Hogeschool Rotterdam Opleiding: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor Locaties: Rotterdam en Dordrecht Croho: 34808 Varianten: voltijd/deeltijd/duaal Visitatiedatum: 8 en 9 oktober 2008
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, december 2008
2/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
Inhoud Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 8 10 12 13
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
15 17 21 37 42 46 52
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
57 58 65 69 71 75
3/75
4/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
5/75
6/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding PABO van de Hogeschool Rotterdam heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in juli 2008, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 8 en 9 oktober 2008. Het panel bestond uit: Dhr. J.D. Linckens (voorzitter, domeinpanellid); Dhr. dr. C. Vreugdenhil (domeinpanellid ); Dhr. D. De Vries (studentpanellid); Dhr. drs. J.H. Boerke (NQA-auditor). Dhr. P. van Achteren BLL (NQA- Junior-Auditor) Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Naar aanleiding van het verzoek van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de NVAO in november 2007 (brief AP/OKP/2007/46148) en de reactie van de NVAO daarop (brief NVAO/20073488/FV) is bijzondere aandacht besteed aan de kwaliteit van de panels voor de visitaties van de PABO-opleidingen. In verband daarmee heeft voorafgaand aan de visitaties overleg plaatsgevonden met de NVAO over de samenstelling van de panels voor deze visitaties. Tijdens dat overleg zijn de samenstelling van de panels en de kwaliteit van de panelleden besproken. Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
7/75
1.2
Inleiding
De Hogeschool Rotterdam (HR) biedt 80 bacheloropleidingen en veertien masteropleidingen aan. Het onderwijsaanbod van de HR is breed. De opleidingen van de HR zijn ondergebracht bij elf instituten. De opleidingen worden ondersteund door negen centrale diensten. Het College van Bestuur (CvB) fungeert als bevoegd gezag dat zich primair richt op de strategische positie en ontwikkeling van de hogeschool. De hogeschool heeft zich, naar eigen zeggen, ontwikkeld van een opleidingsinstituut naar een kennisinstelling. Na een periode van sterke groei gedurende een aantal jaren (de instroom is tussen 2002 en 2007 met 47% toegenomen), loopt de instroom in 2007 licht terug. Bij de HR staan ongeveer 26.000 studenten ingeschreven. Er werken circa 2050 personen bij de HR, waarvan circa 1300 docerend personeel. Er is ongeveer 875 fte’s onderwijscapaciteit beschikbaar. Vanuit de maatschappelijke rol van de hogeschool zijn twee hoofdtaken geformuleerd, oftewel aspecten van de bijdrage die de hogeschool wil leveren aan de ontwikkeling van de regio Rotterdam: - opleiden van voldoende hbo’ers voor de arbeidsmarkt; - bijdragen aan de ontwikkeling van de beroepsuitoefening in de regio. Om die taken goed te kunnen uitvoeren wordt binnen de HR gewerkt aan de realisatie van vier hoofddoelen: - Verbreden van de participatie in het hoger onderwijs, door te richten op nieuwe doelgroepen, door verbetering van de doorstroom in de beroepskolom en door het bieden van diplomagerichte maatwerktrajecten met erkenning van eerder verworven competenties (EVC); - In de praktijk van alledag verzorgen van goed hbo-onderwijs. Dat beogen de opleidingen door studenten intensief en attractief onderwijs, en uitdagende opdrachten te geven binnen het kennisgestuurde, praktijkgestuurde en studentgestuurde onderwijs van het Rotterdams Onderwijsmodel (ROM). Hierdoor wordt het studiesucces geoptimaliseerd, en worden studenten gericht voorbereid op een rol als resultaatgerichte en innovatieve probleemoplosser voor hun beroepspraktijk; - In nauwe samenwerking met de omgeving bijdragen aan kennisontwikkeling, relevant praktijkgericht (ontwerp)onderzoek doen, vooral gericht op het aanpakken van weerbarstige vraagstukken die met de economische en sociale ontwikkeling van de regio samenhangen; - ontwikkelen van contractactiviteiten en maatwerktrajecten voor bedrijven en instellingen, die gevoed worden door de opleidingen en onderzoekprogramma’s van de hogeschool. Daarmee draagt de HR bij aan een praktijk van levenslang leren.
8/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
Deze hoofddoelen zijn ook sturend voor de interne organisatie: - instituten voor de verschillende sectoren, die elk een volledig en samenhangend pakket bieden van opleidingen, onderzoek (lectoraten) en maatwerk en contractactiviteiten; - personeelsbeleid voeren dat gericht is op het werven van en kansen bieden aan mensen die zichzelf willen overtreffen bij het realiseren van onze ambities, met een gerichte inzet op professionalisering, - de voorzieningen en de communicatie van de hogeschool afstemmen op de vereisten van een kennisinstelling; - de ambities van de hogeschool in het systeem van sturing en kwaliteitszorg verankeren, opdat systematisch gewerkt wordt aan het realiseren daarvan. De HR heeft elf maatschappelijke sectoren in Rotterdam en de regio met kernopgaven onderscheiden waaraan de hogeschool een bijdrage wil leveren. De elf instituten van de hogeschool zijn elk verbonden met een sector. De instituten zijn gericht op het onder één regie aanbieden van de drie hoofdtaken: bachelor- en masteronderwijs, onderzoek in lectoraten en contractactiviteiten voor de relevante maatschappelijke sector. Per instituut is een directie met een voorzitter en een lid of adjunct-directeur aangesteld. De voorzitters van de instituutsdirecties vormen met het CvB de Bestuursraad, die het belangrijkste overlegorgaan is voor de ontwikkeling van het hogeschoolbeleid. Het aanbod aan minoren – een samenhangend programma van 30 EC in het derde en vierde jaar van de bacheloropleiding – is in het curriculum van elke student een profilerend element. Een minor kan gericht zijn op verbreding en/of verdieping of doorstroom naar een masteropleiding. De Pabo HR vormt samen met de lerarenopleiding vo/bve het Instituut voor Lerarenopleidingen. De afgelopen jaren hebben voor de Pabo HR in het teken gestaan van innovatie van het curriculum. Naast de implementatie van het Rotterdams OnderwijsModel (ROM) en het eigen Strategisch beleidsplan 2005-2009, waren er ontwikkelingen op landelijk niveau, verwoord in Koersen op meesterschap en de Beleidsagenda lerarenopleidingen 2004-2008 van OC&W en de HBO-raad, die mede hebben geleid tot het initiatief het curriculum te innoveren naar een competentiegericht curriculum. De Pabo HR kent twee opleidingslocaties, één in Rotterdam en één in Dordrecht. Studenten kunnen de opleiding tot leraar basisonderwijs volgen in voltijd, deeltijd of gecombineerd met een baan in de duale variant. De drie studieroutes leiden op tot dezelfde eindkwalificaties en volgen in principe hetzelfde programma. Op beide locaties wordt gewerkt met hetzelfde opleidingsprogramma. Verschillen in de uitvoering van het programma hangen samen met de specifieke omgevingsverschillen tussen beide locaties. In totaal stonden er in 2007 1467 studenten ingeschreven bij de Pabo HR, met een instroom in de propedeuse van 489 studenten. De omvang van het docerend personeel in fte is 61,5, waarmee de student/fte-ratio 23,8 bedraagt.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
9/75
1.3
Werkwijze
Generieke audit In het kader van de visitatie van de te accrediteren opleidingen van de Hogeschool Rotterdam heeft op 12 februari 2008 een zogenoemde generieke instellingsaudit plaats gevonden. Het doel van deze generieke audit was het op een hoger aggregatieniveau verzamelen van informatie en evidenties die kunnen bijdragen aan het beoordelen van basiskwaliteit van de individuele opleidingen. De audit richtte zich op de onderwerpen: Missie, Beleid en Uitgangspunten; Planning en Control; Kwaliteitszorg van de Hogeschool Rotterdam; Onderwijs en Personeel. De audit, die plaatsvond op Locatie Museumpark in Rotterdam, had als uitgangspunt een Aanvullende rapportage Generieke Audit 2008 met bijlagen en bestond uit een materiaalbestudering en twee gesprekken: Gesprek over Beleid en Uitgangspunten, Planning en Control, en Kwaliteitszorg van de Hogeschool Rotterdam. Deelnemers vanuit HR: - G.J. van Drielen, lid College van bestuur; - J.G. Roelof, lid College van Bestuur; - J.A. Sevenhuijsen, directeur dienst Concern Strategie; - C. van de Kraan, directeur bureau AMC (Auditing, Monitoring and Control); - P.M.F. Hupkens, directeur dienst O&K (Onderwijs en Kwaliteit); - A. Hartman, manager kwaliteitszorg dienst Onderwijs en Kwaliteit; - G.A.M. Neger, senior beleidsadviseur kwaliteitszorg O&K; - C. Spee, auditor AMC. Gesprek over Onderwijs en Personeel. Deelnemers vanuit HR: - J.G. Roelof, Lid van het CvB; - J.A. Sevenhuijsen, directeur Concern Strategie; - M.Y.B.P. Duivenvoorde, directeur Dienst Personeel en Organisatie; - J.E. Huurman-van Buren, directeur Communicatie en externe Betrekkingen (CEB); - G.A.M. Neger, senior beleidsadviseur kwaliteitszorg O&K; - C. Spee, auditorAMC. Het NQA-panel bestond uit: - dr. E.V. Schalkwijk, directeur NQA; - drs. R.V. van der Dussen, accountmanager HR; - drs. M.J.J. van Beers, auditor. Visitatie op opleidingsniveau De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1).
10/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode september/oktober 2008) inhoudelijk voor op het bezoek d.d. 8 oktober 2008. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen; waaronder een serie afstudeerwerken), formuleerden hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering op 29 september 2008 is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. Specifieke werkwijze PABO-visitaties 2008 Naar aanleiding van het verzoek van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de NVAO in november 2007 is de visitatie uitgebreid met een extra bezoekdag. Tijdens deze extra dag is dieper ingegaan op de toetsing en het hbo-niveau, door middel van intensieve bestudering en bespreking van door studenten gemaakte werkstukken, toetsen, portfolio’s et cetera. Bovendien zijn er extra afstudeerproducten bestudeerd. Er zijn extra gesprekken gevoerd met (derde- en vierdejaars) studenten en docenten die betrokken zijn bij de begeleiding en beoordeling van afstudeerwerk. Door acht studenten zijn er presentaties gegeven van LIO-stages en minorprojecten. Bij de bestudering van het studiemateriaal en tijdens de gevoerde gesprekken op beide dagen is bijzondere aandacht besteed aan de verhouding tussen de vakinhoud (kennisbasis) en de meer algemene didactiek. Tenslotte heeft het panel, zoals gebruikelijk, aandacht besteed aan de
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
11/75
docent-studentratio, het aantal contacturen, het aantal door studenten bestede uren, het opleidingsniveau van de docenten en aan de verbeteringen sinds de vorige visitatie. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in november 2008 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in november 2008 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in december 2008. Het visitatierapport is uiteindelijk in december 2008 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor een variant of locatie afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de verschillende varianten en de twee locaties dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleiding, aangezien de deeltijd/duale opleidingen inhoudelijk voornamelijk zijn gebaseerd op dezelfde module-inhouden als de voltijdopleiding. Volgorde en onderwijsmethodieken kunnen daarbij verschillen. Tijdens de visitatie is het het panel duidelijk geworden dat de verschillen tussen de beide locaties voornamelijk aspecten als organisatie en cultuur betreffen.
12/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
Rotterdam Vt Dt
Vt
Dordrecht Dt
Du
voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende goed goed goed goed goed goed goed goed goed goed Positief Positief Positief Positief Positief goed goed
goed goed
goed goed
goed goed
goed goed
goed voldoende goed voldoende goed goed goed goed goed goed goed goed goed goed goed voldaan voldaan voldaan voldaan voldaan voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende goed goed goed goed goed Positief Positief Positief Positief Positief goed goed goed Positief
goed goed goed Positief
goed goed goed Positief
goed goed goed Positief
goed goed goed Positief
goed goed Positief
goed goed Positief
goed goed Positief
goed goed Positief
goed goed Positief
goed goed
goed goed
goed goed
goed goed
goed goed
voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende Positief Positief Positief Positief Positief voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende Positief Positief Positief Positief Positief
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
13/75
Doelstellingen opleiding Het facet 1.1 Domeinspecifieke eisen is met een voldoende beoordeeld, de andere twee zijn voor alle varianten en locaties met een goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Programma De voltijdvarianten en de duale varianten hebben het oordeel voldoende voor facet 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud gekregen. De andere facetten zijn met een goed beoordeeld. Facet 2.6 Duur, is voldaan. De deeltijdvarianten hebben het oordeel voldoende voor facet 2.3 Samenhang en facet 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud gekregen. De andere facetten zijn met een goed beoordeeld. Facet 2.6 Duur, is voldaan. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Inzet van personeel Alle drie de facetten zijn voor alle varianten en locaties met een goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Voorzieningen Alle twee de facetten zijn voor alle varianten en locaties met een goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Interne kwaliteitszorg Het facet 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld is met een voldoende beoordeeld. De andere twee facetten zijn voor alle varianten en locaties met een goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Resultaten Alle drie de facetten zijn voor alle varianten en locaties met een voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
14/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
15/75
16/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Voldoende
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek • De Hogeschool Rotterdam stimuleert dat instituten en opleidingen stevige verbindingen leggen met de beroepspraktijk. De hogeschool institutionaliseert en professionaliseert de relaties met de beroepspraktijk in de bureaus externe betrekkingen op hogeschool- en instituutsniveau. Hierdoor zijn de instituten en opleidingen op de hoogte van actuele eisen die door vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden. • Het beleid van de Hogeschool Rotterdam op het gebied van internationalisering is vastgelegd in de beleidsnota Internationalisering HR (2005). In het strategisch beleidsplan per instituut dient het internationaliseringsbeleid van de opleidingen van het desbetreffende instituut in relatie tot het eigen beroepsprofiel te zijn uitgewerkt. Opleidingsspecifiek • De opleiding baseert zich voor haar eindkwalificaties op de Bekwaamheidseisen Primair Onderwijs zoals die geformuleerd zijn door de Stichting Beroepskwaliteit leraren (SBL) in 2003. Deze zijn vastgelegd zijn in de Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO juni 2006). De eisen zijn geformuleerd in termen van competenties die zijn opgesteld in samenwerking met het werkveld. Het gaat om een zevental competenties: interpersoonlijk competent, pedagogisch competent, didactisch en vakinhoudelijk competent, organisatorisch competent, competent in het samenwerken met collega’s, competent in het samenwerken met ouders en extern betrokkenen, competent in reflectie en ontwikkeling. • De opleiding heeft de SBL-competenties vergeleken met haar beroepsprofiel (Beroepsbeeld PABO HR. april 2008) en deze op grond daarvan nader geoperationaliseerd in 22 deelcompetenties (Competentieprofiel PABO HR versie 2008). Voor studenten zijn het beroepsbeeld en de na te streven competenties vastgelegd in de brochure De leraar basisonderwijs Pabo HR (versie mei 2008). • Bij de deelcompetenties zijn gedragsindicatoren geformuleerd steeds op het niveau van drie opleidingsfasen: propedeusefase (opleidingsbekwaam), hoofdfase (basisbekwaam) en afstudeerfase(startbekwaam). Het beschikken over “voorwaardelijke kennis” is als onderdeel van de beschrijving van de deelcompetenties expliciet benoemd als onderdeel van de gedragsindicatoren.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
17/75
•
•
•
•
18/75
Het panel merkt daarbij op dat het voornamelijk gaat om pedagogisch-didactische doelstellingen. In het competentieprofiel wordt voor de vakken verwezen naar de kerndoelen voor het basisonderwijs. Het panel mist echter een directe vertaling in het competentieprofiel, waardoor het voor studenten lastig kan zijn om er, in het kader van hun zelfsturing, hanteerbare competenties aan te kunnen verbinden. Uit gesprekken met management en docenten blijkt dat de kerndoelen verder zijn uitgewerkt in de leerdoelen per vak zoals die te vinden zijn in de semesterboeken. Het panel is met de opleiding van mening dat zo de kennis in het programma weliswaar is gewaarborgd, maar het mist de expliciete legitimering en borging ervan in de eindkwalificaties. Het competentieprofiel van de Pabo HR is besproken in de beroepenveldcommissie waarin de regionale besturen vertegenwoordigd zijn, waaronder Bestuur Openbaar Onderwijs Rotterdam (BOOR), Openbaar Primair Onderwijs Dordrecht (OPOD), Stichting ACIS24. In dit overleg is geconstateerd dat de startkwalificaties die het werkveld vraagt, aansluiten bij het competentieprofiel van de Pabo HR (Notulen 15 februari 2008). Voor haar profilering heeft de opleiding specifieke eisen geformuleerd met betrekking tot de maatschappelijke context van de grote stad. Deze context vraagt om leerkrachten die om kunnen gaan met culturele diversiteit in een complexe omgeving. Daartoe zijn er in het beleidsplan internationalisering specifieke competenties en doelen geformuleerd (Beleidsplan III-lijn). De opleiding beschouwt haar competentieprofiel als een “dynamisch document” dat jaarlijks wordt getoetst aan nieuwe ontwikkelingen. Dit proces wordt aangestuurd door het management en is een taak van de curriculumcommissie. Met name de ontwikkelingen op het gebied van interculturalisatie en internationalisering zullen leiden tot een aanvulling van het bestaande competentieprofiel. De opleiding is van plan om via de beroepenveldcommissie een klankbordgroep samen te stellen van vertegenwoordigers uit het beroepenveld die zich specifiek met het competentieprofiel zullen bezighouden. Dit komt in de eerstvolgende vergadering van de beroepenveldcommissie (januari 2009) aan de orde. De opleiding kent aan internationalisering een belangrijke plaats toe. Uitgangspunten en beleid zijn vastgelegd in het Beleidsplan III-lijn. Zo zijn er samenwerkingsovereenkomsten met een viertal universiteiten te weten de Shuman University in Bulgarije, de Universiteit van Fez in Marokko, de Sanata Dharma University in Indonesië en het Windhoek College of Education in Namibië (zie ook 2.1). De PABO HR participeert in het European Teacher Education Network (ETEN). In beide netwerken vindt kennisuitwisseling en dialoog plaats over verschillende thema’s, waaronder bekwaamheidseisen voor leraren et cetera In de afgelopen jaren heeft de Pabo HR deelgenomen aan een drietal Intensive Programs (IP’s) met de partners uit de netwerken ETEN en Kastalia. Deze IP’s hebben als doel het uitwisselen van kennis en ervaring tussen docenten en studenten van Europese opleidingen voor leraren. De opleiding is verplicht de resultaten van deelname aan het IP zichtbaar in het curriculum te verwerken. De IP’s waarin de Pabo HR heeft geparticipeerd zijn Environmental Education, Inclusion en Diversity and multicultural
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
•
