31 december 1988). Bijkomend is de mogelijkheid gecreëerd om reeds door het beleidsdomein betaalde bedragen aan te rekenen op het VFLD. Hierdoor is prefinanciering door beleidsdomeinen mogelijk.
Op 4 september 2012 rondde het Rekenhof zijn jaarlijkse audit van het VFLD af. Hierbij werden er drie aandachtspunten aangehaald: o Het boeken van de vorderingen van de door het VFLD geprefinancierde bedragen; o de transparantie van de rapportering van opgegeven schadedossiers; o de accuraatheid van de jaarlijkse bevragingslijsten. Naar aanleiding van deze audit heeft het VFLD de volgende maatregelen genomen: o In samenwerking met de dienst boekhouding van het Departement Financiën en Begroting zullen de vorderingen van geprefinancierde bedragen voortaan worden opgemaakt als nog op te maken facturen. o Het VFLD is overgegaan naar een transparantere rapportering waarbij er een overzicht zal worden gemaakt van alle geraamde bedragen over de jaren heen. Tevens wordt er in het overzicht rekening gehouden met de zekere grootste schadedossiers. o Het VFLD is volkomen afhankelijk van de correctheid van de cijfers zoals zij worden aangeleverd door de betrokken beleidsdomeinen en entiteiten. Voor de grote dossiers wordt er echter regelmatig contact opgenomen met de dossierbehandelaars zodat eventuele aanpassingen direct kunnen worden doorgevoerd. Bovendien zal worden gekeken naar een mogelijkheid om de cijfers via automatische informatieverwerking aan te leveren en actueel te houden.
Het VFLD treedt sinds een drietal jaar – op vraag van de bevoegde minister – ook meer uit zijn rol van passieve financierder van geschillen naar actieve intermediator. Hierbij vormt de preventieve detectie en de verbeterde opvolging van grote geschillen een eerste stap naar een objectieve kostenminimalisatie, hetgeen niet noodzakelijk wordt bereikt door het nastreven van juridische hardnekkigheid.
Het VFLD heeft tenslotte een kleine maar belangrijke functie inzake beslagen. Met het besluit van 1 september 2006 werd de afwikkeling van alle beslagen geconcentreerd bij het Departement Financiën en Begroting, die daaromtrent kan beschikken over een bufferbedrag binnen het VFLD. Niet alleen is het aantal beslagen fors gezakt tot bijna nul, bovendien zijn sinds de invoering van voormelde procedure de spectaculaire beslagleggingen van vroeger op ministeriële kantoren volstrekt verdwenen.
4
ONTVANGSTEN
Gebouwenfonds voor de Rijksscholen Vanaf 1 januari 1999 verkreeg het VFLD ook ontvangsten, met name de opbrengsten uit de verkoop of verhuur van gebouwen of terreinen, aangekocht lastens het voormalige Gebouwenfonds voor de Rijksscholen. Deze ontvangsten waren voordien bestemd voor de ARGO (nu GO!). De inning van deze gelden door het VFLD werd geregeld in art. 53, §4, 4° van het programmadecreet 1995 en gewijzigd door art. 9 van het programmadecreet 1999 (B.S. 09/11/1999). Voor 2012 is er één dossier waarin een perceel grond werd verkocht. De akte minnelijke onteigening werd verleden op 16 maart 2012 voor de prijs van 1.844,00 euro.
Depositio- en consignatiekas Daarnaast ontving het VFLD twee bedragen van de Deposito- en consignatiekas. Het betrof enerzijds 87.368 euro, zijnde de resterende wettelijke interest voor het geconsigneerde bedrag van het dossier Huyzentruyt (zie jaarverslag VFLD 2011). Het andere bedrag betrof 95.020,00 euro, zijnde de resterende wettelijke interest voor het geconsigneerde bedrag van het dossier Cast Otter (zie jaarverslag VFLD 2011).
Andere ontvangsten In 2012 verkreeg het VFLD de vordering op de Vlaamse Milieuholding (VMH) voor 5,7 miljoen euro i.v.m. de prefinanciering van de schuldvorderingen van het PMV met betrekking op MCCF en APCF (zie pagina 12).
5
UITGAVEN Onderstaande dossiers uit 2012 werden in hoofdzaak afgehandeld door het VFLD (90% hoofdsom en 50% intresten) samen met een inspanning op het beleidsdomein (10% hoofdsom en 50% intresten) van de functioneel bevoegde minister. Bij hoogdringendheid of tekort aan budget bij de beleidsdomeinen wordt vanuit het VFLD het volledige bedrag uitbetaald, dit met uitdrukkelijke bepaling dat 10% hoofdsom en 50% intresten bij de volgende begrotingsronde vanuit het desbetreffende beleidsdomein terugbetaald dient te worden aan het VFLD.
BETAALDE DOSSIERS MAART
Dading cultuursubsidies - Bornem / Heist-Op-Den-Berg De dadingsovereenkomsten waarvoor de aanrekening aan de Vlaams Fonds voor de Lastendelging wordt gevraagd betreffen een subsidie op basis van het decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid. De gemeenten Bornem en Heist-op-den-Berg startten in 2007 een rechtsgeding voor de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel. Na de annulatiearresten van 25 juni 2009 van de Raad van State die de subsidiebeslissing gedeeltelijk vernietigde, veroordeelde de rechtbank de Vlaamse Gemeenschap tot een schadevergoeding per gemeente in hoofdsom van 128.813,71 euro vermeerderd met de verwijlinteresten vanaf 18 december 2002 en met de gerechtelijke interesten. Tevens stelde de rechtbank een deskundige aan om de gevolgschade te berekenen. De twee gemeenten hebben zich akkoord verklaard met een minnelijke regeling tot beëindigen van het geschil. Er werd voorgesteld om de begroting van de gevolgschade te koppelen aan het totaalbedrag vanaf 18 december 2002 en bovendien aan de jaarlijkse wettelijke interestvoet te verhogen met 2% om de gevolgschade integraal te omvatten. Het voorstel van dading hield per gemeente een hoofdsom van 128.813,71 euro en interesten van 92.610,00 euro in. Op 3 februari 2012 werd het voorstel goedgekeurd door de Vlaamse Regering en op 1 maart 2012 werden de dadingsovereenkomsten tussen beide gemeenten en de Vlaamse Gemeenschap ondertekend. Op 8 maart 2012 betaalde het VFLD aan beide gemeenten telkens een bedrag van 162.237,34 euro (90% hoofdsom + 50% interesten). Dading planschadedossier De Spoelbergh- Sint-Genesius-Rode Bij arrest van 4 mei 2010 (2007/AR/1562) heeft het Hof van Beroep van Brussel het Vlaams Gewest veroordeeld tot betaling van een planschadevergoeding van 437.873 euro plus de interesten vanaf 4 mei 1990 met bevel tot kapitalisatie van de interesten op 15 februari 2008 en op 23 maart 2010. Ten gunste van de rechtsopvolgers van de oorspronkelijke eiseres bevat het arrest van 4 mei 2010 een veroordeling tot betaling van een planschadevergoeding van 210.404 euro plus de interesten vanaf 4 mei 6
1990 met bevel tot kapitalisatie van de interesten op 15 februari 2008 en op 23 maart 2010. Bij een eerder vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel van 3 november 2006 werd het Vlaams Gewest veroordeeld tot betaling van interesten vanaf 15 april 1977. In het dadingsvoorstel werd overeengekomen interest te betalen vanaf 4 mei 1990 t.e.m. 1 augustus 2010. In dit dossier werd op datum van 26 september 2008 reeds een provisionele schadevergoeding betaald van 279.715,00 euro, zodat het Vlaamse Gewest nog een planschadevergoeding was verschuldigd ten bedrage van het saldo van 1.431.773,18 euro. In dit bedrag zijn de intresten en kosten ingevolge het arrest van 4 mei 2010 begrepen, overeenkomstig de dading met tegenpartijen waarbij de interesten werden berekend tot en met 1 augustus 2010. Het VFLD nam van voormeld bedrag 90% van de hoofdsom en 50% van de intresten ten laste en op 26 maart 2012 werden de hoofdsom ten bedrage van 583.450,06 euro en de interesten ten bedrage van 386.654,66 euro uitbetaald.