society. Een expliciete vergelijking van de eigen competenties met die van vergelijkbare buitenlandse opleidingen voor leraar basisonderwijs is niet gemaakt. Op grond van het feit dat er geen internationale positionering/profilering is gemaakt, komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek • Ter ondersteuning van de invulling van de Dublin Descriptoren op opleidingsniveau heeft de Hogeschool Rotterdam een hogeschoolbrede concretisering van de Dublin Descriptoren geformuleerd voor zowel de bachelor- als de masteropleidingen. Opleidingsspecifiek • Hierboven is reeds beschreven welke competenties de opleiding hanteert voor de vormgeving en inhoud van het programma. • De opleiding gaat uit van de tien generieke kwalificaties voor het hbo-niveau ter definiëring van het bachelorniveau. Voor de aansluiting op internationaal geaccepteerde beschrijvingen wordt uitgegaan van de Dublin descriptoren. • Op hogeschoolniveau is er een koppeling gemaakt tussen de generieke kwalificaties en de Dublin descriptoren, De opleiding heeft de Dublin descriptoren geoperationaliseerd in zes aspecten van het hbo-niveau (bijvoorbeeld: kennisverwerving, transferactiviteiten, et cetera). Binnen elk aspect is er sprake van een opbouw in niveau die is gekoppeld aan programmaonderdelen en beoordelingscriteria. Zo wordt duidelijk wat in een bepaalde studiefase van de student verwacht wordt (HBO-niveau op de PABO; februari 2007) • De relatie tussen de opleidingscompetenties en de Dublin descriptoren wordt duidelijk gegeven in een uitgebreide matrix die is opgenomen als bijlage in bovengenoemd rapport. Daarin worden generieke kwalificaties, Dublin descriptoren, aspecten van het hbo-niveau en de SLB competenties naast elkaar gezet. • Zo komt de descriptor Oordeelsvorming overeen met het aspect Reflectie. Beiden komen in bijvoorbeeld de competentie pedagogisch terug in de deelcompetentie: “Beredeneerde keuzes maken met betrekking tot identificatiepatronen en interventiemogelijkheden om de eigen en de schoolpraktijk met de Rotterdamse aanpak te verbeteren”. • De descriptor Communicatie komt overeen met het aspect Presentatie en komt bijvoorbeeld terug in de competentie Vakinhoudelijk en didactisch in de
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
19/75
•
deelcompetentie: “Uitleggen, verantwoorden en afstemmen van leerinhoud, didactiek en schoolmethodes en hun onderlinge samenhang”. Hiervoor is reeds aangegeven dat elke competentie is beschreven in een drietal niveaus en dat per niveau een uitgebreide set aan gedragsindicatoren is beschreven.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd Generiek • De beroepsgerichte identiteit van de eindkwalificaties komt tot uiting in de contacten met het beroepenveld op het niveau van de hogeschool, de instituten en de opleidingen in de Bureaus Externe Betrekkingen. • De minor biedt de student een extra inhoudelijke startkwalificatie als beginnend beroepsbeoefenaar en de student ontwikkelt daarin een innovatieve competentie. Opleidingsspecifiek • Hierboven is reeds aangegeven welke competenties de opleiding hanteert, hoe die tot stand gekomen zijn en hoe die gebaseerd zijn op de eisen vanuit het (internationale) werkveld. Het panel is daarover positief. • Het beroepsbeeld dat de opleiding hanteert, is beschreven in de documenten: Visie op het beroep van de professionele leerkracht basisonderwijs (z.j.) en het Beroepsbeeld PABO. Daar wordt de leraar beschreven aan de hand van een tiental rollen en functies,bijvoorbeeld: als mens en opvoeder, als iemand die in de klas aan het werk is, als innovator. • In het zelfevaluatierapport stelt de opleiding dat zij leerkrachten opleidt ”die beschikken over de juiste competenties om in een veranderende wereld hun beroep als professional uit te oefenen en zich vanuit een persoonlijke visie in te zetten voor het onderwijs op de basisschool. Zij begeleiden en activeren de basisschoolleerling tot participatie, stimuleren leeractiviteiten en bieden benodigde kennis en vaardigheden aan voor groei naar volwassenheid”. Het gaat daarbij om leraren met een diverse culturele achtergrond die zo kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen met een diverse culturele achtergrond. • Na de afstudeerfase is de student in principe startbekwaam. Dat houdt in dat hij dan de competenties heeft verworven die overeenkomen met de kwalificaties van een
20/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
•
•
startende beroepsbeoefenaar in dit geval dus als beginnende leerkracht in het basisonderwijs. Om tegemoet te komen aan de vraag vanuit de beroepenveldcommissie om meer gespecialiseerde leerkrachten heeft de opleiding een aantal uitstroomprofielen ingevoerd. Het gaat dan om een leeftijdsprofilering: het jonge of oudere kind en een profilering in vakgebieden: nadruk op wereldvakken of op kunstzinnige oriëntatie. Daarnaast vindt profilering plaats door de keuze van minoren. Ten einde de actualiteit en relevante van de competenties te borgen, zijn deze regelmatig aandachtspunt van de beroepenveldcommissie. Daarnaast doet de opleiding tweejaarlijks een werkveldtevredenheidsonderzoek. Daarin wordt onder meer gevraagd naar lacunes in de verworven kwalificaties en naar het belang en de actualiteit van de competenties. Uit zo’n onderzoek van 2006 bleek dat 80% van de ondervraagde leerkrachten tevreden is over de aansluiting van de eindkwalificaties en de startbekwaamheden.
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
Goed
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek • De opleiding wil de praktijk een centrale plaats geven in het curriculum door de beroepspraktijk in de school te halen. In het Rotterdams Onderwijsmodel (ROM) zijn daarvoor kaders vastgelegd, onder meer wat betreft de omvang. Vanaf het begin van de studie wordt studenten geleerd om vraagstukken aan te pakken die ze in hun beroepspraktijk tegenkomen. Het betreft zoveel mogelijk échte vraagstukken met een échte opdrachtgever. Zoveel mogelijk samen met andere studenten, ook met studenten van andere opleidingen. • In 2006 is op hogeschoolniveau de Taskforce Praktijksturing actief geworden, gericht op het versterken van het praktijkgestuurde onderwijs in de opleidingen. Deze kreeg de specifieke opdracht opleidingen te ondersteunen zodat deze actief aan de slag kunnen gaan met vragen/opdrachten die in de omgeving leven (‘authentieke leerervaringen’). De werkzaamheden van de Taskforce zijn eind 2007 afgerond. Het
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
21/75
•
werk van de Taskforce heeft geresulteerd in een serie handreikingen voor de opleidingen voor het omgaan met praktijkopdrachten in het onderwijs. De kenniskringen van lectoraten hebben een rechtstreekse verbinding met het onderwijs. Nieuw ontwikkelde inzichten dienen te worden vertaald in het onderwijsprogramma. Ook dragen de studenten bij aan het ontwikkelen van die kennis. Studenten leveren hun bijdrage door te participeren in onderwijsprojecten die gericht zijn op het aanpakken van vragen uit de praktijk.
Opleidingsspecifiek • In de kennisgestuurde leerlijn vindt kennisontwikkeling onder meer plaats door middel van (vak)literatuur en het gebruik van methoden en middelen die ook in het basisonderwijs worden gebruikt. In de projecten wordt gewerkt met aan de praktijk ontleende problemen en vraagstukken. Met de invoering van het nieuwe curriculum is de literatuurlijst herzien. In de cursusbeschrijvingen wordt aangegeven welke literatuur verplicht en relevant is. Het panel heeft de literatuurlijst bekeken evenals het studiemateriaal dat tijdens de visitatie ter inzage lag. Het panel heeft er een positieve indruk van gekregen. De literatuur omvat naar de mening van het panel alle boeken die standaard voor de pabo’s zijn. Dat geldt zowel voor de algemene boeken als die voor de specifieke vakken. De literatuur is up to date en voldoende beroepsgericht. Er wordt, zij het in beperkte mate, ook gebruik gemaakt van Engelstalige literatuur. Studenten tonen zich positief over de semesterboeken die een heldere structuur geven voor wat je moet kunnen en kennen. • In de minoren in de afstudeer fase vindt kennisontwikkeling plaats door het uitvoeren van actieonderzoek. Studenten oriënteren zich in wetenschappelijke literatuur, formuleren een onderzoeksplan en voeren dat uit. Daarnaast doen studenten onderzoek in het kader van projecten die binnen de kenniskring Opgroeien in de stad worden uitgevoerd. Een goed voorbeeld daarvan is een onderzoek in het kader van de minor Brede School. Het ontwikkelen van onderzoekvaardigheden heeft een structurele plek in het programma van de gehele opleiding (jaar 1 tot en met 4). Binnen de kennisgestuurde leerlijn krijgen de studenten observatie- en onderzoeksopdrachten die in de stage (in de praktijkgestuurde leerlijn) worden uitgevoerd. Hierbij kan gedacht worden aan observaties van individuele leerlingen op het gebied van gedrag en werkhouding maar ook aan het doen van een methodestudie. Naast deze observatie- en onderzoeksopdrachten wordt er ook vanaf het eerste studiejaar binnen het projectonderwijs in de praktijkgestuurde leerlijn gewerkt aan het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden. Bij het werken aan een projectopdracht stellen studenten bijvoorbeeld een onderzoeksvraag en leerdoelen op, ontwikkelen een onderzoeksplan, verwerven relevante theorie, etc. Toetsing van deze onderzoeksvaardigheden vindt plaats door middel van een beoordelingsformulier waarin de onderzoeksvaardigheden op faseniveau ook een plaats hebben. • Het panel stelt vast dat de interactie met de beroepspraktijk goed is geregeld. De beroepspraktijk vormt door middel van de praktijkgestuurde leerlijn een substantieel onderdeel van het curriculum.
22/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
•
•
•
•
Al vanaf het eerste jaar lopen studenten stage op een basisschool. De stageperioden duren een half jaar. Dat gaat door tot in de afstudeerfase: de LIO-stage. Stages kunnen ook in het buitenland uitgevoerd worden. Dat gebeurt ook, zij het in beperkte mate. De uitgangspunten voor en organisatie van de stages is vastgelegd in diverse stageboeken per fase en per specialisatie (bijvoorbeeld, Stageboek propedeusefase en Stageboek leeftijdsspecialisatie). Daarnaast komen de studenten in contact met de beroepspraktijk via de projecten waarbij een basisschool of educatieve instelling als partner optreedt. Uiteindelijk moet zo’n project een beroepsproduct opleveren dat in de praktijk bruikbaar is. Voorbeelden: een educatief programma maken voor het Simon van Gijn Museum of een leeromgeving/lesprogramma Planeten ontwerpen voor de bovenbouw. In de themaweken van de propedeuse- en hoofdfase worden gastdocenten ingehuurd die workshops verzorgen. Daarnaast treden er regelmatig gastdocenten op in de afstudeerfase, gekoppeld aan de minor of in het kader van een onderwerp dat (door de LIO-stage) op dat moment voor studenten betekenisvol is, de zogenaamde terugkomworkshops. Tot slot worden voor sommige specifieke keuzecursussen in de studentgestuurde leerlijn gastdocenten ingehuurd. Hierbij kan gedacht worden aan een keuzecursus Humanistisch Vormings Onderwijs of Islam. Voor duale studenten neemt het werkplekleren een belangrijke plaats in. Ze volgen één dag per week lessen aan de opleiding en drie dagen per week leren en werken ze in de praktijk. De studenten van de deeltijdopleiding lopen, net als de studenten van de voltijdopleiding, vanaf de eerste studiedag stage. Dat het curriculum aantoonbare verbanden heeft met actuele ontwikkelingen in het vakgebied, wordt geborgd doordat docenten deelnemen in landelijke netwerken en, zoals ze tijdens het gesprek met het panel aangaven, hun vakliteratuur bijhouden. Ook door de deelname aan het Landelijk netwerk Opleidingen Basisonderwijs (LOBO) volgt de opleiding ontwikkelingen in het vakgebied. Voorbeelden van de actualiteit van het programma zijn: het invoeren van uitstroomprofielen om tegemoet te komen aan de wens naar meer specialisering, het werken aan het “vroeg aanbieden van Engels op de basisschool” (project Early Bird), het ontwikkelen van taalbeleid aansluitend bij de richtlijnen in het landelijk document Dertien doelen in een dozijn. En tenslotte het ontwikkelen van een leerlijn kunsteducatie in samenwerking met het Centrum Beeldende Kunst in Rotterdam. De modulebeheerders zijn verantwoordelijk voor het bijstellen en vernieuwen van de programmaonderdelen. Werkveldvertegenwoordigers met wie het panel sprak gaven aan dat studenten voldoende actueel opgeleid worden. In dat verband werd gewezen op de kennis van dagarrangementen en multiculturele vraagstukken. Naast de praktijkgestuurde leerlijn waarin vele beroepsvaardigheden direct in de praktijk worden aangeleerd, komen ook in het binnenschoolse programma beroepsvaardigheden aan bod. Zij zijn namelijk integraal onderdeel van de
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
23/75
•
•
•
interpersoonlijke, pedagogische, didactische en organisatorische competenties die moeten worden verworven. Ook het werken aan competenties als samenwerken en reflectie is het werken aan relevante beroepsvaardigheden. Het internationaliseringbeleid is vastgelegd in het document Internationaliseren op de Pabo, juni 2006. De internationalisering kent drie uitgangspunten: internationalisation at home, internationale projecten en mobiliteit voor studenten en docenten. Wat betreft dit laatste; in het schooljaar 2007/2008 waren er 15 docenten betrokken bij projecten in het kader van internationalisering. In het zelfevaluatierapport wordt uitgebreid aandacht besteed aan de projecten die de Pabo HR heeft opgezet met de in 1.1 genoemde buitenlandse universiteiten. De internationalisation at home is uitgewerkt in het Beleidsplan III-lijn. De drie i’s staan voor intercultureel, internationaal en interreligieus. Onderdelen van deze lijn zijn ondergebracht in de verschillende onderdelen van het programma. Gewezen is al op de mogelijkheid van een internationale stage. Ook is het mogelijk in de projectlijn voor internationale onderwerpen te kiezen (tijdens de afstudeerpresentaties heeft het panel daar een voorbeeld van gezien: twee studenten die respectievelijk in Denemarken en Uganda een project uitvoerden). Studenten geven aan dat er in het derde jaar een verplichte stage is op een onderwijskansenschool. Verder is er een blok intercultureel onderwijs en komt ‘diversiteit’ ook in andere onderdelen aan de orde. Het panel heeft een positief beeld gekregen van wat er op het gebied van internationalisering en interculturalisering gebeurt. Het programma heeft aantoonbare verbanden met de beroepspraktijk. Dat blijkt al uit de plaats van stages en projecten in het curriculum maar ook uit de wijze waarop wordt ingespeeld op de culturele diversiteit van de leerlingen in Rotterdam en Dordrecht bijvoorbeeld in het onderdeel Onderwijskansen in de hoofdfase. Een ander voorbeeld is de samenwerking met een aantal brede scholen in Rotterdam en de convenanten die zijn afgesloten met negen besturen van scholen in de regio om vorm te geven aan het project Opleiden in de school. Uit evaluatieresultaten blijkt dat 83 % van de studenten vindt dat de opleiding voldoende aansluit bij actuele ontwikkelingen.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Goed
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
24/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het curriculum van de PABO HR is gebaseerd op het Rotterdamse Onderwijsmodel en is vastgelegd in het document Opleidingsmodel PABO HR (herziene versie juni 08). • In het studiejaar 2006-2007 is in de curricula van beide locaties een vernieuwd competentiegericht curriculum ingevoerd. In het studiejaar 2008-2009 is dat gevorderd tot aan het vierde jaar. De afstudeerfase in het oude curriculum was al gebaseerd op de SBL-competenties. Ook binnen de duale opleiding is de afstudeerfase reeds gebaseerd op de SBL-competenties. Tevens stellen de studenten aan de hand van deze competenties hun persoonlijk ontwikkelplan op. • De opleiding bestaat uit drie fasen: een propedeuse-, hoofd- en afstudeerfase. Deze fasen zijn gekoppeld aan de fase van betrokkenheid die studenten in hun ontwikkeling doorlopen: ik, ik + de taak, ik+ de taak + de anderen, ik + de taak + de anderen+ integratie. De kern van het curriculum ligt in de drie leerlijnen: de kennisgestuurde leerlijn, de praktijkgestuurde leerlijn en de studentgestuurde leerlijn. De kennisgestuurde leerlijn is erop gericht dat studenten een goede basiskennis verwerven t.a.v. pedagogiek, didactiek en vakinhoud. Het cursusaanbod voor onderwijskunde, taal en rekenen/wiskunde is gekoppeld aan de keuze voor leeftijdprofilering. Binnen de kennisgestuurde leerlijn vormt de lijn onderwijskunde de rode draad voor de vakdidactiek. De vakken sluiten daarbij aan met inhoudelijke vakkennis. De kennisgestuurde leerlijn neemt in de loop van het programma af en die van de praktijkgestuurde leerlijn (stages, projecten) juist toe. Het panel heeft op grond van de bestudeerde documenten (o,.a het Handboek Reflectie) en het gesprek met studenten en alumni vastgesteld dat er veel aandacht is voor het onderdeel reflecteren. De studentgestuurde leerlijn omvat een aantal keuzecursussen tijdens de propedeuse - en de hoofdfase (12 EC) en de minor in de afstudeerfase. Het minorenbeleid is vastgelegd in het informatieve Minors op de Pabo. Het Handboek (versie 2008). Studieloopbaancoaching is een integrale leerlijn binnen het curriculum. • Het curriculum van de duale opleiding, die alleen in Dordrecht wordt aangeboden, is afgeleid van dat van de voltijdopleiding en toegespitst op de specifieke doelgroep ”onderwijs -en klassenassistenten, mbo-opgeleid en met veel praktijkervaring”. Werkplekleren neemt hier een belangrijke plaats in. Er is sprake van een combinatie van aanbod- en vraagsturing (Informatie duale opleiding voor onderwijs- en klassenassistenten, april 2008). De vraagsturing vindt plaats vanuit een POP en is gebaseerd op het competentieprofiel. Studenten operationaliseren hun leerdoelen in een PAP. Daarbij gaat het om vier vormen van leren: leren m.b.v. theorie, ervaring, samenwerken en reflectie. Met name dit laatste onderdeel wordt sterk aangezet. De integratie tussen theorie en praktijk vindt plaats door het uitvoeren van taken op de werkplek. Die taken zijn gekoppeld aan onderwijskunde- en vakmodulen en hebben het karakter van (actie)onderzoek • Voor de cursussen in de kennisgestuurde leerlijn zijn leerdoelen geformuleerd die aantoonbaar zijn afgeleid van de (deel)competenties. Deze zijn vastgelegd in de Semesterboeken. Steeds zijn de deelcompetenties waaraan in de betreffende cursus gewerkt wordt, opgenomen met daaronder de concrete doelen waaraan gewerkt wordt. Daarnaast wordt uitvoerig aangegeven aan welke aspecten van het hboniveau gewerkt wordt. De curriculumcommissie controleert in hoeverre er sprake is
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
25/75
•
•
•
van een koppeling tussen eindkwalificaties en de inhoud van het programma. Om de duidelijkheid nog te versterken, heeft de opleiding een aantal matrixen gemaakt waarin op overzichtelijke manier te zien is hoe per fase (deel)competenties worden gekoppeld aan curriculumonderdelen. Het panel is van oordeel dat de opleiding zo op verschillende manieren inzichtelijk heeft gemaakt dat de eindkwalificaties adequaat zijn vertaald in leerdoelen en met welke programmaonderdelen ze zijn verbonden. Voor de stages worden de leerdoelen door de studenten zelf geformuleerd in een zogenoemde POP en PAP. Hulpmiddel daarbij is de SOM (stageontwikkelingsmeter). Daarin staan voor elke fase van de opleiding de competenties en de kenmerkende gedragsindicatoren vermeld. Daarmee is voor de student duidelijk wat er van hem verwacht wordt op algemeen niveau in de praktijk. Bij de projecten formuleren de studenten aan het begin van het project de inhoudelijke leerdoelen op basis van het competentieprofiel. De procedure staat beschreven in het Projectboek. De relevantie van die leerdoelen wordt gemonitord door de projectbegeleider. De organisatie van het projectonderwijs is op de twee locaties verschillend In Dordrecht wordt er vanaf het eerste jaar gewerkt met feitelijke opdrachten vanuit de praktijk, vraaggestuurd dus. In Rotterdam kan het ook gaan om meer aanbodgestuurde projecten, dat wil zeggen vanuit de leerdoelen van de opleiding. De opleiding wil dit meer harmoniseren en bereidt op dat punt een notitie voor. Uit het studententevredenheidsonderzoek van 2007 blijkt dat 65-70% van de studenten de inhoud van de opleiding als ruim voldoende tot goed beoordelen. Tachtig procent is van mening dat de opleiding van voldoende niveau is.
Facet 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma
Vt/du: Goed, Dt: Voldoende
Criterium - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek • In het curriculum van de opleiding worden drie leerlijnen onderscheiden die in elke studiefase (in wisselende verhouding) aanwezig zijn en onderling inhoudelijk verbonden zijn: kennisgestuurd, praktijkgestuurd en studentgestuurd. Deze lijnen vormen de kern van het didactisch concept van de hogeschool, het Rotterdams Onderwijs Model (ROM), en dienen de samenhang van het onderwijs te stimuleren. • Met betrekking tot de leerlijnen zijn voor de instituten/opleidingen richtinggevende kadernotities ontwikkeld. Zo zijn er handreikingen beschikbaar voor de functie en organisatie van de minoren, de invulling van het onderwijs in de laatste twee jaar van de studie naast de minor en het ontwerpen van een curriculum van een deeltijd en duale opleiding. Deze op hogeschoolniveau vastgestelde randvoorwaarden stimuleren de borging van een inhoudelijk samenhangend studiepad van de student.
26/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
Opleidingsspecifiek • Verticale samenhang wordt in eerste instantie bereikt door het werken met de drie eerder genoemde leerlijnen. In de leerlijnen zijn de fasen van betrokkenheid (zie 2.2) en de leerdynamieken (leraar worden, les geven et cetera) gekoppeld aan de doelen die zijn afgeleid van het competentieprofiel. Belangrijk voor deze samenhang is ook het vak onderwijskunde dat als een rode draad door het hele programma loopt en als kapstok dient voor het vakkenaanbod. Daarbij is er in de loop der jaren sprake van een toenemende complexiteit en een toenemend niveau. De leerlijn studieloopbaancoaching draagt bij aan de verticale samenhang doordat hier gewerkt wordt aan een toenemende zelfsturing door de student. Bovendien wordt vanuit deze lijn de verbinding gelegd met de andere leerlijnen. • Horizontale samenhang binnen een semester wordt bereikt doordat het aanbod binnen de kennisgestuurde leerlijn gekoppeld is aan de keuze voor de leeftijdsgroep jongere kind of oudere kind in de stage. Het aanbod binnen een semester in de kennisgestuurde leerlijn hangt samen doordat het is gericht op het jongere kind, het oudere kind of onderwijskansen en zorgverbreding. Ook de studieloopbaancoaching is van belang voor de horizontale samenhang, doordat het reflecteren op ervaringen en resultaten opgedaan in de verschillende leerlijnen samenhang verduidelijkt. • De samenhang tussen theorie en praktijk ontstaat doordat het leren in de praktijkgestuurde leerlijn (stage en projecten) wordt gevoed en onderbouwd door ideeën en theorieën die de student binnen de kennisgestuurde leerlijn krijgt aangereikt en vice versa. Dat wordt onder meer bereikt doordat docenten die lesgeven in de K-lijn ook betrokken zijn bij de stagebegeleiding. Met name in de stages en projecten vindt integratie van kennis, vaardigheden en attitudes plaats. Deze samenhang wordt voortgezet in de toetsing waarin de vakken/vakgroepen toetsvragen koppelen aan één casus die aansluit op het jongere kind, het oudere kind of onderwijskansen en zorgverbreding. Studenten geven in het gesprek met het panel aan dat de theorie sterk is gericht op de lerarenpraktijk. Wordt binnen een schoolvak (bijvoorbeeld aardrijkskunde), een bepaald onderwerp behandeld (bijvoorbeeld lava), dan wordt ook aangegeven hoe je dat onderwerp met leerlingen kunt behandelen respectievelijk een les op kunt bouwen. Het panel vindt, op grond van alle voornoemde kenmerken, de relatie tussen kennis en praktijk/binnen en buitenschools curriculum een sterk punt van de opleiding • Voor de duale opleiding geldt dat theorie en praktijk in sterke mate op elkaar betrokken zijn doordat specifieke taken op de werkplek gekoppeld zijn aan het opleidingsaanbod (zie Werkplekboeken duale opleiding). • Teneinde een grotere inhoudelijke samenhang te waarborgen, zijn de vaksecties samengevoegd tot vakgroepen. Zo omvat de vakgroep wereldvakken docenten natuuronderwijs, techniek, aardrijkskunde en geschiedenis. Door afstemming en gezamenlijke ontwikkeling is in de ogen van het panel een sterkere inhoudelijke samenhang gerealiseerd. De curriculumcommissie is verantwoordelijk voor de gewenste samenhang in het programma. • Uit het studenttevredenheidsonderzoek 2007 en de onderwijsevaluaties van het eerste semester 2007–2008 blijkt dat studenten tevreden zijn over samenhang in het
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
27/75
•
•
onderwijsprogramma. Dat geldt nog sterker voor de aansluiting van de stages op het overige onderwijs.’ In de deeltijdopleiding werd door de studenten onvoldoende horizontale samenhang ervaren evenals in het derde semester van de voltijdopleiding. Uit analyse van deze gegevens en overleg met studenten blijkt dat de planning van cursussen verspreid over een semester met name in de deeltijdopleiding een gebrek aan samenhang tot gevolg heeft. Om die te vergroten is het semestermodel onlangs vervangen door een blokkensysteem met blokken van 10 weken. Daardoor zijn de lessen meer gekoppeld dan voorheen het geval was. Ondanks de genomen maatregel moet nog aangetoond worden dat de samenhang in de deeltijdopleiding daadwerkelijk is verbeterd. Het panel komt daarom voor die variant tot het oordeel voldoende.
Facet 2.4
Studielast
(goed)
Criterium - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek • In het OER van de opleiding zijn normen vastgesteld met betrekking tot de studeerbaarheid van het programma. Het programma wordt conform deze normen uitgevoerd. De normen omtrent studielast zijn opgenomen in het Onderwijs- en Examen Reglement onder de paragraaf ‘”Studiepunten, propedeuse-, hoofd- en afstudeerfase”. • De opleiding doet regelmatig onderzoek onder studenten naar factoren die zij als belemmerend voor hun studie ervaren en voeren waar nodig verbeteringen uit. Ook wordt regelmatig in kaart gebracht of de feitelijke studielast overeenkomt met de geplande studielast (semesterevaluaties, gesprekken met klassenvertegenwoordigers en studenttevredenheidsonderzoek). • In de notitie Werken aan attractief en intensief onderwijs (2008, versie 0.3) is met het oog op het vergroten van studiesucces een aantal hogeschoolbrede en kaderstellende aanscherpingen met betrekking tot studielast vastgesteld. De gevolgen van deze aanscherpingen zullen vooral zichtbaar moeten worden door een betere aansluiting tussen de geprogrammeerde en feitelijke studielast. Zo wordt met ingang van het aankomend studiejaar (2008/2009) een aantal aanpassingen doorgevoerd die de studeerbaarheid moeten vergroten. In het eerste jaar zullen de aanpassingen alleen gelden voor het propedeuse jaar van de voltijdse varianten. Zo geldt vanaf 2008/2009 een minimum aantal contacturen van 20 voor eerstejaars studenten. Vanaf 2009/2010 geldt een minimum aantal contacturen van 20, 12 en 12 voor respectievelijk tweede, derde en vierdejaars studenten. De realiseerbaarheid
28/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
van deze uitbreiding van contacttijd zal begin 2008 per locatie met de instituutdirecties worden besproken. Ook vervalt per 1 september 2008 de verplichting om voor alle studenten een roostervrije dag per week te realiseren. Opleidingsspecifiek • Om de studeerbaarheid van het programma te waarborgen, is in het opleidingsmodel de studielast zo evenwichtig mogelijk verspreid over de studiejaren. Zo wordt in de roostering van lessen gepoogd de contacttijd evenwichtig over de week te verdelen en heeft ieder leerjaar van de voltijdopleiding een vaste dag in de week stage. • In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding inzicht in het aantal contacturen dat de opleidingen aanbiedt aan haar studenten. Onder contacttijd verstaat de opleiding onderwijstijd en begeleidingstijd waarin studenten daadwerkelijk contact hebben met een docent. Voor voltijdstudenten komt de contacttijd per studiejaar (jaar 1 tot en met 4) uit op resp. 585, 509, 282 en 142 uren. • Aan het einde van het propedeusejaar krijgen alle eerstejaarsstudenten een schriftelijk advies over de voortzetting van de studie. Ten eerste geldt een door de HBO-raad vastgesteld bindend advies op het gebied van rekenvaardigheid en taal. Ten tweede is het advies gebaseerd op kwantitatieve en kwalitatieve eisen binnen de eigen opleiding. De opleiding geeft een afwijzing wanneer een student na een jaar een score van minder dan 103 op de landelijke Cito-rekentoets (wiscat) heeft behaald; of een score van minder dan 113 op de landelijke Cito-taaltoets heeft behaald; of minder dan 37 EC van het onderwijsprogramma van de propedeuse heeft behaald; of weliswaar 37–45 EC van het onderwijsprogramma van de propedeuse heeft behaald, maar minder dan 10 EC van de 14 als kwalitatieve eisen aangewezen onderwijseenheden. • Door onaanvaardbare uitval ten gevolge van het bindend advies is in overleg met de HBO-raad een maatregel getroffen ten aanzien van de verplichte reken -en taaltoets. Studenten van de HR krijgen een jaar extra de tijd om de landelijke taal- en rekentoets conform de afgesproken normering met goed gevolg af te leggen. Zo is in overleg met de HBO-raad besproken. De opleiding geeft aan dat de uitval met name de populatie allochtone studenten betrof, voor wie de opleiding speciale maatregelen treft om ze binnen te krijgen en te houden. De opleiding biedt aan de eerstejaarsstudenten verschillende mogelijkheden om te werken aan (eventuele achterstanden), zo blijkt uit het document Aanpak achterstanden startkwalificaties (zie 2.5). • In semesterevaluaties worden studenten bevraagd op studielast. In het studenttevredenheidsonderzoek van 2007 beoordeelt 64% van de studenten de stelling ‘De opleiding is te doen in de tijd die er voor staat’ voldoende of goed. Hiermee benadert de opleiding haar streefnorm van 70%. Studenten geven in gesprek met het panel aan dat zij tevreden zijn over de wijze waarop de opleiding de studeerbaarheid van het programma bevordert. De wijze waarop de opleiding suggesties van studenten meeneemt in besluitvorming wordt in deze gewaardeerd. In het gesprek hebben de studenten geen blijk gegeven van struikelvakken.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
29/75
Deeltijd en duaal • In de deeltijdopleiding is de contacttijd, afhankelijk van het semester, twee of drie avonden per week. Het programma kent dezelfde opbouw en inhoud als dat van de voltijdopleiding. Studenten van de duale opleiding volgen één dag per week onderwijs op de opleiding. Ook hier is de opbouw van het programma vergelijkbaar met de opbouw in het voltijdprogramma.
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criterium - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek • De hogeschool wil adequaat inspelen op de diversiteit die kenmerkend is voor Rotterdam. Er is sprake van een grote en groeiende diversiteit in de populatie van aspirant-studenten met betrekking tot vooropleiding, leeftijd, moedertaal en sociale en culturele achtergrond. De hogeschool streeft ernaar dat haar studentenpopulatie een afspiegeling is van de omgeving. Aspirant-studenten met een allochtone achtergrond krijgen daarom extra aandacht. • De afgelopen jaren is voor de gehele hogeschool sprake geweest van een sterke stijging van het aantal instromende studenten. Desondanks blijkt uit gegevens van de hogeschool dat de doorstroming vanuit mbo-4 naar het hbo in belangrijke mate achterblijft bij de landelijke cijfers. Vooral voor allochtone deelnemers aan het mbo in Rotterdam blijkt de overstap naar het hbo niet vanzelfsprekend. Om meer studenten onder niet-reguliere doelgroepen te werven, wordt de marketingstrategie van de hogeschool aangepast en verfijnd. De instroom in 2007 is ten opzichte van 2006 iets gedaald. Het gaat daarbij vooral om een afname van de instroom uit het mbo. Deze instroom hangt ook samen met een haperende doorstroom naar niveau 4 binnen het Rotterdamse. • De Hogeschool Rotterdam wil de komende periode op twee vlakken extra inspanningen leveren. Voor de poort door de werving van studenten expliciet te richten op nieuwe doelgroepen. De hogeschool spoort ‘verborgen talenten’ op en daagt hen uit de stap richting hoger onderwijs te wagen. Studenten van de hogeschool spelen hierbij een centrale rol. In dit verband hanteert de hogeschool de term ‘outreach’. Na de poort spant de hogeschool zich in de begeleiding en ondersteuning van studenten goed vorm te geven, met als doel studenten te helpen ‘zichzelf te overtreffen’ en de studie succesvol af te ronden. • Voor studenten van buiten de EU heeft de hogeschool de Code of Conduct ondertekend. De Code of Conduct geldt voor alle opleidingen van de Hogeschool Rotterdam.
30/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
•
•
Met elke instromende student vindt een gestructureerde intake plaats. Daarbij worden de aanwezige kennis en vaardigheden in kaart gebracht. Voorts bieden de opleidingen studenten die daarvoor in aanmerking komen ondersteuningsprogramma’s dan wel vrijstellingen aan. In 2007 is een hogeschoolbreed project volgens het Projectplan EVC (2007) gestart, gericht op het erkennen van eerder verworven competenties (EVC) en het aansluitend daarop bieden van maatwerktrajecten. Daarmee wil de Hogeschool Rotterdam tegemoet komen aan de toenemende vraag naar opscholing van mbo’ers met relevante werkervaring in diplomagerichte maatwerktrajecten. Bij diverse opleidingen in de hogeschool is relevante ervaring aanwezig, die in het project ter beschikking zal komen van de gehele hogeschool. In 2008 zullen bij diverse opleidingen pilots plaatsvinden om te komen tot gecertificeerde EVC-procedures en daarop aansluitende maatwerktrajecten.