APRIL
Dossier drievoudige kinderbijslag voor de vertegenwoordigers van het Vlaams Agentschap voor Internationale Samenwerking (VAIS) In 2011 werd aan de afdeling Regelgeving advies gevraagd m.b.t. het recht op drievoudige kinderbijslag van de vertegenwoordigers van het VAIS in het buitenland. Het advies stelde dat de vertegenwoordigers recht hadden op deze vergoeding op grond van artikel 3 § 2 van het Koninklijk Besluit van 26 maart 1965. Tot begin 2011 ontvingen zij echter slechts de enkelvoudige kinderbijslag, waardoor er achterstallen dienden betaald te worden. Deze achterstallen werden berekend op basis van de effectieve betalingen van de kinderbijslag aan betrokkenen. De gegevens hiervoor werden ter beschikking gesteld door het Gemeenschappelijk Vlimpers dienstencentrum ( GVDC ) - cel Kinderbijslag. Voor de periode vóór 2011 werd 90 % van het verschuldigde bedrag gedragen door het Vlaams Fonds voor de Lastendelging (VFLD) en 10% door het VAIS. Vanaf 2011 werd de volledige kost verrekend op de budgetten van het VAIS. Er is echter gebleken dat voor één van de vertegenwoordigers nog een aantal maanden hadden moeten worden bijbetaald. Zij ontving het supplement slechts voor de periode van april 2010 tot december 2010. Betrokkene meende echter recht te hebben op het supplement vanaf oktober 2009. Voor de betaling van het supplement moet de basiskinderbijslag uitbetaald zijn aan het personeelslid dat in aanmerking komt voor dat supplement. Na bijkomende informatie bleek dat de kinderbijslag door de RKW (Rijksdienst voor Kinderbijslag en kinderbijslagfonds van de echtgenoot) was doorbetaald tot en met maart 2011, maar dat het recht was overgedragen naar de Vlaamse overheid vanaf oktober 2009, waarbij de bedragen door de RKW waren teruggevorderd van de Vlaamse overheid. Deze periode was niet opgenomen in de eerder meegedeelde bestanden van GVDC. Betrokkene heeft voor die periode echter wel recht op het supplement, hetgeen werd bevestigd door het RKW. 7
Omdat betrokkene vanaf oktober 2008 tewerkgesteld is als vertegenwoordiger van het VAIS in het buitenland werd eveneens onderzocht of ze ook rechten kan laten gelden voor de periode oktober 2008 tot september 2009. Voor die periode werd de kinderbijslag uitbetaald aan haar echtgenoot en de vraag stelde zich of ze met terugwerkende kracht konden worden overgezet naar betrokkene. Uit onderzoek van het RKW bleek nu dat er een automatisch voorrangsrecht is naar de voordeligste regeling voor de kinderen Hierdoor heeft betrokkene recht op het supplement voor de periode oktober 2008 tot september 2009. Een totaalbedrag van 16 853,40 euro ( 936,3 euro x 18 maanden ) was verschuldigd. Vermits het hier eveneens ging over achterstallen uit het verleden (periode vóór 2011) nam het VFLD hiervan 90 % voor zijn rekening, met name 15.168,06 euro. JULI Dossier Opera voor Vlaanderen C.V., in vereffening De Intercommunale maatschappij Opera voor Vlaanderen (O.V.V.) werd bij besluit van de Vlaamse Regering van 25 mei 1988 ontbonden en in vereffening gesteld. De Vlaamse Regering besliste de nodige maatregelen te treffen voor het aangaan van een consolidatielening ten einde de lasten van het beheerspassief en sociaal passief 2006 te dekken. Op 20 april 1989 besliste de Vlaamse Regering de vereiste financiële middelen ter beschikking te stellen aan de vereffenaars