Opleidingsspecifiek • Met een diploma havo, vwo of mbo niveau 4 zijn studenten zonder meer toelaatbaar op de Pabo HR. De toelatingsvoorwaarden zijn opgenomen in de opleidingsbrochure in het hoofdstuk “Toelating en aanmelding”. • Voor studenten die instromen vanuit het voortgezet onderwijs geeft de opleiding aan dat de voltijdopleiding de beste aansluiting biedt. Het onderwijsprogramma is bij aanvang van de opleiding gestuurd door de opleiding en in de loop van de opleiding verwacht de opleiding dat de studenten meer verantwoordelijkheid nemen en hun eigen leerproces gaan sturen. In de deeltijdopleiding wordt van studenten meer zelfstudie verwacht. De opleiding geeft aan dat deze route het best aansluit bij instromende studenten met meer ervaring in werk en/of opleiding. Voor studenten die instromen met een hbo- of wo-diploma is het mogelijk het deeltijdprogramma te versnellen en de opleiding in 2 of 2,5 jaar af te ronden. Voor inschrijving aan de duale opleiding is een aanstelling op een basisschool als onderwijs- of klassenassistent een voorwaarde. Daarnaast moet de student in het bezit zijn van een diploma mboonderwijsassistent of sociaal pedagogisch werk op niveau 4. • Studenten die niet aan deze toelatingsvoorwaarden voldoen, kunnen een toelatingsexamen doen mits zij 21 jaar of ouder zijn in het jaar dat ze aan de opleiding willen beginnen. • Door middel van flexibiliteit en specifieke maatregelen zorgt de opleiding voor aansluiting bij de verschillende instroomrichtingen. Om inzicht te krijgen in competenties en kwaliteiten wordt bij iedere student bij aanvang van de opleiding een intake afgenomen die bestaat uit een drietal onderdelen van de digitale persoonlijkheidstest Reflector en de Citotoetsen voor taal- en rekenvaardigheid. De resultaten zijn input voor de gesprekken met de studieloopbaancoach. Verbeterpunten kunnen weerslag krijgen in het POP en PAP van de student en voor studenten die meer aankunnen is het mogelijk extra keuzecursussen te volgen, commissiewerk te doen, een training te volgen om peercoach te worden of deel te nemen aan masterclasses. • De opleiding heeft een deficiëntiebeleid opgesteld voor studenten die ondersteuning nodig hebben bij het wegwerken van deficiënties. Door de vaksectie Nederlands en
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
31/75
•
•
•
•
rekenen/wiskunde worden speciale deficiëntiemodules aangeboden en wekelijks zijn bijlessen ingeroosterd voor alle klassen in de eerste twee studiejaren die studenten facultatief kunnen volgen. Indien nodig begeleiden docenten van deze secties studenten individueel. Er worden peercoaches (rol voor excellerende studenten) ingezet voor zowel rekenen als taal. Voor aankomende studenten bestaat de mogelijkheid tot het volgen van een zomercursus op het gebied van rekenen en taal. Om de instroom van mbo’ers te ondersteunen heeft de werkgroep educatie van de regiegroep hbo-mbo activiteiten ontwikkeld om de doorstroom van mbo naar hbo te verbeteren. In samenwerking met de twee andere Rotterdamse Pabo’s en het DaVinci College in Dordrecht wordt voorlichting gegeven op ROC’s en is de mogelijkheid gecreëerd om een dag mee te lopen met een pabostudent. Daarnaast worden proeflessen georganiseerd op de drie pabo’s: de mbo’ers maken op deze drie dagen kennis met de drie pabo’s, de leslocaties en lessen in rekenen, taal en een zaakvak. Mbo’ers kunnen evenals instromers vanuit het VO proefstuderen op de Pabo HR. In maart 2007 heeft de Pabo HR een convenant gesloten met het ROC Zadkine waarin is vastgelegd dat gezamenlijk een doorstroomprogramma wordt ontwikkeld voor mbo-onderwijsassistenten gebaseerd op het ROM en het onderwijsconcept van Zadkine zodat meer studenten doorstromen. Het is voor studenten mogelijk om het curriculum sneller dan in vier jaar te doorlopen als zij aan de daarvoor geldende criteria voldoen. De Pabo HR heeft voor iedere studiefase beschreven welke concrete mogelijkheden voor flexibilisering er zijn. De deeltijdopleiding kan in een verkort traject worden doorlopen. Om hiervoor in aanmerking te komen moeten studenten een hbo- of wo-diploma bezitten. Op basis van hun vooropleiding kan het programma verkort worden tot 120 studiepunten. Het verlenen van vrijstellingen is voorbehouden aan de Onderwijs- en Examencommissie. De procedure voor het verkrijgen van vrijstellingen is beschreven in het OER, beschikbaar via het intranet van de HR. In de studiegids wordt naar deze regeling verwezen. Op de stelling ‘De opleiding sluit aan bij mijn vooropleiding’ antwoordt 75% van de studenten dat dit voldoende het geval is, zoals blijkt uit cijfers van het studenttevredenheidsonderzoek 2007. Studenten geven ook in gesprek met het panel aan dat de opleiding zorg draagt voor een goede aansluiting bij de vooropleiding. Uitdagend onderwijs, door extra mogelijkheden te bieden voor excellerende student, is een van de voorbeelden die door de studenten naar voren wordt gebracht.
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criterium - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten.
32/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het panel stelt vast dat de omvang van het curriculum van de Pabo HR voldoet aan de formele eis van 240 EC. De opleiding heeft in de opleidingsmodellen voor de drie studiefasen de studieonderdelen gekoppeld aan studiepunten in een schema voor het gehele curriculum. In de jaarschema’s zijn studiepunten gekoppeld aan specifieke studieonderdelen binnen het schema van het gehele curriculum. • Het opleidingsmodel voor de voltijdopleiding en de deeltijdopleiding is hetzelfde. Dat geldt ook voor de studielast. • Ook de duale variant kent een studielast van 240 EC. Onderwijs- en klassenassistenten volgen op basis van vrijstellingen door hun vooropleiding een driejarig traject. Versnellen binnen dit duale traject vindt pas plaats in de afstudeerfase door vervoegd te starten met de minor en de LIO-stage.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Voldoende
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek • De hogeschool heeft het Rotterdamse Onderwijs Model (ROM) ontwikkeld dat richtinggevend is voor alle opleidingen. Inzet van het ROM is om alle opleidingen een eenduidige en herkenbare opbouw van het curriculum te geven. Belangrijke uitgangspunten van het model zijn: een centrale plaats van de beroepspraktijk in de opleiding en een resultaatgerichte probleemaanpak, een stevige basis voor kennisontwikkeling, inspelen op de diversiteit in de populatie van studenten en de mogelijkheid tot opleidingsoverstijgende samenwerking van studenten, met name in projecten en minoren. Deze benadering komt samen onder de noemer ‘Denken en Doen’. • Uitgangspunt is dat in het curriculum van de opleiding drie samenhangende leerlijnen zijn aan te wijzen: 1. kennisgestuurd: deze lijn legt een fundament van kennis en vaardigheden. 2. praktijkgestuurd: in deze lijn leren studenten vraagstukken uit hun toekomstige beroepspraktijk aan te pakken. 3. studentgestuurd: in deze lijn staat de individuele student centraal, waarbij de studenten begeleid wordt middels de studieloopbaancoaching (SLC). Iedere student krijgt in het keuzeonderwijs en de minor de ruimte om accenten in het eigen programma aan te brengen. • De omvang van deze lijnen is in het ROM vastgelegd. De opleiding kiest daarbij voor een pragmatische mix van werkvormen. Ieder van de drie leerlijnen omvat directe betrokkenheid van docenten. In de loop van de studie is er sprake van een toenemende zelfsturing van het leerproces door de studenten.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
33/75
•
•
•
Daarmee kiest de hogeschool voor een zowel kennisgeoriënteerde als studentgeoriënteerde werkwijze gebaseerd op een open uitwisseling met de praktijk. Signalen uit het interne kwaliteitszorgsysteem hebben de Hogeschool Rotterdam ertoe gebracht in 2007 een discussie te starten die erop gericht de uitvoering van het ROM op enkele punten te verbeteren en aan te scherpen. De discussie is uitgemond in de notitie Werken aan attractief en intensief Onderwijs (2008) waarin een reeks kaderstellende aanscherpingen van het ROM zijn geformuleerd, die tot stand zijn gekomen na overleg tussen het CvB en de instituutsdirecties. In de notitie staan onder meer voorstellen voor intensivering van het onderwijs met aanbevelingen voor de inrichting van het curriculum, blokperioden, curriculumonderdelen en aanbevelingen voor de aanpak van kennisgestuurd en praktijkgestuurd onderwijs en de consequenties voor de onderwijsorganisatie. De opleiding maakt gebruik van ICT om het onderwijs optimaal vorm te geven en om bijvoorbeeld plaats- en tijdonafhankelijk leren mogelijk te maken. De HR beschikt over een eigen elektronische leeromgeving N@tschool. In de notitie ROM in deeltijd en duaal (2005) wordt een handreiking geboden voor het ontwerpen van deeltijd en duale opleidingen. Het wezenlijke voor een deeltijd en duale opleiding is dat het leren voor een deel plaatsvindt op en met behulp van de werkplek. In het model staat standaard 24 EC per jaar (gemiddeld twee dagen per week) te boek als ‘werk’-leren. De praktijk wordt gebruikt als leerervaring en er wordt gebruik gemaakt van allerlei vormen van Action Learning. Duale studenten moeten op hun werkplek zowel praktijk- als kenniskwalificaties kunnen behalen. Ook voor de duale studenten geldt een 50/50 getalsverhouding tussen kennisgestuurde en praktijkgestuurde EC. Het onderwijs en de werkvormen in deze varianten zijn vergelijkbaar met de voltijdopleiding.
Opleidingsspecifiek • De Pabo HR hanteert een sociaalconstructivistische en ontwikkelingsgerichte visie op opleiden. Daarbij verwacht de opleiding van de studenten dat zij een actieve en verantwoordelijke houding aannemen. De opleiding acht het essentieel dat zij de student in situaties brengt die hem tot actief leren aanzetten. Het opdoen van leerervaringen in een betekenisvolle context en systematische reflectie daarop zijn daarom kernelementen in het curriculum. Deze visie is gedeeltelijk vastgelegd in het document Visie Pabo HR. Een complete uitwerking van het didactisch concept op opleidingsniveau is nog in ontwikkeling. • De werkvormen in de verschillende leerlijnen, in de opeenvolgende studiefasen zijn beschreven in de Studiegids en in de Cursusbeschrijvingen. In het aanbod in de kennisgestuurde leerlijn zijn voorbeelden van onderwijsvormen: hoorcollege, directe instructie, workshops, onderwijsleergesprek. De stage is de belangrijkste werkvorm in de praktijkgestuurde leerlijn, waarin ook de projecten zijn opgenomen. In de studentgestuurde leerlijn doen studenten praktijkgericht-(actie)onderzoek en in het programma voor studieloopbaancoaching zijn verschillende werkvormen opgenomen waarbij met name reflectie en interactie centraal staan. Voorbeelden hiervan zijn intervisie en peerassessments, zo blijkt uit het zelfevaluatierapport en uit het gesprek
34/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
•
•
met studenten. Het panel acht de werkvormen die de opleiding hanteert, passend voor het aangeboden onderwijs. De opleiding geeft in haar zelfevaluatierapport aan dat in haar competentiegerichte curriculum het leren en verwerven van beroepsbekwaamheden centraal staat. Het panel is van mening dat binnen de kennisgestuurde leerlijn niet voldoende competentiegericht wordt opgeleid. De opleiding geeft op vragen van het panel aan, te beschikken over een derdegeneratie curriculum. Voor de praktijkgestuurde-, studieloopbaan- en studentgestuurde leerlijn is dit naar mening van het panel het geval, maar voor de kennisgestuurde leerlijn (nog) niet. Het panel is wel van mening dat de noodzakelijke kennis binnen de leerlijn wordt behandeld. Het panel acht de werkvormen die de opleiding hanteert geschikt, maar stelt vast dat deze niet volledig in lijn zijn met het omschreven didactisch concept. Tevens is de opleiding bezig met het schriftelijk vastleggen van dit concept. Het didactisch concept is nu nog verspreid over een aantal documenten, zoals de Visie Pabo HR, het Rotterdams OnderwijsModel en het Opleidingsmodel. Het panel komt daarom tot het oordeel voldoende.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Goed
Criterium - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek • De bewaking van de kwaliteit van de toetsen vindt primair plaats op het niveau van de opleiding. De opleiding formuleert daartoe een eigen beleid. Centraal staat dat aangetoond kan worden dat elke eindkwalificatie wordt beoordeeld. Ook wordt de rol van de examencommissie vastgelegd. • In de notitie Attractief en Intensief Onderwijs (2008) is er ook een aantal nieuwe kaders voor de toetsing afgesproken. Binnen een hogeschoolbreed project wordt beoogd de kwaliteit en efficiency van de toetsing op een hoger plan te brengen. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de signalen vanuit de interne kwaliteitszorg dat binnen enkele opleidingen de aansluiting tussen doelen, programma en toetsing verbeterd kan worden. In 2008 zullen enkele pilots gestart worden. Hierbij zal ook geëxperimenteerd worden met het digitaal afnemen van kennistoetsen. • In de notitie van de werkgroep Toetsing getiteld Projectplan Versterking Toetskwaliteit en Efficiency (2007) worden de volgende ontwikkel- en implementatieactiviteiten beschreven: 1. Op HR niveau de ontwikkeling van een toetskader, waarin voorschriften en aanbevelingen voor het toetsbeleid op instituutsniveau worden beschreven.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
35/75
2. Ontwikkeling en implementatie van toetsbeleid op instituutsniveau. Het creëren van voorzieningen op instellingsniveau die effectief en efficiënt toetsen ondersteunen. 3. Op docentniveau gaat het om ondersteuning en deskundigheidsbevordering. Opleidingsspecifiek • Het toetsbeleid van de Pabo HR is vastgelegd in het document Toetsvisie en beleidplan Pabo HR (versus april 2008) In dit document worden onder meer het belang van toetsen, toetsdoelen en de methodemix beschreven. • De ontwerpers van de toetsen (vakgroepleden) zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de toetsen. De toetscommissie houdt blijkens het toetsbeleid toezicht op deze kwaliteit en sanctioneert de uitkomsten van de toetsen. Daarnaast beoordeelt de toetscommissie of de competenties en Dublin descriptoren vertaald zijn in de toetsen. De examencommissie is verantwoordelijk voor het afnemen van examens, de organisatie en coördinatie van de tentamens en controleert of door studenten aan exameneisen is voldaan. • Het panel stelt vast dat toetsen en beoordelen in het opleidingsprogramma van de Pabo HR twee functies heeft. De eerste functie is het beoordelen of de student voldoet aan de kwaliteitseisen van de opleiding; de summatieve toetsen vormen de kern van borging van kwaliteit van de opleiding. In het curriculum worden de drie studiefasen afgesloten met een summatieve toets om te beoordelen of de student aan de eisen voldoet. De tweede functie is het feedback geven aan de student op het leerproces; formatieve toetsing. • In het toetsbeleid heeft de Pabo HR de keuze voor de toetsinstrumenten gebaseerd op de zogenoemde methode-mix; een mix van proces- en producttoetsen gekruist met formatieve en summatieve toetsen. • Binnen de opleiding kennen de verschillende leerlijnen ieder hun eigen toetsvormen. De kennisgestuurde leerlijn kent casustoetsen, voortgangstoetsen en vaardigheidstoetsen. De praktijkgestuurde leerlijn wordt getoetst door afname van assessments. Uit het stageportfolio stelt een student een assessmentdossier samen, dat aan het eind van ieder semester wordt beoordeeld. Bij de afsluiting van een studiefase (propedeuse, hoofdfase, afstudeerfase) wordt door de opleiding een faseasessment afgenomen. Hiervoor wordt aan het assessmentdossier een proeve van bekwaamheid toegevoegd, waarin de student laat zien bekwaam te zijn op het niveau van de studiefase. Deze proeve van bekwaamheid wordt besproken met de student door een assessor, in de vorm van een criteriumgericht interview. • De opleiding heeft voor de toetsvormen in de praktijkgestuurde leerlijn beoordelingscriteria opgesteld per studiefase. Deze criteria zijn rechtstreeks afgeleid van de aspecten van hbo-niveau, zoals beschreven in het document HBO-niveau Pabo HR. De praktijkbegeleider van de student evalueert het project. Deze evaluatie wordt gebruikt bij de beoordeling van het project door de projectbegeleider van de opleiding. • Evenals bij de projecten in de praktijkgestuurde leerlijn zijn de beoordelingscriteria voor de minor afgeleid van aspecten van hbo-niveau. In het beoordelingsmodel zijn criteria opgenomen voor de vier fasen die de minor kent (startfase, onderzoeksfase,
36/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
•
•
•
•