van de Opera voor Vlaanderen voor het volledig honoreren van het sociaal passief. Om dit te realiseren werden in de begroting de nodige leningsmachtigingen ingeschreven. Na uitputting van deze middelen deelde de Vlaamse Regering op 1 december 1993 haar beslissing mee dat het College van Vereffenaars het sociaal passief verder diende te financieren met de liquiditeiten van het volstorte maatschappelijk kapitaal van de Vlaamse Gemeenschap dat nog in de Opera voor Vlaanderen aanwezig was. Vanaf 1996 dienden nieuwe fondsen op de begroting ingeschreven te worden voor de financiering van het sociaal passief. Op 24 maart 1998 besliste de Vlaamse Regering om de schuldvordering van de intercommunale maatschappij Opera voor Vlaanderen in vereffening met betrekking tot de financiering van het sociaal passief voor de jaren 1996 en volgende, aan te duiden als een last uit het verleden (zie art. 53,§2 van het decreet van 21 december 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1995). De tweede schijf van het sociaal passief 2011 t.b.v. 422.287,38 euro werd gestort op 23 juli 2012 aan de intercommunale maatschappij OVV in vereffening. AUGUSTUS Aerts Oostmalle - kosten gerechtsdeurwaarder Naar aanleiding van een algemene offerteaanvraag van 22 januari 1975 voerde de NV Aerts in opdracht en voor rekening van de Belgische Staat bouwwerken uit te 8
Oostmalle, bestaande uit de bouw van een sportzaal met keuken en refter. De werken werden aangevat op 20 december 1983 en beëindigd op 15 juni 1987. De NV Aerts dagvaardde op 4 mei 1988 de Belgische Staat en vorderde een schadevergoeding wegens saldo op uitgevoerde werken, saldo op facturen, verwijlintresten, laattijdige vrijgave van borgsom en een schadevergoeding. De Vlaamse Gemeenschap volgde de Belgische Staat op in deze zaak. De Vlaamse Gemeenschap tekende op 7 september 1995 hoger beroep aan tegen dit vonnis, waarbij de tegenvordering niet werd hernomen. De NV Aerts stelde bij conclusie d.d. 14 februari 1996 incidenteel beroep in. Het Hof van Beroep te Brussel velde een eindarrest op 20 juni 2001. Het door de NV Aerts aangetekende cassatieberoep werd door het Hof van Cassatie bij arrest van 8 oktober 2004 verworpen. Op 15 juli 2005 werd 692.531,69 euro (zijnde 689.960,84 euro + 2.570,85 euro intresten tot 15 juli 2005) uitbetaald aan de NV Aerts. De tegenpartij beef volhouden dat de berekeningen niet correct waren en eist dienaangaande bijkomende surplussen aan, onder meer hoofdsom en intresten Bij vonnis van 15 mei 2012 oordeelde de rechtbank van eerste aanleg te Brussel dat de eis van de nv Aerts ongegrond was. Het VFLD heeft als gevolg van deze voor haar gunstige uitspraak enkel de gerechtsdeurwaarderskosten moeten betalen. OKTOBER Dossier NV Aerts – KA Geel twee fröbel-paviljoenen type 1 (oudschoolgebouwendossier) Bij dagvaarding van 31 maart 1978 vorderde de nv Aerts een bedrag van 61.670,16 euro, met voorbehoud voor conventionele interesten, uit hoofde van: nog verschuldigde saldi op twee vorderingsstaten; een nog resterend bedrag op een eerdere factuur; een onterecht afgehouden vermindering van 5%. De vordering werd uitgebreid met een geraamd bedrag van 371.840,29 euro ten titel van schadevergoeding conform Art 15F A.A.V. Bij vonnis van 11 maart 1999 werd de vordering afgewezen als onontvankelijk wegens verjaring. De aannemer tekende hiertegen hoger beroep aan, waarna bij tussenarrest van 26 juni 2001 werd geoordeeld dat enkel de vordering gesteund op artikel 15 was verjaard. De Vlaamse Gemeenschap werd vervolgens veroordeeld tot betaling van 84.382,06 euro als saldo op de uitgevoerde werken. De debatten werden heropend teneinde partijen toe te laten een afrekening op te stellen. De Vlaamse Gemeenschap ging vervolgens over tot betaling van 3.403.964 BEF (84.382,06 euro). 9