toepassingsfase, presentatie). Deze criteria zijn opgesteld in termen van schriftelijk waarneembaar gedrag. Het panel heeft een groot aantal toetsen en assessments bestudeerd en stelt vast dat deze afwisselend, relevant en passend zijn bij de aangeboden leerstof. De combinatie van toetsen wordt door het panel positief gewaardeerd. De wijze van toetsing is in ogen van het panel consistent en er is sprake van een duidelijke opbouw van niveau. Dat geldt met name ook voor de casustoetsen die de studenten dwingen na te denken over de theorie en hoe en waarom die toe te passen. In de toetsen en in uitgewerkte verslagen/werkstukken herkent het panel de competenties die de opleiding hanteert. Het panel heeft kennisgenomen van de cursusbeschrijvingen en de wijze waarop studenten hiermee bekend worden gemaakt met de wijze van toetsing. Deze informatie wordt door het panel positief gewaardeerd. De bestudeerde toetsen waren voorzien van bijbehorende beoordelingen. Het panel acht de beoordelingen adequaat. Feedback krijgen de studenten via de inzagemomenten die door de docent georganiseerd worden. De fase-assessments worden apart met de studenten nabesproken. Procedures hierover zijn opgenomen in de cursusbeschrijvingen, het stageboek, de handleiding assessment en het OER. Studenten tonen zich in gesprek met het panel tevreden over de wijze waarop zij van feedback worden voorzien. In de cursusbeschrijving staat aangegeven op welke wijze een cursus wordt afgerond. Elk tentamen kan in elk collegejaar tenminste tweemaal worden afgelegd (en werkstukken kunnen tweemaal worden ingeleverd), mits de student voldoet aan de eventuele in de cursusbeschrijving vermelde voorwaarden voor het mogen afleggen van het betreffende tentamen. Wanneer de student na een studiejaar het tentamen niet heeft gehaald, dan heeft de student het jaar daarop weer twee nieuwe aanbiedingen. Dit is vastgelegd in het Onderwijs en ExamenReglement. Het Studenttevredenheidsonderzoek 2007 laat zien dat 66% van de studenten als eindoordeel voor toetsen en beoordelen een voldoende tot ruim voldoende geeft. De opleiding heeft aangegeven niet tevreden te zijn met deze score. Uit evaluaties is gebleken dat met name de invoering van het nieuwe toetsbeleid voor studenten onduidelijkheid heeft gecreëerd. Het panel heeft op basis van bestudeerde documenten (cursusbeschrijvingen, stageboek) en de geconstateerde praktijk vertrouwen in de wijze waarop de opleiding de verdere implementatie van het toetsbeleid vorm geeft.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
Goed
Criterium - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
37/75
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek • De uitgangspunten van het personeelsbeleid van de Hogeschool Rotterdam zijn vastgelegd in het Beleidsplan afdeling P&O 2003-2006. Het beleid is in 2006 geactualiseerd. Het betreffende document is een aanvulling op het oorspronkelijke beleidsplan genaamd: Beleidstekst bij begroting 2007. Samenvattende beschouwing 27 nov. 2006 en Beleidstekst bij begroting 2008. • Centraal staat het uitgangspunt dat werknemers zich kunnen ontwikkelen om een optimale bijdrage te leveren aan de strategische doelstellingen van de hogeschool. De hogeschool stelt zich ten doel dat de docenten beschikken over voor de opleiding relevante en actuele praktijkkennis. De kenniskringen die geworteld zijn in de beroepspraktijk vervullen een structurele rol bij de professionalisering van de docenten. • De opleiding stelt op basis van het hogeschoolbeleid een meerjaren personeelsbeleidsplan op, waarbinnen specifiek aandacht wordt besteed aan scholing. De instituten dan wel opleidingen voeren een beleid gericht op actuele praktijkervaring van docenten en op het actief betrekken van docenten bij onderzoek en beroepsontwikkeling. • Met de snelle groei van het studentenaantal van de afgelopen jaren, is het voor de instituten mogelijk (jonge) professionals uit de beroepspraktijk aan te trekken. Hierdoor is het mogelijk geworden nieuwe en actuele praktijkkennis in huis te halen. Opleidingsspecifiek • Het panel stelt vast dat de opleiding in het document Meerjaren Personeelsplan Lerarenopleiding Basisonderwijs 2005-2009 invulling heeft gegeven aan hogeschoolbeleid om een meerjaren personeelsplan op te stellen. • Het panel heeft de cv’s van docenten bestudeerd en stelt vast dat ongeveer 42% van het docententeam over actuele werkervaring beschikt. Onderdeel van het docententeam zijn ook 10 leerkrachten basisonderwijs die elk voor 0,2 fte bij de Pabo HR gedetacheerd zijn. Nevenactiviteiten, zoals speldocent bij een jeugdtheater en auteur van een methode rekenen en wiskunde, wordt door ongeveer 25% van de docenten uitgevoerd. • Van het totale docententeam is 71% direct betrokken bij het begeleiden studenten in de stage en/of bij projecten en minors, die uitgevoerd worden in de beroepspraktijk. In totaal wordt 16,1% van de uitvoeringstijd besteed aan stagebegeleiding en 3,4% aan projectbegeleiding. Daarnaast is het voor docenten mogelijk om een stage te lopen in het primair onderwijs. • Een deel van het curriculum wordt in samenwerking met een aantal basisscholen ontwikkeld en uitgevoerd. Docenten van de Pabo HR werken hier samen met leerkrachten uit het basisonderwijs, waardoor docenten een verbinding leggen met de beroepspraktijk. Uit het Zelfevaluatierapport blijkt dat de opleiding bezig is met het oprichten van een klankbordgroep van docenten/directeuren uit het werkveld en
38/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
•
•
•
•
docenten van de opleiding die gezamenlijk curriculumonderdelen gaan bijstellen en ontwikkelen. Een verbinding met de beroepspraktijk komt ook tot stand door inzet van specifieke expertise van pabodocenten in begeleiding van scholen en in postinitiële scholing. Uit het zelfevaluatierapport blijkt dat de docent wiskunde/rekenen een aantal scholen begeleidt bij de invoering van een nieuwe rekenmethode. De docent Engels verzorgt nascholing op Early Bird scholen om de invoering van vroeg-Engels in het basisonderwijs te ondersteunen. Docenten techniek ondersteunen basisscholen bij de invoering van een leerlijn Techniek en bij de ontwikkeling van materialen. Deze docenten hebben ook een Techniek-breeddag georganiseerd voor het beroepenveld. Samenwerking met de kenniskringen Opgroeien in de Stad en Versterking Beroepsonderwijs genereert vanuit onderzoeksperspectief een bijdrage aan de verbinding tussen opleiding en beroepspraktijk. Naast dat docenten participeren in de Kennisgroep Opgroeien in de Stad (KOS), participeert de opleiding tevens in de adviesraad van de KOS. Daarnaast voert de KOS praktijkgericht onderzoek uit op brede scholen. Studenten en docenten van de opleiding participeren in dit onderzoeksprogramma. Binnen de kenniskring Versterking Beroepsonderwijs wordt een praktijkonderzoek verricht naar leren op de werkplek, waarin twee pabodocenten participeren. Uit het Studententevredenheidsonderzoek 2007 blijkt dat 74% van de studenten het eens of zeer eens is met de stelling: ‘Mijn docenten zijn voldoende op de hoogte van de beroepspraktijk’. Ook uit het gesprek met de studenten blijkt dat studenten tevreden zijn. Het panel heeft de cv’s van docenten bestudeerd en gesprekken met studenten en docenten gevoerd en stelt op basis daarvan vast dat de docenten in staat zijn een goede verbinding te leggen tussen de beroepspraktijk en de opleiding.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criterium - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek • De (voorziene) groei van studenten vraagt om een groei in het personeelsbestand. Daarnaast speelt een vervangingsvraag door mobiliteit en pensionering een rol. Kernopgaven van het personeelsbeleid in 2008 zijn werving, binding en ontwikkeling van personeel. Door het bieden van uitdagingen en ontplooiingsmogelijkheden in een dynamische omgeving, probeert de Hogeschool Rotterdam voldoende mensen aan zicht te binden om de visie als echter ‘kapitaal’ van het kennisinstituut waar te maken. • De hogeschool heeft als norm dat de staf/student-ratio tussen 1:25 en 1:30 moet liggen.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
39/75
•
•
Bij de toewijzing van onderwijstaken aan docenten wordt het taaktoedelingsinstrument (TTI) gebruikt. In het licht van het streven naar intensievere begeleiding van studenten wordt in het door het CvB voorgestelde model voor een nieuwe TTI de begeleidende docenttaken centraal gesteld. Dat leidt tot een nieuw uitgangspunt, namelijk dat van de tijd die docenten voor onderwijstaken inzetten gemiddeld over het gehele opleidingsteam ten minste de helft wordt besteed aan rechtstreeks contact met studenten (individueel of in groepen). De hogeschool heeft als streefdoel gesteld dat de opleidingen minimaal 65% van het budget besteden aan onderwijsactiviteiten.
Opleidingsspecifiek • De Pabo HR hanteert ten aanzien van de staf/student-ratio een streefdoel van 1:25. In 2008 was de staf/student-ratio 1:21 en in 2007 is 1:24 gerealiseerd. In 2006 werd het streefdoel van de opleiding niet gehaald, destijds was er sprake van een ratio van 1:28. De staf/student-ratio was in dit jaar wel binnen de norm van de hogeschool. • De Pabo HR heeft 96 docenten (62,5 fte) in dienst die het onderwijs uitvoeren, de onderwijsgevenden. De vijf medewerkers (3,9 fte) onderwijsondersteunend personeel (OOP) zijn ook direct betrokken bij het onderwijs aan studenten. Zij zijn bijvoorbeeld werkzaam in de onderwijswerkplaats. Het AOP (algemeen ondersteunend personeel) telt 17 medewerkers die 12,6 fte vertegenwoordigen. Het management wordt gevormd door zes personen (5,8 fte), vier onderwijsmanagers voor de locatie Rotterdam, één onderwijsmanager voor de locatie Dordrecht en de opleidingsdirecteur. • Het Studenttevredenheidsonderzoek 2007 laat zien dat studenten van de locatie Dordrecht en Rotterdam de bereikbaarheid van docenten waarderen met respectievelijk een 3,17 en 3,62 op een vijfpuntsschaal. Studenten hebben in gesprek met het panel geen klachten geuit ten aanzien van de bereikbaarheid van docenten. • Het ziekteverzuim van de afgelopen jaren binnen de opleiding vertoont een dalende lijn. In 2005 lag het percentage ziekteverzuim op 6%, in 2006 lag dit op 4,5% en in 2007 werd een percentage van 3,4% gemeten (tot september 2007). • In het Pabo HR Personeelsplan zijn maatregelen opgenomen gericht op het terugdringen van ziekteverzuim. Zo wordt actie ondernomen wanneer er bij medewerkers vier keer in een jaar sprake is van kort verzuim en is er beleid opgenomen voor medewerkers die langdurig ziek zijn. • Uit het gesprek met de medewerkers is duidelijk geworden dat er geen overmatige werkdruk wordt ervaren.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criterium - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
40/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek • In 2008 ligt het accent op het ontwikkelen van de vaardigheden van docenten die nodig zijn bij de intensivering van het onderwijs en van de begeleiding van studenten via SLC. Ook ligt het accent op de ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden. Gemiddeld wordt 10% van de arbeidstijd ingezet voor scholing. • De personeelsontwikkeling wordt gestuurd in de jaarlijkse cyclus van plannings- en beoordelingsgesprekken, zowel voor zittend als voor het nieuwe personeel. Aan het begin van de cyclus worden resultaatafspraken gemaakt met iedere medewerker ten aanzien van het verzorgen van onderwijs, werk in de organisatie en professionalisering. Aan het eind van de cyclus wordt de medewerker beoordeeld op realisatie van de afspraken. • Ter ondersteuning van het personeelsbeleid is in 2005 het HR-project Professionalisering en Implementatie in het leven geroepen. Het project is per 2008 integraal onderdeel van de centrale dienst P&O, met een harde kern van scholingsmakelaars en een groep van (interne en externe) trainers. Doelstelling van het project is het opzetten en uitvoeren van deskundigheidsbevorderingstrajecten voor onderwijzend en ondersteunend personeel ter ondersteuning van de strategie van de hogeschool. Het project ondersteunt noodzakelijke veranderingen op het terrein van onderwijs, personeel en organisatie. Voor docenten gaat het om kennis en vaardigheden op het gebied van onderwijskunde, didactiek, ICT en het ROM (studieloopbaancoaching, actualiseren van vakkennis, praktijksturing, internationalisering en nieuwe taken zoals toegepast onderzoek). • De opleidingen dan wel instituten verwoorden in een eigen scholingsplan dat past binnen het HR-beleid de plannen met betrekking tot professionalisering van hun personeel voor de komende vier jaar. Professionalisering is gekoppeld aan de gesprekscyclus die HR-breed wordt toegepast. Opleidingsspecifiek • De Pabo HR acht de kwaliteit van de individuele medewerker/docent van groot belang voor de kwaliteit van het onderwijs. Van het docententeam is 80% opgeleid op academisch of masterniveau, zo blijkt uit cijfers gepresenteerd in het zelfevaluatierapport. 20%, ofwel 19 docenten hebben een bachelor behaald, 32 docenten (33%) heeft een hbo-master of een 1e graads-bevoegdheid, 45% van de docenten heeft een wo-master doorlopen en twee docenten zijn gepromoveerd. Het panel op basis van achterliggende cv’s vast dat de docenten gekwalificeerd zijn om het onderwijs te verzorgen. • Het panel stelt vast op basis van de bestudeerde personeelsplannen dat onderwerpen in de plannings- en beoordelingsgesprekken onder andere zijn: het takenpakket voor het komende jaar, het vaststellen van de scholingsbehoefte en het vaststellen van de mobiliteitsbehoefte/noodzaak in het licht van het loopbaanbeleid. Naast deze gesprekscyclus wordt binnen de opleiding eens in de 3 tot 5 jaar een loopbaangesprek gehouden met de medewerkers, waarin langetermijndoelen centraal staan.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
41/75
•
•
•
•
•
De Pabo HR heeft haar scholingsplan ondergebracht in het Meerjaren beleidsplan professionalisering op de Pabo 2005-2009, waarbij de opleiding een tweedeling heeft gemaakt in de perioden 2005-2007 en 2007-2009. Binnen de Pabo HR wordt gemiddeld 8% van de arbeidstijd ingezet voor scholing, op individueel niveau varieert dit van 7–10%, zo blijkt uit het gesprek met het management en het document Meerjaren beleidsplan professionalisering op de Pabo 2007-2009. Voorbeelden van individuele scholing zijn cursussen op het gebied van coaching en begeleiding, studieloopbaancoaching, daltononderwijs, Jenaplan, Voorschool/Pyramide, faalangst en hoog intelligente kinderen, zo blijkt uit de cv’s van docenten. In teamverband worden studiedagen georganiseerd. In de periode 20072009 staan deze veelal in het teken van het nieuwe curriculum. Onderwerpen zijn onder andere: werkplekleren en opleiden in de school, projectonderwijs, onderzoeksvaardigheden en assessment en toetsing. Nieuwe docenten nemen deel aan een inwerkprogramma, zoals blijkt uit het Meerjaren Personeelsplan 2005-2009. De nieuwe medewerker krijgt een mentor aangewezen. Samen met de onderwijsmanager maakt de mentor voor de nieuwe medewerker een inwerkprogramma. Daarnaast ontvangt de nieuwe medewerker een personeelsinformatiemap. De vakinhoudelijke begeleiding vindt plaats binnen de vakgroep. De kwaliteit van docenten wordt zowel in studenttevredenheidsonderzoeken als in de docentmeter geëvalueerd. De Docentmeter 2006 laat zien dat 93% van de docenten voldoende tot goed beoordeeld worden. Ook het Studenttevredenheidsonderzoek 2007 laat zien dat studenten tevreden zijn over de kwaliteit van de docenten. 70% van de studenten geeft aan dat docenten voldoende tot goed zijn wat betreft inhoudelijke deskundigheid en didactische kwaliteiten. 73% van de studenten geeft in hetzelfde onderzoek als eindoordeel over docenten een zeven of hoger. Het panel heeft in gesprek met studenten dit beeld bevestigd gekregen.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Goed
Criterium - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek • De Hogeschool Rotterdam streeft op het gebied van huisvesting en voorzieningen naar een hoge kwaliteit. De voorgenomen intensivering van het onderwijs en de (verwachte) groei van de studentenpopulatie zetten de huisvesting van de
42/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
•
hogeschool onder druk. Om goede huisvesting te realiseren wordt geïnvesteerd in de bestaande bouw en wordt nieuwbouw gerealiseerd. Om het streven te realiseren de instituten qua locatie te bundelen, is een aantal opleidingen verhuisd. Een onderdeel van het ROM is gericht op de onderwijsorganisatie. In de notitie Onderwijsorganisatie Heroverwogen is beleid geformuleerd gericht op verbetering van de ‘kleine kwaliteit’. Dit betekent concreet dat vanaf 2004 een hogeschoolbrede roosterorganisatie is ingevoerd, roosterprocessen zijn herzien en bedrijfstijden en de docentbelasting zijn aangepast. De opleidingsdirecteuren zijn verantwoordelijk voor de implementatie van het beleid.