De Vlaamse Gemeenschap tekende eveneens cassatieberoep aan, dat werd verworpen bij arrest d.d. 18 maart 2004. In syntheseconclusies van 14 oktober 2011 vorderde de aannemer: 1.725.826,49 euro, plus intresten (en kapitalisatie ervan op 17 januari 2001); Hernieuwde toepassing van artikel 1154 B.W.; Rechtsplegingvergoeding van 33.000,00 euro. Bij eindarrest van 4 oktober 2012 veroordeelde het Hof van Beroep te Antwerpen de Vlaamse Gemeenschap tot betaling van 1.725.826,49 euro, plus interesten a rato van 366,44 euro per kalenderdag vanaf 17 januari 2011. Verder was er een veroordeling van de kosten van dagvaarding (93,48 euro) en in de kosten van de rolzetting akte hoger beroep (304,91 euro). Beide partijen dienden de helft van de rechtsplegingvergoeding in eerste aanleg te dragen (304,91 euro). De rechtsplegingvergoeding in hoger beroep, vereffend op 3.300,00 euro, viel voor 2/3 ten laste van de Vlaamse Gemeenschap en voor 1/3 ten laste van de aannemer. Op 30 oktober 2012 betaalde het VFLD 1.967.464,26 euro en op 31 oktober 2012 366,44 euro. Voor het dossier werd tevens een second opinion gevraagd waarvoor op 24 december 2012 5.984,10 euro werd betaald. DECEMBER Dossier bijdragen CM Landsbond Het ziekenfonds CM treedt hier met toepassing van art. 136, § 2, van de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen in de plaats van zijn verzekerde die slachtoffer is van een verkeersongeval op 1 december 1980 waarvoor de Vlaamse Gemeenschap (als rechtsopvolger van de Belgische Staat) burgerlijk aansprakelijk is. Het ziekenfonds dat in de rechten van het slachtoffer treedt, heeft bij wijze van schadevergoeding recht op de terugbetaling van zijn voormelde uitgaven. Het ziekenfonds vordert de terugbetaling van zijn uitgaven voor medische raadplegingen. Het VFLD heeft, naar aanleiding van een in dit dossier afgesloten dading tussen de Vlaamse overheid en de overige partijen, op 5 juli 2010 een eerste schadevergoeding betaald. Het VFLD heeft op 12 december 2012 169,45 euro betaald. Dit is 90% van het totaal gevorderde bedrag in hoofdsom van 188,28 euro. Pensioendossier De Scheepvaart Op 20 juli 2011 keurde de Vlaamse Regering de beheersovereenkomst 2011-2015 tussen nv De Scheepvaart en het Vlaamse Gewest goed. In artikel 22 van deze beheersovereenkomst werd bepaald dat “Voor de financiering van de pensioenlasten uit het verleden wordt aan De Scheepvaart bovendien jaarlijks uit het VFLD-fonds
10