Opleidingsspecifiek • De locatie in Rotterdam is gevestigd op het Museumpark op de begane grond. Het panel heeft tijdens de rondleiding kunnen vaststellen dat de opleiding voor de uitoefening van het onderwijs verschillende ruimtes worden gebruikt: theorielokalen voor hoor- en werkcolleges aan groepen van 20-30 studenten; collegezalen voor hoorcolleges aan groepen van 40-100 studenten; computerzalen; projectruimtes voor groepswerk van 6-10 studenten; audiovisuele skillruimtes en kleine werkruimtes die studenten en docenten bij de centrale roosterdienst kunnen reserveren. • Verspreid over het gebouw zijn er ruimtes met computers met internetverbinding. Daarnaast zijn er verspreid door het gebouw ‘computerzuilen’ te vinden waar studenten het internet op kunnen om informatie te bekijken en hun e-mail te raadplegen. • De locatie in Dordrecht is gevestigd aan het Achterom in een pand dat gedeeld wordt met de Pabo van INHOLLAND. De verschillende faciliteiten: leslokalen, projectruimtes, vaardigheidslokalen die in ruim voldoende mate aanwezig zijn, worden gedeeld. Dat geldt ook voor de ruim van computers voorziene ict-lokalen en de uitgebreide mediatheek (zie hieronder). Informatie wordt onder meer verstrekt via informatieschermen en informatiezuilen. • Beide locaties beschikken over een eigen mediatheek. Naast de mediatheek beschikt de Pabo HR op beide locaties over een onderwijswerkplaats (OWP). De OWP integreert de mediatheekfunctie met een werkplaatsfunctie. In de OWP is materiaal voorhanden om inspiratie op te doen voor het ontwikkelen en voorbereiden van onderwijs, het uitvoeren van studieopdrachten en het doen van vakonderzoek. Het panel is net als de opleiding van oordeel dat de huidige OWP locatie Rotterdam klein is en waardeert het initiatief van de opleiding om meer ruimte voor de OWP te creëren positief. De verbouwing is inmiddels gestart. • Hogeschool Rotterdam heeft het Power Platform opgezet voor en door studenten met een beperking. Dit platform richt zich op alle studenten die ondersteuning nodig hebben bij het voltooien van hun studie. Het gaat hierbij om studenten met concentratieproblemen, faalangst, psychische klachten, RSI of dyslexie. Slechthorende en slechtziende studenten en studenten met een chronische ziekte kunnen ook een beroep doen op het Power Platform. • Uit het studenttevredenheidsonderzoek 2007 blijkt dat 70% van de studenten de faciliteiten ruim voldoende tot goed beoordeelt. Ook in het gesprek met de docenten zijn geen aanmerkingen geplaatst ten aanzien van de materiële voorzieningen.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
43/75
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Goed
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek • Studieloopbaancoaching (SLC) is een belangrijk onderdeel van het ROM. Daarom heeft de opleiding in elke studiefase SLC als programma-onderdeel opgenomen. De uitgangspunten zijn vastgelegd in de kadernotitie Studieloopbaancoaching aan de HR (2006). SLC maakt deel uit van het studentgestuurde onderwijs en omvat onderdelen als oriëntatie op de studie en beroep, selectie, bewaken en bevorderen van de studievoortgang, planning van studie en loopbaan, bevorderen van de eigen verantwoordelijkheid en het opbouwen van een netwerk. De professionele ontwikkeling van de student staat in de SLC centraal. De student leert onder begeleiding van een, zo mogelijk door de Hogeschool Rotterdam gecertificeerde, studieloopbaancoach de individuele ontwikkeling van de studieloopbaancompetenties en de eigen studievoortgang te bewaken en te sturen, gericht op de door de opleiding beoogde eindkwalificaties. Ook bij de invulling van de keuzemogelijkheden binnen het programma vervult SLC een belangrijke functie. • De SLC zal in het eerste jaar van de voltijdopleidingen worden geïntensiveerd. Daarbij hoort dat voor elke student zo spoedig mogelijk na de start van de studie systematisch middels testen in beeld zal worden gebracht welke achterstanden aanwezig zijn en welke ondersteuning daarbij geboden zal worden. Die kan vorm krijgen in bijspijkercursussen, maar ook in extra ondersteuning door peercoaches. Tevens zijn er kwaliteitseisen met betrekking tot het aantal gesprekken en wijze van vastlegging geformuleerd. • De opleidingen worden in de gelegenheid gesteld studenten in te zetten voor peercoaching, dat wil zeggen ouderejaars studenten die als mentor of tutor ondersteuning bieden aan andere studenten. Peercoaching wordt ingezet met het oog op begeleiding en ondersteuning, en dient uitgevoerd te worden conform de notitie Peercoaching (2007). In deze notitie zijn de doelen, de aanpak en de kwaliteitsborging van deze vorm van begeleiding vastgelegd. De inzet van de circa 350 peercoaches heeft een structurele plek binnen de Hogeschool Rotterdam. De instituten krijgen uit hogeschoolmiddelen extra budget om studenten als studentassistent aan te stellen. Ieder instituut ontwikkelt of gebruikt een matchingsysteem om ondersteuningsvraag en –aanbod op elkaar te kunnen afstemmen, bijvoorbeeld in de vorm van een leerbedrijf. • Het digitaal portfolio is een ruimte binnen het programma N@tschool waarin studenten hun materialen kunnen verzamelen. Aan de hand hiervan kunnen
44/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
•
•
studenten laten zien welke competenties zijn gerealiseerd en welke nog moeten worden aangeleerd. Het beleid met betrekking tot de informatievoorziening is gericht op bevordering van de studievoortgang en op de behoeften van de studenten. Ten aanzien van de informatievoorziening is door de hogeschool een aantal concrete streefdoelen geformuleerd. In 2007 is een nieuw studentvolgsysteem (Osiris) geïntroduceerd dat ook voor de SLC van belang is, met name om de studievoortgang te volgen en daarover afspraken met studenten vast te leggen. Vooral van deeltijd en duale studenten wordt verwacht dat zij vanaf de start voor een deel van hun opleiding in belangrijke mate zelf richting en invulling geven aan het (standaard)programma. SLC is daarom in de deeltijdse varianten een minstens even belangrijk onderdeel van het curriculum als in de voltijdse varianten.
Opleidingsspecifiek • De Pabo HR verstaat onder studieloopbaanbegeleiding het leerproces waarin de student onder begeleiding van een docentcoach zijn individuele competentieontwikkeling gericht op gewenste en vereiste beroeps- en opleidingscompetenties leert sturen. Algemeen doel van de studieloopbaancoaching is het vergroten van betrokkenheid bij en verantwoordelijkheid van studenten voor het eigen leerproces, het snel kunnen inspelen op (mogelijke) stagnatie van de studievoortgang en het integreren van binnen- en buitenschools leren. • Op basis van een concretisering van de functies van studieloopbaancoaching heeft de opleiding het vierjarig programma uitgewerkt naar verschillende studiefasen. De coach heeft in deze studiefasen achtereenvolgens de rol van: model (propedeuse): waarbij sprake is van geleide zelfstudie; activator (hoofdfase): begeleide zelfstudie; monitor (afstudeerfase): waarbij sprake is van zelfstudie. • De SLC-coach voert het programma uit met de SLC-groep en heeft op vaste momenten individuele gesprekken met zijn groep studenten. Meestal is de studieloopbaancoach ook de stagebegeleider vanuit de opleiding voor de student. • Het portfolio is een belangrijk instrument voor studenten om hun studievoortgang en studieresultaten bij te houden. Met ingang van het studiejaar 2007-2008 werken alle studenten met digitale portfolio’s in N@tschool. De studieloopbaancoaches hebben een training gevolgd om een deel van de begeleiding via N@tschool te laten verlopen. • Naast de docentcoach vervullen medestudenten een rol in de studieloopbaancoaching. In het programma is opgenomen dat studenten elkaar als peercoaches bezoeken in de beroepspraktijk, peerassessments afnemen en regelmatig producten van elkaar beoordelen. Het assessmentdossier is blijkens het gesprek met de studenten een belangrijk feedback en feedforward instrument. De SLC-coach beoordeelt het dossier. • Het bedrijfsbureau speelt in de informatievoorziening een cruciale rol. In de afgelopen twee jaar zijn meer taken bij het bedrijfsbureau ondergebracht om de opleidingsorganisatie te verbeteren, onder andere op het punt van informatievoorziening aan studenten. Het tijdig informeren van studenten over het
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
45/75
•
•
•
rooster en wijzigingen hierin en mededelingen over afwezigheid van docenten worden gedaan door het bedrijfsbureau. Studenten worden ingelicht via Hint en via de lichtkrant op het onderwijsplein. De opleiding maakt gebruik van Osiris als systeem voor het volgen van de studievoortgang. Toetsresultaten worden binnen een week na beschikbaarheid ingevoerd op Osiris. Voor studenten zijn resultaten direct beschikbaar doordat een kopie van de cijferlijst in de klassenmap of het klassenpostvak wordt gedaan. Studieloopbaancoaches hebben de mogelijkheid om afspraken met studenten te maken op basis van de in Osiris vastgelegde studievoortgang. Studenten ontvangen een semesterboek met daarin een overzicht van de cursusbeschrijvingen, het jaarschema, en het jaarrooster en informatie over organisatorische zaken. Daarnaast zijn er voor studenten beschikbaar het praktijkboek, het projectboek en het SLC-werkboek. In deze boeken staan inhoud en werkwijze van de verschillende onderwijsprogramma’s beschreven. Alle opleidingsgerelateerde informatie als cursushandleidingen, semesterboeken, stageboeken, formulieren, competentiebeschrijvingen enzovoort is tevens beschikbaar via de digitale leeromgeving. Op de stelling ‘De studieloopbaanbegeleiding is van voldoende kwaliteit’ reageerde 78% van de respondenten neutraal of positief (Studenttevredenheidsonderzoek 2007). Het eindoordeel van studenten over de informatievoorziening en communicatie luidt voor 70% van de studenten voldoende tot ruim voldoende.
Deeltijd en duaal • In de deeltijdopleiding wordt gewerkt met hetzelfde SLC-programma als in de voltijdopleiding. Door het verschil in ervaring en leeftijd van studenten wordt al bij aanvang van de opleiding meer gewerkt vanuit vraagsturing. • Ook in de duale opleiding begeleidt en bewaakt de SLC-coach de ontwikkeling en studievoortgang van de student. De SLC-coach bezoekt de student ook op de werk-/stageplek. Op de wekelijkse lesdag is een blokuur (80 minuten) ingeroosterd voor studieloopbaancoaching. Voor de invulling van het programma maakt de coach op basis van de vraag van de studenten een keuze voor de inrichting van het programma en de onderwijsactiviteiten daarin.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criterium - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
46/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek • Het kwaliteitsbeleid van de Hogeschool Rotterdam staat beschreven in het document Kwaliteitszorgbeleid bij de Hogeschool Rotterdam (2006). Het motto is: ‘Kwaliteit is doelbereiking’. Het kwaliteitszorgkader is ontleend aan het strategisch beleid van de hogeschool en aan het accreditatiekader van de NVAO. • Het kwaliteitsbeleid van hogeschool berust op drie pijlers: 1. De beleids- en jaarplancyclus van planning en control (P&C-cyclus). Basis voor het management en sturing is de planvorming van het cluster zoals dat is vastgelegd in het meerjarig strategisch beleidsplan van het instituut. Binnen de P&C-cyclus worden de beleidsterreinen financiën, onderwijs en kwaliteit van management en sturing onderscheiden. Het jaarlijkse managementcontract met prestatiedoelen vervult hierbij een centrale rol. Elk instituut dient over een gesystematiseerd geheel van procedures en documenten te beschikken, waaruit de stand van zaken met betrekking tot de kwaliteitscriteria kan worden vastgesteld. 2. De interne kwaliteitszorgsystematiek van opleidingen. Hierin wordt cyclisch en methodisch wordt gewerkt aan kwaliteitsverbetering. De kwaliteitszorg heeft betrekking op drie door de Hogeschool Rotterdam vastgestelde domeinen: Onderwijskwaliteit, Kwaliteit van management en sturing, en Operationele kwaliteit. In het HR-kwaliteitskader zijn onder genoemde domeinen de NVAOcriteria opgenomen. De hogeschool heeft de NVAO-criteria en de HR-doelen uitgewerkt in toetsbare streefdoelen. Binnen dit kader ontwikkelt de opleiding een eigen kwaliteitsbeleid dat de kwaliteit weerspiegelt die opleiding nastreeft en dat past binnen het hogeschool- en instituutsbeleid. 3. Het bureau Auditing, Monitoring en Control (AMC). Het bureau AMC is relatief zelfstandig en biedt het College van Bestuur onafhankelijke informatie. Ook heeft het AMC een adviestaak. Als onderdeel van het kwaliteitsbeleid voert het AMC periodiek audits uit bij de opleidingen. Dit gebeurt halverwege de accreditatiecyclus. De interne audits hebben zowel een verantwoordingsfunctie als een spiegelfunctie. • Het kwaliteitszorgkader is verder uitgewerkt in toetsbare streefdoelen die zijn beschreven in het document Toetsbare streefdoelen van de Hogeschool Rotterdam (2006). Dit document dient als handvat bij de bepaling van een instituut dan wel opleiding welke toetsbare streefdoelen als basis fungeren voor het systeem van interne kwaliteitszorg. Het instituut kan op basis van eigen beleid de toetsbare streefdoelen aanpassen of additionele doelen formuleren. • De opleiding heeft verschillende evaluatie-instrumenten tot de beschikking om periodiek te meten in welke mate de streefdoelen zijn gerealiseerd. Bij deze metingen wordt in ieder geval de mening van de studenten over de inhoud en vorm van het onderwijs bevraagd. De hogeschool verricht op instellingsniveau eens per twee jaar een studenttevredenheidsonderzoek (STO). Eind 2007 heeft een nieuw STO plaatsgevonden waarvan de resultaten eind februari 2008 worden gepubliceerd.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
47/75
•
De hogeschool beschikt over het DocumentatieKwaliteitsbeheerSysteem (DKS) van Infoland om kwaliteitszorg digitaal te ondersteunen. Het systeem biedt applicaties waarmee een intern kwaliteitszorgsysteem kan worden opgebouwd en onderhouden. Zowel bij externe als bij interne audits wordt door de opleidingen het DKS en de Compliance Manager uit dat systeem standaard ingezet. Tijdens de visitatie was dit systeem voor de PABO nog niet in gebruik.
Opleidingsspecifiek • Het beleid van de opleiding is beschreven in het Integraal beleidsplan kwaliteitszorg (2004) en aangevuld in de Nota Kwaliteitszorg(2008). In dit laatst document worden uitgangspunten en organisatie van de interne kwaliteitszorg beschreven. In bijlagen zijn de (inhoudelijke) toetsbare streefdoelen van de hogeschool, de uitwerking van de PDCA-cyclus, het Jaarplan Kwaliteitszorg en het Handboek kwaliteitszorg opgenomen. Dit laatste geeft procesbeschrijvingen ten behoeve van het Jaarplan. • In het Jaarplan Kwaliteitszorg is vastgelegd welke instrumenten de opleiding inzet, met welk doel, voor welke doelgroep, het meetmoment en de gehanteerde streefwaarden. Voorbeelden van instrumenten zijn:semesterevaluatie, stageevaluatie, studenttevredenheidsonderzoek, exitonderzoek, medewerkerstevredenheidsonderzoek, werkveld- en alumnionderzoek. Aanvullend op de onderwijsevaluaties worden ook gesprekken met klassenvertegenwoordigers gevoerd. De resultaten daarvan worden verwerkt in een deelrapport per vak. De onderwijsevaluaties kennen, blijkens het zelfevaluatierapport, door de toegepaste methodiek (Evasys) een hoge respons (>90%). Het panel stelt op grond van de documenten en de evaluatieformulieren die het heeft gezien vast dat alle relevante aspecten van de opleiding in één of meer evaluaties worden bevraagd. Het panel is tevens van mening dat er valide meetinstrumenten worden gebruikt. • Voor de onderwijsevaluaties is de streefwaarde voldoende (2,5 bij een 4 puntsschaal) bij een respons van 90%. Voor het studenttevredenheidsonderzoek van de HR is de streefwaarde 80% tevreden bij een respons van 25%. Voor de keuzegids Hoger Onderwijs streeft de Pabo HR naar de beoordeling 7,0. De streefwaarde voor het werkveldonderzoek is voldoende (2,5 bij een vierpuntsschaal). Scores onder de streefwaarden zijn aanleiding voor verbeterbeleid volgens de vastgestelde procedures.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criterium - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen.
48/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek • De Hogeschool Rotterdam heeft een aantal instrumenten voorhanden om de werking van de pdca-cyclus van de instituten dan wel de opleidingen te monitoren. Deze instrumenten worden ingezet om de sturing van deelprocessen te borgen en om het gewenste kwaliteitsniveau van de eindproducten of diensten te realiseren. Deze instrumenten zijn onder meer kwaliteitsbewaking in de vorm van interne audits, reviews en onderzoeken, toepassen branchecode, beoordelingsgesprekken met het opleidingsmanagement en het managementcontract. • De afspraken die in het kader van de P&C-cyclus tussen het CvB en de instituutsdirecteur worden gemaakt, worden jaarlijks vastgelegd in een managementcontract. In het managementcontract zijn de beleidsdoelen en verbeterplannen van het instituut geformuleerd. Deze zijn ontleend aan: - Het meerjarig Strategisch Beleidsplan van het instituut. - Resultaten van een gehouden externe visitatie, dan wel de voorbereiding hierop, of andere externe onderzoeken (HBO-Monitor). - Resultaten vanuit het interne kwaliteitszorgsysteem. - Door het CvB te stellen minimumeisen met betrekking tot onderwerpen en streefdoelen, zoals financieel beheer, stand van zaken ROM en kwaliteitszorg. • De centrale diensten van de Hogeschool Rotterdam verschaffen de instituten in redelijke mate de ruimte om de beheersprocessen omtrent onderwijskwaliteit zelf vorm te geven. Dit vanuit de gedachte dat de kwaliteit intern gedreven moet zijn. De Hogeschool Rotterdam stimuleert dat de instituten/opleidingen onderzoek doen naar de oorzaken van het eventueel niet bereiken van de streefdoelen. Voorts wordt van elk instituut/opleiding een kwaliteitszorgplan verwacht waarin de interne kwaliteitszorg is uitgewerkt aan de hand van de PDCA-cyclus en waarin is vastgelegd hoe is geborgd dat voor elk kwaliteitsaspect het proces van kwaliteitsverbetering middels verbeterplannen plaatsvindt. Een en ander kan ook worden vastgelegd in een voortgangsrapportage. In de verbeterplannen worden de verbeteracties, doelen, termijnen, middelen en verantwoordelijkheden omschreven. • Enkele voorbeelden van verbetermaatregelen op hogeschoolniveau die vanuit het systeem van interne kwaliteitzorg zijn ingezet: - Een herprogrammering die gericht is op het onderwijs binnen de kaders van het ROM nog intensiever en attractiever vorm te geven. De effecten van deze herprogrammering zullen met name zichtbaar zijn door een betere aansluiting tussen geprogrammeerde en feitelijke studielast, een verbetering van de studiebegeleiding en een verbetering van het opleidingsrendement. - Binnen diverse opleidingen kan de aansluiting tussen doelen, programma en toetsing nog beter. In dit verband is een aantal nieuwe kaders voor de toetsing vastgesteld ten einde de kwaliteit en efficiency van de toetsing te verhogen. - In het Risicoregister (2007) zijn de belangrijkste risico’s benoemd en de verantwoordelijken voor het beheersen van het betreffende risico. Het risicoregister is opgesteld in het kader van de branche-code.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
49/75
Opleidingsspecifiek • In de nota Kwaliteitszorg en in het Handboek Kwaliteitszorg is per instrument beschreven aan wie resultaten gecommuniceerd worden en wie verantwoordelijk is voor de uitvoering van het verbeterbeleid. Men beoordeelt de resultaten van de evaluaties aan de hand van de streefdoelen. De gegevens worden verwerkt in een deelrapport per vak. In de vakgroepen en in de werkgroepen studieloopbaancoaching en stage worden de rapporten besproken. Wordt er onder de streefwaarde gescoord, dan leggen docenten verbeteracties vast en koppelen daaraan een streefwaarde voor het volgende jaar. Daarvoor is een Formulier Verbeteracties ontwikkeld dat per studiejaar 2007/208 is geïmplementeerd. Dit formuleer beschrijft het aspect dat met een onvoldoende is gewaardeerd, een analyse van de problematiek, de voorgestelde verbeteractie, het tijdstip waarop die gerealiseerd moet zijn en de streefwaarde die gehanteerd wordt. In de volgende evaluatiecyclus wordt gecheckt of de verbetering ook daadwerkelijk tot het gewenste resultaat heeft geleid. • Er wordt naar gestreefd om analyses op elkaar af te stemmen om te bereiken dat verbeterbeleid zo effectief mogelijk wordt geformuleerd en uitgevoerd. Een voorbeeld daarvan is de vergelijking van de uitkomsten van de Studenttevredenheidsonderzoeken van 2006 en 2007 met die van de Keuzegids Hoger Onderwijs. In de rapportage staat bijvoorbeeld beschreven dat uit het STO van 2007 blijkt dat de tevredenheid van de studenten over het inhoudelijke niveau van de opleiding een stijgende lijn laat zien (76,2%). In de keuzegids beoordelen studenten dit onderdeel met een 6,8. Vanuit deze onderzoeksgegevens is beleid uitgezet met betrekking tot het transparant maken van het hbo-niveau binnen de opleiding. • In de gesprekken met studenten en alumni zijn voorbeelden genoemd van verbeteringen als gevolg van evaluaties en/of gesprekken met studentenpanels: - de invoering van het blokkensysteem, - verbetering van de aansluiting van de stof op een vorig onderdeel. - het functioneren van N@tschool, - het terugbrengen van het aantal stages in de propedeusefase van drie naar twee, - verandering van de opbouw van de lessen, - het verdiepen van de hoeveelheid achtergrondkennis in vakken als geschiedenis en aardrijkskunde. De opleiding geeft zelf nog aan dat: - de oriëntatieperiode in de propedeusefase is ingekort en het programma geïntensiveerd - in het derde studiejaar een grotere plaats is vrijgemaakt voor het leren in de praktijk ten behoeve van een optimale theorie-praktijkintegratie op het gebied van onderwijskansen en zorgverbreding. - ten behoeve van een optimale bereikbaarheid van docenten een wekelijks ingeroosterd spreekuur is ingeroosterd. - voor sommige zelfstudie-eenheden een aantal begeleidingsbijeenkomsten is ingeroosterd gedurende het studiejaar.
50/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
•
In een bijlage bij het zelfevaluatierapport geeft de opleiding uitgebreid aan wat zij ondernomen heeft als gevolg van de aanbevelingen van de visitatiecommissie in 2002. Zo zijn de eindkwalificaties geoperationaliseerd in termen van competenties en zijn ze per fase van de opleiding voorzien van gedragsindicatoren. Er is professionaliseringbeleid ontwikkeld. Collegiale intervisie wordt ingezet om onderlinge communicatie en betrokkenheid te vergroten. Door het gebruik van intranet en de digitale leeromgeving is de tijdige voorziening van semesterboeken en handleidingen aan zienlijk verbeterd. Voor de cijferregistratie is een nieuw systeem Osiris ingevoerd. De opleiding heeft de kwaliteitszorg verbeterd door de PDCA-cyclus te koppelen aan de beleidscyclus van de opleiding. Streef-doelen zijn verbonden met actieplannen waarop reviews plaatsvinden.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Voldoende
Criterium - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: •
•
•
Studenten zijn bij de kwaliteitszorg betrokken doordat ze deelnemen aan de onderwijsevaluaties, het tweejaarlijkse studenttevredenheidsonderzoek, en de Keuzegids hoger onderwijs. Daarnaast evalueren ze de docenten door het invullen van een docentenevaluatie. Verder nemen zij deel aan studentenoverleg en participeren in de opleidingscommissie en de instituutsmedezeggenschapsraad. Uit het gesprek met de studenten en uit notulen is duidelijk geworden dat de opleidingscommissie goed functioneert. De opleiding geeft in het zelfevaluatierapport aan dat uit studenttevredenheidsonderzoek is gebleken dat studenten zich voldoende betrokken voelen bij de kwaliteitszorg, maar dat zij onvoldoende op de hoogte zijn van evaluatieresultaten en de verbeteracties als gevolg van die evaluaties. De opleiding is voornemens om deze informatie aan het eind van ieder studiejaar via een nieuwsbrief onder de aandacht van de studenten te brengen. Aan het eind van het studiejaar 2007-2008 is dit voor het eerst gebeurd. Het panel vindt dat, in het kader van het rondmaken van de PDCA-cyclus, een nuttig en nodig initiatief. Ook de medewerkers nemen deel aan de opleidingscommissie. Zij zijn verder vertegenwoordigd in de curriculumcommissie en de toetscommissie. Ook de functioneringsgesprekken spelen hier een rol voor zover ze zijn gericht op het realiseren van opleidingsdoelen. Ten slotte zijn docenten ‘onderwerp’ van evaluaties en betrokken bij de analyse van de evaluatieresultaten en het initiëren van verbeteracties.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
51/75
•
•
•
Het werkveld is betrokken door middel van de beroepenveldcommissie. Die komt drie keer per jaar bij elkaar en bestaat uit vertegenwoordigers van de dertien besturen van scholen voor primair onderwijs in de regio. Standaardzaken die, blijkens notulen, worden besproken zijn: het uitstroomprofiel, de eindkwalificaties, het minoraanbod, actuele ontwikkelingen, zoals die rond het vak Engels. In dit kader is het panel van mening dat de opleiding zijn contacten met het werkveld (netwerkvorming) nog zou kunnen versterken. De opleiding voert een tweejaarlijks werkveldtevredenheidsonderzoek uit, waarvan de resultaten worden besproken in de beroepenveldcommissie. Alumni worden bij de opleiding betrokken door het alumnibeleid dat ontwikkeld is en dat heeft geresulteerd in de oprichting van een alumnivereniging. Via een website wordt gecommuniceerd met alumni. In een digitale nieuwsbrief wordt verslag gedaan van alumnibijeenkomsten. Alumni worden meer specifiek bij de kwaliteitszorg betrokken door hun medewerking aan de HBO-Monitor en het eigen alumnionderzoek van de opleiding. Gezien de kritische opmerkingen over de terugkoppeling van evaluatieresultaten aan studenten en de over betrokkenheid van het werkveld komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Voldoende
Criterium - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek • De hogeschool neemt jaarlijks deel aan de HBO-Monitor. Hieruit blijkt dat afgestudeerden over het algemeen snel een baan hebben gevonden die beroep doet op hun hbo-kwalificaties. Jaarlijks wordt een managementsamenvatting van de resultaten van de HBO-Monitor aan de instituten verschaft. Opleidingsspecifiek • Voor het beantwoorden van de vraag of de nagestreefde eindkwalificaties ook daadwerkelijk worden behaald, heeft de opleiding, zoals het panel heeft kunnen vaststellen, voldoende bruikbare instrumenten: de goede reguliere formatieve en summatieve toetsing, de procedures rond (de beoordeling van) de onderdelen van de praktijkgestuurde leerlijn en de afstudeerfase, de alumni- en werkgevers -evaluatie, de contacten met de stagescholen, de besprekingen in de werkveldcommissie en de betrokkenheid van externen bij het afstuderen
52/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
•
•
•
•
•
•
De afstudeerfase bestaat uit drie semesters, namelijk 6-8. Het programma in deze afstudeerfase is opgebouwd uit de leeftijdprofilering en de vakverdieping in de kennisgestuurde leerlijn, de LIO-stage in de praktijkgestuurde leerlijn en de minor in de studentgestuurde leerlijn. Als de student op al deze onderdelen een voldoende heeft, kan hij zijn diploma aanvragen. Doelen en inhoud van de verschillende onderdelen zijn in algemene zin omschreven in het Informatieboek Afstudeerfase en gedetailleerd in de cursusbeschrijvingen in de semesterboeken, het LIO-boek en de studenthandleiding van de gekozen minor. Elke student maakt een afstudeerplanning aan de hand van het formulier Afstudeerplanning Lio Afstuderen Beoordelingscriteria en wijze van toetsing zijn vermeld in de cursusbeschrijvingen. De beoordelingscriteria die gebruikt worden in de afstudeerfase zijn rechtstreeks overgenomen van de beoogde eindkwalificaties, zowel wat betreft de domeinspecifieke eisen beschreven in het competentieprofiel Pabo HR, als de algemene eisen die gesteld worden aan het hbo-niveau van de afgestudeerden Voor de LIO-stage geldt dat alle competenties gerealiseerd moeten zijn. Deze zijn opgenomen in het Overzicht van de competenties met bekwaamheidseisen en staan in de afstudeerhandleiding. Toetsing vindt plaats op grond van een tussenevaluatie een werkplaatsassessment en een eindverslag. Voordat de student aan de LIO-stage kan beginnen, moet hij een zogenoemde liovaardigverklaring hebben. De eisen daarvoor zijn per opleidingsvariant opgenomen in de afstudeerhandleiding: de propedeuse is behaald, alle stageonderdelen zijn met een voldoende afgerond, alle benodigde studiepunten zijn gehaald. De minor, die gezien wordt als een ‘meesterproef’ wordt per fase (beginfase, onderzoeksfase, toepassingsfase, presentatiefase) getoetst. Voor elke fase is er een beoordelingsformulier waarbij de criteria steeds zijn gekoppeld aan de Dublin descriptoren (Minors op de Pabo. Het handboek). In het eindgesprek wordt ook het oordeel van de opdrachtgevende instantie betrokken. Het panel heeft tien afstudeerwerken plus beoordelingen vooraf bestudeerd. Daarnaast heeft ze nog een aantal werken ter plekke bekeken; LIO-verslagen, minorwerkstukken, LIO-logoeken. Bovendien hebben op de tweede visitatiedag studenten uit Rotterdam en Dordrecht een presentatie gegeven over de LIO-stage en een aantal minoren. Het panel heeft de werkstukken op een aantal criteria bekeken als: probleemstelling, gebruikte methodes, gebruik relevante literatuur, relevantie voor het werkveld en voldoende hbo-niveau. De werkstukken scoren allemaal voldoende, sommige zelfs goed tot zeer goed. Dat beeld werd bevestigd in de presentaties. Er is in alle gevallen sprake van actuele onderwerpen en probleemstellingen die voldoende tot zeer relevant zijn voor het werkveld. De vraagstellingen hebben voldoende niveau De opzet en structuur van het onderzoek zijn duidelijk. De gebruikte methode is in de meest gevallen die van interview en enquête. De verantwoording daarvan is in een aantal gevallen in beperkte mate aanwezig. De conclusies zijn overwegend goed en volledig onderbouwd. Er is sprake van een goede koppeling met de theorie en de vraagstellingen worden steeds beantwoord. De reflectie op het eigen handelen is goed ingebouwd, wat minder geldt dat voor de kennisreflectie. De gebruikte literatuur
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
53/75
•
•
54/75
is relevant en actueel maar de verwijzing ernaar binnen het werkstuk kan in een aantal gevallen beter. Het panel omschrijft het taalgebruik als ‘heel behoorlijk’. De werkstukken geven er blijk van dat de studenten zicht hebben op de competenties die ze moeten verwerven. Het panel komt tot de conclusie dat de afstudeerwerken in alle gevallen getuigen van een voldoende hbo-bachelorniveau. Wat betreft de LIO-stages is het het panel opgevallen dat de logboeken per competentie een zeer precies en uitgebreid beeld geven van waar de student staat. De reflectie op het handelen als leraar is ook hier een sterk punt. Ook in de verslagen is de reflectie op de competenties goed aanwezig. De verslagen zijn zorgvuldig opgebouwd en geven de ondernomen stageactiviteiten goed weer. Het panel heeft zijn oordeel gecheckt aan dat van de docenten en kon zich over het algemeen in de beoordelingen vinden. Soms zat het panel iets hoger, soms iets lager. Wel constateert het panel dat er nog al wat verschil is in de beoordeling qua terminologie en het gebruik van de formats. Soms worden er cijfers gegeven, dan weer beoordelingen in termen V-RV-G. Soms worden alleen EC toegekend. Docenten delen desgevraagd mede dat men inmiddels bezig is dit te harmoniseren en per februari 2009 moet er sprake zijn van een eenduidige hantering van de beoordelingssystematiek. Werkveldvertegenwoordigers met wie het panel sprak, waren positief over de kwaliteit van de afgestudeerden. Afgestudeerden gaven aan dat opleiding en werk goed aansluiten. Alumni voelen zich startbekwaam vanwege de didactische kennis en vaardigheden, de vakspecifieke kennis, het om kunnen gaan met gedragsproblemen en de kennis van multiculturele vraag stukken waar de meesten in de praktijk mee te maken krijgen. Ze voelen zich “klaar om een eigen klas te runnen”. Wel wordt opgemerkt dat er iets meer aandacht voor gesprektechnieken had kunnen zijn. Ook werkgevers vinden de afgestudeerden goed opgeleid en startbekwaam. Ze hebben voldoende pedagogisch/didactische en vakinhoudelijke kennis en zijn sterk in reflectie. Werkgevers merken op dat de opleiding qua kennisniveau de laatste vijf jaar een flinke inhaalslag heeft gemaakt. Studenten zijn goed op de hoogte van actuele ontwikkelingen als zorgverbreding, brede school, kennis van de diverse achtergronden van leerlingen. Ze zijn ook goed in staat om in een (docenten)team te functioneren De Pabo HR gebruikt het alumnionderzoek, het werkveldtevredenheidsonderzoek en de HBO-Monitor om te onderzoeken of het gerealiseerde niveau overeenkomt met het beoogde niveau van afgestudeerden. Uit het werkveldtevredenheidsonderzoek van 2006 blijkt dat 85% van de ondervraagde leerkrachten tevreden is over de professionele benadering van de studenten die zich uit in hun vermogen methodisch en oplossingsgericht te kunnen handelen. Men was vooral tevreden over de interpersoonlijke en de pedagogische competentie, wat minder over de didactische en de organisatorische. Uit de HBO-Monitor 2006 blijkt dat alumni tevreden zijn over de voorbereiding op de arbeidsmarkt en de aansluiting van de opleiding op het werk. Uit het alumnionderzoek van de opleiding in maart 2008 wordt duidelijk dat 87% van de afgestudeerden het eens was met de stelling “ De Pabo HR heeft een voldoende basis gegeven om op de arbeidsmarkt te starten. Uit het onderzoek werd tevens duidelijk dat de afgestudeerden zich bekwaam voelden op alle competenties met
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
•
uitzondering van de samenwerking met ouders en extern betrokkenen. De opleiding verwacht dat dit in het vernieuwde curriculum zal verbeteren als gevolg van het projectonderwijs waarin samenwerking met externen expliciet aan de orde is. Voor het samenwerken met ouders wordt in het vierde jaar een aantal workshops ingevoerd.” Gezien de kritische opmerkingen hier en daar over de afstudeerwerken en de constatering dat de wijze van beoordelen niet uniform is, komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek • De rendementsgegevens van de opleiding worden vergeleken met die van andere soortgelijke opleidingen in Nederland of elders; indien er sprake is van afwijkingen worden deze geanalyseerd. Indien nodig wordt verbeterbeleid uitgevoerd. • Het streven tot verhoging van studiesucces en tot voorkoming van onnodige uitval van studenten heeft de aanzet gegeven tot de intensivering van het onderwijs en de begeleiding. • De studentenpopulatie van de hogeschool bestaat voor een groot deel – althans meer dan het landelijk gemiddelde – uit studenten met een niet-Nederlandse culturele achtergrond en studenten die als eerste uit hun gezin of omgeving de stap naar het hoger onderwijs maken. Dit leidt volgens de hogeschool tot extra opgaven, juist met het oog op rendement en studiesucces. Opleidingsspecifiek • In het Plan van Aanpak rendement Pabo (2005) is een kwantitatieve en kwalitatieve analyse van het rendement gemaakt uitmondend in een aantal rendementverhogende maatregelen. In 2007 is het plan van aanpak geëvalueerd aan de hand van nieuwe rendementsgegevens en is aanvullende kwalitatief onderzoek gedaan middels interviews met coördinatoren. • In het plan van aanpak zijn streefcijfers voor het rendement gepresenteerd, gebaseerd op een vergelijking met twee collega-hogescholen in Amsterdam en Utrecht. • In een overzicht in het zelfevaluatierapport presenteert de Pabo HR haar rendementscijfers en de streefcijfers voor de: gemiddelde studieduur uitvallers, uitvalpercentage na 1 jaar en na 3 jaar, afstudeerrendement na 5 jaar en na 8 jaar en gemiddelde studieduur van afstudeerders. De opleiding geeft de cijfers weer voor alle studenten en specifiek voor niet westerse studenten en mannelijke studenten.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
55/75
• • • • •
56/75
De gemiddelde studieduur voor uitvallers (in maanden) ligt op 19, waar het streefcijfer op 17,1 is vastgesteld. De streefcijfers voor uitvalpercentages na 1 en 3 jaar liggen respectievelijk op 28,8% en 28,4%. De werkelijke cijfers liggen op: 31,9% en 35%. Het afstudeerrendement in procenten na 5 jaar en na 8 jaar ligt op respectievelijk 61,5% en 60,8%. De streefcijfers hiervoor liggen op 61,5% en 66,7%. De gemiddelde duur van afstudeerders is 43,8 maanden. Het streefcijfer is 39,8%. Gezien het feit dat de opleiding nog niet op alle aspecten de streefcijfers haalt, komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
57/75
Bijlage 1:
58/75
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
59/75
60/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
61/75
62/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
63/75
64/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
X
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid
Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: De heer P. van Achteren
Panellid: De heer dr. C. Vreugdenhil
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid NQA De heer drs. J.H. Boerke
Panellid: De heer J.D. Linckens
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; oktober 2007
Panellid student: De heer D. de Vries
Opleiding tot leraar basisonderwijs Hogeschool Rotterdam
X
X
X
Toelichting op de deskundigheden van de panelleden: Panellid domein de heer J.D. Linckens De heer Linckens is ingezet vanwege zijn werkvelddeskundigheid op het gebied van primair onderwijs. Bovendien heeft de heer Linckens onderwijservaring, in verband met zijn werkzaamheden bij diverse scholen voor primair onderwijs. Naast directeur is de heer Linckens ook leraar geweest. De heer Linckens heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs. Opleiding: 1974 – 1978 1998 – 2000 2000 – 2002
Pedagogische Academie (onderbrekening militaire dienst) Effectief Communiceren (tweejarig trainingstraject) Magistrum managementopleiding (tweejarig Fontys hogescholen)
Werkervaring: 1978 – 1983 Leraar primair onderwijs 1983 – 1998 Directeur/ leraar primair onderwijs (combinatiefunctie te Doenrade) 1997 – 2001 Directeur/ directie huisvesting en bestuurssecretariaar (combinatiefunctie met vorige en volgende functie), te Schinnen.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
65/75
1998 – 2005 2003 – 2004 2005 – heden
Directeur primair onderwijs (te Oirsbeek) Interim directeur (combinatie taak met directeurs functie) Algemeen directeur primair onderwijs.