een bedrag toegekend dat overeenstemt met het bedrag dat De Scheepvaart hiertoe zelf in de begroting voorziet”. Omdat het in de praktijk onmogelijk bleek dit engagement nog in 2011 te honoreren, werd in de begroting 2012 van het VFLD voor nv De Scheepvaart een bedrag van 2.816.000,00 euro ingeschreven voor de jaren 2011 en 2012 samen. Onder pensioenlasten uit het verleden wordt verstaan: de pensioenlasten aan de op 1 januari 1989 gepensioneerde personeelsleden; de pensioenrechten die voor 1 januari 1989 werden opgebouwd door de overige personeelsleden. Op 21 december 2012 voerde het VFLD deze betaling uit. Dading Fina Antwerp Olefins Op 24 september 1970 sloten de Belgische Staat en de NV Petrochim een prefinancieringsovereenkomst af. Deze overeenkomst had betrekking op de verwerving en de financiering door de Belgische Staat van een aaneengesloten terrein nijverheidsgrond en vervolgens de wederverkoop ervan aan de nv Petrochim (opp. ± 180 ha). In de eerste helft van de jaren zeventig verwierf de Belgische Staat het gehele gebied. In uitvoering van de overeenkomst van 1970 werd in 1974 en in 1979 een deel van de door de Belgische Staat onteigende gronden verkocht aan Petrochim. De resterende gronden werden tot op heden niet overgedragen Ten gevolge van de staatshervorming heeft het Vlaamse Gewest de rol van de Belgische Staat in de prefinancieringsovereenkomst intussen overgenomen. Daarnaast is de NV Fina Antwerp Olefins (FAO) de rechtsopvolger van het vroegere NV Petrochim. Een eerste onderhandelingsronde over een dading vond plaats in 2003 en 2004. De onderhandelingen werden opgeschort in afwachting van verder onderzoek en bijkomende juridische adviezen. Op 29 oktober 2009 richtte FAO een brief aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de Openbare Werken, met de vraag om de onderhandelingen te hervatten. Op basis van overleg in het voorjaar van 2010 bleek dat FAO niet langer wenste dat het "Groot Rietveld" en de "Vlakte van Zwijndrecht" aan haar overgedragen wordt. Op basis van deze vaststelling werd een nieuwe onderhandelingsstrategie voorgesteld aan de Vlaamse Regering. Op 15 juli 2011 nam de Vlaamse Regering daar een beslissing over. Deze gelastte de Vlaamse minister voor Openbare Werken om de secretaris-generaal van het departement Mobiliteit en Openbare Werken de opdracht te geven om te onderhandelen met Fina Antwerp Olefins met het oog op een akkoord over een dading aangaande het 'Groot Rietveld' en de 'Vlakte van Zwijndrecht'. In dit kader werd ook beslist dat een ontwerp van dading ter goedkeuring voorgelegd diende te worden aan de Vlaamse Regering. Er werd een akkoord bereikt waarin werd overeengekomen dat het Vlaamse Gewest een totaalbedrag van 20.483.604,00 euro zou betalen. Hiervan nam het VFLD 8.442.504,00 euro voor haar rekening. Dit bedrag werd op 24 december 2012 uitbetaald.
11
Dossier duinendecreet REWA te De Panne Het VFLD heeft op 6 december 2012 het verzoek ontvangen van ANB om een betaling van 144.589,16 euro te verrichten op de derdenrekening van de raadsman van REWA. Aangezien het dossier valt onder het duinendecreet was de aanrekening op het VFLD voor 50%. Deze betaling werd uitgevoerd op 18 december 2012. Dossier APCF/MCCF Op 22 juni 2007 stemde de Vlaamse Regering in met de deelname van het Vlaams Gewest aan het Asia Pacific Carbon Fund (APCF) van de Aziatische Ontwikkelingsbank, om onder het Clean Development Mechanism (CDM) van het Protocol van Kyoto Certified Emission Reductions (CER's) te verwerven voor een bedrag van 26,8 miljoen dollar (op dat moment 20 miljoen euro). Dit op voorwaarde, zoals vermeld in het begrotingsakkoord van 27 maart 2007, dat het bedrag binnen de kredieten van leefmilieu of energie werden vrijgemaakt. Tegelijk werd een overeenkomst met de Belgische staat goedgekeurd, betreffende de modaliteiten van de Belgische deelname aan APCF en werd de Vlaamse minister bevoegd voor het leefmilieu en het energiebeleid gelast de overeenkomst in naam van het Vlaamse Gewest te ondertekenen en een overeenkomst met de Participatiemaatschappij Vlaanderen (PMV) af te sluiten. Deze laatste overeenkomst diende om PMV toe te laten de investeringsactiviteiten in het kader van APCF op autonome wijze en op eigen risico in te vullen. De overeenkomst met PMV is tot op heden niet ondertekend, ingevolge het uitblijven van een financiële regeling. Wel heeft PMV in afwachting van het afsluiten van de overeenkomst, de belangen van het Vlaams Gewest in APCF behartigd. Ondertussen is van de vooropgezette 20 miljoen euro en rekening houdend met de koers van de dollar, al 10,7 miljoen euro betaald. PMV heeft dit gefinancierd met middelen uit zijn eigen thesaurie. In een vergelijkbaar kader stemde de Vlaamse Regering op 20 oktober 2006 in met de deelname van het Vlaams Gewest aan het Multilateral Carbon Credit Fund (MCCF) van de European Bank for Reconstruction and Development (EBRD) en de European Investment Bank (EIB) voor een bedrag van 22 miljoen euro. Ingevolge de hoger beschreven situatie is er bij PMV een vordering ten bedrage van de voorfinanciering van het MCCF en het APCF ontstaan, zodat de nodige middelen gevonden moesten worden om deze vordering te vereffen. Hierdoor heeft de Vlaamse Regering op 20 juli 2012 beslist dat het VFLD deze vervallen betaalverplichting ten overstaan van het APCF ten belope van 3.209.756 US dollar (2.691 691 52 euro) zal prefinancieren Deze prefinanciering heeft plaats gevonden in afwachting van een definitieve regeling. Vervolgens werd in het kader van de begrotingsbesprekingen de afspraak gemaakt om de reeds vervallen betaalverplichtingen inzake het APCF-dossier ten laste te nemen van het VFLD. Op 21 december 2012 heeft de Vlaamse Regering beslist om de volgende sommen aan te rekenen op het VFLD: de lasten voortvloeiend uit de schuldvorderingen met betrekking tot het MCCF, zijnde 3.480.178 euro; 12
met betrekking tot het dossier APCF conform de gemaakte afspraken de reeds door PMV betaalde 10,7 miljoen euro, alsook de op het VFLD reeds geprefinancierde 2.7 miljoen euro; de resterende 5.7 miljoen euro. Het VFLD had op 27 juli 2012 reeds 2,7 miljoen euro betaald. De resterende bedragen werden betaald op 24 december 2012. Jumpa In 2006 werd in dit loodsendossier overgegaan tot betaling van het niet-betwiste gedeelte van de vorderingen, niettegenstaande het Hof van Beroep te Antwerpen zich nog diende uit te spreken over de omvang van de schade dit om de oplopende spiraal van intresten te stuiten. In 2012 werd er overgegaan tot een betaling van 1.405.369,44 euro waartegen de eiser bereid was afstand te doen van de gerechtskosten.
13
OVERZICHT VAN HET TOTAAL AAN BETALINGEN VORIGE JAREN Voor een overzicht van 1995 - 2008, zie de tabel in bijlage 1.
2009
16 dossiers
- Dossier VRT - pensioenfonds 9.606.000,00 EUR - Dossier VVM-De Lijn – pensioenfonds 6.000.000,00 EUR - Dossier Opera voor Vlaanderen CV, in vereffening 489.066,13 EUR - Dossier KACB vzw 196.953,57 EUR - Dossier Beschutte Werkplaatsen 454.292,05 EUR - Dossier EU-sancties 2.676.720,00 EUR - Dossier Bollen (Hogeschool Antwerpen) 1.378.216,00 EUR - Dossier Aerts/ RMS Wilsele Putkapel 1.955,07 EUR - Dossier provisie verkoop speelterrein “Kwadenhoek” Wilsele 3.000,00 EUR - Planschadedossier Van Roy te Huldenberg 53.434,25 EUR - Planschadedossier D’Helf-Marechal te Kortrijk 106.861,03 EUR TOTAAL 20.966.498,10 EUR