Bestuurlijke ervaring: 15 jaar lid gemeentelijke onderwijscommissie
Panellid de heer dr. C. Vreugdenhil De heer Vreugdenhil is ingezet als panellid vanwege zijn domeindeskundigheid, onderwijsdeskundigheid en internationale deskundigheid op het gebied van onderwijskunde, pedagogiek, onderwijspsychologie en -filosofie. De heer Vreugdenhil heeft geruime tijd gewerkt als onderwijzer en schoolleider in het lager onderwijs, als leraar Nederlands en maatschappijleer in het voortgezet onderwijs, als docent aan lerarenopleidingen, zowel in de initiële opleiding als in de nascholing, als docent onderwijskunde aan de lerarenopleiding basisonderwijs. De heer Vreugdenhil was schoolbegeleider voor het basisonderwijs en van 1985-1993 projectleider APS (Algemeen Pedagogisch Studiecentrum) in Amsterdam/Utrecht voor de ontwikkeling van lerarenopleidingen, waar hij van 1993 tot en met 1997 directeur was. Vanaf 1998 tot heden is hij zelfstandig onderwijsconsultant (Vreugdenhil Onderwijsontwikkeling), daarnaast was hij van 2002 tot 2006 lector aan de Hogeschool Iselinge in Doetinchem. Van 1998 tot 2001 voerde de heer Vreugdenhil werkzaamheden voor universiteiten uit; hij was onder andere in 1998 lid van de visitatiecommissie voor de studie Onderwijskunde aan Nederlandse Universiteiten Vanaf 1991 heeft de heer Vreugdenhil gewerkt in het buitenland, hij was adviseur onder meer van de staatssecretaris van Onderwijs in de Duitse deelstaat Thüringen, van de visitatiecommissie Akademia Pedagógiko Kòrsou (APK) op Curaçao. Van 1998-2000 was hij mede-ontwikkelaar van een nieuw stelsel voor de lerarenopleidingen op de Nederlandse Antillen, van 1999 tot 2004 was hij projectleider bij een soortgelijk project in Uganda. Tot slot heeft de heer Vreugdenhil talloze publicaties, zowel artikelen in tijdschriften als boeken en brochures, zowel op het gebied van Leesonderwijs als op het gebied van onderwijsconcepten en schoolontwikkeling, zowel voor de lerarenopleiding (brochures en artikelen) als hoofdstukken in boeken van andere auteurs. De heer Vreugdenhil heeft individuele instructies ontvangen over het visitatieproces de de werkwijze van NQA. Opleiding: 1956 – 1958 1972 – 1979 1981 – 1982 1987 – 1992
kweekschool voor onderwijzers kandidaats en doctoraal wijsgerige en historische pedagogiek (cum laude) postdoc opleiding leer- en ontwikkelingspsychologie voorbereiding dissertatie
Werkervaring: 1958 – 1976 1976 – 1977 1976 – 1979 1977 – 1979 1979 – 1985 1985 – 1993 1993 – 1997 1989 – 1997 2002 – 2006 1998 – heden
onderwijzer en schoolleider in het lager onderwijs wetenschappelijk onderzoeker Universiteit Utrecht docent Nederlands en Maatschappijleer middelbaar onderwijs docent pedagogiek en filosofie lerarenopleiding beroepsonderwijs schoolbegeleider voor het primair onderwijs projectleider lerarenopleidingen APS Amsterdam directeur APS Amsterdam/Utrecht docent onderwijskunde lerarenopleiding basisonderwijs (parttime) lector Hogeschool Iselinge Doetinchem zelfstandig onderwijsconsultant
66/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
Panellid student de heer D. de Vries De heer De Vries is ingezet als studentpanellid. Hij is vierdejaars pabostudent aan Hogeschool Domstad te Utrecht. Naast zijn opleiding zit de heer De Vries in de medezeggenschapsraad. De heer De Vries is hij representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding. Hij beschikt over studentgebonden deskundigheid met betrekking tot studielast, onderwijsaanpak, voorzieningen en kwaliteitszorg bij opleidingen tot leraar basisonderwijs. De heer De Vries heeft de NQA-visitatietraining hoger onderwijs bijgewoond. Voor deze visitatie is hij aanvullend individueel geïnstrueerd. Opleiding: 2000 MAVO, Ashram college, Alphen aan den Rijn 2004 CIOS opleiding sport en bewegen, NOVA College, Haarlem 2005 – heden Pabo, Hogeschool Domstad, Utrecht Werkervaring: 2000 – 2005 Zomer 2004 2004 – 2006 2006 – 2007 2007 – heden
Postkamer, verkoop, reisuitvoering, Peter Langhout Reizen, Alphen aan den Rijn Badmeester, zwembad ‘de Hoorn’, Alphen aan den Rijn Judo/jiu jitsu leraar, budoschool Arashi, Alphen aan den Rijn Barman, Poolcafe Friendship, Alphen aan den Rijn Alphahulp, Aveant, Utrecht
Panellid NQA de heer drs. J.H. Boerke De heer Boerke is ingezet als NQA panellid. Hij heeft eerdere ervaring met visitaties in verschillende domeinen en 12 jaar lang ervaring met visiteren in het HBO. Hij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij Lloyd’s Register en het Nederlands Instituut voor Kwaliteit. Opleiding: 1959 – 1965 1965 – 1973 1982 – 1987 1987 – 1988 1990
HBS-A Doctoraal Nederlands Doctoraal onderwijskunde Assistant-to-the-manager Culturele bedrijfsvoering
Werkervaring: 1973 – 1981 1985 – 1987 1987 – 1989 1989 – 1992 1992 – 1996 1997 – 2003 2004 – heden
Lyceum Sancta Maria Ministerie van O&W Nieuw Elan/De Baak VNO Nederlands Instituut voor Kunst en Management Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KivI) HBO-raad NQA
Panellid NQA de heer P. van Achteren BLL Panellid de heer Van Achteren heeft in 2006 de opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening aan de Hogeschool van Utrecht afgerond. Daarna heeft hij onderwijskunde en politicologie gestudeerd. Sinds 2008 is de heer Van Achteren werkzaam als junior auditor bij NQA. Hij heeft ervaring met verschillende visitaties in uiteenlopende sectoren van het hbo.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
67/75
Opleiding: 1995 – 1999 1999 – 2001 2001 – 2002 2002 – 2006 2006 – 2007 2006 – heden
Werkervaring: 2008 – heden 2006 – 2007 2006 – 2007 2005 – 2007 2004 – 2005
68/75
Mavo, RSG Stad en Esch, Meppel Havo, profiel Economie en Maatschappij, RSG Stad en Esch, Meppel Management, Economie en Recht, Christelijke Hogeschool Windesheim, Zwolle Sociaal Juridische Dienstverlening, Hogeschool Utrecht, Utrecht Onderwijskunde, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam Politicologie, Politieke structuren en Processen, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam
NQA, junior auditor Docentenauditor ISBW opleidingen Studentpanellid NQA, visitaties 3 SJD-opleidingen Voorzitter opleidingscommissie SJD Stagiair beleidsmedewerker/publieksvoorlichter Tweede Kamerfractie D66
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Dag 1 Visitatiedatum: 08 oktober 2008 Tijdstip Programmaonderdeel
Deelnemers
09.00 – 12.00 uur
Ontvangst Materiaalbestudering
(Visitatiepanel)
12.00 – 12.45 uur
Lunch
12.45 – 13.30 uur
Gesprek met management
Opleidingsmanagement (4 personen)
13.30 – 14.15 uur
Gesprek met studenten
representatieve groep van 10 studenten, verspreid over studiejaren, varianten,locaties en vooropleiding
14.15 – 14.30
Pauze
14.30 – 15.15 uur
Gesprek met docenten
representatieve groep van 11 docenten: verspreid over vakken, specifieke taken (bijv. begeleiding/ stagebegeleiding), varianten etc.
15.15 – 16.00 uur
Gesprek met werkveld en afgestudeerden
5 leden werkveldcie, stagebegeleiders, werkgevers 4 Recent afgestudeerden
16.00 – 17.00 uur
Paneloverleg
(Visitatiepanel)
Dag 2 Visitatiedatum: 9 oktober 2008 Tijdstip Programmaonderdeel
Deelnemers
08.30 – 09.30 uur
Materiaalbestudering om alvast wat werk (Visitatiepanel) in te kunnen zien.
09.30 – 11.30 uur
Presentaties van (derde-) en vierdejaarsstudenten (ongeveer 8) over de toetsen, werkstukken, stages en afstudeerwerk.
8 Studenten Er is tijdens en na de presentaties gelegenheid tot het stellen van vragen.
11.30 – 12.30 uur
Gesprek met docenten/afstudeerbegeleiders over het afstudeerwerk wat het panel heeft bestudeerd.
7 Docenten
12.30 – 14.30 uur
Lunchpauze en paneloverleg
14.30 – 15.00
Tweede gesprek management
Opleidingsmanagement
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
69/75
70/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Gedurende de visitatiedagen op 8 en 9 oktober 2008 lagen alle bijlagen waar in de Zelfevaluatierapportage naar verwezen wordt ter inzage. Daarnaast is een aantal aanvullende documenten gepresenteerd: • • • • • •
Beleidsnotitie Minors. CV’s van alle medewerkers van de opleiding. Dekkingsmatrix curriculum en competentieprofiel. Didactisch concept (conceptversie 0.1). Jaarplan Kwaliteitszorg 2008-2009. Onderwijs en Examenreglement 2008-2009.
A Actualiteitendossiers propedeusefase (inclusief beoordeling) Afstudeerportfolio’s LIO-stage van diverse studenten uit de voltijd-, deeltijd- en duale opleiding Assessmentdossiers propedeusefase (inclusief beoordeling) Assessmentdossiers hoofdfase (inclusief beoordeling) Assessmentdossiers afstudeerfase (inclusief beoordeling) B Beroepsproduct keuzecursus Rouwverwerking Beroepsproduct keuzecursus Prentenboeken en anderstalige kleuters Blokboeken afstudeerfase blok 1 t/m 4 Boekenlijsten voltijd-, deeltijd- en duale opleiding (alle studiejaren) C Comptentiegids “De leraar basisonderwijs” Cursusbeschrijvingen keuzecursussen Cursusbeschrijvingen en materialen bijlessen taal en rekenvaardigheid G Groepsopdracht bewegingsonderwijs (inclusief beoordeling) H Handleiding assessmentdossier propedeusefase Handleiding assessmentdossier hoofdfase Handleiding propedeuseassessment Handleiding hoofdfaseassessement K Keuzecursus schrijven: handleiding, studentmaterialen en diploma Keuzecursus bordtekenen: handleiding Keuzecursus Brede school: handleiding en studentmateriaal
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
71/75
Kunsteducatie studiehandleiding propedeusefase Kunsteducatie beroepsproducten propedeusefase (inclusief beoordeling) Kunsteducatie studiehandleiding hoofdfase Kunsteducatie beroepsproducten hoofdfase (inclusief beoordeling) Kunsteducatie studiehandleiding afstudeerfase L Leeftijdsspecialisatie onderwijskunde jonge kind en oudere kind, afstudeerfase: werkstukken Leeftijdsspecialisatie taal jonge kind en oudere kind, afstudeerfase: werkstukken Leeftijdsspecialisatie rekenen, jonge kind en oudere kind, afstudeerfase: werkstukken Leersverslag ABK, propedeusefase 2008-2009 Leersverslag ABK, hoofdfase 2008-2009 Leskist geschiedenis (keuzecursus) Leerverslagen en beroepsproducten zorgverbreding en onderwijskansen Leerplanschema’s voltijdopleiding 2008-2009 (alle studiejaren) Leerplanschema’s deeltijdopleiding 2008-2009 (alle studiejaren) Leerplanschema’s duale opleiding 2008-2009 (alle studiejaren) Literatuur van de boekenlijst Logopedie: opdrachten en werkstukken propedeuse- en hoofdfase M Materialen cursus taalvaardigheid Materialen cursus rekenvaardigheid Mentorencursus werkveld: handleiding en aanvullend materiaal Minorhandleiding Mondiale vorming & bijbehorend studentenmateriaal Minorhandleiding Omgaan met verschillen & bijbehorend studentenmateriaal Minorhandleiding Samen naar school & bijbehorend studentenmateriaal Minorhandleiding Wereldvakken & bijbehorend studentenmateriaal Minorhandleiding Interantionalisering & bijbehorend studentenmateriaal Minorhandleiding Early Bird: Engels in het basisonderwijs & bijbehorend studentenmateriaal Minorhandleiding De Brede School& bijbehorend studentenmateriaal Minorhandleiding Kunsteducatie & bijbehorend studentenmateriaal Minorhandleiding Taal & bijbehorend studentenmateriaal Minorhandleiding Rekenen & bijbehorend studentenmateriaal O Oriëntatieboek propedeusefase Rotterdam Oriëntatieboek propedeusefase Dordrecht Omgevingsonderwijs opdracht en beroepsproducten hoofdfase (inclusief beoordeling) Overzichtslijst keuze-onderwijs P Portfolio schrijven propedeusefase Projectboek Pabo Hogeschool Rotterdam Projectopdrachten en eindwerkstukken propedeusefase (inclusief beoordeling)
72/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
Projectopdrachten en eindwerkstukken hoofdfase (inclusief beoordeling) Propedeuseassessments jonge kind Propedeuseassessments oudere kind R Readers uit diverse studiejaren en opleidingsvarianten Reflectorwerkboek Reflectoruitslagen Roosters voltijdopleiding 2008-2009 (alle studiejaren) Roosters deeltijdopleiding 2008-2009 (alle studiejaren) Roosters duale opleiding 2008-2009 (alle studiejaren) S Semesterboek propedeusefase jonge kind Semesterboek propedeusefase oudere kind Semesterboek hoofdfase jonge kind Semesterboek hoofdfase oudere kind Semesterboek hoofdfase zorgverbreding en onderwijskansen Stageboek propedeusefase Stageboek hoofdfase Stageboek leeftijdspecialisatie (oud) Stageboek afstudeerfase Stageboek LIO-stage Studiegids 2008-2009 Studieloopbaancoachingsboek Pabo Hogeschool Rotterdam Studieloopbaancoaching werkboek propedeusefase Studieloopbaancoaching docentenhandleiding propedeusefase Studieloopbaancoaching werkboek hoofdfase Studieloopbaancoaching docentenhandleiding hoofdfase Studieloopbaancoaching werkboek afstudeerfase Studieloopbaancoaching docentenhandleiding afstudeerfase T Themaweek Verhalend Ontwerpen: studie-informatie Themaweek Omgevingsonderwijs: studie-informatie Toets Onderwijskunde jonge kind propedeusefase (incl. beoordelingssleutel en toetsmatrijs) Toets Onderwijskunde oudere kind propedeusefase (incl. beoordelingssleutel en toetsmatrijs) Toets Onderwijskunde jonge kind hoofdfase (incl. beoordelingssleutel en toetsmatrijs) Toets Onderwijskunde oudere kind hoofdfase (incl. beoordelingssleutel en toetsmatrijs) Toets Onderwijskunde onderwijskansen Toets Taal jonge kind propedeusefase (incl. beoordelingssleutel en toetsmatrijs) Toets Taal oudere kind propedeusefase (incl. beoordelingssleutel en toetsmatrijs) Toets Taal jonge kind hoofdfase (incl. beoordelingssleutel en toetsmatrijs) Toets Taal oudere kind hoofdfase (incl. beoordelingssleutel en toetsmatrijs)
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
73/75
Toets NT2 hoofdfase Toetsen taalvaardigheid Toets Interculturele Communicatie hoofdfase Toets Rekenen jonge kind propedeusefase (incl. beoordelingssleutel en toetsmatrijs) Toets Rekenen oudere kind propedeusefase (incl. beoordelingssleutel en toetsmatrijs) Toets Rekenen jonge kind hoofdfase (incl. beoordelingssleutel en toetsmatrijs) Toets Rekenen oudere kind hoofdfase (incl. beoordelingssleutel en toetsmatrijs) Toetsen rekenvaardigheid Toets Natuur oudere kind propedeusefase (inclusief beoordelingssleutel en toetsmatrijs) Toets Geschiedenis oudere kind propedeusefase (inclusief beoordelingssleutel en toetsmatrijs) Toets Aardrijkskunde oudere kind propedeusefase (inclusief beoordelingssleutel en toetsmatrijs) Toets Wereldoriëntatie jonge kind propedeusefase (inclusief beoordelingssleutel en toetsmatrijs) Toets Natuur oudere kind hoofdfase (inclusief beoordelingssleutel en toetsmatrijs) Toets Geschiedenis oudere kind hoofdfase (inclusief beoordelingssleutel en toetsmatrijs) Toets Aardrijkskunde oudere kind hoofdfase (inclusief beoordelingssleutel en toetsmatrijs) Toets Gezondheidskunde hoofdfase (inclusief beoordelingssleutel en toetsmatrijs) Toets Burgerschapsvorming hoofdfase (inclusief beoordelingssleutel en toetsmatrijs) V Voorlichtingsbrochure voltijdopleiding 2009-2010 Voorlichtingsbrochure deeltijd- en duale opleiding 2009-2010 Voortgangstoetsen en beoordelingen studiejaar 2007-2008 Voortgangstoetsen en beoordelingen studiejaar 2008-2009 W Website Simon van Gijnmuseum: producten naar aanleiding van een kunstproject Website concentratie: product naar aanleiding van de minor Omgaan met Verschillen Werkstuk geschiedenis jonge kind Werkstukken beeldend oudere kind
74/75
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
Bijlage 5:
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl Opleidingscompetenties: Bij de aanvraag voor accreditatie zal voor een overzicht van de nagestreefde competenties de opleiding het rapport Competentieprofiel Pabo opnemen.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam: Opleiding tot leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor (vt/dt/du)
75/75