2010
27 dossiers
-
Duinendecreet (1 schadedossier) 21.872,00 EUR Dossier VRT - pensioenfonds 9.606.000,00 EUR Dossier Opera voor Vlaanderen CV, in vereffening 519.425,00 EUR Dossier Aswebo N336 (bestek B73D9) 15.409,16 EUR Dossier Aswebo N296 (bestek A73B90) 41.804,17 EUR Dossier Aswebo N1 (bestek C/7118) 21.982,54 EUR Dossier Aswebo fietspaden Essen, Kalmthout en Wuustwezel (bestek C73I27) 120.384,18 EUR - Dossier Aswebo/BSVI (WF) (bestek C72D60) 16.699,77 EUR - Dossier Belvaux (oud loodsendossier) 200.000 EUR - Dossier NV Valens (Rymenant) (Ancienne Belgique) 185.231,44 EUR - Dossier Rouan - aansluitingscomplex Melle-Merelbeke 220.159,01 EUR - Dossier Aerts/ RLS Sint-Lambrechts-Woluwe 158.657,28 EUR - Dossier Hotel Errera 1.830.949,67 EUR - Dossier NV Franki vs De Lijn 296.809,24 EUR - Dossier Guido Bastiaens 102.852,07 EUR - Planschadedossier Laroche-Mert 14.292,49 EUR - Planschadedossier Willemaers-Fox 106.122,00 EUR - Planschadedossier Coucheir 74.891,49 EUR - Planschadedossier Saelens 1.978.714,33 EUR - Planschadedossier Hamoir-Jourdain 27.504,78 EUR - Planschadedossier Holcibel 98.617,13 EUR - Dading Baeyens 312.469,66 EUR - Dading Beersel/Lot – TMVW 389.062,51 EUR TOTAAL 16.359.909,92 EUR
2011 -
26 dossiers
Duinendecreet Rewa (1 schadedossier) Dossier VRT - pensioenfonds 14
644.905,46 EUR 9.606.000,00 EUR
-
Dossier Opera voor Vlaanderen CV, in vereffening 468.082,19 EUR Dading ‘gerechtsdeurwaarders Vlaamse Zorgverzekering’ 566.106,17 EUR Dossier Aswebo 152 Olen-Herselt 63.570,03 EUR Dossier Flying Scott/Angeartic (oud loodsendossier) 183.606,64 EUR Dossier Aerts/ RMS Wilsele Putkapel 12.089,03 EUR Dossier Aerts/KA Keerbergen 3.575,09 EUR Dossier Aerts/KTA Lier 12.100,00 EUR Planschadedossier Philips 722.113,92 EUR Dading Baeyens 379,08 EUR Dossier Vanden Eeden 21.806,51 EUR Dossier TMVW/Aswebo N415 Oosterzele-Brakel (doorstorting) 1.676.925,00 EUR - Dossier drievoudige kinderbijslag VAIS 87.339,12 EUR - Dossier Vilatca 371.082,15 EUR - Dading CEI aannemingswerken De Singel 520.332,00 EUR - Dossier Universiteit Antwerpen 486.889,90 EUR - Dossier UZG (sanering) 25.200.000,00 EUR - Dossier VLOS (consignatiekas) 14.400.000,00 EUR - Dossier Huyzentruyt (consignatiekas) 1.500.000,00 EUR - Loodsendossier Cast Otter (consignatiekas) 756.731,56 EUR TOTAAL 57.303.433,85 EUR
2012
dossiers
-
Dossier dading cultuursubsidies - Bornem / Heist-Op-Den-Berg 324.474,68 EUR - Planschadedossier De Spoelbergh – Sint-Genesius-Rode 970.104,72 EUR - Dossier drievoudige kinderbijslag (VAIS) 15.168,06 EUR - Dossier OVV in vereffening 422.287,38 EUR - PMV Asia Pacific Carbon Fund 22.958.566,00 EUR - Dossier Aerts NV - Geel KA Froebels 1.973.814,80 EUR - Dossier Aerts/ Oostkamp (gerechtsdeurwaarder) 287,78 EUR - Pensioenverzekering De Scheepvaart 2.816.000,00 EUR - Dading NV Fina Antwerp Olefins 8.442.504,00 EUR - Duinendecreet REWA Benelux 144.589,16 EUR - Dossier Baeyens – bijdragen CM Landsbond 169,45 EUR - Betaling Jumpa/Erato/United Thai Shipping 1.405.369,44 EUR TOTAAL 39.473.335,47 EUR
De directeur-generaal,
Hedwig Van der Borght Secretaris-generaal departement Financiën en Begroting en directeur-generaal VFLD
15